Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
EINDVERSLAG AFSTUDEREN
AUTEUR
Naam | Jelle Rinsema
Studentnummer | 37507
Semester | S8
Studiejaar | 2008/2009
Opleiding | Bouwkunde (Bachelor of Built Environment)
Afstudeerrichting | Architectuur
UITGAVE
Versie | Definitief
Datum | 19-05-2009
BEGELEIDERS
1e begeleider | Ing. W.A.M. Audenaert arch. AvB
2e begeleider | Ir. A. Blankenstijn
VOORWOORD
De opleiding Bouwkunde aan de Hogeschool Zeeland,
te Vlissingen, dient te worden afgesloten met een afstu-
deerproject. Met betrekking een gekozen gebouw wordt
het technisch uitgewerkt. Hiervan worden een verslag
en technische tekeningen gemaakt. Voor u ligt het af-
studeerverslag.
Jelle Rinsema
20-05-2009
SAMENVATTING
Op het Zeeburgereiland, in het IJ, nabij Amsterdam werd
op 13 november 2006 begonnen met de sloop van een
waterzuiveringsinstallatie. Deze moest plaats maken
voor nieuwbouw woningen. Het enige wat overbleef na
de sloop waren 3 silo’s en 2 gemalen.
9 MATERIAALKEUZE 66
9.1 Opbouw 66
9.1.1 Gevels 66
9.1.2 Vloeren 66
1 Achtergronden
1.1 Voorgeschiedenis oo Kan ik een goed doordacht en beargumenteerd ont-
Op de Hogeschool Zeeland, opleiding Bouwkunde, afstu- werp maken?
deervariant ‘Architectuur‘ moet een eigen ontwerp ont- oo Kan ik het ontwerp en de van invloed zijnde factoren
wikkeld worden tot technisch uitvoerbaar plan. met elkaar integreren?
8
Ligging t.o.v. Amsterdam
9
2 Projectgrenzen en randvoorwaarden
2.1 Projectgrenzen
Het project heeft grenzen waar rekening mee wordt ge-
houden. Deze grenzen zijn:
Basis ‘Bouwtechniek’:
oo Het ontwerp dient verder uitgewerkt te worden tot
bouwkundige en constructieve bestek- en werktekenin-
gen;
oo Installaties (riolering, sanitair, drinkwater, elektrici-
teit, klimaatinstallatie, liften, noodverlichting, zonwering
etc.) dienen in het gebouw geïntegreerd te worden;
oo Bouwfysisch moet er rekening gehouden worden
met gebruiksoppervlakte, Rc-waarde, klimaatbeheer-
sing, daglichttoetreding, geluidwering en warmteweer-
stand van de diverse elementen en ruimten. De diverse
voorzieningen moeten onderzocht, gedimensioneerd en
geïntegreerd worden in het project;
oo De voorzieningen voor brandveiligheid moeten wor-
den onderzocht en geïntegreerd in het gebouw;
oo Alle toegepaste elementen en gekozen bouwmetho-
den worden getoetst op uitvoerbaarheid;
Afstudeerrichting ‘Architectuur‘:
oo Vanuit de context het ontwerp verantwoorden in re-
latie met maatschappelijke en cultuurhistorische conse-
quenties van ingrepen met verdieping op basiselemen-
ten;
oo Een architectonisch concept vertalen in een consis-
tent ruimtelijk beeld;
oo Een gebouw bouwtechnisch uitwerken in relatie tot
de uitgangspunten voor het ontwerp;
oo Tijdens het ontwerp onderhoudsaspecten integreren
in het ontwerp;
oo Samenwerken met anderen met kennis van je eigen
sturende rol die specifiek is voor de ontwerpende disci-
pline.
2.2 Randvoorwaarden
Als randvoorwaarden is in het courseboek semester 8
het volgende opgenomen:
oo Het onderwerp moet een utiliteitsbouwproject;
oo Het project moet van een redelijke omvang en com-
plexiteit zijn, waarin ook een aantal grotere overspan-
ningen voorkomen en van minimaal 2 verdiepingen;
oo Het te ontwerpen gebouw moet voldoen aan het hui-
dige bouwbesluit, ARBO- wet, NEN-normen;
oo Het project start op 2 februari 2009 en dient ingele-
verd te zijn op 3 juni 2009, voor 10.00 uur.
10
11
3 Ontwerp
3.1 Geschiedenis
“Het Zeeburgereiland, waar het gebouw zich bevindt,
werd begin 20e eeuw aangeplempt met baggerslib af-
komstig uit het IJ en het Oostelijk Havengebied. Het was
lang een afgelegen gebied, maar vanaf 1957, toen de
Amsterdamse Brug en de Schellingwouderbrug via dit ei-
land de verbinding vormden tussen Amsterdam-Oost en
Amsterdam-Noord, werd het uit zijn isolement verlost.
Het eerste idee voor IJburg dateert uit 1965. In dat jaar
kwamen de architecten Van den Broek en Bakema met
hun Stad op Pampus. Op eilanden in het IJmeer, tussen
het Zeeburgereiland en Pampus, zou plaats zijn voor een
nieuwe wijk. Amsterdam koos toen echter voor de Bijl-
mermeer en groeisteden als Purmerend en Almere.
12
3.2 Omgeving
Het Zeeburgereiland is onderverdeeld in verschillende
buurten. De silo’s staan op het voormalige rioolwater-
zuiveringsterrein (RI-O). Op dit moment is het terrein
één grote zandvlakte. In 2010 start de woningbouw op
deze locatie. Hier komen ongeveer 1800 woningen en
voorzieningen zoals kinderopvang, naschoolse opvang
en basisonderwijs. Na RI-O wordt de Sluisbuurt ontwik-
keld. Hier komen naast woningen ook winkels en een
zorgcentrum.
13
3.3 Gebouw Hieronder zijn de originele tekeningen weergegeven,
Zoals bij de omschrijving van de omgeving is aangegeven deze zijn bijgevoegd als bijlage 1. De constructie zoals
zijn er 3 silo’s aanwezig op het terrein. De middelste silo hierboven omschreven is terug te vinden op deze teke-
wordt als opgave voor het afstuderen gekozen. ningen. Deze constructie wordt als uitgangspunt geno-
men bij het ontwerpproces. Mede omdat er vanuit het
De silo’s zijn allemaal als volgt opgebouwd: Stedenbouwkundig Plan geëist is dat de vorm van de
oo De diameter van de tank is 22,5 meter. De hoogte is silo’s herkenbaar terug dient te komen.
23 meter.
oo De wanden zijn 350 mm dik van gewapend beton. De gegevens zoals omschreven in deze paragraaf zijn uit-
oo De silo’s hebben een betonvloer van 500 mm dik op gebreid terug te lezen in bijlage 2. Dit is een kort verslag
palen. In de vloer zitten twee afwerklagen van respectie- van het onderzoek uitgevoerd door ABT.
velijk 30 mm en 70 mm, waartussen een isolatielaag is
aangebracht.
oo De fundering bestaat uit 111 palen, vierkant 420 mm,
met een lengte van ca. 19,5 m. Hiervan staan er 36 on-
der de wand en 75 gelijkmatig verdeeld onder de vloer.
oo Op de bovenkant van de silo’s is een betonnen dak-
vloer aangebracht. De dakvloer bestaat uit prefab be-
tonplaten van 130 mm dik. Hierop is een druklaag aan-
gebracht variërend van 120 tot 170 mm.
14
3.4 Algemene uitgangspunten moeten daarom representatief vormgegeven worden.
Als uitgangspunt wordt gekozen om de silo te behouden oo Er worden geen specifieke eisen gesteld ten aanzien
en de programmatie, conform het ‘Programma van Ei- van de onderlinge samenhang of verschijningsvorm tus-
sen’ (PvE), in het bestaande gebouw te realiseren. sen de drie silo’s.
Alle uitgangspunten, eisen en (beeld)verwachtingen die oo De formele entree van de silo’s bevindt zich aan de
opgenomen zijn in het ‘Programma van Eisen’ zijn mee- Boosterstraat.
genomen in het ontwerp. Het ‘Programma van Eisen‘ is oo Fietsparkeren moet op eigen terrein worden opge-
bijgevoegd als bijlage 3. lost.
oo Parkeerplaatsen op het terrein mogen niet zichtbaar
Uit het ‘Programma van Eisen‘ volgt dat de volgende zijn vanuit de omliggende woningen, of vanaf de omlig-
functies in het gebouw dienen te zijn ondergebracht: gende wegen.
oo Tentoonstellingsruimte
oo Filmzaal De afbeeldingen (op de volgende pagina) rechtsboven
oo Kantoorruimte en onderaan geven de bestaande situatie aan. De overi-
oo Sanitaire ruimte ge afbeeldingen geven de beoogde nieuwe situatie aan.
oo Foyer
oo Entree De verschijningsvorm van de omliggende bebouwing is
nog niet vastgesteld aangezien het een nieuw te bou-
Uit de eisen volgen ook de (beeld)verwachtingen, de wen wijk is. Dit wordt pas ontwikkeld nadat de facilitaire
silo’s dienen na de herbestemming nog steeds herken- complexen zijn gerealiseerd. In het stedenbouwkundig
baar te zijn. Zij dienen ook als kenmerkend aspect in de plan (26 maart 2007) zijn enkele aspecten opgenomen
nieuw te bouwen wijk, waarbij zij een ‘eye-catcher‘ vor- met betrekking tot de beeldvorming:
men, die zowel vanaf de snelweg als de provinciale weg
goed zichtbaar dient te zijn. “Het sportpark: het centraal gelegen sportpark geeft de
buurt nadrukkelijk een eigen gezicht. De velden worden
omzoomd door een brede groene parkrand met 2 bomen-
3.5 Beeldverwachting
rijen. De bebouwing langs het sportpark profiteert opti-
In de initiële prijsvraag was het criteria met betrekking
maal van de ligging aan een open groenen ruimte. Door
tot de beeldverwachting dat de uiterlijke verschijnings-
een open verkaveling kan de achterliggende bebouwing
vorm van de silo gehandhaafd en herkenbaar moest
ook profiteren van de groene ruimte van het park. Het
blijven. Aangezien binnen deze opgave volgens dezelfde
park loopt als het ware door in de blokken. Tegelijkertijd
criteria wordt gewerkt moet dit hier ook.
moet de bebouwing langs het park de open ruimte be-
grenzen. Voor deze bebouwingsrand is een optimale mix
3.5.1 Uitstraling
gevonden tussen een gesloten wand en een open verka-
In de prijsvraag waar deze silo uitkomt werden enkele
veling. In grote appartementenblokken van 7 lagen hoog
criteria genoemd waaraan de uitstraling van de silo
wordt de bebouwingsrand vormgegeven.“
moest voldoen. Aangezien de siloprijsvraag wordt ge-
bruikt als leidraad worden de uitstralingsaspecten zoals
omschreven door de gemeente aangehouden. 3.6 Lichttoetreding
Aangezien een tentoonstellingruimte veel licht vereist
oo De silo’s moeten in essentie herkenbaar blijven. Er worden hoge eisen gesteld aan de lichttoetreding. Voor-
mag wel aan, op of over de silo’s worden gebouwd, maar al diffuus, indirect zonlicht wordt geprefereerd. Verder
de huidige vorm mag niet verdwijnen. minimaliseert het het gebruik van kunstmatig licht. Dit is
oo De silo’s staan als los object in de ruimte. Alle zijden niet energieefficiënt.
3.7 (Binnen)afwerking
De binnenafwerking dient een lichte kleur te zijn (in
verband met de weerkaatsing van het licht). Ook dient
het onderhoudsarm te zijn en bestendig tegen bescha-
diging.
15
16
3.8 Referentieproject
Als referentieproject is het Gemini complex
in Kopenhagen van MVRDV architecten ge-
kozen. Hier zijn oude graansilo’s omgevormd
tot woningen. Afbeeldingen hiervan zijn ge-
toond op deze en de volgende pagina.
17
18
19
3.9 Schetsontwerp
In deze fase wordt het voorlopige ontwerp vorm gege-
ven. Hierbij worden verschillende vormen qua indeling
bekeken en beargumenteerd met voor- en nadelen.
Aangezien de buitenkant van de silo nagenoeg onveran-
derd blijft zal hier minder aandacht aan besteed worden.
Toch zal er een scheiding tussen intern en extern wor-
den gemaakt.
Aangezien als uitgangspunt is genomen dat het uiterlijk Afbeelding 1: bestaande silo
van silo nagenoeg onveranderd blijft kunnen hier weinig
openingen in gerealiseerd worden. Ook zou dit de con-
structie van de silo verzwakken. Om voldoende daglicht
het gebouw te laten betreden is ervoor gekozen het dak
entree
zo transparant mogelijk te maken. Aan de hand van een
lichtonderzoek, verder toegelicht in 3.9.2 zijn de moge- kaartverkoop
lijkheden hiervan onderzocht. foyer
filmzaal
3.9.2 Licht
Als het dak veel licht doorlaat dan dient dit nog steeds
diep in het gebouw door te dringen. Vloeren zijn hierbij
een belemmerende factor. Door de positie van de vloe-
ren te optimaliseren kan er zo veel mogelijk licht diep in
het gebouw doordringen. Om de meest optimale positie
en afmeting van de vloeren te bepalen is een lichtonder-
zoek verricht, welk als bijlage 5 is toegevoegd.
20
vloer. Dit aangezien variant 6 niet voldeed aan het ‘Pro-
gramma van Eisen‘. Uit het lichtonderzoek volgt dat dit
weinig verschil maakt. De lichtopbrengst binnen is voor-
namelijk gerelateerd aan de positie van de vloeren en
niet zo zeer het aantal vloeren (het verschil tussen 3 en
4 vloeren is miniem).
Variant 8 is uiteindelijk gekozen.
3.9.3 Vlekkenschema’s
De vlekkenschema’s zoals getoond in afbeelding 5 geven
de plaats van de ruimtes aan. Bij de situaties is rekening
gehouden met de bij stroomschema aangegeven relaties
tussen ruimtes. Er zijn veel varianten onderzocht. De 3
beste worden in afbeelding weergegeven. Uiteindelijk is
de derde variant gekozen.
3.9.4 Volumedispositie
Zoals hierboven is omschreven, is de lichtinval zeer be-
langrijk. Bepaalde functies hebben minder licht nodig Afbeelding 4: Variant 6
dan andere. De samenhang tussen lichtinval en positie
van het volume wordt om die reden nauwkeurig in de
gaten gehouden.
Uit het ‘Programma van Eisen‘ (bijlage 3) volgt dat de
volgende ruimtes in het gebouw gerealiseerd dienen te
worden:
oo Tentoonstellingsruimte groen
oo Filmzaal rood
oo Kantoorruimte blauw
oo Foyer & entree paars
oo Kaartverkoop oranje
oo Toiletten geel
oo Verkeersruimte zwart
21
De foyer en de toiletten, zijn in de afbeeldingen weerge-
geven als respectievelijk paars en geel. De foyer is een
de plek waar de daadwerkelijke entree in het gebouw
ervaren wordt. Vanwege het belang van dit volume, sa-
menhangend met het volume van de filmzaal (rood), is
ervoor gekozen de toiletten bij deze volumes te positio-
neren. De positie van de foyer is nauw verbonden met
de entree vandaar dat deze positie is gekozen. Afbeelding 6: relatie volumes & bestaande silo
22
3.10 Voorlopig ontwerp
3.10.1 Gevels
De functie van de gevels is onder te verdelen in meer-
dere onderdelen, namelijk:
oo Esthetisch
oo Bouwfysisch
oo Uitvoerbaarheid
oo Detaillering
23
3.10.2 Materialen 3.10.4 Uitvoerbaarheid
De toegepaste materialen zullen worden toegelicht in Als het gebouw bouwtechnisch wordt uitgewerkt zal
hoofdstuk 9, materiaalkeuze. De uitstraling die de mate- aandacht moeten worden besteed aan de uitvoerbaar-
rialen dienen te hebben worden hier besproken. heid. Het gaat voornamelijk om bereikbaarheid in de
silo. Omdat de silo al staat zal er goed rekening moeten
De gevel dient een donkere kleur te hebben en te zijn worden gehouden met bouwvolgorde.
gerealiseerd met een duurzaam materiaal. Ook dient
het een ‘echt‘ materiaal te zijn wat natuurlijk verouderd. 3.10.5 Detaillering
Deze eisen, behalve de kleur, worden gesteld in het Ste- Zoals hierboven beschreven is dient er rekening te wor-
denbouwkundig Plan. den gehouden met de bouwvolgorde. Verder dient bij
de detaillering goed gekeken worden dat bijna alle ge-
Binnenin het gebouw dient een groot deel van het interi- tekende elementen rond lopen. Dit houdt in dat de ele-
eur wit te zijn. Dit aangezien dit een relatief hoge lichtre- menten rond of gesegmenteerd uitgevoerd dienen te
flectie heeft wat gunstig werkt op de daglichttoetreding. worden. Hier zal later dieper op ingegaan worden.
