Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
TI^
TIJDSCHRIFT
VOOR
0. EQ. S. GR. M.
NEGENDE DEEL.
AMSTERDAM,
C. L. VAN LANGENHUYSEN.
1871.
"Nomina Porcensium:
Deiphensis."
XIII
198
school ) in 1702, niet tot Primus uitgeroepen, eene onderscheiding waaraan, gelijk men weet men eene ongemeerie waarde
hechtte.
Joos Schiets , 'uit Brussel , droeg den academielauwer weg.
Doch , deze Primus , in stede van zich later door het uitgeven
van geleerde werken te doen onderscheiden, bepaalde zich bij
het vervullen der plichten verbonden aan de waardigheid van
kanonik der kathedraal van Doornijk. Hij stierf en zijn naam
ging verloren, terwijl de naam van zijn hollandschen medestan
der met roem in de geschiedenis der letteren staat aangeschreven.
Na voibragten leertijd in de wijsbegeerte verliet de jeugdige
Nederlander Leuven om zich aan de Hoogeschool van Leiden
op de rechten te gaan toeleggen. Tot meester in deze wetenschap bevorderd, keerde hij naar Delft. zijne vaderstad terug.
Tot de praktijk had hij geen' lust en de toegang tot openbare
ambten was hem, uit hoofde zijner geloofsbelijdenis, ontzegd. De
jeugdige man, die zijne geleerdheid ten algemeenen nutte wilde
aanvangen, legde zich met noesten vlijt op het beoefenen van
de geschiedenis des lands toe en deed daarin reuzenschreden.
Aanzienlijke werken waren de vruchten zijner navorschingen en
weldra werd zijn naam door al de Nederlanden met achting en
erkentelijkheid gespeld. Te Leuven had hij niet alleen een gedeelte der aangename dagen van liet academieleven doorgebragt,
maar tevens den grondshg zijner geleerdheid gelegd. Aan Leuven
bleef hij dan ook innig verknocht.
Bij het vieren der 50 verjaring zijner bevordering tot meester
in de wijsbegeerte , herinnerde hij zich met dankbaarheid de
Almna Mcteer, die hem met de melk der wetenschappen had gevoedsterd , en besloot hij haar een' blijk van erkentelijkheid te
geven. Den 30 November 1752, zond hij, uit Leiden, aan den
Rector magnificus Arnold-Joseph van Buggenhout 1 een dubbel
1 Arnold .Tosepli van Buqgenhout , geboren te Leuven, den 7 Sept. 1693
werd doctor in de beide rechten. den 13 October 1722. Den 15 Januari 1731
werd hij door ons stedelijk bestuur tot Hoogleeraar of Antecessor primarius van
het kanoniek recht I)cnoemd. Reeds ten jare 1752 was hij voor de 13 maal
Domme,
gedaane beloften heb ik de vryheyd genomen van te
"zenden, OflTe1 de directie van den boekverkooper Le Plat, aan de bibliotheek
"der Tjniversiteyt , te Loven, ter gedachtenisse dat ik nu vyftigjaaren geleeden
"myne tdic in dc Pitilosophie aldaar voltrokken heb, myne groote uytgegeve
"werken , rnidtaeders dei zilveren vergulden drinkbeker ter fine , zoo als der"zelver ter hand besteiler zelf nogmaalen zal zeggen , en ik te vooren de eer
cc geh a d heb , vi te Loven zynde , mondeling te verklaaren. De boekenkas
over e en k oms tj met hetzelfde werk , is er nog niet bij gevoegd, maar dezelve
"zal na!evhaiid ook naar Loven gezonden worden: te weten nadat ik ale
Jflyfle 4Sten (manuscripten) over 3 jaaren aan de Bibliotheek deezer Hooecc Se h oo l , te Leyden , zal vereerd hebben, in erkentenis dat ik alt dan over
"vyftig jaaren aldaar in de rechten gepromoveerd ben. Voords , na allen voor"spoed aan de Univeisiteyt in t algemeen en aen uwen persoon in t bvzoider
"toegeweiischt te hebben, enz.
"Leyden , 30 November 17,52. GERARD VAN LOON."
Zie A. D. Schinkel. Geschied- en Letterkundige Bijdragen, s Giavenhage,
1850, bi. 85. In het Bioqvaphisch Woordenboek van .4. .T. van der Au , 11 deel,
bi. 61 7 , wordt deze brief aaegehaald als aan Frans van Mieris gericht , op
20 November 1730; doch , hij misvatting. Van Mieris kon met deze zaak
niets gemeen hebben. Van Loon bragt zijn voornemen betrekkelijk de bibliotheek
der Hoogesehool van Leiden niet ten uitvoer. Zijne handsehriften werden na
zijnen dood openbaar geveild. De voornaamste dezer handschriften kwamen in
bezit van A. Gronovius , Schepen van Leiden, een' vriend van van Loon.
2 A. J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden > voortgezet
door K. J. R. van Harderwijk en Dr G. D. J. Schotel. Haarlem , 1865,
1ie deel, bl. 612.
"In gevoige myne
CC
CC
200
Van 'S mans huiselijk leven weet men haast niets, en zijne
schriften , vooral Zijne vier banden over de nederlandsche penningen, worden , ten minste in Belgie , niet op den rechten prijs
gesteld. Wel raadplegen wij die boeken om ei de afbeeldsels der
penningen in op te sporen, welke ons onder de hand vallen, doch
weinig of niet onder het geschiedkundig opzigt. Gerard van Loon
is de minst gekende nederlandsche geschiedschrijver der 18e eeuw.
