Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
m nnin
mm
G E D E N K B O E K V A N WERKSPOOR
HONDERD JAAR
MACHINE-INDUSTRIE
OP OOSTENBURG
AMSTERDAM
DOOR
D M.G.DE B O E R
R
182,7
1927
DRUK D E BUSSY - A M S T E R D A M
Het feit, dat Werkspoor" jubileert, is niet slechts voor den kring van hen,
die direct bij deze fabriek betrokken zijn, van beteekenis. Geheel Amsterdam
viert dit jubileum mede. Werkspoor" heeft zich een bijzondere populariteit
verworven in onze stad. En te recht. De Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, genaamd Werkspoor, is nauw met Amsterdam
verbonden. Zij is in den loop der jaren een factor van beteekenis geworden
in het economisch leven der hoofdstad. Haar lotgevallen worden voortdurend
belangstellend gevolgd en besproken door een niet gering deel der bevolking.
Amsterdam en Werkspoor" behooren bijeen!
Het is dan ook begrijpelijk, dat de belangen der fabriek mijn ambtsvoorgangers steeds zeer ter harte gingen. Bij uitbreiding van kapitaal verleenden
de Burgemeesters van Amsterdam hun medewerking, bij stakingen werd door
hen bemiddeld, bij reorganisatie schonken zij hun steun. Ja, bij alle groote
gebeurtenissen in de geschiedenis der fabriek gaven Ainsterdam's Burgemeesters
blijk van medeleven. Niet minder dan vroeger verdient de fabriek ook thans
nog de waardeering der Stadsregeering. Het is mij dan ook een voorrecht,
der traditie getrouw, in deze voor Werkspoor" zoo gewichtige dagen, daarvan
te mogen getuigen. Dat de Directie mij daartoe in de gelegenheid stelde, door
mij te verzoeken een voorwoord voor dit jubileumwerk te schrijven, stel ik
op hoogen prijs.
Wanneer ik- mij afvraag, waaraan Werkspoor", trots alle tegenwerkende
factoren, haar welzijn en ontwikkeling te danken heeft, dan zou ik daarvoor
drie eigenschappen kunnen noemen, die voortdurend de fabrieksleiding kenmerkten: energie, betrouwbaarheid en belangstelling voor de arbeiders.
Welk een energiek werker was de stichter der fabriek, Paul van Vlissingen.
Onvermoeid arbeidde hij voort, veelal met geringe hulpkrachten. Tegenslag
ontmoedigde hem niet. Gebrek aan medewerking van regeering en particulieren
deed hem slechts nog met te meer kracht voortgaan, wijl hij als zijn taak zag
hen te wekken uit den doodelijken slaap". Van Vlissingen's arbeid werd
gedragen door een breeden blik. Hij zag zijn werk in het geheel van het
economisch leven van zijn tijd. Waar hij zich uitspreekt in adressen aan
Regeering en Volksvertegenwoordiging en in brochures, toont hij zich naast
practisch zakenman iemand met warme belangstelling voor de belangen van
zijn vaderland. De uitgedoofde energie opwekken, dat is een levenskwestie.
Er is niet voor allen arbeid, maar die moet er komen. De werkloonen zijn
zoo laag, dat men niet eens in de eerste levensmiddlen kan voorzien; velen
v
zijn werkeloos. Een dure plicht is het daarin verbetering te brengen; niet op
fraaie theoretische beschouwingen komt het aan, maar op practische aanwijzingen : eerst wanneer alle handen werk hebben, kan men zeggen, dat de
natie een werkelijke welvaart bezit." Deze passage uit een zijner beschouwingen
teekent zijn opvattingen: door eigen geestkracht anderer energie wekken, tot
welzijn van het vaderland. En Van Vlissingen's opvattingen zijn die zijner
opvolgers.
Niet minder dan de werkzaamheid van den oprichter der fabriek, dwingt
onder meer de arbeid van J. P. Dudok van Heel tot bewondering. Hoe
fascineerend is het verhaal zijner reizen naar Itali en Egypte en de successen
voor de fabriek daar behaald....
Overal in de beschrijving van de geschiedenis van de fabriek treffen wij
de bewijzen van .energie, durf en breeden blik der leiders. Energie en durf,
die gedragen werden door het besef iets te kunnen bieden, dat waard is het
daglicht te aanschouwen.
In een redevoering op een der droevigste momenten in de geschiedenis
der fabriek sprak de heer A. C. Wertheim, terugziende op de werkzaamheid
der Directie: Bij alle transactin, met wie ook, hebben steeds eerlijkheid en
goede trouw voorgezeten; dit moet zoo blijven, zij het ook met opoffering
van al hetgeen wij eenmaal het onze mochten noemen". Wanneer wij thans
op zooveel blijder' tijdstip de historie der fabriek overzien, kunnen wij niet
beter doen, dan. deze woorden aanhalen ter karakteriseering van de gestie
der leiders door alle tijden van haar bestaan. Op het woord der Directie
kon men steeds volkomen aan; overeenkomsten werden steeds ten volle
nagekomen, met welke opofferingen dit ook gepaard mocht gaan; deugdelijk
was steeds al hetgeen werd geleverd. De concurrentie kon worden doorstaan.
Hetzij bij een wedstrijd met Engelsche sleepbooten in Egypte in het midden
der vorige eeuw, hetzij bij den kamp van scheeps-Dieselmotoren op de
hedendaagsche wereldmarkt, steeds legt Werkspoor" eer in!
Ook op sociaal gebied moet de Fabriek in de eerste gelederen worden
gerangschikt. Welk een belangstelling voor de arbeiders spreekt er reeds
uit Paul van Vlissingen's instelling van een ziekenfonds in 1843, uit zijn
adres aan de Tweede Kamer van 1854, beide in een tijd, waarin in het
algemeen sociaal interesse zoo uiterst gering was. Hier is een man aan het
woord, die een nauwkeurige studie maakte van het vraagstuk der opheffing
van het levenspeil van den arbeider. Sentimentaliteit was hem verre. Wars
was hij van oppervlakkige philantropie. Doch uit al zijn daden spreekt een
warm medegevoel met de nooden der minder-gesitueerden; de vaste wil,
zoo noodig, persoonlijk offers te brengen, wanneer het hun levensgeluk kan
vergrooten. Paul C van Vlissingen geleek in dit opzicht zijn vader. En, met
groote voldoening mag worden getuigd, dat de tegenwoordige Directie wij
zien het uit de uitvoerige schildering in Hoofdstuk VII ten dezen den
VI
weg harer voorgangers is gevolgd. Ja, in alle opzichten zet zij op waardige
wijze de verheven traditie der fabriek voort Niet zonder reden is daarom
Amsterdam nog steeds trots op zijn Werkspoor".
Zoo wil ik eindigen met het uitspreken van de hoop en de verwachting,
dat de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, genaamd
Werkspoor, nog lang aan de Hoofdstad, onder even energieke leiding als
voorheen, ten sieraad moge strekken!
De Burgemeester van Amsterdam,
24 Januari 1927.
VB
J
INHOUD.
Inleiding
L De stichting van de Commanditaire^ sociteit Paul van
Vlissingen en Dudok van Heel
19
Adres aan Marine, 19. Suriname, 19. Concurrentie van Seraing, 20. De Belgische
opstand, 21. Windgeschut, 21. Invoerrecht op ijzer, 22. Cockerill en Suriname, 22.
Begunstiging van Seraing, 23. Bestellingen van Marine, 24. Brand der fabriek, 24.
Verzoek om steun 24. Beslissing door den koning, 25. Opdrachten van Marine, 25.
V a n Vlissingen technisch leider, 26. Octrooi-kwesties, 26. Brochure over de nijverheid, 27. Critiek van Netscher, 28. Concessie-aanvraag, 29. Afgewezen, 30. De
Koninklijke fabriek, 30. Locomotievenbouw, 30. Verhouding tot Roentgen, 31.
De Haarlemmermeer, 31. Veelzijdige werkzaamheid, 31. Bouw van ijzeren schepen, 32.
Bouw eener werf, 33. Groote werkzaamheid, 33. Wijziging der statuten, 33. Gevolgen
der revolutie van 1848, 34. Drukke scheepsbouw, 35, De Scheepvaartwetten, 35.
Aftreden van Paul van Vlissingen, 35. Zijn later werk, 36. Zijn beteekenis, 36.
38
Achteruitgang? 60. Pletterij op het Funen, 60. Haar beteekenis, 61. Overname
door de K o n . fabriek, 61. Slechte resultaten, 62. Regeeringssteun gevraagd, 62.
De brug over het Hollandsen Diep, 63. De wijze van uitvoering, 63. De eerste
overspanningen, 63. Verliezen, 64. Aanzien der fabriek, 64. Velen en toch n"
contra den Prins, 65. Gebrek aan werkkapitaal, 65. Nieuwe vergrooting, 67. De
fabriek staande gehouden, 68. Gevolgen van den oorlog van 1870, 68. De toestand, 68.
Spekhuis, 119. Gevaren oer vrije beschikking, 119. Oprichting van een dept
voorgesteld, 120. Besprekingen, 120. Voorschotten, 121. Protectie gevraagd, 121.
Protectie geweigerd, 122. Nieuwe aanvraag, 122. Weigering van den minister, 123.
Groote bestellingen, 123. Advies der Factory, 124. Steun der N.H.-M., 124. De
firma Dmmler en Co. agent, 125. Van Vlissingen, Dudok van Heel, Cail, Halot
en Co., 125. Gevolgen der liquidatie, 126. Crisis, 127. De taak van Werkspoor, 127.
Toenemende werkzaamheid. 128. Reis van den heer Muysken naar Indi in 1926, 129.
.131
Paul van Vlissingen als werkgever, 131. Plaatsing van leerlingen, 131. Ziekenfonds, 132. Een merkwaardig adres, 132. Paul C. van Vlissingen als werkgever. 135.
Uitkeering van pensioen, 135. Van der Made als werkgever, 136. Toestand der
fabriek, 136. Toch gehechtheid aan de fabriek, 137. Loonregeling, 137. Ziekenfonds, 138.
Beambtenpensioen, 139. Arbeiderspensioen, 140. Spaarkas, 140. Regeling feest- en
vacantiedagen en winstaandeel, 140. Geen contact tusschen directie en werklieden, 141.
De Fabrieksraad, 141. Resultaten, 142. Werkspoorcourant, 142. Leerlingstelsel, 143.
Tuindorp Elinkwijk, 144.
148
l-*0
Aanteekeningen
Noten
1 5 3
X!
,
Bezoek van H. M . koningin Wilhelmina en H . M . de Koningin-Moeder
^
aan de fabriek op 27 April 1900
' ' ' ' .tai
" ftft
CH.Strumphkr. Directeur der Nederlandsche Fabriek' tot 1 Januari 1891
G Kloos, Technisch Directeur tot 1 Mei 1922
"
J. Muysken, Directeur sedert 1 Januari 1901
' "
"
" ,
Een partij van 50 kolenwagens, gereed voor aflevering aan de fabriek te Utrecht
..
Kijkje in het Tuindorp Elinkwijk" te Zuilen bij Utrecht
M
p 3 9
0000OO000
XII
V O O R G E V E L V A N D E FABRIEK IN 1849.
N A A R D E SCHILDERIJ V A N K. K A R S E N .
Achteruitgang
p a n o n s
De industrieel
revo
tie
e n
dc
De jeugd van
P*iviissingen.
v e r r a s s e n
zooals blijkt uit het verleencn van de orde van den Nederlandschen
Leeuw, hem in 1825 geschonken.
Te Amsterdam teruggekomen, was hij daar in associatie getreden Werkzaamheid
met zijn broeder Frits, die een wijnhandel had opgericht; weldra
'
werd hij echter geheel in beslag genomen door pogingen om in
Amsterdam stoomschepen in de vaart te brengen. Ik heb deze.
kwestie elders uitvoerig behandeld en wil hier slechts aanstippen,
dat door Leonard de Vijver concessie was aangevraagd voor een
stoombootdienst op Harlingen; na diens overlijden nam van Vlissingen
de leiding op zich; hij vatte de zaak echter veel breeder op en
gaf, in combinatie met zekeren Liedermooy, den stoot tot de oprichting der Amsterdamsche stoomboot maatschappij, di een geheele
reeks van stoombootdiensten wilde openen op Zaandam en de
Zuiderzeesteden, maar tevens op Hamburg en Londen. Daar deze
zaak buiten zijn industrieele werkzaamheid omgaat en elders door
mij uitvoerig besproken is, zal ik haar verder hier ter plaatse onbesproken laten; zij is echter van groote beteekenis geweest, daar
zij van Vlissingen plaatste voor de noodzakelijkheid om zelf de
reparatie, weldra ook de constructie van scheepsmachines ter hand
te nemen
W a t toch was hetgeval?ToenRoentgen na de oprichting der Neder- Roentgen en
landsche stoomboot maatschappij voor de verder te bouwen schepen
t *machines noodig had, droeg hij de vervaardiging daarvan op aan den
zeer met hem bevrienden Luikschen industrieel John Cockerill, die sterk
bij de Rotterdamsche maatschappij genteresseerd was. Hij demonteerde voor dit doel de scheepsmachines van lage drukking, in Engeland aangeschaft voor de reeds vroeger in de vaart gebrachte Nederlander en zond de daarnaar vervaardigde teekeningen naar Seraing ;
tevens bewoog hij de regeering te bepalen, dat voortaan alle stoomschepen, met derzelver gansche toestel" binnenslands moesten worden vervaardigd. MetCockerill werd overeengekomen, dat deze alleen
aan de Rotterdamsche maatschappij, die haar werkzaamheid over
geheel Nederland wilde uitbreiden, scheepsmachines zou leveren ).
Het plan was goed overlegd; de 'combinatie van den best in- Onhoudbare
gerichten industrieel en den genialen ontwerper zou aan beider
*
ondernemingen een monopolie verschaffen. Toen kort daarna een
t e
t e r
Mn
foe!rf
Cockerill.
Behoeften
e r
Huur
Rokerij.
Aanvang van
het bedrijf.
w a r e n f
Een
Pleidooi
v o o c sanit
rt
maatregelen.
or
cru
10
uitgaven, besteed tot het daarstellen van al wat wij gezien hebben,
vergeleken met hetgeen bestaat, en kunnen onze verwondering niet
ontveinzen, dat in een zoo korten tijd met bekrompen middelen een
etablissement van dien aard tot die hoogte gebragt is, daar er
reeds bestaat: eene ijzer- en kopergieterij, eene koperslagerij, eene
draaierij, en eindelijk een bankwerkers- en timmermanswinkel, met
alle de tot die onderscheidene werkzaamheden benoodigde gereedschappen, mitsgaders eene zekere hoeveelheid modellen, kortom al
hetgeen vereischt wordt, niet alleen tot het herstellen van stoomwerktuigen, maar tot een volkomene vervaardiging daarvan, evenzeer als van andere mechanique werktuigen, zoodat wij eenparig
en volmondig betuigen, dat, naar het oordeel, dat onze kennis ons
veroorlooft te vellen, er niets te wenschen overblijft, dan alleen
het verder volmaken van het begonnen werk. Wij begrijpen dan
ook, dat zoodanige Fabrijk een noodzakelijk en onontbeerlijk
vereischte is, daar waar een actieve stoomvaart bestaat, om de
werktuigen ten allen tijde behoorlijk en spoedig in order te houden."
Toch durfde de commissie, hoe gewenscht ook het bezit van
een dergelijke fabriek zou zijn, de overname niet aan de maatschappij aanraden. Want de staat van volmaaktheid van de fabriek
vordert ook weder het aanhouden van kundige werklieden, die wel
niet altoos voor de behoeften van een enkele maatschappij, als
deze is, bezig gehouden kunnen worden." Zij achtte, dat het
exploiteeren van een dergelijke fabriek buiten den kring van werkzaamheden der maatschappij lag en dat de overname dus moest
worden ontraden ).
Bij het opsommen harer motieven had de commissie blijkbaar
n punt onbesproken gelaten, en wel de wrakkefinancieeletoestand
der maatschappij, die het ongeraden deed zijn nog meer hooi op
de vork te nemen. De A. S. M . was opgericht in een oogenblik
van enthousiasme voor de stoomvaart; men had meer geld gekregen,
dan aanvankelijk gevraagd was; van den koning was een belangrijke
inschrijving verkregen; men had daarop de maatschappij, het
voorbeeld der Nederlandsche Handel-Maatschappij volgend, veel
grooter opgezet, dan oorspronkelijk in de bedoeling had gelegen.
Zorgeloos geworden door hetrijkelijktoevloeien van het kapitaal,
1
11
Geen overname
doorde A.s
M.
12
Oprichting
^ ^
13
Beroep op
k o m n g W t U e m
'
Uit en door de commanditaire vennooten zouden drie commissarissen worden gekozen, die met het toezicht werden belast; zij
zouden elke maand een schriftelijk verslag van de werkzaamheden
in de fabriek en elke drie maanden een summiere staat en balance,
getrokken uit de boeken der Sociteit" ontvangen en zoowel de
boeken als de kas te allen tijde kunnen verifieeren. Mochten zij
bedenkingen hebben, dan zou het geschil zoo noodig door arbiters,
door besturende vennooten en commissarissen aangewezen, kunnen
worden uitgemaakt.