In overleg met de interieurarchitect kunnen er gekleurde
vlakken worden gecreëerd om een minder klinisch beeld 3.10.6 Gebouw
te scheppen. Het gebouw zoals ontworpen bij het schetsontwerp is
verder uitgewerkt. Er is tevens een parkeergarage rond-
Verder dient het gebouw transparant te zijn. Dit dient om het gebouw ontworpen. Deze zal onder de grond
zich te uiten in het dak, balustrades etc. worden gerealiseerd in verband met eisen uit het Ste-
denbouwkundig Plan. De parkeergarage is weergegeven
3.10.3 Bouwfysisch op tekening D-100.
Er word op bouwfysisch gebied een onderscheid ge-
maakt in de volgende drie categorieën: 3.10.7 Dak
oo Warmte; De vorm van de silo is al bekend aangezien de bestaande
oo Geluid; silo behouden blijft. De uitstraling is voor een deel be-
oo Vocht. paald door het gevelbeeld wat gecreëerd wordt. Echter
is het dak van relatief groot belang voor deze uitstraling
Met betrekking tot de warmte kan het volgende gezegd aangezien het de ‘kroon‘ van de silo is. Hierin wordt dus
worden: het binnenklimaat dient zo te zijn dat er zonder ook het onderscheid gemaakt tussen de bestaande silo
jas rondgelopen kan worden. Ook dient de temperatuur en een daadwerkelijk gebouw.
niet teveel te varieren in verband met de tentoon ge-
stelde stukken. Dit zal bereikt worden door goed te iso- Om de vorm van het dak te onderzoeken zijn schetsen
leren en met daglicht te werken. Daglicht geeft behalve gemaakt. Enkele hiervan zijn weergegeven in afbeelding
warmte ook vanwege zijn kleur een warm gevoel. 11. Qua vorm is uiteindelijk gekozen voor de middelste
van de bovenste rij. Het is een subtiele beëindiging van
Geluid is belangrijk in een bijeenkomstgebouw. Er dient de vorm van de silo. De rest van de vormen zijn vrij ingrij-
geen hinderlijke galm te zijn en geluidsoverlast van bui- pend en opvallend.
tenaf dient zoveel mogelijk beperkt te worden. Als ge- In hoofdstuk 5 zijn de ontwerpen weergegeven welk
luidsproducerende factoren in de omgeving kunnen daadwerkelijk de prijsvraag gewonnen hebben. Hierin is
worden aangegeven: de snelwegen. duidelijk het overmatige gebruik vormen zichtbaar. Als
Om de interne geluidsoverlast te beperken worden zo- contrast zal deze silo juist opvallen.
veel mogelijk absorberende materialen toegepast zon-
der dat de omschreven uitstraling wordt belemmerd.
De externe geluidsoverlast wordt tegengegaan door vol-
doende massa te hebben en een goede detaillering te
hebben.
24
25
4 Plananalyse
4.1 Afsprakenstelsel
4.1.1 Volumedispositie
De silo is een cilinder met een diameter van 22,5 meter
(binnenwerks). Uit het lichtonderzoek volgt dat de po-
sitie van de vloeren zoals aangegeven in het voorlopig
ontwerp en de tekeningen hieronder, de meest gunstige
zijn. De vloeren zijn verspringend per verdieping waar-
door er een grote ruimte wordt gecreëerd.
26
4.1.2 Circulatiepatronen
De circulatie in het gebouw is gericht op één decentraal
trappenhuis. Op alle verdiepingsvloeren wordt hier op
aangesloten.
Op de begane grond komt de stroom van het trappen-
huis en de filmzaal samen in de foyer. Zij kunnen via de
entree naar buiten. De filmzaal is tevens via een andere
deur ontsloten direct naar de entree. Hierdoor zijn er
meerdere vluchtroutes vanuit deze ruimte.
Omdat de foyer als centrale hal wordt gebruikt, en de
verschillende functies hieraan gekoppeld zijn, kunnen
deze ook afzonderlijk afgesloten worden.
27
28
4.1.3 As-werking 4.2 Randvoorwaarden
De ronde vorm samen met de veelal gesloten gevels 4.2.1 Materiaalgebruik
geven een ingekeerd circulatiepatroon. Omdat het een Aangezien de cilinder verzwakt wordt door openingen,
gesloten gebouwtype is, moet er aandacht aan de en- worden zo min mogelijk openingen in de gevel aange-
tree worden besteed om mensen aan te trekken. Ook bracht. De dichte gevel zal een massieve uitstraling
moeten ze attent gemaakt worden op de positie van de hebben. Beton wordt gekozen als gevelbekleding, dit
entree. voornamelijk om het bestaande beeld niet te veel te
veranderen. Vanuit het welstandskader, geformuleerd
Intern is het ingekeerde circulatiepatroon goed te mer- in het Stedenbouwkundig Plan, wordt gesteld dat de ge-
ken vanwege het gebrek aan openingen. Wel zorgen de velbekleding duurzaam en mooi verouderend dient te
verspringende vloeren voor een verandering van de as zijn. Beton voldoet hieraan.
per verdieping.
Het dak, dat vanwege het belang van licht in het gebouw,
zo transparant mogelijk moet zijn, wordt uitgevoerd in
‘structural glazing’. Omdat het installatietechnisch mo-
gelijk moet zijn om boven in het gebouw een raam te
openen wordt de ‘structural glazing’ van het dak op ‘po-
ten‘ geplaatst. Als opvulling tussen het dak en de wand
wordt een vliesgevel geplaatst, voorzien van glas.
4.2.2 Omgeving
De omgeving is momenteel leeg, in de komende jaren
zullen hier 1700 woningen worden gerealiseerd samen
met enkele voorzieningen. De ligging is IJburg op het
Zeeburgereiland in het IJ, Amsterdam. Vanwege de her-
bestemming van heel het gebied zal er nieuwe bebou-
4.1.4 Structuur wing worden gerealiseerd waarvan dit gebouw één van
De bestaande ronde structuur van het gebouw is een de eerste zal zijn.
massastructuur. De massieve buitenwand geeft hier Het gebouw komt te liggen nabij drie sportvelden en een
vorm aan. De indeling is juist skeletbouw, aangezien de gymzaal. Tevens ligt het tussen een basisschool en een
vloeren opgehangen zijn aan de wanden met 1 kolom in middelbare school in. Aan de Oostkant ligt een snelweg
het midden. welk het gebied ontsluit naar het Noorden en Zuiden
toe.
4.1.5 Deelconclusie
De volumedispositie komt voort uit de optimalisering 4.2.3 Functies
van het daglicht. De onderzochte varianten zijn terug te De functie van het gebouw na de herbestemming is ge-
vinden in het ‘lichtonderzoek‘. steld als cultureel vanuit het Stedenbouwkundig Plan.
De circulatie is niet optimaal, aangezien alles op een de- Als invulling van deze eis wordt het gebouw gerealiseerd
centraal trappenhuis is gericht. Aangeraden wordt om als tentoonstellingsruimte. Als secundaire functie is te-
een extra trappenhuis te plaatsen welk mogelijk tevens vens een filmzaal aanwezig, maar ook de benodigde kan-
als ‘eye-catcher‘ kan dienen. toorruimte.
De as-werking is naar binnen gekeerd aangezien de vorm
van het gebouw dit impliceert. De toegang tot het ge- 4.2.4 Deelconclusie
bouw dient meer aandacht te krijgen aangezien anders Het materiaalgebruik is belangrijk aangezien dit het ka-
niet duidelijk is waar men naar binnen kan. rakter van het gebouw weergeeft. De gevel kan met be-
De structuur van het gebouw was vooraf al bepaald. De tonnen elementen worden bekleed, maar dan dient wel
interne structuur is vrij indeelbaar, met één kolom in het met textuur of kleur gevarieerd te worden. Ook kunnen
midden van de ruimte. deze middelen gebruikt worden om de ingang beter aan
te geven.
29
4.3 Culturele, technologische en kapitaalinjecties doen. Culturele en maatschappelijke
projecten zijn hier bij uitstek voor geschikt.
economische factoren
Vanwege de hierboven omschreven punten is het mo-
4.3.1 Culturele factoren
gelijk om het gebouw over het algemeen simpel te hou-
Wat draagt het gebouw bij aan zijn directe, dan wel in-
den. Maar er kunnen wel enkele opvallende details ge-
directe omgeving? Gezien de functie, tentoonstellings-
creëerd worden. Hieronder vallen onder andere het dak
ruimte, kunnen mensen uit heel Nederland naar het ge-
en de trap.
bouw toe komen. Wel dient als kanttekening te worden
vermeldt dat de bijdrage aan zijn directe omgeving vrij
gering zal zijn. Dit omdat Amsterdam al zeer rijk is aan
4.3.4 Deelconclusie
De uitstraling van het gebouw moet een meer cultureel
culturele elementen.
gevoel geven. Dit kan bereikt worden door meer open-
heid te geven aan de gevel. Ook kan het uiterlijk van het
4.3.2 Technologische factoren
gebouw gelijk blijven, maar dan als contrast met de rest
De schil van het gebouw staat al enige jaren. Na een on-
van de omgeving. Hierdoor wordt een statement ge-
derzoek van ABT is een constructief rapport opgesteld
maakt welk het gebouw meer doet opvallen.
welk aangeeft welke constructieve eigenschappen de
De technologische factoren zijn niet erg bepalend voor
silo heeft. Aan de hand hiervan is bepaald dat de begane
het ontwerp. De mogelijkheid van 11,5 meter overspan-
grondvloer 19 verdiepingsvloeren kon dragen. Vandaar-
nen etc. bestaan.
dat daar geen problemen zijn. Wel is de overspanning
Economisch zware tijden kunnen een gebouw de das
een probleem. Aangezien een zo vrij mogelijke ruimte
omdoen, maar de omschreven kapitaalinjecties zijn al
gecreëerd dient te worden zullen er zo min mogelijk ko-
meerdere malen in het nieuws geweest en worden echt
lommen geplaatst worden. De oplossing voor de grote
uitgevoerd. Bovendien is de overheid de betrouwbaar-
overspanning komt tevens uit het ontwerp. Aangezien
ste opdrachtgever van het moment.
de vloervelden verspringen, maar wel steeds maar tot
de helft van de silo komen, is er in het midden van de
cilinder een gemeenschappelijk punt. Hier kan een door- 4.4 Ligging en situatie
lopende kolom geplaatst worden. De vloeren worden De ligging van het gebouw is op het IJ, bij Amsterdam.
uitgevoerd in in het werk gestort beton aangezien een Het Zeeburgereiland waar het gebouw op staat was
kanaalplaat niet met de kromming van de wanden mee voorheen de locatie van een waterzuiveringsinstallatie.
kan lopen. Na het verplaatsen hiervan en het herbestemmen van
het gebied zijn er 3 silo’s over van de voormalige instal-
De installaties welk nodig zijn voor een aangenaam bin- latie. In de hiernaast weergegeven afbeeldingen is het
nenklimaat dienen voldoende capaciteit te hebben om totale Stedenbouwkundig plan getoond. Eveneens een
het gebouw te koelen of te verwarmen. Ook moet door close-up op de locatie van de silo, welk donkergrijs ge-
middel van een temperatuurgradiënt worden gekeken kleurd is.
of het comfort in het gebouw hoog is.
4.4.1 Bereikbaarheid
De akoestiek in het gebouw dient aangenaam te zijn. De bereikbaarheid van de wijk is, aangezien het aan de
Hierbij dient rekening te worden gehouden met de na- rand van Amsterdam ligt, goed. Zowel voor de auto als
galmtijd en geluidsoverlast voor de kantoorruimte. Ook op de fiets of met het openbaar vervoer zijn er voldoen-
dient er geen hinder te worden ondervonden van ge- de mogelijkheden tot ontsluiting. Hieronder worden de
luidsoverlast van andere verdiepingen van de tentoon- genoemde aspecten toegelicht.
stellingsruimte dan wel de filmzaal. Er dient veel absor- ( http://www.ijburg.nl/ )
berend materiaal aangebracht te worden, conform een
nagalmtijd berekening. Dit materiaal kan strijdig zijn met 4.4.2 Hoofdwegen
een makkelijk te onderhouden binnenruimte. IJburg heeft twee ontsluitingswegen. De Westelijke
ontsluitingsweg is de IJburglaan. Deze loopt via de Piet
4.3.3 Economische factoren Heintunnel, het Zeeburgereiland en de Enneüs Heerma-
Het gebouw zal als cultureel gebouw onder de gemeen- brug. Deze weg verbindt IJburg met Amsterdam en de
te Amsterdam vallen. De gemeente als opdrachtgever A10(ringweg).
heeft, vooral in deze economische tijden (datum van De Oostelijke ontsluitingsweg wordt in een later stadium
schrijven tijdens de kredietcrisis van 2009) veel voor- geopend en loopt langs de Diemervijfhoek en de Pam-
delen. De gemeente kan garant staan voor het bouw- puslaan. Deze weg verbindt IJburg met de rijkswegen A1
proces. Tevens willen zij om van de crisis af te komen en A9.
30
4.4.3 Parkeren
In de plannen voor IJburg is een parkeernorm opgeno-
men van maximaal 1,25 parkeerplaatsen per woning op
de openbare weg. Voor bedrijven geldt een beleid van
een parkeerplaats op 125 m2 vloeroppervlak en voor
winkels een norm van een parkeerplaats per 35 m2.
4.4.4 Woon-werkverkeer
In Diemen Zuid en Amsterdam Zuidoost is veel werkge-
legenheid geconcentreerd. Ook op het Centrumeiland
zal dit in de toekomst het geval zijn. In de spits kan het
soms lastig zijn deze gebieden per auto te bereiken. Het
openbaar vervoer biedt hier een oplossing, maar voor
een woon-werkafstand tussen de vijf en tien kilometer
zijn ook de fiets en de bromfiets zeer geschikte alterna-
tieven. Bij de Oostelijke ontsluitingsweg IJburg wordt
daarom gewerkt aan een fietsverbinding met Diemen
Zuid en Amsterdam Zuidoost.
4.4.6 De IJtram
De IJtram verbindt IJburg met Amsterdam Centraal Sta-
tion en het centrum. Het tracé is 8,5 kilometer lang en
loopt vanaf het centraal station, via de Oostelijke Han-
delskade, de Piet Heintunnel, het Zeeburgereiland naar
IJburg. De eindhalte is op dit moment op het Havenei-
land vlak bij het strand en het Havenkwartier. In de toe-
komst wordt de tram doorgetrokken naar de eilanden
van IJburg tweede fase.
4.4.8 IJmeerverbinding
Op IJburg is in de plannen rekening gehouden met een
reservering voor een lightrailverbinding (metro). De ver-
dere besluitvorming hierover vindt plaats op langere ter-
mijn. De route van deze verbinding lopt vanaf NS-station
Diemen Zuid, via het Amsterdam-Rijnkanaal, de Pampu-
slaan tot aan het einde van de hoofdweg van het Mid-
31
deneiland. Of daarna ook Almere op het netwerk wordt
aangesloten is nog niet bekend.
4.4.9 Deelconclusie
Het gebouw heeft een centrale ligging in Nederland, in
de hoofdstad, met veel culturele activiteiten. Het heeft
goede ontsluiting met meerdere vervoersmiddelen.
4.6 Ingangen
De enige ingang is gepositioneert aan de achterzijde.
Dit kwam zo uit qua optimaal licht en indeling. Het na-
deel hiervan is dat de ingang niet zichtbaar is vanaf de
straat.
32
Ligging t.o.v. Nederland
33
Figuur 2: wegenstructuur
Figuur 3: fietsroutes
34
4.6.1 Deelconclusie geen hoeken heeft zie je het gebouw altijd weglopen
De ingang hoeft niet zichtbaar te zijn vanaf de openbare naar achter. Het is altijd interessant om te weten wat er
weg. Wel stimuleert dit mensen om er naartoe te ko- daarna gebeurt. Zoals te zien is op onderstaande afbeel-
men. ding volgt de aanrijroute de kromming van het gebouw.
Als de entree aan de achterzijde zit dan kan dit mid- Maar waar gaat die weg achter het gebouw naar toe?
dels de gevel geïmpliceerd worden. Het wekken van de
nieuwsgierigheid bij de mens door middel van de gevel 4.9.1 Deelconclusie
is een optie. Verandering van materiaal aan de onderkant van het ge-
Wel is het beter om de entree aan de voorzijde te positi- bouw kan de dynamiek versterken.
oneren aangezien zo de bezoekers direct weten waar ze
naar binnen kunnen. 4.10 Gevels
In het geval van dit gebouw is niet te spreken over ge-
4.7 Historie vels. Aangezien de gevelafwerking overal gelijk is zal 1
De geschiedenis van het gebouw is aan het begin van dit gevel genoeg zijn voor alle. Een deel is anders, daar waar
rapport al uitvoerig beschreven. Voor informatie wordt de entree zit. Als de raad die gegeven is bij ‘ingangen‘
daar naar verwezen. wordt doorgevoerd dan zijn de gevels wel anders.