In eene van de zittingen der afdeeling geschiedenis , van het
Xle Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, te Leuven,
den 6 September 1869, gehouden, had ik het genoegen eenige
stonden over van Loon te mogen spreken. Mij was het voorgekomen dat het iiet oepast kon wezen, in eene vergadering
van geleerden, vrienden van land en taal, vereenigd in het
Paus- Collegie , dat is in een gebouw, 't welk zich verheft tegenover de voormalige Pedagogie liet Varken, waar onze schrijver
eenmaal als student verbleef. de gedachtenis van den man te herinneren wien Nederland zoo ongemeene verplichtingen heeft. liet
gul onthaal 't welk mijne voordragt in deze broederljke vereeniging te beurt viel en de vleiende woorden mij door mijne geachte
medeleden de lieeren Vreede en Heringa , uit Utrecht, toegericht,
deden mij besluiten mijn opstel, hoe onvolledig en gebrekkig dan
ook, in een holiaiidsch tijdschrift te laten drukken. Ik zeg onvolleciiij
en gebrekkig, en druk op de woorden. Want in dit geschrift kan
de loopbaan van onzen schrijver slechts met losse trekken worden aangestipt. liet kan slechts eene ruwe koolschets wezen.
Zoo lang niet de brieven door hein, gedurende eene halve eeuw,
aan zijne tijdgenooten gericht, verzameld en in het licht gegeven zijn i zal het niet mogelijk wezen een vasten blik in zijn
levet te slaan, en ccii juist begrip te vormen van zijne veelomvattende ondernemingen op wetenschappelijk gebied. Het zal
echter, naar ik hoop, met behulp van de volgende mededeeliugen
niet moeilijk vallen te beseffen, wat de man voor Nederland en
voor de nederlandsche nationaliteit heeft bewerkstelligd.
Gerard van Loon was Nederlander in bloed en leven. Hij
,
1 Zie de Bijiagen.
201
20
GERARD VN LOON.
diep en levendig gevoel van het voorrecht den naam van een
historisch geslacht te dragen, en de plichten welke zulke afstamming den nazaat opleggen, hij den knaap de jeugdige eerzucht bezield en gevoed P. Men mag het gelooven. Trouwens, de
mail was met zijne herkomst zeer ingenomen. In zij -ne Aloicle
kOiiafl(i8ille Historie, gewagende van het marmeren praalgraf van
Balderik van Loon, Bisschop van Luik (a" 101(S), 't welk voortijds 111 de StJacobskerk van laatstgemelde stad acilwezig was,
zegt li": "wier [lees welks] aftekening ik , als van dat huys,
"langs Joilauna, Erfgraavinne van Looii , en Willem van Oreille,
"Heer van Runundc , in de veertiende voortteeling afstammende,
"mij veistout hebbe alhier in te lassen t."
Bij zijn aanwezen te Brussel, in 1750 , deed hij , door den
Wapenkoning der Oostenrijksche Nederlanden, zijne geslachtstafel
onderzoeken en goedkeuren. Ook droeg hij bij plechtige gelegenheden den ridderlijken degen. In den catalogus zijner boeken
staan vermeld: "een deegen met een zilveren gevest." - "Een
dito met een koperen gevest."
Het staat nerceus geboekt waar van Loon het voorbereidend
onderwijs genoot. Als gezegd is werd hij op zijn 17e jaar naar
Leuven gezonden om er zijne studien in de oude letteren en
de wijsbegeerte aan te vangen. De Alma
schoon door de
tijdsomstaudigheden zeer vervallen, bleef nog steeds de gevierde
school van het letterkundige Nederland, voor de belijders der
Roomsche Kerk, en door geheel Europa stond haar naam nog
immer in de grootste achting. Van uit de verschillende landen
van ons werelddeel zag men nog jaarlijks leerlingen toevloeien
om in haar onderwijs te deden. De jeugdige van Loon woonde,
als reeds is aangeduid, in de Pedagogie het Varken, aldus genaanid naar het huis het wild Zwijz , tegenover 1 welk deze
Hater
203
kunnen gadeslaan van den jongeling die , zoo rijk bedeeld naar
den geest, zijne begaafdheden door verdere oefening zoekt te
ontwikkelen , om eenmaal eenera invloed ten goede te mogen
uitoefenen. In die beschouwing ligt moed, kracht en volharding
voor anderen. Doch , in 17 9 7 , tijdens de verstooring des geheelen vaderlands, werd de leuvensche, Hoogeschool afgeschaft en
hare gedenkschriften verstrooid.
Mogt in die dagen liet onderwijs der eigenlijk gezegde wetenschappen bij de Hoogeschool te wensehheii overlaten, de studie
der klassieke geleerdheid was er op eene buitengewone hoogte.
Aan dit onderwijs had van Loon dan ook die ervaring in de
oude letterkunde te danken , welke neen op schier elke bladzijde
zijner wer ken waarneemt.
Na te Leuven den graad van Meester in de wijsbegeerte
liet heette destijds ma ster artium -- bekomen te hebben, trok
hij naar de vermaarde Hoogeschool van Leiden, om er zich op
de rechten toe te leggen. Hij werd er als leerling aangeschreven,
den 15 December 17) 2 1 . Zijne meesters waren de met roem
bekende Iioogleeraaienn Antonius Matthieus, Johalunes Voetius,
Reinhardus Vitriarius en Gerardus Noodt 2 . Den 6 Julii 1705,
dus op zijn 22 jaar , werd hij , op een proefschrift cie Testamento , tot doctor ii^n de beide rechten uitgeroepen.