De winstverdeeling was als volgt geregeld. Aan ieder der besturende deelgenooten zou uit de onkosten jaarlijks 2000 worden
uitgekeerd. Bleek er verder winst te zijn gemaakt, dan zou eerst
4 % over het gestorte kapitaal aan de deelhebbers worden uitgekeerd; van de rest der winst zou 10 % op een reserve-rekening
worden gebracht; 40% zou onder de besturende en 50% onder
de commanditaire vennooten worden verdeeld. Zoodra de reserverekening 5 % van het gestorte kapitaal zou bedragen, zou deze
rekening niet verder worden gecrediteerd, terwijl dan het aandeel
der commanditaire vennooten met 10% zou worden verhoogd.
Voor verliezen zou de reserve-rekening en, zoo deze niet voldoende was, de winst- en verliesrekening worden gedebiteerd;
in de volgende jaren zou geen winst worden uitgekeerd, tot deze
laatste weer was aangevuld.
Door andere bepalingen was vastgesteld, hoe gehandeld moest
worden bij overlijden van een der besturende vennooten; zijn
weduwe zou dan een door Commissarissen geschikt geacht persoon
als opvolger kunnen aanwijzen; ontbinding zou buiten de vastgestelde
termijnen alleen kunnen plaats hebben bij verlies van een derde
van het gestorte kapitaal.
Zoo luidden de statuten, welke aan het adres aan den koning
werden toegevoegd. Het adres zelf eindigde met een krachtig beroep
op 's konings nationale gezindheid. De fabriek behoefde niet meer
opgericht te Wordn; sedert maanden werd daar met 50 arbeiders
gewerkt en reeds hadden verschillende welgeslaagde werken de
deugdelijkheid der inrichting bewezen; mannen, eerbiedwaardig
door hunnen stand en kunde, hebben de fabryk met een bezoek
15
Wmstverdeeng.
Verzoek om steun.
flappert van
e t s c
'
17
Afwijzing van
e t
*****
Oprichting
der Sociteit.
ooooOOooo
18
Adres aan
MarOTe
Suriname.
a t
v e e
r o o t e r v o e
20
21
invoerrecht
op i/zer.
Cockerill
en
nname.
O Q
22
ver(
Mr/ui/fvUA
an tyfi& n^ySt/ier,
ca// %>oorn,cr/u
aOf.iKr c c n i g c lUbOttH'nni),
blijken bij een zaak, waarbij de Amsterdamsche fabriek niet rechtstreeks betrokken was, maar die toch te merkwaardig is om haar
hier onbesproken te laten. N u de Belgische en de Nederlandsche
belangen uiteenliepen, begonnen de belanghebbenden bij de suikerindustrie in Suriname aan te dringen op toelating van den invoer
van Engelsche machinerien in Suriname tegen betaling van rechten,
wat tot dusver verboden was. Hiertegen verzette de administrateur
van het Fonds der nationale nijverheid Netscher zich ten stelligste;
hij wees erop, dat het etablissement van Cockerill indertijd op
bepaald verlangen van de regeering een filiaal te Paramaribo had
opgericht en dat het fonds, door hem beheerd, voor belangrijke
bedragen bij genoemd etablissement betrokken was; bij het aanmoedigen van vreemden invoer zou dit fonds aan groote verliezen
worden blootgesteld. Hij vond steun bij het Departement van
kolonin, waaronder de nijverheid ressorteerde; de belangen der
kolonie vonden daarentegen weerklank bij het Departement van
financin; tot opbeuring van Suriname behoorden alle middelen
aangewend te worden. Op verlangen van den koning werd daarop bij
dit verschil van meening het advies van den Raad van State gevraagd.
Deze wees erop, dat vroeger vrije invoer in Suriname was toegestaan tegen betaling der bestaande rechten; in den laatsten tijd
was hierin verandering gekomen met het oog op de belangen van het
etablissement van Seraing; het belang der kolonie moest echter worden gesteld boven het bijzonder belang van een etablissement, welks
betrekkingen door den loopder omstandigheden met Noord-Nederland
verbroken zijn; in afwachting van een wettelijke regeling diende vrije
invoer te worden toegestaan, in welken zin dan ook werd besloten').
Toch bleef Netscher strijden voor de belangen van Seraing.
Toen in het jaar 1834 voor de ijzergieterij, behoorende bij het
Artillerie- en constructiemagazijn te Delft, een stoommachine moest
worden aangeschaft, kwam het ter oore van de Amsterdamsche
directie, dat deze machine bij Cockerill zou worden besteld. Zij
verzocht daarop met de levering te worden belast. Bij nader
onderzoek bleek evenwel uit een rapport van Netscher, dat de
bewuste machine reeds in een fabriek te Aken" Cockerill
bezat daar een filiaal was besteld ).
2
23
Begunstiging
van
v-
Serai,
van Marine.
24
v a n
25
d e n
M a r i n e
0-
konin
26
nomen, dat het bloote toeval den concurrent een afschrift van het
Engelsche patent in handen had gespeeld. De octrooirechten werden
betaald, het octrooi niet gelicht. Toen echter enkele jaren later, op
12 Juli 1838, weer een belangrijk octrooi werd aangevraagd voor
een verbeterd soort spinwerktuigen, besloot van Vlissingen een
herhaling te voorkomen; hij richtte een niet-officieel schrijven aan
den minister van Binnenlandsche zaken, baron de Koek, en deelde
hem het gebeurde mee. Het was niet zijn bedoeling de gestorte
gelden terug te vragen; zonder te treden in de middelen, door de
Ned. stoomboot maatschappij aangewend om bekend te worden
met hetgeen mijn firma had verzocht, hetgeen natuurlijk een geheim
diende te blijven zoolang het octrooi niet was verleend, heb ik het
nu raadzaam geoordeeld bij het vragen van een octrooi, waaraan
ik groote waarde hecht, Uwe Excellentie, op wiens rechtschapene
medewerking ik weet te mogen rekenen, met het gebeurde bekend
te maken, ten einde een waarborg te bekomen, dat niet weder onze
pogingen om in ons land al wat werktuig is op gelijke hoogte als met
het buitenland te brengen, ten nutte van anderen zouden strekken."
Dezen keer kwamen er dan ook geen incidenten; het patent voor
een handspinmolen voor vlas en hennep, werd op 6 October verleend;
het blijkt niet of de uitvinding van practisch belang is geweest').
Heb ik op een andere plaats beschreven, hoe van Vlissingen
rusteloos werkzaam is geweest o.a. door het scheppen eener lijn
op Huil, die echter geen succes had, ook in ander opzicht uitte
zich zijn ondernemingsgeest op allerlei gebied. Toen hij in het jaar 1838
een reis naar Engeland maakte, kwam hij terug met een sterken
indruk van de welvaart, die daar te lande door de industrie werd
verspreid. Zijn indrukken gaf hij weer in een brochure: De industrie
van Groot Brittanni, een voorbeeld voor Nederland ). Hoewel
overtuigd, dat hij elke letterkundige roeping miste, meende hij toch
te moeten bekend maken, wat hem gebleken was op een tot dat
doel opzettelijk ondernomen reize om gade te slaan de fabrijkmatige
ontwikkeling van Groot Brittanriit,"
Vaak werd gezegd, aldus ving hij aan, dat handel en nijverheid
tegenstrijdige belangen hadden; dit dwaalbegrip was ontstaan door
de buitengewone bescherming aan de Belgische fabrieken verleend.
2
27
Brochure over
e
m j v e r
Critiek van
Netscher.
Het ontstaan eener krachtige industrie achtte hij voor ons land van
de grootste beteekenis. De kostbare leefwijze in Engeland had daar
geleid tot verbetering der werktuigen: de stoommachine was daar
de algemeene beweegkracht geworden; het doel was daarden meest
mogelijken arbeid met het kleinst mogelijke getal van handen te
verrichten. Dit voorbeeld moeten wij volgen; onze kinderen
moeten wij tot werkzame menschen opvoeden; de gefortuneerden
moeten een deel van hun fortuin in ondernemingen beleggen; de
fabriek te Amsterdam en die op Fijenoord kunnen de moeder onzer
industrie" worden.
Met een enkel woord spreekt hij ook over het aanleggen van
spoorwegen. Aan den spoorweg naar Haarlem kende hij geen groote
beteekenis toe; alleen spel- en winzucht deden in onze dagen een
onderneming tot stand komen, waarvan niemand het nut kan inzien."
Voor een andere, voor den Amsterdamschen handel hoogst belangrijke
zaak den ijzeren weg naar Keulen was daarentegen geen geld
te vinden. Het ingrijpen van den koning, die uit eigen middelen
rente aan het in den spoorweg naar den Rijn gestoken kapitaal
verzekerde, had echter het tot stand komen dezer zaak verzekerd.
Hij eindigde met de opwekking: ontwaken wij eindelijk uit onzen
doodehjken slaap, eer het te laat is en anderen doen, wat wij nu
nog in onze macht hebben."
De brochure blijkt ook de aandacht van den koning te hebben
getrokken en werd in handen gesteld van den betrokken minister,
om na te gaan tot welke beschouwingen of maatregelen de inhoud
aanleiding zou kunnen geven?" Het rapport, door Netscher uitgebracht, was, zooals van den vijand van van Vlissingen te verwachten
was, niet gunstig. De industrie vertoont hier geen eigenlijken stilstand,
al worden hier niet zulke kolossale fabrieken aangetroffen als in Engeland. Nederland verdient niet het verwijt van lauwheid en traagheid,
dat in het geschrift van den heer van Vlissingen doorstraalt; er
bestaan hier allerlei fabrieken; Nederland kan niet van achterlijkheid
worden beschuldigd. N a opsomming van de bestaande fabrieken
beweert hij, dat Nederland alles bezit, wat het behoeft, zij het
op kleinere schaal dan Engeland en al mist men die kolossale
ondernemingen, die hier aanzienlijke verliezen zouden opleveren
28
29
Concessieaanvraag.
Afgewezen.
De Koninklijke
fabriek.
Locomotievenbouw.
30
31
de eerste, welke in deze industrie gebruikt werd, waar de beweegkracht tot dusver door paarden of door vrouwen en kinderen
geleverd werd; de kosten der beweegkracht daalden hierdoor op
de helft. In 1841 belastte zich de fabriek met het gieten van het
ijzeren standbeeld van De Ruyter te Vlissingen, vier jaar later met
dat van Prins Willem I, door Royer, te 's-Gravenhage, 15 voet
hoog, dat in n stuk uit brons moest worden gegoten. Door deze
opdracht voelde de directie zich blijkbaar gevleid: wellicht dat
dan later naast de schepper ook de werkplaats, waar het kunstwerk
werd vervaardigd, zal worden herdacht')."
Bouw van
Zeer belangrijk was bovendien de taak, die de Koninklijke fabriek
ijzeren schepen.
jg^g aanvaardde, de constructie n.1. van ijzeren schepen. Sedert
eenige jaren begon het meer en meer duidelijk te worden, dat het
ijzeren schip belangrijke voordeelen vertoonde boven het houten
schip, dat tot dusver gebezigd werd, en dat niet alleen voor de
groote, maar vooral ook voor de binnenvaart. Het is vooral
de verdienste van Roentgen geweest, den directeur van het
etablissement Fijenoord, dat hij door zijn proefnemingen hierop de
aandacht heeft gevestigd. De fabriek van van Vlissingen en Dudok
van Heel had zich tot dusver, al blijkt zij over een kleine werf
aan den Kadijk de beschikking te hebben gehad, niet op scheepsbouw toegelegd; een nieuwen werkkring aanvaardde zij, toen zij
zich omstreeks 1845 ging toeleggen op den bouw van ijzeren
schepen. De aanleiding schijnt te zijn geweest een reis van van
Vlissingen naar Frankfort in den zomer van 1844, waar hij in
concurrentie met Cockerill en zeven Engelsche fabrieken een bestelling
wist te krijgen voor twee sleepbooten en 16 ijzeren lichters, tot
een bedrag van f 450,000. Kort daarna kwam hij in connectie met
een soortgelijke maatschappij te Dsseldorf, die hem belastte met
den bouw van twee sleepbooten en tien ijzeren lichters, tot een
bedrag van f400,000, indien hij voor het maatschappelijk kapitaal
nog een bedrag van 100,000 Pr. Thaler wist te vinden. Hij verzocht
tot dit doel de medewerking van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, opmerkende, dat het hier een onderneming gold, die in
concurrentie trad tegen de Belgische spoorwegen; 400 arbeiders
zouden door deze opdracht aan werk worden geholpen. W e l is
i n
32
A. E. DUDOK V A N HEEL.
PAUL C. V A N VLISSINGEN.
J. P. DUDOK V A N HEEL.
C. FENTENER V A N VLISSINGEN.
waar kon de N . H.-M. niet op het verzoek ingaan, maar toch gelukte
het van Vlissingen te Amsterdam het gevraagde kapitaal, een vierde
van dat der nieuwe onderneming, bijeen te brengen; de opdracht
is daardoor aan de Amsterdamsche fabriek ten deel gevallen').
Het was nu noodig een inrichting te stichten voor den bouw Bouw
dezer schepen. Ten noorden van de fabriek lag een uitgestrekt eener werf.
terrein, de zgn. eilanden, waar vroeger de werf der Oost-Indische
Compagnie gevestigd was geweest; op deze historische plek, waar
eenmaal een Peter de Groote had gearbeid, werd nu het oog gevestigd.
Jammer genoeg werden tot dusver de stukken over de transactie
niet teruggevonden; de gevraagde grond blijkt echter aan de vennootschap te zijn afgestaan.
Met kracht werd nu het werk aangevangen en de sterke stijging Groote
in de grafiek van de afgeleverde werken in deze jaren toont aan, werkzaamheid.
dat de invloed van deze bestellingen terdeeg merkbaar is geweest;
het bedrag steeg van 489,175 in 1844 op 731,055 in het volgend jaar,
in 1846 op 769,393 en in 1847, een recordjaar, zelfs op 1,330,572.
Ook de verslagen van de Kamer van Koophandel bewijzen den
bloei der fabriek in deze jaren. Volgens het verslag van 3 Maart
1845 handhaafde de fabriek haar ouden roem;" een aanzienlijke
uitbreiding Was noodig om alle bestellingen, vooral die uit Duitschland, te kunnen uitvoeren; in het volgend jaar kon zij ternauwernood aan alle orders voldoen;" in combinatie met de rijstpel-firma
Ochsner leverde zij rijstpelmolens in Bordeaux en Gent, terwijl zij
zich de uitsluitende levering in den Sardinischen staat verzekerde.
In 1846 leverde zij een sleepboot van 100 P.K. en vier ijzeren
lichters te Veneti af, verder een stoomketel te Milaan, verschillende
suiker-installaties en een sleepboot voor de Dsseldorfer maatschappij. Er werkten in de fabriek 800 arbeiders; een getal, dat
naar de directie hoopte, weldra met 300 zou worden vermeerderd;
in IV4 jaar tijds had zij 27 stoommachines, 36 ketels en 8 ijzeren
lichters afgeleverd met een vermogen van 991 P.K., verder een
deel der machines voor de Haarlemmermeer, 3 sleepbooten en,
zooals we zullen zien, twee zee-schroef booten ).
In verband met de uitbreiding der fabriek, waaraan, zooals we Wijziging
in een volgend hoofdstuk zullen bespreken, ten behoeve van de der statuten.
2
33
vervaardiging van suikertoestellen voor Indi het oude victualiemagazijn der marine werd toegevoegd, stond ook een vrij ingrijpende
wijziging der statuten, welke werd vastgelegd in een acte, op
9 Augustus 1848 voor notaris Commelin verleden. Het kapitaal
werd uitgebreid en van 405,000 op f520,000 gebracht. Naast
de beide besturende vennooten werden er twee nieuwe aangesteld,
n.1. een neef van Paul van Vlissingen, Cornelis Fentener van
Vlissingen, die weldra belangrijke diensten in Indi zou bewijzen,
en een oude getrouwe, Hendrik Radier, die zijn loopbaan als
meubelmakersbaas in de modelkamer had aangevangen; zij erkenden
echter de hoofdleiding der oude besturende vennooten, aan wier
beslissing door hen zal moeten worden gedefereert." De honoreering
der besturende vennooten zou door commissarissen worden geregeld;
van de winst zou, evenals dit vroeger geschiedde, eerst 4 % aan
de deelhebbers bij wijze van rente uitgekeerd worden; een nader te
bepalen bedrag werd in het reservefonds gestort, van het overige /io
aan de oude, /io aan de nieuwe directeuren; de rest werd onder de
aandeelhouders verdeeld met dien verstande, dat zoo de uitkeeringen
aan deze zes procent zouden overschrijden, een deel van het
overblijvende, tot een maximum van 3000 aan de oude directeuren
zou komen, waarvan / voor Paul van Vlissingen en V voor Dudok
van Heel. Aan eerstgenoemde werd bovendien het recht verzekerd
om, wanneer gevorderde leeftijd of minder gunstige gezondheid
zulks geraden mocht doen schijnen, zich door zijn zoon Paulus
Cornelis, bij goed gedrag en verkregen genoegzame kunde, te
doen vervangen')."