4.7.1 Deelconclusie Het onderhoud van de gevels dient minimaal te zijn, zo-
De geschiedenis van dit gebouw is belangrijk. Vandaar als verwoord in het ‘Programma van Eisen‘. Het gevel-
dat ook de vorm van de silo behouden dient te blijven. materiaal dient duurzaam, onderhoudsarm en ‘echt‘ te
Als hier bovenop ervoor wordt gekozen om de uitstra- zijn. Het gekozen gevelmateriaal, glasvezelversterkt be-
ling te behouden middels de gevelbekleding dan is de ton, heeft de uitstraling van beton, wat voldoet aan de
geschiedenis duidelijk zichtbaar. eisen. Ook is het onderhoudsarm.
Met betrekking tot de gevelopeningen moet er de mo-
4.8 Overgangen gelijkheid zijn om deze te reinigen. Er komt plaatselijk
Een op zichzelf staande cilinder heeft in horizontaal vlak een raam voor voor het rookwarmteafvoersysteem. De
geen begin of einde. De overgangen zijn qua plattegrond glaslouvres die hierin zitten kunnen geopend worden
niet te zien, ze zijn namelijk verticaal. Aangezien de vloe- waardoor er van binnenuit schoon gemaakt kan worden.
ren maar de helft van de silo beslaan en zij ten opzichte De vaste ramen (bovenin het gebouw) dienen van bui-
van elkaar gedraaid zijn, zijn er verticale overgangen. tenaf schoon te maken te zijn.
4.11 Functie
De functie van het gebouw is tentoonstellingsruimte. Als
nevenfuncties zijn hier een kantoor- en een filmruimte
aan toegevoegd. Door de schakeling van de film- en
tentoonstellingsruimte zo te maken dat ze afzonderlijk
gebruikt kunnen worden, kan het gebouw efficiënter ge-
bruikt worden voor meerdere doeleinden.
35
4.12 Licht 4.15 Eindconclusie
Licht is als uitgangspunt genomen voor de positie van de Ronde gebouwen zijn naar binnen gericht en zijn alleen
vloeren. Daarom is licht zeer belangrijk in het gebouw. beeldbepalend in de omgeving door de hoogte. Uit het
De voornaamste toetreding van licht vindt overdag Stedenbouwkundig Plan is gebleken dat de silo’s de
plaatst door het glazen dak. Door deze zo transparant hoogste bebouwing van de wijk zijn. Deze dienen als
mogelijk te houden valt er veel licht binnen. Om direct landmark van de wijk.
zonlicht buiten te houden en voornamelijk diffuus licht
toe te laten treden, is er gekozen om een spanplafond De entree van het gebouw is uit het zicht gepositioneert
plaatselijk onder het dak te hangen. aangezien dit beter uitkwam bij de vergelijking tussen
indeling en lichtinval. De mensen moeten wel geïnte-
Tevens zal er in het gebouw kunstlicht worden aange- resseerd worden in de inhoud van het gebouw. Dit kan
bracht. Ter plaatse van de tentoonstellingsruimte zal dit bereikt worden door een opening aan de voorzijde van
diffuus licht zijn via een plenum. Ter plaatse van de ove- het gebouw te realiseren waardoor men kan zien dat er
rige ruimtes zal dit directe verlichting zijn. mensen binnen zijn. Dan raken zij geïnteresseerd in de
inhoud.
4.13 Route
De route in het gebouw is opgebouwd rond 1 decentraal Eenmaal binnen is de routing niet optimaal aangezien er
trappenhuis. Er zal dus per verdieping rondgelopen kun- maar 1, decentraal, trappenhuis is. Door in de vide, die
nen worden, de volgende verdieping dient te worden van de eerste tot de vierde verdieping loopt, een trap
bereikt door middel van de trap. (eye-catcher) te plaatsen kan de routing verbeteren. Dit
voornamelijk omdat men rond loopt in het gebouw in
4.13.1 Deelconclusie plaats van per verdieping een lus loopt. De tweede trap
De doorstroming is niet ideaal vanwege het decentrale kan tevens dienen als vluchtweg bij brand.
trappenhuis. Tevens loop je altijd terug langs iets wat je
al gezien hebt. Waarbij je weer mensen stoort die het Het spanplafond wat gerealiseerd kan worden onder het
voor het eerst zien. Door een doorlopende route te dak ten behoeve van het diffuse licht, moet zo geplaatst
creëren wordt de doorstroming verbeterd. Ook zijn de worden dat zij geen belemmering vormt. Het dak, wat
vluchtmogelijkheden bij brand of andere calamiteiten een bijzonder element in het gebouw is, dient niet uit
twee keer zo groot. het zicht te verdwijnen.
36
37
5 Bouwkundige indeling
5.1 Conclusies uit plananalyse
Uit de plananalyse zijn enkele aanbevelingen gekomen.
Deze aanbevelingen kunnen worden verwerkt in het ont-
werp, zodat er een beter eindresultaat verkregen wordt.
Allereerst zal worden gekeken wat de voor- en nadelen
van enkele aanbevelingen waren.
Afbeelding 2: (spui)ventilatie
38
5.1.6 Nadelen (spui)ventilatie
Natuurlijke ventilatie heeft een negatieve werking op de
EPU. Ook kan door extra gebruik de slijtage toenemen.
5.1.9 Keuzes
Als de voor- en nadelen worden afgewogen wordt het
volgende besloten:
oo De entree wordt aan de straatzijde van de silo ge-
plaatst aangezien hierdoor de toegang goed zichtbaar is.
Aan de hand van een aangepaste volumedispositie zal in
de volgende paragraaf worden toegelicht hoe de conse-
quenties van deze wijziging worden verwerkt.
oo De routing wordt aangepast aangezien de doorstro-
ming zo verbeterd kan worden.
oo De (spui)ventilatie wordt voorlopig gebruikt. Mits de
EPU berekening niet uitkomt dan kan deze keuze herzien Afbeelding 4: volumedispositie
worden. Ten tijde van die conclusie zal een andere op-
lossing aangedragen worden.
oo De ritmiek in de gevel is esthetisch gezien belangrijk.
Vandaar dat dit toegepast wordt. De exacte uitvoering
hiervan zal worden toegelicht bij de materiaalkeuze aan-
gezien dit nauw samenhangt met de detaillering.
39
oo Toiletten geel
oo Verkeersruimte zwart
5.2.2 Routing
In afbeelding 6 is de routing aangegeven welk bij de
nieuwe volumedispositie hoort.
De buitengevels (interieur) worden wit gestuct. Het ex- Afbeelding 7: trappen in de silo
40
terieur van de wanden moet met een donkere gevelbe-
plating worden afgewerkt. Er dient verticale belijning te
kunnen worden aangebracht. Het definitieve materiaal
van de gevelafwerking zal in hoofdstuk 9 worden uitge-
werkt.
Het plafond dient gelijk te zijn aan de vloer. Alleen die- Afbeelding 8: gevelbeeld
nen er hoogstwaarschijnlijk geluidsabsorberende voor-
zieningen te worden aangebracht, aan de hand van de
nagalmtijd berekening. Deze voorzieningen mogen in
constrasterende kleuren worden uitgevoerd. De kleur
dient in overeenstemming met de interieurarchitect te
worden gekozen in verband met de kleur van de binnen-
wanden.
5.4 Maatsystematiek
Maatsystematiek is heel belangrijk in een gebouw. Als
een ontwerp aan de hand van bepaalde maten wordt
ontworpen dan zit er een mate van efficiëntie in het ge-
bouw.
41
5.5 Prijsvraag
Zoals eerder omschreven is de uitgewerkte silo onder-
deel van een prijsvraag. Aan deze prijsvraag hebben
meerdere bureau’s meegedaan, waaronder NL archi-
tects en Arons en Gelauff architecten. Het winnende
ontwerp was van de laatst genoemde.
http://www.architectenweb.
nl
42
Afbeelding 12: gevelbeeld
43
5.6 Afbeeldingen
De hier weergegeven afbeelding geven een impressie
van hoe het gebouw dient te worden.
44
45
6.4
6.3
6.2
6.1
stuk beschreven.
Fundering
Structuur
46
Glazen vloer, stalen draag- oo Hoge maar slanke pro- oo Gering gewicht. oo Snelle bouwtijd; oo In vergelijking met beton oo Totale massa lager dan oo Draagconstructie mini- oo Gevoelig voor tempera-
constructie fielen; oo Flexibel in uitvoering; relatief weinig bewerkelijk; beton, beter voor transport; maal 120 minuten brand- tuurwisselingen;
oo Kleine overspanningsmo- oo Materiaal kan herge- oo Staalprijs hoog; oo Staalprofielen zijn lang; werend, glazen vloer tot oo Krassen van glazen vloer;
gelijkheid glas. bruikt worden. oo Glazen vloer zeer duur. oo Glas breekbaar tijdens maximaal 90 minuten reali- oo Hoge transparantie =
vervoer. seerbaar. veel licht.
Kanaalplaatvloer, stalen oo Hoge maar slanke pro- oo Gering gewicht. oo Snelle bouwtijd; oo In vergelijking met beton oo Makkelijk transporteer-
oo Brandbeschermde maat- oo Gevoelig voor tempera-
draagconstructie fielen; oo Flexibel in uitvoering; relatief weinig bewerkelijk; baar;
regelen noodzakelijk, i.v.m. tuurwisselingen;
oo Grote overspanningen oo Staal kan hergebruikt oo Staalprijs hoog. oo Staalprofielen en kanaal-
het snel bezwijken bij over- oo Lage massa, gunstig voor
kanaalplaatvloer. worden. plaatvloeren relatief lang.
verhitting; warmteaccumulatie.
oo Een optie is bekleden met
een brandwerende plaat van
bijvoorbeeld Promatec of
behandelen met een brand-
werende coating.
Massieve betonvloer oo Overspanning niet moge- oo Hoog gewicht; oo 1 materiaal; oo Relatief hoge bewerke- oo Hoge massa te transpor- oo Brandveilig. oo Weinig tot geen onder-
lijk met massieve vloer; oo Hoge thermische massa. oo Randbekisting stellen; lijkheid; teren. houd indien de details goed
oo Dikke vloeren belemme- oo Onderstempelen vloer. oo Instorten ventilatieka- zijn.
ring van lichttoetreding. nalen -> geen verlaagd pla-
fond.
Bubbledeck vloer oo Dikke vloeren belemme- oo Vloeren zijn 30 tot 35% oo 1 materiaal; oo Relatief hoge bewerke- oo Hoge massa te transpor- oo Brandveilig. oo Weinig tot geen onder-
ring van lichttoetreding. lichter dan massieve vloer; oo Randbekisting stellen; lijkheid; teren; houd indien de details goed
oo Redelijke hoge thermi- oo Onderstempelen vloer. oo Instorten ventilatieka- oo Bubbledeck vloeren zijn.
sche massa. nalen -> geen verlaagd pla- duur.
fond.
6.5 Vloeren
De interne vloeren zijn te realiseren in verscheidene
materialen. Om tot een goede keuze te komen is een
multicriteriaoverzicht gemaakt. Hierin wordt een verge-
lijking gemaakt tussen verschillende eigenschappen van
de vloeren.
6.6 Wanden
De dragende wanden worden uitgevoerd in beton, be-
halve de liftwanden. De dragende wanden worden zo
uitgevoerd aangezien deze enkel op de begane grond
aanwezig zijn en de thermische schil onderbreken. Door
beton toe te passen kan de wand op nokken worden ge-
plaatst waardoor het verliesoppervlak minimaal is.
48
6.7.1 Belastingen F = 98 / 2 = 49 kN
Permanent: glas + eigen gewicht staalkabel Omdat de staalkabels worden voorgespannen zodat er
Veranderlijk: sneeuwbelasting geen druk meer in optreed, zal de trekkracht 2 maal zo
groot zijn.
Incidentele beloopbaarheid van het dak is niet maatge- F = 49 x 2 = 98 kN
vend t.o.v. sneeuw aangezien de belasting voor beloop-
baarheid van 1 kN/m2 verdeeld kan worden over het ge- Ook dient rekening te
hele dakvlak. Dit omdat alles samenwerkt. worden gehouden met de
relexatie van de staalkabel.
Permanente belasting (NEN 6702): Hierbij wordt uitgegaan van
Glas oppervlak = 1,5 m1 x 1 m1 15% opnameverlies over een langdurige periode van ge-
dikte glas = 12 mm lijkmatige belasting.
gewicht = 25 kN/m3
totaal = 1,5 x 0,012 x 25 = 0,45 kN/m1 Dit resulteert in een
kracht van:
E.g. aanname = staalkabel 30 mm F = 98 x 1,15 = 113 kN.
gewicht = 37,57 N/m1 = 0,03757 kN/m1
Benodigde staalkabel
Totaal perm. belasting = 0,45 + 0,037 = 0,487 kN/m 1 bepalen:
Gekeken naar de mi-
Veranderlijke belasting (NEN 6702): nimale breekkracht
Sneeuw prep = ci x Psn;rep (mbl) kan de staalkabel
Ci = 0,8 (Bijlage B: 0° ≤α ≤30°) ø 13 mm worden aan-
psn;rep = 0,7 kN/m2 gehouden. Alleen zijn
oppervlak = 1,5 m2 hier al veiligheidsfac-
prep = 0,8 x 0,7 x 1,5 = 0,84 kN/m2 toren meegenomen.
Vandaar dat de mbl-
Wind prep = cdim x cindex x pW waarde met een factor
cdim = 0,92 (NEN 6702) 1,5 vermeerderd mag
cindex = 0,7 + 0,3 worden. Dan is een ø
pW = 1,36 (gebied I; onbebouwd) 12 mm, voldoende.
prep;wind = 0,92 x 1 x 1,36 = 1.25 kN/m2 Deze heeft een mbl
van 100 kN x 1,5 =
Belastingfactoren UGT, veiligheidsklasse 3: 150 kN.
yf;g;u = 1,2
yf;q;u = 1,5 Zoals in de afbeel-
of ding hiernaast is
yf;g;u = 1,35 te zien dat de ka-
bels in het dak hal-
1,2 x 0,487 + 1,5 x 0,84 = 1,84 kN/m1 verwege samen-
of gevoegd worden
1,35 x 0,487 = 0,66 kN/m1 om in het midden
of minder kabels te
0,9 x 0,487 + 1,5 x 1,25 = 2,32 kN/m1 maatgevend hebben. Als gevolg
hiervan wordt per kabel nog 2 x de helft van de kracht
Lengte = 22,5 m. naar de middelste kabel afgevoerd. Dit resulteert in een
dubbel zo grote trekkracht in de kabel.
Mmax = kracht x arm De trekkracht is dus 2 x 113 = 226 kN. De mbl dient dus
= 1/2 x 2,32 x 11,25 x (11,25 x 2/3) = 98 kNm 226 / 1,5 = 151 kN te zijn. Volgens de bovenstaande ta-
bel kan dus een kabel ø 16 mm worden toegepast. Deze
M=Fxa --> F=M/a heeft een mbl van 269 kN.
a (hefboomarm) = 2 m.
49
6.7.2 Drukspanning in randbalk (2,2 × 1146897) / 6707 + ((1,1 × 15,9 × 106) / (408,2 ×
Belasting 103)) = 419,0 N/mm2 > 235 N/mm2 voldoet niet
Trekkracht aan UNP 200: om de 1,487 m. een trekkracht
van 113 kN. Verdelen als gelijkmatige belasting: Aangezien de spanning veel te hoog is zal een groter pro-
113 / 1,487 = 76 kN/m. over h = 0,2 m. fiel en een hogere staalsterkte (S355) gekozen worden.
Ook zal de overspanning worden verkleint naar 2,95 me-
380 kN/m2 = 380000 N/m2 = 380000 Pa = 0,38 MPa ter. Het aangenomen profiel is een rechthoekig buispro-
fiel 200x100x12,5 mm.
Ketelformule
Ketelformule voor radiaalspanning: Aprofiel = 6707 mm2
σ Ø = p ∙ r / t = spanning in profiel My;s;d = 1/12 × q × l2 = 1/12 × 12,96 × 2,952 = 9,4 × 106
Nmm
Waarin: Wy;pl = 408,2 × 103 mm3 (tabellenboek)
p = nominale druklast in MPa
r = nominale straal (mm) (2,2 × 1146897) / 6707 + ((1,1 × 9,4 × 106) / (408,2 ×
t = wanddikte (mm) 103)) = 401,5 N/mm2 > 355 N/mm2 voldoet niet
6.7.3 Ontwerpformule
Combinatie normaalkracht & moment
Er wordt van een rechthoekig buisprofiel 200x100x12,5
mm met staalkwaliteit S235 uitgegaan. De ontwerpfor-
mule voor een op druk en buiging belaste kolom is als Vz;s;d = 0,5 × q × l = 0,5 × 12,96 x 2,95 = 19,1 kN
volgt: Vz;pl;d = 0,577 × fy;d × A × (h/(b+h)) formule 11.2-
19
(2,2 × Nc;s;d) / Aprofiel + ((1,1 × My;s;d) / (Wy;pl)) ≤ fy;d = 0,577 × 355 × 6707 × (200/(100+200)) = 915,89
kN
Nc;s;d = 171 N/mm2 × 6707 mm2 = 1146897 N Vz;s;d / Vz;pl;d = 19,1 / 915,9 = 0,021 < 0,25 voldoet
Aprofiel = 6707 mm2
My;s;d = 1/12 × q × l2 = 1/12 × 12,96 × 3,842 = 15,9 × 106 Ns;d = 1146897 N = 1146,9 kN
Nmm (q = oppervlakte dakvlak, aan de voet 1 meter Npl;d = fy;d × A = 355 × 6707 = 2380985 N = 2381,0 kN
breed × gewicht , 2,32 kN/m2) a3 = (A - 2 × b × t) / A = (6707 - 2 × 100 × 12,5) / 6707 =
Wy;pl = 408,2 × 103 mm3 (tabellenboek) 0,63 > 0,5 dus 0,5 aanhouden.
fy;d = 235 N/mm2
50
2381 × 0,5 × 0,5 = 595,25 < 1146,9 6.7.6 Kolommen t.b.v. dak
Belasting
Interactieformule 11.3-23 aanhouden De belasting die op 1 kolom komt is het volgende:
Gewicht dak:
(My;s;d / My;pl;d) + (((Ns;d / Npl;d) - (a3 / 2)) / ( 1 - ( a3 / 2 )) ≤ 1 19,07 m2 × 5,1144 kN = 97,5 kN
(15,9 / 95,9) + (((1146,9 / 1576) - (0,5 / 2)) / ( 1 - ( 0,5 / 2 Er wordt uitgegaan van een kolom 60x60x4 mm.
