Você está na página 1de 21

Manifest ZIN-volle KUNST

J. W.M. Korsmit 15 maart 2010


1

Inhoud
Inhoud .................................................................................................................................... 2 Scharnierpunten in de kunst.................................................................................................. 3 Awakening...................................................................................................................... 3 Idele kunst.................................................................................................................... 4 Humanistische Kunst ..................................................................................................... 6 Moderne kunst............................................................................................................... 7 Het Einde van de Moderne Kunst .......................................................................................... 9 Postmodernisme ............................................................................................................ 9 Schilderkunst in de Huidige tijd ................................................................................... 11 Kunstscne ................................................................................................................... 12 Zinzoekende kunst ............................................................................................................... 15 Voorwaarden voor Zinvolle Kunst ............................................................................... 16 Ontroeren .................................................................................................................... 16 Zingeven ....................................................................................................................... 17 Vakmanschap ............................................................................................................... 18 Opgave Zinzoekende Kunst.......................................................................................... 18 Mijn Manifest ....................................................................................................................... 21

Zie voor de achtergronden: Vertelling over de Schilderkunst

Scharnierpunten in de kunst
In de meeste kunstboeken wordt een stijgende lijn in de kunst gesuggereerd van de `primitieve` kunst naar de Griekse kunst, de Barok en naar de Moderne kunst. De Postmoderne Kunst wordt dan weer door veel kunstcritici als een regressie gezien. Dit beeld is onjuist en doet geen recht aan de kunstenaars uit de prehistorie, noch aan de hedendaagse kunst. Het kunstzinnig vermogen van de mens in de prehistorie was minstens even groot als dat in de huidige tijd. Misschien moeten we meer ons best doen dit te ontdekken. In mijn Vertelling over de Schilderkunst ga ik hier dieper op in. Ik zie in de ontwikkelingsgeschiedenis van de kunst een aantal Scharnierpunten, overgangen naar een andere functie van de kunst. Op bepaalde momenten in de tijd traden er fundamentele veranderingen in de functie van de kunst en de wijze van de verbeelding op. Deze Scharnierpunten heb ik aangeduid als: Eerste scharnierpunt: Awakening Tweede scharnierpunt: Idele kunst Derde scharnierpunt: Humanistische of Westerse kunst Vierde scharnierpunt: Moderne kunst

Awakening
Op welk moment in de evolutie men kan spreken van het bewust worden door de mens van zijn eigen identiteit is onduidelijk. Duidelijk is dat er op bepaalde momenten in de tijd op verschillende plaatsen voorwerpen en tekens zijn gemaakt, welke getuigen van zulk een eigen bewustzijn. Een bevredigende beschrijving van deze ontwikkelingsgeschiedenis en van zaken als bijvoorbeeld religieus besef, kunstzinnige uitingen en metafysische relaties en ervaringen is nog niet te geven. Duidelijk is ook dat de verbondenheid met de natuur en met de Hogere Machten, die deze bestieren, ervaren en beleefd werd. Wellicht was het wel des mensen dat de mensheid zich tevens bewust werd van de onmogelijkheid deze Hogere Macht te kennen. Toch blijft zij streven om hier dichter bij te komen. Dit moment noem ik de Awakening van de mensheid. In feite zitten wij nog steeds in dit proces met onze zoektochten naar antwoorden op de levensvragen. De nieuwste inzichten en life-styles keren weer terug naar deze fase van de ontwikkelingsgeschiedenis van de mensheid. 3

We mogen niet de fout maken te denken dat de awakening een overgang was van een onwetende naar een verlichte mens. De mens was zich waarschijnlijk al lang van zichzelf bewust. Hij kreeg steeds meer inzichten in en ideen over hoe hij binnen de eigen stam en later binnen grotere stamverbanden tot een duurzame samenleving kon komen. De Awakening was de fase van de individuele bewustwording, van het ontwikkelen van ideen en idealen en van de georganiseerde, duurzame samenleving. Het tijdperk van het verhalen vertellen, van de historie is hiermee aangebroken . Samenlevingen konden o.a. in de Riftvallei, langs de Nijl en in het Tweestromenland ontstaan. Nog steeds zijn er op aarde restanten te vinden van dergelijke samenlevingen. De artefacten en kunstvoorwerpen uit deze samenlevingen ontroeren nog steeds en staan vaak verassend dicht bij onze moderne verbeelding. Deze verbeelding komt op over als het uitdrukking geven aan een relatie tussen individu of stam en een Hoge Macht. Naar de aard van de relatie - dankbaarheid, angst, bede om hulp kunnen wij slechts gissen. Ik schaar de primitieve volkskunst en de devotiekunst, bijvoorbeeld iconen, ook onder de vleugels van de Awakening.

Idele kunst
Het volgende Scharnierpunt was de overgang naar samenlevingen georganiseerd rondom genstitutionaliseerde godenrijken. De Goden speelden op de achtergrond hun spel maar hun plaatsvervangers op aarde grepen, bij gebrek aan een weerwoord door de Goden, de macht. Religieuze en/of wereldse machtshebbers bepaalden de gang van zaken binnen bijvoorbeeld het Egyptische, Griekse en Romeinse Rijk en later binnen de theocratien van het Christendom en de Islam en binnen feodale stelsels. De legitimiteit van de machthebbers werd direct aan hun Goden ontleend. Wereldse en spirituele leiders claimen de plaatsvervangers van de Goden te zijn. Zij presenteren zich meestal als de enige, ware bemiddelaars tussen God en de mensheid, zonder wie geen heil mogelijk is. De Lagere macht ontleent zijn macht aan de Hogere Macht, nog steeds een basisprincipe van onze democratie, bij de gratie Gods. Ik noem dit de overgang naar Idele Kunst, omdat het accent kwam te liggen op de idee van de macht en van zijn vertegenwoordigers. Voorbeelden zijn de Farao of de keizer van Rome, die als Goden werden vereerd; de heersers en volksvertegenwoordigers van de Grieken, die zich moesten richten naar de wetten van de Goden; de paus van Rome, die als een onfeilbare plaatsvervanger van God op aarde nog steeds absolute macht over het

