Você está na página 1de 8

ECONOMISCH-

HISTORISCH JAARBOEK
Bijdragen tot de Economische Geschiedenis
van Nederland
.
. UITGEGEVEN DOOR

DE VEREENIGING

Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief


GEVESTIGD TE 's-GRAVENHAGE

TWAALFDE DEEL

'S-GRAVENHAGE

MARTINUS NIJHOFF
1926

IV.
EEN MEMORIE DER GENERAALMEESTERS VAN DE MUNT AANGAANDE DE CONTROLE OP DE MUNTMEESTERS, MEDEGEDEELD DOOR DR. J. G. VAN DILLEN.
Tijdens den opstand tegen Spanje was het muntwezen in ons land deerlijk in verval geraakt. Een eerste poging tot herstel deed Leicester in 1586
door uitvaardiging van een groot muntplakkaat, dat vele goede bepalingen
bevatte. De nakoming hiervan liet evenwel zeer veel te wenschen over. In
de eerste helft der 17de eeuw was de muntverwarring dan ook nog zeer
groot 1). Ret geld der Republiek, - rijksdaalder, leeuwendaalder en gouden
ducaat - werd door minderwaardige buitenlandsche penningen uit de circulatie verdrongen. Ret bleek dat de strengste strafbepalingen de "steygeringhe" der goede geldstukken niet konden beletten. De agio der volwaardige penningen was het natuurlijke gevolg van de circulatie van veel
minderwaardig geld. Dit laatste bestond volstrekt niet alleen uit buitenlandsche penningen, want ook op de Munten der Republiek werd dikwijls
geknoeid ten aanzien van gehalte en gewicht. In het bijzonder werd door
de muntmeesters een veel te groote hoeveelheid pasmunt in circulatie gebracht. Een plakkaat uit het jaar 1636 constateert dan ook, dat de menigvuldigheid van circuleerende penningen niet alleen veroorzaakt wordt
door het binnenstroomen van buitenlandsch geld, "maer oock door de inlandsche, soo provinciale als rijcksmunten, dewe1cke van haere respective
heeren gelicentieert worden, onder het een pretext oft 't ander, sonder nochthans eenighen schijn van noodwendigheyt ofte dienst, nu d'een dan d'ander payementen 2) te maken .... "
Een belangrijke oorzaak der muntverwarring was gelegen in de talrijkheid der muntwerkplaatsen. In de Republiek waren niet minder dan 14
Munten gevestigd. Elk der zeven provincies had, als souverein, het muntrecht, terwijl ook West-Friesland een eigen Munt bezat. Bovendien waren
in het Oosten des lands nog zes steden, die vanouds het muntrecht hadden
en daarvan geen afstand wilden doen. De 14 muntmeesters waren geen
') Vgl. mijn .artikelen .. Valuta-moeilijkheden en giro-verkeer tijdens de Republiek", Tijdschrift voor Geschiedenis, jg. 40 en 41.
2) Pasmunt.
.

