Você está na página 1de 57

PR2498.

10 april 2013
Opdrachtgever: Deltaprogramma Waddengebied













QuickScan 2e en 3e laag
Meerlaagsveiligheid (MLV)
Waddengebied














Auteurs: Bob Maaskant
Bas Kolen
Marit Zethof
Teun Terpstra




april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 iii
Inhoud
1 Inleiding ................................................................................................... 1
1.1 Aanleiding ...................................................................................................................... 1
1.2 Doelstelling ..................................................................................................................... 1
1.3 Leeswijzer ...................................................................................................................... 1
2 Effect nieuwe inzichten gevolgen op MKBA ............................................... 3
2.1 Inleiding ......................................................................................................................... 3
2.2 Aanpak .......................................................................................................................... 3
2.2.1 Methodiek MKBA WV21 ........................................................................................ 4
2.2.2 Vereenvoudigde toepassing dijkring 6 .................................................................... 5
2.2.3 Uitgangspunten................................................................................................... 5
2.2.4 Economische optimale overstromingskans MKBA WV21 op basis van oude
gevolgberekeningen ............................................................................................ 6
2.3 Economisch optimale kans op basis van nieuwe gevolgberekeningen .................................... 7
2.4 Economisch optimale kans VNK2, inclusief extra gevolgen vitale objecten ............................... 8
2.5 Overzicht ........................................................................................................................ 9
3 Literatuuronderzoek MLV ........................................................................ 11
3.1 Syntheserapport Gebiedspilot Meerlaagsveiligheid (Oranjewoud en HKV lijn in water
(2011)) ........................................................................................................................ 11
3.2 Basisvisie voor meerlaagse veiligheid (STOWA Deltaproof 2011-26) .................................... 12
3.3 Meerlaagsveiligheid nuchter bekeken (ENW - Expertisenetwerk Waterveiligheid (2012)) ........ 13
3.4 Analyse van slachtofferrisicos WV21 en de Maatschappelijke kosten-batenanalyse WV21
(Deltares (2011)) .......................................................................................................... 14
3.5 Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico dijkringgebied 6: Friesland en
Groningen .................................................................................................................... 15
3.6 Studie Meerlaagsveiligheid Eemsdelta (HKV lijn in water in opdracht van Provincie
Groningen) ................................................................................................................... 16
3.7 Overstromingsberekeningen dijkring 6 voor VNK2 (Maaskant et. al. (2012)) ......................... 17
3.8 Rapportage regionaal risicoprofiel voor veiligheidsregio Frysln (Veiligheidsregio
Friesland. (2010)) ......................................................................................................... 18
3.9 Onderzoek slaperdijken huidig waterkerend vermogen en mogelijke maatregelen
(Royal Haskoning (2011)) ............................................................................................... 19
3.10 Evacuatieschattingen Nederland (Maaskant et al. (2009)) Evacuatieschattingen
Nederland en het effect van investeringen (Kolen en Terpstra (2012)) ................................. 19
3.11 Publieke percepties van het risico op overstromen vanuit de Waddenzee (Terpstra en
Gutteling (2007)) .......................................................................................................... 20
3.12 Plan evacuatie en nafase bij grootschalige overstromingen (TMO Groningen) ........................ 21
4 Vitale infrastructuur ............................................................................... 23
4.1 Analyse bescherming vitale infrastructuur (Rijksoverheid (2010)) ....................................... 23
4.2 Vermindering kwetsbaarheid overstromingen (Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid
(Nibra) en HKV lijn in water (2007)) ................................................................................ 23
4.3 Ligging vitale en kwetsbare infrastructuur......................................................................... 23

QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
iv PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
5 Resultaten expertbijeenkomst ................................................................ 25
5.1 Inleiding ....................................................................................................................... 25
5.2 Resultaten per stelling ................................................................................................... 25
6 Discussie ................................................................................................ 28
7 Aanbevelingen ........................................................................................ 31
8 Referenties ............................................................................................. 33
Bijlage A: Overzicht ringdelen en gevolgen per ringdeel .............................. 37
Bijlage B: Overzicht vitale infrastructuur ...................................................... 41
Bijlage C: Interviews .................................................................................... 44
Bijlage D: Deelnemers expertsbijeenkomst .................................................. 53


april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 1
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het concept-Werkplan Deltaprogramma Waddengebied 2012 2013 Van mogelijke naar
kansrijke strategien van september 2012, is ook het onderwerp meerlaagsveiligheid benoemd.
Er is inzicht gewenst in de actuele stand van zaken over meerlaagsveiligheid in het Wadden
gebied. Het gaat hierin enerzijds om reeds landelijk ontwikkelde ervaring en anderzijds
inzichten opgedaan in de regio. Hiervoor is een verkenning gewenst naar mogelijke risico
beperkende maatregelen en strategien in de tweede en derde laag van het concept
meerlaagsveiligheid. Het doel van deze maatregelen is om de gevolgen van een overstroming in
het Waddengebied te beperken.

De focus van de stuurgroep van Deltaprogramma Waddengebied ligt op dit moment erg op een
combinatie van Preventie en van aanvullende maatregelen voor bescherming van de kwetsbare
en vitale infrastructuur. De vraag is enerzijds of er nog andere maatregelen acceptabel of
wenselijk zijn om het overstromingsrisico te benvloeden. De vraag is anderzijds ook wat het
effect is op de optimale overstromingskans van het meenemen van de directe en de indirecte
schade van kwetsbare en vitale infrastructuur.

1.2 Doelstelling
Het doel van de werkzaamheden is het uitvoeren van een QuickScan/ inventarisatie naar de
mogelijkheid om het risico te verkleinen met maatregelen in de 2e en 3e laag. Daarnaast zal
een inschatting worden gemaakt van de invloed van de nieuwe overstromingsberekeningen voor
dijkring 6 op de optimale norm bepaald binnen de MKBA van WV21.

1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt op een vereenvoudigde wijze de invloed van nieuwe overstromings-
berekeningen en vitale infrastructuur op de optimale overstromingskans bepaald. Vervolgens
wordt in hoofdstuk 3 een overzicht gegeven van de beschikbare literatuur op het gebied van
meerlaagsveiligheid. In hoofdstuk 4 wordt er specifiek ingezoomd op de vitale infrastructuur in
het gebied Friesland en Groningen. Hoofdstuk 5 bespreekt de uitkomsten van een bijeenkomst
met de betrokken stakeholders bij het Deltaprogramma Waddengebied. Tot slot bevat hoofdstuk
6 een discussie over de mogelijkheden van meerlaagsveiligheid voor het Deltaprogramma
Waddengebied.




april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 3
2 Effect nieuwe inzichten gevolgen op
MKBA
2.1 Inleiding
In het kader van de studie Waterveiligheid 21
e
eeuw is onder meer een kosten-baten analyse
(KBA) uitgevoerd (Deltares (2011)). In deze analyse is op basis van kosten voor dijkversterking
en optredende gevolgen bij een dijkdoorbraak gekeken naar wat de optimale
overstromingskansen moeten zijn voor de dijkringen in Nederland. Zo ook is voor dijkring 6
deze analyse uitgevoerd. Hierbij is een overstromingskans voor de dijkring aangenomen (in de
WV21 studie ook wel de tweede referentiesituatie) en is deze gecombineerd met
overstromingsgevolgen in termen van schade, slachtoffers en getroffenen. Op deze wijze is het
huidige risico in beeld gebracht. Door de kosten voor dijkversterking (en daarmee
kansverkleining) af te zetten tegen de daarmee gerealiseerde risicoreductie kan bekeken
worden wat de optimale overstromingskans is voor een dijkring.

De gevolgberekeningen die in die analyse gebruikt worden stammen uit een 2007 en 2008. In
deze berekeningen is uitgegaan van een bepaalde indeling van de dijkring, ook wel ringdelen
genoemd. Voor dijkring 6 zijn er 32 van deze ringdelen gedefinieerd en voor elk van deze
ringdelen is n breslocatie bepaald waarvoor de overstromingsberekening is uitgevoerd.
Voor een aantal van deze ringdelen is de lengte relatief lang, orde 10-15km. De keuze voor
maar n bres per ringdeel zou mogelijk tot een onderschatting van de gevolgen kunnen leiden.
Uit de overstroming van 1953 bleek namelijk dat circa 5% van de waterkering is gefaald en dat
komt neer op ongeveer 1 bres per 3 kilometer.

In 2012 is daarom een studie uitgevoerd naar de effecten van meerdere bressen binnen de
langere ringdelen. Dit resulteerde voor meerdere ringdelen in significant grotere gevolgen. Om
nu een inschatting te geven van het effect van deze grotere gevolgen op de optimale kans is
onderstaande analyse uitgevoerd. Deze analyse geeft een beeld van de invloed op de optimale
kans, het is geen nieuwe KBA voor dijkring 6 maar een inschatting van de bandbreedte
waarbinnen de optimale norm zou kunnen liggen. Daarnaast is ook bekeken wat de impact is
van het expliciet meenemen van de vitale gaswininstallaties op de optimale norm.

2.2 Aanpak
De MKBA WV21 heeft dijkring 6 Friesland Groningen onderverdeeld in vier dijkringdelen: 6-1
Lauwersmeer, 6-2 Groningen, 6-3 Noord-Friesland en 6-4 IJsselmeer (zie Figuur 2-1). Per
dijkring is het effect van de grotere gevolgen op de optimale overstromingskans bepaald.






QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
4 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER


Figuur 2-1: Overzicht WV21 dijkringdelen.

2.2.1 Methodiek MKBA WV21
Het principe van het handhaven van een economisch optimaal beschermingsniveau van de
waterkeringen is kosten minimalisatie. De kosten worden geminimaliseerd door te investeren in
de waterkering tot het moment waarop de extra kosten voor dijkhoging niet meer opwegen
tegen de extra verwachte schade die hiermee kan worden voorkomen. De totale kosten bestaan
uit de investeringskosten voor dijkverhoging en de verwachte schade. De verwachte schade is
gelijk aan de overstromingskans vermenigvuldigd met de schade. Figuur 2-2 illustreert dit
principe.

Figuur 2-2: Optimalisatie methode.
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 5
De bovenstaande methode is een vereenvoudigd concept. In de MKBA WV21 is voor een langere
tijdsperiode bepaald wat de optimale investeringsmomenten zijn en wat de optimale omvang
van de dijkverhoging is. Hierin is het effect van economische groei en klimaatverandering (en
bodemdaling) meegenomen. De economisch optimale overstromingskans volgt uit de optimale
investeringsstrategie.

2.2.2 Vereenvoudigde toepassing dijkring 6
In deze QuickScan is onderzocht wat het effect is van de nieuwe overstromingsberekeningen
met grotere gevolgen op de economisch optimale norm. De MKBA WV21 is gebaseerd op een
numeriek optimalisatie model, namelijk OptimaliseRing [Duits et al., 2011]. Vanwege de aard
van deze QuickScan zijn een aantal vereenvoudigen gemaakt.

Het economisch optimaal risico (S) is gedefinieerd als het product van de economisch optimale
overstromingskans (P) en de gevolgen (V) (zie formule 1.1):

* S P V = (0.1)

Het economisch optimaal beschermingsniveau is dus gelijk aan het product van het economisch
optimaal risico en de gevolgen. Als het uitgangspunt wordt gehanteerd dat het economisch
optimaal risico gelijk blijft, geldt dat bij een toename van de gevolgen, de economische optimale
overstromingskans daalt. Deze vereenvoudiging neemt de extra investeringskosten voor het
versterken van de waterkering naar een veiliger beschermingsniveau niet mee.

2.2.3 Uitgangspunten
In deze studie zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd ten aanzien van de
overstromingskans:
o Economisch optimaal beschermingsniveau per dijkringdeel van dijkring 6 voor de
tweede referentiesituatie voor het zichtjaar 2050 bepaald
o De overstromingskans per dijkringdeel is onderverdeeld in de kans op een
doorbraak bij toetspeil (60%) en een worstcase scenario bij een bovenmaatgevende
omstandigheden (40%) conform MKBA WV21.

In deze studie zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd ten aanzien van de gevolgen
van een overstroming:
o De gevolgen zijn bepaald met HIS-SSM (versie 2.5)
o De gevolgen van een overstroming bestaan uit de schade, slachtoffers en
getroffenen. Voor het monetariseren van de slachtoffers is uitgegaan van 6,7
miljoen euro per slachtoffer en voor de getroffenen is uitgegaan van 12.000 euro
om de kosten te dekken. Deze kostenkentallen zijn conform MKBA WV21
o Indexeringsfactor directe materile schade 2000 2011 is 1.4
o Toeslagfactor schade is 1.6, dit ter compensatie voor de ontbrekende of onvolledige
schadeposten van HIS-SSM (+50%) en een risicopremie om risicoaversie mee te
nemen (+10%) dit conform MKBA WV21
o Economische groei is 1.9% per jaar (alleen schade) dit conform MKBA WV21
o Evacuatiefractie voor dijkring 6 volgt uit Maaskant et al. [2009]. Voor dijkring 6-1
t/m 6-3 geldt een evacuatiefractie van 40% en voor dijkring 6-4 geldt 55%


QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
6 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
In deze studie zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd ten aanzien van de kosten voor
dijkversterking:
o Er is geen rekening gehouden met de extra investeringskosten voor dijkversterking,
wat gevolgen heeft voor de optimale investeringsstrategie.
o Er is geen rekening gehouden met de bouwrente in tegenstelling tot de MKBA
WV21;

Uit het bovenstaande volgt de verwachtingswaarde van het economisch risico S gelijk is aan:

= * S P V (0.2)


( )
+
= +
, , max 1
0.6 * * 0.4 *
cond i TP i TP D
V p V V (0.3)

Waarbij P de overstromingskans, p
cond,i
de conditionele kans van ringdeel i is, V
TP,i
gelijk is aan
de gevolgen van doorbraak bij toetspeil (1/4.000 per jaar) van ringdeel i en V
max TP+1D
de
omhullende gevolgen van alle enkelvoudige doorbraken bij toetspeil plus 1 decimeringshoogte
(1/40.000 per jaar) per ringdeel. Hierin zijn de gevolgen V
TP,i
en V
max TP+1D
gelijk aan de som
van schade, slachtoffers en getroffenen:

= + +
6
,
( * 6,7 * 10 ) ( * 12000 )
TP i
V schade slachtoffers Euro getroffenen Euro (0.4)


2.2.4 Economische optimale overstromingskans MKBA WV21 op basis
van oude gevolgberekeningen
Het optimum van het economisch risico en de kosten voor dijkversterking over een langere
periode bepalen de economisch optimale overstromingskans. In onderstaande Tabel 2-1 is een
overzicht gegeven van de optimale kans per dijkringdeel die berekend is in de MKBA binnen
WV21 met als uitgangssituatie de tweede referentiesituatie van WV21. Binnen de MKBA is op
basis van gevoeligheidsanalyses in indicatie gegeven van de bandbreedtes rondom deze
optimale overstromingskansen. Deze bandbreedte ligt tussen 100 procent grotere en 60 procent
kleinere kans. Voor dijkring 6-1 betekend dit dat rond de optimale kans van 1/800 per jaar een
bandbreedte ligt van 1/400 (+100%) tot 1/2000 per jaar (-60%).