Het jaar 1848 was, onder den invloed der Februari-revolutie,
^ f a
voordeelig dan verwacht was; toch had de onderneming,
vergelijkenderwijs, geen reden tot klagen, al moest de uitbreiding
voorloopig gedeeltelijk achterwege blijven. Nog minder voordeelig
waren de volgende jaren; ondanks aanzienlijke bestellingen voor
het departement van Marine konden slechts een 500-tal arbeiders
aan het werk worden gehouden. Eerst in 1851 werd de toestand
weer beter; de fabriek leverde machines af van 300 P.K. voor
Z.M.'s Gedeh, een ijzeren sleepboot voor den sleepdienst van Paul
van Vlissingen te Nieuwediep, de werktuigen voor een stoomboot,
4
Gevolgen der
.oftepan 1848.
34
35
Dcukke
scheepsbouw.
De
Scheepvaartwetten.
Aftreden van
P. p. Vlissingen.
ooooOOooo
37
38
Paul C. van
Vlissingen
gedecoreerd.
39
A. E. en J. P.
Dudok van Heel.
41
Oost.ogd.
Boot voor
het iseo-meer.
e e n
42
Ontmoeting met
o/T//
De Nijktuw.
Negen keer heeft de jonge Dudok van Heel in deze jaren een
reis naar Egypte gemaakt; zoo werd hij op den dag van zijn
verloving plotseling daarheen geroepen door den consul, daar de
eerste sleepbooten aangekomen waren en in een wedstrijd met
Engelsche vaartuigen haar bruikbaarheid moesten toonen; na behaalde overwinning was een nieuwe bestelling het gevolg.
Het belangrijkste werk wachtte hem echter nog. Tijdens de
regeering van Mehemet Ali, in 1834, was door een Fransch ingenieur,
44
46
>
*) De dienst zelf schijnt buiten haar te zijn omgegaan en niet geheel aan de verwachtingen
te hebben beantwoord door het herhaaldelijk breken van den ketting en het onklaar raken
van de sleepboot; bovendien klaagden de gezagvoerders der stoombooten, dat op deze wijze
het beste deel der passage door den ketting onveilig werd gemaakt. De dienst heeft eenige jaren
bestaan; in het gunstigste jaar, 1860, werden 187 schepen gesleept; kort daarna schijnt de dienst
te zijn opgeheven, nadat, ook op advies van de Amsterdamsche Kamer van Koophandel, een
aanvraag om subsidie door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland was afgewezen. (Zie
notulen Kamer van Koophandel 24 Dec. 1863 en adres aan B. en W . van 16 Jan. 1864).
47
d e
t e n
g e n
ew
2e
o v e r
c o n c e s s
e n
Namen, waarin aan den concessionaris de verplichting werd opgelegd de rails, locomotieven en wagens in het binnenland te
vervaardigen. Blijkens een ingediend wetsvoorstel, verband houdend met den aanleg van staatsspoorwegen, dacht het Nederlandsche ministerie hierover anders; het oordeelde blijkbaar, dat
fabrieken alleen ten voordeele der bestuurders werden opgericht;"
48
die te beschermen, achtte het onnoodig. De directie achtte daarentegen bescherming onmisbaar; aanzienlijke sommen, welke anders
aan het buitenland betaald worden, zouden dan in het land besteed
worden; honderde gezinnen, welke alsnu uit gebrek aan arbeid
in armoede vervallen, zullen in de gelegenheid zijn ook hunne verdiensten aan het vaderland dienstbaar te maken." De directie was
overtuigd, dat de Kamer het belang harer inrichting voor de
hoofdstad zou erkennen en hoopte dat zij hare medewerking in het
algemeene belang van den staat haar niet zou ontzeggen ).
Het verzoek zou echter geen ingang vinden. De voorzitter der Geen rem.
Kamer, F. van Heukelom, was juist een der vurigste voorstanders
van den vrijhandel; de meerderheid der Kamer was dezelfde richting
toegedaan. Van het dringend verzoek vinden wij in het gedrukte
verslag slechts een niets beteekenden weerklank: defirmameent
te kunnen aantoonen, dat de oorzaak der telkens afnemende resultaten mede in de verschillende maatregelen ten nadeele der vaderlandsche en ten voordeele der buitenlandsche industrie genomen,
te vinden is."
Ook de stichter der fabriek is als haar pleitbezorger opgetreden in Brochure
een brochure: Beschouwingen over de belangen der Nederlandsche '
Nijverheid naar aanleiding vandebehoefiteaanspoorwegmaterieel ).
Dat de ontwerp-wet tot regeling der exploitatie van staatsspoorwegen
deze bij voorkeur aan particulieren wilde opdragen, achtte hij alleszins
juist. Aan de belangen der Nederlandsche industrie scheen echter
niet te zijn gedacht; de ondernemer werd geheel vrij gelaten; niets
was gedaan om de levering van het materieel aan Nederlanders
te verzekeren. Schrijver was geen voorstander van hooge beschermende rechten; het invoerrecht van 1% op buitenlandsche
machines was echter een bevoorrechting van de buitenlanders. Een
locomotief kostte 26,000, zoodat het invoerrecht 260 bedroeg.
De Nederlander betaalde invoerrecht op koper en accijns op brandstoffen, verder grond- en andere belastingen, waaronder het patentrecht, wat, per locomotief omgeslagen, op 500 moest worden
geschat. Door van Bosse waren de invoerrechten op machines van
6 op 1 % gebracht; schrijver klaagde over de koortsachtige gesteldheid van een minister, doordrongen van een staathuishoudkunde,
1
A b
49
pan
9* -
Vnin
51
En cent per
zeemijl verschil,
verlengd en wel tot het jaar 1866. Om tijdig gereed te zijn werd
nu besloten in 1863 een nieuwe inschrijving te doen houden; op
6 December 1862 werden de voorwaarden vastgesteld. De inschrijving
werd gesloten op den derden dag na aankomst der Nederlandsche
mail, die op 12 Juni van Marseille zou vertrekken. Men kon
inschrijven voor afzonderlijke perceelen en voor het geheel ').
Bij de opening der billetten op 21 Juli bleek, dat door twee
inschrijvers was deelgenomen: de heer H. O.Robinson te Londen
had gevraagd een subsidie van 6,97 per bevaren Engelsche
zeemijl, de firma Dmmler & Co. te Batavia, die als gemachtigde
optrad voor defirmaPaul van Vlissingen en Dudok van Heel te
Amsterdam, had daarentegen voor 6,98 ingeschreven; voor
enkele perceelen had zij echter lager subsidie gevraagd dan
de Engelschman. Daar het aantal af te leggen zeemijlen 42156
bedroeg, kwam het neer op een verschil van 421,56 per jaar;
bij een zoo onbeteekenend verschil mocht verwacht worden, dat de
paketvaart aan den Nederlandschen inschrijver zou worden gegund.
De belangen der
fabriek verdedigd,
De vertegenwoordiger der Amsterdamsche fabriekrichtteonmiddellijk een uitvoerig adres aan den Gouverneur-generaal. Hij wees
allereerst op het feit, dat alle regeeringen in de bepalingen was
niets gezegd omtrent een verplichting het werk aan den laagsten
inschrijver te gunnen bij de toewijzing rekening plachten te
houden met het staats- en het algemeene belang. Nog kortgeleden
had de Engelsche regeering bij de inschrijving een werk niet aan
den laagsten inschrijver toegewezen, hoewel deze even goede waarborgen had gesteld. Het gold het belang van de Nederlandsche
industrie en scheepvaart; schatten werden dikwijls besteed, inTwente
b.v., om een industrie in het leven te roepen; een groot vaderlandsch
etablissement, dat duizenden armen werk en monden brood gaf,
zou door de paketvaart opnieuw in staat worden gesteld den werkzamen arbeider te onderhouden, dien het zoozeer behoeft.
De heer Robinson zou wellicht ook met Nederlandsch kapitaal
werken weldra zou blijken, dat de Nederlandsch-Indische stoomvaart maatschappij, aan wie hij de concessie overdeed, alleen aan
het Engelsche kapitaal rijke dividenden zou verschaffen maar
dit zou het land niet dat voordeel verschaffen, dat de Nederlandsche
52
53
Indie
Twee ondernemingen?
m c
54
De cent van
*>*i vanVUasingen.
Brochure
Pauivanvussingen.
t c
56
p r o t e s t c c r e n
t e g e n
> n e t
DE FABRIEK T E UTRECHT.
LUCHTFOTO'S K.L.M.
57
Besteitogn van
^N.I.S.M.
Dat het Indische bestuur door de cent van Paul van Vlissingen"
bewogen is de paketvaart aan een Engelschman toe te vertrouwen, is Nederland duur te staan gekomen. Aan de Nederlandsche
industrie zijn, op de genoemde schepen na, alle bestellingen voor
de Nederlandsch Indische Stoomvaart Maatschappij ontgaan; de
Amsterdamsche fabriek heeft zich hier, afgezien van de hooge
baten, die de onderneming zelve heeft opgeleverd, een prachtig
veld van werkzaamheid zien ontgaan; mogelijk zou zij de crisis
van 1870 te boven zijn gekomen, wanneer zij niet in de voorafgaande jaren, door gebrek aan werk, had moeten inschrijven op
allerlei aanbestedingen, die groote verliezen hebben gebaard. Veel
ernstiger is echter het gevolg voor Nederlandsch Indi geweest.
De N . I. S. M . heeft, ondanks de hooge dividenden, die zij aan
hare Engelsche aandeelhouders kon uitkeeren, van de paketvaart
niet gemaakt, wat er van te maken viel; de economische ontwikkeling van den archipel liet haar blijkbaar koud; systematisch
heeft zij het verkeer naar Singapore gericht. Als later de Nederlandsche lijnen in den Archipel verschijnen, vinden zij te Batavia
slechts beperkte hoeveelheden lading. Eerst na langen strijd is het
aan de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, opgericht in een tijd, dat
men zich niet meer door theoretische maar door practische beginselen
liet leiden, gelukt de fout, in 1863 begaan, te herstellen en Batavia
weer tot een belangrijk centrum voor onzen handel te maken. )
orders.
Viel dus in deze jaren niet te roemen op den steun, van de overheid ondervonden, groote bestellingen had de Koninklijke fabriek
te danken aan de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Wij hebben
gezien, dat in 1856 enkele orders door bemiddeling der regeering
waren uitgevoerd voor Japan. Zij waren het gevolg van de oude
relaties, die steeds op Decima waren aangehouden; men heeft
getracht zoo goed mogelijk te voldoen aan de ietwat vage wenschen,
door de Japansche regeering uitgesproken; of deze veel dienst van
de uitgezonden werktuigen heeft gehad, staat te bezien. Na het
sluiten van een handelstractaat in 1858 zond echter de Factory te
Batavia een agent naar Decima; de zaken namen nu weldra een
groote vlucht; voor de Nederlandsche industrie werden belangrijke
bestellingen verkregen; in 1866 werd zelfs voor een bedrag van
Gevolgen.
japansche
58
Laatste periode
p a n
bUxl
jammer, dat wij in dit verslag enkel gegevens over 1864 aantreffen,
daar de directie niet op haar verslag over 1865 mocht vooruitloopen.
In eerstgenoemd jaar werd voor bijna f 190,000 aan werk afgeleverd,
waaronder het volledig materiaal voor een drijvend droogdok op
Java, dat bij gedeelten per zeilschip naar Indi werd gezonden, dertig
ijzeren lichters en een sleepboot voor Egypte, verschillende suikerinstallaties voor Indi en eindelijk het schip voor de Nederlandsch
Indische Stoomvaart Maatschappij, boven genoemd. Nog veel belangrijker is het volgende jaar geweest, het laatste glansjaar der
fabriek, toen het bedrag aan afgeleverd werk de 2,25 millioen overschreed en bijna de productie van het topjaar 1857 werd bereikt.
Achteruitgang?
In de volgende jaren gaat het echter snel naar beneden, zonder
dat wij bepaalde oorzaken kunnen noemen; de verslagen van de
Kamer van Koophandel zwijgen, blijkbaar door gebrek aan voorlichting; alleen dat over 1867 vermeldt, dat, volgens geruchten"
er aan de fabriek weinig drukke werkzaamheid" was geweest.
Ptettery op het
Toch valt er in deze jaren een belangrijke uitbreiding te conunen. tateeren, de oprichting eener ijzerpletterij op groote schaal. De
plaats hiervoor werd gevonden buiten het eigenlijke fabrieksterrein,
op het Funen. Hier was in het jaar 1855 een groote pletterij opgericht. De aanleiding hiertoe was geweest de aanbesteding, op
15 Maart 1855, van het smelten en tot muntplaatjes verwerken van
3,000,000 pond van in. Indi circuleerende koperen specie, wat voor
twee derde deel was toegewezen aan Paul van Vlissingen en voor
een derde deel aan de firma Enthoven te 's Gravenhage. Dit was
een streep door de rekening van verschillende hier te lande bestaande
duitenpletterijen, die het rijk aanzienlijke hoogere prijzen in rekening
brachten en scherp protesteerden, toen van Vlissingen, die hiervoor
een afzonderlijke combinatie, van Vlissingen en Co., vormde, het
eerste gedeelte der plaatjes in Birmingham liet bewerken; dit was
noodig, omdat voor dit doel een nieuwe inrichting moest worden
gebouwd, waarvoor tijd noodig was, terwijl uitstel van de leverantie
door de regeering geweigerd was').
Op 17 April 1855 verzochten evenwel S. A. C. Dudok van Heel
en P. H . Holtzman, aan wie het beheer der daarvoor bestemde
inrichting was opgedragen, om van de gemeente voor een bedrag
s
60
van 1700 te mogen koopen een terrein op het Funen, naast het
St. Pieterskerkhof. Zij wilden dit door een brug met de stad verbinden,
daar de werklieden dag en nacht moeten kunnen doorwerken
en voor het iederen morgen en avond wisselen een onbelemmerde
communicatie met de fabriek van van Vlissingen en Dudok van
Heel noodig is."
Er rezen met het oog op de controle op de inning der stedelijke
accijnzen eenige bezwaren; de oprigting van een aanzienlijke fabriek,
die veel vertier en veel handenarbeid geven zou," diende echter
van stadswege te worden begunstigd; daarom werd op 29 Juni de
gevraagde vergunning gegeven'). Er werd nu een tamelijk groot
gebouw, 168 voetlang en 118 voet breed, gesticht; het stoomwerktuig
werd door de Koninklijke fabriek geleverd. Eenige jaren lang
schijnt de pletterij een vrij druk vertier te hebben gekend; in 1857
werkten er 150 werklieden met een aantal knapen en meisjes; men
vond er 12 gloei- en smeltovens benevens 5 paar pletrollen; bovendien vond men er de Cycloop-ijzerwerken, waar voor grof en
klein smidswerk 75 werklieden bezig werden gehouden. In 1859
was het vervaardigen der muntplaatjes evenwel afgeloopen; men
legde zich nu in de pletterij toe op particulier werk en op het
affineeren van edele metalen; hiermee heeft men echter blijkbaar
weinig succes gehad; blijkens het verslag van de Kamer van
Koophandel had de Nederlandsche pletterij in het jaar 1861 bijna
voortdurend stilgestaan, waartoe ook bijdroeg, dat door het meer
en meer in gebruik komen van ijzeren schepen het koperen van
vaartuigen vrijwel afgeloopen was. De inrichting werd nu gedeeltelijk
aan de regeering verhuurd voor het omsmelten van koperen munt.
Wij weten niet, hoe de verhouding tusschen de pletterij en de
Koninklijke fabriek is geweest; in het jaar 1866 schijnt de zaak
echter door laatstgenoemde te zijn overgenomen; op 30 Jan. 1867
werd ten minste door Gedeputeerde staten aan deze vergunning
gegeven voor het plaatsen eener stoommachine, die tot doel had
het drijven eener ijzerpletterij voor gewalste platen. De zaak schijnt
op grooten voet te zijn ingericht; op 27 Mei werd van de oprichting
kennis gegeven aan het Departement van kolonin, met de mededeeling, dat zij in staat was belangrijke bestellingen tot Engelsche
61
Haar beteekems.
Overname door de
Kon. fabriek.
^ ^ ^ ^
gevolgen van het oprichten der ijzerpletterij zijn
geweest; het is niet onmogelijk, dat de oprichting heeft plaats
gehad om met meer succes te kunnen mededingen bij de aanbesteding
van de groote spoor wegwerken, die in deze jaren aan de orde
waren. Mogelijk is het dus, dat, zooals een tijdgenoot meende, bij
de oprichting gedacht was aan de inschrijving voor de brug over
het Hollandsen Diep; in elk geval zal zij de directie er toe hebben
gebracht om door een lagen inschrijvingsprijs het werk te bemachtigen en de pletterij aan het werk te houden. De pletterij, blijkbaar
te groot opgezet, berokkende aan de fabriek groote verliezen; bij de
liquidatie werd berekend, dat zij 3000 per week verlies opleverde;
w
62
een der eerste maatregelen van de nieuwe directie is dan ook baar
sluiting geweest.
