Você está na página 1de 36

Jaargang 32, nummer 2, september 2011

alapas

Letteren onder VUur


En verder: *Geschiedenis en games *Oorlogstoerisme in de Oekrane *Historische Quiz *Gevangenisleven in de Middeleeuwen *Middeleeuws menu *Cleopatra *Somaliland: the country that doesnt exist *Column Verstegen * Dierenleed in de Oudheid * Student in het buitenland *Boek recensie: Amsterdam voor vijf duiten per dag *Ontmoet de nieuwe studenten * De Galapas: iets voor jou?

Hoofdredactie: Hester Borm, Evert Verhoeven. Redactie: Bjrn Breij, Mandy de Waal, Jolanda van de Beld Aan deze Galapas werkten mee: Wybren Verstegen, Matthias van Rossum, Kristine Steenbergh, Sophia Guida, Rick Lautenbach, Louike Stassen, Dagmar Blokker. Oplage: 420 Galapas is het onafhankelijke tijdschrift van de afdeling geschiedenis van de Vrije Universiteit te Amsterdam en verschijnt viermaal per jaar. De redactie van Galapas heeft de eindverantwoordelijkheid over de geplaatste artikelen. Dit houdt in dat de redactie het recht heeft de artikelen naar eigen inzicht te bewerken. Plaatsing betekent niet dat de redactie het eens is met de inhoud van een artikel. Abonnement: Voor 10,- ontvangt u vier keer per jaar Galapas thuis. Heeft u interesse, neem dan contact met ons op via galapas@let.vu.nl.

Redactioneel

Na een echte Nederlandse zomer met flink wat zon en ook de nodige nattigheid, is het collegejaar weer begonnen. Met aanvang van het jaar is het ook tijd voor een nieuwe editie van de Galapas. Zoals beloofd een extra dik zomernummer, vol artikelen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Zo wordt de toekomst voor de Letterenstudies onder de loep genomen, maar ook historische spellen en Middeleeuwse gerechten. Daarnaast wordt de bijzondere situatie van Somaliland beschreven en biedt Galapas de eerste indruk van de eerstejaars, aangezien met de aanvang van het jaar ook de VU met nieuwe gezichten wordt overspoeld. Naast het vullen van het nieuwe nummer is de Galapas druk achter de schermen bezig geweest. Sinds kort is er een Facebook-pagina en een website. Ook is de redactie flink uitgebreid en heeft Rick Lautenbach na een aantal jaar trouwe dienst besloten om zich verder te ontwikkelen buiten de Galapas. We wensen hem veel succes toe met zijn verdere levenswandel. De redactie van de Galapas hoopt dat jullie ook dit jaar veel plezier zullen beleven, aan zowel de studie als het tijdschrift!

Evert en Hester

Letteren onder VUur Matthias van Rossum en Kristine Steenbergh 4

Inhoud

Geschiedenis en games Bjrn Breij en Evert Verhoeven 7 Oorlogstoerisme in Oekrane De Koude Oorlog tentoongesteld Hester Borm 10 Historische Quiz De Redactie 16 Jailhouse Rocks Gevangenisleven in de Middeleeuwen Evert Verhoeven 18 Historisch gerecht uit de Middeleeuwen Evert Verhoeven 21 Cleopatra: koningin of seksgodin? Bjrn Breij 22 Somaliland: The Country that Doesn't Exist Sophia Guida 24 Groot Column Wybren Verstegen 29 Dierenleed in de Oudheid Bjrn Breij 30 Student in het buitenland Hester Borm 32 Toerist in zeventiende-eeuws Amsterdam Boekrecensie Hester Borm 34 Ontmoet de Eerstejaars! Hester Borm en Evert Verhoeven 35 De Galapas, iets voor jou? 36

Letteren onder VUur: berichten uit de onderwijsfabriek


De geesteswetenschappen liggen onder vuur. Niet alleen in Engeland en de Verenigde Staten werden al vele opleidingen gesloten, ook in Nederland staan faculteiten onder druk. In dit artikel gaan we in op de oorzaken van de benarde positie waarin de geesteswetenschappen zijn beland, en bespreken we mogelijke oplossingen voor dit probleem. Matthias van Rossum en Kristine Steenbergh

Het nut van de wetenschap wordt vanuit een financieel kader beoordeelt
Naar aanleiding van de leesgroep Letteren onder VUur vroeg de redactie van Galapas ons een stuk te schrijven over de vraag waarom de Geesteswetenschappen een toekomst verdienen binnen de universiteit en in de maatschappij. De formulering van deze vraag is een mooi voorbeeld van de algemeen geworden manier van denken die ten grondslag ligt aan de omstreden positie van de geesteswetenschappen in onze tijd. Immers, met het woord verdienen verwijst de vraag naar het financile kader van waaruit het nut van de wetenschap vaak wordt beoordeeld. Volgens de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum in haar Not for Profit: Why Democracy Needs the Humanities (2010) worden letterenopleidingen bijna overal ter wereld wegbezuinigd omdat ze worden gezien als nutteloze versiersels. Een anonieme reaguurder op de website van de Times Higher Education schrijft bijvoorbeeld: Arts, Humanities, and Social Sciences: these are things that the average person can easily pick up during their spare time on weekends. There is no need for the taxpayer to support such luxuries (8 juli 2011). De belangrijkste reden voor die karakterisering is het winstdenken dat vigeert in onze maatschappij. De reaguurder is van mening dat belastinggeld niet moet worden gestoken in voorzieningen die het welzijn van de burgers bevorderen, maar in zaken die geld opleveren. 'Impact' is the buzzword of the day, and by 'impact', the government clearly means above all economic impact, schrijft Martha Nussbaum (p. 130). Daarom wordt vooral genvesteerd in technische opleidingen, in Engeland verenigd onder het acronym STEM (Science, Technology, Engineering, Mathematics); in

Nederland heeft de overheid de onderzoeksgebieden genomics, ICT en nanotechnologie aangewezen als nationale onderzoeksprioriteiten waarvoor extra geld wordt uitgetrokken.

Opleidingen worden gefinancierd op basis van hun output


Ook binnen de muren van de universiteit is dit denken in termen van rendement gemeengoed geworden. Aan onze eigen universiteit wordt het geld verdeeld over faculteiten en opleidingen naar rato van het aantal studiepunten dat daar in de jaren daarvoor werd gehaald. Het gaat dus niet om kwaliteit van onderwijs, maar om kwantiteit: opleidingen worden gefinancierd op basis van hun output. Opleidingen die niet genoeg studenten trekken, worden wegbezuinigd, ook al staan ze op de hoogste plaats in de Keuzegids Hoger Onderwijs. Pierre Bourdieu hekelt evenals Nussbaum het economisme en rendementsdenken in de academie en politiek. Maar volgens Bourdieu is dit niet alleen het probleem van de geesteswetenschappen. In Firing Back: Against the Tyranny of the Market (2003) legt Bourdieu uit hoe politieke hervormingen vanaf de jaren '70 hebben bijgedragen aan de toenemende greep van de marktwerking op samenleving en politiek. De mondiale deregulering van financile markten heeft de macht verschoven van overheden naar investeerders. Staten n bedrijven zijn aan dit winststreven onderworpen. Bedrijven worden gedwongen te streven naar voordelige productieomgevingen en naar flexibele arbeidskrachten. De analyse van Bourdieu wordt voor ons echt relevant wanneer we de rol van de staat hierbij betrekken

In de huidige status quo waarin staten en bedrijven moeten spelen naar de regels van het mondiale spel van winstgevendheid wordt 'global competitiveness' de maat der dingen. Het 'investeringsklimaat' wordt door overheden heilig verklaard. In Nederland krijgt dit de vorm van 'kenniseconomie' afgemeten aan de ranking in de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum. Willen staten overeind blijven in de mondiale concurrentie en aantrekkelijk zijn voor mondiale bedrijven en investeerders, dan moeten zij voldoen aan de criteria die de index stelt. Concreet betekent dit: neoliberale hervormingen doorvoeren. Dit mechanisme is volgens Bourdieu 'a kind of infernal machine without subject'. Het zijn 'the dominant in this game [who] are dominated by the rules of the game they dominate (the rule of profit)' (28). Financiers, overheden en bedrijven houden zichzelf in de greep van deregulering en neoliberale hervormingen en jagen het vliegwiel van vermarkting, flexibilisering en rendementsdenken aan. Hervormingen met een onmiskenbaar neoliberaal karakter

worden zodoende doorgevoerd als schijnbaar 'logische handelingen' in een mondiale economie. Dit zogenaamde economisch rationeel beleid is gericht op het afbreken van het 'sociale' en het 'publieke' het maakt collectieve verworvenheden, cultuurgoed en zekerheden tot individuele risico's en 'eigen verantwoordelijkheid'.

Onderwijs is een investering in jezelf. Voor beter onderwijs mag een hogere prijs gevraagd worden.
Nederlandse onderwijshervormingen en bezuinigingen in het publieke domein volgen hetzelfde patroon. Academisch onderwijs en onderzoek worden uit het publieke domein gehaald en tot 'product' verklaard. Onderwijs is een 'investering in jezelf' en de hoogte van collegegelden wordt vrijgegeven. Voor 'beter' onderwijs mag een hogere 'prijs' gevraagd worden waarmee de toegankelijkheid van het hoger onderwijs (en het gelijkheidsideaal!) onder druk komt.

Tegelijk moeten deze onderwijsproducten zo efficint (goedkoop) mogelijk worden gemaakt. Universiteiten worden middels de financieringssystematiek gepusht om het aantal behaalde bacheloren masterdiploma's te maximaliseren omdat een verhoging van het aantal diploma's ten goede komt aan de positie van Nederland in de ranking van kenniseconomien (de Global Competitiveness Index). Onderzoek ondergaat hetzelfde proces. Universiteiten worden afgerekend op de aantallen publicaties en promoties ofwel, op afgeleverde producten ('output'). Kwantiteit wordt daarmee de meetlat voor productiviteit en maatstaf voor kwaliteit. Tegelijk wordt valorisatie buiten-academische, vaak industrile of economische toepassingen van wetenschappelijk onderzoek tot kerntaak verheven. De universiteit wordt gestimuleerd om geld te verdienen uit de zogenaamde 'derde geldstroom': ze moet zich op de commercile markt begeven om haar onderzoeksresultaten te verkopen. Chris Lorenz beschrijft in If You're So Smart, Why Aren't You Rich: Universiteit, Markt en Management (2008) hoezeer dergelijke neoliberale denkwijzen al zijn doorgedrongen in onze publieke sector. Hij stelt daarin terecht dat de definitie van onderwijs die in dit denken wordt gehanteerd eigenlijk alle essentile aspecten van educatie onbelangrijk acht, en daarmee een bedreiging vormt voor het onderwijs zelf.