Gevolgen V
2020
[mjn Euro]
Economisch Risico S
2020
[mjn Euro/jaar]
Economische optimale
overstromingskans P
[1/jaar]
WV21 WV21 WV21
Dijkring 6-1 630 0.8 1/800
Dijkring 6-2 3800 6.3 1/600
Dijkring 6-3 2500 3.5 1/700
Dijkring 6-4 350 0.9 1/400
Tabel 2-1: Overzicht economisch optimale overstromingskans dijkring 6 per dijkringdeel o.b.v. WV21
methode.

april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 7
2.3 Economisch optimale kans op basis van nieuwe
gevolgberekeningen
De nieuwe overstromingsberekeningen zijn gemaakt in het kader van de studie VNK2. Hiervoor
is geen worstcase scenario per ringdeel afgeleid. In lijn met de WV21 methode is een maximaal
scenario samengesteld, op basis van de omhullende maximale waterdiepte bij alle doorbraken
bij TP+1D. Het resultaat hiervan wordt in Figuur 2-3 gepresenteerd. In bijlage A is opgenomen
op basis van welke scenarios het maximaal scenario per dijkringdeel is samengesteld.


Maximale waterdiepte dijkring 6-1
Worstcase scenario TP+1D dijkring 6-1

Maximale waterdiepte dijkring 6-2
Worstcase scenario TP+1D dijkring 6-2

Maximale waterdiepte dijkring 6-3
Worstcase scenario TP+1D dijkring 6-3

Maximale waterdiepte dijkring 6-4
Worstcase scenario TP+1D dijkring 6-4
Figuur 2-3: Overzicht worstcase scenarios per WV21 dijkringdeel.
Het overstroomt oppervlak voor dijkring 6-2 is het grootst, hetgeen ook leidt tot de grootste
gevolgen in schade en slachtoffers. Tabel 2-2 laat zien dat de gevolgen voor dijkring 6-1
ongeveer gelijk blijven. De gevolgen voor dijkring 6-2 en 6-3 nemen met ongeveer een factor 3
toe en voor dijkring 6-4 zelfs ruim een factor 5. De economische optimale overstromingskans
verkleint naar rato van de toenemende gevolgen, omdat het uitgangspunt is dat het economisch
optimale risico gelijk blijft.




QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
8 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
Gevolgen V
2020
[mjn Euro]
Economisch Risico S
2020
[mjn Euro/jaar]
Economische optimale
overstromingskans P
[1/jaar]
WV21 Nieuwe
gevolgen
WV21 Nieuwe
gevolgen
WV21 Nieuwe
gevolgen
Dijkring 6-1 630 640 0.8 0.8 1/800 1/800
Dijkring 6-2 3800 10900 6.3 6.3 1/600 1/1700
Dijkring 6-3 2500 7200 3.5 3.5 1/700 1/2000
Dijkring 6-4 350 2000 0.9 0.9 1/400 1/2300
Tabel 2-2: Overzicht economisch optimale overstromingskans dijkring 6 per dijkringdeel o.b.v. nieuwe
overstromingsberekeningen voor VNK2.

2.4 Economisch optimale kans VNK2, inclusief extra
gevolgen vitale objecten

De provincie Groningen is een knooppunt op het gebied van gas, met in het gebied diverse
gaswininstallaties. Uitval van productie van deze gaswininstallaties kan grote economische
gevolgen hebben die landgrensoverschrijdend kunnen zijn. Deze schade is in de huidige
berekening van de schade niet tot zeer beperkt meegenomen. Om meer inzicht te krijgen in de
invloed van de extra schade die op kan treden als gevolg van uitval van deze installaties op de
optimale overstromingskans wordt in deze paragraaf een nadere analyse uitgevoerd.
De schade bij een overstroming bestaat uit directe materile schade, maar ook indirecte
materile schade. Bij de berekening van de economisch optimale kansen in de MKBA WV21 is
deze schade voor de gaswininstallaties niet meegenomen. Wel gaat het MKBA WV21 uit van een
toeslagfactor van 1.5 voor ontbrekende of onvolledige schadeposten.

De bepaling van de indirecte schade is zeer lastig vanwege de keteneffecten die het uitvallen
van deze installaties tot gevolg hebben. Zeker wanneer er een doorbraak ten zuiden van het
Eemskanaal plaatsvindt komt de gehele gaswinning en gastransport tot stilstand. Dit zal tot een
enorme schadepost leiden waarvan de omvang nauwelijks te bepalen is. In deze analyse zijn
twee methoden uitgewerkt waarbij het effect van deze extra schade is meegenomen in bepaling
van de optimale kans. De aannames over de grootte van de indirecte schade zijn indicatief en
kunnen mogelijk hoger uitvallen.

Vanwege de gevoeligheid van de gegevens over de schade aan gaswininstallaties bij een
overstroming, worden enkele aannames gedaan
1
:
In totaal overstromen ordegrootte 30 gaswininstallaties:
o 5 installaties bij doorbraak van het ringdeel Holwierde (ten noorden van
Delfzijl)
o 25 installaties bij doorbraak van het ringdeel Borgsweer (ten zuiden van
Delfzijl)
In methode 1 is zowel de directe als de indirecte schade per installatie gehanteerd:
o Directe schade = 50 miljoen Euro
o Indirecte schade = 50 miljoen Euro

1
De inschatting van de directe en indirecte schade is een indicatief bedrag om inzicht te krijgen in de impact van de
gaswininstallaties op de optimale overstromingskans.
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 9
In methode 2 is gekeken naar de mogelijkheid tot productieovername van een
gaswininstallatie door overige installaties bij uitval. Er geldt dat bij uitval van 2 of meer
installaties de schade productieovername niet meer mogelijk is en dat de totale
indirecte schade optreedt:
o Aanname uitval van 2 of meer installaties
o Directe schade = 50 miljoen Euro per installatie
o Indirecte schade = 10 miljard Euro in totaal

In Tabel 2-3 is een overzicht opgenomen van de invloed van het meenemen van de
gaswininstallaties.

Gevolgen V
2020 [mjn Euro]
Economisch Risico S
2020 [mjn Euro/jaar]
Economische optimale
overstromingskans P [1/jaar]
WV21
Nieuwe
gevolgen +
WV21
Nieuwe
gevolgen +
WV21
Nieuwe
gevolgen +
Dijkring 6-2
Methode 1
3.800 13.700 6.3 6.3 1/600 1/2200
Dijkring 6-2
Methode 2
3.800 23.300 6.3 6.3 1/600 1/3700
Tabel 2-3: Overzicht economisch optimale overstromingskans dijkring 6 per dijkringdeel o.b.v. nieuwe
overstromingsberekeningen voor VNK2 inclusief extra gevolgen vitale objecten.
Als wordt uitgegaan van 50 miljoen euro directe schade en 50 miljoen euro indirecte schade per
installatie dan nemen de gevolgen voor heel dijkring 6-2 toe met ongeveer 25%. De
economisch optimale overstromingskansen verkleinen iets, waardoor dit scenario als
ondergrensscenario kan worden verondersteld. Als wordt uitgegaan dat 2 of meer installaties
zullen uitvallen met als gevolg dat de productie niet meer kan worden overgenomen door de
overige installaties, wordt de schade 2x zo groot. De economisch optimale overstromingskansen
liggen ongeveer in het bereik van huidige overstromingskans voor de tweede referentiesituatie
van WV21, namelijk 1/4000 per jaar.

2.5 Overzicht
Tabel 2-4 geeft een overzicht van de economisch optimale overstromingskansen voor de vier
situaties. In deze QuickScan analyse is uitgegaan dat het optimale investeringsregime gelijk
blijft, waardoor de extra kosten voor dijkversterking niet zijn meegenomen. De werkelijke
optimale overstromingskansen zullen daarom ergens tussen de ondergrens (WV21) en
bovengrens (Nieuwe gevolgen inclusief gaswininstallaties) liggen. Uit deze analyse blijkt dat de
impact van de schade aan gaswininstallaties bij een overstroming groot is om het
overstromingsrisico en daardoor ook op economisch optimale overstromingskans. De
economisch optimale overstromingskans voor dijkring 6-2 in WV21 van 1/600 per jaar lijkt een
onderschatting op basis van deze extra gevolgen.




QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
10 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
WV21
Nieuwe
Gevolgen
Nieuwe Gevolgen incl
gas
per installatie
50 mjn direct
50 mjn indirect
Nieuwe Gevolgen incl gas
per installatie
50 mjn direct
in totaal
10 mljrd indirect
Dijkring 6-1
Lauwersmeer
1/800 1/800 1/800 1/800
Dijkring 6-2
Groningen
Wadden
1/600 1/1700 1/2200 1/3700
Dijkring 6-3
Friesland
Wadden
1/700 1/2000 1/2000 1/2000
Dijkring 6-4
Friesland
IJsselmeer
1/400 1/2300 1/2300 1/2300
Tabel 2-4: Overzicht economisch optimale overstromingskans dijkring 6 per dijkringdeel.

Omdat de kosten die gepaard gaan met een kleinere optimale kans nu niet zijn meegenomen is
het aan te bevelen om de kosten-baten analyse op basis van de nieuwe gevolgen opnieuw uit te
voeren. De verwachting is dat de door het meenemen van deze extra kosten de optimale
overstromingskans in de kolommen 3, 4 en 5 iets groter zal worden maar dat deze nog steeds
significant kleiner zal zijn dan de optimale kans uit de MKBA. Ook is het aan te bevelen om de
gaswininstallaties een plek te geven in de MKBA, deze zijn nu niet expliciet meegenomen maar
de resultaten voor dijkring 6-2 laten zien dat het expliciet meenemen van deze installaties een
significant effect kunnen hebben.
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 11
3 Literatuuronderzoek MLV
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van studies die zijn uitgevoerd naar laag 2 en 3 van het
concept meerlaagsveiligheid. De resultaten uit deze onderzoeken zullen worden beschouwd ten
behoeve van de uitwerking van deltaprogramma Wadden (Groningen, Friesland, de kop van
Noord-Holland en de Waddeneilanden). In hoofdstuk 5 zal de informatie uit de literatuurstudie
en de interviews worden gecombineerd en zal een beschouwing worden gegeven betreffende
het belang voor het Deltaprogramma Wadden gebied.

3.1 Syntheserapport Gebiedspilot Meerlaagsveiligheid
(Oranjewoud en HKV lijn in water (2011))
In het recente verleden zijn verschillende gebiedsstudies uitgevoerd naar de mogelijkheden van
meerlaagsveiligheid. Binnen deze studies zijn steeds verschillende strategien in kaart gebracht
en onderling vergeleken. Dat wil zeggen, door verschillende combinaties te maken van
preventieve maatregelen (laag 1), maatregelen in de ruimtelijke ordening (laag 2) en
maatregelen in de rampenbeheersing (laag 3) kunnen verschillende maatregelpakketten worden
samengesteld om het overstromingsrisico te beperken. In de volgende regios/dijkringen zijn
gebiedspilots uitgevoerd:
Amsterdam;
Eiland van Dordrecht (dijkring 22);
Noordoost Brabant (dijkring 36);
Betuwe, Tieler en Culemborgerwaarden (dijkring 43);
Schouwen-Duiveland (dijkring 26);
Limburgse Maas (dijkring 68, Venlo-Velden; dijkring 90, Geulle-Maastricht).

In het synthese rapport wordt geconcludeerd dat vrijwel alle strategien die inzetten op laag 1
een forse reductie van het verwachte aantal slachtoffers en de schade opleveren. De
maatregelen in deze laag blijken veelal effectief en kostenefficint. In de meeste pilots stelt
men dan ook dat maatregelen uit de tweede en derde laag de huidige maatregelen in laag 1
niet kunnen vervangen. Wel stelt men dat bij gebieden waar maatregelen aan keringen worden
genomen, of waar een hoger veiligheidsniveau wordt geambieerd, combinaties van maatregelen
in de lagen wenselijk zijn. Hierbij zijn er verschillende standpunten over het uitwisselen tussen
de lagen of de verschillende lagen als aanvullend te beschouwen. Daarnaast wordt de discussie
hierover sterk benvloed door:
de mate waarin de huidige normering als uitgangspunt wordt genomen of waarin er wordt
uitgegaan van een basisveiligheid;
de mate waarin een risico benadering wordt gehanteerd of waarin wordt gesteld dat door
het feit dat iets kan voorkomen investeringen al zijn gerechtvaardigd; en
de mate waarin wordt gekeken naar kosteneffectiviteit.

En van de algemene conclusies op het gebied van laag 2 is dat deze strategien over het
algemeen min kostenefficint lijken, vaak door de hoge investeringskosten. Het meekoppelen
van deze maatregelen aan andere ontwikkelingen (zoals herstructurering van woonwijken,
aanpassingen en aanleg van infrastructuur, etc.) en daarmee inzetten op de lange termijn, biedt
wel kansen zoals in enkele pilots is geadresseerd. Het specifiek beschermen van kwetsbare en
vitale objecten (chemie, waterzuivering, schakelstations, datacentrales, ziekenhuizen etc.)
wordt in algemeen beschouwd als een verstandige maatregel. Nadere beschouwing van
QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
12 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
eventuele keteneffecten dient per object wel beschouwd te worden, bijvoorbeeld is een vitaal
object direct afhankelijk van andere locaties. De effectiviteit en kosteneffectiviteit van
geleidingswerken en compartimenteringdijken worden erg bepaald door de lokale situaties. Zo
zijn er voorbeelden in de pilots bekend waarin dit succesvol is maar ook waar dit niet zo is.

Met een aantal (relatief) goedkope maatregelen rondom de organisatie van rampenbeheersing
in laag 3 kan een reductie van slachtoffers worden gerealiseerd. Deze maatregelen lijken dan
ook zeer effectief en kostenefficint en kunnen goed worden ingezet als aanvullend op de
andere lagen. Deze vergelijking is mogelijk als aantal slachtoffers worden gemonetariseerd
zoals in de MKBA (6,7 miljoen als waarde voor een mensenleven). Als de slachtoffers niet
worden gemonetariseerd dan kan een vergelijking worden gemaakt op basis van aantallen
slachtoffers, het aantal mensen dat preventief kan evacueren, het individueel en groepsrisico.
Voor de maatregelen in laag 3 is geen rekening gehouden met een reductie van de materile
schade.

Bevindingen:
Ondanks de gegroeide aandacht voor maatregelen op het gebied van ruimtelijke inrichting,
blijken in de gebiedspilots de preventieve maatregelen uit laag 1 voornamelijk kosteneffectief.
Het verkleinen van de kans op een overstroming is een relatief goedkope maatregel die het
risico in een dijkring sterk reduceert. De baten van preventie wegen in veel strategien op
tegen de kosten. Daarnaast wordt een overstroming gezien als een gebeurtenis die zoveel
mogelijk moet worden voorkomen, wat aansluit bij de historie van ons land en de traditie van
de waterbeheerder. Maatregelen in laag 2 en 3 worden veelal gezien als nuttige aanvulling om
het schade- en slachtofferrisico verder te verlagen en lijken in enkele pilots ook kosteneffectief.
Voor het realiseren van deze maatregelen ontbreekt momenteel een concrete doelstelling
waardoor discussies of deze doelmatig of wenselijk zijn sterk wordt gekleurd door ambities.

3.2 Basisvisie voor meerlaagse veiligheid
(STOWA Deltaproof 2011-26)
De ambitie van de STOWA is om voor waterveiligheid een afwegingsmethodiek te ontwikkelen
voor een hanteerbare uitwerking van meerlaagsveiligheid met het oog op een brede
toepassing door waterbeheerders binnen Nederland. Het doel van de basisvisie is het
beschrijven van een eerste versie van de basisvisie meerlaagsveiligheid. Op basis van deze
basisvisie wordt een traject opgestart voor het uitwerken van voorbeelden, een systematiek en
het creren van draagvlak.