geestelijk leven van zijn gelovigen heeft. Zie Vergulde Stierenkop op Harp gemaakt omstreeks 1500 vC. in Sumerie Deze overgang was in feite een revolutie, die te maken had met de overgang van een nomadisch naar een meer sedentair bestaan.. Natuurlijk zijn er voor het centraliseren van de macht best rationele argumenten aan te dragen. Hoe meer een samenleving geworteld raakt hoe sterker de noodzaak tot regulering. Dit leidt in de praktijk echter altijd tot absolute dwang, overheersing. Wie onze zogenaamde vrije democratie goed bekijkt, ziet dat de absolute dwang door de overheid steeds groter wordt en met de EU wetten en regels ongekende vormen aanneemt. Tegelijk zien we een toenemende confrontatie met ongewortelde migratiestromen, toenemende mobiliteit in arbeid en vrije tijd, globalisering van de economie. De revolutie duurt voort, nu op globaal niveau. Binnen gewortelde samenlevingen staan kunstenaars in dienst van de machthebbers en ontlenen inspiratie aan de godenwereld. De Goden werden vaak verbeeld in een menselijke figuur, al konden zij natuurlijk elke vorm aannemen. De Grieks-Romeinse kunst geeft daar veel voorbeelden van. De Lagere Machten werden steeds als goden gelijk voorgesteld. De kunstenaars bereikten een zeer hoog ambachtelijk niveau op het gebied van de verbeelding van de zichtbare werkelijkheid (mimesis). Voorbeelden zijn de Griekse en de Egyptische kunst of de kunst van de Etrusken en later de Romeinen. De Gotiek en later de Renaissance bouwden hierop voort. Deze kwaliteiten werden in het Neoclassicisme nog verbeterd. De verbeelding van de godenwereld en van de wereld van de lagere machten en de elites werd steeds onechter. Het werd een verbeelding van de schone schijn, welke louter de boodschap van gezag en weelde uitstraalde. Nog weer later vinden we dit terug in de kunst van het Socialistisch Realisme in Duitsland, De USSR en China, waar de Leiders hun gezag legitimeerden met het Volk, dat zij een goddelijke dimensie toedichtten.

Samochvalov, Korov neemt een Parade van Gymnasiasten af, 1935

Humanistische Kunst
De Nederlanden beleefden in de zeventiende eeuw hun Gouden Eeuw en wilden dit laten zien. Populaire genres waren: historiestukken, portretten, landschappen en stadsgezichten, stillevens en genrestukken. Allegorische voorstellingen zaten vol met symbolische betekenis en hadden onder de oppervlakte vaak een dubbele lading. De Nederlandse identiteit is hier merkbaar met zijn aangeboren gevoel voor koopmanschap en meningsvrijheid. De schone schijn in de kunst is nooit verdwenen, maar de legitimatie van de macht en de weelde door de godenwereld was door het Humanisme in de westerse wereld niet langer nodig. Nederland liep hierin voorop. Ook hier speelde op de achtergrond een revolutie, die tot een fundamentele verandering in de wijze van verbeelding leidde. Sloterdijk ziet ten tijde van de Barok een ommekeer in het denken in termen van godensferen naar het denken in aardse waardesystemen. Hij legt een verband met de ontdekking van Amerika in 1492. Hij ziet hier het begin van de Europese geschiedenis. En ook in deze geschiedenis speelden de Nederlanden een belangrijke rol. Ik noem dit een Scharnierpunt naar de Humanistische Kunst, omdat niet de goden met hun metafysische waardesystemen maar de mens met zijn rationele, realistische aanpak centraal kwam te staan. De revolutie van de Nederlanders bestond volgens Fuchs eruit dat zij het heiligenbeeld seculariseerden. Zij haalden dit omlaag naar het alledaagse en persifleerde het zo. Fuchs noemt de eerste fase Barok, omdat zowel de beeldtaal barok is en schreeuwerig net als de propaganda van de heiligenbeelden. Maar de tweede fase is revolutionair, omdat het niveau naar beneden is gehaald van de kerkelijke en hoofse kunst naar het niveau van eenvoudige, burgerlijke mensen. Het Humanisme maakte later de Verlichting mogelijk. Als gevolg van de Verlichting werd de samenleving gemoderniseerd. Van dit modernisme is in de schilderkunst weinig terug te vinden. De Grieks-Romeinse kunst bleef nog lang de leidraad en de classicistische stijl bleef de mode. De rol van de kunstenaar veranderde amper en hij bleef in dienst van zijn broodheren. De meeste kunstenaars bleven trouw aan de neoklassieke stijl. Door de Romantiek, het Naturalisme maar vooral ook door het Impressionisme werd de aanslag op het classicisme voorbereid. Dit gebeurde door onafhankelijke kunstenaars o.a. in schilderskolonies van buitenschilders zoals Barbison, Pont-Aven en door schilders Delacroix, Homer en Turner en natuurlijk onze eigen Vincent van Gogh. De humanistische schilderkunst wist niet de hoogten te bereiken, die bijvoorbeeld in de literatuur en de wetenschap wel werden bereikt. Zola verweet Manet en Monet en zelfs zijn vriend Czanne dat het Impressionisme zo weinig diepgang vertoonde en niet de kritischrealistische richting had gevonden, die hij zo graag zag. Maar zij was wel de wegbereider naar een totaal andere wijze van verbeelding.