Wij hebben reeds meermalen de aandacht gevestigd op het grootste De brug over het
werk, dat de Koninklijke fabriek in deze jaren heeft ondernomen, Hollandsch Diep.
de brug over het Hollandsch Diep. Bij vorige gelegenheden was zij
blijkbaar niet in staat geweest tot concurreerende prijzen in te
schrijven; toen op 18 Januari 1866 de bovenbouw van de brug te
Kuilenburg was aanbesteed, bedroeg de raming 1,910,000; de
Amsterdamsche fabriek schreef voor een bedrag van 2,324,686,86
in; de brug werd gegund aan den laagsten inschrijver voor 1,814,000.
Toen op 24 December 1868 de bovenbouw van de brug over
het Hollandsch Diep werd aanbesteed, bedroeg de raming 2,350,000;
de Amsterdamsche fabriek had ingeschreven voor 1,466,740.
Zoo aanmerkelijk was het verschil, dat de minister de directie De wijze van
deed ontbieden om te vragen, of wellicht een vergissing in het spel ""w**was; de som werd echter gehandhaafd, daar de deskundige der fabriek,
de heer Ceuvel, een middel had bedacht om groote kosten te sparen
en wel door gebruik te maken van het aanmerkelijk verschil van eb
en vloed. De overspanningen zouden aan land gemonteerd en
daarna op lichters geplaatst worden; bij vloed zou dan een overspanning boven de pijlers worden gebracht om ze bij eb ter plaatse
te laten zakken. Het werk werd dan ook gegund; het was een enorme
arbeid, die hier verricht moest worden; 6,5 millioen K.G. metaal moest
hiervoor worden verwerkt; het plaatijzer zou in de fabriek te
Amsterdam worden vervaardigd; het hoekijzer en het staal uit
Engelsche fabrieken worden betrokken. Het ijzer werd naar den
Zuid-Hollandschen oever gebracht, waar een groote werkplaats,
een tehuis voor de arbeiders en een haven werden gebouwd; de
overspanningen werden op den oever gemonteerd, daarna gelicht
en op twee lichters naar de pijlers gebracht en geplaatst ).
De zaak werd met voortvarendheid aangevat; alleen gaf de De eerste
langzame aanvoer uit Engeland aanleiding tot vertraging; de eerste overspanningen.
klinkbout werd op 1 Oct. 1869 geslagen. Het groote gevaar bestond
hierin, dat het niet mogelijk zou blijken het lichten, vervoeren en
plaatsen in n getij te verrichten. Bij het plaatsen der eerste overspanning waren de omstandigheden zeer ongunstig; zij werd des nachts
,
63
Verliezen.
64
damsche firma zou bestellen; zou men niet met de leiders der
fabriek in overleg treden om de inschrijving te doen slagen? Aan
dezen wenk is inderdaad gevolg gegeven; bij zijn bezoek aan
Amsterdam heeft de prins een onderhoud gehad met de heeren
P. C. van Vlissingen en J. P. Dudok van Heel, welke laatste, die zich
vroeger door zijn werkzaamheid in Egypte zoo verdienstelijk had
gemaakt, op 1 Jan. 1869 zijn vader was opgevolgd. Het in de
dagbladen geplaatste communiqu vermeldt, dat bij die bespreking
gebleken was, dat de vertegenwoordigers dier beroemde firma de
zaak met warmte genegen zijn, dat zij wel is waar, overtuigd dat
hun fabriek geheel op de hoogte was der voor den bouw voor
deze lijn benoodigde schepen, op een ernstig onderzoek aandrongen,
maar dat zij niets ever wenschten dan de lijn tot stand te zien komen
en dat er schijn noch schaduw van tegenwerking hunnerzijds bestaat."
De inschrijving is daarop geslaagd; de zaak heeft echter nog een
eigenaardig gevolg gehad, een discussie in de dagbladen tusschen
Z.K.H. en het bestuur der vereeniging van werklieden der fabriek
Velen en toch n." Dit wendde zich tot den prins met het
dringend verzoek den bouw der schepen aan Nederlandsche patroons
te gunnen, waarop deze antwoordde, dat de Nederlandsche industrie
niet over voldoende ervaring beschikte om een zoo gewichtige bestelling te aanvaarden; hij liet doorschemeren, dat hij gaarne bij den bouw
van verdere schepen de aandacht op de Nederlandsche industrie zou
vestigen. Het bestuur der werkliedenvereeniging gaf echter geen
kamp en plaatste een stuk in de bladen, waarin het verklaarde door
het antwoord van den prins onaangenaam verrast te zijn; de borst
der heeren van Vlissingen en Dudok van Heel getuigt er van, hoe
groote tevredenheid het Belgische gouvernement over de uitvoering
van de voor Belgische rekening bestelde schepen gevoelde; wat
hebben de werklieden in stoom- en andere werktuigen dan toch
misdreven, dat men dezelve, als niets kennende, ten spot van het
beschaafde Europa zet, dat men hen niet alleen dit weinige werk
onthoudt, maar hun ten spot en ten toon van hun vroegere begunstigers stelf )?"
Weinigen zullen op dit oogenblik hebben vermoed, dat de toestand
der fabriek inmiddels hoogst bedenkelijk was geworden. Wij weten,
Veienen toch n
c o n t t a d e n
Prins
65
Gebrek aan
KprilMKLyKE FABRIEK
VOOR
DE V E R V A A R D I G I N G
GEDREVEN
ONDER
DE
VAM S T O O M - E N
FIRMA
VAN
ANDERE
WERKTUIGEN
TE
AMSTERDAM.
M l L U O E M GLO..
*) De eisch tot schadeloosstelling werd bij vonnis der Arr. Rechtbank te Amsterdam, Tweede
Kamer, van 5 Januari 1859 ontzegd; de uitbreiding van kapitaal moest echter ongedaan worden
gemaakt. Uit een van de Kon. fabriek afkomstige statistiek uit het jaar 1870, zie de grafiek op
bladz. 66, moet echter opgemaakt worden, dat hieraan geen gevolg is gegeven.
67
Nieuwe vergrooting.
p l a a t s t e
h e t
A } g
sta
68
oooOOOooo
69
71
voors
en
de
72
F. W . HUDIG.
J. M . V A N DER MADE.
J. D. V A N DER MADE.
oude gehouden; de nieuwe directie zag af van elk recht op de suikerfabriek Krian, welke zaak alleen de oudefirmantenaanging; de
vennootschap met Cail en Halot werd niet voortgezet, waarop men
weldra deze firma in Indi scherp als concurrenten zag optreden.
De taak, door de nieuwe vennootschap overgenomen, was buiten- De hopende orders.
gewoon moeilijk. Er waren nog verschillende groote bestellingen in
bewerking, o.a. voor de marine ten bedrage van 470,000, de installatie van twee beetwortelsuikerfabrieken, ijzeren deuren voor de
Oranjesluizen, de ijzeren bovenbouw voor de brug over het Hollandsen
Diep, eindelijk de stoomboot Stella voor de K.N.S.M. Verschillende
van deze werken waren veel te laag aangenomen; voor de Moerdijkbrug werd het verlies op 225,695.97, voor de Stella op 68,414.45
geschat, zoodat de liquidatie groote verhezen dreigde mee te brengen.
Bij de overname der zaken waren de werken aan het Hollandsen De brug over het
Diep reeds een goed eind gevorderd. Gedurende de crisis was regel- Hoihmdxh Diep.
matig yoortgewerkt; wij zagen, dat van 1 Juni tot 31 December 1870
zeven overspanningen ineengezet en geplaatst werden. In den
loop van het volgende jaar werd de bouw voortgezet; in de eerste
helft van het jaar werden drie, in de tweede vier overspanningen
geplaatst; op 27 December was de bouw zoover gevorderd, dat
tot beproeving kon worden overgegaan, welke zoo gunstige
resultaten gaf, dat het reusachtige werk op 1 Januari 1872 voor
het verkeer kon worden geopend, vier maanden vr den tijd,
daarvoor in de bestekken vastgesteld. Met gerechtvaardigden trots
kon de nieuwe directie dit feit in haar jaarverslag over 1871 vermelden: onze maatschappij heeft met de meeste nauwgezetheid
deze brug, de grootste van Europa, daargesteld. Wij vleien ons,
dat het gouvernement de buitengewone inspanning hiervoor betoond,
zal waardeeren, vooral in aanmerking nemende de groote moeilijkheden, waaronder wij gewerkt hebben."
Bracht deze groote onderneming tegenover de verhezen dus in Verliesposten.
elk geval het voordeel den naam der fabriek te hebben verbonden
aan het grootste constructiewerk van dezen tijd, andere van de oude
vennootschap gerfde werken brachten enkel verlies.Op de stoomboot
Lambtemont, voor een Antwerpensche maatschappij gemaakt, werd
het verlies voor de oude vennootschap reeds 30 September 1870 op
10
73
74
75
li<
aidatie
Een andere indruk is, dat de bloei der fabriek geheel afhankelijk
is van de persoonlijke leiding van den directeur; diens gezondheid
begon echter in 1879 minder gunstig te worden, wat dadelijk stagnatie
veroorzaakte. Hiertoe zal ook hebben bijgedragen, dat hoofdambtenaren van veel ervaring, de heeren Fentener van Vlissingen en
Ceuvel, aan wie de directeur de practische uitvoering der door hen
gemaakte ontwerpen wilde onttrekken, om hen enkel te handhaven
als ingenieur-adviseur, zich daaraan niet verkozen te onderwerpen
en ontslag vroegen; de plaats van eerstgenoemde werd ingenomen
door den zoon van den directeur, }. D. van der Made, die van den
heer Ceuvel door een ingenieur der Marine, van Vet. Hoezeer alles
op den persoon van den directeur aankwam, blijkt b.v. uit het feit,
dat in 1878, wanneer in strijd met gedane toezeggingen het maken
van ketels voor het s.s. Zilveren Kruis op grond van te hoog geachte
prijzen niet aan de Koninklijke fabriek wordt opgedragen, de
dringende beantwoording van een hoogst belangrijken brief aan den
minister van Marine twee weken achterwege blijft wegens een ernstige
ziekte van den directeur, tot eindelijk baron Tindal, president-commissaris, de pen ter hand neemt, en, op de hem eigene krachtige wijze
de belangen der fabriek bij den minister gaat verdedigen. Het lijkt inderdaad, dat al te veel afhangt van de persoonlijke leiding van den directeur
en men vraagt zich af, hoe het zal gaan, als bij de wankele gezondheid
van den heer v. d. Made het gezag in andere handen moet overgaan.
Afhankelijkheid
En tweede gevaar is wellicht nog belangrijker. Als men let op
van regeeringswerk. d hoogst belangrijke bestellingen door de regeering, dan krijgt men
sterk den indruk, dat de fabriek eigenlijk geheel alleen op deze
drijft; in de jaren 1878, 1879 en 1880 wordt voor niet minder
dan 1,104,660 aan het Departement van marine geleverd, waarbij
dan nog komen hoogst belangrijke orders voor Oorlog en Kolonin.
Waar de landsfinancin juist in deze jaren door het wegvallen der
Indische baten een bedenkelijken achteruitgang vertoonden, bezuiniging meer en meer noodig werd geacht, en deze juist op het door
de fabriek bestreken terrein mogelijk was, bleek in de afhankelijkheid
van regeeringsorders een groot gevaar voor de fabriek.
De toestand
Dit gevaar zal echter alleen aan ingewijden bekend zijn geweest.
der fabriek in 1878.
Qp den buitenstaander maakte de instelling, die nu een reeks van
Gevaren.
76
Ziekte van
v a n
tfer
M a d e
Achteruitgang.
Nieuw werk.
79
ja, dat de val der Koninklijke fabriek er het gevolg van is geweest.
Het jaar 1883 is het eerste geweest van een reeks slechte jaren.
In de eerste plaats had men te kampen met een beweging onder de
werklieden. De Engelsche leider van den scheepsbouw, niet tevreden
over de prestaties der Amsterdamsche werklieden, had een dertigtal
Engelschen laten overkomen, die meer loon verdienden dan de
Amsterdammers. Weldra kwam het tot moeilijkheden; de Engelschen
werden gemolesteerd; een aantal klinkers gingen tot staking over en
doorkruisten met vlaggen de stad. Wel is waar werd door het
bemiddelend optreden van den burgemeester de staking spoedig tot
een einde gebracht, maar de Engelschen moesten de fabriek verlaten;
den president-commissaris gaf dit aanleiding tot een gemoedelijk
woord op de vergadering van 31 Mei 1883, waarin hij de hoop
uitsprak, dat geen ongeregeldheden meer zouden voorkomen, daar hij
anders zou voorstellen te liquideeren, wat voor aandeelhouders
veel voordeeliger dan voortzetten zou zijn.
verliezen.
Ernstiger was het evenwel, dat de in uitvoering zijnde werken te
lichtvaardig aangenomen bleken; de rekening der werken en contracten sloot met een nadeelig saldo van 114,608.247 . Nu waren
in de voorafgaande jaren belangrijke bedragen op de gebouwen
afgeschreven; zij stonden op de balans voor 1,308,245. terwijl zij
bij een taxatie op 1,850,000 waren geschat. In het vorige jaar,
op 16 Februari 1883, was op voorstel van A. C. Wertheim besloten
tot het aangaan eener 472 % hypothecaire geldleening van 1,100,000,
strekkende tot aflossing der bestaande hypotheken en tot het verschaffen van bedrijfskapitaal. De bedoeling was den rentelast minder
drukkend te maken en de aflossing over meer jaren te verdeelen; in
plaats van 82,600 zou jaarlijks slechts 61,600 behoeven te worden
afgelost. De leening werd volteekend; daar zij bijna geheel diende
tot aflossing der bestaande hypotheken, werd de kas er slechts weinig
door gebaat.
Werkstaking.
Groote
Behoefte aan
bedrijfskapitaal,
ten opzichte der betaling werden genoten; nu werd het werk voor
particulieren hoofdzaak, waarbij langdurige credieten noodig waren.
Tot dusver had men van blanco-credieten gebruik gemaakt, wat
slechts tijdelijk uitkomst gaf; de directie stelde daarom op 22 April
1884 voor een tweede hypothecaire geldleening te sluiten tegen een
rente van vijf procent, tot een bedrag van 1,8 millioen gulden; 1,1
millioen hiervan zou strekken tot conversie der pas aangegane leening;
de rest zou voor bedrijfskapitaal en reserve dienen, In plaats van de
oude 472% obligatin van nominaal 1000 zouden, als daarop 500
bijbetaald werd, 5 % obligaties van 1500 worden uitgereikt. De
voorzitter wees er op, dat de fabriek, voor welke uitbreiding van het
bedrijfskapitaal een levenskwestie was, met het slagen dezer leening
stond of viel. Op dezelfde vergadering werd aan den heer J. M . van
der Made wegens den slechten staat zijner gezondheid onder hartelijke dankbetuiging voor zijn gevoerd beheer ontslag verleend.
Op de vergadering van 8 M e i 1884 moest de voorzitter echter
mededeelen, dat de leening geheel was mislukt; slechts voor 174,000
aan obligatin was ter conversie aangeboden, wat dus een provenu
gaf van 87,000; bovendien was er een aantal nieuwe inschrijvingen bijgekomen; zoo had H . K . H . de Groothertogin van Saksen
Weimar voor een bedrag van 32,000 in de nieuwe leening deel
genomen. De voorzitter was door het gebeurde ten zeerste ontstemd;
de Koninklijke fabriek was zoowel door de aandeelhouders als door
het publiek veroordeeld. Stipt was zij steeds haar verplichtingen
nagekomen; zij had de schulden der oude fabriek ten bedrage
van 1,250,000 met inbegrip van rente afbetaald en in 11 jaar
tijds 600,000 aan dividend en millioenen schats aan werkloon
uitgekeerd. Tal van groote werken had zij uitgevoerd, en nu, na
n jaar van verliezen, die door de afschrijvingen ruimschoots
waren gedekt, liet men haar in den steek, terwijl een Russische
leening twintig maal werd overteekend. Had Thorbecke gelijk
gehad, toen hij zeide, dat de hartader des lands, zooals Amsterdam
zich placht te noemen, slechts flauw klopte? Hij bracht daarop
in behandeling een voorstel der directie om tot liquidatie over
te gaan. Ook A . C . Wertheim betoogde, dat zonder bedrijfskapitaal
voortzetting van het werk onmogelijk was; bij elke bestelling, bij
81
Geen vertrouwen
v a n
geldmarkt.
Liquidatie noodig?