In het afwegingskader wordt het vraagstuk van meerlaagsveiligheid opgevat als een
beslisprobleem. De essentie van dit beslisprobleem is terug te voeren op het selecteren van
maatregelen die positief bijdragen aan de waterveiligheid en mogelijke andere doelstellingen.
Hiervoor is een afwegingskader nodig om deze beslissing te kunnen maken. Dit afwegingskader
bestaat uit:
Referentie situatie (huidige situatie); de referentie situatie is de situatie zonder
(aanvullende) maatregelen. Als er rekening wordt gehouden met autonome ontwikkelingen,
bijvoorbeeld in 2015, 2050 of 2100 kunnen deze ook in de referentiesituatie worden
verwerkt. Voorbeelden zijn (let wel, hierbij wordt er vanuit gegaan dat het beleid wordt
gehandhaafd, als het klimaat veranderd zullen dijken dus meegroeien):
o Demografische (groei, krimp) en ruimtelijke veranderingen
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 13
o Veranderende waterstanden of neerslaghoeveelheden als gevolg van
klimaatverandering.
o Bodemdaling
Een verzameling van mogelijke alternatieven (strategien of maatregelen); dit zijn situaties
die zijn uitgewerkt op basis van de referentiesituatie.
Het beoordelingskader: meerdere criteria op basis waarvan de alternatieven beoordeeld
worden. Hierin wordt onderscheid gemaakt in enerzijds waterveiligheidsparameters als het
economisch risico, slachtofferrisico en de bijbehorende kosten en anderzijds om andere
gebiedsafhankelijke criteria (gekoppeld aan bijvoorbeeld multifunctioneel grondgebruik).

Door middel van dit afwegingskader kunnen dus maatregelen in verschillende lagen worden
onderzocht en met elkaar worden vergeleken. Door middel van dit afwegingskader kunnen ook
combinaties (en budgetten) met andere doelen in een gebied worden meegenomen. Voor het
toepassen van het afwegingskader is een verdere uitwerking noodzakelijk. Per regio of situatie
kunnden de overige criteria worden benoemd. Hierbij gaat het minimaal om het leggen van de
relatie tussen het effect van maatregelen in de verschillende lagen en het overstromingsrisico.

3.3 Meerlaagsveiligheid nuchter bekeken
(ENW - Expertisenetwerk Waterveiligheid (2012))
Bij het beoordelen van maatregelen om overstromingsrisicos tot beperken tot een
maatschappelijk aanvaardbaar niveau spelen er volgens het ENW drie belangrijke criteria:
1. Is het haalbaar: is het technisch mogelijk?
2. Is het effectief: wordt het beoogde doel bereikt?
3. Is het efficint: wegen de baten zwaarder dan de lasten en is er geen goedkoper alternatief
mogelijk?

Ingrepen in alle drie de lagen zijn technisch mogelijk. Voor binnendijkse gebieden in Nederland
zijn vanwege het hoge beschermingsniveau en de hoge kosten grootschalige ingrepen in de
tweede en derde laag doorgaans niet kosteneffectief. Daarnaast zullen gevolgbeperkende
maatregelen slechts een deel van de schade bij dijkdoorbraak reduceren: schade aan
bebouwing door maatregelen in laag 2 en het aantal slachtoffers door rampenbeheersing (laag
3). Gevolgbeperkende maatregelen in laag 2 en 3 kunnen dus niet volledig de rol van
waterkeringen overnemen; preventie is in Nederland in de meeste gevallen de meest efficinte
maatregel.
Het bouwen op lokale verhogingen is technisch mogelijk, maar alleen volledig effectief als de
bouwwerken boven de hoogste waterstand blijven. Dit betekent dat de terpen ongeveer even
hoog als de dijken moeten zijn. Dit lijkt interessant voor bijzondere objecten en in buitendijks
gebied. Zo kunnen beschermende maatregelen voor vitale infrastructuur efficint zijn bij
potentile grote gevolgschade, bijvoorbeeld bij beschadiging van kerncentrales of langdurige
niet-beschikbaarheid van gasvelden. Het zal duidelijk zijn dat als een grootschalige toepassing
van terpen wenselijk lijkt, een verbetering van de algemene preventie al snel efficinter zal zijn
vanwege de lagere kosten.
Het grootschalig ophogen of aanpassen van bestaande bebouwing in overstroombare gebieden
in Nederland zal enorme investeringen vergen. Dit lijkt daarom alleen efficint voor nieuwbouw
of herstructurering. Ten opzichte van de bestaande bebouwing is de nu nog verwachte
hoeveelheid nieuwbouw beperkt. Het aangepast of verhoogd ontwikkelen van nieuwe gebieden
vermindert alleen de toename van de potentile schade en het slachtofferrisico. Ten aanzien
QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
14 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
van het herstructureren van bestaande bebouwing is het de vraag op welke schaal dit zal
plaatsvinden in de komende eeuw. Vele binnensteden in ons land liggen er al honderden jaren.
Een algemeen kenmerk van maatregelen in de tweede laag is dat alleen de schade voor de
beschermde of verhoogde woningen, bedrijven of objecten wordt beperkt. De recente
overstromingservaringen in New Orleans, Frankrijk, Thailand, Japan en de Filipijnen tonen
echter aan dat de economie langdurig tot stilstand komt met als gevolg grote schade door
bedrijfsuitval en productieverlies. Deze laatste typen schade zullen nauwelijks kunnen worden
beperkt met maatregelen in de tweede laag.
Ook het compartimenteren van dijkringen kan slechts een deel van de schade voorkomen.
Hierbij moet daarnaast rekening worden gehouden met het feit dat door het verkleinen van het
gebied de snelheid waarmee het water stijgt zal toenemen. Door dit zogenaamde badkuipeffect
kan in het overstroomde deel van het gebied de ernst van de overstromingen de schade zelfs
toenemen. Bovendien zullen doorgaans de kosten van een nieuwe compartimenteringsdijk
hoger zijn dan die van versterking van de bestaande waterkering die ook nog eens het hele
gebied beschermt.

3.4 Analyse van slachtofferrisicos WV21 en de
Maatschappelijke kosten-batenanalyse WV21
(Deltares (2011))
De MKBA en slachtofferanalyses leveren informatie en inzichten op, die ondersteunend zijn bij
de maatschappelijke afwegingen over actualisering van de waterveiligheidsnormen. Aan de
basis van beide analyses staan studies naar de kansen op en gevolgen van overstromingen en
naar de kosten van waterkeringen. In het Gevolgenspoor zijn de gevolgen van overstromingen
bepaald. Het gaat om slachtoffers en schade als functie van de omvang van overstromingen.
Indicatoren om slachtofferrisicos inzichtelijk te maken zijn het Lokaal Individueel Risico (LIR) en
het groepsrisico (GR).

Het Lokaal Individueel Risico (LIR), de jaarlijkse kans om te overlijden op een bepaalde plaats
door een overstroming, waarbij gecorrigeerd wordt voor het effect van preventieve evacuatie.
Het LIR hangt af van:
1. de overstromingskans van de dijkring(deel);
2. de kans om aanwezig te zijn (deze is afhankelijk van de evacuatiemogelijkheden); en
3. de kans om als achterblijver om te komen (de mortaliteit). De mortaliteit wordt bepaald
door overstromingskenmerken en het gedrag en kwetsbaarheid van mensen

Het groepsrisico (GR); de kans op een groot aantal slachtoffers in n keer (vaak inzichtelijk
gemaakt met een zogenaamde FN-curve). Het GR hangt af van:
1. de overstromingskansen van de dijkringen (en dijkringdelen),
2. het verwachte aantal slachtoffers per dijkringdeel en
3. de afhankelijkheden tussen het doorbreken van de verschillende dijkringdelen en
dijkringen.

Bij het LIR en het GR wordt gerekend met een gemiddeld aantal slachtoffers over meerdere
overstromingsscenarios per dijkringdeel. De mortaliteit en het slachtofferaantal verschillen per
overstromingsscenario. De resultaten horend bij de verschillende overstromingsscenarios
worden gecombineerd tot een gewogen gemiddelde per dijkringdeel op basis van de
conditionele kansen van de scenarios.
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 15
3.5 Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico
dijkringgebied 6: Friesland en Groningen
VNK2 geeft een beeld van de overstromingskansen, gevolgen en risicos voor een
dijkringgebied.

Overstromingskans
De overstromingskans voor dijkringgebied 6 is groter dan 1/100 per jaar (hierbij is nog geen
rekening gehouden met HWBP2 en nHWBP verbeteringen). Deze relatief grote
overstromingskans wordt veroorzaakt door meerdere dijkvakken met een relatief grote faalkans
en met de grote lengte van de dijkring. Bij een totale lengte van bijna 230 kilometer neemt de
kans dat er ergens in de primaire kering een bres ontstaat sterk toe ten opzichte van een
dijkring met een kortere waterkering. De faalmechanismen opbarsten en piping en beschadiging
bekleding en erosie dijklichaam zijn de twee dominante faalmechanismen voor dijkring 6. Het is
de verwachting dat de faalkans en de bijdrage door het faalmechanisme opbarsten en piping
aanzienlijk zal afnemen indien de schematisatie kan worden aangepast op basis van betere
(grond)gegevens en het effect van tijdsafhankelijkheid in de modellen wordt meegenomen.
Indien rekening wordt gehouden met de indicatieve reductie op het verval in verband met het
tijdsafhankelijk effect op piping door getijdewateren en de uitvoering van enkele HWBP2 en
nHWBP-trajecten kan de overstromingskans afnemen naar 1/175 per jaar.

Gevolgen van overstromingen
De gevolgen van een overstroming in het dijkringgebied zijn sterk afhankelijk van de locatie van
de bres(sen), in verband met het achter de bres gelegen gebied en de aanwezigheid van
verhoogde elementen zoals regionale waterkeringen. De grootste schade en de meeste
slachtoffers zijn te verwachten bij een doorbraak aan de zijde van de Waddenzee.

Volgens de berekeningen leidt het falen van ringdeel 27 (bij Holwierde) tot de grootste schade
en de meeste slachtoffers, namelijk respectievelijk ruim 5 miljard euro en tot 445 dodelijke
slachtoffers. Deze getallen gelden als er geen preventieve evacuatie plaatsvindt en de
doorbraak plaatsvindt bij een buitenwaterstand die gelijk is aan het toetspeil. De schade kan
voor dat ringdeel zelfs oplopen tot ruim 8 miljard euro schade en ruim 1.300 slachtoffers indien
de doorbraak bij nog hogere waterstanden plaatsvindt.

De winning en transport van aardgas zijn belangrijke kenmerken van dijkringgebied 6.
Geconstateerd is dat voor de aardgaslocaties de te verwachten schade niet is verwerkt in het
rekenmodel voor de schadebepaling (HIS-SSM), doordat in de achterliggende data ter plaatse
van de aardgaslocaties geen landgebruik is gedefinieerd. Hierdoor worden de gevolgen feitelijk
onderschat en daarmee ook het totale overstromingsrisico. Naast de aardgaslocaties zijn nog
meer vitale objecten aanwezig (bijvoorbeeld hogedruk transportleidingen), waarvan de
gevolgen mogelijk worden onderschat of eveneens geheel niet zijn meegenomen. Op basis van
een gevoeligheidsanalyse, naar aanleiding van het ontbreken van de aardgaslocaties in de
analyse van de gevolgen, blijkt dat rekening moet worden gehouden met een aanzienlijke
onderschatting van het overstromingsrisico. De onderschatting is afhankelijk van de hoogte van
de directe en indirecte schade en bedraagt maximaal een factor twee van het berekende
economisch risico.



QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
16 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
Overstromingsrisico
Door de berekende kansen op de verschillende overstromingsscenarios te combineren met de
resultaten van de uitgevoerde overstromingsberekeningen, is het overstromingsrisico berekend.
Daarbij is zowel gekeken naar het economisch risico als het slachtofferrisico.

Het lokaal individueel risico is voor een groot deel van het dijkringgebied, met name in het
oosten van de dijkring, groter dan 1/100.000 (10
-5
) per jaar.

Door het verbeteren van enkele HWBP2 en nHWBP trajecten (19 km) in combinatie met een
indicatieve reductie van 20% op het verval in verband met een tijdsafhankelijk effect op piping
voor dijkvakken aan de Waddenzee (getijdewater), reduceert de faalkans van dijkring 6 tot
circa 1/175 per jaar. De verwachtingswaarden van het economisch risico en het slachtofferrisico
nemen sterk af (van 124 miljoen/jaar naar 22 miljoen/jaar, en van 6,7 naar 1,2
slachtoffers/jaar). Het lokaal individueel risico neemt eveneens af. Het aandeel van de klasse
groter dan 1/100.000 per jaar (10
-5
) neemt sterk af.


Figuur 3-1: LIR in de referentie situatie (links) en rechts na verbetering van een aantal HWBP2 en nHWBP
vakken inclusief tijdsafhankelijkheid piping.

3.6 Studie Meerlaagsveiligheid Eemsdelta
(HKV lijn in water in opdracht van Provincie Groningen)
De Eemsdelta-studie betreft een lopend project. Op donderdag 22 november 2011 is ten
kantore van Waterschap Noorderzijlvest de eerste proeftuin voor de inrichting van de driehoek
Groningen, Delfzijl, Eemshaven gehouden, inclusief de buitendijkse gebieden bij Eemshaven en
Delfzijl.
De proeftuin is georganiseerd door de provincie Groningen in samenwerking met het waterschap
en het Deltaprogramma Wadden. Het doel van de proeftuin was te komen tot vergroting van de
veiligheid in het beschouwde gebied, door het definiren van maatregelen in laag 1 (preventie),
laag 2 (ruimtelijke ordening) en laag 3 (rampenbeheersing) van de meerlaagsveiligheid
benadering.

Ten aanzien van Laag 2/3 is de aanleg van een versterkte kade ten noorden van Eemskanaal
met verkeersweg en natuur genoemd. Ten zuiden van het Eemskanaal bevinden zich veel vitale
installaties van de Gasunie. De bijdrage in het overstromingsrisico voor het gebied ten zuiden
van Eemskanaal neemt af door het ophogen van de noordelijke kering langs het Eemskanaal.
Aangenomen wordt echter dat het overstromingsrisico toch slechts in zeer geringe mate kleiner
wordt als gevolg van de relatief grotere scenariokans op een doorbraak van de Dollard ten
zuiden van Delfzijl.
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 17

Voor de Risicomethode buitendijks geldt dat de component "maatschappelijke ontwrichting" ook
binnendijks van aanvullende waarde zou kunnen zijn, omdat daarmee indirecte schade van
vitale objecten buiten het overstroomd gebied duidelijker meetbaar en zichtbaar is te maken.

Gezien het landelijk belang van de gaswinning mist een grote potentiele schade en risico
component in de berekeningen door het niet meenemen van overstromingsschade aan
gasinstallaties. Dit leidt tot een onderschatting van het risico in de referentie en daarmee het
effect van maatregelen in laag 1 en laag 2 van meerlaagsveiligheid. Het is daarom van groot
belang dat vitale objecten worden toegevoegd aan schadeberekeningen.

Op basis van de resultaten kan worden geconcludeerd dat de kosten het laagst en de
economische doelmatigheid het hoogst is als maatregelen worden genomen in laag 1.
Maatregelen in laag 2 en 3 zijn over het algemeen duurder en minder kostenefficint.

Enkele maatregelen in de tweede laag, met een groot effect, zoals bijvoorbeeld het omkaden
van gasinstallaties of beschermen van de stad Groningen, kunnen echter wel rendement
opleveren.