Moderne kunst
De breuk met het classicisme werd veroorzaakt door de gevolgen van de toenemende invloed van de natuurwetenschappen met concepten als evolutie en entropie, door nieuwe filosofische theorien, die de waarde van kennis en de rede aantastten, en door het liberalisme met zijn vrije markten. De wrede oorlogen in West-Europa in het midden van de negentiende eeuw veroorzaakten een gespannen sociaal klimaat. De schone schijn van de machthebbers en de elites riep steeds meer spanningen op, uiteindelijk ook bij kunstenaars. Een fundamentele verandering voltrok zich in de periode van omstreeks 1850 tot de eerste wereldoorlog. Het nauwkeurig afbeelden met een hoge mate van schijnvertoon (photoshoppen zouden we nu zeggen) werd minder belangrijk geacht. Een aantal schilders vond dat het meer om de expressie, de structuur of om elementaire zaken als vorm en kleur moest gaan. De breuk werd versneld, omdat veel linkse groeperingen, vaak avant-gardes, teleurgesteld werden. Dada is daar een voorbeeld van. Ik noem dit een Scharnierpunt naar de Moderne Kunst, omdat kunstenaars eindelijk het heft in eigen hand namen. Zij namen afstand van het modernisme van de verlichte elites en verbeeldden de werkelijkheid en steeds meer ook de gevolgen van de Verlichting op hun eigen wijze. Dit werd hen niet in dank afgenomen. De toeschouwers werden geconfronteerd met beelden, die zij niet gewend waren. Zij moesten hun rol nog leren spelen. Begin twintigste eeuw scheidden zich de wegen van de Moderne Kunst en het modernisme in de verlichte, materialistische samenleving, die gericht bleef op vernieuwing en vooruitgang en altijd een utopische dimensie bleef houden. In de moderne kunst verdween niet alleen de mens uit het beeld, maar werden de implicaties verkend van een wereld waaruit rede, waardigheid, optimisme en schoonheid verdwenen waren. Het modernisme was eerder een wetenschappelijke onderneming dan een artistieke. De drijvende kracht van de Moderne Kunst was niet om kunst te mken maar om uit te vinden wat kunst s. Centraal stonden vragen als: als we dit (vb het perspectief) elimineren is het dan nog kunst? En zo verder. Systematisch werden alle elementen van de picturale kunst gesoleerd en verworpen. Op haast wetenschappelijke wijze werd steeds meer verworpen van wat vroeger een schilderij was.

In het classicisme was een schilderij een vertelling van een verhaal op een plat vlak. Alles werd gedaan om dit zo echt mogelijk te laten lijken, of liever nog echter dan echt met al zijn mooie schijn. Als eerste element werd de cognitieve relatie tussen het beeld op het schilderij en de werkelijkheid ter discussie gesteld en verworpen (vb. Malevitsj, Reibhard). Daarna volgden het perspectief (vb. Czanne), de kromme lijn en de gemengde kleur (vb. Mondriaan, Newman), de textuur van de verf en de verfbehandeling (vb. Morris Louis) en de compositie (vb. Pollock). Het schilderij werd een minimalistisch concept, dat alleen aan het schildergebaar voldoende had. Zie Koen Vermeule, Skywriter, 2005. Uiteindelijk werden consumentenproducten tot kunst verheven (Duchamp, Warhol). Vervolgens werd het elimineren van elk zintuiglijk of perceptueel aspect een voorwaarde voor kunst (vb. Kosuth). Alles bij elkaar komt dit neer op het verlies van kunst als iets speciaals. Sommigen zagen hierin het einde van de schilderkunst. Duchamp had deze ontwikkeling al in 1917 zien aankomen. Het Urinaal stond voor kunst waarop je kunt pissen. Maar ook al werd zijn boodschap niet begrepen zijn beweging had een zeer grote invloed op de Moderne Kunst tot en met de Pop-art en het Conceptualisme. Het gaat te ver om hier alle stijlen, richtingen en stromingen ven de Moderne Kunst te duiden. Zie hiervoor mijn Vertelling over de Schilderkunst, waarin ik deze in een drietal stromingen heb beschreven: Kunst als Expressie van een Hoge Waarde, Kunst als Nieuwe Waarde en Kunst als Lifestyle.

Het Einde van de Moderne Kunst


Het op positivistische geloof in vooruitgang en utopie gerichte modernisme werd vanaf het begin van de Moderne Kunst uitgedaagd door kunstenaars als Duchamp, Warhol, Beuys en anderen. Zij kwamen niet alleen in opstand tegen de gevestigde orde van de Moderne Kunst maar vooral tegen het gebrek aan inhoudelijke visie. Uiteindelijk kregen zij hun gelijk toen er een algehele afkeer kwam van het Minimalisme en de Conceptuele Kunst. Het revolutionaire van deze kunstenaars was dat zij het alledaagse tot kunst wisten te verheffen. Duchamp presteerde het een urinaal en een fietswiel in het museum te krijgen en Warhol wist beelden uit de massacultuur tot kunst te verheffen. Evenals Duchamp heeft Warhol (zie Do It Yourself, 1962, een persiflage op paint-bynumber) de beelden uit de massacultuur niet met esthetische middelen opgewaardeerd. Alles is mooi was zijn motto. Hij was de perfecte protagonist van de Amerikaanse cultuur: schijn en werkelijkheid vloeien in elkaar over, model en kopie zijn uitwisselbaar. Door een overvloed aan prikkels en door de vernietiging van eenmaligheid door herhaling en fragmentatie maakte de Pop-art een einde aan de verering van het Beeld. De huidige mediacultuur sluit hier naadloos op aan.