De geesteswetenschappen met hun socratische didactische tradities leren de studenten kritisch te analyseren en zich in het perspectief van een ander te verplaatsen
Hoe kunnen studenten en docenten in de Geesteswetenschappen zich tegen deze ontwikkelingen verzetten? Over die vraag zijn de laatste jaren veel boeken verschenen (zie kader). Nussbaum ontmantelt in haar boek eerst het idee dat een hoger economisch rendement ook leidt tot een hoger welzijn voor de burgers van een land: onderzoek heeft herhaaldelijk aangetoond dat dit niet het geval is. In plaats van het rendementsdenken stelt zij daarom een 'human development paradigm' voor: een model dat democratie, menselijke waardigheid en gelijke kansen voorstaat. Een dergelijk model streeft ernaar burgers in staat te stellen om kritisch na te denken over politieke aangelegenheden, om complexe thema's te kunnen doorgronden, om hun medeburgers als mensen met gelijke rechten te zien, en om mededogen te hebben met het leven van anderen. Juist voor die vaardigheden zijn de geesteswetenschappen volgens Nussbaum essentieel: met hun socratische didactische tradities leren zij studenten kritisch te analyseren, en met het lezen en analyseren van kunst, literatuur en muziek leren studenten om zich in het perspectief van een ander te verplaatsen. Bourdieu benadrukt dat de kern van het probleem ligt in het bredere neoliberale discours en de afbraak van het 'publieke domein'. Deze afbraak is niet alleen fysiek, maar

vooral ook ideologisch. De mondialisering en de 'stille' neoliberale hervormingen hebben geleid tot depolitisering. Volgens Bourdieu is de eerste opdracht dan 'to restore politics'. Academici moeten hun maatschappijkritische rol weer oppakken door vanuit hun positie als intellectueel te 'interveniren' in de 'polis'. Deze gengageerde wetenschap heeft een negatieve taak: het deconstrueren van heersende neoliberale denkbeelden en aanvallen op het publieke domein. Het heeft ook een positieve taak: het uitwerken en benoemen van alternatieve manieren om het publieke domein in te richten, van het formuleren van 'realistic utopias'. Dit kan volgens Bourdieu alleen door een intensieve samenwerking van academici het creren van een kritische 'collective intellectual' n door bruggen te slaan met maatschappelijke activisten die buiten de academie dezelfde strijd voeren voor publieke idealen.

Leestips
Martha Nussbaum, Not for Profit: Why Democracy Needs the Humanities (2010) Gaye Tuchman, Wannabe U (2009) Frank Donoghue, The Last Professors. The Corporate University and the Fate of the Humanities (2008) Mark Bousquet, How the University Works (2008) Ren Boomkens, Top kitsch en slow science (2008) Christopher Newfield, Unmaking the Public University (2008) Chris Lorenz, If You're So Smart, Why Aren't You Rich: Universiteit, Markt, en Management (2008) Pierre Bourdieu, Firing Back: Against the Tyranny of the Market (2003) Bill Readings, The University in Ruins (1998) Michael Berube and Cary Nelson, Higher Education Under Fire: Politics, Economics, and the Crisis of the Humanities (1995)

Websites
Letteren onder VUur: letterenondervuur.wordpress.com Kritische Studenten Utrecht: kritischestudentenutrecht.wordpress .com How does the university work? : www.howdoestheuniversitywork.nl The edufactory collective: www.edu-factory.org/wp/

Pierre Bourdieu

Gamegenot voor historici


PC-games met een historische basis zijn er legio. Assasins Creed, Age of Empires en de met prijzen overladen Total War-reeks. In dit artikel gaat het over Rome Total War. In volgende nummers zullen andere games aan bod komen. Maar eerst mijn geschiedenisroots. Van jongs af aan ben ik al genteresseerd in geschiedenis. Ik had boeken over ridders, mummies en later verslond ik boeken over de Tweede Wereldoorlog. Toen ik vervolgens oud genoeg was, mocht ik van mijn ouders Gladiator en Saving Private Ryan zien. Oud genoeg moet je dan wel met een korreltje zout nemen; ik was acht toen ik Gladiator zag. Zo kon ik me dus van jongs af aan al verdiepen in de geschiedenis van de mensheid. Bjrn Breij
Ik moest echter nog lang wachten voordat ik aan de studie geschiedenis kon beginnen. Ik wilde daarom mijn liefde voor geschiedenis op de n of andere manier uiten. Daar kwamen de PC, de PlayStation en de Xbox om de hoek kijken. Het aantal spellen op deze consoles waarin geschiedenis een belangrijke rol speelt is eindeloos. Voor de gewelddadige types is er Call of Duty of Medal of Honor waarin je eerst Duitsers kunt doden en later voor de afwisseling ook wat lastige terroristen van Al-Quaeda. Er zijn ook spellen voor de wat rustigere, tactische types. Denk daarbij aan Age of Empires en de zeer populaire Total War-serie. Niet dat in deze games geen geweld voorkomt, maar het gaat hier meer om het opbouwen, onderhouden en uitbreiden van je rijk. In deze games ziet de speler de wereld niet vanuit de ogen van het personage dat hij of zij speelt; deze games zijn dus in tegenstelling tot de gewelddadigere games geen firstperson shooters. Maar nu aandacht voor Rome Total War Gold Edition. Zonder formele poespas en net taalgebruik wil ik dit zeggen over deze game: het is verschrikkelijk verslavend! De game is qua uiterlijk, beoordeeld naar huidige maatstaven, niet heel modern. Toch ziet de game er realistisch uit. Als je met een onager (voor de leken: dit is een soort grote katapult die projectielen wegwerpt) een generaal van de tegenstander bekogelt, dan geeft het voldoening dat dit individu in lichterlaaie staat en als as op moeder aarde neerdaalt. De achtergrond van het spel, de units, de gebouwen en het verloop van de geschiedenis in het spel zijn bijvoorbeeld gezien de hedendaagse historiografie correct. Het is echter wel veel what-if history. Het verloop van de geschiedenis binnen het spel wijkt zo nu en dan af van de werkelijkheid, maar het is juist extra leuk om nu eens met Carthago Rome in de as te leggen. En dat kan op verschillende wijzen. Met moordenaars kan je de leiders van de tegenstander de keel doorsnijden, met olifanten de soldaten vertrappen en met varkens die je zelf in brand zet die olifanten weer laten sterven. De creativiteit om te doden is fantastisch. Ook historisch relevant in het spel zijn de tactieken die je kunt toepassen. Er zijn verschillende gevechtsformaties en je generaals krijgen er in de loop van het spel ervaring bij, waardoor oorlog ook iets mentaals wordt. Je denkt namelijk echt na hoe je de vijand moet verslaan. Een stormloop met je cavalerie of de tegenstander eerst een beetje irriteren met je onagers of boogschutters? De actie in de veldslagen ziet er goed uit, maar is vergeleken met de actie in first-person shooters wel van een lager niveau. De personages in firstperson shooters bewegen heel natuurlijk, maar in Rome Total War Gold Edition rennen mannetjes stijver naar de vijand toe. Dat stoort echter niet, want het algehele niveau is hoog genoeg en het doel van het spel is ook anders. Om tot een conclusie te komen, kan ik zeggen dat het spel Rome Total War Gold Edition naar meer doet smaken. Waar blijft bijvoorbeeld een versie over de Eerste Wereldoorlog, of n over de Tweede Wereldoorlog? Het concept Total War kan in genoeg tijdperken toegepast worden, wat al blijkt uit de grootte van de serie: Shogun Total War, Medieval Total War, Medieval Total War 2, Empire Total War, Napoleon Total War en nu Shogun Total War 2. Er mogen dus best nog enkele versies over andere periodes bijkomen! Om dit artikel leuk af te sluiten, kan ik vermelden dat ik me tegenwoordig vaak in een klein Walhalla voor gamefreaks bevind. Tegenwoordig werk ik namelijk bij Intertoys, waar ik word omringd door plastic zwaarden, LEGO en natuurlijk aansprekende games. Vroeger was ik

het jongetje dat in de speelgoedwinkel met grote, hongerige ogen naar al die historische spellen zat te kijken; nu doe ik dat nog steeds, maar ook vanaf de andere kant van de toonbank.

Geschiedenis en games
Een gemiste kans?
Dat de geschiedenis nooit gaat vervelen, zal niemand verbazen. Ieder jaar liggen de boekhandels vol historische boeken en melkt Hollywood keer op keer de historische succesverhalen en drama's uit. Maar de laatste jaren lijkt er een geduchte nieuwe concurrent te komen, die het populistische stokje van de filmindustrie kan overnemen: de game-industrie. De grote vraag die dan rijst, is in hoeverre deze spelletjes, in eerste instantie gemaakt voor vertier en vermaak, recht doen aan de geschiedenis. Daarom nemen we in dit nummer het spel Rome: Total War onder de loep en kijken of onze geliefde docenten wellicht een bijzonder effectief didactisch middel links laten liggen. Evert Verhoeven

Over spelletjes en films, gebaseerd op historische gebeurtenissen, bestaan veel vooroordelen. Ze zouden te veel gericht zijn op sensatie en te weinig aandacht besteden aan historische details. Juist door dit gebrek aan nuance zou, volgens sommigen, een ongecompliceerd en onjuist beeld ontstaan van de geschiedenis en ons historisch blikveld vertroebelen. Door deze vooroordelen is men geneigd om weinig tot geen aandacht aan deze vormen van media te besteden. Voor historici leek tot vijf jaar geleden het geschreven woord de enige waarheid. De laatste jaren verwerven cinematografische hoogstandjes steeds meer credit als mogelijk didactisch middelen, maar lijkt op games als zodanig nog steeds een taboe te rusten. Het zijn echter juist deze spelletjes die een gigantisch potentieel in zich hebben, niet in de laatste plaats omdat je als speler het gevoel krijgt zelf geschiedenis te schrijven met briljante vredesonderhandelingen of grootse veldslagen. Omdat je als speler actief betrokken wordt, kan

je als gamer geprikkeld worden om zich wellicht verder in een interessant onderwerp in te lezen. De belangrijkste voorwaarde voor games als mogelijk didactisch middel is, in ieder geval voor ons historici, dat het historisch correct in elkaar steken. Nu hebben critici

zeker een punt dat hier meer dan eens de plank flink wordt misgeslagen, vooral door historiciteit te verruilen voor sensatiezucht. Het is immers in een schietspel, gesitueerd in de Tweede Wereldoorlog, veel interessanter om Hitler als eindbaas te presenteren dan een onbekende soldaat. De historische accuraatheid van spellen neemt echter steeds verder toe, en binnen dit genre gaan de strategiespellen

voorop in de ontwikkeling. Het zal een aantal van ons nog wel bij staan dat we, toen we nog jong waren, uren verdiept achter de pc zaten om in Age of Empires je kleine dorpje uit te bouwen tot een wereldheerschappij die de klassieke wereld aan zijn voeten had liggen. Voor velen was dit spel waarschijnlijk de eerste ontmoeting met de Arameers, Hettieten, Fenicirs en vele andere lang verdwenen volkeren; voor de andere historici is er gelukkig altijd nog De Blois & Van der Spek. Het ongekende succes van Age of Empires gaf de aftrap voor een nieuw tijdperk, waarin een historisch verhaal centraal kon staan in spellen. Al snel volgden er vele andere spellen, ieder met hun eigen insteek. Age of Empires kreeg een vervolg, waarin niet de oudheid maar de middeleeuwen en de vers ontdekte Nieuwe Wereld centraal stonden, terwijl Shogun Total War zich volledig op het verre oosten richtte. Tal van andere spellen gaven de speler de mogelijkheid om de grootsheid van Rome, Griekenland of een middeleeuwse grootmacht te ervaren en de virtuele wereld