3.7 Overstromingsberekeningen dijkring 6 voor VNK2
(Maaskant et. al. (2012))
In het kader van VNK2 is een nieuwe set aan overstromingsberekeningen gemaakt. Hierbij is
voornamelijk gekeken naar de effecten van meerdere bressen binnen lange ringdelen. Dit
resulteerde voor meerdere ringdelen in significant grotere gevolgen. Deze grotere gevolgen
laten zien dat een eventuele doorbraak van het primaire systeem tot extreem grote gevolgen
zal leiden. Dit laat zien dat het voorkomen van een overstroming een zeer belangrijk
aandachtspunt is.

Deze overstromingsberekeningen geven ook inzicht in de beschikbaarheid van infrastructuur bij
mogelijke scenarios en het geeft inzicht in het potentieel overstroombaar gebied zodat bekeken
kan worden welke vitale infrastructuur bedreigd wordt bij een eventuele overstroming. In
onderstaande figuur is weergegeven wat het potentiele overstroombare gebied is van dijkring 6
en hoe het wegennetwerk (snelwegen en provinciale wegen) hieronder ligt. Hier en daar is nog
een weg beschikbaar maar het overgrote deel van de wegen ligt potentieel onder water. Extra
aandacht dient ook besteedt te worden aan de aanwezige aquaducten in het wegennetwerk. De
nieuwe overstromingsberekeningen geven een groter overstromingsbereik waardoor er mogelijk
meerdere aquaducten onder water lopen. Ook al ligt een weg niet direct onder water kan het
toch zo zijn dat een weg niet beschikbaar is vanwege het vollopen van een aquaduct. Dit zal
zowel effect hebben op de aanvoer van hulp als de evacuatie van mensen na een dijkdoorbraak.
De beschikbaarheid van de wegen is wel afhankelijk van de breslocatie. Zo zal de ene
breslocatie voor een veel groter overstroomd oppervlak zorgen dan een andere locatie.





QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
18 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER

Figuur 3-2: Overzicht worstcase scenario inclusief wegennetwerk.

3.8 Rapportage regionaal risicoprofiel voor
veiligheidsregio Frysln
(Veiligheidsregio Friesland. (2010))
Gezien de provincie Friesland binnen het studiegebied van Deltaprogramma Waddengebied valt,
wordt deze meegenomen in deze QuickScan.
Bij vitale infrastructuur gaat het om producten, diensten en de onderliggende processen die, als
zij uitvallen, maatschappelijke ontwrichting kunnen veroorzaken. Dat kan zijn omdat er sprake
is van veel slachtoffers en grote economische schade, dan wel wanneer het herstel zeer lang
gaat duren en er geen rele alternatieven voorhanden zijn, terwijl deze producten en diensten
onmisbaar zijn.
Uit het risicoprofiel van de provincie Friesland is het risicodiagram opgenomen en weergegeven
in Figuur 3-3.
Op de verticale as van dit diagram is de impact weergegeven. De maximale waarde van deze as
is gelijk aan een scenario dat op alle criteria een E scoort (hoogste score). Op de horizontale as
van het diagram is de waarschijnlijkheid uitgezet. Het diagram maakt inzichtelijk waar
scenarios zich bevinden met een hoge impact op vitale belangen en met een hoge
waarschijnlijkheid van daadwerkelijk optreden. Deze incidentscenarios verdienen uiteraard
meer aandacht dan scenarios met een lage impact en lage waarschijnlijkheid.

april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 19

Figuur 3-3: risicodiagram voor de provincie Friesland (Risicoprofiel Frysln, 2011).
3.9 Onderzoek slaperdijken huidig waterkerend
vermogen en mogelijke maatregelen
(Royal Haskoning (2011))
In 2006 zijn met het overstromingsmodel dijkring 6 berekeningen uitgevoerd. Doel was het
bepalen van het overstromingsverloop en de gevolgen na een doorbraak in de primaire kering.
Hieruit is gebleken dat de slaperdijken een belangrijke functie kunnen hebben bij het beperken
van de effecten van een doorbraak van de primaire kering. Belangrijke kanttekening hierbij is
dat de analyse is uitgevoerd met de oude overstromingsberekeningen en niet met de nieuwe
die in het kader van VNK2 zijn doorgerekend.
Uit de studie is gebleken dat het investeren in het op norm hoogte brengen van de slaperdijken
niet rendabel is. Het is op basis van de uitgevoerde studie aan te bevelen om het huidige beleid
er op te richten om op zijn minst de waterkerende functie van de slaperdijken te behouden en
geen verdere degradatie toe te staan.

3.10 Evacuatieschattingen Nederland (Maaskant et al. (2009))
Evacuatieschattingen Nederland en het effect van
investeringen (Kolen en Terpstra (2012))
In de studie is onderzoek gedaan naar de vraag of het zinvol is om te investeren in de
rampenbeheersing bij overstromingen. In de studie is gekeken naar evacuatiefracties
(percentage mensen dat kan evacueren naar veilig gebied; de baten) en mogelijke
investeringen om evacuatiefracties te verhogen (de kosten). In de huidige situatie is de
evacuatiefractie voor Friesland en Groningen geschat op ongeveer 40%. Voor Noord-Holland ligt
QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
20 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
de schatting voor de evacuatiefractie op ongeveer 10-15%. Deze schattingen komen goed
overeen met eerder onderzoek in het kader van WV21.
2
Er zijn geen schattingen gemaakt voor
de evacuatiefractie op de Waddeneilanden.

Door te investeren in de organisatorische voorbereiding op overstromingen kan de beschikbare
tijd voor evacuaties toenemen (bv., verbeterde voorspelmodellen en beslisprocedures). Tabel
3-1 geeft een overzicht voor de verwachte effecten op de evacuatiefractie. Voor Groningen en
Friesland geldt dat de evacuatiefractie kan toenemen tot ongeveer 55%, wanneer de evacuatie
een dag eerder zou starten (Best Case, het meest gunstige scenario). Uit gevoeligheidsanalyses
blijkt dat de toename in de evacuatiefractie vooral wordt bepaald door een toename in de
beschikbare tijd. Dat wil zeggen, investeringen die leiden tot een toename van de beschikbare
hebben een groter effect op de evacuatiefractie dan investeringen in de wegen- en
hulpverleningscapaciteit. Bovendien zijn investeringen in de wegen- en hulpverleningscapaciteit
relatief duur.

Huidige situatie
Huidige situatie
+ 1 dag extra
Tussenvariant
Huidige situatie
+ 1 dag extra
Best Case
Friesland en Groningen 37% 45% 54%
Noord- en Zuid-Holland 12% 19% 26%
Tabel 3-1: evacuatiefracties

3.11 Publieke percepties van het risico op overstromen
vanuit de Waddenzee
(Terpstra en Gutteling (2007))
In het rapport is onderzoek gedaan naar risicopercepties ten aanzien van overstromingen, in de
Friese gemeenten Ferwerderadeel en Dongeradeel. Het onderzoek werd uitgevoerd naar
aanleiding van de ambitie om de organisatorische voorbereiding op een overstroming, zoals doe
werd verwoord in het kabinetsstandpunt.
3
In dit standpunt werd tevens verwoord dat met
gebruik van risicocommunicatie de bevolking bewuster zal worden gemaakt van
overstromingsrisicos, teneinde mensen beter voorbereid te laten zijn op een overstroming. In
het kader van dit onderzoek werd een internetvragenlijst ingevuld door 658 huishoudens.
Gemiddeld genomen bleek de risicoperceptie laag te zijn. Echter, ten opzichte van andere
risicos die zich in Nederland kunnen manifesteren (kernramp, ziektegolf, economische recessie
en wateroverlast) nam het risico van een overstroming geen afwijkende positie in. Alleen de
risicoperceptie van klimaatverandering was duidelijk hoger.

De lage risicoperceptie kon verklaard worden door verschillende factoren, bijvoorbeeld doordat
respondenten zich weinig zorgen maakten over het overstromingsrisico en doordat een
overstroming niet erg waarschijnlijk werd geacht. Risicopercepties hingen bovendien sterk
(omgekeerd) samen met het vertrouwen in het waterbeheer in Friesland; respondenten met een
hoge risicoperceptie hadden vaak minder vertrouwen in zowel de expertise als de
geloofwaardigheid van de organisaties die zijn betrokken bij het waterbeheer in Friesland.
Gemiddeld genomen was het vertrouwen in de expertise redelijk groot, en was er in iets
mindere mate vertrouwen in de geloofwaardigheid van de waterbeheerders (gedachten over het

2
Maaskant, B., Kolen, B., Jongejan, R., Jonkman, S.N. en Kok, M. (2009). Evacuatieschattingen Nederland.
Lelystad: HKV lijn in water.
3
Kabinetsstandpunt Rampenbeheersing Overstromingen, 2006
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 21
al dan niet achterhouden van belangrijke informatie). Respondenten zagen het voorkomen van
schade aan bezittingen werd vooral als een verantwoordelijkheid van de overheid, terwijl het
vergroten van de eigen zelfredzaamheid werd beoordeeld als een gedeelde
verantwoordelijkheid. Voor beide typen maatregelen bestond enige tot redelijke interesse in
informatie, maar intenties om zelf actief op zoek te gaan naar informatie of om daadwerkelijk
maatregelen te treffen bleven hierbij achter.

3.12 Plan evacuatie en nafase bij grootschalige
overstromingen (TMO Groningen)
In het kader van de TMO is in 2008 een rapport opgesteld met de bevindingen rondom de
uitgevoerde oefeningen met betrekking tot evacuatie en de nafase. Met betrekking tot een
preventieve evacuatie is voor het gebied Groningen het verkeersnetwerk een belangrijk aspect.
Dit bepaald de tijd die nodig is om personen het gebied uit te krijgen. Om 90 procent te
evacueren is tussen de 24 en 48 uur nodig. Voor die tijd dient er wel een beslissing genomen te
zijn tot evacuatie. Het nemen van de beslissing op basis van onzekere informatie blijkt heel
lastig. In de studie is ook een overzicht gemaakt van de gevolgen voor nutsvoorzieningen als,
Drinkwater, Elektriciteit en Gas. Voor de herstelfase is een overzicht gemaakt van de
aandachtspunten en problemen die op kunnen treden bij het herstel van de nutsvoorzieningen
en voor herstel van specifieke sectoren. Communicatie is ook een onderdeel waar specifiek naar
gekeken is. Belangrijkste adviezen op het gebied van communicatie zijn onder meer: het
planvormingstraject helpt omdat denkstappen zijn gezet en contacten zijn gelegd, formele
processen kunnen besluitvorming hinderen maar zijn wel essentieel voor de duidelijkheid, media
is de belangrijkste weg waarlangs burgers genformeerd worden.





april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 23
4 Vitale infrastructuur
4.1 Analyse bescherming vitale infrastructuur
(Rijksoverheid (2010))
Om de vitale infrastructuur adequaat te beschermen is het ten eerste van belang om te weten
wat het is en welke partijen betrokken zijn. Vitale infrastructuren zijn die producten, diensten
en processen die, als zij uitvallen, maatschappelijke of economische ontwrichting van (inter-)
nationale omvang kunnen veroorzaken, doordat er veel slachtoffers kunnen vallen en/of omdat
het herstel zeer lang gaat duren en er geen rele alternatievenvoorhanden zijn, terwijl we deze
producten en diensten niet kunnen missen.

Bij de bescherming van de vitale infrastructuur zijn een groot aantal partijen betrokken.
Deze partijen zijn binnen Nederland op hoofdlijnen in te delen in de volgende categorien:
eigenaren en beheerders van de vitale infrastructuur (privaat en publiek);
medeoverheden, waaronder politie- en veiligheidsregios;
nationale overheid.

4.2 Vermindering kwetsbaarheid overstromingen
(Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (Nibra) en HKV lijn in water (2007))
In dit rapport wordt ingegaan op de impact die wordt veroorzaakt door het falen van objecten in
geval van een overstroming. De schade van objecten door een overstroming is afhankelijk van
de waterdiepte, de stroomsnelheid, de stijgsnelheid, de omvang van de overstroming, en de
duur van overstroming. Daarnaast hangt deze ook af van de lokale omstandigheden van de
objecten en het landgebruik rondom (zoals stedelijk infrastructuur, natuurgebieden, landbouw,
etc.) de objecten.

Het rapport geeft in een samenvattende tabel per sector aan wat de gevolgen zijn voor mens en
milieu. Voor de QuickScan Deltaprogramma Waddengebied is deze tabel uitgebreid en
weergegeven in bijlage A. De tabel geeft een indeling in tien vitale sectoren met een
classificering van de gevolgen. Een indeling van de vitale infrastructuur in klassen geeft een
indicatie van de mogelijke gevolgen bij uitval, in termen van impact buiten het
overstromingsgebied.

4.3 Ligging vitale en kwetsbare infrastructuur
In onderstaande figuren is een overzicht gegeven van de verschillende type infrastructuur die
mogelijk als kwetsbaar of vitaal kunnen worden bestempeld.
QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
24 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER

Figuur 4-1: Overzicht worstcase scenario inclusief kwetsbare objecten.

Figuur 4-2: Overzicht worstcase scenario inclusief vitale objecten.

april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 25
5 Resultaten expertbijeenkomst
5.1 Inleiding
Op 27 maart heeft een expertbijeenkomst plaatsgevonden waarbij de resultaten uit deze studie
zijn besproken met experts die betrokken zijn bij het Deltaprogramma Waddengebied. In bijlage
D is een overzicht opgenomen van de deelnemers. In de bijeenkomst zijn de resultaten van het
onderzoek teruggekoppeld, en is aan de hand van een zestal stellingen gediscussieerd over de
uitkomsten. Aan de deelnemers is gevraagd om voor of tegen de stelling te stemmen en om
hierbij een toelichting te geven. Vervolgens zijn de uitkomsten van dit proces voor iedere
stelling plenair besproken. In de volgende paragraaf zijn per stelling de resultaten van de
bijeenkomst opgenomen.