Reeds draagt zijn academisch proefschrift blijken van eene niet
gewone belezenheid, van scherpzinnigheid en vernuft.
Naar zijne vaderstad , het door hem zoo oprecht beminde
Delft , teruggekeerd , legde hij zich op het beoefenen der vaderlandsche letteren toe. Hij trad als schrijver op met zijnen Plau1 Onder het rectoraat van den Idoogleeraar J. R. Vitriarius. --- Deze bijzonderheden werden mij op de allervriendelijkste wijze, uit het Album civium Academicorum, medegedeeld door den Ileer P. A. Tiele, Bibliothecaris der Hoogeschool
van Leiden. Aan de dienstvaardigheid van dezen geleerde had ik mede andere
bijzonderheden over van Loon te danken.
2 Zie over deze Hoogleeraren het werk van Math. Siegenbeek , Geschiedenis
der Leidsche Hoogeschool. Leiden, 1829, 2 deden in 80.
3 Disputatio juridica inauguralis de Testamento, defensa sub Recte Magnif,
Ger. Noodt, die 6 Julii 1 70 , Lugdunum Batavorum apud Abr. Elzevier, in 40.
Theses en een latijnsch gedicht, getekend : J. Laderir. Opgedragen aan Antoon
yen Jacob van Loon.
205
206
207
208
209
Het. eerste deel van de beschrijving der Nederlandsche kistoripenningen sedert de overdracht der heersckappye van Keyzer
Karel den vyfclen op koning Philips z,jnen zoon tot het $luyten
van den Uytrecktscken vreeden, verscheen te 's Hage in 1723;
het vierde en laatste deel in 1731 . De platen zijn vervaardigd
door J. Goeree , B. Bernarts , F. Ottens , F. van Bleyswijck,
D. Coster en andere voorname etsers uit die dagen.
_Het werk, dat op elke bladzijde blijken draagt van het hardnekkigst en uitvoerigst onderzoek , bevat de afbeeldingen van
rond de 3000 zoo gedenk- als legpenningen en noodmunten.
Deze afbeeldingen, in koper gesneden en bij den tekst ingelascht , zijn over het algemeen zeer juist als gelijkenis en keurig
als uitvoering. De beschrijving der stukken getuigen niet alleen
van 's mans grondige kennis in de geschiedenis des lands, maar
tevens van zijne verbazende geleerdheid in de oude en nieuwe
letterkunde.
Thans zou zoo een uitgebreid werk, met zoo vele platen, en
in vier banden in folio, door bijzondere lieden niet meer kunnen
worden uitgegeven , zonder eene ruime ondersteuning van den
staat. Voortijds was het voldoende in Holland een oproep aan
de natie te doen om de middelen daartoe te vereenigen. De
hollandsche kooplieden , die niet bloot een open oog hadden op
den handel en de daarin te behalen winsten , maar die ook vol
bezorgdheid waren voor de behoeften van den geest en voor al
wat den luister van het vaderland op het gebied van letterkunde
en fraaie kunsten kon verhoogen , ondersteunden de zaak. Het
waren Hollanders, uitsluitelijk Hollanders 1 , die aan de inschrijving op van Loons penningwerk deel namen , en deze groote
onderneming kwam , zonder tusschenkomst van den Staat , tot
blijvenden roem van Holland tot stand.
1 De 'Luid-Nederlanders die op het werk inschreven waren te weinig in getal
om in aanmerking te worden gebragt. Hunne namen volgen : Gillis Dams
Boekverkooper , te Brussel ; JEgidius Deniqu , Boekverkooper , te Leuven;
Hulens , kanonik en officiael van de Hoofdkerk van Antwerpen , Mr Herman
de Keyser , Raadsheer in den Rade van Vlaanderen; Cuypers, Griffier der
stad Mechelen ; Mr Pieter Loens, Raadsheer in den hove van Vlaanderen;
zijne Excel. de Prins van Rubempr , te Brussel ; en Vermoeien , prelaat van
S. Michiels , te Antwerpen.
210
F. de Hout, 1732.
geheel een anderen vorm. Gerard van Loon schreef de geschiedenis der natie naar aanleiding der penningen. Het Instituut
heeft zich bepaald hij het uitgeven van afbeeldsels van nederlandsche penningen op afzonderlijke platen "ten einde aan ande"ren te dienen tot zoodanig gebruik ten beste van de geschie"denis , oudheid-, letter- en kunstkennis des lands als men
"bruikbaar zal rekenen."