ermee te knechten. Al deze spellen maakten gebruik van historische verhaallijnen, personages en achtergronden, maar vaak slopen er fouten of misverstanden in op historisch vlak waardoor de historische correctheid ver te zoeken was. De eerste echte wijziging kwam pas met Rome: Total War, waarbij de speler als n van de drie grote Romeinse families (Brutii, Julii, Scipii) een imperium moet opbouwen en, als het imperium sterk genoeg is, Rome innemen. De bijzonderheid aan dit spel was zonder meer dat er historische bronnen werden geciteerd en naar archeologische vondsten was gekeken om een accuraat beeld te geven van oorlogvoering in de oudheid. Zo wordt de strateeg Vegetius geciteerd, worden passages uit zowel geschiedenissen en verslagen (door ander andere Tacitus) als legenden (Homerus) aangehaald en wordt op basis van archeologische vondsten een perfect beeld geschetst van de fortificaties en steden. Juist door gebruik te maken van meerdere bronnen en door historici en oudheidkundigen in dienst te nemen als adviseurs voor dit spel, is er een bijzonder fraai staaltje historisch correct doch sensationeel werk afgeleverd, dat studenten kan inspireren. Juist door de verschuiving van spellen puur voor vermaak naar games die zowel plezier als kennis brengen, lijkt de eerste stap gezet naar de game als didactisch middel. Een jaar na zijn verschijning kreeg deze game dan ook al zijn eerste rol op didactisch gebied: zo werden studenten en docenten uitgedaagd om met elkaar de strijd aan te gaan met

deze legers uit de oudheid, in een slag die op de Britse televisie te volgen was in het programma Time Commanders. Natuurlijk leverde dit de meest vreemde situaties op, waarbij het trotse Rome in veel gevallen het onderspit tegen de barbaren moest delven en de geschiedenis zo ten faveure van hen werd herschreven. Na dit eerste succes met studenten tegen docenten (en, soms ook in n en hetzelfde team tegen de computer) werden ook bekendheden, militairen en boswachters gevraagd om deze slagen na te spelen. Met de historische inkadering bij deze serie van Adrian Goldsworthy, lijkt de game zowel aan populariteit als aan didactische waarde te hebben gewonnen. De vraag die men zich nu dient te stellen is of, en zo ja, op welke wijze het wenselijk is om spellen zoals Rome: Total War te gebruiken voor didactische doeleinden. Rukt de digitalisering van de wereld der historici op, of zullen we over vijf jaar nog steeds volstaan met de fraai geschilderde afbeeldingen die al vijftig jaar de klaslokalen domineren? Met de uitbreiding van de digitale speelwereld naar vrijwel alle tijdvakken lijkt het slechts een kwestie van tijd voordat de game zich een vaste plaats binnen de didactische middelen verschaft. Nog even en in de noten van werkstukken zullen games, boeken en artikelen staan als bronnen. Het is slechts een kwestie van tijd, een begrip zo eigen aan historici, voordat iedereen met de nieuwe digitale waarheden en bronnen wordt geconfronteerd en zich er naar zal moeten schikken. Op dit moment kan ik slechts adviseren aan zowel student als docent: gebruik historische games, zowel ter vermaak als voor didactische doeleinden, want men

laat anders uitgelezen kansen liggen. De game, dat is de toekomst voor historici!

Meer weten? Great battles to the Ancient World Peter Harrison 2004, Virgin Books War and society in the Roman World John Rich & Graham Shipley (eds.) 1993 Routledge Oorlogsmist. Veldslagen en propaganda in de oudheid. Jona Lendering 22,95 Athenaeum - Polak & Van Gennep

Oorlogstoerisme in Oekrane
De Koude Oorlog tentoongesteld
Gedurende de Koude Oorlog waren er 176 raketsilo's verspreid over verschillende raketbases in Oekrane. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie werden deze onder het 'Strategic Arms Reduction Treaty' met de Verenigde Staten allen ontmanteld, allen - op n na Deze ene overgebleven militaire basis met raketsilo's is omgebouwd tot Strategische Wapens Museum, en is als zodanig vrij te bezoeken voor alle genteresseerden. Hieronder volgt een fotoreportage met toelichting van de belangrijkste bezienswaardigheden.
Hester Borm

Locatie
Het Strategische Wapens Museum bevindt zich op ongeveer dertig kilometer van het stadje Pervomaysk en op driehonderd kilometer afstand van hoofdstad Kiev. De regio waarin het museum zich bevindt richt zich voornamelijk op landbouw. Steden en industrien zijn niet tot nauwelijks aanwezig. Dit maakt het eenvoudig de raketsilo's te verbergen in het landschap. De linkerfoto toont een kaart van de militaire basis. Alle witte blokjes geven raktetsilo's aan die via lijnen zijn verbonden met de ondergrondse commandopost. Op de rechterfoto is een van de weinig van buitenaf zichtbare delen van de voormalige militaire basis te zien.

10

Raketsilo's en beveiliging
Op de bovenste foto is een ontmantelde raketsilo te zien (voorgrond) met een aangrenzende bewakingspost (achtergrond). Hier hadden permanent twee soldaten meerdere dagen achtereenvolgend dienst. Bijzonder was dat de post geen deur had en dat alle ramen met traliewerk waren beveiligd. De enige manier om de post te betreden was via een ondergronds gangenstelsel dat verbonden was met de commandopost. Op deze manier waren alle bewakingsposten verbonden met de centrale commandopost. Maar dit was niet de enige vorm van beveiliging. Er waren ook overal op het terrein sensoren aangelegd die menselijke beweging konden detecteren. De middelste en onderste foto's laten een gedeeltelijk ontmantelde raketsilo zien. De silo's waren oorspronkelijk ruim 32 meter diep maar zijn tegenwoordig grotendeels gevuld met cement. In dit geval heeft men de laatste vijf zes meter open gelaten. Op de middelste foto zijn bovendien twee sensoren zichtbaar, die allerlei gegevens maten.

11

Raketten en vervoer
De raketsilo's waren gevuld met raketten die vanuit andere delen van de SovjetUnie werden aangeleverd. Deze werden vervoerd met speciaal hiervoor gebouwde transportvoertuigen, zoals degene op de bovenste foto. Het transport met deze wagens verliep wegens het grote gewicht van de raketten zeer langzaam. De middelste en onderste foto's laten raketten zien die (mogelijk) ooit in de raketsilo's hebben gezeten. De middelste foto laat een R-36 raket zien, die door de Amerikanen al snel de bijnaam 'Satan' kreeg wegens haar bijzonder vernietigende kracht . Naar verluidt is deze raket op dit moment nog steeds in gebruik door het Russische leger. Geen van de getoonde raketten is ooit gebruikt, al zijn ze wel nog allemaal operationeel.

12

De R-36, ofwel 'Satan'


Het museum heeft op haar buitenterrein een expositie waar ze verschillende raketten geheel ontleed tentoonstelt. Iedere tentoongestelde raket is bovendien voorzien van een 'infosheet' met daarop gegevens zoals het maximale bereik en de maximale slagkracht van de raket. Op deze pagina zijn foto's van de museumstukken over de R-36 (Satan) te zien.

13

Het ondergrondse complex


De raketsilo's werden aangestuurd vanuit een ondergrondse centrale commandopost. Deze was echter allesbehalve gemakkelijk te bereiken. Dienstdoende soldaten moesten een 155 meter lange tunnel doorlopen, een dertig centimeter dikke deur openen en vervolgens met een lift 33 meter afdalen naar het controlecentrum. Direct onder het controlecentrum bevonden zich slaapvertrekken. Deze werden normaliter gebruikt door soldaten, maar konden in uitzonderlijke situaties ook een geheel ander doel dienen. De commandopost was ontworpen als speciale capsule die gedurende een periode van 45 dagen autonoom kon blijven functioneren, volledig afgesloten van de buitenwereld. De foto linksboven laat de tunnel zien, de foto middenboven is van de dikke deur die het ondergrondse complex hermetisch afsloot, de foto rechtsboven is een dwarsdoorsnede van het ondergrondse complex en de foto onder tenslotte laat het controlecentrum zelf zien.

14

Overige exposities in het museum


Naast het ondergrondse complex staan enkele gebouwen waar militairen leefden tijdens de Koude Oorlog. Ze sliepen in grote slaapzalen, aten gezamenlijk in een grote kantine en hadden enkele kleinere ruimtes beschikbaar voor vertier. Tegenwoordig zijn ook deze ruimtes gencorporeerd in het Strategische Wapens Museum. Iedere zaal vertelt een ander verhaal: over de Oekraense rol tijdens de Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog en de latere ontmanteling van de basis door de Verenigde Staten. Bijzonder is vooral de foto-expositie over de gevolgen van de atoombom voor Hiroshima en Nagasaki. De drie bovenste fotos laten respectievelijk het militaire complex, krantenknipsels over ditzelfde complex en de vlag van de 49ste divisie die werkzaam was op het complex zien.

Over het Strategische Wapens Museum


Sinds het begin van deze eeuw is het Strategische Wapens Museum geopend voor publiek. Het museum bevindt zich op ongeveer 300 kilometer afstand van Kiev en is hiermee eenvoudig als daguitstapje te bezichtigen. In het complex geven gidsen in het Oekraens, Russisch, Engels, Duits, Spaans en Italiaans rondleidingen aan genteresseerden. De meeste bezoekers zijn Russische ex-soldaten die om nostalgische redenen willen terugkeren naar de basis waar ze ooit hun dienstijd hebben vervuld. Daarnaast ontvangt het museum geregeld Amerikaanse en Europese toeristen. Zie de officile website van het museum http://rvsn.com.ua/en/ voor meer informatie en (kleuren)fotos. Belangrijke noot: Alle in deze fotoreportage genoemde gegevens zijn gebaseerd op informatie die is verstrekt tijdens een rondleiding in juli 2011. Deze gegevens zijn niet gecontroleerd maar enkel gereproduceerd. Alle fotos zijn gemaakt door Hester Borm.

Foto: Het wapenschild van de militaire basis.

15

De Grote Geschiedenisquiz
Is je historische kennis nog up-to-date?
Voor wie het nog niet weet: de studenten van de VU zijn nog steeds de ongeslagen kampioen op het gebied van historische kennis, in ieder geval in het fraaie Amsterdam. Waar de UvA het afgelopen zomer wederom moest afleggen tegen de vrijwel legendarische VU-kennis, is ons verzekerd dat het aankomende keer anders zal lopen. Natuurlijk is het dus aan de Galapas de taak om jullie weer even de nodige vreemde weetjes te vragen die zowel over de studieonderwerpen als de ons nauw aan het hart liggende onderwerpen gaan. Uiteraard veel succes gewenst en, het dient gezegd te worden, onder de juiste inzendingen wordt een flesje wijn verloot! De Redactie
1. Waar komt de naam Galapas vandaan? A Een blad voor gala's en andere feesten. B Een reus die door koning Arthur werd verslagen. C Een geschiedenisblad van de Vrije Universiteit. D Een eilandengroep in de Stille Zuidzee. 5. Welk gebied (huidige geografische namen) is nooit door Nederland gekoloniseerd geweest (er is slechts n juist antwoord): A Ghana B Chili C Sri lanka 2. Met welke Bijbelspreuk ging de oprichting van VSGVU Merlijn gepaard? A 1 Gen.1 vers 7-19. B 1 Cor.1 vers 18-31. C 1 Job.3 vers 13. 6. Op welke cursus zakken eerstejaars studenten Geschiedenis het vaakst? A Middeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis 3. Wat zijn de Zeven Wereldwonderen van de Oude Wereld? B Oude geschiedenis C Contemporaine geschiedenis D Global history D IJsland

4. Hoe komt het dat in een gedeelte van Belgi, bij Eupen en Malmedy, Duits wordt gesproken? A Duitsers zijn in groten getalen hiernaar toe gemigreerd. B Belgen spreken naast Frans en Vlaams ook Duits. C Het gebied hoorde vroeger bij het Duitse Keizerrijk en is na de Eerste Wereldoorlog aan Belgi gegeven. D. Het gebied hoorde bij Luxemburg, waar Duits gesproken wordt, en werd na de onafhankelijkheid van

7. De VU eind negentiende eeuw door Abraham Kuyper gesticht. Hoe heet het gebouw waar de VU toentertijd tijdelijk gevestigd was? A De Kleine Komedie B De Hollandse Schouwburg C De Beurs van Berlage D De Nes

Belgi aan Belgi gegeven door koning Willem I.