Postmodernisme
Het Postmodernisme kan worden getypeerd als het 'einde van het triomfalisme'. Dit omvat onder anderen het einde van het geloof in de grote Verhalen en in de maakbaarheid van de samenleving. Het besef is doorgebroken dat sommige werkelijkheden principieel chaotisch zijn. Voor de benvloeding van deze werkelijkheden zijn planmatige en rationele oplossingen ontoereikend. Het Toeval en de Mystiek spelen hun eigen spel, waarmee in de objectief, zintuiglijke werkelijkheid rekening moet worden gehouden. Door de postmodernen wordt het verlichte, materialistische wereldbeeld tot op het bot afgebroken en wordt de emotie weer toegelaten. Dit leidt tot een nieuwe openheid voor het bovennatuurlijke. Het Postmodernisme kan gezien worden als een aanvulling op het Modernisme, dat te ver is doorgeschoten in de richting van analyse en reductie. Het modernistische ideaal van een rationeel geplande werkelijkheid, van een 'gemaakte' en centraal bestuurde 9

maatschappelijke orde, gebaseerd op ingebouwde groei/vooruitgang werd verworpen. Het modernisme verving het vroegere organische wereldbeeld door een mechanistisch wereldbeeld: God als 'de grote klokkenmaker'. Dit werd door het Postmodernisme recht getrokken. Niet het 'lineaire' denken van het modernisme maar de niet-lineaire complexe dynamische systemen, in de wandeling soms 'chaostheorie' genoemd, werden niet alleen als mooi en spannend gezien (Stavenga), maar bleken ook door nieuwe inzichten in de natuurwetenschappen en de exacte wetenschappen ondersteund te worden. Voor de schilderkunst had dit alles nogal ingrijpende gevolgen. Kunst kan niet meer terugvallen op een breed gedragen, algemene bekende beeld- en vormentaal. Ook zijn er bijna geen algemeen gedeelde waarden en normen. Daarom richt de kunstkritiek zich vooral op het theoretisch discours, een erfenis van de abstracte kunst. In zon situatie is het maar beter te verklaren dat de kunst geen morele waarde mag/kan dienen en wellicht ook niet heeft. Zijn enige waarde ligt dan op het niveau van het amusement, en evt. op het niveau van de emotie, die het kunstwerk bij een toeschouwer al dan niet kan opwekken. Dit alles past perfect in het postmoderne jargon. Binnen het Postmodernisme mag de kunstenaar nu weer inhoudelijke statements maken zolang deze gaan over sociale realiteiten en zolang deze statements zich beperken tot herkenbare groepen als ras, seks, klasse etc. Universele zaken, die onder de Condition Humaine vallen, zijn taboe. Opvallend is dat de gehele sociaal-culturele omgeving en ook de wetgeving in deze tijd dit groepsdenken juist wil tegengaan. Het Postmodernisme komt zo wel heel ver af te staan van de dagelijkse realiteit. Het postmodernisme kent een onbarmhartiger nihilisme dan het modernisme. Elk positivisme in de kunst moeten worden gelimineerd. De content van zeer veel postmodernistisch werk vind ik, en ik niet alleen, vaak weerzinwekkend. Dit heeft ongetwijfeld gevolgen voor de marginalisering van de schilderkunst in de huidige tijd.

10

Schilderkunst in de Huidige tijd


Het Postmodernisme is een vlag, die vele ladingen toedekt maar deze niet beschermt. Bijna alles kan hieronder vallen en aangezien de media verandering tot de boodschap hebben uitgeroepen is er geen vastigheid. Wellicht zouden de na te streven duurzaamheid en gerechtigheid van het holisme wat meer aandacht mogen krijgen. Of moet het weer hol-isme worden? De centrale begrippen zijn daarbij: verbondenheid, dynamiek en zingeving. Deze begrippen duiken steeds weer op in de nieuwste inzichten zoals bijvoorbeeld in de kwantummechanica. Hier zijn dingen niet eerst en gaan daarna verbindingen aan, maar zij zijn pas wat zij zijn dr die verbindingen. Het bij verbondenheid behorende beeld is het netwerk: alle afzonderlijke elementen zijn als knoop-punten in een net met elkaar verbonden. Een netwerk kent geen boven of onder, geen centrum of periferie. Het internet is hiervan een goed voorbeeld. De werkelijkheid is aan voortdurende verandering onderhevig. Ook het moderne denken kent dynamiek en proces, maar in het postmoderne denken staan deze begrippen veel meer centraal: verandering is de kern van het bestaan. Het Modernisme denkt primair in structuren, het Postmodernisme in processen, stromingspatronen en energievelden. Helaas gaat het in de huidige tijd, met name in de media, meer om het proces dan om de inhoud van dit proces. Verandering is geen gevolg van het proces maar een noodzakelijke voorwaarde. Verandering is de vlucht naar voren. En dat loopt zelden goed af, ook niet voor de iconen van de hedendaagse kunst. Zie Tim Ayres, the Moment the Moment Came, 2005 die hiernaar refereert. Zingeving is het belangrijkste verschil tussen het Postmodernisme en de door mij gewenste functie van de schilderkunst in de huidige tijd. Het Postmodernisme stelt elke zin, betekenis ter discussie en verliest hiermede elke grond voor het bestaan. God is niet meer de grote klokkenmaker maar de dobbelaar van het toeval. . Geen enkele duurzame samenleving kan zonder verbondenheid, dynamiek en zingeving. Het Postmodernisme sloeg de grond hieronder weg. Kunst kan naast religie hiertegen een dam opwerpen. Kunst is altijd onderdeel van een bredere culturele structuur en tot het eind van de negentiende eeuw was kunst een voertuig voor emotie, betekenis en passie. De doelen waren schoonheid en originaliteit. En de makers waren meesters in het maken van 11

originele voorstellingen van de condition humaine en hun werken hadden een universele aantrekkingskracht.