Zonder de verdienste van dezen arbeid in iets te willen verkleinen, meen ik te mogen aanmerken, dat hij bij het werk
van van Loon ver op den achtergrond staat. Het Instituut heeft
in het eerste stuk , in 1821 uitgegeven, dan ook de verklaring
afgelegd, dat de geschiedenis der nederlandsche historiepenningen van van Loon een werk is "hetwelk ieder welgestemd vader"landsch hart met de innigste dankbaarheid moet vervullen en
"hein allezins tot blijvenden roem en eer verstrekken." 2
Het werk van van Loon was te groot , te prachtig, te rijk
aan wetenschap, dan dat het als den arbeid van een enkel man
zou blijven beschouwd worden. Onze schrijver werd dan ook,
doch slechts bij lateren dag en wel na zijn afsterven, van letterdieverij beschuldigd. In 18 18 beweerde Gerard-Carl Hultmann
dat van Loon zijn werk op den arbeid van zijnen overgrootvader
Andries Schoemaker had afgeschreven, en die bewering vond
eenigen ingang. Doch, de heer Jacob Scheltema ontdekte in
1821 een eigeiihandigen brief door Schoemaker, den 21 April
1 7 28 , aan zijnen zoon Gerard gericht, waarin de vader een
nauwkeurig verslag doet van den gang zijner letter- en geschiedkundige werkzaamheden en waaruit volkomen blijkt dat niet van
Loon, maar Schoemaker van Loon heeft nageschreven. Ik heb
gezegd dat Schoemaker van Loon te Delft was gaan opzoeken
met inzigt met hem over zijn penningwerk te handelen. Van
dit samenzijn gewagende, zegt Schoemaker tot zijnen zoon : "Wij
"quamen overeen dat ik de penningen aan sijn Ed. (van Loon)
"soude oversenden , daartegen soo sonde sijn Ed. aan mij over1 Eerste Stuk , bi. 13; de platen zijn voorafgegaan van eene lijst tot verklaring der afgebeelde pennirigen.
2 Op. cit., bl. 3.
212
2 Lai ia den dood Iran Andries Schoemaker stond van Loon in de beste
betrekkingen niet de bloedverwanten van dezen beroemden liefhebber. Zulks
blijkt uit den volgenden brief aan "Jouffrou Margreta Esser , Weduwe Geerhard
Schoemaker, te A?nsterdau."
"iele Juffrou ,
"Gelyk de gedrukte bekendmaking my niet weynig ontrust hadt, zoo heeft
my ruwe zeer geeerde vaal 9 deezer geheel gerust gesteld door de genereuse
verklaring -welke het UWE. behaagt heeft daar in te doen. Des verzoek ik dat
niet moogefi geveyld maar opgehouden worden te weeten : Testament van Katryn
Wouters Dobbens dochter, van 6 Maart 1555 ; item, van Mr Cornelis Wouters
Dobbers, raad deezer Sta(1, van dato 17 Aug. 1558; Scheybrief tusschen de
gemeene er genaa:nen van w^jlen gen. M. E. W. Dobbens, gepasseert voor den
Not. Philips de Biscop, in dato 15 Aug. 1560, op pergament; Testament van
Rechte Cornelis Piempe , in dato 18 April 1567 , codicille van Mr Jacob Buyk,
canonik, , te Emmerick, in d cto 4 September 1599 , op papier , van welke persoonen noch zelfs de wapenen of portretten aan het huys van mijne Nicht, te
Gent , hangen , en mij , zoo die verkocht waaren geworden van facilteyt zoude
.
213
landscke vorsten sedert Albert graaf van Holland tot den dood
van Karel den Vijfden. Dit uitmuntend werk, met de afbeeldingen van 10 0 0 penningen vercierd , verscheen te 's Rage in
de jaren 1732-37 , 3 deelen , in folio. Van Mieris eindigt zijn
boek waar hetgene van zijnen vriend van Loon aanvang neemt.
Ook sedert dien tijd worden de vaderlandsche penningen niet
alleen in de beide deelen van Nederland , maar tevens in den
vreemde naar de in gemelde boeken opgegevene volgorde gerangschikt.
Meest al de landen van ons werelddeel bezitten werken aan
de vaderlandsche penningkunde gewijd. wij meenen echter niets
gewaagds te zeggen, met te verklaren dat geene natie zoo uitmuntende penningboeken bezit als de, werken van van Mieris
en van Loon. Iet zijn, zoo ten opzigte van den inhoud als
van de stoffelijke uitvoering, wezenlijke gedenkstukken, uit liefde
tot het vaderland, aan de wetenschap opgericht.
De twee vrienden wier namen ik hier neerschrijf , zijn in de
geschiedenis der letteren onafscheidbaar aan elkander verbonden,
niet slechts door den aard maar mede door de vaderlandsche
strekking hunner gewrochten. Geen rechtschapen hart op NeeArlands bodem dat liefde koestert voor zijne geboortegrond of het
moet achting voelen voor van Mieris en van Loon , die met
gloeiende verkleefdheid en ontembare volharding ons roemrijk
voorleden op het gebied der penningkunde uitvorschten, toelichten en bekend maakten ; die door een onbesproken gedrag en een
voorbeeldelijken wandel hunne landgenooten tot hun laatsten levensdag bleven stichten l; geen man van geleerdheid, die de oudheden
1 Frans van Mieris was een goedhartig en verdraagzaam. man. D. van Alplien
heeft aangeteekend dat hij "in 't laatste van zyn leven , en wel pas omtrent
veertig uuren voor zyn afsterven , met allen bedaarden overleg en eene volkoomeiie kennis verleeden , allezins doorslaande en onwraakbaare bewezen heeft
aan deel dag gelegd, wanneer door Hem daarby aan de Armen van alle de in
deeze Stad (Leyden) zich bevindende Christelyke Gezintheden, en dus zoo wel
aan de Gereformeerde Nederduitsche`, Huiszitten- en Diaconie-Armen, het Arme
Weeshuys en hei Arme Kinderhuis ; als aan de Armen der Remonstrantsche ,
Luthersche , Doopsgezinde en Roomsch-Catholieke Gemeenten ; aan ieder derzelven een gelyk legaat , naa verloop van zeekeren by Hem bepaalden tyd
uit te keerera , is besproken geworden. Zie Beschryvinu der stad Leyden , 2e D.
bi. XVIII.
DIETSCHE WARANDE IX.