16

8. Ajax is de enige profclub van Amsterdam. Maar dit was ooit anders. Welke van de volgende clubs hoorde nooit bij de profafdeling? A BVC Amsterdam B FC Amsterdam C Blauw-Wit D JOS

9. Een voormalig premier van Engeland heeft tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika aan het einde van de negentiende eeuw in gevangenschap gezeten bij de Boeren, maar hij wist op heldhaftige wijze te ontsnappen. Hoe heet deze man? A Neville Chamberlain B Joseph Austen Chamberlain C Winston Churchill D Arthur James Balfour

10. In Oost- en Centraal-Europa hebben zich door de eeuwen heen radicale grensverschuivingen voorgedaan. Steden en gebieden hebben daarbij hele andere namen gekregen. Geef bij de volgende namen de oorspronkelijke Duitse namen. Gdansk Kaliningrad Poznan Klaipeda

11. Een van de rijkste mannen die het Oude Rome ooit gekend heeft, Crassus, kwam op vreselijke wijze om het leven. Hoe? A Zijn mond werd volgegoten met gesmolten goud terwijl zijn moordenaars hem op de grond drukten. B Al zijn ledematen werden afgehakt en de wonden werden ingesmeerd met honing waarna een geit de honing en de huid er vanaf likte. C Zijn ogen werden uitgestoken en de oogkassen werden volgegoten met hete olie waardoor zijn hersenen gingen koken. D Hij werd levend geroosterd in een koperen stier. 12. De Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland betekende een ommekeer in de toenmalige oorlogvoering. Wat was de aanleiding voor de militaire innovatie die hierop volgde? 13. Welk land wist tijdens de Dertigjarige Oorlog gebruik te maken van de chaotische situatie in Centraal-Europa en was daarom in staat een klein Baltisch rijk te stichten? A Denemarken B Rusland C Zweden D Polen

17

Jailhouse Rock
Gevangenisbestaan in de Middeleeuwen
Een donkere, van iedere vreugde beroofde toren, met in de kerker martelwerktuigen en vastgeketende mensen; een beeld dat door de filmindustrie maar al te graag wordt geschetst van het leven in een middeleeuwse gevangenis. De vraag is echter in hoeverre dit beeld historisch correct is, en in hoeverre het illustere Hollywood er wat schepjes bovenop heeft gedaan. De laatste jaren komt er echter een steeds duidelijker beeld van het leven in een middeleeuws cellencomplex, met dank aan interdisciplinair onderzoek. Niet alleen de historische bronnen worden vaker gebruikt om een beeld van een bajesklant te schetsen, maar ook archeologisch onderzoek heeft de laatste tien jaar in grote mate bijgedragen aan de vorming van een nieuwe visie op het leven in een middeleeuwse gevangenis.
Evert Verhoeven

Waarschijnlijk is een van de belangrijkste opgravingen die de beeldvorming over het leven in het cachot veranderde de opgraving van de Mechelse gevangenis Het Steen. Dit is n van de eerste gevangenissen in de Lage Landen die door een interdisciplinair team is onderzocht, waardoor er een sterk beeld ontstaat van het leven in Het Steen in de loop van zijn bestaan. In het artikel Consumption patterns and living conditions inside Het Steen, the late medieval prison of Malines (Mechelen, Belgium) zet Liesbeth Troubleyn het leven in Het Steen op overtuigende wijze uiteen op basis van zowel historische als archeologische bewijzen. De eerste vraag die volgens Troubleyn dient te worden beantwoord is of de op de Grote Markt aangetroffen stenen fundaties en beerputten daadwerkelijk aan de gevangenistoren hebben toebehoort. Hiervoor is een geschreven bron uit 1424 aanwezig die de gevangenis aan de Grote Markt plaatst, alsmede registers waarin aan de Grote Markt gelegen huizen staan genoteerd ten opzichte van Het

Steen. Op basis van deze historische bronnen kan aannemelijk worden gemaakt dat het opgegraven gebouw naar alle

Het Steen te Antwerpen


waarschijnlijkheid de gevangenis betreft. Ook architectonische elementen, zoals de torenvorm in het midden van de stad, ondersteunen deze indicatie, net zoals nog bestaande gevangenistorens in andere steden zoals Delft. Na de positieve identificatie van de fundamenten als onderdeel van de gevangenis Het Steen kan men zich concentreren op het gevonden materiaal uit de beerputten, om op basis hiervan de leefomstandigheden en consumptiepatronen binnen de

gevangenis te reconstrueren. Omdat voor middeleeuwse gevangenissen in de Lage Landen bijzonder weinig materiaal voor handen is, wordt een vergelijking getrokken met andere middeleeuwse gevangenissen, waarvan wel voldoende documentatie is overgeleverd. Zo wordt, op basis van onder andere Italiaanse gevangenissen, een beeld geschetst van een stedelijke bevolking, waarvan een groot aantal mensen enige tijd in het cachot spendeerde, veelal in verband met schulden. Naast een vergelijking met Itali wordt ook gebruik gemaakt van Mechelse archiefstukken uit de 16e eeuw, toen Het Steen reeds was vervangen door een andere gevangenis. Hieruit blijkt een onderscheid tussen gevangenen en de kosten die zijn voor hun kost en inwoning moesten betalen, varirend van de basiskosten tot luxe kamers voor de rijkere gevangene. Naast deze geschreven bronnen, het archeologisch bewijs dit beeld van sociale ongelijkheid tussen de tralies onderschrijft. Troubleyn stelt dat er dan waarschijnlijk in de twee onderzochte beerputten, die in dezelfde tijdsperiode gebruikt

18

werden, een verschil moet zijn in het gevonden consumptieafval. Om deze hypothese te onderzoeken dienen uit beide beerputten samples genomen te worden. Bij het nemen van deze samples kwamen een aantal bijzondere objecten uit de aarde, waaronder 345 dobbelstenen, die een indicatie geven dat het leven in de boeien voor een deel werd gedomineerd door gokken. Dit beeld wordt ondersteund door de gevonden keramieken spelborden en metalen fiches, mereaux, die werden gebruikt bij bordspellen. Gokken is echter iets van alle lagen van de bevolking, zowel vandaag de dag als in de middeleeuwse maatschappij, waardoor het onmogelijk is te stellen dat er een verschil in materile cultuur voorkomt tussen de verschillende groepen gevangenen. Eten wat de pot schaft Dat onderzoek naar materile cultuur niets aantoont van klassenverschil tussen de gevangenen, betekent echter niet dat het er niet geweest is. Voedingspatronen kunnen hierbij een goede indicatie zijn van iemand welvaart en status, zelfs in het gevang. De reconstructie van groenten is op basis van archeologisch onderzoek echter vrijwel ondoenlijk, aangezien de meeste soorten worden gegeten voordat zij zaden produceren. Slechts resten van koolsoorten, bonen en sommige kruiden zijn teruggevonden. Tussen deze kruiden zaten enkele fragmenten van zwarte peper, maar aangezien het hier slechts om een zeer klein aantal gevonden peperresten gaat, is het onmogelijk hieraan enige conclusies te verbinden. Granen worden wel teruggevonden, alhoewel identificatie van een specifieke soort onmogelijk is.

Fruit en noten zijn er in de beerputten duidelijk aanwezig; het betreft hier veelal lokale soorten, met uitzondering van vijgen. Druiven die werden aangetroffen kunnen zowel gemporteerd als van lokale wijngaarden afkomstig zijn. Naast voedingsresten werden er ook sporen van veen aangetroffen, dat waarschijnlijk is gebruikt als brandstof.

verwerkte vis (gezouten of gerookt). Naast haring werden ook kabeljauw en een aantal soorten platvis aan de gevangenen geserveerd. Zoetwatervis is vrijwel niet aanwezig, wat duidt op voorkeur voor een zeevis (met dank aan de krachtige maritieme vloot van Vlaanderen). Gevogelte stond in Het Steen ook op het menu. Veel gedomesticeerde soorten, waaronder gans en eend, werden gegeten, net zoals de het meest veelzijdige stukje vlees: kip. Aanwezigheid van gastrolieten en alle skeletelementen duidt op slacht ter plaatse. Aanvullingen op het dieet van de jailbirds in de vorm van zangvogels is mogelijk, maar bewijs hiervoor ontbreekt. Het belangrijkste zijn echter de resten van zoogdieren. Schaap, varken en rund vormden de prominentste bron van vlees voor de gevangenen. Schapen en vee zijn op late leeftijd geslacht, wat duidt op het gebruik van oud melkvee als voedsel. Door jacht verkregen soorten zijn vrijwel afwezig, met uitzondering van haas en konijn. Tevens zijn er kleine knaagdieren gevonden, die waarschijnlijk in de toren leefden. Aangezien de vondsten uit beide beerputten met elkaar overeen komen, is de these dat er sprake is van sociale ongelijkheid op basis van voedsel niet goed te onderbouwen. Dit komt vermoedelijk doordat er sprake was van herdistributie van voedselresten onder de armste gevangenen, waardoor enig onderscheid tussen klassen volledig verloren gaat. Sociale verschillen tussen de gevangenen kunnen alsnog aanwezig zijn, alleen niet te staven met archeologische vondsten. Wel

Naast sporen van planten, zowel in de vorm van pollen als botanische macroresten, zijn er sporen van parasieten aangetroffen bij de pollen samples, wat erop duidt dat inwendige parasieten veelvuldig bij mens en dier voorkwamen. Daarnaast kwam ook uit het onderzoek van de dierlijke resten dat een aantal poppen, gevonden in de beerputten, afkomstig is van vliegen die hun eieren legden in mest. Ook werden er een aantal schaalen weekdieren aangetroffen. Binnen deze resten was de mossel de meest voorkomende soort, wat erop duidt dat dit dier een belangrijke voedselbron was voor de gevangen. Ook ander zeefruit maakte deel uit van het dieet van de gevangenen, waaronder veel haring. Deze werden ongekaakt aangeleverd, maar er is waarschijnlijk sprake van

19

kan het gokken, tezamen met de verschillen in voeding en service, leiden tot onderlinge spanningen tussen de gevangenen en eventuele conflicten, waar een deel van een gevonden meslemmet van getuigt. Over de algehele leefomstandigheden kan, naast de sociale spanningen, op basis van het archeologisch bewijs wel een beeld worden geschetst van het dagelijks leven van de bajesklanten. De hygine was niet al te slecht, met name omdat men als gevangenenbewaker niet kreeg uitbetaald als de gevangene overleed. De aanwezigheid van ratten en muizen duidt op de aanwezigheid van ongedierte, alhoewel dit voor de gehele middeleeuwse stad gold. Parasieten in de pollenmonsters geven een indicatie van infectie van zowel mens als dier met inwendige parasieten, wat een beeld geeft van de algehele gesteldheid van de gevangenen. De aanwezigheid van gokmateriaal geeft inzicht in een bijzonder soepel beleid binnen de gevangenis, wat de mogelijkheid tot aanvulling van het dieet van buitenaf mogelijk maakt. Al met al lijkt het erop dat het leven van een middeleeuwse gevangene in Het Steen allerminst slechts was. Afhankelijk van de rijkdom van de gevangene een goede service, goed dieet en veel mogelijkheden om de vrije tijd aangenaam in te vullen. Eigenlijk klinkt deze vorm van gevangenis ideaal, en weet zij zelfs de hedendaagse gevangenissen waar de gevangenen baden in luxe te

overtreffen. Waar je het hier in de cel moet doen met een waterig bakje koffie en een kleffe boterham kaas uit een cellofaantje, kreeg je in de middeleeuwse gevangenis tenminste fatsoenlijk voedsel. Als groot nadeel mag worden genoemd dat wie arm was er nimmer meer uit kon komen, maar al met al mag men stellen dat het leven door deze luxueuze levenswijze achter de tralies allerminst belabberd was.