136

EEN MEMORIE DER GENERAALMEESTERS VAN DE MUNT

ambtenaren, maar oefenden - tegen uitkeering van het z.g. sleischat


(seigneuriage) aan provincie of stad - hun bedrijf als ondernemers uit.
De hevige concurrentie der muntmeesters had natuurlijk een ongunstigen
invloed op het muntwezen. Al te groote excessen zijn evenwel uitgebleven,
hetgeen te danken is geweest aan de strenge contrale van de Generaalmeesters van de Munt. Dit college, dat reeds in den landsheerlijken tijd bestaan
bad, doch tijdens den Opstand verdwenen was, is in 1586 herleefd, nu als
centraal orgaan der Republiek. De Generaalmeesters hadden een tweeledige taak: 1. het uitoefenen van toezicht op de muntmeesters; 2. het
geven van adviezen aan de Staten-Generaal en aan de Staten der provincies.
Sinds het midden der 17de eeuw is het muntwezen belangrijk verbeterd.
Het aantal der buitenlandsche penningen, die wettigen koers hadden, was
reeds geleidelijk steeds meer beperkt. De munthervorming van 1659 schiep
twee nieuwe Nederlandsche penningen, den ducaton en den zilveren ducaat (of nieuwen rijksdaalder), waardoor de circulatie der Zuid-Nederlandsche ducatons en patacons vanzelf ophield. In de tachtiger jaren der 17de
eeuw is een aanvang gemaakt met den aanmunt van den gulden, die tot
dusverre alleen rekenmunt was geweest. Een bijzonder gunstigen invloed
had ook de opheffing, in 1694, der zes stedelijke Munten .
Doch naast dit alles is voor de ;verbetering van ons muntwezen het toezicht der Generaalmeesters van de Munt een zeer belangrijke factor geweest. Hoe dit toezicht werd uitgeoefend, wordt uitvoerig beschreven in
het rapport der Generaalmeesters, dat hierbij wordt gepubliceerd.
Deze memorie, gedateerd 3 Maart 1788, is opgesteld op ~erzoek der
Staten-Generaal, ten behoeve van den envoye van den Keizer, den graaf
Van Merode, die over dit onderwerp inlichtingen had gevraagd uit naam
van het Gouvernement-generaal der Oostenrijksche Nederlanden.
Ret berust in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage, StatenGeneraal, no. 5381.
v.D .

. .. Waarom sij van advise souden sijn, dat aan welgemelte


Heere grave Van Merode, in antwoord op desselfs memorie, soude
konnen werden toegevoegd: dat op yder der Nederlandsche Munten sich bevinden een muntmeester-particulier, een waradijn, een
essayeur-particulier, een smitmeester of opperste der werklieden
en eenige meesters en geseilen, welke aile door de Raaden en GeneraaImeesters in den eed van den lande worden genoomen; dat,
alvorens tot de bewerking en muntslag der specien wordt overge-

AANGAANDE DE CONTR6LE OP DE MUNTMEESTERS

137

gaan, van yder gedane smelting door den ess~yeur-particulier,


ten overstaan van den muntmeester, indien het hem gelieft, een
proeve wordt genomen, waarvan door hem telkens een geteekend
biljet aan den waradijn word overgeleverd, inhoudende precise
melding van den alloy, teneynde den waradijn daaruyt kan sien,
of de te munten specie voldoed aan den voet, waarop deselve door
H.Ho.Mo. ter uyterste remedie is bepaald, welke biljetten door
den waradijn moeten worden bewaard om sich daarmede bij de
opening der muntbusse te konnen verantwoorden.
De penningen gemunt en ten comptoire van den muntmeester
opgebragt sijnde, word door den waradijn de gemunte specie geexamineert; van yder voor den muntmeester te doene leverantie
moet hy uyt de geheele massa, sonder verkiesing, opweegen drie
marken en vervolgens deselve bicquetteeren om na te gaan, of de
specie in den gewigte, so per mark werks als per stuk, voldoet aan
den voet, daar deselve bij H.Ho.Mo. ter uyterste remedie op sijn
bepaald. Voorts moet hij van yder gemunte 30,20 of mindermarken van de zilvere en van yder 6 marken der goude specien, nadat
zulks bij de ordonnantien op yder specie is bepaald, bij avontuur
en sonder verkiesing eenen penning neemen en die depositeeren in
een busse, welke daartoe bij de Hooge Collegien, aan wie het werk
der munte is aanbevoolen in yeder der provincien, daar sich een
Munt bevind, behoorlijk versegelt, is in gereedheyt gebragt, en
onder welke de differente sleutels tot de tijd der opel}inge van deselve bewaard blijven. Vervolgens is den waradijn verplicht van
den hiervoor gemelde smitmeester of opperste der werklieden te
vragen een biljet van de quantiteyt van marken, welke hij ten
comptoire van den muntmeester op yder dag heeft geleverd, om
sich ook daarmede te konnen verantwoorden. De waardijn en
smitmeester houden yder een apart boek van de penningen, die
vermunt sijn.
De waardijn moet, behalven van de quantiteyt van marken,
ook precise notitie houden van de gebuste penningen om versekerd te sijn, dat er geen specien meer sijn afgeleverd, als waarvan de geordonneerde quantiteyt penningen behoorlijk in de busse
sijn gebragt.
Wanneer sich in de busse een sekere quantiteyt van goude en
silvere specien bevind, naarmaate sulks bij de bovengemelde Hoge
Staatscollegien is bepaald ofte sulks bij den muntmeester-parti-