Kunstscne
Ik baseer mij op Sloterdijk (zie Woede en Tijd), die belangrijke opmerkingen maakt over de kunstscne. Hij ziet op het gebied van artistieke producties een verandering van de schatvormige naar de kapitaalvormige verzameling. In feite is het hele kunstsysteem intern in een kapitaalachtig gebeuren veranderd, met bijbehorende vormen van samenspel tussen ondernemerschap en bankfunctie. De resultaten van de kunstproductie tot dusver vormden een maatschappelijk kapitaal van geaccumuleerde kunstobjecten (een archief, een museum, een gemoderniseerd hoogcultureel kunst- en cultuurmagazijn), waaruit kunstenaars putten (lenen, citeren) om daarmee nieuwe, min of meer originele werken te scheppen. Zo beschrijft hij in mijn woorden op zijn manier het eclecticisme. En verder: Het actuele kunstleven is alleen nog te begrijpen als de medewerking van de kunstenaar en de kunstmanager aan de rusteloze, vermeerderende reproductie van het archief. In feite dwingt het steeds op de achtergrond aanwezige archief de actuele kunstproductie tot een voortdurende verruiming van het kunstbegrip. De resultaten daarvan worden door de functionarissen van het archief gevalueerd en als ze origineel genoeg zijn - vernieuwend genoeg, de beweging/verandering in gang houdend - worden deze in de verzameling opgenomen. Op die manier kon ook datgene wat tot dusver het tegenovergestelde van kunst was (bijvoorbeeld een fietswiel of een urinoir) in het heiligdom van de kunst doordringen. Sinds dit systeem de markten veroverd heeft betekent de populaire uitdrukking dat iets rijp is voor het museum het tegenovergestelde van wat het oorspronkelijk betekende. Wat de weg naar het museum heeft gevonden is vanaf dat moment geschikt voor recycling (wat Sloterdijk de eeuwige terugkeer van het nieuwe noemt). Het archief staat echter ook bloot aan het risico van waardevermindering of waardeverlies door o.a. het opduiken van nieuwe kunstgenres en media.

12

Hiermee geeft Sloterdijk volgens mij feilloos de fundamentele verandering van het Postmodernisme aan. Maar hij waarschuwt ook voor de doodlopende weg, welke is ingeslagen. De noodzaak voor de schilderkunst om hierop te reageren of op te gaan in irrelevantie is duidelijk: het archief moet door reproductie van zichzelf steeds groeien op straffe van het instorten van de markt. Maar een instorting van die markt, zie de parallel met de geldmarkt, de beleggingsmarkt of de hypotheekmarkt, is hiermee op de langere duur niet te voorkomen. Het blijft een vlucht naar voren. Wat echt nodig is, is een paradigma verandering, een fundamentele verandering van waarden, van hoe wij denken over kunst en hoe kunst wordt geproduceerd en verhandeld. De vlucht naar voren kan het gemis een positivisme, romantiek en zingeving nooit goed maken. Dat lukt niet in de geldmarkt maar zeker niet in de werkelijke wereld. Zie mijn opmerkingen over de tegenstelling Modernisme en Romantiek in mijn Vertelling over de Schilderkunst. Moderne Kunst behoefde niet meer mooi te zijn maar moest vooral een zoektocht zijn naar de waarheid, hoe choquerend ook. Wiens waarheid echter, nu ook de Laatste Waarde verworpen werd? De deconstructie werd ook in het Postmodernisme voorgezet, zoals bijvoorbeeld sommige utopische doelstellingen van de kunst. Ik vrees dat ook het Postmodernisme aan zelfreferentie en destructie ten onder zal gaan. Positivistische krachten, zingeving en utopie zijn in de kunst onontbeerlijk. Dit blijkt onder anderen uit het feit dat niet-westerse kunst in het Westen steeds populairder wordt. En deze stralen nu juist wel optimisme en vreugde uit. Zie Takashi Murakami. My Lonesome Cowboy, 1998. Zelfs de kunst uit Rusland en China is positiever dan die uit Europa.

De kunstscne lijkt niet te beseffen dat dit wel fout moet gaan. Duchamps Fountain uit 1917 of Freedom uit is now just going to be sponsored out of petty cash, 1990 van Hans Haacke (zie rechts) markeerden dit al eerder. Het feest gaat gewoon door. Kunstschilders kunnen het in korte tijd tot supersterren brengen.

Kunst moet weer ergens over gaan en boeien. Het gaat er niet om terug te gaan naar de kunst van de negentiende eeuw of naar het maken van mooie postkaarten. Het gaat er om de wereld opnieuw met een frisse blik te bekijken. Dit kan bijvoorbeeld door de confrontatie van het eigen beeld van de werkelijkheid met beelden, die kunstenaars 13

hiervan schetsen. Zo zou er meer van begrip voor en inzicht in de complexiteit van de wereld verkregen kunnen nworden.. De postmodernen van de hedonistische samenleving, waarin alles moet kunnen en eenieder vrij is dat ook te doen, zijn het daar volledig mee oneens. Maar zitten zij niet gewoon vast in een door hun zelf geschapen denkwereld, welke een contramal is van het meer vernieuwende, toekomstgerichte modernisme? Moeten we ons door deze tijdgeest laten weerhouden om zelf zin en betekenis te geven aan het leven en de kunst, en er weer zin in hebben om zinvolle kunst te maken? Ik denk dat we op dit moment in de tijd weer op een scharnierpunt zitten. De Moderne en de Postmoderne Kunst dient herijkt te worden. De inhoudelijke dimensie, die Zola reeds miste en die schilders en performers als Duchamp, Warhol en Beuys problematiseerden, dient opnieuw maar nu op een aan deze tijd aangepaste wijze in het kunstwerk ingebracht te worden. De toeschouwer dient niet alleen vermaakt, ontroerd of interactief bezig gehouden te worden maar bovenal genspireerd te worden tot transcendentie, tot het overstijgen van het eigen zelf. De kunstscne zal hiervan overtuigd moeten worden. Hoe kan men dit in brede lagen van de bevolking bespreekbaar maken. De elites en vooral de mediacratie doen hun eigen ding. Zij maken nog steeds een vlucht naar voren met globaliserende avonturen, uitbuiting en zelfverrijking.

