Você está na página 1de 3

Open brief aan de gemeenteraad van Veendam

Veendam, zaterdag 5 oktober 2013

Geachte leden van de raad, Hierbij stuur ik u alvast mijn bijdrage voor de vergadering van vanavond. Ontslag zonder openbare verantwoording? Via de pers vernam ik donderdagavond dat u bijeen zou komen in een besloten raadsvergadering om over mijn ontslag te spreken. In de uitnodiging voor de raadsvergadering van aanstaande maandag las ik dat er verschil van mening was over de vraag of de beraadslagingen over de verantwoording van het College over de besluitvorming inzake de GRID in de openbaarheid, of in beslotenheid zal plaatsvinden. In de voorgestelde agenda wordt ervan uit gegaan dat dit onderwerp in besloten vergadering zal worden besproken. Dit betekent dat er een rele kans bestaat dat ik geen gelegenheid krijg om in de openbaarheid verantwoording af te leggen. Dat zou wel heel curieus zijn in de situatie waarin de burgemeester verweten wordt de wil van de raad niet te hebben gerespecteerd. Discussie over ontslag hoort voorafgegaan hoort te worden door openbare verantwoording. Daarom stuur ik u nu alvast deze openbare brief. Discussie over bevoegdheden bedrijfsvoering. Het lijkt er op dat (een deel van de) raad geen openbare discussie wenst. Mijns inziens is dat de kern van het conflict dat de afgelopen maanden rondom mijn functioneren heeft gespeeld. Ik heb ervaren dat (een deel van) de raad niet bereid is serieus argumenten uit te wisselen over verdeling van verantwoordelijkheden tussen de raad en het college. Daarbij gaat het niet over de verantwoordelijkheden over het gemeentelijk beleid of over de financin. Daar hebben we geen verschil van mening over. Bij beleidszaken ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de gemeenteraad. Ons verschil van mening gaat over bedrijfsvoering, over organisatievraagstukken. Sinds 2002 ligt daarvoor de primaire verantwoordelijkheid bij het college. Uiteraard altijd onder het toeziende oog van de gemeenteraad. Raadsbesluiten niet uitvoeren? Ik las in de krant dat mij verweten wordt dat ik tot twee keer toe de wil van de raad niet heb uitgevoerd. Ik herken mij daar niet in. Ik heb (namens het college) in juli en de daaraan voorafgaande periode met u gediscussieerd over de bevoegdheden van de gemeenteraad in die zaken waarbij de Kompanjie1 (al dan niet door de wetgever gedwongen) er voor kiest om taken samen met anderen uit te voeren.
1