138

EEN MEMORIE DER GENERAALMEESTERS VAN DE MUNT

culler versorgt word, worden de Raaden en Generaalmeesters en


essayeur-generaal van de Munten door de Hooggemelde Hooge
Staatscoilegien beschreven om de muntbussen te openen en de
penningen, sich daarin bevindende, te examineeren.
Ten vastgestelden dage komen die Hoge Coilegien, coilegialiter
der provincien gecommitteerdens, nadat sulks in yder der provincien gebruykelijk is, met de Raaden en Generaalmeesters en essayeur-generaal van .de Munten bij den anderen, wanneer aan den
laatstgemelte worden overgeleverd de sleutels der muntbussen,
die alsdan de zegels en slooten naauwkeurig examineert en, na deselve in ordre bevonden te hebben, de busse opent endepenningen,
die er in bevonden worden, er liyt ligt. Vervolgens gaan de Raaden
en Generaalmeesters en essayeur-generaal, nadat de ceremonie
der openinge van de muntbusse is afgeloopen, over tot het opneemen der boeken van de waradijn en smitmeester, of die met
den anderen overeenkomen. Men siet punctueel na, of de gebuste
penningen quadreeren met de getalen der marken, die door de
muntmeester-particulier sijn afgeleverd, en of de biljetten van den
essayeur-particuller aan de bepaalden ailoy hebben voldaan.
Voorts worden de specien, die in d~ busse worden bevonden,
geteld, of die precies overeenkomen met de aantekeningen, door
den waradijn gehouden, waarna den essayeur-generaal ter presentie van de Raaden en Generaalmeesters overgaat tot het opwegen van aile de specien, die sich in de busse bevinden, in dezer
voegen, dat men het gewigt van hetgeen yder mark werks ter
uyterste remedie moet houden, in de schale legt en daartegenover
stelt soveel stukken, als yder mark werks moet houden, sodanig
dat aile de specien, namate er in het mark werks gaan, bij enkele
marken en behoorlijke verschalingen worden gewogen. Naar,het
afloopen van aile de opwegingen, die op aile de Munten met's
lands gewigt, onder den essayeur-generaal berustende, worden
gedaan, word yder specie op sichselve berekend en uyt aile de in
de muntbusse bevonden specien word nagegaan, of de muntmeester voor al hetgeen hij na de laatste muntbusopening heeft
gewerkt, aan sijn pligt naar advenant van den geordonneerden
voet omtrent het gewigt heeft \roldaan. Na het examen van het
gewigt der specien word den muntmeester en essayeur-particulier
door de Raaden en Generaalmeesters en essayeur-generaal afgevraagt wat quantiteyt van marken van yder specie, welke sich in