5.2 Resultaten per stelling
Stelling 1: dijkring 6 leent zich bij uitstek voor differentiatie van overstromingskansen
langs de dijkring zodat het risico in het gebied gelijkmatiger wordt.
De stelling dat dijkring 6 zich uitstekend leent voor differentiatie van de norm voor
overstromingskansen (waarbij verschillende ringdelen dus op een andere overstromingskans
worden ontworpen en beoordeeld) kon op brede steun rekenen onder de deelnemers. Het
voornaamste argument is dat dijkring 6 een groot gebied omvat met veel variatie in het
schaderisico en het LIR. Door normering van dijken af te stemmen op gebiedsfuncties en
bewoning kan het risico kosteneffectiever (of doelmatiger) beheerst worden.
En deelnemer was het oneens met de stelling, omdat er zich relatief weinig rode functies
(bebouwing) direct achter de dijk bevinden; de vraag is dus wat het precieze effect is van
normdifferentiatie. Dit punt hangt samen met drie andere kennisvragen die werden gesteld. Ten
eerste, specifiek met betrekking tot de opgave voor het LIR, is het de vraag welke investeringen
nodig zijn om te zorgen dat overal wordt voldaan aan LIR 10
-5
per jaar (richtpunt voor
basisveiligheid)? Ten tweede wat is, vanuit een pragmatisch oogpunt, het wenselijke
schaalniveau voor normdifferentiatie? Ten derde, welke rol kunnen de aanwezige slaperdijken
vervullen in de discussie rondom normdifferentiatie?
Stelling 2: MLV biedt alleen kansen voor gericht lokaal maatwerk.
Ongeveer de helft van de deelnemers was het eens, en de andere helft oneens met deze
stelling. Onder enkele van de voorstanders heerste de opvatting dat er slechts beperkt kansen
zijn voor laag 2 (ruimtelijke in richting) en laag 3 (rampenbeheersing) maatregelenen. Toch
plaatsten enkele voorstanders ook een kanttekening. En deelnemer maakte onderscheid tussen
de waddeneilanden en de vaste wal, waarbij er vooral op de waddeneilanden kansen werden
gezien voor lokaal maatwerk. Een ander was van mening dat laag 2 maatregelen alleen voor
lokaal maatwerk geschikt zijn, maar dat laag 3 maatregelen ook in de gehele dijkring kunnen
worden ingezet om het risico te reduceren. Dit laatste punt vond ook weerklank onder
tegenstanders van de stelling (altijd nadenken over rampenbeheersing). Andere tegenstanders
deden de suggestie landelijk compartimenteringsbeleid af te spreken of bedrijfsleven te
betrekken bij het ontwerpen van maatregelen om zichzelf beter te beschermen.
QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
26 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
Stelling 3: rekening houden met evacuatie in de normstelling is een goed
uitgangspunt.
Deze stelling had evenveel voor als tegenstanders. De voorstanders legden deze stelling op
twee verschillende manieren uit. Enerzijds kunnen door middel van evacuatie slachtoffers
worden voorkomen zodat je kunt besparen op overbodige laag 1 en laag 2 maatregelen,
anderzijds zijn er in kustgebieden slechts beperkte evacuatiemogelijkheden op grond waarvan
juist gepleit kan worden voor strengere normen in de beide andere lagen.
De tegenstanders droegen eveneens verschillende argumenten aan. Zo zouden mogelijkheden
voor evacuatie niet als excuus gebruikt moeten worden om te bezuinigen op preventie
maatregelen (laag 1). Evacueren werd ook gezien als een strategie met een onzekere uitkomst
die per situatie sterk kan verschillen (bv., voorspeltijd, overdag of s nachts), sterk van
menselijke factoren afhankelijk is (bv., een bestuurder dient op tijd te beslissen) en waarvoor
thans weinig aandacht is bij de veiligheidsregios. Met andere woorden, rampenbeheersing biedt
kansen, maar het zou onwenselijk zijn om er lokaal rekening mee houden in de normstelling
voor waterkeringen. Een eis aan rampenbeheersing zou dan niet moeten suggereren dat
evacuatie geheel mogelijk is, een eis aan de voorbereiding op evacueren die laat zien dan een
deel kan evacueren vond wel bijstand.
Uiteindelijk was het meeste consensus dat eisen aan evacueren noodzakelijk zijn om de
voorbereiding vorm te geven, echter deze eis moet niet suggereren dat evacueren altijd loont
en niet gezien worden als een alternatief voor normverlaging voor waterkeringen.
Stelling 4: het explicieter meenemen van vitale infrastructuur leidt niet tot
aanvullende inzichten in de normstelling voor waterkeringen (uitgaande van 10
Miljard als bovengrens)
De deelnemers waren het in grote getale oneens met deze stelling. Er waren twee
overwegingen. De eerste overweging was een economische redenering waarbij het nauwelijks
(uitzonderingen daargelaten) loont om het risico voor deze objecten te verlagen omdat het niet
leidt tot een andere normstelling.
In de tweede overweging vond men dat de vitale infrastructuur een te belangrijk onderwerp was
om onbelicht te laten. Door de vitale infrastructuur expliciet mee te nemen ontstaat er inzicht in
de kwetsbaarheid van de energievoorziening voor grote gebieden; meer onderzoek naar de
kwetsbaarheid en de gewenste bescherming werd nodig geacht. Indirecte economische schade
en met name maatschappelijke ontwrichting zijn hierin belangrijke aspecten. Dit impliceert dat
er juist ook gezocht zou moeten worden naar beschermingsmaatregelen in laag 2 en 3. Het gaat
er dan juist om, om deze effecten te voorkomen als een kering faalt. Daarom gaat het ook om
aanvullende maatregelen naast preventie en niet om het effect te verdisconteren in een
beschermingsnorm. Ook werd de vraag gesteld of het wenselijk is om, gegeven het
maatschappelijk belang, de bescherming van de vitale infrastructuur over te laten aan private
partijen.
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 27
Stelling 5: we kunnen er niet op vertrouwen dat lokaal goed beschermde vitale &
kwetsbare objecten blijven functioneren door problemen elders.
Alle deelnemers waren het eens met deze stelling. Het is aannemelijk dat vitale infrastructuur
uitvalt, maar daarmee is het niet gezegd dat uitval van de vitale infrastructuur acceptabel is. De
heersende perceptie was dat het niet alleen gaat om de objecten, maar vooral om de netwerken
die de vitale infrastructuur kwetsbaar maken. Bijvoorbeeld, kabels en leidingen zullen bij een
overstroming opdrijven. Netwerken (inclusief de organisatie en logistiek) zijn kwetsbaar en de
keten zit te gecompliceerd in elkaar. Er werd daarom gepleit voor een ketenanalyse zodat er
een beter beeld ontstaat over de manier waarop de complexiteit en kwetsbaarheid kunnen
worden verkleind. De suggestie werd gedaan om het probleem met netwerkbeheerders en
gasbeheerders verder uit te werken en explicieter te maken, in de praktijk is hier veel
weerstand tegen.
Stelling 6: de waddeneilanden zijn zelfredzame eilanden
De reacties op deze stelling leverden een divers beeld op. De stelling kent iets meer voor- dan
tegenstanders. De tegenstanders van de stelling merken op dat woonkernen en materialen in
laag gelegen delen liggen, dat de veerkaden moeilijk toegankelijk zijn. De voorstanders wijzen
erop dat er wel aan een aantal voorwaarden voldaan moet worden, zo zou een kade ook
geschikt kunnen worden gemaakt dat die na een overstroming als aanlegplek nog bruikbaar is.
Op de eilanden zijn mensen meer op zichzelf aangewezen dan op het vaste land omdat de
evacuatiemogelijkheden van het eiland af beperkt zijn. De vraag is echter wat het
handelingsperspectief precies is. Met harde wind en lage temperaturen biedt kamperen in de
duinen geen goed perspectief. Een veelgenoemd punt is mensen voor een aantal dagen
zelfredzaam kunnen zijn, maar dat er vervolgens wel hulp van buitenaf nodig is. Hulp van
buitenaf is nodig, bijvoorbeeld door voedseldroppings (net als in 1953). Naast de vaste
eilandbewoners zijn de toeristen een kwetsbare groep.
QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
28 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
6 Discussie
Voor het Deltaprogramma Wadden is een QuickScan uitgevoerd naar de mogelijkheden van
meerlaagsveiligheid. Hierbij is gebruik gemaakt van beschikbare literatuur op het gebied van
meerlaagsveiligheid en is input verkregen uit de regio door middel van verschillende interviews
met Provincies, Waterschappen en Veiligheidsregios. In dit hoofdstuk zal op basis van de
literatuurstudie en interviews een overzicht worden gegeven van de interessante mogelijkheden
die verder uitgewerkt kunnen worden.

Op basis van de gevoerde gesprekken kan geconcludeerd worden dat de veiligheid van het
gebied primair uit de eerste laag moet komen. Voor de Waddeneilanden wordt opgemerkt
dat voor de veiligheidsopgave wel naar alle drie de lagen gelijktijdig gekeken moet worden.
Buiten de Waddeneilanden zijn de andere twee lagen ondersteunend aan de eerste laag maar
mogen niet ter vervanging van deze laag worden ingezet. Uit de meerlaagsveiligheidstudies die
reeds zijn uitgevoerd blijkt daarnaast ook dat met het oog op kosten-baten de eerste laag het
beste scoort en dat andere waarden geen uitwisseling over de lagen rechtvaardigt.
Een interessant, vanwege doelmatige investeringen voor risicobeheersing, onderwerp dat
binnen de risicobenadering van meerlaagsveiligheid verder uitgezocht kan worden is hoe om te
gaan met differentiatie van kansen langs de dijkring. Deze differentiatie zal leiden tot een
variatie in de overstromingskansen langs de dijkring maar zal tot een kleinere variatie in
overstromingsrisicos in het gebied leiden. Er zitten namelijk grote verschillen in optredende
gevolgen bij een eventuele dijkdoorbraak in het gebied Friesland Groningen, door middel van
normdifferentiatie zou de veiligheid in het gebied vergoot kunnen worden zonder een te grote
overinvestering te doen.

Vitale infrastructuur is voornamelijk voor het gebied in de provincie Groningen een belangrijk
aandachtspunt. Het beter in beeld krijgen van de directe en indirecte schade en de
maatschappelijke impact door uitval van bijvoorbeeld de gaswininstallaties kan een belangrijke
bijdrage leveren aan het inzicht in de gevolgen van een overstroming. Alleen bij een extreem
grote schade, als de bovengrens van uitval van de gaswinning zal tot andere effect hebben op
de optimale veiligheidsnormen die binnen WV21 zijn bepaald. Een andere benadering is
echter om de vitale objecten beter te beschermen omdat juist bij een overstroming uitval niet,
of minder snel, is gewenst. Dat betekent dat juist geen maatregelen aan de kering maar aan, of
rondom het object gewenst zijn.
Binnen meerlaagsveiligheid zou onderzocht kunnen worden wat de eventuele mogelijkheden zijn
om de essentile locaties lokaal te beschermen. Hierbij is een belangrijke vraag waar een
dergelijke locatie van afhankelijk is en in welke mate de levering van diensten nog is
gegarandeerd. Als de locatie wel beschermd is maar niet de benodigde voorzieningen of
netwerken om te leveren krijgt dan valt deze alsnog uit. Verder is naast de directe en indirecte
schade ook maatschappelijke ontwrichting een belangrijk aspect. Als er door uitvallen van de
installaties gedurende een lange periode problemen zijn met de nutsvoorzieningen waardoor
mensen zonder gas en elektriciteit zitten zou het aantal getroffenen ook een maat kunnen zijn
om de ernst van het uitvallen uit te drukken.

Een ander aspect dat invloed heeft op de optimale overstromingskans zijn de nieuwe
overstromingsberekeningen voor Friesland en Groningen (paragraaf 3.7). De gevolgen in
termen van schade en slachtoffers zijn groter dan de gevolgberekeningen die bij de bepaling
van de optimale overstromingskans zijn gebruikt.
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 29
Ander belangrijk verschil is het overstroomd oppervlak en daarmee het potentieel
overstroombaar gebied, dit is bij de nieuwe berekeningen significant groter.
Een eerste eenvoudige analyse laat zien dat voor het Waddengebied en het IJsselmeergebied de
optimale kansen respectievelijk een factor 3 en 5 strenger worden. Voor het Waddengebied
liggen deze kansen net op de grens van de bandbreedte die binnen de kosten-batenanalyse in
een gevoeligheidsanalyse zijn bepaald. Hierin is echter nog geen rekening gehouden met de
gaswininstallaties in Groningen, als deze wel worden meegenomen ligt de nieuwe optimale kans
voor dat deel van de dijkring wel buiten de bandbreedte. Voor het IJsselmeergebid is de
verwachting dan de nieuwe optimale norm wel buiten de bandbreedte van de kosten-baten
analyse ligt.

De meerlaagsveiligheidslagen 2 en 3 zijn voor het Deltaprogramma Waddengebied gebied
ondersteunend aan de eerste laag. Als vervolgstap zou het aan te bevelen zijn een visie uit te
werken over hoe om te gaan met laag 2 en 3 waarin aandacht besteedt wordt aan de
mogelijkheden en onmogelijkheden van deze twee lagen. Onderdelen die op basis van het
literatuuronderzoek en de interviews een plek zouden moeten krijgen zijn:

De mogelijkheden van de bijdrage die de lagen 2 en 3 kunnen leveren aan de veiligheid
op de Waddeneilanden. Inwoners van de eilanden zijn niet tijdig naar het vaste land
te evacueren dus is opvang op het eiland noodzakelijk. Dit geldt voor de bewoners en
de toeristen. De mogelijke maatregelen die daar getroffen kunnen worden zullen zich
met name moeten richten op slachtofferreductie en niet op schadereductie. De komende
pilot West-Terschelling zou meer inzicht kunnen verschaffen over de mogelijkheden op
de Waddeneilanden.
Binnen de gevolgbepalingen (schade en slachtoffers) en risicoberekeningen die ten
grondslag liggen aan de nieuwe normstellig wordt uitgegaan van een bepaalde
verwachtingswaarde van de inwoners dat preventief gevacueerd kan worden. Voor
Friesland en Groningen ligt dat percentage op ongeveer 40 procent. Als dit percentage
een onderdeel is bij de vaststelling van de normhoogtes dan dient dit percentage ook
gehaald te worden. Dit vraagt dan om resultaatseisen die gesteld moeten worden aan
de rampenplannen. De toetsing op effectiviteit van de rampenplannen wordt nu niet
uitgevoerd en het is de vraag in hoeverre dit percentage haalbaar is en hoe dit
vervolgens getoetst gaat worden. Dit is een belangrijke vraag die in samenwerking met
de veiligheidsregios opgepakt moet worden om te bekijken wat de haalbaarheid is van
dit percentage en als dit percentage niet haalbaar is wat dan wel mogelijk is en ook of
er verbeteringen mogelijk zijn.
Een andere optie zou zijn om in de normstelling niet van dit percentage uit te gaan
maar preventieve evacuatie te zien als bonus maatregel die je zou kunnen nemen om
het risico te reduceren. De optimale overstromingskans zou dan kleiner worden omdat
bij het bepalen van die kans uitgegaan is van potentieel meer slachtoffers. Op basis van
de slachtofferberekeningen exclusief evacuatie zou de invloed op de optimale norm
onderzocht moeten worden.
Voor de hulpverlening na een dijkdoorbraak is het belangrijk informatie hebben over de
beschikbaarheid van het wegennetwerk. Bij een overstroming zullen namelijk diverse
wegen onder water staan en niet beschikbaar zijn.


QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied april 2013
30 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
Belangrijk aandachtspunt is hierbij de aanwezigheid van aquaducten die mogelijk onder
water staan waardoor de weg afgesloten is, de weg hoeft zelf dus niet perse onder
water te staan om toch onbruikbaar te zijn.
Hoe moet worden omgegaan met de slaperdijken. In een uitgevoerde studie naar de
invloed van de slaperdijken is geconcludeerd dat de slaperdijken een mogelijk positief
effect kunnen hebben op de beperking van de gevolgen. Er werd geadviseerd om de
bestaande slaperdijken in ieder geval in hun huidige staat te handhaven. Nieuwe
inzichten in de overstromingsscenarios kunnen mogelijk leiden tot een ander inzicht.
In de visie duidelijk neer zetten wat je wel en niet wil om latere discussies te
voorkomen. Zo is in interviews gesteld dat de tweede en derde laag niet de eerste laag
mogen gaan vervangen maar wel aanvullen. Preventie blijft de belangrijkste pijler. Dit
zou een belangrijk onderdeel kunnen zijn van de visie op de tweede en derde laag.
Daarnaast zitten er grenzen aan de mogelijkheden om in de tweede en derde laag het
risico te verlagen gegeven een overstromingskans. Als er bijvoorbeeld standaard wordt
uitgegaan van een preventieve evacuatie van 40 procent en je wilt het slachtofferrisico
met een factor 10 verlagen door in te zetten op laag 3 dan moet het gewenste
evacuatiepercentage naar 94 procent gaan. Dit is in de praktijk onhaalbaar door
bijvoorbeeld onverwachte gebeurtenissen en dat een deel van de bevolking de
instructies van de overheid niet zal opvolgen. In samenwerking met de veiligheidsregio
zal bekeken moeten worden wat haalbaar is op het gebied van rampenbestrijding in het
gebied.
Schaalniveaus zijn voor alle lagen belangrijk. Zo is voor laag 1 het schaalniveau van
normdifferentiatie een interessant aspect. Voor laag 2 blijkt uit verschillende studies dat
grootschalige toepassing van laag 2 met flinke investeringen niet rendabel is en dat met
name de uitzonderingssituaties efficint zouden kunnen zijn. Voor laag 3 blijkt dat met
kleine investeringen in bewustwording, zelfredzaamheid en communicatieverbetering
efficint kunnen zijn in het reduceren van het slachtofferrisico voor het hele gebied.
Lokaal is het mogelijk om bestaande bouw voor laag 3 als shelter aan te merken.
Naast het opstellen van een visie op de tweede en derde laag is het verder onderzoeken naar de
effecten van maatregelen een belangrijke aanbeveling. In de huidige afwegingsmethoden
worden baten, anders dan de risicos en kosten, kwalitatief beschouwd. Deze andere baten als,
natuur, landschap, ruimtelijke kwaliteit, etc., zouden kwantitatiever meegenomen moeten
worden in de afweging.
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 31
7 Aanbevelingen
Op basis van het discussiehoofdstuk zijn de volgende punten aan te bevelen om de ontbrekende
kennis en inzichten te verkrijgen waardoor beter onderbouwde keuzes gemaakt kunnen worden.