Lokatie van het Steen te Mechelen


Over Het Steen kan dus worden gesteld: het is allerminst een ramp om hier in het gevang te zitten, aangezien er goed voor je wordt gezorgd. Sterker nog: Jailhouse Rocks!

Achtergrondliteratuur: Liesbeth Troubleyn, Consumption patterns and living conditions inside Het Steen, the late medieval prison of Malines (Mechelen, Belgium) Enkele kookboeken voor de medivist: Liber de Coquina, http://www.unigiessen.de/gloning/tx/mul2-lib.htm Le Mnagier De Paris, http://www.pbm.com/~lindahl/ menagier/

Voedsel in de Middeleeuwen: Zoals menigeen bekend zal zijn, is een goede maaltijd de basis van een goed leven. Deze houding geldt echter niet alleen voor de hedendaagse mens, maar tevens voor de middeleeuwse mens. Voedsel en gezondheid staan aan elkaar gelijk, zij het op basis van andere zaken dan wij heden tendage zien als gezond en ongezond. In de Middeleeuwen gold immers de leer van de vier humores, gebaseerd op de leer van Hippocrates en Galenus. Deze leer hield in dat de vier lichaamssappen in balans moesten zijn, aangezien een verstoring van het evenwicht ziekte opleverde. Door met deze leer rekening te houden als men een middeleeuws kookboek openslaat, kan wellicht begrijpen waarom sommige gerechten een helende waarde hebben. Zo hebben kippeneieren een bijzonder goed effect op de bijslaap, maar vertragen zij de spijsvertering en veroorzaken sproeten. Als je als middeleeuwer dus een gepassioneerde nacht tegemoet wilde gaan en sproeten geen bezwaar achtte, waren kippeneieren het voedsel van die dag. Wellicht ook voor studenten de moeite waard om zich eens in deze kookkunst te verdiepen. De liefde van de mens gaat immers door de maag.

20

Middeleeuws menu
Historisch verantwoord eten

Dat koken belangrijk is, zal niemand verbazen. Voedsel kan, zo gaat in ieder geval het verhaal, het hart van een man met groter gemak veroveren dan tederheid. Aangezien de kookcapriolen van sommige studenten en studentes bijzonder teleurstellend zijn, geeft de redactie van de Galapas een kijkje in haar eigen keuken met bijbehorende kookstijlen. Dit nummer staat Evert in de keuken voor de bereiding van eenvoudig en eerlijk middeleeuws voedsel. Dit keer worden er geen een recepten van de grote middeleeuwse banketten geboden, maar de budgetoplossing voor de liefhebber van de middeleeuwse kookkunst, waarvan het recept gestaafd wordt door archeologische vondsten. Goedkoop, smakelijk en historisch verantwoord! Evert Verhoeven
Whats cooking? Aangezien het budget van de meeste studenten niet geheel toereikend zal zijn voor de extravagante banketten die men ziet in films, is gekozen voor een eenvoudige stoofschotel op basis van spek, uien, boter en brood. Ingredinten In plaats van de gebruikelijke ingredintenlijst te geven, ben ik eerder een voorstander van het kweken van de meeste soorten groenten, kruiden en enkele diersoorten voor de vleesvoorziening. Allereerst is het van belang om enkele uien en een bol knoflook uit de tuin te halen. Als deze planten in het vroege najaar worden geplant, kunnen zij in het late voorjaar worden geoogst en enkele maanden op een droge plaats worden bewaard alvorens gebruikt te worden in de maaltijd. Aangeraden wordt om deze planten met de hand te oogsten om enigerlei beschadigingen en infecties aan de planten te kunnen opmerken, zodat zij niet de gehele oogst bederven. Een ander belangrijk ingredint is het spek. Preferabel afkomstig van varken of zwijn, geeft dit het gerecht zijn kracht. Indien u niet in het bezit bent van een varken (goedkoop te onderhouden met kliekjes), kunt u op de markt over het algemeen een fatsoenlijk stuk spek kopen. Let bij aanschaf vooral op kleur, geur en structuur, aangezien hieruit de versheid van het spek kan worden opgemaakt. Voor zij die het tijd vinden hun kliekjesvarken te slachten, geef ik u het volgende advies mee: een stevige hamerslag op de achterzijde van de schedel, gevolgd door het kelen van het dier. Hang het varken op en laat het vlees besterven totdat het qua kleur, geur en structuur goed is. Snij hierna de gewenste stukken van het karkas. Naast vlees en groenten zijn ook brood en boter van enig belang. De voorkeur gaat hierbij uit naar zwaar brood, preferabel zuurdesem. Voor de boter raden wij aan volle roomboter te nemen, het liefst zo vers mogelijk. Zowel het brood als de boter zijn verkrijgbaar op de markten, bij rondtrekkende marskramers en bij een aantal boerderijen buiten de stad. Kooksmuts op en koken maar Nu alle ingredinten verworven zijn, is het tijd om de koksmuts op te zetten en je kookgerei ter hand te nemen. Snij allereerst enkele tenen knoflook in kleine blokjes en de uien in lange ringen, om deze hierna te fruiten in een diepe pan (hiertoe kan iedere pan met een deksel worden gebruikt). Nadat de uien en knoflook gefruit zijn, voegt men 50 gram boter toe aan het mengsel en zet men het op een laag pitje met het deksel op de pan. Terwijl de groenten ondertussen zacht stoven, is het tijd om het spek te bereiden. Hetgeen wat hiervoor wordt aangeraden is het in kleine repen of blokjes te snijden, zodat het makkelijk door het mengsel kan worden geroerd. Voordat men het spek echter in de pan doet, kan men het eventueel enkele minuten in een bakje zout leggen om de smaak te versterken. Na het spek te hebben toegevoegd aan het mengsel, is het tijd om er meer smaak aan te geven. Allereerst is het wenselijk om het spek enkele minuten in zijn eigen vet te stoven, zodat ook de groenten de rooksmaak van het spek aannemen. Hierna kan men naar eigen smaak kruiden toevoegen. Het advies van de redactie is dat er enkele kruidnagels worden toegevoegd, samen met verse rozemarijn, een takje tijm, gekneusde zwarte peperkorrels en eventueel wat munt. Laat de kruiden gedurende vijf minuten de kans krijgen om rustig hun aroma aan het gerecht af te geven. Verwijder hierna het deksel en voeg een flinke scheut rode wijn toe. Zet het vuur op een hoger pitje en laat het gerecht voor het grootste deel droogkoken, zodat de wijn haar smaak afgeeft aan het gerecht maar alle alcohol verdampt. Bon Appetit De stoofschotel is na deze laatste stap klaar om geserveerd te worden. Smeer en goede laag boter op het brood, doe hier enkele scheppen van de stoofschotel op en besprenkel dit met fijngehakte peterselie. Dit kruid levert immers een goede dosis vitamine C. Als serveertip raden wij aan om er de resterende rode wijn bij te drinken, eventueel aangevuld met sterk bier (Jopen) en balsamachtige drank. Eet smakelijk en vergeet niet: volgend nummer staat er weer een heerlijk gerecht in dat je het water in de mond doet lopen. Bon appetit!

21

Koningin of seksgodin?
Beeldvorming van Cleopatra van nul tot nu
Uiterlijk speelt een belangrijke rol in het menselijke bestaan. Mooie mensen staan in het middelpunt van de belangstelling omdat zij aan de schoonheidsidealen voldoen. Maar zijn de schoonheidsidealen altijd hetzelfde geweest? Met andere woorden, zouden wij een mooie man of vrouw van vroeger nu ook mooi vinden? Het is daarom interessant om te kijken naar een geval waar dat twistpunt kan ontstaan: films over schoonheden van vroeger. Maar is het wel historisch correct om in films schoonheden van vroeger door hedendaagse schoonheden te laten spelen? Een bekende schone van vroeger die meermaals in films opdook zal hier besproken worden. Dit keer: Cleopatra. Bjrn Breij

In de filmindustrie wordt Cleopatra gespeeld door niet de minste vrouwen. Monica Belluci mocht komen opdraven in de stripverfilming Asterix en Obelix: Missie Cleopatra, iets wat menig filmkijker niet betreurd zal hebben. Waar Belluci nog een kuise Cleopatra neerzet, wordt in de serie Rome van de Amerikaanse televisiezender HBO Cleopatra als een wulpse seksgodin afgeschilderd, die mannen met haar schoonheid het hoofd op hol brengt. Haar charmes en uiterlijk brachten haar in contact met Caesar en Marcus Antonius, wat ertoe leidde dat ze haar machtige positie in haar thuisland Egypte kon behouden. Is deze weergave van Cleopatra waarheidsgetrouw? Of moeten we ons hier niet druk om maken? We nemen een kijkje in het verleden. De goddelijke schoonheid van Cleopatra blijkt uit haar verschijning op munten,

haar afbeeldingen als de godin Isis en uit beschrijvingen van literaire genien uit die tijd die nog niet erg objectief schreven. Meer informatie over wat mensen vroeger mooi vonden, is te vinden in schilderijen en andere voorstellingen. Deze kunst presenteert echter de schoonheidsidealen van de Renaissance, de Barok of een andere tijd. De feiten over de schoonheid van Cleopatra zijn dus of niet toereikend, of niet objectief ofwel anders genterpreteerd. Het feit dat filmmakers voor een bepaalde voorstelling van zaken kiezen, is niet uit de lucht gegrepen. Hebben ze de feiten ernstig verdraaid of zijn de bronnen representatief genoeg om te besluiten dat een hedendaagse actrice voldoet? Dit

zijn geen vragen die elke bioscoopganger zich stelt, maar ze zouden wel gesteld moeten worden. Want als een film een historisch onderwerp behandelt, dan moet het historisch correct zijn. Anders wordt de historische inkadering misbruikt voor andere doeleinden: slechts de amusementswaarde telt. Maar in het laatste geval mag de film dus niet binnen het historisch genre vallen. De richtlijnen zijn echter niet openbaar, dus het valt niet te controleren. Een kritische houding kan echter geen kwaad en ook historici zitten in het filmpubliek. Ook aan hun mag gedacht worden. Om tot een conclusie te komen: het is gerechtvaardigd om kritische vragen te stellen over de representativiteit van acteurs en actrices die historische figuren spelen. Deze kritische houding kan opgevat worden als nodeloos gezeur, maar dat is te makkelijk.

22

De amusementswaarde van de film wordt juist hoger als blijkt dat zaken correct voorgesteld worden. Films zijn namelijk afspiegelingen van de werkelijkheid. Het is daarom juist om je af te vragen of er geen richtlijnen moeten zijn die bepalen of een historisch figuur in een film op een bepaalde wijze voorgesteld moet worden. Cleopatra mag er dan wel beeldschoon uit zien in films, maar aan hard bewijs voor deze schoonheid ontbreekt het. Totdat er hard bewijs wordt aangevoerd dat Cleopatra in de klassieke oudheid als een beeldschone vrouw werd gezien, zouden filmmakers toch wat voorzichtiger moeten zijn.