De Kompanjie en de colleges van Pekela en Veendam waren van mening dat de bevoegdheid tot het aangaan van een gemeenschappelijke regeling voor de RUD bij de Kompanjie lag. U was van mening dat die bevoegdheid toekwam aan de raad. Geen geschil over de inhoud van het beleid, maar een juridisch verschil van inzicht over de juiste toepassing van de wet. In goed overleg hebben wij afgesproken dat we twee externe deskundigen om een advies zouden vragen en hen in de openbare vergadering uit te nodigen om tot een gezamenlijke conclusie te komen. De schriftelijke adviezen bleken verschillend. Tot een inhoudelijke discussie tussen de deskundigen en de raad is het niet gekomen. U vond dat niet nodig. Namens het college heb ik u in de raadsvergadering van juli voorgesteld om de juridische verschillen over de interpretatie van de wet voor lief te nemen en in overleg met de gemeente Pekela in onze eigen gemeenschappelijke regeling klip en klaar op te nemen dat voor samenwerkingverbanden op het gebied van de bedrijfsvoering, de raad een instemmende rol zou krijgen. Daarmee kwam het college volledig tegemoet aan de wens van de raad. Tot mijn verbazing nam een meerderheid van de raad daarna (zonder enige inhoudelijke discussie over het voorstel van het college) een motie aan, waarin de raad verklaarde dat slechts n opvatting de juiste was: de opvatting van een meerderheid van de raad. In een schorsingsoverleg met de fractievoorzitters was, voorafgaand aan de stemming, aangegeven dat het college zich overrompeld voelde en dat de burgemeester uit deze motie consequenties zou trekken. Het mocht niet baten: de meerderheid van de raad nam de motie aan. Ik heb daarop aangekondigd mij te beraden op mijn positie. Deze crisis werd bezworen door bemiddeling van de Commissaris van de Koning. Ik heb tijdens die bemiddeling niet gevraagd om de intrekking van de motie, maar heb mij kunnen vinden in het nadrukkelijk uitgesproken vertrouwen van de fractievoorzitters en het uitgesproken begrip dat de verschillende rollen van de burgemeester tot gevolg hebben, dat deze alleen kan functioneren als er enige handelingsruimte gegeven wordt. In ons eerste conflict was er dus geen sprake van het niet uitvoeren van een raadsbesluit. De discussie van de afgelopen week ging opnieuw over een vraagstuk van bedrijfsvoering: de omzetting van OGD (de gezamenlijke ICT organisatie van Oldambt, Bellingwedde en de Kompanjie) in de NV GRID: De afronding van een jarenlange discussie over de rechtsvorm van deze organisatie. Voor de inhoud van de discussie verwijs ik naar de toegezonden stukken, het openbare verslag van de raadsvergadering en mijn persverklaring van afgelopen week. Strikt formeel had de gemeenteraad van Veendam in deze bedrijfsvoeringsaangelegenheid geen bevoegdheid. In de gemeenschappelijke regeling van de Kompanjie staat expliciet dat De Kompanjie bevoegd is tot het de organisatie waarin wij samen met Pekela onze bedrijfsvoering hebben ondergebracht

aangaan van dit soort privaatrechtelijke constructies. Gelet op de eerdere discussies met de raad vond het College het vanzelfsprekend om zijn eigen opvatting te toetsen bij de raad. De wettelijke rol van de raad zou (wanneer het om een privaatrechtelijke samenwerking van het College zou gaan) zijn: het uiten van wensen en bedenkingen. Dit advies van de raad dient door het College gewogen te worden in zijn besluitvorming. Het door een meerderheid van de raad aangenomen amendement over de NV GRID is door B&W dan ook gewogen in zijn vergadering van afgelopen dinsdag. De wethouders Schmaal en Wierenga waren van mening dat de opvatting van de meerderheid van de raad gevolgd diende te worden. Wethouder Steenhuis en ondergetekende dachten daar anders over. Als het College had moeten stemmen was de stem van de voorzitter doorslaggevend geweest. Stemming heeft niet plaats gevonden omdat het besluit genomen moest worden in het DB van de Kompanjie. Dat bestuur diende de belangen van de organisatie, de opvattingen van de raden van Oldambt, Bellingwedde en Pekela te wegen ten opzichte van de opvattingen van de raad van Veendam. Ook in deze situatie was de stem van de voorzitter (ondergetekende) van doorslaggevende betekenis. U kent de uitkomst. Heb ik daarmee een besluit van de raad van Veendam genegeerd? Ja en nee. Ja, ik heb het belang van het doorgaan van de NV GRID belangrijker gevonden dan het meerderheidsamendement van de raad van Veendam. Nee, het besluit van Veendam had de status van een advies waarvan het besluitvormende orgaan mag afwijken. Daarbij ben en was ik mij volkomen bewust van de consequenties die dat zou kunnen hebben voor mijn rol als burgemeester van Veendam. De raad heeft het democratische recht om aan het negeren van een advies van de raad gevolgen te verbinden. Daar hoort als zwaarste middel ook ontslag bij. Ik vind dat ik een terechte afweging van belangen heb gemaakt. Een afweging waar ik voor sta. De beoordeling daarvan is aan u. U kunt mij wegsturen, u kunt ook accepteren dat uw burgemeester soms een afweging maakt die niet alleen het belang van Veendam dient, maar ook een bovengemeentelijk belang.

Ab Meijerman, burgemeester

Você também pode gostar