AANGAANDE DE CONTROLE OP DE MUNTMEESTERS

139

de muntbusse hebben bevonden, sij verkiesen, dat tot het maaken


van den essay worden gebeesigt; hieromtrent door hun een verkiesing zijnde gemaakt, worden uyt de massa der buspenningen
van yder specie door de Raaden en Generaalmeesters en essayeurgeneraal bij avontuur, egter met reguardneming namate de specien in yder jaar sijn gemunt, genomen soveel marken, als sij hebben komen te verkiesen.
De specien, door den muntmeester en essayeur-particulier tot
den essay versocht en, als voorseyt, uyt de generaale massa genomen, worden door den essayeur-generaal met's lands wapen bestempeld, vervolgens worden deselve doorgesneden en van yder
specie d' eene helft in nieuwe kroesen in presentie van de Raaden
en Generaalmeesters en essayeur-generaal gesmolten en de wederhelfte, zijnde de gestempelde, bewaard, om bij voorkomende
desastres, door het smelten als andersints te ontstaan, te worden
gebruykt. Voorts worden de lootkogels, welke tot den essay worden gerequireert, gegoten, en van yder soort, naarmate er bij differente specien worden gerequireert, twee in capellen afgedreeven
en daarvan d'overblijvende lootgrijntjes bewaard, en vervolgens
het essaywater door den essayeur-generaaI geprobeert.
Nadat er staafjes van yder specie zijn gegooten, de inwegingen
gedaan en alles ten vuure is afgeloopen en de goude essayen door
de wateren sijn gepasseert, worden de silvere broodjes en goude
cornetten, in presentie van de Raaden en Generaalmeesters, door
den essayeur-generaal opgewogen en bewaarde lootgrijntjes bij
het gewigt voor de silvere essayen gevoegt en na de uytkomst van
yder specie wordt gerekend al hetgeen de muntmeester sedert
zijn laatste muntbusopening heeft verarbeyd.
Gebeurd het, dat er een defect in den alloy word gevonden, versoekt den muntmeester eene hervatting van de gemaakte proeve,
't welk ordinair word geaccordeerd. Bij de finale uytkomst een
erreur ontdekt wordende, moet den muntmeester hetselve ten
behoeven van den lande boeten, sodanig als bij 's lands ordonnantien is bepaald.
Nadat yder muntbusopening is afgeloopen, worden de Muntsofficiant en door de Raaden en Generaalmeesters weder opnieuws
in eed genomen.
Al het hiervorens gemelte word op alle de Munten in de Vereenigde N ederlanden nog he den ten dage in agt genomen. N auw-

140

EEN MEMORIE DER GENERAALMEESTERS VAN DE MUNT ENZ.

keuriger ondersoek heeft men altoos gemeend, dat in geen practijcque kan worden gebragt, en d'ondervinding leerd noch dagelijks, 'dat aIle de Nederlandsche commercie-penningen met graagte in verscheyde vreemde landen om derselver goed bestaan worden aangenomen, hetgeen sekerlijk niet .wijnig aan het gemelte
exacte ondersoek is te attribueeren.
De Raaden en Generaalmeesters vermeenen door dese naauwkeurige opening van de wijse, welke hier te lande op de Munte, so
bij de openingen der muntbussen als andersin,ts, plaats heeft, het
best te beantwoorden de vraag, in de memorie van den heere keyserlijke gesant voorkomende, terwijl men, deselve veigelijkende
met die, welke volgens de aan bovengemelde memorie geannexeerde note in de Oostenrijkse Nederlanden in trijn is, gemakJ<:elijk kan sien, hoe nabij de manieren elkanderen gelijk sijn
of van den anderen verschillen.
En wat betreft de vrage, of er ook een ander manier soude voorhanden sijn als die, welke so hier als in de Oostenrijksche Nederlanden in praktijk is, sodat het werk met geen minder sekerheyd,
maar met meer expeditie verrigt wierd, so moeten de Raaden en
Generaalmeesters - hoeseer sij daarop sederd langen tijd sijn
bedagt geweest - volmondig bekennen, dat hun tot hiertoe geen
sekerder, veyliger en meer bespoedigende wijse is voorgekomen als
die, welke tot hiertoe in de Republiek is geobserveerd geworden en
dat het selfs seer moeyelijk, ja gevaarlijk soude zijn daarin eenige
veranderingen te maken, waarvan men dikwels eerst naderhand
'
de inconvenienten soude ontdekken 1) .

1) Ret stuk is onderteekend door de Generaalmeesters G. Brantsen, D. Boetselaer


en B. van Slingelandt.

Você também pode gostar