23

Somaliland: The Country that Doesn't Exist


Picture the flag of Somalia, the world's favorite failed state. The flag has a white fivepointed star against a blue background, one point for each of the major regions populated by Somalis in the Horn of Africa. This star represents the dream of a united Somali republic, a country that all within the Somali ethnic group could call their own. The dream became reality in 1960, when the country known as Somalia, came into being, complete with the five-pointed star on its flag. But what happens when one point decides to wander off and create its own separate republic?
Sophia Guida

Enter Somaliland, a breakaway republic in northern Somalia. Nestled at the top of the Horn of Africa, Somaliland is a country marked by isolation, poverty, and more camels than cars. Yet it staunchly maintains it's difference to the chaos surrounding Somalia's capital Mogadishu, with a stable government, economy and society. Why is Somaliland so different from her bellicose neighbor?

Historically Different
The Horn of Africa region has a patchwork quilt of colonial experiences: the French occupied Djibouti, the Italians claimed the area around Mogadishu as well as Ethiopia, and the British formed a small isolated protectorate in the north of the Somali region across the Gulf of Aden from Yemen, called the British Somaliland Protectorate. In 1960 all three countries were given the choice to either become independent or remain subdued to their colonial masters. Djibouti voted to remain affiliated with France (until 1977), whereas Italian Somaliland and British Somaliland opted to join strength in the newfound Republic of Somalia. We joined unconditionally, said Mohamed Ali Mohamed, a native of (British) Somaliland and a professor at Golis University in Hargeisa.

Map: Somaliland in Africa Source: Wikimedia Commons

At the time, he explained, the dream of a Greater Somalia was popular and Somalilanders saw opportunity in joining with their neighbor to the south. But soon after unification sentiments started to change, mainly due to political developments within Somalia

24

In 1969 a military leader called Siyad Barre staged a coup d'etat and seized control of the country, beginning a regime that would last over thirty years. Barre wanted to build a Somali kingdom and he killed all against that vision, explained Mohamed. As a member of the Darod clan, Barre sought to strengthen his clan by allowing only Darods into positions of power in the government. Meanwhile the regime marginalized other clans. Barre's regime particularly targeted the Somalilanders, collectively nicknamed the mistaken ones or Qaltan in the north, because they had longstanding commercial and cultural ties to the Arabian countriesboth of which were seen as a threat to Barre's kin in the political arena. Eventually, the tensions between Barre's government and Somalilanders came to head in the late 1980s, when the regime heard rumors of an emerging rebellion brewing in the North, and the Somalian military began bombing the major cities there, particularly Hargeisa and Burco. At the same time, Somaliland nationalists living in Mogadishu started agitating the

Hawiye clan against the Darod clan, leading to the deposal of Siyad Barre and the rise of militias led by warlords such as Mohamed Farah Aydeed. While Mogadishu slid further into chaos, Somaliland scraped together a government and declared independence on 18 May 1991, forming the Republic of Somaliland. Their dream of a Greater Somalia had been shattered, and the Qaltan's finally learned from their original mistake of joining Somaliland so quickly, and separated.

So far no country has recognized Somaliland in its twenty years of existence, and the breakaway republic has been in legal limbo it's entire life.

Identity Issues
Somaliland's landscape is marked by a windswept, rocky desert with a few scrubby acacia trees, and patches of goats and camels looked after by nomads. Five times a day, without fail, the Muslim call to prayer is heard from minarets of countless mosques,

25

as most Somalis maintain a deep commitment to Islam. To this day, many still practice traditional means of nomadic life and subsistence farming, as well as adhering to traditional laws of the clans, called Xeer. Though Somalis are of the same ethnic group, social life is clearly demarcated by clan membership. Major clans, such as the Darod, the Haweye, and Isaaq, dominate large regions in the Horn of Africa. The Isaaq for instance primarily reside in Somaliland, while the Darod habits the area further south. These major clans are broken down into subclans, named for their founders or clan patriarchs. Somalis trace their lineage back to these patriarchs, thereby deriving their heritage to their clan membership, rather than to a piece of land. As well as heritage, clans provide a system of governance. In Somaliland and Somalia, clan elders meet and discuss all issues within as well as between clans, often over tea and healthy portions of goat or camel. This system of law, called Xeer (pronounced hair), kept the region relatively stable and orderly. The Isaaq are the dominant clan in British Somaliland, while other clans, particularly the Darod and Hawiye, control the area now known as Puntland and Somalia. The Isaaq are known for being almost all nomads (while other clans are partly nomadic and partly pastoral), as well as being shrewd in business and maintaining ties with the Arab countries. Most Isaaq clan members draw a parallel between their clan identity and their historical experience with the war in the 1980s, often referring to the war as a genocide in which the objective of Siyad Barre's military was to wipe out the Isaaq clan. Therefore, much of the Somalilander identity is tied not just to Isaaq clan membership but also to the historical experience with war and marginalization from other clans. To this day, the clan elders have a very prominent, respected place in Somaliland society, and Xeer is treated with the utmost respect.

Drought in Somalia. Source: Oxfam East Africa Photostream

If a problem arises, the clan elders meet and always reach some kind of agreement, as they work towards the shared objective of maintaining order and stability within the country. At the same time, the elders avoid interference in politics, either at a local level or with outsiders, such as the international community. To contrast, clan leaders in the south were co-opted by politicians and the international community, which led to a fragmented society steeped in violence. For example, the international community has tried and failed fifteen times to establish a Transitional Federal Government in Somalia, while the infamous terrorist group al-Shabaab operates under the auspices of al-Qaeda. All of these influences are guided and manipulated by outside forces. However, the Isaaq clan in Somaliland has remained free of political influence and serves to maintain order through traditional means, thus augmenting the rule of law established by the Somaliland

Respect for clan law is a major reason why Somaliland has managed to avoid the anarchy that has plagued Mogadishu for the past twenty years.
Distribution of Somali ethnic groups. Source: PerryCastaneda Library Map Collection, University of Texas at Austin

26

government. As two separated halve within the government, the clan elders and the elected leaders both assist each otherr in smoothly running the country as a sort of checks and balances system based on mutual respect and removal of outside influence. These two parts have worked together to maintain stability and dispel conflict.

When I first returned to Somaliland, I expected it to be desperately poor, but I discovered there were people studying, learning, and working. There was life. said Dr. Ahmed Omar, a chemistry teacher and member of the Somali Diaspora community who left the country during the 1980s war. In addition to a general feeling of safety within the country, the government has taken drastic steps to improve in other areas of governance. Somaliland has established its own Coast Guard, which has managed to keep piracy at bay. The country has also seen minimal instability in terms of the drought now gripping parts of Ethiopia, Kenya, and Somalia, as the combination of stable markets and freedom of movement within the country have allowed Somalilanders to escape the famine occurring as a result of the drought. Being members of a peaceful, stable country, Somalilanders feel that recognition could only help their country. As a separate entity from Somalia the failed state, it would be much easier for Somalilanders to attract foreign investment as well as foreign aid. As a legalized national entity, Somalilanders would also be able to sign legal contracts with foreign businesses. Finally, Somalilanders would have greater freedom of movement internationally, as there are currently no foreign embassies in the country, requiring all visa processing to occur in the embassies of nearby countries, creating hassle as well as expense for those who wish to work or pursue education abroad. This is not to say that Somaliland does not face

Foreign Offfice Minister Henry Bellingham addressing the Somaliland Parliament, July 2011. Source: Foreign and Commonwealth Office

The Case for Recognition


If Somaliland were recognized tomorrow, I would be very happy, stated Asma Suleiman Mohamed, a primary school teacher from Burco. She cited in particular the damage to the reputation of Somaliland as being part of Somalia, which the rest of the world sees as a 'failed state' and a dangerous, unstable hotbed of terrorism and piracy. Despite the widespread conflict in the South, Somaliland has managed to maintain a fragile peace as well as democratic systems and some semblance of a rule of law. In 2010, Somaliland held presidential elections that resulted in a peaceful transfer of power to a rival political party. In addition, there are schools, businesses, and government offices that function on a normal, day-to-day basis, without the constant stream of gunfire that is the hallmark of Somalia.

Somaliland women dancing. Photo taken by Sophia

27

challenges. While the country has a comparatively strong rule of law, there are cases of impunity and enforcement remains weak, particularly in terms of corporate law and tax collection. There are also cases in which the government has harassed and intimidated journalists and dissenters in hopes of pre-empting the type of instability that has plagued Somalia. Other sectors, such as education, roads, infrastructural development, are also somewhat weak. If Somaliland is to become a recognized state, these issues will most likely need to be

About the Author:


Sophia Guida is beginning journalist from the United States. She has lived in Somaliland from August 2010 until August 2011. Previously Sophia Guida has studied political science at Bryn Mawr College in Pennsylvania, where she specialized in conflict studies. By: Hester Borm

addressed. Nevertheless, the desire for international recognition remains strong.

The international community always wants to bring back Greater Somalia and it has failed fifteen times. It's time to give up.

Main references:
- Michael Maren, The Road to Hell: The Ravaging Effects of Foreign Aid and International Charity, New York: The Free Press, 1997 - Hostages to Peace: Threats to Human Rights and Democracy in Somaliland, Human Rights Watch, New York, 2009. - Personal interviews with Dr. Ahmed Omar, Abaars, Dr. Mohamed Ali Mohamed and Asma Suleiman Mohamed conducted in Somaliland in July 2011 For further reading, see also: - Ayaan Hirsi Ali, Infidel (New York: Simon and Schuster, 2007) - I.M. Lewis, Understanding Somalia and Somaliland (New York: Columbia University Press, 2008) - Peter Biles, Horn of Africa drought: Why is Somalia worst affected?, BBC News 14 July 2011

Somaliland women. Photo taken by Sophia Guia

Somaliland women at school. Photo taken by Sophia Guia

28

Groot

Column Verstegen Wybren Verstegen is docent sociaal-economische geschiedenis aan de Vrije Universiteit en schrijft sinds 2001 columns voor de Galapas.

Linkerfoto: Paleis van Christian VII (Kopenhagen) Rechterfoto: Model van middeleeuws Kopenhagen (Stadsmuseum, Kopenhagen)

In het scheepvaartmuseum van Turku in Finland hangt een tekening uit ca. 1700 van een zeeslag in de Oostzee. Ik ben vergeten over welke oorlog het ging, maar werd getroffen door het feit dat de zeeslag werd uitgevochten met roeischepen; galeien dus. Ik vroeg me toen af of ze ooit zeeslagen rond middernacht uitgevochten hebben, want het blijft daar nogal lang licht. Niets is immers slaapverwekkender dan een zonsondergang op 60 graden noorderbreedte. Die galeien associeer ik met de Middellandse Zee, maar dat was dus onterecht. Ik had het kunnen weten, want ik was een paar dagen daarvoor met een schip van Stockholm naar Turku gevaren over een spiegelgladde Oostzee. Onze Noordzee ziet er echt nooit z uit. Het was een prachtige tocht langs honderden kleine eilandjes, varirend in grootte tussen een uit het water opstekende kei en een eiland groter dan Texel. Op zo'n ingeslapen zee kun je rustig met galeien aan het werk, leek me. Het zal op de Oostzee best kunnen spoken, maar het voelde gezien de kalmte van de zee vreemd aan dat de veerpont tussen beide landen van een krankzinnig formaat is: een joekel van wel negen verdiepingen hoog. Vanaf dat schip werden de eilandjes met hun houten vakantiehuisjes nog pietepeuteriger. 'Je zal maar viermaal daags zo'n flatgebouw langs je voordeur zien glijden', dacht ik somber. Dan is zo'n galei toch wat sympathieker qua formaat. Dat heb ik vaak: ik hou niet van groot. Daar werd ik tijdens deze reis wel vaker van doordrongen. In Stockholm (een prachtige stad verder) zie je net als in bijvoorbeeld Boedapest hoezeer de Zweedse vorsten vroeger pronkten met hun macht. Net als in Boedapest staat in het centrum van de stad een gigantisch koninklijk paleis dat de naastgelegen charmante middeleeuwse wijk zo ongeveer verplettert. Dat Zweedse paleis werd, maar dat terzijde, bewaakt door vrouwelijke guards, compleet met Scandinavische blonde

paardenstaart; voor de toeristen weer eens wat anders dan de bearskins in Londen.