)) = 0,80 ≤ 1 voldoet A = 878,8 mm2 Nc;u;d = 878,8 × 235 = 206,5 kN
lsyst = 1710 mm i = 22,7 mm
Een rechthoekig kokerprofiel 200x100x12,5 met een
staalsterkte S355, voldoet aan de eisen met betrekking ωbuc => Λy;rel = Λy / Λe met Λy = ly;buc / iy
tot momenten, normaal- en dwarskracht.
Λy = 1710 / 22,7 = 75,33
6.7.5 Toetsing van de stabiliteit Λy;rel = 75,33 / 93,9 = 0,802
Knikstabiliteit
Nc;s;d = 1146,9 kN ωbuc = 0,8 volgens tabel 10.12 uit tabellenboek, instabili-
Npl;d = 1576,0 kN teitskromme a.
ωbuc => Λy;rel = Λy / Λe met Λy = ly;buc / iy Eis m.b.t. centrische druk: Nc;s;d / ωbuc × Nc;u;d ≤ 1
Λy = 3482 / 68,3 = 51
Λy;rel = 51 / 93,9 = 0,543
51
7 Brandveiligheid
7.1 Omgevingsfactoren 7.2 Gebruiksfuncties
7.1.1 Eisen m.b.t. aanrijroute Het gebouw is opgebouwd uit meerdere functies. De
Het begrip ‘aanrijroute’ houdt in het volgende in: de ver- hoofdzakelijke functie is ‘bijeenkomstfunctie‘. Verder
bindingsroute tussen het gebouw en een openbare weg. zijn er nog de functies: ‘kantoor- en overige gebruiks-
De volgende eisen zijn van toepassing: functies‘. Van het project zijn de gebruiks- en verblijfs-
oo Breedte benaderingsweg > 5,5 m.; gebieden berekend. Deze zijn in onderstaande tabel
oo Vrije doorgangsbreedte > 3,5 m.; weergegeven.
oo Vrije hoogte > 4,2 m.
VO > 55% GO
Bij voorkeur 2 benaderingswegen toepassen, dit in ver-
GO (m2)
VO (m2)
band met een snellere aanrijtijd met meerdere voertui-
Vloer
gen. Als de route vanaf de openbare weg naar het ge-
bouw langer is dan 10 meter, moet de weg verhard zijn. BG 356,2 351,7 Ja (98,7%)
1 277,9 273,4 Ja (98,4%)
7.1.2 Eisen m.b.t. opstelplaats
2 168,8 164,3 Ja (97,3%)
Om voldoende ruimte voor materieel rondom het ge-
3 165,9 165,9 Ja (100,0%)
bouw te hebben zijn er eisen gesteld aan de afmetingen
van de opstelplaats. 4 168,8 150,0 Ja (88,9%)
52
Artikel 2.105 omvang B4 > 12 - <=> > 8 - <=>
Lid 1.
Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een per- B5 > 30 > 20
ceel.
Lid 4. De tentoonstellingsruimte zal uitgevoerd worden met
Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet gro-
ter is dan de in tabel 2.103 aangegeven grenswaarde. (1000 m2)
een bezettingsgraadklasse B2. Hierom zal er 1,3 m2 ver-
Lid 6. blijfsgebied per bezoeker aanwezig zijn. Wat resulteert
Een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde en vijfde lid, is een in een maximaal bezoekersaantal van ± 650 personen.
brandcompartiment.
Lid 7. De filmzaal zal worden uitgevoerd met een bezettings-
Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan
50 m² is een brandcompartiment. graadklasse B2. Aangezien er 195,8 m2 verblijfsgebied
Lid 8. aanwezig is, voor 130 zitplaatsen, is er meer dan 1,3 m2
Een ruimte voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven verblijfgebied per persoon aanwezig. Vandaar dat bezet-
brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende tingsgraadklasse B2 voldoet.
stoffen is een brandcompartiment.
53
gang van het rookcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is niet Artikel 2.138 is gelijk aan artikel 2.107 voor brandcom-
groter dan de in tabel 2.134 aangegeven grenswaarde. (30 m.) partimenten. Er zal worden voldaan aan beide eisen met
Lid 4.
Het hoogteverschil tussen de vloer van een verblijfsgebied en een betrekking tot zelfsluitende constructie-onderdelen.
vloer ter plaatse van een toegang waarop het verblijfsgebied is aan-
gewezen, van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, 7.6 Vluchtwegen
is niet groter dan 4 m. De volgende artikelen zijn van toepassing op de vlucht-
wegen.
De loopafstand tussen de toegang van het rookcom-
partiment en het uiterste punt in een verblijfsgebied is Artikel 2.146 verblijfsgebied en verblijfsruimte
meer dan de aangegeven 30 meter. Dit aangezien het Lid 8.
brandcompartiment ‘tentoonstellingsruimte‘ niet is De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm
van de toegangen van een verblijfsgebied of van een verblijfsruimte,
opgedeeld in verschillende rookcompartimenten. Dit is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen
is door de architect bepaald vanwege de esthetische vloeroppervlakte van dat verblijfsgebied of die verblijfsruimte in m²,
uitstraling van het gebouw. Er dienen geen ‘hokken‘ te vermenigvuldigd met de in tabel 2.145.1 aangegeven waarde, met
worden gecreëerd met als gevolg dat de openheid en de een minimum van 0,85 m voor elke toegang. (B2 = 5,5; B3 = 2,2)
Lid 9.
lichttoetreding in het gebouw belemmerd wordt.
De deur van een toegang van een verblijfsgebied of een verblijfs-
ruimte draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de
Vanaf alle verdiepingen is wel binnen 30 meter een rook- op die toegang aangewezen vloeroppervlakte van dat verblijfsgebied
vrije vluchtroute, het vluchttrappenhuis, te bereiken. De of van die verblijfsruimte groter is dan de in tabel 2.145.1 aangege-
eis van maal 1,5 ten behoeve van vrije indeelbaarheid is ven waarde. Een nooddeur kan geen schuifdeur zijn. (B2 = 50 m2; B3
= 125 m2)
niet van toepassing. Dit aangezien ervan uit wordt ge- Lid 10.
gaan dat er geen wanden worden geplaatst op de ver- De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en ten minste
diepingen. een toegang van die ruimte is niet groter dan de in tabel 2.145.1 aan-
gegeven waarde. (B2 = 20 m.; B3 = 20 m.)
Vanwege de openheid van het gebouw kan ook niet vol- Lid 11.
De loopafstand tussen een punt in een ruimte die bestemd is voor
daan worden aan de eis uit artikel 2.136 lid 2. Het hoog- de opslag van of waar gewerkt wordt met bij ministeriële regeling
teverschil binnen het rookcompartiment is namelijk 18,5 aangegeven brandbare, brandbevorderende, bij brand gevaar ople-
meter in plaats van de toegestane 4 meter boven meet- verende stoffen of voor de gezondheid schadelijke stoffen, en ten
vieau. minste een toegang van die ruimte, is ten hoogste 20 m.
Lid 12.
Een toegang als bedoeld in het tiende lid:
Tijdens de ontwerpfase is dit probleem al geconsta- 1. is een toegang van het rookcompartiment waarin die ruimte
teerd. ligt,
Om de openheid en de rookcompartimentering te com- 2. is een toegang waarbij een route begint die niet door een ver-
bineren is ervoor gekozen om voor gelijkwaardigheid te blijfsruimte, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruim-
te naar een toegang van het rookcompartiment voert, of
gaan. Dit is aan te tonen aan de hand van berekeningen. 3. is een toegang van een andere verblijfsruimte, indien die ver-
Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de volgende blijfsruimte ten minste twee toegangen heeft als bedoeld in onder-
systemen: een sprinklerinstallatie of een rook- warmte- deel a of onderdeel b van dit lid.
afvoersysteem (RWA). Lid 14.
Indien volgens het eerste tot en met vierde lid, het tiende of het
Er is gekozen voor een RWA-systeem. Om gelijkwaardig- twaalfde lid twee toegangen zijn vereist, is de afstand tussen een
heid aan te tonen dient een rookvultijdenberekening te punt van de ene toegang en een punt van de andere toegang ten
worden gemaakt door een gespecialiseerd adviesbu- minste 5 m.
reau. Als indicatie is aangegeven dat ongeveer 8 m2 aan Lid 16.
De loopafstand tussen de toegang van een verblijfsruimte die in een
toe- en afvoer aanwezig dient te zijn. Dit geldt voor het
rookcompartiment ligt en de toegang van dat rookcompartiment is
grote rookcompartiment ‘tentoonstellingsruimte‘. ten hoogste 15 m, indien dat rookcompartiment niet meer dan een
toegang heeft.
Artikel 2.137 weerstand rookdoorgang
De volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang van
een rookcompartiment naar een besloten ruimte in het brandcom- De breedte van de vrije doorgang voor de tentoonstel-
partiment is niet lager dan 30 minuten. lingsruimte (B2) dient te zijn: 168,8 x 5,5 = 930 mm.
Maatgevend is hier de toegang tot het vluchttrappen-
Artikel 2.138 zelfsluitende constructie-onderdelen huis, welk 930 mm vrije doorgang nodig heeft per toe-
In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment
gang (= per verdieping). Deze deur mag niet tegen de
waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich
geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitend richting in draaien.
constructie-onderdeel.
De breedte van de vrije doorgang voor de filmzaal (B2)
54
dient te zijn: 224,6 x 5,5 = 1236 mm. Dit is al een dubbele den door middel van het RWA-systeem.
deur met een vrije doorgang van 1810 mm. In het ‘Pro- Conform lid 5 en 6 mogen deze niet samenvallen aan-
gramma van Eisen‘ wordt geeist dat er minimaal twee gezien het in principe geen rook- en brandvrije vlucht-
vluchtroutes zijn. Vandaar dat er twee dubbele deuren route betreft. Eventueel mag dit wel zo gerekend wor-
aanwezig zijn. Dit wordt tevens geeist in het Bouwbe- den in combinatie met een RWA-systeem. Mocht dit het
sluit. Conform artikel 2.146 lid 14 moeten deze openin- geval zijn, dan mag enkel de eerste 30 meter (conform
gen minimaal 5 meter uit elkaar liggen. Deze deuren mo- lid 7) samenvallen. Vanaf het vluchttrappenhuis dienen
gen niet tegen de richting in draaien. de routes te scheiden. Dit is ook het geval aangezien de
routes naar beide uitgangen lopen.
De maximale afstand van de vluchtroute in het rookcom-
partiment is in beide gevallen 20 meter. Hieraan kan niet Artikel 2.158 vluchttrappenhuis
Een vluchttrappenhuis waarbinnen een hoogteverschil van meer dan
voldaan worden. Aan de hand van een rookvultijdenbe-
8 m kan worden overbrugd, voldoet aan de voorschriften die van toe-
rekening moet worden aangetoond dat er voldoende passing zijn op een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vlucht-
tijd is om te vluchten. route voert.
Betreffende artikel 2.146 lid 16: elk rookcompartiment
in het gebouw heeft meerdere toegangen. Het vluchttrappenhuis dient te voldoen aan de voor-
schriften voor een brand- en rookvrije vluchtroute. Het
Artikel 2.156 uit rookcompartiment vluchttrappenhuis is intern gesitueerd, maar aangezien
Lid 1.
Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment beginnen
het gekoppeld is aan het RWA-systeem mag deze wel als
ten minste twee rookvrije vluchtroutes die behalve bij de toegang vluchttrappenhuis worden beschouwd.
nergens samenvallen.
Lid 2. De vluchtwegen dienen te worden voorzien van vlucht-
In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één vlucht-
routeaanduidingen conform de NEN 6088 (1995) en de
route, indien het rookcompartiment meer dan een toegang heeft en
ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende NEN 6088/A1 (1997). Naast vluchtrouteaanduiding dient
vluchtroutes nergens samenvallen. er vluchtwegverlichting aanwezig te zijn. Dit wordt be-
Lid 3. handeld in §7.7 Vluchtwegverlichting.
Delen van de twee vluchtroutes als bedoeld in het eerste en tweede
lid, kunnen voorzover deze in een veiligheidstrappenhuis liggen, sa-
menvallen. 7.7 Vluchtwegverlichting
Lid 4. De verlichting van de vluchtweg is gebonden aan strenge
Het eerste lid geldt niet voor een rookcompartiment met een totale eisen. Hieronder worden de in het Bouwbesluit opgeno-
gebruiksoppervlakte van niet meer dan 250 m² waarin geen verblijfs-
ruimte ligt voor het verblijven van mensen.
men eisen behandeld.
Lid 5.
In afwijking van het eerste lid, kunnen de eerste gedeelten van de Artikel 2.57 verlichtingssterkte
twee vluchtroutes samenvallen, als de totale gebruiksoppervlakte Lid 1.
aan rookcompartiment die is aangewezen op deze gedeelten, niet Een verblijfsruimte heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van
groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153. (B2 = de verblijfsruimte kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten
75 m2; B3 = 187,5 m2) minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.56. (10 lux)
Lid 6. Lid 2.
In afwijking van het eerste lid, kunnen de eerste gedeelten van de Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft
twee vluchtroutes samenvallen, indien deze gedeelten een brand- en een verlichtingsinstallatie die een verlichtingssterkte van ten minste
rookvrije vluchtroute zijn en de totale gebruiksoppervlakte aan rook- 10 lux kan geven op een vloer, een trap en een hellingbaan waar-
compartiment die is aangewezen op deze gedeelten, niet groter is over die rookvrije vluchtroute voert, over een breedte als bedoeld
dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153. (B2 = 300 m2; in artikel 2.167 en over een breedte die is bestemd voor opvang en
B3 = 750 m2) doorstroming als bedoeld in artikel 2.173. (b > 0,85 m.)
Lid 7. Lid 3.
Onverminderd het zesde lid, kunnen de eerste gedeelten van de Een liftkooi heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de liftkooi
twee vluchtroutes uitsluitend samenvallen over een lengte die niet kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux.
groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153. Bij het
bepalen van de lengte worden gedeelten die in een veiligheidstrap- De noodverlichting dient over heel de vloer van het ge-
penhuis liggen buiten beschouwing gelaten. (30 meter)
bouw minimaal 10 lux verlichtingssterkte te hebben.
Lid 11.
Een vluchtroute kan een gemeenschappelijke vluchtroute zijn.
Artikel 2.58 stroomvoorziening
Een verlichtingsinstallatie als bedoeld in artikel 2.57, is aangesloten
Per verdieping zijn altijd twee vluchtmogelijkheden be- op een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in artikel 2.47, eer-
schikbaar. Namelijk de normale trap en het vluchttrap- ste en tweede lid.
penhuis. De normale trap kan tijdens brand gebruikt
worden aangezien de rook en warmte afgevoerd wor- Artikel 2.59 noodverlichting
55
Lid 1. grens gelegen gebouw. Deze spiegeling heeft plaats ten opzichte van
Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte met een vloerop- het hart van de openbare weg, het openbaar water of het openbaar
pervlakte die groter is dan de grenswaarde die in tabel 2.56 is aan- groen indien het perceel grenst aan die weg, dat water of dat groen.
gegeven, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als be- Lid 7.
doeld in artikel 2.47, tweede lid. (B2 = 150 m2; B3 = 375 m2) Het derde geldt niet voor een brandcompartiment bestemd voor de
Lid 3. opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbe-
Een verlichtingsinstallatie van een besloten ruimte waardoor een vorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.
rookvrije vluchtroute voert, als bedoeld in artikel 2.57, tweede lid,
is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in
artikel 2.47, tweede lid. Alle scheidende wanden tussen brandcompartimenten
Lid 4. onderling en het vluchttrappenhuis dienen minimaal
Een verlichtingsinstallatie van een liftkooi is aangesloten op een voor- 60 minuten weerstand te bieden tegen branddoor- en
ziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid. overslag. Er mag geen 30 minuten worden aangehouden
aangezien er een vloer met een verblijfsgebied meer dan
De noodverlichting is aangesloten op een voorziening 5 meter boven het peil ligt, namelijk 18,5 meter.
voor noodstroom conform artikel 2.47 lid 2. Er is geen vermindering van de 60 minuten eis van toe-
passing, vandaar dat bij alle scheidingen een weerstand
Artikel 2.60 voorzieningen voor noodstroom
Een verlichtingsinstallatie die is aangesloten op een voorziening voor
van 60 minuten aanwezig dient te zijn.
noodstroom, als bedoeld in artikel 2.59, geeft gedurende de periode
Artikel 2.107 zelfsluitende deur
als bedoeld in artikel 2.49, derde lid, een verlichtingssterkte van ten
In een inwendige scheidingsconstructie van een brandcompartiment
minste 1 lux. De verlichtingssterkte wordt gemeten op het in artikel
waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brand-
2.57 bedoelde oppervlak.
overslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-on-
derdeel dan een zelfsluitende deur.