Nieuwe behoefte
Hoe echter opnieuw aan bedrijfskapitaal te komen? Coinmissaaandeelhouders zouden afzien van elke
uitkeering, tot de lening, die men wilde aangaan, afbetaald zou
zijn; hun bleef slechts de hoop op de toekomst! Hulp en spoedige
hulp was noodig; bleek het, dat geen geld beschikbaar kwam, dan
zou het voorstel tot liquidatie worden gedaan. Een surseance kon
in dit geval niet beteekenen een poging om tijd te vinden tot
reorganisatie. In 1871 lag het geval anders; toen stond men voor
een acute crisis; nu was het een chronisch ziektegeval, dat tot
algeheele uitputting scheen te leiden; het lag niet in de bedoeling
van de fabriek een teringlijderes te maken. Het zou wellicht niet
mogelijk zijn de fabriek bij een nieuwe combinatie in te brengen;
het terrein vormde voor de obligatiehouders een pand van groote
waarde, dat licht verkocht en voor stadsuitbreiding bestemd zou
worden. Na lange discussie werd besloten de poging te wagen en te
trachten 500,000 bedrijfskapitaal door leening bijeen te brengen;
een commissie belastte zich met het hiervoor noodige werk; de vergadering werd daarop tot 14 Februari verdaagd.
Een nieuwe leening - Nog een maal werd de fabriek gered; de vergadering van 14
voiteekend. Februari kon de commissie mededeelen, dat, dank ook zij den
krachtigen steun van H. K. H. de groothertogin van Saksen Weimar,
de leening voiteekend was. Aangenaam was het werk der-commissie
niet geweest; de president-commissaris gewaagde ten minste van de
scherpe critiek, waaraan commissarissen en de directie hadden blootgestaan; hij verzocht daarom de commissie een nauwgezet onderzoek
naar het beheer en de inrichting der fabriek te willen instellen en
daarbij te handelen zonder aanzien des persoons. De commissie
beloofde dit te doen; het resultaat is ons echter niet bekend geworden.
" Weer verliezen. Het strijden was echter vergeefs. Gedurende het jaar 1888 werd
hetzelfde gebrek aan werk ondervonden als in de vorige jaren; de
regeeringsbestellingen kwamen veel later in, dan verwacht was; eerst
tegen den winter kwamen er eenige in, o.a. ook van drie schepen der
K.P.M. Het verliessaldo steeg nu van 313,051.73 op 424,818.5972.
De president-commissaris, A. C. Wertheim, die aan de beurt van
aftreden was, nam de herbenoeming aan met de verklaring, dat
hij dit niet als een genoegen, maar als een plicht beschouwde.
aan bedrijfskapitaal
84
r i s s c n
d a t
Alles hing nu af van de vraag, wat het jaar 1889 zou brengen. Het Voorstel tot
bracht vrij wat bedrijvigheid; het aantal werklieden steeg weer en 'P**"
klom zelfs als in de goede dagen tot 1600. E r werd vrij veel werk
afgeleverd, o. a. een torpedoboot, een koepel voor de sterrewacht
te Leiden, maar de kostprijs van alle halfproducten, voor de uitrusting
van zeeschepen noodig, steeg belangrijk, zoodat de balans aan het
einde van het jaar een nieuwe verhooging van het verliessaldo aangaf
en wel met 30,000; de grens, bij het art. 47 van het Wetboek
van Koophandel aangegeven, waarbij liquidatie noodzakelijk zou zijn,
was bijna bereikt. Het bestuur deelde daarom op de vergadering
van 19 Maart 1890 mee, dat het zich zou onthouden van nieuwe
verbintenissen en zou overgaan tot het aanvragen van surseance
van betaling, ten einde tijd te krijgen om den toestand te overzien.
Daar niemand der aandeelhouders hierop het woord vroeg, sloot Afscheidswoord
de heer Wertheim de vergadering met de volgende toespraak. Ik
- behoef U niet te zeggen hoe smartelijk het mij viel die mededeeling
te doen aan U , die zooveel jaren de pogingen van het bestuur in
alle voorkomende gevallen hebt gesteund, en daarbij nimmer eigen
voordeel, maar veeleer de instandhouding van een zoo gewichtigen
tak van industrie binnen onze hoofdstad op het oog hebt gehad.
De heilige verplichtingen, welke wij tegenover crediteuren en
werkgeyess op ons namen, nopen ons, zoodra de werkelijke toestand
ons bekend werd, U daarvan niet onkundig te laten. Bij alle transactin, met wie ook, hebben steeds eerlijkheid en goede trouw
voorgezeten; dit moet zoo blijven, zij het ook met opoffering van
al hetgeen wij eenmaal het onze mochten noemen. T e trachten te
redden, wat te redden is, en ieder het zijne te geven, dat is de
beteekenis der gedane mededeeling.
Mag ik derhalve uit U w stilzwijgen opmaken, dat gij den toestand
inziet, zooals wij dit doen, en dat wij, dit noodig wezende, op U w
medewerking kunnen rekenen, ten einde de groote ramp van het
plotseling staken onzer werken te voorkomen." Toen de aanwezigen
op deze mededeeling het zwijgen bewaarden, werd de vergadering,
de laatste, waarvan het verslag voorkomt in het notulenboek der N . V .
de Koninklijke fabriek voor stoom- en andere werktuigen, gesloten.
6
ooooOOooo
85
W e T t h t i
m.
Pogingen tot
voortzetting
van het bedrijf:
Nieuwe
voorstellen,
f ^
Financieele
v o o r s i e l k n
Onderhandeling.
dan zou aan deze aandeelen de helft van wat er boven de vier procent
zou kunnen worden uitbetaald ten deel vallen, terwijl de andere helft
aan de garanten zou komen. De gegarandeerde aandeelen zouden
echter steeds tegen ongegarandeerde kunnen worden ingeruild. De
staat verzekerde zich voor zijn toestemming het recht om de fabriek
in tijden van oorlog of oorlogsgevaar zelf in exploitatie te nemen.
De oprichting der
Gedurende deze onderhandelingen zijn de loopende orders zoo
lieuwe vennootschap.
goed mogelijk afgewerkt, ten einde de verliezen tot een minimum
terug te brengen; toch werden op de schepen voor de K . W . I . M . en
de K . P. M belangrijke verliezen geleden; het materiaal voor de beide
oorlogsschepen werd echter weggehaald en naar de Rijkswerf gebracht.
Het treffen van een overeenkomst met de crediteuren heeft geen
belangrijke moeilijkheden meegebracht, al was er aanvankelijk ook
verzet bij een deel van de houders der tweede hypotheek; daarom
werd alles voor den publieken verkoop gereed gemaakt, zelfs een
uitvoerige veilingscatalogus. Alles zou daardoor weer op losse
schroeven worden gesteld. Het gevaar werd echter bezworen, de inschrijvingen voor het nieuwe kapitaal, 600,000 aan gegarandeerde
aandeelen, tegen pari, had een bevredigend verloop en zoo kon de
acte van oprichting, waarop de Kon. bewilliging verleend werd bij
Kon. Besluit van 15 M e i 1891, op 22 Mei d.a.v. notarieel worden
verleden; de nieuwe directeur, de heer Strumphler, aanvaardde op
1 Juni officieel zijn taak.
College
Als commissarissen traden op de heeren L . Serrurier, wethouder
commissarissen der gemeente Amsterdam, C . T . Stork, lid der Eerste Kamer,
J. T. Cremer en W . J. Geertsema, leden der Tweede Kamer,
J. A . Roessingh van Iterson, die de H . IJ. S. M . en H . J. Nivel, die
de S. S. vertegenwoordigde. De man, die waarschijnlijk het meest
Van allen voor de voortzetting van het bedrijf gedaan, en ook
het reorganisatieplan ontworpen had, A . C . Wertheim, bleef op
den achtergrond.
Toestand
Het is zeker niet bevreemdend, dat bijflnancieelemoeilijkheden,
der fabriek.
als de Koninlijke fabriek in de laatste jaren van haar bestaan had
gekend, het onderhoud van gebouwen en machines veel te wenschen
over had gelaten. De gebouwen waren zeer verwaarloosd, de
machines verouderd en zeer oneconomisch in exploitatie; een goede
88
89
Verhaar van
h e t
^hterterrein.
opdracht voor dc vervaardiging van een groot aantal goederenwagens, een opdracht, die er sterk toe heeft bijgedragen om de
maatschappij door de moeilijke aanvangsjaren heen te helpen. In de
de jaren 1895-1897 overtrof de wagenmakerij de machinefabriek
dan ook verre in beteekenis; in het jaar 1897 werd in de eerste voor
2,359,000, in de machinefabriek voor 1,297,000 aan werk afgeleverd, hoewel hier toch vrij belangrijke werken voor de marine
werden uitgevoerd, o.a. de machines voor de Koningin Wilhelmina,
de Holland en de Utrecht. Bovendien werden in deze jaren hoe
langer hoe meer machines vervaardigd voor schepen van de Nederland, de K . P. M . de K . W . I. M . en andere maatschappijen.
Een hoogst belangrijke nieuwe taak aanvaardde de machinefabriek Bouw van
in 1897, toen van de Z . A . S. M . de vraag inkwam, of de fabriek *<>>">*"
zich met de levering van een veertigtal locomotieven wilde belasten,
in welk geval zij met teekeningen en het verschaffen van deskundige
voorlichting wilde steunen. Het was een voorstel, dat groote perspectieven opende, maar de fabriek tevens voor zeer belangrijke
uitbreidingskosten plaatste; een groote locomotievenwerkplaats
moest worden ingericht, terwijl kostbare werktuigen noodig waren.
Het was op 30 Jan. 1897, dat de directeur de zaak bij commissarissen
aanhangig maakte met de vraag, of deze met hem de moreele verantwoordelijkheid voor het instellen van een nieuw bedrijf wilden
deelen. Algemeen vond men, dat op het voorstel moest worden ingegaan ; als deze gunstige aanbieding niet werd aangenomen, zou
men voor goed van alle actie op dit gebied moeten afzien; ook voor
de kolonin zouden locomotieven noodig zijn, terwijl het scheppen
van tal van stoomtramwegen ook gelegenheid tot plaatsing van
materieel zou geven. De werkplaatsen zouden ook voor andere
machines bruikbaarder worden; het zou minder noodig zijn zich op
andere, minder voordeelige bestellingen toe te leggen.
De vervaardiging der locomotieven, vertraagd door te late afle- Gevolgen van
vering der daarvoor bestemde machines, was nog niet voltooid, toen
'B'
door het uitbreken van den Zuid-Afrikaanschen oorlog en den noodlottigen afloop daarvan voor de Boeren, de zaak een zeer bedenkelijk
karakter kreeg. W e l bleven andere bestellingen niet uit, van suikerinstallaties, van stoomgemalen, pompen voor de waterleiding te
BoerenoOT
91
m C
92
0 v
Kort na het aftreden van den heer Strumphler, is bij de behandeling Bespreking
derfinancieeleresultaten over 1900 de algemeene toestand der fabriek
grondig besproken; de vraag werd gesteld, of met deze onderneming
normale winst te maken viel en of de fabriek op goede basis werkte.
Het vraagstuk was zoo veelomvattend, dat besloten werd er een
afzonderlijke avondvergadering aan te wijden, die ook door enkele
hoofdambtenaren werd bijgewoond. Erkend moest worden, dat de
betrekkelijk gunstige gang van zaken voornamelijk te danken was
aan de zeer belangrijke bestellingen voor de Z . A. S. M . en de
marine, welkefinancieeleen gunstig resultaat opleverden, maar dat
op vele opdrachten geld verloren werd. De heer Strumphler, die
in zijn qualiteit van adviseur de vergadering bijwoonde, wees er
op, dat de machinefabriek van Stork eerst na 15 jaar winstgevend
was geworden; de toestand was niet slecht en zou na eenige jaren,
zes a acht jaar schatte hij, goed worden. Beperking van uitgaven
werd algemeen noodig geacht ; de vraag was alleen, op welk gebied
bezuinigd kon worden; een denkbeeld om de school te sluiten, die
jaarlijks 10,000 kostte, vond geen bijval; van sommige oudleerlingen werd reeds meer dienst ondervonden dan van werklieden,
die op de oude fabriek vergrijsd waren. Besloten werd te zullen
trachten van de spoorwegmaatschappijen zooveel mogelijk regelmatige bestellingen te krijgen; vooral voor de locomotievenwerkplaats
en de wagenmakerij was werk noodig; de H . IJ. S. M . had aan
de fabriek de levering van eenige locomotieven opgedragen; ook was
een bestelling voor spoor- en tramwegen in Indi verkregen; de S. S.
maakte nog steeds bezwaar haar Engelsche leveranciers te verlaten
Zij is eerst in 1905 begonnen aan Werkspoor den bouw van
locomotieven toe te vertrouwen.
Zoo was de toestand bij het optreden van den heer Muysken niet
in alle opzichten geruststellend; het geschiedkundig overzicht over
dat eerste decennium is niet zeer optimistisch gekleurd
Het zou echter blijken, dat men den toestand ernstiger had ingezien Machines voor
dan noodig was; de nieuwe directeur voerde de leiding met krachtige 0
*
hand; bezuiniging werd ingevoerd, waar dat mogelijk was; nieuw
werk vloeide weldra op bevredigende Wijze toe. Belangrijk was daarbij
een bestelling van zeer specialen aard. DefirmaSimpson te Londen,
v a n
Cool
93
toeatand
ar
Scheepsmotoren.
De WerkspoorDieselmotoren.
96
J. M U I J S K E N , D I R E C T E U R S E D E R T 1 J A N U A R I
1901.
97
uitbreiding noodig.
Plannen te Vehen.
Zuilen, zoowel aan het Merwede-kanaal als aan den spoorweg naar
Utrecht gelegen. De toestand was hier buitengewoon gunstig; men
kreeg de beschikking over een uitgebreid terrein van ruim 25 H.A.,
later vermeerderd tot 30 H.A., gelegen aan goede verkeerswegen,
zoodat fabrieksgebouwen van groote afmeting hier een ruime plaats
konden vinden; bovendien werd het bouwen door een stevigen
ondergrond niet onnoodig kostbaar gemaakt.
Bouw der fabriek
In het jaar 1913 kon een aanvang worden gemaakt met het in
te Zuilen. g
Jheid brengen van het terrein; bij het Merwede-kanaal werd
een haven gegraven om het vervoer van goederen naar en van de
fabriek zoo goedkoop mogelijk te maken. Bestond aanvankelijk het
plan met het verplaatsen van de gieterij een aanvang te maken,
weldra werd besloten te beginnen met het maken der gebouwen
voor de wagenmakerij en ijzerconstructie, die onderling in nauw
verband staan. Gebruik makend van. ervaringen, te Amsterdam opgedaan, is de fabriek te Zuilen zoo systematisch mogelijk opgezet;
het hout komt uit de balkenhaven in de zagerij en ondergaat achtereenvolgens, steeds in dezelfde richting voortbewogen, alle mogelijke
manipulaties; het komt achtereenvolgens in uiterst practisch ingerichte
opslagplaatsen, het wordt gedroogd, voor zooyer noodig onder sterke
verwarming gebogen en komt eindelijk in handen der wagenmakers.
Het ijzer volgt een hiermede evenwijdig loopenden weg; het komt
in de zeer ruime werkplaats voor ijzerbewerking, om vandaar te
worden getransporteerd naar de wagenmakerij en de daarnaast
liggende werkplaatsen voor ijzerconstructie, 105 M . lang, waar de
groote constructiewerken ineengezet kunnen worden, alvorens gedemonteerd en naar de plaats van bestemming te worden vervoerd.
Afzonderlijke stofvrije werkplaatsen zijn voor het lakken der rijtuigen
ingericht. Het eerst is de werkplaats voor de houtbewerking overgebracht; de andere werkplaatsen volgden geleidelijk; ten slotte kon
ook de ijzergieterij in 1923/24 van Amsterdam hierheen verplaatst
worden in een gesoleerd gelegen gebouw.
AdministratieNog een andere noodzakelijke uitbreiding had in denzelfden tijd
gebouw. p i
d stichting van een nieuw administratie-gebouw, waaraan
sedert lang groote behoefte was gevoeld. Bij gelegenheid eener
wijziging der statuten werd in het voorjaar van 1914 de naam
eree
a a t s >
98
99
ei kne
kn
v a n
101
d e n
oorto
millioen gebleven; daarnaast bestond een niet onbelangrijke obligatieschuld, die zelfs een tijdlang grooter was dan het geplaatste kapitaal.
Voor een inrichting als Werkspoor bracht dit groote bezwaren mee,
daar een machinefabriek vaak met vrij late betaling genoegen moet
nemen; de hooge rente, die in dat geval voor bankcredieten moet
worden betaald, drukt daarentegen zwaar op de onkostenrekening.
Door een zeer voorzichtige dividendpolitiek, groote afschrijvingen
en vorming van belangrijke reserves werd echter weldra het vertrouwen der geldmarkt gewonnen; de aandeelen, langen tijd incourant, werden op den duur voor geldbelegging zeer gezocht; in 1911
werd het uitgegeven kapitaal op 2 / in het volgende jaar op 3%
millioen gebracht; in 1916 steeg het op bijna 5% in 1917 op6'/ en
in 1918 op iets meer dan 8 millioen gulden; het dividend heeft in al
deze jaren tusschen de zes en acht procent gevarieerd. De laatstverschenen balans doet ons zien, dat op de fabrieken en werktuigen
te Amsterdam, die te zamen f7,697,433 hebben gekost, een bedrag
van 6,268,433 is afgeschreven; op de fabriek en werktuigen te
Zuilen, die nog slechts enkele jaren bestaan, is op een kostprijs van
4,478,916 een bedrag van 2,649,916 afgeschreven. Daarnaast
vinden we verschillende posten voor reserve, te zamen 1,944,401
bedragend, terwijl tegenover dit alles een obhgatieschuld Van slechts
1,100,000 staat.