Koninklijke Obesitas
Die koninklijke obesitas zie je ook goed bij het paleis Kronenborg van de Deense vorsten aan de Sont, de toegang tot de Oostzee. In het Amsterdams Historisch museum had ik daar een aardig schilderijtje van gezien, met allerlei zeilscheepjes op de voorgrond. Zo geschilderd leek het heel mooi, maar pas vanuit het naastgelegen stadje Helsingr zie je wat een bakbeest dat paleis is. Helsingr is namelijk een klein, oud stadje met lage huisjes, toeristisch (uiteraard), dat echt in het niet valt bij het paleis. Je gaat van de weeromstuit dat soort paleizen dan ook stalinistisch vinden. Wie ooit naar Kopenhagen gaat, zou een bezoekje moeten brengen aan het stadsmuseum omdat daar in de tuin een middeleeuws Madurodam van de stad is gemaakt dat goed laat zien hoe kleinschalig (en leeg) dat soort steden vroeger waren en hoe klein de huizen, vergeleken bij bijvoorbeeld de windmolens uit die tijd. Je gaat dan ook beter beseffen hoe enorm groot kathedralen zijn. Die vind ik meestal wel mooi, maar bij een bezoek aan Bayeux in Normandi kreeg ik er een beetje genoeg van omdat die net als de latere paleizen in verhouding tot de huizen in het stadje zo ontzettend opvalt. Ik legde dit esthetische probleem van die veel te grote middeleeuwse kerken ooit voor aan de medivist professor Marietje van Winter die zelf op een steenworp afstand van de Utrechtse Dom woont. Waarom zijn die kathedralen nu zo buitenissig? Ach ja,was haar nuchtere reactie, wethouders h, wethouders. Het paleis op de Dam is trouwens eigenlijk ook veel te groot

29

Dierenwelzijn in de Oudheid
Van kookpot en Colosseum naar Senaatszetel
Tegenwoordig maken we ons constant druk om het welzijn van dieren. Zo zijn er verschillende organisaties die dierenleed tegengaan en opkomen voor de rechten van dieren. Zo strijdt Greenpeace tegen de walvisvangst, komt Wakker Dier op voor het welzijn van dieren in de bio-industrie en heeft het WNF speciale projecten opgesteld om bedreigde dieren als de reuzenpanda en de reuzenschildpad te beschermen. Ook de discussie over het halal slachten laat zien dat dierenwelzijn een belangrijke plaats inneemt in de huidige maatschappij. En wat te denken van de Wet Dieren die de Eerste Kamer in mei van dit jaar aannam? En het besluit tot een code voor het omgaan met dieren op televisie? Het lijkt er dus op dat het welzijn van dieren nog nooit zo belangrijk is geweest. Maar hoe gingen mensen eeuwen geleden eigenlijk met dieren om? Laten we eens kijken naar de manier waarop dieren werden behandeld in de tijd van het Romeinse Rijk.
Bjrn Breij

Dieren werden gezien als bron van voedsel en hulp in de landbouw, als trouw rijdier in de oorlog, als vechtmachine en prooi bij gladiatorenshows, als waakhond en bovenal als statussymbool. Een generaal toonde zijn aanzien met het strijdros dat hij bereed en een rijk Romein toonde zijn invloed door een show te organiseren in de arena met allerlei exotische dieren. Deze shows werden gezien als volksvermaak en alle dieren waren aan het einde van de show op gewelddadige wijze om het leven gekomen. Maar dieren werden op de eerste plaats gezien als wezens waar een combinatie van ontzag en angst voor bestond. De Griekse- en haar kopie- de Romeinse mythologie staat bijvoorbeeld vol met verhalen over helden die

gigantische monsters onschadelijk weten te maken: een dodelijk everzwijn, een gigantische leeuw en de Hydra van Lerna kleuren de verhalen over Heracles en Theseus krijgt het bovendien aan

toedoen van de mens, daar stoorde men zich eigenlijk niet aan. Er waren enkelingen die vonden dat de shows in de arena ongepast waren behandeling van, maar dan met als enige reden dat het slecht voor de jeugd was. Echter, er zijn voorbeelden waarbij mens en dier een andere relatie hadden. Generaals hadden vaak een lievelingspaard en Hannibal had z'n eigen trouwe oorlogsolifant. Toen bijvoorbeeld Hannibals olifant stierf tijdens de veldtocht door Itali, was

de stok met de Minotaurus op Kreta. Over het algemeen werden geen gevoelens toegekend aan dieren. Dieren waren ondergeschikt aan de mens en moesten allerlei functies vervullen. Dat veel dieren bloedig aan hun einde kwamen door

Hannibal urenlang ontroostbaar en voor niemand aanspreekbaar. Deze band tussen mens en dier was te vergelijken met een goede vriendschap tussen twee mensen en als het dier stierf reageerde het baasje daarom emotioneel. Maar de mens bleef de meerdere van het dier. Toen Caligula in een

30

dwaze bui besloot om zijn paard tot consul te benoemen, werd het de Senaat namelijk toch iets te gortig. Maar wat heeft de mens er uiteindelijk toe aangezet om een dier bijna als zijn gelijke te zien zoals tegenwoordig het geval is? Dieren zijn hetzelfde gebleven; sommige zijn nog steeds levensgevaarlijk. Zijn de mensen dan veranderd en komt dit door de toename in kennis? De natuur werd in de Romeinse tijd weliswaar bestudeerd maar de beschikbare literatuur was beperkt. De Naturae Historiae van Plinius de Oudere bijvoorbeeld is grotendeels opgebouwd uit kennis die al door anderen was vergaard. Ook gaf de auteur vaker toe aan creativiteit dan echt wetenschappelijk te werk gaan. Tegenwoordig is de kennis over de dierenwereld enorm toegenomen. Nu leert men op school met het vak Biologie de dierenwereld kennen en zijn er dierentuinen om de dieren in levende wijze op veilige afstand te bekijken. Ook is het aanbod in kennis over dieren in de media enorm toegenomen. Dat is te danken aan de huidige massaproductie en massaconsumptie. Het gevolg van de toename in kennis is dat men de gevoelens van dieren heeft ontdekt. Wolven worden bijvoorbeeld gekarakteriseerd als

groepsdieren die uiterst sociaal opereren. Dieren hebben dus karaktertrekken gekregen die voor de mens herkenbaar zijn. De mens is hierdoor meer in staat tot empathie jegens dieren en is de dieren door de toegenomen kennis altijd een stapje voor. Bovendien is de dierenwereld

misschien wel voor gezorgd dat de mens tot de conclusie gekomen is dat men ook op een andere manier met dieren om kan gaan. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat de mens voor de rechten van dieren strijdt in de vorm van dierenorganisaties en wetgeving. Dieren kunnen dat namelijk niet voor zichzelf: de dominante positie van de mens ten opzichte van het dier is dus wel gebleven.

tegenwoordig niet meer zo gevaarlijk voor de mens als in de Romeinse Tijd. Veel dieren zijn uitgestorven, teruggedrongen, gedomesticeerd of afgeschermd van de mensenwereld. Ook de voortdurende technologische ontwikkeling met als uitvloeisel o.a. vuurwapens en harpoenen heeft de mens grotere controle over dieren gegeven. Er kan een voorzichtige conclusie getrokken worden. De kennis over de dierenwereld is enorm toegenomen. Veel dieren zijn uitgestorven, teruggedrongen of afgeschermd van de mensenwereld. De toename in kennis en de afgenomen directe dreiging van dieren hebben er Meer weten?
De hond van Odysseus Fik Meijer 12,50 Athenaeum - Polak & Van Gennep

31

Student in het buitenland:


Hester in Peru
Naam: Hester Borm Studie: 2e jaar Geschiedenis (Global/GAP) Waar: Pontificia Universidad Catlica del Per Wanneer:Maart juli 2010 Wat: Studieuitwisseling Eindoordeel: 7

Links: Peruaanse dansers tijdens traditionele dansavond op de universiteit. Rechts: Choqueqirao, het minder bekende broertje van Machu Picchu

Waarom ben je op uitwisseling gegaan naar de Pontificia Universidad Catlica del Per? Ik wilde altijd al op studieuitwisseling naar het buitenland gaan en ontwikkelde tijdens mijn studie een behoorlijke passie voor Latijns-Amerika. Al reizende door Peru, Bolivia, Colombia en andere delen van Zuid-Amerika leerde ik de taal en cultuur steeds meer waarderen. Eenmaal terug in Nederland kreeg ik last van heimwee. Ik luisterde iedere avond Spaanstalige muziek, oefende de taal door de expeditieverslagen van de conquistadores te lezen en bracht uren door op websites zoals www.cheaptickets.nl. Het was duidelijk: ik wilde terug, maar hoe? Gelukkig ontdekte ik de International Office van de Vrije Universiteit, met haar vele uitwisselingsverdragen met universiteiten in Mexico, Argentini, Peru en Brazili. Van deze universiteiten had de Pontificia Universidad Catlica del Per voor mij verreweg het meest interessante programma.

Wat heb je gedaan op de Pontificia Universidad Catlica del Per? Mijn oorspronkelijke plan was om twee semesters op de universiteit te blijven, maar ik besloot ter plaatse om vervroegd, na een semester al, terug te keren naar Nederland. De kwaliteit van de vakken viel soms tegen en ik had grote moeite met de autoritaire lesstijl van sommige docenten. Uiteindelijk heb ik de vakken Historia de Amrica: precolombina y colonial; lingstica andina en lingstica general wel allemaal met ruime voldoendes afgesloten. Tezamen was dit een leuk, goed te volgen vakkenpakket, al zouden mijn Peruaanse medestudenten daar waarschijnlijk wel anders over denken. Zij zijn gewend 6 8 vakken per semester te volgen, waardoor ze gemiddeld zo'n 80 uur per week studeren. De meeste exchange students verkozen, net als ik, een wat rustiger programma om volop Peru te kunnen leren kennen en aan het Spaans te wennen.