XIV
214
gehangen van de betrekkingen dezer twee verdienstelijke mannen , in zijnen Almanak voor Nederianci$cke KaMoliekev. voor 1858.
Onze schrijver leefde ook in naauwe vriendschap mt Mr Jacob
van der Dussen , te Amsterdam, gesproten uit een der oudste
nederlandsche geslachten, een liefhebber van kunst en g eleerdheid die , met zijne twee broeders , had medegewerkt om de
uitgave van zijn penningwerk mogelijk te maken.
Te Leiden sleet van Loon aangename dagen in de vriendschap eener reeks mannen van geleerdheid en kunst. Meer dan
ooit gaf hij zich over aan navorschingen omtrent de vaderland1 Reeds ten jare 1 7 17 werd hij op nieuw ingeschreven als civis academie
215
216
eeuwen" ten einde aan te toonen "hoe valsch het was zoo hoog
op te geven van de raagt der staten" in zijnen leeftijd. Doch
hierdoor verwekte hij den haat van sommige mannen die in de
meering verkeerden dat zulke leeringen in een land als Holland,
gevaarlijk waren , en dienden gekeerd te worden.
De rijmkroii jk van Klaas Kohjn, welke eerst door Duinbar,
geheimsclirijver der stad Deventer , aan 't licht werd gebragt , is,
zoo men weet, liet werk van een vervalscher. Een tijd lang hield
men ze voor een der oudste en merkwaardigste voortbrengselen
der middelnederlandsche letterkunde. Van Loon , die van de
echtheid dezer kronijk volkomen overtuigd was , gaf er eene
kostbare en weidse he uitgave van.
Deze arbeid bragt oneindig toe ter vermindering der door
hem verworvene faam ; vooral sedert de scherpzinnige Huydecoper
de onechtheid der kronijk ten duidelijkste heeft aangetoond.
Doch niet alleen van Loon , maar tevens van Alkemade , Duinbar,
Matthaeus, van der Schelling, Cannegieter en Wagenaar (aaiivankl**k)
alle mannen die met de, nederlandsche schriften der middeleeuwen grondig bekend waren , hadden er zich mee laten verschalken. Hoynck van Papendrecht schreef aan van Loon , uit Mechelen, den 23 September 1745, de volgende woorden : "Nicolaum
Colinum tuum.... accepi ad aspectunl libri obstupui. Est monumentum. iere perennius !" De ineening der opgenoemden geleerden moet dan ook eenigszins tot verschooning strekken van, den
misgreep door onzen schrijver gedaan.
Zijn historisch bewijs dat het Graafschap van Holland
allyd een leen des cduitseken rijks geweest is , werd door Huydecoper in zijne aanteekeningen op Melis Stoke vrij hevig bestreden , en Frans van Mieris liet eensgelijks aanmerkingen er
op uitgaan.
Doch , wat men ook bewere, het valt niet te ontkennen dat
de werken van onzen van Loon overal blijken van een diep
onderzoek en van eene buitengemeene naauwkeurigheid dragen.
Dr Hermans, uit 's Bosch, heeft teregt aangeteekend : "voor de
geschiedenis der invoering van het christendom , het regtswezen,
de grafelijke raagt en de leenen en heerlijke regten blijven zijne
-
217
schriften steeds eene rijke bron , waarin hij slechts door Raep
sact in Belgie overtroffen is."
Gerard van Loon - reeds heb ik het laten verstaan - droeg
in zijnen boezem eene blakende zucht voor Nederland. voor den
roem der ouderen , voor de beginselen van eer en heldendeugd,
welke zij in hunne verrichtingen aanschouwelijk maakten. Hij
had slechts een doet , eene betrachting: zijne landgenooten aan
te vuren in eerbied en bewondering voor de groote vaderen die
leven en bloed , have en bezittingen voor land en vrijheid ten
offer brachten.De man toont zich in Zijne schriften rond, open
hartig, oriverbloeind. Steeds is hij te goeder trouw; hij schrijft
zonder bijoogmerken, zonder uitzigt op geldopbrengst, zonder
vrees voor blaam, zonder vraag naar lof. Zijne navorschingen
mogen verbazend heeteii. Wie zijne werken leest, grondig, ernstig
leest,, moet met mij instemmen, dat al wat er over de geschiedenis des lands geschreven is , in de onuitputbare schatkamer van
zijn geheugen was weggelegd. Wat hij voorgeeft, bewijst hij,
niet bloot door wel doordachte redeneringen, maar vooral door
het aanhalen van eventij dige getuigstukken. De aanteekeningen
op de kanten cii aan de onderzijden zijner schriften leveren een
ongemeen belang P voor al wie de geschiedenis des lands in
derzelver bronnen wil nagaan.
Al wie zijne geschiedenis der nederlandsche penningen heeft
doorbladerd , zal met mij bekennen, dat ze met eene groote onpartijdigheid is geschreven. Van Loon behoorde, als gezegd is,
tot de Katholieke Kerk , en was dus door 's lands wetten buiten
alle openbare betrekkingen gesloten. Men zou reden hebben om
te vermoeden dat zoo ccii man geene genegenheid kon gevoelen
voor den opstand der Xvie eeuw, die zijne kerkgenooten in
een betrekkelijk gedrukten staat had gebragt. Doch, zoo hij het
beginsel niet kon goedkeuren die den omkeer van zaken voort.
bragt , verheugde hij zich echter, als een echte zoon van Neder-.