De verlichtingsinstallatie geeft binnen 15 seconden licht
en doet dit gedurende minimaal 60 minuten.
Bij alle openingen in een brandscheidende wand dient
De exacte verlichtingsarmaturen en stroomvoorzienin-
een zelfsluitende deur met een gelijkwaardige brand-
gen dienen te worden meegenomen door de E-installa-
weerstand aanwezig te zijn.
teur. Deze dient de installatie conform NEN-EN 1838 te
ontwerpen en te implementeren.
7.9 Draagconstructie
Het bezwijken van de constructie is een maatgevende
7.8 WBDBO factor binnen de brandveiligheid van een gebouw. Aan-
Om de uitbreiding van brand tegen te gaan dienen de
gezien, als het gebouw instort, de brand- en rookwe-
scheidingen tussen brandcompartimenten voldoende
rendheid niet meer van toepassing is. Vandaar dat deze
brandwerend te zijn. Dit wordt uitgedrukt in de WBDBO-
eisen ook hoger zijn.
waarde (wet branddoorslag en brandoverslag).
Artikel 2.9 tijdsduur bezwijken
Artikel 2.106 wbdbo Lid 1.
Lid 1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie waarvan het
De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en bezwijken leidt tot het onbruikbaar worden van een rookvrije vlucht-
brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brand- route, wordt gedurende 30 minuten niet overschreden bij de volgens
compartiment, een besloten ruimte waardoor een van rook en van NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen
brand gevrijwaarde vluchtroute voert, en een niet besloten veilig- optreden bij brand.
heidstrappenhuis is niet lager dan 60 minuten. Lid 4.
Lid 3. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van
In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met 30 minuten, de hoofddraagconstructie van een gebruiksfunctie waarvan een vloer
indien: van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau,
1. het brandcompartiment en de besloten ruimte op hetzelfde per- gedurende 90 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702
ceel liggen, en bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij
2. in een gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger boven brand.
het meetniveau ligt dan de in tabel 2.103 aangegeven grenswaarde. Lid 5.
(5 meter) Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van
Dit geldt niet voor de weerstand tegen branddoorslag en brandover- een in tabel 2.9.2 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de
slag naar een veiligheidstrappenhuis. in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens
Lid 5. NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen
Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandover- optreden bij brand.
slag van een brandcompartiment van de gebruiksfunctie naar een
brandcompartiment, een besloten ruimte waardoor een van brand hoofddraagconstructie tijdsduur van de
en van rook gevrijwaarde vluchtroute voert, en een niet besloten vei- brandwerendheid met
ligheidstrappenhuis van een gebouw op een aangrenzend perceel, betrekking tot bezwij-
wordt voor het gebouw op het aangrenzende perceel uitgegaan van ken in minuten
een identiek doch spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceels-
56
Het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor:
indien geen vloer van een verblijfsgebied 60
1. een deur,
van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m
2. een raam,
boven het meetniveau
3. een kozijn en
Indien een vloer van een verblijfsgebied 90 4. een aan een deur, een raam of een kozijn gelijk te stellen con-
van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m structie-onderdeel.
en niet hoger dan 13 m boven het meet-
niveau Artikel 2.94 beloopbaar vlak
Indien een vloer van een verblijfsgebied 120 Lid 1.
van die gebruiksfunctie hoger ligt dan 13 De artikelen 2.92 en artikel 2.93 gelden niet voor de bovenzijde van:
m boven het meetniveau
Lid 6. 1. een vloer,
In afwijking van het vierde en vijfde lid, wordt de tijdsduur van de 2. een hellingbaan,
brandwerendheid met 30 minuten verlaagd, indien de volgens NEN 3. een trap en
6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het bouwwerk waar- 4. een dak.
van de hoofddraagconstructie deel uitmaakt niet groter is dan 500
MJ/m². Lid 2.
Een vloer, een hellingbaan of een trap heeft aan de bovenzijde een
volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die vol-
De hoogstgelegen vloer met een verblijfsgebied is 18,5
doet aan de klasse die is aangegeven in tabel 2.91.
meter boven meetniveau. Vandaar dat de tijd tot bezwij-
ken van de constructie 120 minuten dient te zijn. Artikel 2.95 vrijgesteld
Aangezien er beton wordt toegepast dient er rekening te Lid 1.
worden gehouden met de dekking van de wapening. Op ten hoogste 5 % van de totale oppervlakte van de constructie-on-
derdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens de artike-
De vermindering van 30 minuten als er een lage vuurbe- len 2.92 tot en met 2.94 een eis geldt, is de eis niet van toepassing.
lasting is, is niet van toepassing aangezien de tentoon-
stellingsruimte allerlei producten kan bevatten. Vandaar
opper-
dat vooraf geen aanname omtrent de vuurbelasting kan
Binnenoppervlak
Buitenoppervlak
worden gedaan.
Beloopbaar
7.10 Gedrag van materialen
De materialen die worden toegepast moeten aan de vol-
vlak
gende eisen voldoen:
57
Artikel 2.84 rookafvoer ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN
Lid 1. 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan
Een voorziening voor de afvoer van rook is, bepaald volgens NEN klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan
6062, brandveilig. die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een
Lid 2. volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.
Materiaal waaruit een voorziening voor de afvoer van rook is samen- Lid 3.
gesteld, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar. Dit geldt uitslui- Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de bin-
tend indien in dat materiaal een temperatuur, bepaald volgens NEN nenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute
6062, kan optreden van meer dan 363 K. voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplan-
Lid 3. ting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel
De horizontale afstand tussen de uitmonding van een voorziening aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met
voor de afvoer van rook van een op vaste brandstof gestookt toestel een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4
en een brandgevaarlijk dak van een ander bouwwerk is ten minste m-1.
15 m. Lid 4.
Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de
Artikel 2.85 dak binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rook-
Lid 1. vrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot
Een dak van een bouwwerk waarin de gebruiksfunctie ligt is, bepaald brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan
volgens NEN 6063, niet brandgevaarlijk. klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking
Lid 2. van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 be-
Het eerste lid geldt niet, indien het bouwwerk waarin een gebruiks- paalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.
functie ligt: Lid 5.
1. geen vloer van een verblijfsgebied heeft, die hoger ligt dan 5 m Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de
boven het meetniveau, en binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rook-
2. geen brandgevaarlijk dak heeft op een horizontale afstand van vrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot
de perceelsgrens van minder dan 15 m; indien het perceel waarop brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat con-
het bouwwerk ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of structie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een
openbaar groen, wordt de afstand aangehouden tot het hart van die rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid
van ten hoogste 5,4 m-1.
weg, dat water of dat groen.
Artikel 2.127 beloopbaar vlak
De rookafvoer in artikel 2.84 betreft de afvoer van de Artikel 2.126, tweede tot en met elfde, dertiende en veertiende lid,
CV-installatie. Lid 3 is niet van toepassing aangezien het geldt niet voor de bovenzijde van:
geen stooktoestel op vaste brandstof is. 1. een vloer,
2. een hellingbaan en
3. een trap.
Het dak dient brandveilig te worden
uitgevoerd. Aangezien het dak niet on-
der de hoofddraagconstructie valt dient 7.12 Brandveiligheidsinstallaties
deze geen 120 minuten brandwerend- Onder brandveiligheidsinstallaties vallen de volgende
heid te zijn. aspecten:
oo (nood)stroomvoorziening en -verlichting;
Leidingschachten en -doorvoeren dienen oo rookmeldingsinstallatie;
brandwerend te worden uitgevoerd. Als oo rook- en warmteafvoersysteem.
leidingschacht wordt GIBO gebruikt. Bij
de leidingdoorvoeren dienen manchet- De eisen voor de (nood)stroomvoorziening en -verlich-
ten etc. aangebracht te zijn. ting zijn al behandeld in §7.7 Vluchtwegverlichting.
7.11 Beperking van het Een rookmeldingsinstallatie is niet verplicht gesteld voor
deze functie middels het Bouwbesluit. Wel wordt deze
ontstaan van rook vanwege de verhoogde veiligheid toegepast in het ge-
De toe te passen materialen dienen te bouw. De plaatsing van de elementen zal zijn volgens de
voldoen aan de volgende eisen: plattegronden, eventueel in overleg met de electrotech-
nische adviseur.
Artikel 2.126 algemeen
Lid 1.
Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde Het rook- en warmteafvoersysteem (RWA) werkt als
die grenst aan de binnenlucht, een volgens NEN volgt: als er brand wordt geconstateerd worden auto-
6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 matisch onder en bovenin het gebouw ramen geopend.
m-1.
Lid 2.
Bovenin het gebouw kan de rook weg, onderin kan er
Indien een constructie-onderdeel aan een zijde verse lucht worden aangevoerd. Door verse, en koele,
die grenst aan de binnenlucht in een besloten lucht toe te voeren wordt de temperatuur in het gebouw
58
verminderd. Ook worden gloeiende asdeeltjes etc. afge- Lid 2.
voerd naar buiten. Hierdoor kunnen omliggende onder- Een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte die groter is dan
de grenswaarde vermeld in tabel 2.190, heeft ten minste een al dan
delen minder snel vlam vatten. niet gemeenschappelijke brandslanghaspel. (500 m2)
Het RWA-systeem dient volgens de NEN 6093 te worden Lid 3.
ontworpen. Als aanname kon worden genomen dat er Een gebruiksfunctie heeft ten minste een al dan niet gemeenschap-
8 m2 aan toe- en afvoer aanwezig moest zijn (totaal 16 pelijke brandslanghaspel.
m2).
De hoogst gelegen vloer met een verblijfsgebied ligt 18,5
Aangezien de daglichttoetreding in het gebouw van re- meter boven meetniveau. Daarom is de aanwezigheid
latief groot belang is, is ervoor gekozen om als RWA-sys- van een droge blusleiding niet verplicht.
teem glaslouvres toe te passen. Dit zijn inzetelementen Per 500 m2 is een brandslanghaspel verplicht.
voor in een vliesgevel, welk voorzien zijn van kantelbare
Artikel 2.192 aantal
glasvlakken. Deze worden hydraulisch aangestuurd. Er is Lid 2.
een doorsnede van de toegepaste glaslouvre te zien. Het aantal droge blusleidingen is zodanig dat de loopafstand tussen
een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang
van een op die aansluiting aangewezen rookcompartiment niet gro-
7.13 Voorkoming en beperking van ter is dan 35 m.
ongevallen bij brand Lid 3.
Artikel 2.184 aanwezigheid Het aantal brandslanghaspels is zodanig dat de loopafstand tussen
Lid 1. een brandslanghaspel en elk punt van de vloer van een gebruiksfunc-
Een gebruiksfunctie waarin een vloer van een verblijfsgebied voor tie niet groter is dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5
het verblijven van mensen hoger ligt dan 20 m boven het meetni- m. Dit geldt niet voor de vloer van een niet in een verblijfsgebied ge-
veau, heeft een al dan niet gemeenschappelijke brandweerlift. legen ruimte, die vanaf de toegang van de gebruiksfunctie niet door
besloten ruimten kan worden bereikt.
Lid 4.
Geen vloer met een verblijfsgebied ligt boven de 20 me-
Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt
ter boven meetniveau. De hoogst gelegen vloer met een een constructie-onderdeel niet zijnde een bouwconstructie, gelegen
verblijfsgebied is 18,5 meter boven meetniveau. in een verblijfsgebied, buiten beschouwing gelaten.
Lid 5.
Artikel 2.185 loopafstand Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt
Lid 5. de loopafstand gelegen in een verblijfsgebied met 1,5 vermenigvul-
De loopafstand tussen een toegang van een rookcompartiment en digd.
ten minste een toegang van een vluchttrappenhuis is niet groter dan
30 m. Aangezien de bereikbaarheid van alle plaatsen met be-
Lid 6.
De loopafstand tussen een toegang van een rookcompartiment en
trekking tot een brandslanghaspel gewaarborgd dient te
van ten minste een toegang van een brandweerlift is niet groter dan worden wordt ervoor gekozen op elke verdieping een
75 m. brandslanghaspel met een lengte van 20 meter toe te
passen.
Lid 5 voldoet, aangezien dit maximaal 20,5 meter be-
draagt. Lid 6 is niet van toepassing aangezien geen Artikel 2.193 veiligheid
Lid 1.
brandweerlift is toegepast.
Een droge blusleiding als bedoeld in artikel 2.191, eerste lid, voldoet
aan NEN 1594.
Artikel 2.186 inrichting
Lid 2.
Lid 1.
Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde
Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert,
lid:
heeft een voorziening voor de afvoer van rook met een component
1. is aangesloten op een voorziening voor drinkwater als bedoeld
voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van
in artikel 3.120, en
rook, met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedu-
2. ligt niet in een vluchttrappenhuis.
rende langere tijd kan worden gebruikt voor het uitvoeren van red-
Lid 3.
dingswerkzaamheden en bluswerkzaamheden.
Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde
lid, heeft een slang met:
Aan artikel 2.186 lid 1 wordt voldaan aangezien het 1. een lengte van niet meer dan 30 m en
RWA-systeem is toegepast. 2. een statische druk van niet minder dan 100 kPa en een capaciteit
van 1,3 m³/h, bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels aan-
gesloten op dezelfde voorziening voor drinkwater.
7.14 Bestrijding van brand
Artikel 2.191 aanwezigheid Naast de toepassing van brandslanghaspels worden ook
Lid 1.
Een gebruiksfunctie met een verblijfsgebied waarvan de vloer hoger brandblussers toegepast. Deze worden conform de NEN
ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft ten minste een al dan niet 4001 geplaatst.
gemeenschappelijke droge blusleiding.
59
8 Installaties
8.1 Eisen voor installaties luchtstroom anders als tocht wordt waargenomen.
8.1.1 Ventilatie
Artikel 3.69 capaciteit
De eisen met betrekking tot de ventilatie van het ge- Lid 2.
bouw zijn als volgt: Een voorziening voor luchtverversing van een meterruimte voor een
voorziening voor gas heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaci-
Artikel 3.47 aanwezigheid teit van ten minste 2 dm³/s per m³ netto-inhoud van de meterruimte,
Lid 1. met een minimum van 2 dm³/s.
Een verblijfsgebied en een verblijfsruimte hebben een voorziening Lid 3.
voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer Een voorziening voor luchtverversing van een liftschacht heeft een
van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht. volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 3,2 dm³/s per
Lid 2. m² vloeroppervlakte van die liftschacht.
Een toiletruimte en een badruimte hebben een voorziening voor
luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van ver-
se lucht en een component voor afvoer van binnenlucht. Zoals hierboven vermeldt moeten de liftschacht en de
meterkast voldoende geventileerd worden. Deze lucht
Artikel 3.48 capaciteit(verblijfsgebied/ruimte) mag niet worden gerecirculeerd.
Lid 1.
Een voorziening voor luchtverversing voor een verblijfsgebied heeft
een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste de grens- 8.1.2 Temperatuur
waarde, als aangegeven in tabel 3.46.1: De temperatuur in het gebouw dient aangenaam te zijn.
bijeenkomstfunctie B2: 1,9 dm³/s per m² (min. 7 dm³/s) Met betrekking tot de tentoonstellingsruimten valt te
kantoorfunctie B2: 1,3 dm³/s per m² (min. 13 dm³/s) concluderen dat de mensen lichtelijk in beweging zijn.
Lid 2.
Toch wordt een temperatuur geëist van minimaal 20
Een voorziening voor luchtverversing voor een verblijfsruimte heeft graden aangezien mensen langere tijd stil staan.
een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste de grens- In de kantoorruimte wordt dezelfde temperatuur geëist
waarde, als aangegeven in tabel 3.46.1: in verband met het langdurig stil zitten van personen.
bijeenkomstfunctie B2: 1,5 dm³/s per m² (min. 7 dm³/s)
Wel dient in de kantoorruimte de temperatuur regel-
kantoorfunctie B2: 1,0 dm³/s per m² (min. 10 dm³/s)
baar te zijn.
Lid 3.