De leiding der vennootschap is sedert 1901 in n hand gebleven.
De directeur, de heer Ir. J. Muysken, herdacht den len Januari 1926
het feit, dat hij 25 jaar geleden het directoraat aanvaardde; detallooze
bewijzen van belangstelling door hem op dezen dag ontvangen,
bewijzen, hoezeer zijn eminente leiding, zoowel binnen de fabrieken
als daarbuiten, wordt gewaardeerd.
Werkspoor heeft het geluk gehad herhaaldelijk personen, die tot
de vooraanstaande figuren op practisch economisch gebied behooren, bereid te vinden een plaats in het college van commissarissen
te aanvaarden; de studie der notulen van de vergaderingen van dit
college doet zien, op welke degelijke wijze aldaar de belangen der
vennootschap worden behandeld en welke belangrijke adviezen in
algemeen commercieelen zin daar worden uitgebracht. Op het oogenblik, dat dit gedenkboek ter perse gaat, hebben in dit college zitting,
l
2t
103
Het college
van Commissarissen.
104
M . TRIEBELS. D I R E C T E U R D E R
WAGONFABRIEK.
M . H. D A M M E . ADJUNCT-DIRECTEUR DER
WAGONFABRIEK.
H . M . V A N U N E N , ADMINISTRATIEF
DIRECTEUR.
J. M U I J S K E N JR.. O N D E R D I R E C T E U R D E R
MACHINEFABRIEK.
De suikerproductie
v a n
Indie
'
106
Het was op 8 Oct. 1834, dat van Vlissingen voor deze zaak een
beroep deed op het hoofd van den staat, koning Willem I. Hij deelde
mee, wat tot dusver op dit gebied door de fabriek was gedaan; nu
was men door den steun van eenige aanzienlijke Amsterdamsche
kooplieden in staat gesteld bij wijze van proef twee suikermolens van
3 P.K., welke naar verkiezing door water of door buffels konden
worden gedreven, naar Java uit te zenden. Gewenscht zou het zijn
daar een bekwaam deskundige uit hun fabriek te etablisseeren," die
de suikermolens kon stellen, de fabriek van bestellingen kon voorzien
en ook voor het gouvernement zeer nuttig zou kunnen werken. Men
zou hem b.v. het toezicht op belangrijke werken en werktuigen
kunnen opdragen en gebruik makend van de ontdekte ijzer- en
kolenmijnen een ijzergieterij kunnen stichten;" de directie was bereid
de gieters en vormers te leveren en voortdurend aan te kweeken."
Het uitzenden van een vertegenwoordiger zou echter aanzienlijke
kosten medebrengen. Voor Suriname waren deze door de deelneming
van verschillende planters draaglijk gemaakt." Met het oog op de
groote belangen, die hier op het spel stonden, wendde nu de directie
zich tot den koning met het verzoek hunne vaderlandsche fabriek
door een bepaalde toelage of ondersteuning in staat te stellen om
een deskundig en in dezelve aangekweekt persoon, die om zijne
bekwaamheid en verkregen kennis deze onderscheiding dubbel
waardig is, naar het eiland Java te doen vertrekken, ten einde haar
aldaar als agent te vertegenwoordigen en met zoodanige werkzaamheden voor het gouvernement, als Uwe Majesteit zal dienstig vinden,
te belasten." Een copie van dit adres werd door van Vlissingen
gezonden aan van den Bosch, na zijn terugkeer uit Indi opgetreden
als minister van Kolonin; hij moet met dezen bekend zijn geweest; het begeleidend schrijven eindigt ten minste met de mededeeling : schrijver vleit zich met de eer Uwe Excellentie in den
loop der week eene visite te maken; respect aan mevrouw van den
Bosch en familie %"
De houding van den minister was voor van Vlissingen alleszins
bevredigend; het voorstel van den Amsterdamschen fabrikant vond
bij hem warme aanbeveling. Hij bevestigde, dat er in Indi groot gebrek
was aan bekwame menschen op dit gebied; alle pogingen om gieters
107
Beroep op den
koning.
Uitzending
van een agent.
109
a y e r
110
111
De firma
^""-C *'8
112
resultaten op Java weldra zoo bemoedigend, dat enkele suikerfabrikanten het voorbeeld van Praetorius volgden en hun machines bij
Derosne-Cail bestelden. De concurrentie dezer firma, die op dit gebied
over veel meer ervaring beschikte dan de Amsterdamsche fabriek,
was dus voor deze zeer gevaarlijk, te meer daar de regeering, zooals
wij zagen, bij suikercontractanten eerstgenoemde ging aanbevelen.
Het zijn blijkbaar deze omstandigheden geweest, die van Vlissingen
hebben bewogen zich ook op de practijk der suikerindustrie toe te
leggen door voor de firma van Vlissingen en Dudok van Heel een
suikercontract aan te vragen. Dit geschiedde bij een adres van
31 October 1844, waarin allereerst de aandacht werd gevestigd op
de gebreken, welke de door Derosne-Cail geleverde toestellen zouden
hebben vertoond; zoowel de hoeveelheid suiker als de kwaliteit
daarvan waren beneden de verwachting gebleven; men kookte af op
te hooge temperatuur en verkreeg daardoor niet de goede kwaliteit.
Van groot belang zou het zijn, indien de Nederlandsche industrie de
suikertoestellen kon leveren; voor de algemeene welvaart was de
levering der kostbare installaties van veel belang. Om dit te bereiken,
was er geen beter middel dan aan vaderlandsche machine-fabrikanten,
die de bewijzen hebben geleverd, dat zij het koken van suiker in het
luchtledige verstaan, een suikercontract te accordeeren, opdat zij, die
zooveel belang hebben bij het welslagen der door hen vervaardigde
toestellen, zonder eenige stoornis of tegenwerking van minkundige
suikercontractanten te vreezen te hebben, de bewijzen daarvan kunnen
leveren." Hij verzocht daarom aan zijn firma voor twintig jaar een
suikercontract toe te staan, met een voorschot van 200,000, op zoodanige voorwaarden, als aan vroegere contractanten verleend zijn."
Het verzoekschrift werd door minister Baud gunstig ontvangen. Hij erkende, dat de toestellen van Derosne-Cail tot
teleurstellingen hadden geleid; van de kwaliteit der gewonnen
suiker viel nog weinig te zeggen; volgens het oordeel der Indische
regeering wogen de voordeden niet op tegen de drievoudige
kosten van aanschaffing. W e l was er in het algemeen verbetering
merkbaar door de sterke vermindering der slechtere en de vermeerdering der betere suiker, maar er viel in deze nog veel te
doen. Van Vlissingen en Dudok van Heel hadden fouten aangewezen
15
113
* " <<*-
ao
cr
,fr
114
Saportas.
Critiek
Amst
de
* -
toe
feHen
Skchte gang
pan zaken.
De fabriek Krian.
uwe inrichting, waarvan een groote ophef was gemaakt; de uitkomsten hebben gefaald en ik verklaar tot mijn leedwezen, dat dit een
slecht effect heeft gemaakt. Van veel belang zou zijn het slagen van de
onderneming Krian; deze zal staan onder het beleid van een ijverig
en ambitieus jong man; de heer Couperus heeft zich wel gekweten bij
den opbouw; hij bezit een goed doorzicht in zaken. Zorg dan dat
het hem niet aan toestellen ontbreke om de meeste partij te trekken
van de prachtige cultuurgronden, die het gouvernement heeft gegeven. Zend vooral geen toestellen, die in Europa veel zorg vereischen;
deze zijn voor den Javaan niet geschikt. Het is een geheel belangelooze
raad, dien ik u geef; het is het eenige middel om in vervolg van tijd
goed te oogsten."
Wij kunnen niet controleeren, in hoever de opmerkingen van
Saportas, die nauw aan de Parijsche firma verbonden was, op goede
gronden steunden; van Vlissingen schreef later het echec op Padjarakan
toe aan onbekwaamheid van den administrateur. Erger was het evenwel, dat ook op Krian de zaken niet naar wensch gingen, zij het ook
om redenen, die met de hoedanigheid der geleverde installatie niet
te maken hadden; door een te lange zeereis kwamen de werktuigen
te laat aan; in de volgende jaren werd slechts een geringe oogst
verkregen; reeds in 1849 keerde Couperus naar Europa terug; de
deelnemers moesten, in plaats van dividend te ontvangen, herhaaldelijk
gelden storten om de verhezen te dekken. Eerst in het derde oogstjaar kwam de productie op iets beter peil, toen de leiding in handen
kwam van een ingenieur der fabriek, van den Brinck; toch zou het
nog eenige jaren duren, eer de zaak werkelijk winstgevend werd.
Wij zullen de geschiedenis der suikerfabriek Krian, die opgericht
was onder het motief, dat het noodig was om voor de fabricatie
van suikertoestellen de beschikking te hebben over een fabriek in
Indi, maar waarvan wij niet weten in hoever zij later met de fabriek
te Amsterdam in officieele relatie heeft gestaan, hier verder laten
rusten en alleen volledigheidshalve vermelden, dat het regeeringscontract tot twee keer toe, in 1856 en in 1867 is gewijzigd; dat de
fabriek in latere jaren, na de liquidatie der commanditaire vennootschap is overgegaan aan de firma Fraser Eaton en Co. en ten slotte,
in 1909 aan de nog bestaande vennootschap Krian. Volgens
116
mededeeling der directie van Krian heeft nog lang een toestel van
van Vlissingen aldaar dienst gedaan; eerst betrekkelijk laat is het
door een meer modern toestel vervangen.
W i j hebben gezien, dat door Saportas krachtig was aangedrongen
op het beschikbaar stellen van een deel van den oogst, om daardoor
de fabrikanten in staat te stellen hun fabrieken afdoende te verbeteren.
Een nieuwe gedachte was dit niet, daar zij reeds bij het contract
met Praetorius in practijk was gehracht. Bij besluit van den
gouverneur-generaal van 26 October 1847 werd nu bepaald, dat alle
fabrieken, die dit recht nog niet bezaten, de beschikking konden
krijgen over een deel harer suiker, als zij genegen waren eenige
wijzigingen in de voorwaarden te aanvaarden. Hoogstens een derde
der productie zou worden vrijgelaten; de suiker, aan het gouvernement te leveren, moest van het standmonster 16 of hooger zijn;
verder zouden verschillende voor de bevolking bezwarende voorwaarden gewijzigd worden. Zoo hoopte men de contractanten te
bewegen om hun fabrieken van moderne installaties te voorzien.')
Dit besluit was natuurlijk voor de Nederlandsche industrie en
speciaal voor de Amsterdamsche fabriek buitengewoon belangrijk;
de Indische suikerfabrikanten kregen nu de beschikking over de middelen om moderne fabrieksinstallaties aan te schaffen. E r was echter
ook een zeer groot gevaar aan verbonden, dat van scherpe buitenlandsche concurrentie. W i j hebben vroeger gezien, hoe de heer
Praetorius, door de vrijlating van een deel zijner suiker, in staat was
gesteld zijn machinerien aan te koopen tegen betaling in termijnen;
de Engelsche fabrikanten, die zeer kapitaalkrachtig waren, zouden
niet nalaten op deze wijze de leverantie aan zich te trekken. V a n onze
fiscale wetgeving ondervonden zij daarbij weinig hinder. Oorspronkelijk was dit anders geweest; sedert het jaar 1837, toen ook op
verzoek van van Vlissingen en Dudok van Heel aan den vrijen invoer
een einde was gemaakt, bedroeg het invoerrecht op ijzerwerk en
machinerien 24%; bij aanvoer met Nederlandsche schepen en met
Nederlandsen certificaat van herkomst daarentegen 12 %> al werd
in het belang van den landbouw van tijd tot tijd vrijstelling van het
invoerrecht gegeven. In 1842 werden de rechten belangrijk verlaagd en op 6% gebracht, terwijl de aanvoer van machinerien van
117
Vrije beschikking
a t s
'9
ttetm
Gevaar voor
c o n c u r r e
118
1 0
Het Spekhuis.
Gewen der
v r i
^ beschxkkhtg.
121
16
Weigering
o a n <fcn
Minittee
Maar nog was de zaak niet in het reine. W e l werden van niet
minder dan zeven fabrikanten bestellingen ontvangen, maar de agent
123
Groote bestellingen.
der fabriek was met zijn credietvoorwaarden verder gegaan dan hij
had mogen doen; de zaak ging boven de krachten der vennootschap,
daar de fabrikanten langdurige credieten vroegen. Een uitvoerige
correspondentie met de N . H . - M . volgde; de vennootschap kon de
zaak alleen dan aanvatten, als haar, onder de noodige waarborgen van
de suikerfabrikanten, een voorschot bij inscheping van 60 tot 80 %
werd verleend, tegen afstand van cognossement en assurantiepolis.
Advies der Factoty.
De N . H . - M maakte aanvankelijk nog eenige bezwaren; blijkbaar
is de doorslag gegeven door het advies, dat het bestuur der Factorij
heeft uitgebracht. Deze behandelde de zaak in haar vergadering van
27 Mei 1352; de Factorij beschikte over ruimte van fondsen, welke,
volgens voorschrift, dienstbaar moesten worden gemaakt aan handelsondernemingen. Van groot belang was het bemachtigen van de vrije
suiker, welke tot dusver aan particulieren, meest vreemde huizen, werd
verkocht, verbonden of geconsigneerd. Daarom moest consignatie
der suiker aan de N . H . - M . worden nagestreefd, waardoor meteen
een soliede waarborg werd verkregen voor de voorschotten.
steun derN.H.-M.
Dit advies heeft blijkbaar een gunstigen invloed gehad; ook de
verdere, door de fabrikanten verstrekte waarborgen zijn blijkbaar
voldoende geweest; de zaak heeft door de per laatste mail ontvangen
berigten een zoo gunstige en algeheele verandering ondergaan, dat
wij ons vleien, dat alle moeilijkheden opgelost zijn," schreef de directie
der vennootschap op 20 Juli 1852 aan de N . H . - M . Een aantal
hoogst belangrijke posten kon nu inderdaad, dank zij den steun der
N . H . - M . , worden afgesloten; voor den heer Hofland een post van
112,800, voorden fabrikant Stavers van 44,800, voor van der
Eb en Stavers van 41,800, voor vijf Chineesche fabrikanten te
zamen 158,480 ').
E n dit waren niet de eenige bestellingen van dezen aard. In de
volgende jaren kwamen zij niet in die mate, maar toch vinden wij in
de correspondentie met de vennootschap, die in de archieven der
Nederlandsche Handel-Maatschappij bewaard gebleven is, voortdurend posten van beteekenis, waarop belangrijke voorschotten, tot
80% toe, werden verstrekt, zoo b.v. op 11 Maart 1856 nog een
drietal posten tot een totaal bedrag van 108,000. Een der besturende
vennooten, Cornelis Fentener van Vlissingen, heeft in deze jaren de
124
De (Irma
Dmmler en Co.
agent.
Van Vlissingen,
Dudok v. Heel.
Cail, Halot en Co.
dragen, die het procd blijkt te hebben toegepast bij het installeeren
van verschillende suikerfabrieken hier te lande, o.a. te Oudenbosch,
Halfweg en Bergen op Zoom. Het werd mogelijk geacht de methode
ook toe te passen op de rietsuiker-fabrikatie; octrooien werden
aangevraagd voor Oost-Indi en Suriname; een door den minister
van Kolonin ingestelde staatscommissie schijnt gunstig te hebben
gerapporteerd; de heer J. J. M . Dudok van Heel vertrok naar Indi
om daar in tegenwoordigheid van belanghebbenden proeven te nemen,
terwijl de firma Dmmler en Co. gemachtigd was orders op te nemen ).
Het is zeker jammer, dat omtrent de bereikte resultaten niets bekend
is; de zaak schijnt geheel buiten de N . H.-M. te zijn omgegaan, daar
wij anders in haar uitnemend bewaard archief de sporen ervan zouden
hebben aangetroffen; zij bewijst echter, dat de vennootschap getracht
heeft ook in het laatste tijdperk van haar bestaan op dit gebied, waar
zij steeds een der eersten was geweest, getracht heeft haar reputatie
hoog te houden.