land ) in de gevolge dier stoutmoedige onderneming. Hij was te
zeer met de geheimen van 's lands geschiede -nis bekend, dan dat
1 Almanak voor Ned. Katholieken, 1852, bi. 168.
21
hij niet overtuigd zou wezen dat IIiiand nooit die geduchte
staat kon worden die de bewoiideriir der wereld eenmaal gaande
maakte had niet Holland zich van Spanje losgemaakt. Trouwens ik lees op de eerste bladzijde van zijn peiinirigwerk : "In
't midden dier inlandsche verwarringeit zal een der geregeldste
"Vryestaaten liet hoofd opbeuren wis kielen alle zeen be
"dekken ;; wiens koophandel zich tot in alle landen uytstrekt,
"en wiens zeeverrnoogeu zoo de Oost eis Westindin beproefd
,
"
^,
CC
219
zijnen tijd en zijne wetenschap aan dat land ton offer bragt;
die meer voor dat land bewerkstelligde dan zich onder woorden
laat brengen. Het is lafheid den verdrongene te honen, en ik
denk dan ook dat naarmate de verdraagzaamheid zal vooruitgaan,
de woorden door Van der Schelling geschreven, meer en meer
afkeuring zullen vinden.
Van Loon schreef ongelukkiglijk in eenen tijd van verval
voor de Nederlandsche letterkunde. De taal van Vondel , Cats
en Hooft was maar door enkelen in hare regelen en bijna
door niemand in hare kracht en rijkdom gekend. Het was het
tijdstip der krullen en lovers in de letteren gelijk in de beeldende kunsten. 's Mans schrijftrant kan van gezochtheid noch
gezwollenheid worden vrijgesproken. Nogtans vindt Siegenbeek
zijn penningwerk , ten aanzien van stijl en voordragt , niet geheel
van verdiensten ontbloot. Het komt hein voor dat de Nederlandsche penningen er in "een zuiveren, beschaafden en somwijlen zelfs van levendigheid niet ontblooten stijl beschreven
worden." '
In 1 744 besloot van Loon ter herstellinge van zijn "afge"sloofden geest, cciie speelreys naar Vrankrijk te doen, in dat
"ryk de koriiuglyke en andere boekzaalen te doorsnuffelen, en
"by die gelegenheyd , alle dat gene zoo aldaar als in de oude
"Hollandsche Rekenkamer te iRyssel , te doen uytschryven 't geene
"onze oude graaflyke Histori aangaande in de zelvengevonden
"wierdt. Met dit oogwerk, gaat hij voort, was ik reeds naar
"Brussel vertrokken , dan door een slinks toeval genoodzaakt...
"die voorgenome reys naar Vrankrjk te staken en wer naar
"Holland te koeren." 2
Ten jare li 50 ondernam van Loon eene reis naar Belgie. Hij
bezocht liet door hem nog steeds geliefde Leuven, waar hij vijftig
jaren vroeger als student had gewoond, en vond er de Hoogeschool in een betrekkelijk bloeienden toestand. Verschillende
Collegien werden heropgetrokken de Kruidtuin was aangelegd,
;
220
221
1 Ik lees er: "Om zijne genealogie tot zekeren graaf van Loon toe uit te
strekken en die te laten bekrachtigen door Herauten van Wapenen, te Brussel, gelijk geschied is, schoon die genen welke haar zagen, zeiden dat er zeer
veel van Ste Anna, dat is van vrouwelijke linie, onder liep." Aloude vrijheid,
bi. 497.
2 Almanak voor Ned. Katholieken voor 1858, bi. 272.
222
no 26, p. 43.
2 Catalogus van Loon, bl. 187.
3 De Navolging van Christus beschreeven door Thomas van Kempen , en ieder
hoofdstuk deezer navolginge weer eerstlijk met een kort gebruijk *) van het verhandelde en vervolgens nog met een gebed vermeerderd door den E. V. van Gonnellieu ,
lid der macctschappije van Jesus; en zo dit eene als het andere tegenwoordig voor
de eerste maal in 't .Nederduijtsch vertaald door Mr Gerard van Loon. Handschrift
in folio (groot 470 bladzijden). Catalogus van Loon, bl. 42, n 15.
*) Het woord pratique vertaalt van Loon eerst door gebruijk (sic) , daarna door bezighocding , maar barstelt later wer gebruijk.
23
224
1 "1 September 17 58 , Mr
GERARD VAN
fl 60." Register op het middel van begraven ten behaeve van het gemeenti land,
225
veild werd 1 . Zijne erfgename was zijne zuster Anna van Loon,
die te Delft verbleef , en mede ongehuwd was 2 .
Bij zijn afsterven vergat Holland den zeldzamen geleerden,
den grooten onbaatzuchtigen vaderlander die voor Nederland en
alleen voor Nederland geleefd en gezwoegd had. Aan den rand
zijner groeve werden er geene treurdichten gelezen, geene lijkStalt Delft, aan de noordzijde van het Bagynhoff, is getaxeerd op fl. 175
"Een vierde part in een stuk w-armoesland, niet zone huyzinge daarop
staande , geleegen aan denz Oudendy k, onder den Ambagte van Cralingen, met eenig water, te zamen groot ofte verongelden
voortwee
t
r fl. 1125
mo gen , vier honderd en vier roeden , is getaxeerd op
fi. 13O0.''
Het werd geheel creerfcd bij Anna van Loon , die ab intestato , maar tot een
derde paart gerechtigd was , en dus 1/2 paart zijnde fl. 433-6-103 subject den.