Een voorziening voor luchtverversing voor een verblijfsgebied of een
verblijfsruimte, met een opstelplaats voor een kooktoestel of met
een opstelplaats voor een warmwatertoestel heeft een volgens NEN
1087 bepaalde capaciteit van ten minste 21 dm³/s. Bij de toepassing
van dit voorschrift blijven buiten beschouwing:
1. een opstelplaats voor een kooktoestel met een nominale belas-
ting van meer dan 15 kW en
2. een opstelplaats voor een warmwatertoestel met een nominale
belasting van meer dan 15 kW of voor een warmwatertoestel dat
geen open verbrandingstoestel is.
Lid 4.
Een voorziening voor luchtverversing voor een toiletruimte heeft een
volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 7 dm³/s. Een
voorziening voor luchtverversing voor een badruimte heeft een vol-
gens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 14 dm³/s. Dit geldt
ook voor een met een toiletruimte samengevoegde badruimte.
Lid 6.
Een voorziening voor luchtverversing voor meer dan een verblijfsge-
bied of verblijfsruimte heeft een capaciteit die niet kleiner is dan de
totale waarde die volgens het eerste, tweede en derde lid geldt voor
alle verblijfsgebieden en verblijfsruimten, die op de voorziening zijn
aangewezen.
60
8.1.3 Comfort Als een relatie met de temperatuurgradiënt wordt ge-
De grafieken getoond in afbeelding 1, geven de tem- trokken dat valt te concluderen dat vloerverwarming
peratuurgradiënt aan. De temperatuurgradiënt kan ge- (situatie 6) een betere temperatuurgradiënt oplevert in
bruikt worden om de behagelijkheid van personen uit te tegenstelling tot verwarmde lucht (situatie 4). Vandaar
drukken. Linksbovenin staat de ideale verwarming afge- dat een combinatie tussen vloerverwarming voor de
beeld. Zoals te zien benaderd vloerverwarming de ideale verwarming van het gebouw en een constant volume-
verwarming het meest. Vooral met betrekking tot hoge systeem voor het ventileren een goede combinatie zou
plafonds is dit een mogelijkheid aangezien de warmte zijn.
van onderaf komt. Daardoor zal relatief weinig warmte
verloren gaan. 8.2.1 Vloerverwarming
“De vloerverwarming werkt vaak met een lagere water-
8.2 Installatieconcept temperatuur dan een radiatorverwarmingssysteem. De
De volgende klimaatinstallatie is gekozen: betonkernac- installatie wordt uitgebreider en vergt daardoor een ex-
tivering gekoppeld aan een warmtepomp. Mechanische tra investering. Een vloerverwarmingsinstallatie (als ba-
ventilatie zorgt voor voldoende ventilatie. Verderop zal sisverwarming) is te combineren met radiatorenverwar-
worden toegelicht hoe tot deze keuze is gekomen. ming of met een gebalanceerd ventilatiesysteem met
warmteterugwinning of met luchtverwarming.
In de onderstaande afbeeldingen wordt aangegeven
welk systeem welke voor- en nadelen heeft. Hieruit volgt De maximaal toelaatbare oppervlaktetemperatuur van
dat een constant volumesysteem in principe voldoet, de vloer bedraagt (conform NEN-EN 1264) 29°C, behalve
enkel niet op het gebied van koeling. in badkamers en randzones. Dit betekent dat de maxi-
male aanvoerwatertemperatuur circa 45°C mag zijn. Di-
rect doorstroomde systemen worden rechtstreeks met
het door de warmtebron verwarmde water gevoed. Deze
verdienen uit energetisch oogpunt de voorkeur boven in-
directe systemen.
Afbeelding 3: installatieconcept
61
Deelconclusie
Vloerverwarming is niet goed te implementeren met de
betonconstructie. Daarom wordt betonkernactivering
gekozen.
62
van de warmte en levert bovendien een hoger koelend
en verwarmend vermogen. De extra investeringkosten Warmtepompprincipe
worden binnen een redelijke periode terugverdient. grondwater
6C0
Een warmtepomp komt pas goed tot zijn recht in com- 300C
retour
binatie met lage temperatuurverwarming (LTV), bijvoor- expansieventiel
verwarming
180C
beeld vloer- of wandverwarming, omdat LTV functioneert
bij relatief lage temperaturen (ca. 35 ºC). Daardoor hoeft
de warmtepomp de warmte uit de bron (vaak 12 ºC) niet
haalbron retourbron
onnodig te verhogen.”
(http://duurzaambouwen.senternovem.nl/ 0
12 C
0
winter 8 C
begrippen/119-warmtepomp.html)
0
watervoerende zomer 16 C
laag
Afbeelding 6: werking warmtepomp grondwater
“Een belangrijk kengetal waarop een warmtepomp kan Er wordt water van ongeveer 12 graden gebruikt wat uit
worden beoordeeld, is de Coëfficiënt Of Performance, de grond komt. Dit gaat via een verdamper en een com-
ook wel COP genoemd. pressor. Als water onder druk wordt gezet, dit kost 25%
van de energie, dan gaan de moleculen harder trillen,
Dit getal geeft de verhouding aan tussen de hoeveelheid
(hulp)energie die de warmtepomp nodig heeft voor het
verdampings- en condensatieproces en de hoeveelheid
warmte die de warmtepomp afgeeft.
63
Energiezuinigheid De boringen die verricht dienen te worden, kunnen op
Op het gebied van energiezuinigheid is het principe van eigen terrein verricht worden. De koppeling tussen de
mechanische toevoer vrij gunstig. Er wordt weliswaar ex- installaties (intern) en de boringen (extern) geschiedt
tra energie verbruikt door de ventilator, maar dit wordt door middel van een leiding welk via dezelfde leidingko-
ruim gecompenseerd door het terug winnen van warmte ker onder de loopbrug doorgaat als de normale leidin-
uit de afgevoerde lucht.” gen doen.
(http://www.senternovem.nl/epn/concepten/45_
wijze_van_ventileren/20_mechanisch/index.asp) Betreffende de investeringskosten is het volgende te
vermelden: voor relatief grootschalige utilitaire projec-
Zoals hierboven is vermeld is er geen verschil qua ener- ten is de gemiddelde terugverdientijd van een warmte-
gieverbruik. Wel zijn de investeringskosten hoger waar- pomp ongeveer 10 jaar.
door het systeem eventueel niet zou kunnen worden
toegepast. Echter vanwege de hogere mate van comfort 8.4.3 Mechanische ventilatie
en betere regelbaarheid is het wel aan te raden. De consequenties bij mechanische ventilatie zijn:
De toe- en afvoerpunten van de installatie zullen con- oo Extra installatieruimte benodigd in verband met ven-
form verschillende normen en richtlijnen worden gepo- tilatoren en warmtewisselaar;
sitioneert. Gezien het gebrek aan ervaring omtrent deze oo Luchtkanalen dienen in de vloer te worden aange-
bezigheden zal dit werk uitbesteed worden aan de in- bracht, aangezien er geen verlaagd plafond aanwezig is;
stallateur. Wel zullen aannames van de posities op teke- oo Extra investeringskosten gepaard met bovenstaande
ning verwerkt worden. argumenten.
64
Aangezien er slechts 1 lift in het gebouw aanwezig is, is 8.11 Conclusie
de snelheid ervan belangrijk aangezien dit de doorstro- De volgende installaties worden toegepast:
ming bevorderd. Met een capaciteit van 1.000 kg kun- oo Warmtepomp gekoppeld aan betonkernactivering;
nen er 13 personen per keer vervoerd worden in de lift. oo Mechanische ventilatie;
oo Gas-, water- en lichtinstallatie.
8.6 Gasinstallatie
Aangezien de gasbehoefte voor dit gebouw niet groot zal Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat de
zijn is er geen aparte gaskast benodigd. De voorziening installatie relatief weinig impact maakt op het gebouw.
kan worden ondergebracht in de meterkast. De gasbe- Dit komt omdat een warmtepomp extern is uitgevoerd
hoefte is niet hoog omdat er weinig vraag is naar warm met een installatie in de technische ruimte en de beton-
water (> 60 graden), er is wel veel vraag naar warm wa- kernactivering is opgenomen in het beton. Daarom is er
ter (35 graden) voor de betonkernactivering. Echter aan- geen verlaagd plafond nodig.
gezien deze warmte voor een deel geleverd wordt door
een warmtepomp is hier relatief weinig gas voor nodig. De investeringskosten zijn wel hoger dan bij een traditi-
De gasinstallatie dient ontworpen en uitgevoerd te wor- onele installatie, maar aangezien het grootste deel een
den conform de NPR 3378. relatief korte terugverdientijd heeft zal het bedrag uit-
eindelijk terugverdient worden. Dit gebeurt waarschijn-
lijk tussen de 15 en 20 jaar na oplevering.
8.7 Waterinstallatie De geveldoorvoeren van de luchttoe- en afvoer moeten,
De waterinstallatie dient ontworpen en uitgevoerd te na dimensionering van de installateur, op een architec-
worden conform de NEN 1006. Het betreft de koud- en tonisch verantwoorde manier worden weggewerkt in de
warm watertoevoeren en het gesloten systeem van de gevel. Dit zal gebeuren door de architect. Ook dient re-
betonkernactivering. kening te worden gehouden met de verdunningsfactor.
8.8 Gevelonderhoudinstallatie
Aangezien het beperkte glasoppervlak aan de gevel en
het beperkte onderhoud benodigd aan de betonelemen-
ten is ervoor gekozen geen gevelonderhoudinstallatie
toe te passen. Alle ramen in de gevel kunnen worden
gereinigd van binnenuit, aangezien de glaslouvres zo
te kantelen zijn dat dit mogelijk is. Het dak is beloop-
baar voor onderhoud, tevens is er valbeveiliging aange-
bracht.
8.10 Lichtinstallatie
De lichtinstallatie dient ontworpen en uitgevoerd te wor-
den conform de NEN 1010. Er wordt vanuit gegaan dat
de gehele lichtinstallatie uitgevoerd zal worden in LED-
verlichting. Dit aangezien de dit het energieverbruik ten
behoeve van de verlichting en de koeling verminderd.
De exacte armaturen en hun positie dient te worden
vastgesteld aan de hand van een lichttechnisch onder-
zoek. Dit aangezien dit zeer nauw luistert bij een ten-
toonstellingsruimte.
65
9 Materiaalkeuze
Materialen bepalen de uitstraling van het gebouw en oo Schuco ADS 70.HI; U-waarde;deur = 1,89 W/m2k.
zijn daarom zeer belangrijk. Ook qua bouwtechnische en Glas:
bouwfysische eigenschappen dienen zij te kunnen vol- oo HR++ glas, U-waarde;glas = 1,0 W/m2k.
doen. Glaslouvres:
oo HR++ glas, U-waarde;glas = 1,0 W/m2k.
De materiaalkeuze met betrekking tot de draagcon-
structie is al behandeld in hoofdstuk 6 en zal verder niet Wanden(interieur)
worden toegelicht. Het materiaal voor de constructie is oo I.h.w.g. beton 300 mm; schoonwerkbeton klasse B1
beton voor de vloeren en enkele wanden. Verder wordt (volgens CUR-aanbeveling 100); centerpennen max. 1
staal toegepast in het dak. per 0,8 m2; afwerking: mortelvulling verdiept.
oo Kalkzandsteen lijmelementen (dikte conf. plt. gr.); af-
9.1 Opbouw werking conf. afwerkstaat.
Alle materialen die worden toegepast worden omschre-
ven in de details en op de bouwtekeningen. Dit wordt 9.1.2 Vloeren
hieronder nogmaals beschreven. Hierna zullen enkele Begane grondvloer
toegepaste materialen ter toelichting worden uitge- oo Afwerkvloer(80 mm) klasse D;
werkt. oo Waterdichte dampopen folie, Polytex 3 o.g.;
oo EPS 60-SE (dikte = 100 mm | Rc = 3,8 W/m2k);
9.1.1 Gevels oo Beton (d=500 mm)(bestaand);
Glasvezelversterkte betonelementen oo Verdicht grondpakket.
oo Stucwerk;
oo Beton 350 mm; Verdiepingsvloeren
oo Rockwool Spouwplaat 433 DUO o.g. (dikte = 140 mm oo Bubbledeck vloer (d = 500 mm; massa = 870 kg/m2)
| Rc = 4,0 W/m2k); bevestiging d.m.v. parker ø 75 mm, v.v. kunststof (HDPE) bollen (diameter = 360 mm), waar
hoeveelheid conf NPR 6791; nodig v.s. aanbrengen conf. constructeur; bovenzijde
oo Aluminium omegaprofiel 150x150x3 mm(blank ge- vloer gevlinderd; schoonwerkbeton klasse B1 (volgens
anodiseerd) h.o.h. 906 mm; bevestiging d.m.v. Hilti HUS- CUR-aanbeveling 100).
H; oo Conform afwerkstaat een plenum creëren t.b.v. ge-
oo Waterdichte dampopen folie, Miofol 125 G o.g.; luidsisolatie.
oo Luchtspouw 40 mm;
oo Glasvezelversterkte betonelementen, hxbxd = 9.1.3 Dak
1500x870x20 mm; plaatverdeling vlgs. gevelaanzichten; oo Principe dak: conf. Octatube B.V.; koker 200x100x12,5
blind bevestigd d.m.v. aluminium profielen volgens het mm (gebogen; straal 10,9 m.) hiertussen staalkabels conf.
beddenhaakprincipe. Horizontaal 40 mm vrij houden, constructeur/tekening opgespannen d.m.v. hydraulische
verticaal 20 mm vrijhouden; trekcilinder HFL 502 gekoppeld aan een HEP104 elektro-
oo Tussen betonelementen: het Universal Profile Deca- hydraulische pomp; koppelingen conform tekening en
LED van Lagotronics o.g. t.b.v. LED-verlichting gevel; be- constructeur; middenin de cirkel een rond raamwerk
vestigd d.m.v. (schiet)nagels. van ronde buizen ø 60,3x5 mm.
oo Op staalkabels connectors bevestigd t.b.v. bevesti-
Glasvezelversterkte betonelementen met ging glas;
voorzetwand t.p.v. begane grond oo Opbouw glas (AGC Stopray Elite o.g.): 4 mm glas,
oo Stucwerk 10 mm; StoDecolit, v.v. extra wapeningslaag PVB-folie, 4 mm glas, 16 mm Argon, 6 mm glas > U-
i.v.m. niet drukvaste onderlaag; waarde;glas = 1,1 W/m2k. 20 mm speling rondom, na-
oo Minerale wol 100 mm; bevestiging d.m.v. parker ø dien afkitten (kit conf. Octatube)
75 mm, hoeveelheid conf NPR 6791;
oo Idem aan bovenstaande. Verticale toegankelijkheid
oo Trappen t.p.v. vluchttrappenhuis uitgevoerd in pre-
Openingen fab beton, conf. Bouwbesluit; voorzien van antislippro-
Verdiepingshoge puien: filering;
oo Vliesgevelprofiel Schuco FW60+ o.g., stijlen en regels oo Trappen t.p.v. tentoonstellingsruimte uitgevoerd in
profiel 175; v.v. glaslouvres of vast glas conf. gevelaan- gezette staalplaat (ther. verz.), conf. Bouwbesluit; voor-
zichten; U-waarde;vliesgevel = 1,27 W/m2k. zien van antislipprofilering;
Deuren: oo Leuningen en balustrades vervaardigd in staal, conf.
66
Bouwbesluit, gepoedercoat conf. afwerkstaat. Afbeelding 1: principe productie glasvezelversterkt beton
oo Liften, Kone Olympus 455; binnenafwerking: ‘Spring
Silver Sound’ o.g., uitvoering i.o.m. leverancier.
9.2 Toelichting
9.2.1 Gevelbekleding
De gevelbekleding die toegepast wordt zijn glasvezelver-
sterkte betonelementen. Doordat glasvezels niet roesten zand glasvezels
net als normale wapening is er minder dekking nodig. En
omdat de afmetingen van de panelen enigszins beperkt
zijn kan er worden voldaan met een slank paneel. Hier-
onder een korte toelichting:
67
universeel profiel voor de verlichting te zien. Verder is
een bovenaanzicht van de rails te zien.
9.2.2 Noodtrappenhuis
Het noodtrappenhuis, of het vluchttrappenhuis, is gepo-
sitioneerd aan de linkerzijde van het gebouw. Het trap-
penhuis is uitgevoerd met prefab bordessen en trappen.
De trappen zijn ongelijk aangezien de hoogte van het
bordes bepalend was voor de vrije doorgang naar het
trappenhuis. Aangezien deze middels het Bouwbesluit is
vastgesteld op 2,3 meter zijn de trappen ongelijk.
9.2.3 Trappen
De hoofdtrappen in het gebouw zijn gerealiseerd in de
vides. Aangezien de wanden rond lopen zijn traditionele
trappen relatief duur. Vandaar dat een alternatief ont-
worpen is. Het betreft een gezette staalplaat van 8 mm.
welk wordt voorzien van een verstijvingsvin en een kop-
plaat. De plaat wordt onder een hoek gezet, waardoor Afbeelding 5: trap: hoofdtrap
de naden tussen de treden miniem blijft.
Afbeelding 6: traptreden
68
9.2.4 Akoestiek
Omdat de silo in principe
geheel open is en het geluid
nergens naartoe kan is er
veel last van nagalm. Dit zal
worden berekend in hoofd-
stuk 10, Bouwfysica.