De liquidatie der commanditaire sociteit in 1871 bracht meteen
fa ontbinding der vennootschap van Vlissingen, Dudok van Heel,
Cail Halot mee; het dept op Java werd opgeruimd; bij notarieele
acte werd vastgesteld, dat de Koninklijke fabriek van stoom- en
andere werktuigen met de onderneming Krian in geen enkele
betrekking stond ). Weldra traden de oude associ's op Java scherp
concurreerend op, zoodat de directie klaagde, dat daar geenloonende
contracten meer afgesloten konden worden. Het is ook de vraag,
of in deze jaren de Amsterdamsche fabriek technisch op gelijke hoogte
was met haar concurrenten; toen in 1878 op de wereldtentoonstelling
te Parijs een suikerinstallatie werd tentoongesteld, moest men tevreden
zijn met een eervolle vermelding, terwijl de oude associ's met goud
bekroond werden. De directie schreef dit toe aan het slecht waarnemen harer belangen door de Nederlandsche commissie; de heeren
Cail en Halot toch hadden, bij het bezichtigen harer inzending
verschillende verbeteringen opgemerkt, die zij zicli voorstelden in
practijk te brengen ). Het is echter de vraag, of zij de zaak niet te
optimistisch heeft ingezien; teekenend is het, dat de N. H.-M. met
haar geen zaken heeft gedaan en wel met den ouden besturenden
vennoot der oude sociteit, Cornelis Fentener van Vlissingen, die,
1
Gevolgen
der liquidatie,
126
zooals wij gezien hebben, zijn functie bij de fabriek van van der
Made had neergelegd. Toen de N . H.-M. in 1881 overging tot de
oprichting der centrale suikerfabriek Marinburg, heeft zij aan de
fabriek geen aanbiedingen gevraagd; de heer Cail werd daarentegen
uitgenoodigd een onderzoek in loco in te stellen en zich met de
levering der machinerien te belasten, wat de directie der fabriek
aanleiding gaf tot een bittere klacht, dat dikwerf door onbekendheid
of vooringenomenheid in den vreemde wordt besteld, dat even goed
en even goedkoop hier te lande had kunnen gemaakt worden,
zelfs door hen, die er zich op beroemen de nationale industrie
te begunstigen')."
Daarbij dient echter niet uit het oog te worden verloren, dat
de rietsuikerindustrie moeilijke jaren doormaakte. De beetwortelsuiker trad meer en meer op den voorgrond; de sereh-ziekte richtte
steeds grooter verwoestingen aan. Dit alles heeft, zooals bekend
is, in het negende decennium der eeuw geleid tot de groote Indische
suikercrisis, die de suikerindustrie op Java in zeer groot gevaar
heeft gebracht. Het ligt buiten ons bestek hier te beschrijven, langs
welken weg men dit gevaar heeft bezworen; het ligt echter voor
de hand, dat de bestelling van nieuwe machinerien tot een minimum
is beperkt, zoodat de fabriek een nieuw afzetgebied moest zoeken
en dit o.a. vond in Brazili; de installaties, die aldaar aan twee
suikerfabrieken, Paraghyba en Syrgipe, geleverd werden, zijn nog
steeds in gebruik.
Niettemin was het voornaamste afzetgebied verloren, zoodat
Werkspoor dus ook hier voor een uiterst moeilijke taak stond;
het was verte van gemakkelijk het terrein te herwinnen, waarop
eenmaal de van Vlissingen-kookpan een zoo belangrijke plaats had
ingenomen. Die taak werd echter met energie aangevat; de oprichting van het agentschap te Soerabaya was een eerste stap in
de goede richting; technische agenten werden aangesteld; weldra
werden ambtenaren der fabriek naar Java gezonden om zich op
de hoogte van de daar bestaande behoeften te stellen; van de
Koloniale Bank, die in 1893 deflnancieeleagentuur overnam, werden
weldra belangrijke bestellingen ontvangen. Een zeer belangrijke
order was die voor de levering eener geheel nieuwe installatie
127
Crui*.
De taak
P<*-
Werka
128
m g t
129
,yske
d
"
oooOOOoo
130
'ij hebben gezien, dat Paul van Vlissingen, de stichter van Paul van Vlissingen
y y ^ bedrijf, welks geschiedenis wij hebben beschreven, door als werkgever.
zijn grooten ondernemingsgeest aan tallooze monden brood heeft
verschaft. Ook in ander opzicht is hij evenwel van groote beteekenis
geweest; hij was hier te lande een der allereerste werkgevers, die
het lot zijner werklieden trachtte te verbeteren. Een brief als in
1827 Paul van Vlissingen schreef aan het stedelijk bestuur, waarin
hij aandringt op het nemen van maatregelen om de omgeving der
fabriek minder ongezond te maken, opdat onze natuurgenooten een
gelijke gezondheid met ons mogen genieten, is uniek," zoo getuigt de
schrijver, die het eerst aan De arbeidende klasse in Nederland in de
negentiende eeuw') een grondige studie heeft gewijd.
Nu staat het bovengenoemde feit (zie blz. 9) niet alleen. In het Alg. Plaatsing van
Hbl. van 12 Jan. 1832 wordt medegedeeld, dat aan de fabriek der Com- leerlingen.
manditaire sociteit gelegenheid bestaat tot plaatsing van een tien- of
twaalftal leerlingen, die zoowel practisch als theoretisch onderwijs
zullen krijgen. Deze gelegenheid bestaat nergens elders; in Engeland
wordt alleen in de practijk, in Duitschland alleen in de theorie onderricht; hier ^te lande bestaat niets van dien aard. De heer van Vlissingen
wil dit kwaad in den wortel aantasten; zijn plan moet daarom door
alle echt vaderlandsgezinden ondersteund worden." Nu is het de
vraag, of we hier een voorlooper van het moderne leerlingwezen
moeten zoeken, of het de bedoeling was werklieden dan wel leiders
aan te kweeken; wij weten, dat eigenlijke vakarbeiders op dit gebied
e t
131
r
geheel ontbraken, maar ook, dat de beide besturende vennooten hun
zoons op deze wijze voor hun vak hebben voorbereid, door hen,
gelijk op met de arbeiders, de fabriek te laten doorloopen. Ook
voor de zeeofficieren en machinisten, die aan de fabriek werden
gedetacheerd, werd steeds aan dezen eisch vastgehouden.
Ziekenfonds.
Belangstelling voor zijn arbeiders spreekt in elk geval uit het
feit, dat hij reeds in 1843 voor arbeiders en gemployeerden van
de fabriek en de door hem geleide stoombootmaatschappij een
inrichting instelt tot onderlingen waarborg tegen de gevolgen van
ziekte," blijkbaar een ziekenfonds, waartoe de arbeiders konden,
maar niet behoefden toe te treden"). Zeer waarschijnlijk is het hetzelfde fonds, dat nog in de dagen van den heer van der Made
heeft gewerkt, een instelling, waarop we nader terugkomen.
Een merkwaardig
Dat van Vlissingen bij tallooze gelegenheden, op het doen van
adres, bestellingen aandringende, dit heeft gesteund door het motief, dat
zulks noodig was om zijn arbeiders werk te kunnen geven, zegt
natuurlijk weinig; ook het eigenbelang kan hierbij in het spel zijn
geweest. Met trots heeft hij herhaaldelijk gewezen op de betrekkelijke welvaart, door de fabriek in een geheel stadsdeel verspreid,
niet alleen onder de arbeiders, maar ook onder de neringdoenden;
herhaaldelijk heeft hij het betreurd, dat de harde noodzakelijkheid,
de scherpe concurrentie, hem verhinderde hooger loonen te geven.
Dat dit niet maar een phrase is geweest, bewijst een allermerkwaardigst en tot dusver, voor zoover mij bekend, onopgemerkt
gebleven adres, door hem, kort na zijn aftreden als besturend
vennoot, op 21 Nov. 1854, gericht tot de Tweede Kamer der Statengeneraal naar aanleiding van een voorstel tot afschaffing van den
accijns op turf en brandstoffen ). Het stuk, dat ook wegens de, door
den schrijver toegevoegde arbeidersbudgetten, wslke reeds vroeger gepubliceerd zijn en hier worden weggelaten, zoo bijzonder merkwaardig
is voor onze sociale geschiedenis, volgt hier in verkorten vorm:
2
Geeft met verschuldigde gevoelens te kennen PAUL V A N VLISSINGEN, oprigter en gewezen besturende deelgenoot der alhier sedert
het jaar 1827 gevestigde Fabrijk van Stoom- en andere Werktuigen;
dat hij uit den aard der zaak van nabij bekend met den ambachts- of
werkman en zijne behoeften, steeds heeft moeten toejuichen elke poging
132
die werd aangewend om den last, waaronder hij gebukt gaat, te verligten.
Het is eene erkende zaak, dat de werkloonen in het algemeen te laag
zijn en niet in verhouding staan tot de behoeften van den werkman en
zijn gezin, en zal ik dus niet noodig hebben dit onder Uwe aandacht
te brengen, evenmin als dat deze toestand geboren wordt,
1. uit de onevenredigheid tusschen arbeid en arbeiders, en
2, uit de duurte der levensmiddelen.
Aan het eerste kan door geenen maatregel ter wereld anders, dan
door bevordering der algemeene welvaart of emigratie naar andere
landen verandering worden gebragt; doch wat het tweede bezwaar
betreft, daaraan kan door de regeering veel worden te gemoet gekomen;
immers die regeering behoort naar mijne bescheidene meening den
werkman en zijn gezin te ontheffen van alle lasten, waarmede de
levensmiddelen en andere noodzakelijke behoeften van hem zijn bezwaard,
Het is met geene mogelijkheid te verdedigen, dat men den armen werkman,
die met zijn loon, door de hiervoren vermelde oorzaken, niet uit kan
komen, nog bovendien gaat belasten; het is het middel, om meer en meer
de armoede, het pauperisme te bevorderen; het is, wij schromen het niet
te zeggen, eene schande voor onze natie! Het is een bloedgeld, dat van
den armen werkman gevorderd wordt, en meer dan tijd, dat daaraan
een einde kome. Ik heb den werkman 30 jaren gekend; ik ben aan
hem veel, zoo niet alles verschuldigd; geen wonder, dat ik dan ook
mijn hart voor hem voel kloppen; bij mij bestaat de overtuiging, dat
de werkman, de nijvere man die werken wil, met al dien goeden wil
gebrek lijdt; het is dus mijn pligt, U daarvan in te lichten, en zoo ik
mij iets te verwijten heb, dan is het, dat ik dit niet reeds voor lang
heb gedaan. Elke poging tot vermindering van die lasten heb ik toegejuicht, van welken kant ze ook kwam, en zoo doe ik ook nu weder
ten aanzien van het aanhangige voorstel tot afschaffing der accijnsen
op den turf en de steenkolen.
Om u een goed denkbeeld van den armen werkman en de behoeften
van hem en zijn gezin te doen vormen, heb ik eenige der geschiktste
en ordelijkste van hen verzocht, dag aan dag te willen opschrijven,
waaraan het door hen verdiende geld werd besteed; ik voeg bij dezen
de copyen dier opgaven, waarvan de origineelen ten mijnent ter uwer
inzage berusten; het is wel der moeite waard ze in te zien; zij zijn
uwe aandacht overwaardig; het zijn opgaven van menschen, die wekelijks van 14 a 15 tot 7.90 verdienen; dat zijn geene geringe loonen;
een gewoon timmerman, smid of metselaar verdient veel minder.
De zaken en de cijfers in die opgaven vermeld, zullen u eerst regt
een begrip geven van de ellende, waarin de werkman verkeert. In welk
eene bekrompenheid, neen! in welk een gebrek moet de werkman zijn
133
leven voortsleepen? Men heeft onze natie wel eens, en met regt, gemis
aan energie verweten; maar waar eene natie zoo gevoed wordt als bij
de mindere standen, de groote meerderheid, het geval is, wat is daarvan
te verwachten? Laten wij, mijne Heeren! ons ook eens eenige maanden
voeden zoo als de werkman dit verpligt is te doen, en dan zien, of wij
nog lust en krachten hebben om iets goeds, iets degelijks daar te stellen.
Wij gaan, mijne Heeren, dit verzeker ik U , die den werkman ken,
eene gevaarlijke toekomst te gemoet, zoo de Regeering, zoo de Vertegenwoordigers der natie, geene bewijzen geven, dat zij zich zijn lot aantrekken,
en alles willen doen, wat in hun vermogen is om dat te verligten; laat
mijne stem niet zijn die eens roependen in de woestijn! Maar, hoor ik
u zeggen, alles zeer goed: wij zeiven hebben er dikwerf over gedacht,
dat eene afschaffing van accijns op de levensbehoeften wenschelijk is,
doch de staat behoort te kunnen bestaan. Dat is ook recht; de staat
behoort te kunnen bestaan, doch niet ten koste der mindere standen;
niet ten koste der meer en meer door slechte voeding zich verdoovende
energie van het grootste gedeelte der natie. Neen, de betere standen,
zij die in betere omstandigheden leven; wij, wij behooren daarin te
voorzien.
Onder alle omstandigheden, ter remplacering van die der accijnsen
voorgesteld, is mij geen betere voorgekomen, dan die op de successie
in de regte lijn. Wij, die onzen kinderen, de een meer, de ander minder,
vermogen hopen na te laten, waarom zouden wij er geen genoegen
mede kunnen nemen, dat die kinderen daarvan, om hunne arme natuurgenooten te hulp te komen, een gedeelte aan den staat opbrachten?
Waar staat het geschreven, dat wij onzen kinderen vermogen moeten
nalaten?
Onze pligt gaat niet verder dan dat we ze groot brengen en door
opvoeding in staat stellen, voor zich zeiven te zorgen. Waarom zouden
zij van een vermogen van 100,000, om maar iets te noemen, geen
5.000, geen 10,000; van een vermogen van 10,000. geen 500;
van een vermogen van 5,000 geen 200, en zoo vervolgens, kunnen
opbrengen? Wat zoude dit schaden? Voor ons, die eenen zekeren
leeftijd hebben bereikt, of liever voor onze kinderen, zou dit een offer
zijn, maar voor de minder bejaarde, voor hetgeen onze kinderen aan
hunne kinderen zullen nalaten, is dit offer zeer gering. Ook wij, even
als zij en de hunnen, worden bij de afschaffing van de accijnsen op
de levensbehoeften gebaat, en de guldens, die daardoor worden uitgewonnen, kunnen zij jaarlijks opleggen, en komen met de renten natuurlijk
in mindering van hetgeen aan successie-regt moet betaald worden.
Men heeft ook gesproken van eene belasting op het inkomen, doch
die acht ik minder goed, omdat ze tot vele vexatin aanleiding kan
geven. Mij is het om het even hoedanig men mij wil laten betalen;
wanneer slechts de arme werkman, wanneer het grootste gedeelte der
natie daarbij zal worden gebaat, kan ik mij veel laten welgevallen;
wanneer men maar eerst den wil heeft, dan kan men veel, dan worden
onmogelijke zaken mogelijk. Wij hebben thans eenen minister van
financin, wiens kunde en regtschapenheid door niemand, die het geluk
heeft met hem bekend te zijn, zal worden miskend. Mijn hart zegt mij,
dat deze aan Uwe wenschen om de accijnsen af te schaffen gaarne de
hand zal leenen: een goed minister bevordert het goede, van welken
kant het ook komen moge; geloof mij, mijne heeren 1 het wordt meer
dan tijd, dat de vertegenwoordigers der natie zich het lot van het
grootste gedeelte, van de mindere standen, aantrekken.
Zooals het thans is, dat moet een ieder gevoelen, kan het met geene
mogelijkheid blijven.
Met de eerbiedigste gevoelens, en in de verwachting dat mijne bede
een gewenscht gehoor vinde, teeken ik mij,
PAUL V A N VLISSINGEN.
JW
a t s
c. v. vussingen
** 9*rk
Uitkeering
v a n
pensioenen.
136
o o r
c>\'tc*mir\ n n f c n a n f a
J
U-'i J ~
non
r\t>
WT otAr\ \ o A r>r\
J
_ 1
A\o
lii/>r
1 OC\f\
oon
kocf-a-ati
1
J.
f* _ t
ttnn Ho
i__
18
137
fahriolc
Ziekenfonds.
voor ieder werkstuk zoo veel mogelijk een prijs bepaald werd;
was het binnen den daarvoor noodig geachten tijd vervaardigd,
dan kwam het voordeel den werkman ten goede; werkte hij er
langer over, dan kwam het nadeelig verschil te zijnen laste; eens
in de drie maanden werden deze bedragen verrekend. Het stelsel
voldeed echter niet geheel in de practijk en werd in 1909 vervangen door het half-over-stelsel"; de geraamde prijs werd met
20% verhoogd; bij snelle afwerking kwam de helft van het verkregen
voordeel den werkman ten goede; de andere helft kwam ten voordeele van de fabriek, die op deze wijze eveneens belang had bij de
beperking der productiekosten. In 1915 werd dit stelsel voor de
meeste afdeelingen vervangen door het loongrens-stelsel, dat moeilijk
in een enkel woord kan worden uiteengezet; het hoofdbeginsel
komt hierop neer, dat het voordeel voor den werkman grooter
wordt en wel in progressieven zin, naarmate de tijd, die aan een
werkstuk besteed wordt, door meerdere oefening of toewijding
wordt bekort. Ten einde tegemoet te komen aan de onder de
werklieden bestaande vrees, dat een tarief, waarop veel wordt
overgehouden, te hunnen nadeele zal worden gewijzigd, werd eens
en voor al vastgesteld, dat een bestaand tarief niet zal worden
gewijzigd, tenzij bij wijziging van werkmethode of bij gebruik van
verbeterde werktuigen of gereedschappen. Een loongrenscommissie
kan de belangen der werklieden tegenover de afdeelings-chefs bepleiten en desnoods voor den Fabrieksraad brengen.