Aanbevolen wordt om op verschillende schaalniveaus, bijvoorbeeld: IJsselmeer-
Waddenzee, Provincieniveau, Waterschapniveau, dijkvakniveau inzichtelijk te maken
wat het aantal te versterken kilometers zijn om aan bepaalde eisen te voldoen. Deze
eisen kunnen zijn op dijkniveau (overstromingskans 1/4.000 per jaar voor een bepaald
traject of hele dijkring) of op risiconiveau (LIR 10
-5
per jaar) waarbij dit dan
terugvertaald wordt naar een kans op dijkniveau.

Maak inzichtelijk wat de keteneffecten van het uitvallen van de installaties zijn en wat er
allemaal nodig is om het uitvallen te voorkomen en of het wenselijk is om dit in de norm
te verdisconteren of dat er lokaal extra maatregelen nodig zijn.

In deze studie is een verkenning gedaan naar de invloed van de vitale infrastructuur op
de optimale norm. Het nader uitwerken van de omvang van de indirecte schade en
daarmee de invloed op de optimale kans wordt aanbevolen.

Stel een visie op over hoe moet worden omgegaan met laag 2 en 3, hierin moet aan-
dacht besteedt worden aan de mogelijkheden en onmogelijkheden van deze twee lagen.

Bekijk voor de Waddeneilanden in hoeverre de eilanden zelfredzame eilanden kunnen
worden. Dit moet dan met name worden gericht op het reduceren van het
slachtofferrisico.

In de huidige risicoanalyses wordt uitgegaan van preventieve evacuatie, voor het gebied
Friesland Groningen wordt uitgegaan van 40 procent. In samenwerking met de
veiligheidsregios moet worden bekeken in hoeverre dit haalbaar wordt geacht en wat er
nodig is om dit percentage te halen en mogelijk te verbeteren door middel van
bijvoorbeeld verticaal evacueren.

Op basis van de nieuwe overstromingsberekeningen moet bij verschillende scenarios
onderzocht worden welke wegen nog beschikbaar zijn voor hulptoevoer. Door
verschillende scenarios langs de dijkring te beschouwen kan er bij een eventuele ramp
geanticipeerd worden over de nog beschikbare routes voor hulptoevoer.

Het is aan te bevelen om op basis van de nieuwe overstromingsscenarios het nut van
de slaperdijken nader te onderzoeken. De uitkomsten hiervan zouden een plaats kunnen
krijgen in de visie over hoe de slaperdijken beheerd moeten worden, onder andere met
betrekking tot vergunningen en handhaving.

In de huidige afwegingsmethoden worden baten als de risicos en kosten kwantitatief
beschouwd. Andere baten als, natuur, landschap, ruimtelijke kwaliteit, etc., moeten bij
de afweging in eerste instantie kwalitatief beschouwd worden. Een vervolgstap zou een
kwantitatieve beschouwing van de andere waarden kunnen zijn. Hiervoor zou een
kwantitatief afwegingskader opgesteld moeten worden.
april 2013 QuickScan 2e en 3e laag Waddengebied
HKV LIJN IN WATER PR2498.10 33
8 Referenties
Deltares (2011). Analyse van slachtofferrisico's Waterveiligheid 21e eeuw.

Deltares (2011). Maatschappelijke kosten-batenanalyse Waterveiligheid 21e eeuw.

ENW - Expertisenetwerk Waterveiligheid (2012). Meerlaagsveiligheid nuchter bekeken. Delft.

HKV lijn in water (lopend project). Studie Meerlaagsveiligheid Eemsdelta. In opdracht van
Provincie Groningen

Kolen, B. en Terpstra, T. (2012). Evacuatieschattingen Nederland en het effect van
investeringen. Globale inventarisatie kosten en baten van rampenbeheersing bij
overstromingen. In opdracht van Deltares. HKV Lijn in water: Lelystad.

Kolen, B. en Kok, M. (2011). Basisvisie afwegingsmethodiek voor meerlaagsveiligheid. In
opdracht van STOWA. Amersfoort: STOWA

Maaskant, B., M. Zethof (2012). Overstromingsberekeningen dijkring 6 voor VNK2. HKV Lijn in
water: Lelystad.

Maaskant, B., B. Kolen, R.B. Jongejan, S.N. Jonkman, Kok, M. (2009). Evacuatieschattingen
Nederland. HKV Lijn in water: Lelystad.

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (Nibra) en HKV Lijn in water (2007). Vermindering
kwetsbaarheid overstromingen.

Oranjewoud en HKV lijn in water (2011). Syntheserapport Gebiedspilots Meerlaagsveiligheid. In
opdracht van Rijkswaterstaat Waterdienst.

Rijksoverheid (2010). Analyse bescherming vitale infrastructuur

Royal Haskoning (2011). Onderzoek slaperdijken huidig waterkerend vermogen en mogelijke
maatregelen

Terpstra, T. en J. M. Gutteling (2007). Publieke percepties van het risico op overstromen vanuit
de Waddenzee. Verslag van dataverzameling onder huishoudens in de Friese Gemeenten
Ferwerderadeel en Dongeradeel in december 2006. Enschede, Universiteit Twente.

TMO Groningen (2008). Plan evacuatie en nafase bij grootschalige overstromingen

Veiligheidsregio Friesland (2010). Rapportage regionaal risicoprofiel voor veiligheidsregio
Frysln





HKV LIJN IN WATER PR2498.10 35














Bijlagen


HKV LIJN IN WATER PR2498.10 37

Bijlage A: Overzicht ringdelen en gevolgen per
ringdeel

Dijkringdeel Doorbraakscenario
6-1 20_Lauwersmeer_4bressen_tp+1d


Dijkringdeel Doorbraakscenario
6-2
21_Kloosterburen_3bressen_tp+1d
22_Homanpolder_2bressen_tp+1d
23_Warffum_2bressen_tp+1d
24_Lauwerpolder_1bres_tp+1d
25_West_v_Eemshaven_4bressen_tp+1d
26_Oudeschip_3bressen_tp+1d
27_Holwierde_4bressen_tp+1d
28_Borgsweer_4bressen_tp+1d
29_Woldendorp_1bres_tp+1d
30_Carelcoenraadpolder_3bressen_tp+1d
31_West_v_NieuweStatenzijl_1bres_tp+1d

Dijkringdeel Doorbraakscenario
6-3
13_Dijksterburen_2bressen_tp+1d
14_TjerkHiddesluis_1bres_tp+1d
15_Sexbierum_5bressen_tp+1d
16_Boonweg_5bressen_tp+2d
17_Tempeltje_3bressen_tp+2d
18_Holwerd_3bressen_tp+1d
19_Wierum_4bressen_tp+1d


Dijkringdeel Doorbraakscenario
6-4
1_Lemmer_Riensluis_1bres_tp+1d
2_Lemmer_PMsluis_MP_3bressen_tp+1d_0.2m
4_Stavoren_Wind_3bressen_tp+1d_0.3m
5_Molkwerum_Wind_1bres_tp+1d
6_Hindelopen_1bres_tp+1d
7_WorkumerNieuwland_Wind_1bres_tp+1d
8_SluisWorkum_1bres_tp+1d
8_Workum_Wind_2bressen_tp+1d
9_Gaast_Wind_1bres_tp+1d
10_Sluis_Makkum_1bres_tp+1d
11_Cornwerd_MP_1bres_tp+1d





38 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER

Overzicht gevolgen WV21

Dijk-
ring-
deel Bresnaam
Aantal
slacht-
offers
(excl
evac)
Evacu-
atie
fractie
Aantal
slacht-
offers
(incl
evac)
Schade
(mjn
)
Getroff
enen
Lengte
dijkrin
gdeel
(km)
Condi-
tionele
kans
Weg-
ing
Scena-
rio
6-1 Lauwersmeer 7 0.40 4 258 2877 12.8 1.00 0.6
6-1 Worstcase 7 0.40 4 312 3923 1.00 0.4

6-2 Woldendorp 8 0.40 5 482 5538 4.4 0.05 0.6
6-2 Carel Coenraadpolder 17 0.40 10 509 7611 7.4 0.09 0.6
6-2 West v Nieuwe Statenzijl 20 0.40 12 569 8637 3.5 0.04 0.6
6-2 Kloosterburen 3 0.40 2 224 5880 9.0 0.11 0.6
6-2 Homanpolder 0 0.40 0 46 457 6.6 0.08 0.6
6-2 Warffum 3 0.40 2 167 4540 5.5 0.07 0.6
6-2 Lauwerpolder 3 0.40 2 124 3708 4.4 0.05 0.6
6-2 Westelijk v Eemshaven 1 0.40 1 151 2355 11.0 0.13 0.6
6-2 Oudeschip 2 0.40 1 105 2120 9.8 0.12 0.6
6-2 Holwierde 78 0.40 47 1468 51295 12.7 0.15 0.6
6-2 Borgsweer 8 0.40 5 527 5102 10.6 0.12 0.6
6-2 Worstcase 138 0.40 83 2979 84678 1.00 0.4

6-3 Tsjerk Hiddessluis 18 0.40 11 413 21210 5.4 0.08 0.6
6-3 Wierum Moddergat 7 0.40 4 210 8024 11.6 0.16 0.6
6-3 Boonweg 15 0.40 9 343 8437 17.6 0.25 0.6
6-3 Holwerd 3 0.40 2 149 3921 8.9 0.13 0.6
6-3 Dijksterburen 10 0.40 6 236 10135 6.8 0.09 0.6
6-3 Sexbierum 15 0.40 9 442 17357 12.0 0.17 0.6
6-3 Tempeltje 6 0.40 4 240 8141 9.0 0.13 0.6
6-3 Worstcase 82 0.40 49 1887 67951 1.00 0.4

6-4 Hindelopen 0 0.55 0 29 326 4.7 0.08 0.6
6-4 Stavoren 2 0.55 1 164 2397 19.6 0.32 0.6
6-4 Gaast Piaam 0 0.55 0 42 342 5.9 0.10 0.6
6-4 Prinses Margrietsluis 0 0.55 0 42 532 12.4 0.20 0.6
6-4 Cornwerd 0 0.55 0 39 354 3.4 0.05 0.6
6-4 Molkwerum 0 0.55 0 29 138 5.7 0.09 0.6
6-4 Riensluis 0 0.55 0 37 3297 0.4 0.01 0.6
6-4 Makkum 0 0.55 0 41 2116 1.7 0.03 0.6
6-4 Workum 0 0.55 0 31 268 3.9 0.06 0.6
6-4 Workumer Nieuwland 0 0.55 0 32 186 3.9 0.06 0.6
6-4 Worstcase 4 0.55 2 239 9020 1.00 0.4





HKV LIJN IN WATER PR2498.10 39

Overzicht gevolgen VNK2 o.b.v. nieuwe overstromingsberekeningen met grotere
gevolgen

Dijk-
ring-
deel Bresnaam
Aantal
slacht-
offers
(excl
evac)
Evacu-
atie
fractie
Aantal
slacht-
offers
(incl
evac)
Schade
(mjn
)
Getroff
enen
Lengte
dijkrin
gdeel
(km)
Condi-
tionele
kans
Weg-
ing
Scen-
ario
6-1 lauwersmeer 3 0.40 2 260 2910 12.8 1.00 0.6
6-1 Worstcase 6 0.40 4 334 4375 1.00 0.4

6-2 Woldendorp 10 0.40 6 411 5977 4.4 0.05 0.6
6-2 Carel Coenraadpolder 18 0.40 11 694 10971 7.4 0.09 0.6
6-2 West v Nieuwe Statenzijl 13 0.40 8 568 9504 3.5 0.04 0.6
6-2 Kloosterburen 12 0.40 7 612 15079 9.0 0.11 0.6
6-2 Homanpolder 0 0.40 0 46 796 6.6 0.08 0.6
6-2 Warffum 2 0.40 1 145 4364 5.5 0.07 0.6
6-2 Lauwerpolder 2 0.40 1 124 3894 4.4 0.05 0.6
6-2 Westelijk v Eemshaven 2 0.40 1 254 7110 11.0 0.13 0.6
6-2 Oudeschip 4 0.40 2 338 9690 9.8 0.12 0.6
6-2 Holwierde 266 0.40 160 4670 121367 12.7 0.15 0.6
6-2 Borgsweer 65 0.40 39 2166 37381 10.6 0.12 0.6
6-2 Worstcase 556 0.40 334 8769 182569 1.00 0.4

6-3 Tsjerk Hiddessluis 11 0.40 7 413 22724 5.4 0.08 0.6
6-3 Wierum Moddergat 18 0.40 11 681 21739 11.6 0.16 0.6
6-3 Boonweg 24 0.40 14 618 17289 17.6 0.25 0.6
6-3 Holwerd 6 0.40 4 407 14446 8.9 0.13 0.6
6-3 Dijksterburen 23 0.40 14 895 30245 6.8 0.09 0.6
6-3 Sexbierum 71 0.40 43 2274 70722 12.0 0.17 0.6
6-3 Tempeltje 15 0.40 9 704 21653 9.0 0.13 0.6
6-3 Worstcase 227 0.40 136 5517 163424 1.00 0.4

6-4 Hindelopen 0 0.55 0 31 311 4.7 0.08 0.6
6-4 Stavoren 11 0.55 5 798 23176 19.6 0.32 0.6
6-4 GaastPiaam 4 0.55 2 356 6663 5.9 0.10 0.6
6-4 Prinses Margrietsluis 6 0.55 3 441 10480 12.4 0.20 0.6
6-4 Cornwerd 1 0.55 0 62 967 3.4 0.05 0.6
6-4 Molkwerum 1 0.55 0 154 2264 5.7 0.09 0.6
6-4 Riensluis 0 0.55 0 37 3237 0.4 0.01 0.6
6-4 Makkum 1 0.55 0 41 2116 1.7 0.03 0.6
6-4 Workum 0 0.55 0 31 4602 3.9 0.06 0.6
6-4 WorkumerNieuwland 4 0.55 2 367 7048 3.9 0.06 0.6
6-4 Worstcase 22 0.55 10 1399 42024 1.00 0.4



40 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER

Overzicht gevolgen VNK2 o.b.v. nieuwe overstromingsberekeningen met grotere
gevolgen, inclusief de schade aan gaswininstallaties