9.2.5 Glaslouvres
De glaslouvres welk beschreven zijn in hoofdstuk 7, brand Afbeelding 8: Den-2 Aksound
wordt hier nader toegelicht. Het betreft een glaslouvre
van het merk Bovema S-air. De glaslouvres zijn gekop-
peld aan een hydraulisch gestuurd systeem welk opent
als er brand is. Ze worden gevat in een standaard vlies-
gevelprofiel.
69
10 Bouwfysica
10.1 Algemeen Artikel 5.3 deur, raam, kozijn
Lid 1.
Op bouwfysisch gebied is het gebouw voornamelijk in- In afwijking van artikel 5.2, hebben ramen, deuren, kozijnen en daar-
teressant met betrekking tot geluid. Ook zal een EPU- mee gelijk te stellen constructie-onderdelen, gelegen in een schei-
berekening gemaakt worden. dingsconstructie als bedoeld in dat artikel, een volgens NEN 1068 be-
paalde warmtedoorgangscoëfficiënt van ten hoogste 4,2 W/m² ° K.
10.2 Geluid
Geluid zal waarschijnlijk een probleem vormen in dit Uit het Bouwbesluit volgt dat het gebouw dient te vol-
gebouw. Dit omdat het een grote open ruimte is en er doen aan een EPU-eis van 2,0 conform de regelgeving
materialen zijn toegepast met een gesloten oppervlak- van 2009. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tus-
structuur. Daarom is de absorptie laag en de weerkaat- sen verschillende functies, omdat de andere functie
sing hoog. (kantoor) minder dan 5% van het totale oppervlak be-
treft.
Er zal een berekening worden uitgevoerd om, als bena-
dering, de geluidsabsorptie te bepalen. Volgens de wet 10.4.2 Klimatiseringssysteem
van Sabine is er een verband tussen het volume van het De gekozen installaties, zie hoofdstuk 8, zullen worden
gebouw en de geluidsabsorptie. Aan de hand van deze ingevoerd. De ventilatie zal mechanisch gebeuren, zowel
formule zal de nagalmtijd in het gebouw berekent wor- de toe- als afvoer. Het transportmedium voor de verwar-
den. ming en de koeling is water.
In overleg is besloten dat een accurate berekening en- 10.4.3 Bepaling gebruiksoppervlak
keluit te voeren is door een geluidstechnisch adviseur. De gebruiksoppervlakken zijn reeds bepaald in hoofd-
Als benadering zal wel een berekening worden gemaakt stuk 7, brand. Hierom zullen zij niet nogmaals berekent
welk een redelijke weergave geeft. De situatie wordt worden.
geschematiseerd in een kale silo(1 ruimte), waarbij de
vloeren als oppervlak worden meegerekend. Ook wordt 10.4.4 Energiesectoren
het akoestisch plafond zoals omschreven in hoofdstuk Er is maar 1 energiesector aangezien de functies samen-
9 in de berekening verwerkt. Deze berekening is bijge- gevoegd mogen worden conform de hiervoor geldende
voegd als bijlage 6. eisen. Dit komt omdat de verschillende functies een
‘open verbinding‘ hebben.
10.3 Rc berekeningen
Bij de materiaalkeuze zijn de materialen bekend gewor- 10.4.5 Bepaling verliesoppervlak
den. Als de gevelopbouw wordt ingevoerd in een rc-be- Het verliesoppervlak is vastgesteld als het binnenopper-
rekening dan volgen de Rc’s hieruit. Deze berekeningen vlak. Het totale oppervlak is de omtrek van een cirkel
zijn toegevoegd als bijlage 7. Hierbij is onderscheid ge- met een radius van 10,9 m., met een hoogte van 22,5
maakt tussen verschillende gevelopbouwen, namelijk: meter.
1. Betonwand (gevelelementen) met voorzetwand; Deze oppervlakte is gekoppeld aan de windrichting.
2. Betonwand (gevelelementen); Maar omdat het gebouw een ronde gevel heeft zijn er
3. Vliesgevel; dus geen gevels met een bepaalde windrichting. Van-
4. Glazen dak; daar dat de gevel is opgedeeld in 8 delen gerelateerd
5. Begane grondvloer. aan de overeenkomende windrichting.
Het totale oppervlak per windrichting is: 8,56 x 22,09 =
De hieruit volgende waarden zullen worden ingevoerd in 189,1 m2. Dit is opgebouwd in een betonwand met en
de EPU berekening. zonder voorzetwand. De betonwand met voorzetwand
bestrijkt 41,17 m2. De rest van de oppervlakte bestaat
uit een betonwand zonder voorzetwand.
10.4 EPU berekening
In de gevel zitten kozijnen, deze worden per windrich-
10.4.1 Eis bouwbesluit ting opgenomen in de berekening en zullen worden
Uit hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit volgen de volgende
afgetrokken van het vlak welk zij perforeren. De kozij-
eisen met betrekking warmteweerstand.
nen hebben elk dezelfde afmeting, namelijk 0,9 x 1,73 =
Artikel 5.2 algemeen
1,56 m2.
Lid 1.
Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een De oppervlaktes gekoppeld aan de Rc-waardes zullen
toiletruimte of een badruimte, heeft een volgens NEN 1068 bepaalde worden ingevoerd bij transmissie.
warmteweerstand van ten minste 2,5 m² ° K/W.
70
10.4.6 Infiltratie 10.4.13 Elektrische installatie
Bij qv;10;kar zal 0,1 worden ingevuld. Dit houdt het vol- Er is gekozen voor een centraal aan/uit, aangezien alle
gende in: ‘qv;10;kar Is de luchtdoorlatendheid bij een tentoongestelde stukken voldoende verlicht dienen te
drukverschil van 10 Pa, overeenkomstig NEN 2686, zoals zijn tijdens de openingsuren. Er is gekozen voor LED-
bedoeld in NEN 2916’. Er wordt vanuit gegaan dat de verlichting, gezien de lange levensduur en het lage ener-
details, met voldoende tochtband relatief weinig lucht- gieverbruik.
doorlatend zijn.
De gebouwhoogte is > 20 meter. 10.4.5 Uitkomsten
Als alle, in dit verslag bepaalde elementen, worden ver-
10.4.7 Thermische capaciteit werkt in het programma dan volgt de EPU hieruit. Zoals
De massa van de vloerconstructie is > 400 kg/m2. Hij be- aangegeven dient de bijeenkomstfunctie een minimale
draagt namelijk 900 kg/m2. EPU van 2,0 te hebben.
Het plafondtype is open, dit aangezien het akoestische De uitkomsten van de berekening zijn toegevoegd als
plafond wat toegepast wordt, bestaat uit eilanden. bijlage 8. Hieruit volgt dat een EPU van 1,84 is gehaald.
10.4.8 Verwarmingssysteem
Er is een elektrische warmtepomp aangegeven, welk
een toevoertemperatuur van < 35 graden heeft. De bron
waaraan de warmtepomp is gekoppeld is het grondwa-
ter.
10.4.9 Koeling
De koeling wordt tevens verzorgt door de warmtepomp.
Vandaar dat een warmtepomp in zomerbedrijf is aange-
geven. Aangezien het grote volume wat gekoeld dient
te worden is dit een grote belasting op de EPU. Er kan in
overleg met de toekomstige gebruikers ervoor worden
gekozen om koeling via de lucht te kiezen. Dit is nu niet
gekozen in verband met de grote hoeveelheden lucht-
stroom wat veel stof met zich meebrengt.
10.4.11 Ventilatie
Maximaal mag 50% van de lucht gerecirculeerd worden.
Er is voor gekozen om 40% te recirculeren. Tevens is de
ventilatievoorziening gekoppeld aan een warmteterug-
wininstallatie in de vorm van een platenwarmtewisse-
laar. Ook kan er natuurlijk geventileerd worden mits hier
behoefte aan is. Dit kan via de glaslouvres.
10.4.12 Pompen
Alle pompen hebben een automatische toerenregeling.
71
11 Conclusie
De hoofddoelstelling van het afstuderen is:
Individueel in staat zijn een ontwerp te maken en deze
bouwtechnisch uit te werken volgens de richtlijnen van
het courseboek S8.
72
73
12 Bronvermelding
12.1 Boeken 12.2 Websites
Bonebakker, ir M., Jellema Hogere Bouwkunde, deel 4B http://www.siloprijsvraag.amsterdam.nl/
omhulling gevels
Bonebakker, ir M., Jellema Hogere Bouwkunde, deel 6A http://www.senternovem.nl/epn/concepten/45_
installaties elektrotechnisch en sanitair wijze_van_ventileren/20_mechanisch/index.asp
Bonebakker, ir M., Jellema Hogere Bouwkunde, deel 6B
installaties werktuigbouwkundig en gas
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdpagina
Bonebakker, ir M., Jellema Hogere Bouwkunde, deel 9
utiliteitsbouw
Mabelis, ir C.C., Bouwtechnisch tekenen, Hogeschool http://www.weweb.nl/
Zeeland
van der Linden, Ir. A.C., Bouwfysica http://www.promat.nl/
Handouts docenten
Bris-warenhuis http://www.bubbledeck.nl/
van der Zwart, ir. C., Basis constructieleer
NEN 6702 http://www.bovema-sair.nl/bestekserviceGlaslou-
NEN 6770 vres.htm
van Glabbeek, E.E.M., Projectmatig werken
van Rotterdam, ir. E.O.E., Sterkteleer 1
Lagottronics LED products 2008
http://www.sorbaprojects.nl/html/index.
Neufert, Ernst & Peter, Architects’ Data Third Edition
php?page_id=87
http://www.fydro.com/
http://www.mvrdv.nl/#/projects/
europe/129geminiresidences
http://www.fire-proof.com/download/Colt_RWA-
RookenWarmteAfvoer_nl.pdf
http://www.dailyicon.net/magazine/wp-content/
uploads/2009/01/nationalbank05.jpg
http://kataloge.schueco.com/Kataloge/031/in-
dex_nl.htm
http://www.schueco.com/web/nl/architecten
http://www.yourglass.nl/agc-flatglass-europe/sto-
pray/zonwerende/extra-isolerende.html
http://www.octatube.nl/
http://www.dailyicon.net/magazine/wp-content/
uploads/2009/01/nationalbank05.jpg
http://www.louisruys.nl/Products?mcat=1&cat=9&
subcat=&pcat=19
74
12.3 Personen/bedrijven
H. van Vliet | Schuco Nederland B.V.
D. Staaks | Octatube International B.V.
S. Breas | Afstudeerverslag Hogeschool Zeeland
Hoogbouw in Staal
75
13.1 Originele tekening
76
13.2 Onderzoek ABT
77
78
79
80
81
13.3 Programma van Eisen
Ruimtelijst Foyer
In de nieuw te bouwen tentoonstellingsruimte dienen Relaties
de volgende ruimtes aanwezig te zijn: oo De foyer moet een fysieke relatie hebben met de en-
oo Entree tree.
oo Kaartverkoop oo Vanuit de foyer is er de mogelijkheid om naar het toi-
oo Foyer let te gaan.
oo Toiletten oo Vanuit de foyer kan men naar de gecontroleerde
oo Personeelsruimte zone.
oo Kantoren
oo Filmzaal Bereikbaarheid
oo Tentoonstellingsruimte oo De foyer is vanuit de entree bereikbaar.
Het binnenklimaat moet in alle ruimtes aangenaam zijn,
met een maximale temperatuur van 21 graden, prefera- Bruikbaarheid
bel 18-19 graden. oo De foyer moet ruim genoeg zijn om 80 bezoekers op
te vangen, die klaar staan om de tentoonstellingsruimte
Entree te betreden.
Relaties oo In de foyer moet de mogelijkheid zijn voor de bezoe-
oo De entree van de tentoonstellingsruimte moet dui- ker, om plaats te nemen op een bank, een stoel of aan
delijk zichtbaar zijn en geen drempel vormen om binnen een sta-tafel, om het eventuele wachten aangenaam te
te komen. maken.
oo De entree moet vanaf de straatzijde duidelijk herken-
baar zijn. Ruimte-eis
oo Minimaal 60 m2
Bereikbaarheid
oo De entree moet vanaf de straat duidelijk herkenbaar Toiletten
en bereikbaar zijn. Bereikbaarheid
oo De toiletruimte is vanuit de foyer te bereiken.
Bruikbaarheid
oo In de entree moet overzichtelijk worden weergege- Bruikbaarheid
ven wat de tentoonstelling in houdt, op een manier dat oo De eisen met betrekking tot de toiletruimte zijn ge-
de bezoekers op hun gemak hun keuze kunnen maken. relateerd aan het Bouwbesluit. Hierbij dient rekening te
worden gehouden met een capaciteit van maximaal 250
Ruimte-eis mensen.
oo Minimaal 30 m2
Ruimte-eis
Kaartverkoop oo Zie bruikbaarheid.
Relaties
oo De kaartverkoop heeft een fysieke en visuele relatie Personeelsruimte
met de entree. Relaties
oo De personeelsruimte is gekoppeld aan de kantoren.
Bereikbaarheid
oo Vanuit de entree moet direct duidelijk worden waar Bereikbaarheid
de kaartverkoop is. oo De personeelsruimte is bereikbaar vanuit de foyer,
d.m.v. een afgesloten deur.
Bruikbaarheid oo De personeelsruimte is bereikbaar vanaf buiten.
oo Er moet voldoende werkruimte zijn voor 2 kassa’s
met computers. Bruikbaarheid
oo Er moet tevens een voorziening zijn waar kaarten die oo De personeelsruimte dient voor de personeelsleden
vooraf besteld zijn op te halen. om hier hun pauze te houden en eventueel hun lunch of
diner te nuttigen.
Ruimte-eis oo Er moet dus de mogelijkheid zijn om aan tafel te zit-
oo Minimaal 20 m2 ten en er dient een keukentje aanwezig te zijn.
82
Ruimte-eis oo De hoogte van het scherm is de breedte gedeeld
oo Minimaal 20 m2 door 2,35.
oo Het frame waarin het scherm hangt moe de afme-
Kantoren tingen van het scherm +30 centimeter hebben.
Relaties oo Het scherm moet loodrecht en symmetrisch op de
oo De kantoren zijn verbonden met de personeelsruim- hartlijn van het stoelenplan staan.
te oo Het scherm moet 1,2 meter van de muur geplaatst
oo De kantoren moeten daglichttoetreding hebben. worden t.b.v. speakers.
Bruikbaarheid oo Het scherm mag de onder of naast gelegen uitgan-
oo Er moet ruimte zijn voor twee kantoorruimtes. gen niet blokkeren of belemmeren.
oo 1 eenpersoonskantoor waar mensen ontvangen kun- oo Indien de projectiehoek van het beeld groter is dan
nen worden en 1 driepersoonskantoorruimte. 5 graden voorover dan moet het scherm achterover
oo In de kantoren moet ruimte zijn voor per persoon een hellend opgesteld worden onder een hoek die gelijk is
ruim bureau met computer en een ruime kast. aan 1/3 van de projecthoek.
Ruimte-eis Stoelen:
oo Minimaal 40 m2 oo De laatste rij
stoelen moet ten-
minste 0,2 meter
Tentoonstellingsruimte van de achterwand
Relaties verwijderd zijn om
oo De ruimte moet bereikbaar zijn via de gencontroleer- de bezoeker op
de zone. deze rij voldoende
hoofdruimte te bie-
Bereikbaarheid den.
oo De ruimte dient bereikbaar te zijn voor rolstoelen. oo Het vloerver-
Hiervoor moeten plaatsen gereserveerd worden waar loop moet zodanig
de rolstoelen geparkeerd kunnen worden. zijn dat elke bezoe-
ker over de hoof-
Bruikbaarheid den van de voor hen zittende persoon ongehinderd
oo Minimaal dient de tentoonstellingsruimte 500 m2 ef- de onderkant van het scherm kan zien. De helling van
fectief vloeroppervlak te hebben. de vloer mag nergens steiler zijn dan 1/10, mocht het
oo De ruimte dient vrij indeelbaar te zijn om te voldoen verloop steiler zijn dan moet de vloer getrapt worden
aan de verschillende tentoonstellingen welk hier kunnen uitgevoerd. Met een minimum aantrede en maximum
worden ondergebracht. optrede conform het Bouwbesluit.
Bereikbaarheid
oo Zie ‘tentoonstellingsruimte‘.
Bruikbaarheid
Scherm:
oo De breedte van het scherm dient tenminste gelijk
te zijn aan 1/3 en ten hoogste 1/2 x de grootste kijkaf-
stand.
oo De breedte mag niet breder zijn dan 0,6x de projec-
tielengte (afstand projectie-objectief tot hart geprojec-
teerd beeld).
83
oo van de zaal gesitueerd worden.
oo Een rij zitplaatsen die maar aan 1 gangpad uitkomt
mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten.
oo Een rij zitplaatsen die aan twee gangpaden uitkomt
mag 32 zitplaatsen hebben indien de vrije ruimte groter
is dan 45 centimeter.
oo Een gangpad waarvan niet meer dan 50 personen
gebruik maken moet tot een hoogte van 2 meter een
breedte hebben van 60 centimeter en voor elke 9 perso-
nen toenemen met 10 centimeter.
oo De helling van de gangpaden mag niet steiler zijn dan
1/10. Bij een grotere helling moet het gangpad getrapt
uitgevoerd worden. Met een minimum aantrede en
maximum optrede conform het Bouwbesluit.