20n penning fl. 21-13-6-2 paarten, fl. 866-13-- 5-, subject den l0n pennis^ ; , fl. 86-13-- 6
fl. 108 6-12
De X verhoogt is
10 16 12
1,
municeert hebbende dat voor alsnog niet kodde aangeeven de goederen nagelaten bv Mr GERARD VAN Loox , deszelfs broeder , vermits over dezelve goederen
nog eenige procedures waaren hangende , en dienvolgens versogt voor diligent te
mogen worden verklaert , hebben haar Ed. Gr. Achtbaare goedgevonden deszelfs
verzoek te accorderen en dezelve voor diligent verklaart." Notulenboek van de
NIH. Burgemeeste;-en van Leiden, letter S. , fol. 88 en 90. De voorenstaande
bijzonderheden werden ons medegedeeld door Jonkhr Rammelman-Elzevier,
archivaris der stad Leiden.
226
227
BIJLAGEN.
Ik kan maar tot eene geringe hoogte aan het verlangen van
mijn vriend Van Even, de uitgave der brieven van Gerard van
Loon , (zie de 4e bladz. van deze studie) voldoen. Ik hoop
echter dat het volgende twaalftal den lezer dezer met even veel
oordeel als liefde bewerkte monografie niet onwelkom zullen zijn.
ALB, TH.
N 1.
Myn Heer
De Hr N. N : Alkemade 1
Tot
Rotterdam
Myn Heer
Tot antwoord van uwen aange iaamen , zoo dient dat , ten opzlgte van de papieren vare het klooster sion , onmogelijk is , die
te besorgen , want die althaas in zeeker klooster tot Mechelen
zijn berustende het welke van die ordeve is 2 wat belang de fondatie brief van sint niclaas beeld tot arnsteldam de bezitter heeft
reets Pen copij daar van gereed leggen die ik eersdaags bekomen
hebbende UE zal doen geworden. aangaande de papieren van
berkel daar heb ik tot noch toe niet konnen na ver.neemen mits
dien ik met de paeliter van 't carosse geld over hoop legge.
verders is mij ter hand gestelt zeeker verhaal van eenen van
adrichem met zijne eige hand geschreven zijnde van de vrienden
valt egenwoordigen dijkgraaf van delfland , 'en geweeze overste van
het barbara klooster alhier. vervattende een specifiek verhaal van
zeeker tirannieken handel door drie alva's biegtvader in dat klooster
.
229
gepleegt. waar van UE. insgelijk een copye zal besorgen. wat
belangt de papieren daar [JEd: door voorstad mij van heeft laaten
spreken, die zal ik tragte na te speuren; en zoo danige middelen ter hand slaan die tot dat oogmerk zullen konnen bekwaam
zijn. verder heb ik verstaan dat tot gouda zeeker priester vande
roomsche gemeente , met naame walvis , veele oude brieven en
bescheide der geestelyke gestigten zoude hebben, daar UE mischien
die van zijne sinlijkheid zyn zoude vinden. verders afbreekende,
blijve ik met veel respect
Myn Heer
VE
DW Dienaar
delft 18 april
1712
Gerard van Loon
Mijn Heer
No 2.
IX.
XV
23o
Mijn Heer
No 3.
231
232
N 4.
Myn Heer
De Hr Corn van Alkemade
op 't haringvliet
P
Te
Rotterdam
233
No 5.
Mijnheer
De Hr Corn van Alkemade
per ami.
Te
Rotterdam
Mijn Heer
Ik hebbe uwen laasten , na verscheide dagen uyt stad te hebben geweest, met mijn t'huys komst wel ontfangen belangende
het Manuscript : der privilegie van delft hebbe ik onder voorkomende occasie kennisse gegeven aan onzen pensionaris , welke
aan nam des wegen de Heeren te zullen spreken , dan mij over
wijnig dagen daar op antwoord liet toe komen. dat de stad alle
haare previlegie in behoorlijke forme hadt, dierhalven voor de
gegeve Communicatie mij deedt bedanken. belangende den ingeleiden hebbe ik die aan 't huys van den Heer spiringshoek besteld. wegens het voorgenome penningwerk heb ik eenige dagen
te Amsterdam geweest en zal de brenger deezes UE deswegens
Delft
delft
234
23
No 6.
Mijn Heer
hiernevens bekomt UE met de uyterste dankbaarheid het geleende Contract der Eedelen tegens Alba, te rug ik hebbe het
aan niemant, volgens uw verzoek , laaten zien maar volgens nevengaande Copije geextrakeert. ik verzoek zeer vriendelijk of IJE het
een zoude willen Collationeeren , en de opengebleve plaatzen aanvullen , of de qualij k geschrevene verbeteren, want ik mij weinig
op het oude schrift verstaa.
ik wagt drie oude vonnisse wegens de overschiese brugge zoo
als ik die ontfangen hebben zoo zal ik die UE mededeelen. verders moet ik UE bekent maken dat al het oude graven geld van
de Hr van Cronenburg alle als niet genoin extra Catal'bgum zal
verkogt worden zoo ook de zegels.
verders moet UE bekent maken dat hier eene zonderlinge losrente brief van Een der oude graven van holland met opgeld is
verkogt om de zonderlingen inhoudt en zegels alle in fluele kasje
bewaart. de koper is de Hr van dr dussen Hr van souteveen. ook
is mij ter oore gekomen dat de Heer Gaal in deeze stad , verscheide documenten heeft wegens de stroomen onzes lands , dit
heb ik van den Hr procureur Coelen gehoort die hem dienende
in eene zoodanigen zaak die stukken geleezen en gehadt heeft.
verders niet nieuws als dat ik met het uijterste respect mij
teiken te zijn
Mijn Heer
VEDW
Dienaar
meij
1715.