14

Zinzoekende kunst
De term Zinzoekende kunst gebruik ik als een werknaam voor een nieuw tijdperk in de geschiedenis van de kunst. De argumenten voor deze overgang naar dit nieuwe tijdperk zijn -kort door de bocht-: -Moderne kunst is aan minimalisme en conceptualisme leeg gebloed -Postmoderne kunst is door zijn steeds veranderende, agressieve en confronterende beelden betekenisloos geworden -Figurale kunst mag weer, zij het nog voorzichtig. Het blijft voorlopig nog eclectisch, vanwege het nog vigerende, postmoderne verbod op inhoud -Steeds meer kunstenaars trekken zich niets aan van dat verbod -Het begrip werelds krijgt een ruimere betekenis dan Westers: universeel/globaal -Kunst zal universele waarden moeten aanspreken.

De revolutie van de Pop-art was volgens mij de eerste stap op weg naar een nieuw scharnierpunt. Van het intellectuele Modernisme, via de tussenstap van een hedonistische, vrije, liberale (ongeremde zou Sloterdijk zeggen) kunst in het Postmodernisme, zal er kunst gemaakt moeten worden passend in een verantwoorde, geglobaliseerde, geremde levensstijl. Maar dat is niet eenvoudig. De nieuwe levensstijl omvat verschillende culturen, belangen en waardepraktijken. Ik zie een overgang, een Scharnierpunt, van de Moderne/Postmoderne Kunst naar de Zinzoekende kunst, welke zich in onze tijd manifesteert. Hieronder versta ik kunst, welke de beschouwer opwekt te zoeken naar de onderliggende of achterliggende betekenissen van het beeld. Het kunstwerk moet daartoe naast zijn inhoudelijke presentatie, de boodschap van het beeld, ook een target-value hebben. Hieronder versta ik dat het werk de beschouwer moet boeien. De beschouwer moet verleid worden om de betekenislagen van het beeld te doorgronden. Schoonheid, in termen van geboeid raken, acht ik daarbij een noodzakelijke voorwaarde. Dit is een nieuwe opgave voor de kunst, welke niet in de Moderne Kunst besloten lag en door de Postmoderne Kunst zelfs werd verworpen. In de Moderne Kunst lag het accent op de persoonlijke relatie tussen de kunstenaar en zijn werk. Later kreeg dat werk meer eigenstandigheid. Het werk had zijn eigen boodschap, welke door de kunstelites genterpreteerd werd. Maar nooit was de opgave de beschouwer als uitgangspunt te nemen. In de Postmoderne Kunst wordt het beeld een consumptieartikel, gemanipuleerd door de marktvraag naar steeds snellere opeenvolgingen van veranderingen. Het is nog net geen verbeterde versie maar wel een nieuwe generatie. De zingeving gebeurt steeds meer door de mediamarkt, die de toeschouwers bewerken. Kunstenaars worden vaak meer voor hun gezicht betaald dan voor hun werk. Het kunstwerk is in de huidige beeldcultuur inwisselbaar.

15

Voorwaarden voor Zinvolle Kunst


Uit het voorgaande kunnen enige indicaties afgeleid worden voor de richting waarin de kunst zich gaat ontwikkelen: -accent verschuiving van vernieuwend naar aansprekend (kunst moet ontroeren liever dan schofferen) -centraal stellen van de boodschap en van fundamentele waarden (zingeven) -retour a lordre met betrekking tot de schilderkunst (vakmanschap).

Ontroeren
Mijn zoektocht heeft me dat in de Renaissance beleren, ontroeren en behagen centraal stond. Dat is aardig gelukt. In het Modernisme lag het accent op beleren. Daar is feitelijk niet veel van terecht gekomen. Dat was ook niet te verwachten met al die verschillende stromingen, richtingen en stijlen. Dat lag niet aan een gebrek aan theorie of discussie. Men kan natuurlijk wel zeggen waar een kunstwerk over gaat, of zeggen wat een kunstwerk betekent, maar in die vertaling gaat datgene wat kunst tot kunst maakt grotendeels verloren. Kunst is geen didactisch instrument, het is geen geigend middel om iets te weten te komen of om een boodschap mee te delen. Kunst moet ontroeren. En via die ontroering kunnen inzichten en boodschappen worden uitgewisseld of ervaren. Ook de moderne mens weet dat er naast het spektakel en het theater van de kunst ook een kunst bestaat, die niet over gewin gaat maar over het hogere, het diepere, het echte. De ontroering bewijst de eigen gevoeligheid en levert de ervaring dat men aan de banaliteit en oppervlakkigheid is ontsnapt en werkelijk in het subjectieve en het echte is aangekomen. Maar de moderne mens is ingesteld op de wetten van de moderne consumptie maatschappij. De ontroering moet dus wel gegarandeerd zijn en snel geleverd worden: geen ontroering, geld terug. Voor cultuur, die toch rustige bezinning vraagt, is tijd nodig. Daar ligt nu een probleem. Ontroering heeft altijd betrekking op de individuele persoon. In onze gehaaste, postmoderne wereld hebben mensen geen tijd, om zich te lang met individuele zaken bezig te houden. Zij willen onmiddellijk weten wat te kopen, wat te vinden van kunst. De Leisure Class heeft de nodige tijd niet, zij wil verstrooiing om de rationele, inhoudsloze arbeid te vergeten. De amusementsindustrie heeft bij het vervaardigen van haar producten als vanzelf de vormen van de hoge cultuur gebruikt, maar maakt deze leeg om ze opnieuw te vullen met wat, vanuit het standpunt van de hoge cultuur, voornamelijk als een persiflage beschouwd kan worden. Het museum wordt een themapark, discussie wordt spektakel en schilderijen worden performances. Kunst wordt kitsch.