Uitgangen:
oo Een zaal tot 400 zitplaatsen moet minimaal 2 zover
mogelijk van elkaar verwijderde uitgangen van elk mini-
maal 2 meter breed hebben.
oo Een zaal moet over minstens 2 vluchtwegen beschik-
ken.
84
13.4 Tekeningen Brandtoetsing
85
86
87
88
89
90
91
13.5 Lichtonderzoek
Algemeen
Aangezien de betreffende silo volledig gesloten is zal on-
derzocht moeten worden waar er openingen gemaakt
kunnen worden. Daarna zullen er verschillende varian-
ten worden getoetst aan daglichttoetreding met behulp
van een computerprogramma. De verschillende varian-
ten verschillen in de positie en afmeting van de vloeren.
Plaatsing opening
Aangezien de wanden van de silo gewapend zijn tegen
de waterdruk welk er normaal in plaatsvond, zijn deze
vrij zwaar. Hierdoor is het makkelijker om het dak van Variant 3:
de silo eruit te slopen, waardoor er een grote opening Bij deze variant is gekozen om het trappenhuis aan de
gecreëerd wordt met een relatief kleine ingreep. noordzijde onder te brengen. De vloeren worden aan de
Oost en West-zijde aan de silo bevestigd, waardoor er in
Zoals eerder vermeldt zijn er verschillende varianten het midden een atrium ontstaat.
ontwikkeld welk getoetst zullen worden. Bij alle varian-
ten behalve een, is enkel de dakvloer gesloopt. Bij een
variant is een deel van de wand gesloopt om het effect
hiervan te kunnen beoordelen.
Varianten
Hier zullen de verschillende varianten toegelicht wor-
den. De varianten zijn in chronologische volgorde ge-
construeerd. Tussen de constructie van de varianten in Variant 4:
zijn de gegevens geanalyseerd waaruit een optimalisatie De vloeren zijn gepostioneert als bij variant 1 en 2. Enkel
met betrekking tot de volgende variant kon worden ge- is de middelste vloer (de 2de verdiepingsvloer) 90 gra-
realiseerd. den gedraaid. Dit zodat deze meer in de zonlicht vangt.
Variant 1:
In deze variant zijn de vloeren aan de noordzijde beves-
tigd aan de silo. Aan de zuidzijde bevindt zich het trap-
penhuis. De vloeren zijn getrapt uitgevoerd om veel licht
diep in de silo te laten komen.
Variant 5:
Bij deze variant is de eerste verdiepingsvloer aan de
Oostzijde geplaatst. De tweede en derde verdiepings-
vloeren zijn aan de Westzijde geplaatst. Hierdoor zou er
meer licht in de ontvangsthal (onderin het gebouw) kun-
nen komen.
Variant 2:
Bij deze variant is een deel van de gevel van de silo ge-
sloopt om meer daglicht naar binnen te krijgen. De ver-
deling van de vloeren en het trappenhuis is gelijk aan
variant 1.
92
Variant 6: Keuze
Deze variant is gelijk aan variant 4 enkel is het geheel De gevonden waarden zijn vergeleken, waarbij het vol-
gespiegeld. De eerste verdiepingsvloer is gepositioneert gende geconstateerd is:
aan de oostzijde. Doordat de vloeren op elk niveau van oo Variant 2 = beter dan 1
elkaar verschillen kan er in het gecreëerde atrium veel oo Variant 3 = beter dan 5
licht naar beneden worden geleidt. oo Variant 4 en 6 verschillen weinig
93
Object : tentoonSILO Object : tentoonSILO
Installatie : Installatie :
Projectnummer : 08.05 Projectnummer : 08.05
Datum : 09.02.2009 Datum : 09.02.2009
13.5
Calculaltieresultaten, Exterior Calculaltieresultaten, Exterior
Pseudo kleuren, 1ste vloer (E) Pseudo kleuren, bg vloer (E)
[m] [m]
20 20
18 18
16 16
14 14
12 12
10 10
8 8
6 6
4 4
94
2 2
0 0
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
[m] [m]
1 : 250 1 : 250
Hoogte van het referentievlak : 4.00 m Hoogte van het referentievlak : 0.30 m
Lichtonderzoek | variant 2
variant 2 variant 2
Object : tentoonSILO Object : tentoonSILO
Installatie : Installatie :
Projectnummer : 08.05 Projectnummer : 08.05
Datum : 09.02.2009 Datum : 09.02.2009
[m] [m]
20 20
18 18
16 16
14 14
12 12
10 10
8 8
6 6
4 4
95
2 2
0 0
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
[m] [m]
1 : 250 1 : 250
7500 10000 15000 20000 30000 7500 10000 15000 20000 30000
Lichtsterkte [lx] Lichtsterkte [lx]
Hoogte van het referentievlak : 18.80 m Hoogte van het referentievlak : 11.40 m
Gemiddelde verlichtingssterkte Em : 14700 lx Gemiddelde verlichtingssterkte Em : 15200 lx
Minimale verlichtingssterkte Emin : 2620 lx Minimale verlichtingssterkte Emin : 2490 lx
Maximale verlichtingssterkte Emax : 18900 lx Maximale verlichtingssterkte Emax : 29100 lx
Gelijkmatigheid g1 Emin/Em : 1 : 5.60 (0.18) Gelijkmatigheid g1 Emin/Em : 1 : 6.12 (0.16)
Gelijkmatigheid g2 Emin/Emax : 1 : 7.20 (0.14) Gelijkmatigheid g2 Emin/Emax : 1 : 11.68 (0.09)
Datum, tijd : 01.01. 13:00 (WOZ 12:57) Datum, tijd : 01.01. 13:00 (WOZ 12:57)
variant 2 variant 2
Object : tentoonSILO Object : tentoonSILO
Installatie : Installatie :
Projectnummer : 08.05 Projectnummer : 08.05
Datum : 09.02.2009 Datum : 09.02.2009
Calculaltieresultaten, Exterior Calculaltieresultaten, Exterior
Pseudo kleuren, 1ste vloer (E) Pseudo kleuren, bg vloer (E)
[m] [m]
20 20
18 18
16 16
14 14
12 12
10 10
8 8
6 6
4 4
96
2 2
0 0
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
[m] [m]
1 : 250 1 : 250
Hoogte van het referentievlak : 4.00 m Hoogte van het referentievlak : 0.30 m
Lichtonderzoek | variant 6
variant 6 variant 6
Object : tentoonSILO Object : tentoonSILO
Installatie : Installatie :
Projectnummer : 08.05 Projectnummer : 08.05
Datum : 09.02.2009 Datum : 09.02.2009
[m] [m]
20 20
18 18
16 16
14 14
12 12
10 10
8 8
6 6
4 4
97
2 2
0 0
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
[m] [m]
1 : 250 1 : 250
2000 3000 5000 7500 10000 1500 2000 3000 5000 7500
Lichtsterkte [lx] Lichtsterkte [lx]
Hoogte van het referentievlak : 18.80 m Hoogte van het referentievlak : 11.40 m
Gemiddelde verlichtingssterkte Em : 4600 lx Gemiddelde verlichtingssterkte Em : 3100 lx
Minimale verlichtingssterkte Emin : 1340 lx Minimale verlichtingssterkte Emin : 817 lx
Maximale verlichtingssterkte Emax : 14500 lx Maximale verlichtingssterkte Emax : 7210 lx
Gelijkmatigheid g1 Emin/Em : 1 : 3.43 (0.29) Gelijkmatigheid g1 Emin/Em : 1 : 3.80 (0.26)
Gelijkmatigheid g2 Emin/Emax : 1 : 10.85 (0.09) Gelijkmatigheid g2 Emin/Emax : 1 : 8.82 (0.11)
Datum, tijd : 01.01. 13:00 (WOZ 12:57) Datum, tijd : 01.01. 13:00 (WOZ 12:57)
variant 6 variant 6
Nagalmtijd
diameter = 21,8 m1
radius = 10,9 m1
13.6
hoogte = 23,0 m1
Volume = 8580,5 m3
98
Voldoet niet (eis: max. 1,0 s.) Voldoet (eis: max. 1,0 s.) Voldoet (eis: max. 1,0 s.)
De in de berekening gebruikte lambda-waarden zijn de rekenwaarden conform bijlage D van NEN 1068.
Q .. De kwaliteit van de data voor de fysieke eigenschappen van de bouwmaterialen wordt weergegeven in 5 niveaus. Deze 5
niveaus zijn als volgt gedefinieerd:
.. A: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data worden continu gecontroleerd door een
onafhankelijke 3e partij.
.. B: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data zijn gecertificeerd door een onafhankelijke
3e partij.
..
C: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier.
..
D: De data zijn ingevoerd door BuildDesk zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancier of anderen.
.. E: De data zijn ingevoerd door een gebruiker van de BuildDesk software zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancier
of anderen.
99
Documentatie constructie 14. mei 2009
Berekening conform NEN-EN-ISO 13788
Bron: Gebruikerscatalogus
Constructie: Nieuwe buitenwand
Oppervlakte condensatie:
Geen schimmelvorming verwacht.
Inwendige condensatie:
Er treedt inwendige condensatie op, maar deze zal naar verwachting gedurende
de zomermaanden geheel verdampen.
Het risico van verval en achteruitgang van het thermisch gedrag van
bouwmaterialen als gevolg van de tijdelijke aanwezigheid van de verwachte
hoge vochtconcentraties mag niet buiten nadere beschouwing blijven.
-3
-6
dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov Constructie, condensatie range
100
13.7.2 Rc berekening | betonwand
De in de berekening gebruikte lambda-waarden zijn de rekenwaarden conform bijlage D van NEN 1068.
Q .. De kwaliteit van de data voor de fysieke eigenschappen van de bouwmaterialen wordt weergegeven in 5 niveaus. Deze 5
niveaus zijn als volgt gedefinieerd:
.. A: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data worden continu gecontroleerd door een
onafhankelijke 3e partij.
.. B: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data zijn gecertificeerd door een onafhankelijke
3e partij.
..
C: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier.
..
D: De data zijn ingevoerd door BuildDesk zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancier of anderen.
.. E: De data zijn ingevoerd door een gebruiker van de BuildDesk software zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancier
of anderen.
101
Documentatie constructie 14. mei 2009
Berekening conform NEN-EN-ISO 13788 Blad 3/3
Bron: Gebruikerscatalogus
Constructie: Nieuwe buitenwand
Er treedt tussentijds inwendige condensatie op, maar deze zal naar verwachting elk jaar
in de zomermaanden geheel verdampen.
Het risico van verval en achteruitgang van het thermisch gedrag van bouwmaterialen als gevolg van de tijdelijke aanwezigheid van vocht
dient te worden beoordeeld conform landelijk gangbare eisen en andere specificaties in product normen.
Klimaatgegevens
Locatie: Amsterdam; Vochtigheidsklasse volgens NEN-EN-ISO 13788 annex A: Woningen met lage bezettingsgraad
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec
Temperatuur binnen [°C] Ti 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0
Rel. vochtigheid binnen [%] phi_i 61,2 60,1 59,9 58,4 60,0 66,2 70,9 70,5 68,8 65,4 62,4 61,9
Temperatuur buiten [°C] Te 3,2 2,7 5,7 8,1 12,3 15,1 16,9 16,9 14,3 10,6 6,6 4,4
Relatieve vochtigheid buiten [%] phi_e 88,8 85,6 83,3 77,3 74,0 77,6 79,0 78,4 83,1 86,8 88,4 90,0
nov dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt
PE-folie (geniet) 0.15 mm / gc 1 4 5 4 -2 -10 -2 --- --- --- --- ---
SpouwPlaat 433 DUO Ma 1 5 10 14 12 2 --- --- --- --- --- ---
102
13.7.3 Rc berekening | begane grondvloer
BUITEN
De in de berekening gebruikte lambda-waarden zijn de rekenwaarden conform bijlage D van NEN 1068.
Q .. De kwaliteit van de data voor de fysieke eigenschappen van de bouwmaterialen wordt weergegeven in 5 niveaus. Deze 5
niveaus zijn als volgt gedefinieerd:
.. A: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data worden continu gecontroleerd door een
onafhankelijke 3e partij.
.. B: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data zijn gecertificeerd door een onafhankelijke
3e partij.
..
C: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier.
..
D: De data zijn ingevoerd door BuildDesk zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancier of anderen.
.. E: De data zijn ingevoerd door een gebruiker van de BuildDesk software zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancier
of anderen.
( Rm ) + Rsi + Rse 1
Rc = 1+
- ( Rsi + Rse ) = 3,22 m2K/W U=R c + Rsi + Rse = 0,29 W/(m2K)
= 0,05 Motivering: Er zijn geen voordelige of nadelige omstandigheden.
103
13.7.4 Rc berekening | vliesgevel kozijn
Date
Company
W = 1200 mm
H
Window area = 1.68 m² Created by
Department
W
2. Profile system: Schueco AWS 70.HI
Profiles: Outer frame 51 mm
Telephone
Project
104
13.7.5 Rc berekening | vliesgevel
Date
Company
W = 3600 mm B2 = 900 mm
H
B3 = 900 mm Created by
Project
Mullion 76 mm
Art. No. 358240 Window number
105
13.8 EPU-berekening
NEN, NPR 2917 EP Utiliteitsgebouwen
ALGEMENE GEGEVENS
Projectomschrijving : tentoonSILO
Bestandsnaam : L:\Documents\AFSTUDEREN\Verslag\EPU berekening tentoonSILO.epu
Omschrijving bouwwerk : Bestaande silo met tentoonstellingsruimte
Adres : Boosterstraat 2
Amsterdam
Dossiernummer : 08.05
Gebruikte eisentabel : EPC-eisen Bouwbesluit 1 januari 2009
INDELING GEBOUW
Totale gebruiksoppervlakte fysieke gebouw (woonfunctie, woongebouw en utiliteitsgebouw) Ag;tot 1200,00 m²
Utiliteitsgebouw : - gebruiksoppervlakte verwarmde zones Ag;verw 1200,00 m²
- gebruiksoppervlakte gekoelde zones Ag;koel 1200,00 m²
106
NEN, NPR 2917 EP Utiliteitsgebouwen
107
NEN, NPR 2917 EP Utiliteitsgebouwen
INSTALLATIE W - KOELING
Koelsysteem 1 - koeling door warmtepomp
koeltoestel type toestel :. warmtepomp in zomerbedrijf
installatiekenmerken opwekkingsrendement Nopw;koel : 1,950 [-]
systeemrendement Nsys;koel : 0,890 [-]
aangewezen sectoren: A.1 -
INSTALLATIE W - WARMTAPWATER
type toestel voor warmtapwaterbereiding : gasboiler Nopw;tap = 0,550
systeem voor distributie van warm tapwater : alle tappunten binnen 3m van opwekkingstoestel Nsys;tap = 1,000
sectoren met tappunten voor warmwater : A.1 -
INSTALLATIE W - VENTILATOREN
Bepaling effectief vermogen ventilatoren : forfaitaire waarden uit luchtvolumestroom
Peff [kW] : 15,120
INSTALLATIE W - POMPEN
Pompen in warmwater circuits >50% van opgesteld asvermogen heeft automatische toerenregeling Fregel;verw = 0,50
Pompen in gekoeld water circuits >50% van opgesteld asvermogen heeft automatische toerenregeling Fregel;koel = 0,50
INSTALLATIE E - VERLICHTING
Energie- Pverlichting armatuur aanw.detectie Ag;sec Tdag Tavond Fvl;avond Qprim;vl;sec
sector [kW] [W/m²] afzuiging in >= 70% Ag [m²] [-] [-] [-] [MJ]
A.1 12,00 10,00 niet aanwezig nee 1200,0 2200,0 300,0 0,8 270277
108
NEN, NPR 2917 EP Utiliteitsgebouwen
RESULTATEN - INFORMATIEF
CO2-emissie 66035 kg
RESULTATEN - ENERGIEPRESTATIEGEGEVENS
Verwarming Qprim;verw 145400 MJ
Ventilatoren Qprim;vent 366788 MJ
Warmtapwater Qprim;tap 21818 MJ
Pompen Qprim;pomp 24615 MJ
Koeling Qprim;koel 252150 MJ
Bevochtiging Qprim;bev 0 MJ
Verlichting Qprim;vl 270277 MJ
Comp. PV-cellen Qprim;pv 0 MJ
Comp. WK Qprim;comp;WK 0 MJ
Qpres;woon 0 MJ
----------------- +
Totaal Qpres;tot 1081049 MJ
Qpres;toel 1206030 MJ
Ag;verw = 1200,00
Averlies = 2000,00
109
NEN, NPR 2917 EP Utiliteitsgebouwen
RESULTATEN - AANDACHTSPUNTEN
Bouwkundige gegevens
Let op, er is een meer nauwkeurige methode voor de bepaling van de infiltratie.
110
111