Gerard van Loon.
235
Adres als No 4.
N 7.
Mijn Heer
No 8.
236
men ontfangen. ik zal mijn best doen van [den] zoon van ouwendijk
te zullen spreeken. by provisie gaat hier nevens eene aftekening
van een gedenkpenning , die de professoren der philosophie te
leuven , ter eere van onzen delfschen leuwenhoek hebben laaten
maken en aan denzelven vereerd. verders zal ik alles wat in mijn
vermogen is Contribueren om uw liefhebberij voor te zetten en
van nu af te betuijgen dat ik waarlijk ben
Mijn Heer
VEDW
Dienaar
delft 18 decemb
1715.
Gerard van Loon.
Myn Heer
No 9.
Te
Rotterdam
Mijn Heer
Met regt moet UE verwondert zijn over mijn lang stilzwijgen.
ik hebbe zedert alles aangewent om de verzogte papieren weder
eens te konnen bekomen, ze zijn mij ook toegezeid en dt bezitter
heeft ze verscheide reyzen onder veelvuldige andere papieren gezogt en niet konnen vinden. ik ben zelfs ten zijnen huyze geweest
en hebbe omme de pakketten en boekekassen te doorzien eenen
heelen middag besteed zonder ze te hebben aangetroffen , zulks
ze hem moeten ontstoolen , of verleid zijn , indien 't laaste waar
is , hoopt hij ze noch met het schoonmaken te zullen vinden
want van quaadaardigheid v an den bezitter ben ik van het tegendeel geheel verzekerd. Aangaande de Papieren van Butkens 1 , die
ouwendijk zoude gehadt hebben, - hebbe ik uijt den gewezen lijfknegt van den Hr Berthout van slingerland , getrouwd met de
dochter van Hendr van Bleijswijk verstaan , dat ze die heer voor
-omtrent 800 gl gekocht heeft , en hij voor zyn meester veel
maaien daaruijt extracten heeft moet schrijven. deeze geweze
1 Alk. teelcent aan : "Chartres van Butkens".
237
Mijnheer
UE dw. Dienaar
Gerard van Loon
238
Mijn Heer
No 10.
Te
Rotterdam
Mijn Heer
Uwe twee Brieven mitsgaders het toegezonde spaansch kronykje
zijn mij geworden, ik zal het houden , als was 't slegs om de
naamen der spaansche schrijvers en te rotterdam komende, het
verschot restitueeren ; de teykening van 't staaten glas zal ik
dan te gelijk mede brengen. hij haalt , in dat kronijkj e , Catrera
aan als die best het leven van phi.lips II heeft beschreven , zoo UE
die schrijver mogt voorkomen , gelief om mij te denken. tot nieuws
dat die van ter goude een penning op de fransche en spaansche
vrede laten maken , dat de stempelsnijder van Noord holland
door den Czaar zijnde gedeba [u] cheert, met alle de gereedschappen
met de noorder zon na muscovie is vertrokken , dat drappentier
tot stempelsnijder is aangesteld , en eindelijk dat de Hr [Heeren?]
van de dimermeer , mits dit jaar het honderste zedert haare droogmaking is, daar op een penning zullen laaten slaan. noch dient tot
Uwe Gouverno , dat op maandag te lefij den , zeer fraije Manuscripten (uwe liefhebberij betreffende) op de auctie van den Hr
verzijden zullen verkogt worden. verders zij verzekerd dat ik
alles wat in mijn vermogen is , zal aanwenden , om de lief hebbery voor te zetten , en wel voornamentlijk dat ik altijd zal
trachten te weezen
Myn Heer
VEDW
Dienaar
.delft 25 Maart
Gerard van Loon.
1718.
239
Mijn Heer
N 11.
Rotterdam
Mijn Heer.
Hier nevens per schipper de wit de bewuste aftekening en 't
M : S : iets diergelijks voorkomende zal ik om UE denken.
dewijl. UE genegen waart uw graven geld te verkoopen en dat
de Hr fagel misschien daar in wel speculatie zoud konne hebben,
zoo wenschte wel te weeten daar of daar ontrent hoeveel UE
daar voor zoude willen hebben
verders zoo 't niet te hoog liep zoude ik zelfs wel van ieder
een stukje begeren met een borstbeeldje van welke ze worden
gevonden , en hoeveel dat wel zoude bedragen.
nu staan ik eerdaags het Manuscript van Penningen staaten,
van brabant te ontfangen. zijt verders gegroet van hem, die is
Myn Heer
V : E : D : W : Dienaar
Gerard van Loon'
delft 28 April
1718
No 12.
Myn Heer
De Heer Corn van Alkemade
op de 2 haringvliet
Te
Rotterdam
Myn Heer
240
Corn Backer, die met mij op morgen naar buyten zoude gaan,
en wel wenschte in 't passant UE eens te spreken , zoo dient
deeze dat wy gezamentlijk op morgen voor de middag ten elf
uuren de eer en vrypostigheid zullen nemen van UE over de
liefhebberij te komen spreken en mondeling te betuijgen hoe
dat niet alleen hy , maar ik met veel respect ben
delft 29 April
1720
Mijn Heer
VEDW Dienaar
Gerard van Loon
241
Het opschrift luidt : Juffrouw , Juf? de Wed. Gerrit Schoemaaker , naast de Brouwerij van de drie Schulpen , op de Prinsegragt,
te Amsterdam met vriend.
242
E. v. E.
2f!MM/l/