Was het veel regelwerk om naar deze universiteit te gaan, of viel dat wel mee? Het regelwerk verliep zr soepel. Begin september had ik mijn eerste afspraak op het International Office, begin oktober wist ik dat ik was toegelaten en begin februari vloog ik naar Peru. Tussendoor heb ik natuurlijk wel de nodige gesprekken gevoerd en formulieren ingevuld, maar ook dit verliep bijzonder voorspoedig. Ik had geluk dat la Catlica geen strenge toelatingseisen hanteerde en ik al vloeiend Spaans sprak. Dit versnelde het proces aanzienlijk. Ook het vinden van huisvesting was eenvoudig. Lima heeft diverse websites ( la Kamernet.nl) waarop ik al vanuit Nederland een kamer kon regelen. En kamers waren er genoeg: Lima heeft eerder last van een woningoverschot, dan van een woningtekort. Hoe was het om in Lima te wonen? Lima is een stad van grote contrasten en ik heb beide intensief meegemaakt. De eerste weken

32

woonde ik in Miraflores samen met Westerse uitwisselingsstudenten die elke nacht opnieuw vierden dat hun geld in Peru vier keer zoveel waard was als thuis. Daarna verhuisde ik naar de armere wijk Pueblo Libre, waar ik tussen de Peruanen en latino uitwisselingsstudenten woonde. Na negenen 's avonds was het niet meer veilig om over straat te lopen. Niemand had geld voor leuke dingen, culturele activiteiten waren er nauwelijks en iedereen studeerde hard. Soms keerde ik alleen terug naar Miraflores, de wijk van de rijken, de expats en het groen, maar het contrast tussen beide dat bleef toch wrang voelen. Het contrast werd vooral schrijnend in juni en juli, toen het winter was in Lima. Hoewel het in Lima nooit regent, kan het in deze maanden wel erg koud worden. Mijn goedkope studentenkamer in Pueblo Libre had geen warm water, verwarming of sluitende ramen. Soms ging ik 'op bezoek' bij vrienden in Miraflores, enkel om op te warmen. Hoe was het om in een andere taal te studeren? Het was ontzettend leuk om in het Spaans te leven en studeren. Doordat vrijwel niemand in Peru Engels of Nederlands sprak, leerde ik de taal heel snel vloeiend

spreken. Op de universiteit was men bovendien erg begripvol voor buitenlandse studenten. We mochten essays ook in het Engels schrijven en spelfouten werden ons niet aangerekend. Lastiger dan Spaans spreken was voor mij de uiteindelijke terugkeer naar het Engels en Nederlands. Na zes maanden non-stop Spaans te hebben gesproken was een hoop weggezakt. Wat is je mooiste moment geweest op uitwisseling? Het wereldkampioenschap voetbal. De wedstrijden waren precies tijdens de tentamenmaand op la Catlica, met alle gevolgen van dien. Het was vier tot acht uur per dag onmogelijk om te studeren. Overal stonden televisieschermen omringd door luid schreeuwende Peruanen. Internet lag plat tijdens wedstrijden en iedereen kon maar over een ding praten: wie het WK zou winnen. Gelukkig kon ik ontsnappen aan de Peruaanse voetbalmania door samen met de Nederlandse gemeenschap afgezonderd, onder het genot van ontbijtkoek, hagelslag en Heineken, gehuld in het oranje alle wedstrijden te kijken. En wat je minst mooie? Het cultuurverschil tussen Nederlandse en Peruaanse universiteiten. Nederlandse studenten zijn gewend zich kritisch

en mondig te gedragen, twee eigenschappen die door enkele docenten totaal niet gewaardeerd werden. Ik ben meerdere malen behoorlijk uitgekafferd na de vraag: Kunt u dit nogmaals uitleggen alstublieft? Dat was wel jammer. Stel, je zou opnieuw de keuze krijgen om naar de Pontificia Universidad Catlica del Per op uitwisseling te gaan. Zou je dat doen? Waarom wel/niet? Wat zou je anders doen? Zeker! Ik heb een ontzettend leuke, leerzame tijd gehad in Peru. Mijn Spaans is met sprongen vooruit gegaan, ik heb zes maanden geen druppel regen gevoeld, vele nieuwe vriendschappen gesloten en ontzettend interessante colleges gevolgd. Het contact met sommige docenten was niet altijd optimaal, maar hier staan gelukkig zeer veel positieve ervaringen tegenover, die het meer dan de moeite waard maakten. Wat is jouw advies voor studenten die overwegen op uitwisseling te gaan naar het buitenland? Kijk ook buiten Europa! En laat je goed voorlichten. Meer weten over uitwisselingsmogelijkheden? - VU International Office - Nuffic.nl - Vuletteren.wordpress.com

Links: Het moment waarop Nederland zich kwalificeerde voor de finale van het wereldkampioenschap voetbal. Heel de Nederlandse gemeenschap in Lima barstte in juichen uit. Midden: Op een Peruaanse yunza met enkele vrienden van de universiteit. Op een yunza dansen koppels met een bijl om een met kados gevulde boom heen. Iedere keer als de muziek stopt mag een koppel proberen de boom om te hakken, totdat deze uiteindelijk valt, waarna iedereen de kados uit de boom grist. Rechts: De campus van de universiteit. Overal liepen tamme herten en eekhoorns rond. Dat was het symbool van de universiteit.

33

Amsterdam voor vijf duiten per dag


Door: Maarten Hell en Emma Los (Athenaeum-Polak &Van Gennep, 2011)

Wat moest een toerist in de Gouden Eeuw weten als hij naar Amsterdam kwam? Hoe zat het met vervoer en onderdak en waar kon je het lekkerste eten halen? Welke sociale voorzieningen waren er en wie bestuurde de stad? En wie waren toch al die kinderen met hun merkwaardige zwart-rode kleding?
Boekrecensie - Hester Borm

De historische reisgids Amsterdam voor vijf duiten per dag geeft antwoord op al deze vragen. Het boek biedt een globaal overzicht van het leven in Amsterdam tijdens de zeventiende eeuw. In Lonely Planet-format beschrijven de historici Maarten Hell en Emma Los in 208 pagina's het dagelijks leven in de handelsstad. Bijzonder is de wijze waarop ze toeristische informatie combineren met maatschappelijke observaties zoals: "Vrouwen zijn buitengewoon vrij in hun optreden, niemand zal ze berispen als ze met een andere dan hun eigen man praten, maar pas op: wie een vrouw slaat, maakt grote kans op een boete." Het resultaat is een uiterst vermakelijk boek, vol roddels, tips en wetenswaardigheden. Voor het schrijven van het boek hebben Maarten Hell en Emma Los contemporaine reisgidsen zoals het Naeuw-keurig Reys-boek (1679) en Beschrijvinge der wijdt-vermaarde koopstadt Amstelredam van Melchior Fokkens (1662) uitvoerig onder de loep genomen. Ook hebben ze geput uit de talloze kaarten, schilderijen en andere prenten uit de Gouden Eeuw. Amsterdam voor vijf duiten per dag heeft een aanzienlijk deel hiervan in kleurvorm gereproduceerd. Hierbij is duidelijk gelet op de link met het heden. Veel van de beschreven gebouwen, zoals de Waag, het Rokin en het stadshuis Amsterdam zijn nog steeds belangrijke trekpleisters. Het is verleidelijk om Amsterdam voor vijf duiten per dag enkel in positieve termen te beschrijven. Toch behoeft het boek wel enkele kanttekeningen. De titel bijvoorbeeld is onrealistisch. Vijf duiten waren hoogstens voldoende om een sigaar mee te kopen. Stuivers zouden een betere maatstaf zijn geweest. Een andere belangrijke kanttekening dient te worden geplaatst bij de lijst belangrijke personen die achterin het boek is opgenomen. Deze lijst oogt willekeurig, onvolledig en

bovenal met een duidelijke bias voor de eerste helft van de zeventiende eeuw. Ook is onduidelijk hoe deze prominente burgers uit Amsterdam zich tot elkaar en tot andere steden verhielden. Het is duidelijk dat Amsterdam voor vijf duiten per dag is geschreven voor een breed publiek dat geen tot weinig kennis heeft van de Gouden Eeuw. Voor deze doelgroep is het boek zeker een aanrader. Voor historici in sp kan het gebrek aan verantwoording en diepgang echter teleurstellend zijn. Gelukkig compenseren de vele sappige reistips en lijst met nuttige zinnetjes een hoop. Waar anders zouden we ons vocabulaire kunnen uitbreiden met uitspraken zoals: Ay liefje, lang my een kan bier! Wat is hier een ghesnor van volck van wijt en sijt. De Heeregraft is vol magnificientie, maer stinckt als des duyvels aers. Ick moet bloemen, waer is de Varckens-sluys met 't sekreet? Help, waer is de Schout, waer sijn de diefleyers? Myn beurs/tasch/casack is my ontstolen!

Andere historische reisgidsen: - Lornt Deutsch, Metronome: in het ritme van de metro door de geschiedenis van Parijs, 2011 - Richard Tames, Het Londen van Shakespeare, 2010 - Philip Matyszak, Het oude Athene voor vijf obolen per dag, 2009 - Philip Matyszak, Het oude Rome voor vijf denarii per dag, 2008

34

Ontmoet de eerstejaars!

en fijn sfeertje, klein en compact vertelt Rens uit Santpoort. Sam uit Nieuwegein is het hier volledig mee eens. De VU leek me erg persoonlijk, terwijl de UvA juist heel chaotisch oogde. Uiteindelijk heb ik een meeloopdag gevolgd bij de VU en dit voelde heel goed, ik voelde me meteen thuis. Voor Isabelle uit Oh en Laak (Limburg) was ook de kleinschaligheid en het goede contact met docenten een plus, maar ook vier van haar vrienden gingen in Amsterdam studeren, en dat maakt de keuze wel wat eenvoudiger. Isabelle is niet de enige die een aardig eind van huis is gaan studeren: ook Renate heeft besloten haar verre Friese thuis te verruilen voor Amsterdam. Ze wilde sowieso naar Amsterdam toe, dus de keuze was simpel: de UvA of de VU. Uiteindelijk hebben de kleinschaligheid van de opleiding en het persoonlijkere contact de doorslag gegeven. Wat opvalt is dat van alle eerstejaars vrijwel niemand een eerdere studie heeft gedaan of een tussenjaartje heeft genomen. Jelle, een vlotte Amsterdammer, vertelt dat hij de universitaire PABO heeft gedaan, maar hier na een half jaar mee is opgehouden omdat het niet aan zijn verwachtingen voldeed. Dat de keuze hierna op een studie geschiedenis is gevallen, is voor hem een logische zet. Ik ben altijd geboeid geweest door de geschiedenis en vond het een erg leuk vak op school. Uiteindelijk dacht ik: waarom niet? Ook voor anderen was de ervaring van de middelbare school vaak doorslaggevend voor de studiekeuze. Zo stelt Rens dat hij op school een geweldige geschiedenislerares had die hem enthousiast maakte voor de studie. Voor Sam lag het wat ingewikkelder: zowel diergeneeskunde als geschiedenis genoten haar voorkeur, en ze had zich dan ook ingeschreven voor diergeneeskunde. Dat ze uitgeloot werd, vindt ze allerminst een ramp, aangezien ze nu haar andere eerste keuze, geschiedenis, kan doen. Wat er exact van de opleiding wordt verwacht, varieert van veel leren en zelf onderzoeken tot verdieping en een leuke tijd hebben. Gezien de zeer geslaagde IDEE-week, lijkt die leuke tijd al voor een deel bewaarheid te zijn geworden. Uitbrakken in Artis of in het zonnetje liggen op het Museumplein, afgewisseld met andere inspannender activiteiten, geven een mooie kijk op alle mogelijke aspecten van het studentenleven van een VU-historicus in spe. Beste eerstejaars, hartelijk welkom in Amsterdam!

35

In de Galapas?
Wil jij voordat je afgestudeerd bent al een publicatie op je naam hebben staan en heb je een hart voor geschiedenis? Wil je feedback op je artikelen? Dat kan! De Galapas biedt deze unieke kans. Kun jij een geweldig stuk of een leuke column schrijven, tekenen of fotograferen? Stuur een mail naar: galapas@let.vu.nl Wij kijken vol enthousiasme uit naar je reactie!

36

Você também pode gostar