16

Van het Reve zei: Kunst is gestileerde menselijke activiteit, die een ontroering teweeg breng. Het moet gestileerd, dus vereenvoudigd zijn, en het moet ontroering teweeg brengen. En ontroering is het enige criterium. Maar kitsch is nodig om een versterkende aanduiding te geven Ik geloof niet dat kunst zonder kitsch mogelijk is, en ik gebruik ook opzettelijk een bepaalde hoeveelheid kitsch. Daar ligt het probleem van de zinzoekende kunst. Hoe in vervolg op de postmoderne kunst het kitsch gehalte te verlagen en de zinvolle inhoud te vergroten tot net binnen de tolerantiegrens van de beschikbare tijd? Het wordt wordt steeds moeilijker om tijd te vinden om ontroerd te worden. De tijd om door kunst ontroerd te worden moet worden bevochten op de tijd, die de massamedia naar zich toetrekken.

Zingeven
Ik gebruik een voorbeeld om het belang van zingeving te tonen. Winnie Teschmacher genterviewd dor Henk Steenhuis in Trouw van 28 okt. 2010: Mijn werk is als een kathedraal: een leegte die zich niet opdringt. Je kunt er in stilte verblijven. De centrale vraag die haar boeit is Als de stilte een tempel was, hoe zou die er dan uitzien?. Om deze vraag te begrijpen kan haar werk Touching the Void (zie rechts) inzicht bieden. Een werk in gestold, optisch, geslepen glas dat gevormde, gestolde lucht representeert. Onwillekeurig denk je daarbij aan de Rothko-zaal. Een stilte waar lles in het innerlijke besloten is, zo anders dan het spektakel van de media waar alles uiterlijk is. De toeschouwer voelt de energie, die gestoken is in het met de hand tot in de perfectie, slijpen van de twee conische trechtervormen. Het is boeiend dat een werk dat ontstaan is door permanente beweging stilstand suggereert. Teschmacher: Everything changes and moves, alles is constant in verandering. Maar zij bedoelt niet de verandering van het postmoderne, maar de verandering als gevolg van eeuwigdurende processen in onszelf en in de wereld. Touching the Void roept door lichtval en aandachtswisselingen voortdurend veranderingen op in het oog van de toeschouwer, maar het brengt het oog ook tot rust met het ene focus van de conusvorm. Dat het glas de gestolde lucht representeert is niet toevallig. Een ander materiaal, bijvoorbeeld een appel gesneden in een conusvorm, zou teveel associaties oproepen, die des appels zijn. Het glas en de vorm leiden de blik naar een doodlopende weg, een weg waar het begrip geen raad mee weet maar de emotie wel. En dan zijn we terug bij de lege kathedraal, waar ieder zijn eigen beleving heeft, vaak van stilte en rust, soms van meditatie en met heel af en toe een transcendente ervaring. Helaas wordt de toeschouwer in kerken en moskeen vaak afgeleid door de negatieve associaties met de kerk als organisatie, de religieuze managers, die zich als middelaars hebben opgeworpen tussen de gelovigen en hun God. Teschmacher: In een tijd waarin kerken leeglopen en godsdiensten machtsstrijden uitvechten, moet kunst de meditatieve

17

functie van de religie overnemen. De kunst kan dat zegt zij, maar dan moet het kunstwerk, haar kunstwerk, perfect zijn uitgevoerd. En vlekje en de aandacht is afgeleid en the Void is weg. Ik denk dat kunst dat inderdaad kan en dat hier ook een opgave ligt. De avant-gardisten van vroeger stelden dat kunst moet verontrusten, ontregelen, dat het de duistere kant van de mens moet blootleggen. Kunst die hieraan niet voldoet zou zeker kwalitatief niet hoogstaand kunnen zijn en maar zelden vernieuwend. Maar we leven nu in een andere tijd. Verontrusten, ontregelen en vernieuwen is de modus vivendi van de postmoderne samenleving geworden. Kunst heeft nu een andere rol. De glassculpturen van Teschmacher raken je. Zij maakt vernieuwende kunst, die niet verontrustend is maar die je raakt als een eeuwenoud romaans kerkje. Haar kunst zie ik als zinvolle kunst. Tevens is haar kunst zeer vakkundig gemaakt.

Vakmanschap
Bijna alle grote schilders benadrukken de noodzaak van vakmanschap. Van Gogh was een subliem tekenaar, dat had hij geleerd. Rothko en Newman werkten niet met grote kwasten of verfrollers om hun monochrome schilderijen te maken. Het koste hen jaren, streepje voor streepje met een klein penseel., en laag over lag. Sennett ziet vakmanschap als een interne drijfveer om het werk te doen om het werk zelf. Centraal staat daarbij de liefde voor het werk en de bezieling om dit steeds beter te doen. Van belang hierbij is de koppeling tussen hand en hoofd. Hij stelt dat de complexe interactie tussen hand en hoofd in de vorm van reflectie minimaal 10.000 uur vergt om te komen tot het niveau van meesterschap. Sennett heeft het daarbij niet specifiek over kunst. Abbringh (consultant change management): Vakmanschap is de belichaming van de behoefte aan aandacht in organisaties voor de inhoud van het werk. Voor veel mensen vormt het momenteel een verademing in de tijd, waarin rationalisatie hoogtij viert. We zeggen dan ook dat het onderwerp resoneert, waardoor het kan worden gebruikt als hefboom (tipping point) voor veranderingen. Deze noodzaak van vakmanschap geldt zeker ook voor de schilderkunst. Vakmanschap heeft met zin te maken: zin het werk, zin in de betekenis van inzicht, dat meesterschap oplevert. Ik denk daarbij aan de artisan van vroeger. Voorbeelden zijn de Nederlandse schilders Thielen, Helmantel of Sebens.