Dijk-
ring-
deel Bresnaam
Aantal
slacht-
offers
(excl
evac)
Evacu-
atie
fractie
Aantal
slacht-
offers
(incl
evac)
Schade
(mjn
)
Getroff
enen
Lengte
dijkrin
gdeel
(km)
Condi-
tionele
kans
Weg-
ing
Scen-
ario
6-1 Lauwersmeer 3 0.40 1 260 2910 12.8 1.00 0.6
6-1 Worstcase 6 0.40 4 334 4375 1.00 0.4

6-2 Woldendorp 10 0.40 4 411 5977 4.4 0.05 0.6
6-2 Carel Coenraadpolder 18 0.40 7 694 10971 7.4 0.09 0.6
6-2 West v Nieuwe Statenzijl 13 0.40 5 568 9504 3.5 0.04 0.6
6-2 Kloosterburen 12 0.40 5 612 15079 9.0 0.11 0.6
6-2 Homanpolder 0 0.40 0 46 796 6.6 0.08 0.6
6-2 Warffum 2 0.40 1 145 4364 5.5 0.07 0.6
6-2 Lauwerpolder 2 0.40 1 124 3894 4.4 0.05 0.6
6-2 Westelijk v Eemshaven 2 0.40 1 254 7110 11.0 0.13 0.6
6-2 Oudeschip 4 0.40 2 338 9690 9.8 0.12 0.6
6-2 Holwierde 266 0.40 106 5170 121367 12.7 0.15 0.6
6-2 Borgsweer 65 0.40 26 4666 37381 10.6 0.12 0.6
6-2 Worstcase 556 0.40 334 11769 182569 1.00 0.4

6-3 Tsjerk Hiddessluis 11 0.40 4 413 22724 5.4 0.08 0.6
6-3 Wierum Moddergat 18 0.40 7 681 21739 11.6 0.16 0.6
6-3 Boonweg 24 0.40 10 618 17289 17.6 0.25 0.6
6-3 Holwerd 6 0.40 2 407 14446 8.9 0.13 0.6
6-3 Dijksterburen 23 0.40 9 895 30245 6.8 0.09 0.6
6-3 Sexbierum 71 0.40 28 2274 70722 12.0 0.17 0.6
6-3 Tempeltje 15 0.40 6 704 21653 9.0 0.13 0.6
6-3 Worstcase 227 0.40 136 5517 163424 1.00 0.4

6-4 Hindelopen 0 0.55 0 31 311 4.7 0.08 0.6
6-4 Stavoren 11 0.55 4 798 23176 19.6 0.32 0.6
6-4 GaastPiaam 4 0.55 2 356 6663 5.9 0.10 0.6
6-4 Prinses Margrietsluis 6 0.55 2 441 10480 12.4 0.20 0.6
6-4 Cornwerd 1 0.55 0 62 967 3.4 0.05 0.6
6-4 Molkwerum 1 0.55 0 154 2264 5.7 0.09 0.6
6-4 Riensluis 0 0.55 0 37 3237 0.4 0.01 0.6
6-4 Makkum 1 0.55 0 41 2116 1.7 0.03 0.6
6-4 Workum 0 0.55 0 31 4602 3.9 0.06 0.6
6-4 Workumer Nieuwland 4 0.55 2 367 7048 3.9 0.06 0.6
6-4 Worstcase 22 0.55 13 1399 42024 1.00 0.4


HKV LIJN IN WATER PR2498.10 41

Bijlage B: Overzicht vitale infrastructuur

Sector Product of dienst Interne
impact
Externe impact; maatschappelijke impact buiten
overstromingsgebied
Aard dreiging Klasse-
indeling
o.b.v. impact
1) Energie (BRZO) 1. elektriciteit
2. aardgas
3. olie
Hoog zeer
hoog
Hoog zeer hoog
Uit nationaal en internationaal onderzoek blijkt dat er
aanzienlijke keteneffecten te verwachten zijn bij het
uitvallen van elektriciteit en gas
Gevaarlijke stoffen uitstoot
verontreiniging, explosiegevaar,
dodelijk gevaar, brandwonden,
algehele gezondheidsproblemen
aanraking met vervuild water en
lucht
Groot
(afhankelijk
van aard en
hoeveelheid
stof vrijkomt)
2) Telecommu-
nicatie/ICT
4. vaste telecommunicatie-
voorziening
5. mobiele telecommunicatie-
voorziening
6. radiocommunicatie en
navigatie
7. omroep (crisiscommunicatie)
8. internettoegang
Hoog Hoog
Een zeer groot deel van de huidige technische systemen
is vervlochten met telecom- en ICT verbindingen
Uitvallen of beschadigd raken van
telecommunicatienetwerken door
overstroming
Gemiddeld
3) Drinkwater en
RWZI
9. drinkwatervoorziening
10. RWZI
Gemiddeld Laag tot gemiddeld
Noodzaak tot overschakelen op andere
drinkwatervoorziening, gevolgen beperken zich tot
lokale schaal
Falen t.g.v. uitval elektriciteit,
breuk persleiding, geen aanvoer
of toegang vanwege overstroming
Groot, doch
verdunning
door grote
hoeveelheid
water
4) Voedsel 11. voedselvoorziening/
veiligheid
Gemiddeld Laag tot gemiddeld
De voedselproductie en distributie zijn dermate
geografisch gespreid over het gehele land dat deze een
grote mate van weerbaarheid laten zien. Bovendien
kunnen veel levensmiddelen in geval van nood
vervangen worden door andere; een hoge
substitutiegraad
In geen van de branches
zal door het uitvallen van de
grootste productielocaties de
voedselvoorziening in gevaar
komen.
Lokaal/gemidd
eld
5) Gezondheid 12. spoedeisende zorg/ overige
ziekenhuiszorg
13. bejaardenhuizen
14. geneesmiddelen
15. sera en vaccins
16. nucleaire geneeskunde
Gemiddeld-
hoog
Gemiddeld
De belangrijkste kwetsbaarheid van de sector ligt in de
afhankelijkheid van andere sectoren, zoals energie en
drinkwater en de beschikbaarheid van voldoende
(personeel voor) opvang van veel slachtoffers.
Daarnaast is de sector voor de meeste medische
producten internationaal afhankelijk
Verminderde bereikbaarheid door
overstroming, verstokte aanvoer
van medicijnen, voedsel etc.
Gevaar voor de zwaar zieke
mensen (intensive care, etc.) die
optimale omstandigheden nodig
hebben. Gevaar voor besmetting,
infecties door primitievere
omstandigheden
Lokaal

42 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER

6) Financieel 17. betalingsdiensten/ betaling
structuur
18. financile overdracht
overheid
Hoog Gemiddeld
De vitale infrastructuren waarvan de financile sector
het meest afhankelijk van is, zijn elektriciteit en
(tele)communicatiediensten waaronder het internet. De
instellingen van de financile kerninfrastructuur hebben
noodvoorzieningen waarmee uitval van elektriciteit
gedurende een beperkte periode kan worden
opgevangen
Bij langdurige uitval elektriciteit
kan de financile
kerninfrastructuur worden
beschadigd
Gemiddeld-
groot
7) Keren en
Beheren
oppervlaktewater
19. beheren waterkwaliteit
20. keren en beheren
waterkwantiteit
Hoog Gemiddeld - hoog
Grootschalige overstromingen zijn desastreus voor de
samenleving en voor de vitale infrastructuur in
Nederland. Afhankelijk van de getroffen dijkring is de
impact beperkt tot lokale schaal, tot nationale en zelfs
internationale schaal voor de grote dijkringen in de
randstad.
Er is een kleine kans dat een
waterkering bezwijkt omdat de
belasting hoger is dan waaraan
de waterkering volgens de
wettelijke eisen moet voldoen.
Lokaal tot
Groot
8) Openbare Orde
en Veiligheid
21. handhaving openbare orde
22. handhaving openbare
veiligheid
Gemiddeld Gemiddeld
Elektriciteit- en ICT verstoring kan de noodzakelijke
communicatie ten behoeve van de inzet van
hulpverleners ernstig verstoren
Verstoring openbare orde door
overstroming
Gemiddeld
9) Transport 23. hoofdwegen- en
hoofdvaarwegennet
(Rijksinfrastructuur)
24. spoorsysteem
Hoog Hoog
Bijna alle vitale sectoren zijn in sterke mate afhankelijk
van aan en afvoer van producten en diensten
Transportnetwerken zijn bij
overstroming veelal volledig
onbruikbaar
Groot
10) Chemische en
Nucleaire
Industrie
25. vervoer, opslag en
productie/verwerking van
chemische en nucleaire stoffen
Zeer hoog Zeer hoog:
Door moedwillige verstoring van de productie, opslag en
transport van gevaarlijke stoffen of van grootschalige
toepassingen kan de maatschappij ontwricht worden.
Door deze verstoring kunnen bijvoorbeeld gifwolken
ontstaan waardoor vele slachtoffers kunnen vallen en
stadsdelen tijdelijk onbewoonbaar raken
Radioactieve straling, kernfusie,
dodelijk gevaar, brandwonden,
algehele gezondheid
Groot
Tabel 2: Samenvattende tabel; de impact per sector

HKV LIJN IN WATER PR2498.10 43


44 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
Bijlage C: Interviews
Verslag interview Provincie Friesland (Robert Zijlstra)

Welke studies zijn/worden er uitgevoerd in het kader van 1
e
, 2
e
en 3
e
laag
o Overstromingsberekeningen voor project VNK2. Deze nieuwe berekeningen
geven inzicht in de gevolgen bij meerdere doorbraken langs het IJsselmeer en
de Waddenzee
o Binnen de 2
e
laag is een compartimenteringstudie uitgevoerd ter beoordeling
van de regionale keringen
o Eemsdelta, daar wordt nu onderzoek gedaan naar MLV strategien
o ROR vanuit boezemsysteem

Wat wordt er reeds in de 2
e
en 3
e
laag gedaan
o Binnen de Watertoets wordt gekeken naar wateroverlast, daarin is de 1
e
stap
boven boezempeil bouwen, de 2
e
stap is ophogen en de 3
e
stap is het
watersysteem aanpassen (bv. bemalen). Binnen de watertoets levert de
gemeente een plan aan Wetterskip en deze toets dan het plan. De watertoets is
beperkt effectief voor keuze van locaties
o Het is interessant om vanuit Deltaprogramma Waddengebied de discussie op te
starten om te bekijken in hoeverre het mogelijk is om het primaire
watersysteem in locatiekeuze op te nemen
Wat zou MLV kunnen betekenen voor kwetsbare objecten
o Als kwetsbare objecten worden de chemische industrie en ziekenhuizen
benoemd. Aan deze objecten zou binnen MLV extra aandacht besteedt kunnen
worden. Hierbij is het interessant in hoeverre deze objecten, ook bij lokale
bescherming, nog steeds afhankelijk zijn van toeleveringen die bij een
overstroming misschien niet meer mogelijk zijn
Wat zou MLV kunnen betekenen voor vitale infrastructuur
o Er zijn diverse vitale infrastructurele installaties waar binnen MLV naar gekeken
zou kunnen worden
Communicatie installaties, transformatie
Aardgasinstallaties
Energie installaties
Aansluitingen tussen aardgasinstallaties
Hierbij moet worden bekeken of het zinvol is om deze installaties lokaal extra te
beschermen en of dit effectief is. Het zou kunnen dat deze installaties
afhankelijk zijn van externe toeleveringen die niet meer functioneren. Je kan
dan wel de directe schade aan de installaties voorkomen maar, de naar
verwachting, veel grotere indirecte schade kan dan niet worden voorkomen

Welke grootschalige gebiedsontwikkelingen / herstructurering

HKV LIJN IN WATER PR2498.10 45
o In de provincie Friesland zijn momenteel geen grootschalige nieuwe
gebiedsontwikkelingen te benoemen er is eerder krimp dan groei
o Voor mogelijk nieuwe herstructureringen en nieuwe gebiedsontwikkelingen op
het gebied van natuur neemt HKV contact op met provincie Friesland (Arjan
Hoks beleidsmedewerker RO 058-2925356 a.j.j.hoks@fryslan.nl)

Welke mogelijkheden zien jullie voor MLV
o 1e laag
Provincie Friesland zit op de lijn van de 1
e
laag, zeker ook wanneer er
ook gekeken wordt naar de landbouwgebieden direct achter de dijk. De
veiligheid moet in principe uit de 1
e
laag komen
o 2e laag
Kijk aanvullend op de eerste laag naar de mogelijkheden rond
kwetsbare objecten
Bekijk hoe de infrastructuur van de wegen en aquaducten invloed
hebben op overstromingsverloop en hoe deze eventueel nog gebruikt
kunnen worden in het geval van een overstroming
Kijk naar de mogelijkheden van compartimentering op basis van de
risico
Zone achter de dijk tbv dijkversterking, kan je dat oplossen met
ruimtelijke ontwikkelingen in combinatie met buitenwaartse versterking

o 3e laag
Lokaal bepalen waar hoog risico aanwezig is, gemeenten moeten bewust
worden van overstromingsrisico. Bij de bewustwording is winst te halen.
Handelingsperpectief schetsen voor de burgers. Het beeld is nu dat de
veiligheidsregio is niet aangehaakt
Vanuit Provincie zien zij mogelijkheden om extra in te zitten in de
communicatie richting de burgers
Bekijk of er mogelijkheden zijn om na het optreden van een bres
mensen te informeren en handelingsperpectief te schetsen

Overig
o Breng hotspots in beeld, vluchtwegen, grote groepen slachtoffers
o Vooral communicatiestuk wat je met MLV kan (beeldend)

Verslag interview Provincie Noord-Holland (Conny van Zuijlen)

Het projectgebied van Deltaprogramma Waddengebied dat onderdeel is van de Provincie Noord-
Holland is Texel, Den Helder en Den Oever. Raakvlak is er met het DP Kust in Den Helder. DP
Kust heeft aangegeven niet met MLV aan de slag te gaan.

Welke studies zijn/worden er uitgevoerd in het kader van 1
e
, 2
e
en 3
e
laag
o Pilot MLV voor West-Friesland samen met Nelen Schuurmans en HHNK (project
nu in uitvoering)
o Proeftuin Den Helder DP Kust


46 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
Wat wordt er reeds in de 2
e
en 3
e
laag gedaan
o Algemene visie op MLV is dat laag 1 preventie voorop staat. Aanvullend kan
gekeken worden hoe de veiligheid kan worden vergroot door kosteneffectieve
maatregelen in de 2
e
en 3
e
laag te nemen, mits met laag 1 aan de mogelijk
nieuwe normstelling wordt voldaan
o In de 2
e
laag wordt de Watertoets gebruikt voor regionaal watersysteem. Er
gaat mogelijk gekeken worden naar hoe eventueel het primaire watersysteem
een rol kan gaan spelen.
o Mogelijk dat er voor de derde laag iets is opgesteld voor Texel. Dit wordt nog
nagevraagd bij Hans Eikelenboom.
Wat zou MLV kunnen betekenen voor kwetsbare objecten
o Als voorbeeld worden zaadveredelingsbedrijven in West-Friesland genoemd.
Mondiale spelers met een grote economische waarde. Het is hier interessant om
mogelijkheden te verkennen die kosteneffectief zijn en het risico kunnen
reduceren.
o Ziekenhuis West-Friesland wordt meegenomen in Pilot West-Friesland (zie
boven)
o Een kwetsbaar object als een ziekenhuis is ook afhankelijk van toevoer van
bijvoorbeeld medicijnen. Je kan dan misschien wel het ziekenhuis hebben
beschermd maar als er geen toevoer mogelijk is dan zijn er nog steeds grote
problemen.
o Kwetsbare objecten als waterzuiveringsinstallaties en chemische installaties
zouden mogelijk wel belangrijk zijn om lokaal te beschermen.
Wat zou MLV kunnen betekenen voor vitale infrastructuur
o Weinig vitale infrastructuur op Texel;
Gaswinning en drinkwatervoorziening toevoer van vaste land, dit zijn
mogelijk infrastructurele zaken waar naar gekeken zou kunnen worden;
NIOZ Kennisinstituut in buitendijks gebied;
Huidige voorlandkering bij het NIOZ wordt door PNH niet als
regionale kering vastgesteld.
Er zijn voor het NIOZ hoogstwaarschijnlijk andere afwegingen
dan alleen waterveiligheid om buitendijks te blijven zitten.
o Belangrijk aandachtspunt is de systeemwerking van vitale infrastructuur, je kan
lokaal de infrastructuur hebben beschermd maar als er essentile verbindingen
wegvallen is het probleem nog steeds zeer groot.