Opgave Zinzoekende Kunst


Voor de grotbewoner was de natuur een dreigende, onkenbare macht. Onzekerheid,

18

angst ontzag en vaak ook ontberingen beheersten zijn leefwereld. Onze leefwereld is anders, maar zeker niet kenbaar, nog steeds vol met verborgen angsten en onzekerheden en voor zeer velen ook met ontberingen. Ook wij zoeken, naar zingeving, orde, zekerheid en welzijn. In een Zinzoekende kunst, welke het materile overstijgt, kan kunst hedendaagse problemen ter discussie stellen, verwijzend naar universele waarden. Het zal daarbij nodig zijn kunst zodanig te presenteren, dat deze vanuit verschillende culturele achtergronden begrijpbaar is.

Kunst heeft nu meer dan ooit een rol te spelen in het geven van mogelijke orintaties in en op de wereld. Dat wil niet zeggen dat de kunstenaar maatschappelijk gengageerd moet zijn en nog minder dat hij daarin een eigen positie mt innemen. De samenleving bestaat uit veel groepen en subgroepen, welke langs allerlei lijnen zijn opgedeeld. Kunst, evenals elke andere cultuuruiting, zal onherroepelijk langs deze lijnen worden gelegd en worden beoordeeld. Niemand kan weten, behalve dan voor de sociaal correcte kunst, welke kunst waar en hoe zal worden ontvangen. Niet de kunstenaar geeft boodschappen af of brengt zin aan of wijst de weg in deze wereld. Nee, de kunstenaar moet zijn werken zodanig maken dat de toeschouwer vragen gaat stellen bij zijn eigen bestemming. Zijn werk, het beeld, was in de abstracte kunst bijna heilig. Dat is voorbij. Maar het beeld kan wel een medium zijn voor de toeschouwer om betekenissen te ontdekken of andere gezichtspunten in te nemen. Zinzoekende kunst kan beelden maken, die universeel begrijpbaar zijn, die aansluiten op universele en transcendente waarden als waarheid, gerechtigheid en liefde. Waarheid zal steeds mijn of zijn waarheid zijn. Maar gerechtigheid en barmhartigheid of mededogen zijn toch waardevolle openingen om naar de wereld te kijken. Een kunstwerk kan door verschillende toeschouwers heel verschillend beoordeeld worden. Dit mag ook. Dit zou zelfs normaal moeten zijn als de toeschouwer zijn rol goed speelt. De rol van de kunstenaar is die van middelaar, die de toeschouwer beelden aanbiedt Hier ligt een duidelijk onderscheid met de (post-)moderne kunstenaar, die toch vooral vanuit zichzelf naar de wereld kijkt en deze als een artiest bespeelt op een steeds veranderend podium met zijn steeds veranderende media. Hoe dit wordt uitgewerkt moet nog blijken. Ik geef hieraan een eigen invulling. Anderen zullen dit op hun wijze doen.

19

20

Mijn Manifest
Op basis van al het voorgaande, en zeker genspireerd door de vele manifesten uit de kunstgeschiedenis van o.a. Courbet, Moreau, Marinetti, Breton, Rothko, Gottlieb, Newmann, van Doesburg of Constant waag ik mij aan een manifest.

De kunstenaar, die zinzoekende kunst wil maken, moet er voor zorgen dat zijn kunst
-autonoom is en niet wordt geprostitueerd in een allesomvattende cultuurindustrie. Autonome kunst is meer dan ooit nodig in het geweld van de mediacratie en de verwesterende wereld. -algemeen geldende waarden respecteert: zonder moraliserend te zijn moet er ruimte zijn voor zingeving. Gezien de globaliserende wereld dient deze zingeving op een heel basaal niveau plaats te vinden zoals : barmhartigheid en social justice -verbindingen legt: in een globaliserende wereld zijn meer werkelijkheden, verschillende waardepatronen, grotere verbanden en gehelen. -zijn kunst verwijst naar een diepere werkelijkheid: alhoewel die diepere werkelijkheid niet meer door oneigenlijke autoriteiten (critici, leermeesters) wordt bepaald is het wel van belang dat er duiding komt. -de confrontatie met de werkelijkheid aangaat: uitdagen tot meedoen; duiden op het verschil tussen fictie en werkelijkheid; een beeldcultuur, waarin de werkelijkheid vaak als een permanente schijnvertoning wordt gepresenteerd, moet worden geproblematiseerd. -begrijpbaar is: aansluiting bij de grondstromingen van de samenleving is essentieel. Dit kan in elke stijl en stroming, maar persoonlijk kies ik voor een figuratieve, symbolische stijl. -een hoge mate van schoonheid heeft: zie de hiervoor aangegeven criteria mooi, begeerlijk, harmonieus, begrijpbaar met ruimte voor eigen invulling bijvoorbeeld door abstractie. -vakkundig gemaakt is: niet elk product, werk of gebaar is een kunstwerk. De idee achter het kunstwerk moet in relatie staan met de uitvoering zowel qua beeld als techniek.

21

Você também pode gostar