Welke grootschalige gebiedsontwikkelingen / herstructurering
o Texel
Geen geplande grootschalige gebiedsontwikkeling of herstructurering
gepland;
Oudere bebouwing hoger gelegen; stadskern Den Burg hoger gelegen.

HKV LIJN IN WATER PR2498.10 47
Recreatieparken zijn in de lager gelegen delen van Texel gebouwd, maar
dit is wel seizoensgebonden

o Den Helder
Aandachtsgebied dat onderhevig is aan krimp en relatief hoge
werkloosheid kent;
Geplande herstructurering om Den Helder een aantrekkelijkere
vestigingstad te laten zijn
Hier zijn misschien mogelijkheden om koppelkansen te verkennen

o Den Oever
Buitendijks havengebied overstroomt nu regelmatig met kleine
waterdieptes;
Des al niet te min vestigen bedrijven zich hier graag
Planstudie voor gebiedsontwikkeling

Welke mogelijkheden zien jullie
o 1
e
laag
Versterken van de afgekeurde dijkvakken uit de laatste toetsing;
Onderzoek risicogestuurd prioriteren van dijkversterkingsprojecten.
Voorbeeld hier is Marken (dijkring 13b). Groot deel van de primaire
kering beschermt enkel 3 boerderijen extra, omdat een groot gedeelte
van de bebouwing al hoger op terpen is gebouwd.
o 2
e
laag
PNH wil/heeft adviserende rol hebben bij ruimtelijke ontwikkeling. PZH
heeft in de Nota Ruimte vastgelegd dat gemeente bij
gebiedsontwikkeling een risicoanalyse moeten uitvoeren. PNH is hier
nog niet aan toe.
Het is interessant om risicozoneringskaarten in Nota Ruimte op te
nemen.

o 3
e
laag
Texel: speciale aandacht voor verbeteren van de 3
e
laag. Evacuatie is
alleen mogelijk naar de hoger gelegen delen op het eiland zelf;
evacuatieroute aangeven. Shelters aanwijzen op Texel.
Overig
o Extra aandacht in rapportage voor de maatregel ophogen van wegen. Toename
van het percentage extra te evacueren mensen is beperkt bij deze maatregel
(naar verwachting). Hulpdiensten kunnen wel makkelijker het gebied in.
o Bij de maatregel beschermen van vitale infrastructuur, zoals een ringdijk om
een gaswininstallatie, rekening houden dat gedeelte van de leidingen zal
opdrijven. In dat geval zal in ieder geval een gedeelte van de schade alsnog
optreden. Voorbeeld is Andijk waar zoetwater uit het IJsselmeer wordt
gezuiverd. De leiding liggen op het land en zullen opdrijven bij een
overstroming.
o HHNK heeft aangegeven buitendijks ontwikkelingen niet wenselijk te vinden.


48 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER
Verslag interview waterschap Hunze en Aas (Henk van der Leij)

Het is goed om kritisch te blijven kijken naar de manier waarop er met waterveiligheid wordt
omgegaan. Hierbij is het wel belangrijk dat vanuit het waterschap de preventie duidelijk de
primaire pijler is waarop er met waterveiligheid om moet worden gegaan.

Welke studies zijn/worden er uitgevoerd in het kader van 1
e
, 2
e
en 3
e
laag
o Er is een studie uitgevoerd naar het effect van de slaperdijken. Deze keringen
hebben wel een vertragend effect maar zijn niet geschikt om in zijn geheel aan
te passen om als compartimenteringskering te fungeren. De kosten zijn hiervoor
te hoog.
o Normeringstudie van het regionale systeem.

Wat wordt er reeds in de lagen gedaan
o Mooi voorbeeld over de mogelijkheid van de 2
de
laag is de Zeevaartschool. Het
gebouw van de school is onderdeel van de waterkering, waarbij er tijdens de
bouw al rekening is gehouden met eventuele toekomstige dijkverzwaringen.
o Verder is het Chemiepark opgespoten tot +2m NAP, dit is gedaan met het ook
op eventuele wateroverlast vanuit het boezemsysteem. Hierbij is geen rekening
gehouden met het doorbreken van de primaire kering.
o De 2
de
laag komt wel aan de orde in de watertoets voor het regionale systeem.
Er is momenteel geen sprake van dat dit ook naar het primaire systeem wordt
uitgebreid.
o Groene dijken langs de Dollard. Er zijn ideen om de bestaande kwelders bij de
waterkering te betrekken. Dit zijn wel lange termijn ideen (20-30 jaar) waarbij
door middel van slibbassins kwelders kunnen worden opgehoogd zodat er een
glooiende dijk kan ontstaan.
o Er wordt reeds samengewerkt tussen de veiligheidsregios en het waterschap op
het gebied van oefeningen. Bij deze oefeningen wordt er een Commando Plaats
Incident (COPI) opgezet waarbij het waterschap aan tafel zit. Dit voor eventuele
water aspecten binnen de oefeningen.
o Provincie Groningen verspreidt onder de bevolking flyers met informatie over
eventuele risicos. Overstroming maakt hier deel van uit.
Wat zou MLV kunnen betekenen voor kwetsbare objecten
o Als kwetsbare objecten worden de aardgasinstallaties benoemd. Deze objecten
liggen nu op maaiveld of soms nog lager. Aan deze objecten zou binnen MLV
extra aandacht besteedt kunnen worden. Hierbij is het interessant in hoeverre
deze objecten, ook bij lokale bescherming, nog steeds afhankelijk zijn van
toeleveringen die bij een overstroming misschien niet meer mogelijk zijn.
Belangrijk aspect van de gasinstallaties is dat als er 2 van de 23 uitvallen het
systeem dit niet kan opvangen. Hierdoor zal de gaslevering in gevaar komen.
Wat zou MLV kunnen betekenen voor vitale infrastructuur

HKV LIJN IN WATER PR2498.10 49
o Er zijn diverse vitale infrastructurele installaties waar binnen MLV naar gekeken
zou kunnen worden
Aardgasinstallaties
Energie installaties
Aansluitingen tussen aardgasinstallaties
Hierbij moet worden bekeken of het zinvol is om deze installaties lokaal extra te
beschermen en of dit effectief is. Het zou kunnen dat deze installaties
afhankelijk zijn van externe toeleveringen die niet meer functioneren. Je kan
dan wel de directe schade aan de installaties voorkomen maar, de naar
verwachting, veel grotere indirecte schade kan dan niet worden voorkomen

Welke grootschalige gebiedsontwikkelingen / herstructurering
o Belangrijke gebieden waar de ontwikkeling doorgaat is de Eemshaven
(buitendijks) en Chemiepark (binnendijks).

Welke mogelijkheden zien jullie voor MLV
o 1e laag
Waterschap zit op de lijn van de 1
e
laag, de veiligheid moet in principe
uit de 1
e
laag komen. De mogelijkheid om kwelders mee te nemen in de
preventie moet verder onderzocht worden.
De risicobenadering die onder meerlaagsveiligheid ligt kan gebruikt
worden voor prioritering van versterkingen van de primaire kering.
o 2e laag
Binnen de tweede laag gebeurt in principe weinig
Compartimenteren is kostentechnisch niet haalbaar
Chemiepark in Delfzijl is mogelijke locatie waar eventueel naar gekeken
zou kunnen worden.
o 3e laag
De driehoek Delfzijl, Appingendam en Groningen is belangrijk gebied.
Hier zou door middel van bewustwording eventueel winst gehaald
kunnen worden.
De veiligheidsregio is zich bewust van de overstromingsrisicos alleen
zijn de gemeentes nog niet aangehaakt.
De focus ligt nu nog meer op het boezemsysteem, de tendens is er wel
dat dit meer richting het primaire systeem draait.
Bewustwording en handelingsperspectief zijn ideen die effect kunnen
hebben om het slachtofferrisico te verlagen.

Verslag interview veiligheidsregio Friesland

Welke studies zijn/worden er uitgevoerd in het kader van 1
e
, 2
e
en 3
e
laag
o De belangrijkste en studie en oefening is uitgevoerd in het kader van de TMO in
2008

Wat wordt er reeds in de 3
e
laag gedaan
o De verwachting is dat er meer gekeken wordt naar wat de mogelijkheden nog
zijn gegeven dat de dijk door is gegaan.

50 PR2498.10 HKV LIJN IN WATER

Verslag interview veiligheidsregio Groningen (Hans van der Veen)

Welke studies zijn/worden er uitgevoerd in het kader van 1
e
, 2
e
en 3
e
laag
o De belangrijkste en studie en oefening is uitgevoerd in het kader van de TMO in
2008
o Resultaat van deze oefening is een rapport Plan evacuatie en nafase bij
grootschalige overstromingen
o Hierin is een evacuatieplan opgenomen en is beschreven wat de knelpunten zijn
bij een evacuatie van het gebied Groningen
o Sindsdien zijn de plannen niet meer geupdate en zijn er geen oefeningen meer
geweest specifiek gericht op een overstroming.

Wat wordt er reeds in de 3
e
laag gedaan
o Vooraf aan een eventuele dijkdoorbraak wordt er van adviserend evacueren
naar dwingender evacueren overgegaan. Het verplicht evacueren van alle
mensen is niet iets wat haalbaar wordt geacht.
o De verwachting is dat er meer gekeken wordt naar wat de mogelijkheden nog
zijn gegeven dat de dijk door is gegaan.
o De inschatting is ook dat een evacuatie enkele dagen voor een eventuele
dijkdoorbraak niet realistisch is. Vanwege de onzekerheden rondom de
voorspelling is het niet waarschijnlijk dat niemand de beslissing durft te nemen
om enkele dagen voor de extreme waterstanden preventief te gaan evacueren.
o Waar wel naar gekeken wordt is of kwetsbare groepen niet mogelijk eerder
gevacueerd moeten worden.
o In de huidige plannen voor een evacuatie als gevolg van hoge waterstanden is
er niet specifiek aandacht voor verticaal evacueren.
o Er worden geen specifieke oefeningen op gebied van water uitgevoerd. Dit
wordt voornamelijk veroorzaakt omdat er de afgelopen jaren
praktijkvoorbeelden zijn geweest crisissituaties met kans op overstromingen
vanuit het boezemsysteem.
o De crisiscommunicatie bij een overstroming zal via het reguliere proces verlopen
met onder andere een publiekinformatie nummer.
o Met betrekking tot de risicocommunicatie is er vanuit de veiligheidsregio geen
actief beleid om burgers te informeren over overstromingsrisicos.
o Wel is er twee jaar geleden een voorlichtingscampagne geweest over
zelfredzaamheid met betrekking tot verschillende risicos waaronder
overstromingen.
o Dit jaar komt er mogelijk een generieke update
o Crisismanagement Groningen is het team wat ingezet wordt bij calamiteiten in
de regio. De contacten met de Waterschappen zijn goed en zij zitten in principe
aan tafel.
o Wat in de praktijk blijkt is dat de Waterschappen bij veel calamiteiten nodig zijn.
o De Waterschappen worden altijd uitgenodigd en kunnen zelf oordelen of ze
nodig zijn.

Wat zou MLV kunnen betekenen voor kwetsbare objecten

HKV LIJN IN WATER PR2498.10 51
o De kwetsbare objecten zijn bij de Veiligheidsregio bekend en hebben de
aandacht.
o Voorbeeld hiervan is hoe is omgegaan met het Martiniziekenhuis tijdens een
hoogwatercrisis in 1998. Dit ziekenhuis is toen op eigen gezag geevacueerd
terwijl en vanuit het beleidsteam was besloten tot de aanleg van een ringdijk
om het ziekenhuis heen.
o In 1998 is er niet dagen voor de dreiging actie ondernomen maar is er op het
kritische moment bekeken wat de mogelijke opties waren

Wat zou MLV kunnen betekenen voor vitale infrastructuur
o Als voorbeeld zou gekeken kunnen worden naar het inlaatpunt voor
aardgascondensaat. Dat inlaatpunt ligt bij Delfzijl onder NAP, tijdens een
oefening kwam de NAM erachter dat het een redelijk kwatsbare locatie is voor
een essentieel inlaatpunt. De NAM heeft daar mogelijk actie ondernomen om het
risico te verkleinen, de veiligheidsregio is echter niet op de hoogte van de
eventuele maatregelen. Het belang van de overstromingsrisicos voor essentile
punten zou met MLV kunnen worden vergroot.
o In 1998 zijn polders onder water gezet om het systeem te ontlasten. In deze
polders lag ook een gaswininstallatie, daar is destijds een nooddijk omheen
gelegd. Deze dijk heeft geen effect gehad omdat deze dijk door de kracht van
het water is weggespoeld.
o Ander belangrijk aandachtspunt is dat de gasinstallaties afhankelijk zijn van de
stroomvoorziening en de stroomvoorziening ook van het gas. Stroom is ook
weer nodig om de gasinstallaties op te starten.


Welke mogelijkheden zien jullie voor MLV
o De veiligheidsregio is niet bezig met eventuele extra inzet voor
risicocommunicatie met betrekking tot overstromingsrisicos
o Veiligheidsregio ziet meer in preventieve waterstaatkundige ingrepen.
o Bekijk daarnaast het systeem van secundaire, tertaire keringen (studie
uitgevoerd door waterschap)

Overig
o De risicos voor een eventuele overstroming zijn vanuit boezemsysteem groter.
Zie ook de crisissituaties uit het recente verleden.
o Qua inzet van middelen is het alleen gebruik van aanwezige zaken er worden
geen extra middelen aangeschaft

HKV LIJN IN WATER PR2498.10 53
Bijlage D: Deelnemers expertsbijeenkomst
Frank Alberts RWS Waterdienst
Danil van Buuren Provincie Frysln
Matthijs Buurman Provincie Groningen
Hans Gerritsen RWS Waterdienst
Siep Groen Ministerie van EZ
Erik Joling Waterschap Hunze en Aas
Kees de Jonge Waterschap Noorderzijlvest
Eric Kijkuit Ministerie van I&M DP Veiligheid
Elze Klinkhamer Ministerie van EZ, Secretaris Regionaal College Waddengebied
Bas Kolen HKV Lijn in water
Henk van der Leij Waterschap Hunze en Aas
Bert Naarding Projectdirecteur DP Veiligheid
Albert Prakken RWS Waterdienst
Harry Stefess RWS Waterdienst
Teun Terpstra HKV Lijn in water
Marit Zethof HKV Lijn in water
Albert Jan Zijlstra Samenwerkingsverband VAST (Waddeneilanden)
Robert Zijlstra Provincie Frysln DP Waddengebied

Você também pode gostar