De oudste der sociale instellingen van Werkspoor is het ziekenfonds. Wij hebben gezien, dat reeds van Vlissingen op dit gebied
een instelling schiep, die echter weer te gronde schijnt te zijn
gegaan; toen Werkspoor opgericht werd, bestond er althans niets
van dien aard. Kort na de oprichting, stierf een der werklieden;
met goedvinden van den heer Strumphler werd een collecte
onder de arbeiders gehouden, welke een vrij groot bedrag
bijeenbracht; toen echter kort daarna het geval zich herhaalde,
werd de opbrengst veel geringer. Dit gaf den directeur aanleiding
om te overwegen, wat op het gebied van ziekenzorg voor de
werklieden kon worden tot stand gebracht; het gevolg was,
dat op 24 Mei 1892 een ziekenfonds werd ingesteld, om aan
138
Beambtenpensioen.
140
Geen contact
tasschen directie
en werklieden.
spoor zag direct de wenschelijkheid in om een vertegenwoordiging der werklieden in het leven te roepen, door welke o. m.
wenschen der arbeiders ter kennis van de directie gebracht konden
worden. De bijeenkomsten van de directie met de bestuursleden
van het ziekenfonds leerden, dat sommige wenschen der werklieden haar onbekend waren gebleven, terwijl verschillende maafcregelen verkeerd begrepen waren; zij stelde nu in 1894 een
vertegenwoordiging in, welker leden door de werklieden gekozen
werden uit een voordracht der directie; haar taak bestond vooral
in het voorlichten der werklieden omtrent genomen maatregelen.
In het volgende jaar werd de keus vrijgelaten; de resultaten waren
echter zoo teleurstellend, dat tot de vorige regeling moest worden
teruggekeerd. Een nieuwe poging in 1896 leidde evenmin tot een
resultaat; een talrijke groep van werklieden voelde voor de zaak
weinig of niets.
In 1898 waren de omstandigheden echter gunstiger; een reglement
op de vertegenwoordiging der werklieden werd vastgesteld, gebaseerd op vrije keuze der vertegenwoordigers. Dezen keer liepen
de verkiezingen vlot van stapel; de groote massa had ingezien, dat
het in haar belang was een vertegenwoordiging, te hebben, die de
Hl
De Fabrieksraad.
hier verworven kennis wel hun zeiven, maar niet de fabriek ten
goede is gekomen.
Wij zouden in deze rubriek ook kunnen spreken over instellingen
van meer tijdelijken aard, het Steunfonds 1914, waarover reeds in
ander verband werd gesproken, de wachtgeldregeling van 1922,
toen de werkloosheid ongewone afmetingen dreigde aan te nemen,
over de zg. veiligheidscommissie, een commissie, ingesteld tot bevordering der veiligheid, maar moeten hier volstaan met deze korte
vermelding.
Tumdorp EUnkwijk.
Wel dienen we te spreken over een der merkwaardigste instellingen,
waaraan Werkspoor het aanschijn heeft geschonken, de N.V. Bouw
vereeniging Elinkwijk. Toen een deel der fabriek verplaatst werd
naar Zuilen, bleek het noodig het woningvraagstuk onder de oogen
te zien; voor een zoo groot aantal arbeiders toch waren ter plaatse
geen woningen voorhanden. Daarom werd besloten een tuindorp
te stichten, waarbij groote medewerking werd ondervonden van de
eigenaresse van den benoodigden grond, de familie Elink Schuurman,
die het terrein voor een matigen prijs voor het sympathieke doel
beschikbaar stelde; aan het geheel werd daarom de naam Elinkwijk gegeven. Het bouwplan, ontworpen door den architect Karei
Muller, omvatte 310 huizen, met enkele uitzonderingen van winkelhuizen en beambtenwoningen alle voor werklieden bestemd, die
hier voor een zeer matige huur een ruime woning met flinken tuin
voor het kweeken van groenten verkrijgen. Het bewonen van
een huis in Elinkwijk geeft in geen enkel opzicht verplichtingen
van den huurder tegenover Werkspoor; trouwens een niet onbelangrijk
deel der huurders staat tot Werkspoor in geenerlei dienstbetrekking.
Elinkwijk is een geheel zelfstandige instelling, welke echter in
buitengewoon gunstige omstandigheden verkeert, doordien zij wordt
gesteund door een lichaam als Werkspoor, dat niet alleen de uitvoering der bouwplannen heeft mogelijk gemaakt, door daarop tegen
de volle waarde en tegen matige rente hypothecaire leeningen te
verschaffen, doch ook door in moeilijke tijden, doch die behooren nu
gelukkig tot het verleden, belangrijke bedragen a fonds perdu beschikbaar te stellen. Aan de moederfabriek herinnert nog de naam van
de Coperatieve consumptie-vereeniging Oostenburg, opgericht door
144
0000OO000
19
H5
H . E. van Gelder
C. A . E. van den Honert
1871 1876
1871 1879
E. Mohr
H . J. H . van der Toorn
A. C. Wertheim
J. H . van der Meulen L. C. zn
J. P. van Rossum
G. A . Baron Tindal
J. F. van Leeuwen
Jhr. Mr. C. J. A. den Tex
A. H . Siepman van den Berg
W . F. Piek
146
1871 1876
1871 1873
1871liquidatie
18731876
1876liquidatie
1876liquidatie
18771880
18801882
18801882
1883liquidatie
J.T. Cremer
en
W . J. Geertsema
H. J. Nivel
J. A. Roessingh van Iterson
L. Serrurier
C. T. Stork
Mr. N . J. den Tex
J. W . Stous Sloot
Sj. E. Haagsma
Mr. G. van Tienhoven
Mr. A. H. G. Fokker
Jhr. L. P. D. Op ten Noort
Dr. C. J. K. van Aalst
J. A. Kalff
I. Franco
Mr. M . W . F. Treub
J. Wilmink
F. H . Fentener van Vlissingen
G. P. J. Caspersz
F. M . Delfos
Mr. Dr. A. B. G. M . van Ryckevorsel
Mr. W . A. van Emden
W . J. G. Umbgrove
1891-1898
1903-1923
1891 -1902
1891-1895
1891-1920
1891-1916
1891-1895
1891 -1899
1895-1896
1896-1916
1896-1914
1898-1920
1899-1924
1914-heden
1914-heden
1916heden
1916heden
1916-1921
1920heden
1921 heden
1922-1925
1923heden
1925heden
1925-1926
OOOOOOMO
147
c
J J
N A A M SCHIP
<3
1892
1893
1893
1894
1894
M ACH1NE
Apeldoornsche Koophandel.
Pampus
Soerabaja
Veendam.
H r . M s . Wilhelmina . . .
1895 N . H . Tram I V
1895 Havendienst Batavier. . .
1895 Solo Rivier
1895 Amsterdam V
1895 Pollux
1895 Zaanstroom
1895 Hr. Ms. Nias
1896 van Outshoorn
1896 Paramaribo
1897 Johanna Frederika. . . .
1897 Dokkumer Koophandel . .
1897 Prins Willem V . . . .
1898 Hr. M s . Holland . . . .
1898 Madura
1898 van Imhoff
1899 i Sleepboot Staatsspoor . .
1899 Sleepboot
1899 Soembawa
1899 Heelsum
1900 Hr. M s . Utrecht . . . .
1900 Flores
1900 Timor
1900 van Riemsdijk
1900 de Klerk
1900 Altlng
1901 Dordt . . . . . . . .
1901 Zwerver
1901 Oceaan I
1901 Oceaan II
1901 I Amstel
1901 Prins Willem I
1901 Voorburg
1901 Oceaan III
1902 Laurens Pit
1902 Caroluna
1902 Java
1902 van Riebeek
J
1902 Gouv. Gen. Daendels . .
1902 van der Capellen . . . .
1902 Farmsum
1903 Hr. M s . Valk
1903 van den Bosch. _ . . . I
1903 Baud
1903 Tjipanas
1903 | Tjimahi
j
-
148
j
compound
4 machines
triple-expansie
compound"
,,
triple-expansie
compqund
triple-expansie
compound
triple-expansie
..
compound
triple-expansie
compound
triple-expansie
compound
triple-expansie
\ <
CQ
2 schroef
2 schroef
2 schroef]
'
2 schroef
Z M
1 <
BESTEMD VOOR:
60
65 Departement van Oorlog.
60
60
4500 Departement van Marine.
35 Noord-Hol landsche Tram.
40
60 Departement van Kolonin.
300 j Rijn-Main Stoomboot Mij.
700 Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
550 Hollandsche Stoomboot M i j .
1100 Departement van Marine.
1400 Koninklijke Paketvaart M i j .
650 Kolonie Suriname.
50
65 j
1350 j Koninklijke West-Indische Maildienst.
10000 j Departement van Marine.
1500 Stoomvaart Mij. Nederland".
1400 Koninklijke Paketvaart M i j .
25 Staatsspoorwegen.
100 Semarang Stoomboot en Prauwenveer.
1500 Stoomvaart M i j . Nederland".
750 Stoomvaart Mij. Oostzee".
10000 J Departement van Marine.
15001 Stoomvaart Mij. Nederland*'.
1500 Stoomvaart Mij. Nederland".
1550 Koninklijke Paketvaart Mij.
1550 Koninklijke Paketvaart M i j .
900 Koninklijke Paketvaart M i j .
200 Dordtsche Petroleum M i j .
40 Voor eigen dienst.
325 Stoomvaart Mij. Oceaan".
325 Stoomvaart Mij. Oceaan".
900 M i j . Amstel".
1400 Koninklijke West-Indische Maildienst.
1550 Stoomvaart Mij. Amsterdam".
300 Stoomvaart Mij. Oceaan".
270 Koninklijke Paketvaart Mij.
200 Madoera Stoomtram M i j .
1700 Stoomvaart Mij. Nederland".
1650 Koninklijke Paketvaart M i j .
1000 Koninklijke Paketvaart M i j .
1000 Koninklijke Paketvaart M i j .
1100 Stoomvaart Mij. Oostzee".
600 Departement van Marine.
1650 Koninklijke Paketvaart M i j .
1650 Koninklijke Paketvaart Mij.
1500 Java-China-Japanlijn.
1500 Java-China-Japanlijn.
0>
j8g
a
N A A M SCHIP
M ACHINE
s |
1904 Sleepbootv.d.Stadsreiniging
compound
1904 Automaat
triple-expansie
1904 Camphuys
.,
1904 Rochussen
1904 Tellus
,.
1904 A r y Scheffer
1904 Gerbrig
1905 Palembang
triple-expansie
1905 j Mies en Truus
19051 Cremer
.,
1905 Tjiliwong
1906 Duymaer van T w i s t . . .
1906 Pahud
.,
1906 Rembrandt
quadruple-expansie
1906 j Achilles
triple-expansie
1906 Atlas
1908 Saramacca
1908 Ceres
1908 Juno
1908 Rumphius
1909 Franky
compound
1909 Nias
triple-expansie
1909 Kon. Wilhelmina . . . .
1909 Oranje
,.
1909 Hoofdinspecteur Zeeman .
1909 Pollux
.,
1909 Heemskerk
1912 Singapore
compound
1912 Singkawang
1912 van Q o o n
triple-expansie
1913 Houtman
1915 Columbia
1915 Venezuela
i
1915 Barentsz
CQ
Z *
BESTEMD
1 ij
-r2 schroef
2 schroef
2 schroef
2 schroef
VOOR:
20
700
1800
1800
14001
900
450
300
300
1100
170
170
1100
300
300
2000
1500
1500
4200
1000
1000
350
4200
1000
2600
2600
1000
1000
1000
2600
190
2400
330
250
900
1200
1500
1500
6000
450
6000
7500
450
1200
900
900
375
375
3200
3400
1500
6400
5200
7200
3400
3400
3200
Gemeente Amsterdam.
Vermeer & v. d. Arend's Handel-Mij.
Koninklijke Paketvaart M i j .
Koninklijke Paketvaart M i j .
Koninklijke West-Indische Maildienst.
Koninklijke Nederl. Stoomboot. M i j .
Kuyper, van Dam & Smeer.
Stoomvisscherij Friesland.
Stoomvisscherij Friesland.
Anglo Saxon Petroleum Comp.
Anglo Saxon Petroleum Comp.
Stoomvisscherij Brabant.
Stoomvisscherij Brabant.
Java-China-Japanlijn.
Koninklijke Paketvaart M i j .
Koninklijke Paketvaart M i j .
Stoomvaart M i j . Nederland"
Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
Gebr. Goedkoop.
Stoomvaart M i j . Nederland".
Koninklijke Nederl. Stoomboot Mi).
Koninklijke West-Indische Maildienst
Koninklijke West-Indische Maildienst.
Koninklijke Paketvaart M i j .
Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
Koninklijke Paketvaart M i j .
Stoomvaart M i j . Nederland".
Kolonie Suriname.
Kolonie Suriname.
Gouvernements Marine.
Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
Koninklijke Paketvaart Mij.
Koninklijke Paketvaart M i j .
Stoomvaart Mij. Nederland".
Gebr. Goedkoop. _
Stoomvaart Mij. Nederland".
Departement van Marine.
Gebr. Goedkoop.
Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
Departement van Marine.
Departement van Marine.
Koninklijke Paketvaart M i j .
Koninklijke Paketvaart .Mij.
Koninklijke Paketvaart M i j .
Koninklijke Paketvaart M i j .
Koninklijke Paketvaart Mij.
Stoomvaart Mij. Nederland".
Stoomvaart Mij. Nederland".
Stoomvaart M i j . Nederland".
Koninklijke West-Indische Maildienst.
Koninklijke West-Indische Maildienst.
Koninklijke Paketvaart M i j .
149
NAAM
SOORT
MACHINE
SCHIP
BESTEMD
1916
1916
1916
1916
1916
1916
1917
1917
1918
1918
1918
1918
1918
1918
1919
1919
1919
1919
1920
1920
1920
1920
1921
1922
1923
1924
1924
1924
1924
1924
triple-expansie
Deneb
Ombilin . . .
Borneo
. . . .
Medea
Thalia
Olof Maersk. . .
Rhea
Batoe
Tjisalak . . . .
Orestes
. . . .
Ganymedes . . .
Ulysses
. . . .
Stuyvesant . . .
Drechtstroom
. .
V a n Rensselaer
Rozenburg . . .
Zaltbommel . . .
Torpedoboot Z 1.
turbine
Z 2.
Z 3.
Z 4.
Johan de W i t t . .
Simaloer . . . .
Tjikarang.
. . .
Bontekoe . . . .
Swartenhondt
Plancius . . . .
Zuiderkruis . . .
Julieta
Singkep . . . .
1936
Tjisaroe
1926
H r . M s . Sumatra
1926
Rooseboom .
VOOR:
I <
OQ
800 G o u v e r n e m e n t s M a r i n e .
2100 Koninklijke Paketvaart M i j .
3600 Stoomvaart M i j . N e d e r l a n d . "
950 Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
950 Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
950 A . P . M0ller.
950 Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j .
3600 Stoomvaart M i j . N e d e r l a n d " .
2800 Java-China-Japanlijn.
1900 K o n i n k l i j k e N e d e r l . S t o o m b o o t M i j .
1900 K o n i n k l i j k e N e d e r l . S t o o m b o o t M i j .
1900 K o n i n k l i j k e N e d e r l . S t o o m b o o t M i j .
2400 K o n i n k l i j k e W e s t - I n d i s c h e M a i l d i e n s t .
1250 H o l l a n d s c h e S t o o m b o o t M i j .
2400 K o n i n k l i j k e W e s t - I n d i s c h e M a i l d i e n s t .
1200 M i j . Z a l t b o m m e l " .
2 schroef
6000 Departement v a n M a r i n e .
2 schroef
6000 Departement v a n M a r i n e .
2 schroef
6 0 0 0 Departement v a n M a r i n e .
2 schroef
6 0 0 0 Departement v a n M a r i n e .
2 schroef
6600 S t o o m v a a r t M i j . N e d e r l a n d " .
5000 I J a v a - C h i n a - J a p a n l i j n .
1600 G o u v e r n e m e n t s M a r i n e .
1600 ! Ned.-Indische T a n k S t o o m b o o t M i j .
1 schroefl 2400
l A . P . K . Stoomvaart M i j . N e d e r l a n d " .
1 schroef
3000
A . P . K . Java-China-Japanlijn.
3 schroef 83000
S A . P . K . Departement v a n M a r i n e .
775 K o n i n k l i j k e P a k e t v a a r t M i j .
L e n t z machine
MOTORSCHEPEN.
CD
jfl
N A A M
SCHIP
B? " | L R I L
r
BESTEMD
VOOR:
w
19081 S a n A n t o n i o
.
1909 C o r n e l i s
1910 V u l c a n u s
1911 S e m b i l a n
1912 J u n o
1913 E m a n u e l N o b e l
1913
1914
1914
Loudon
Ares
Artemis
150
..1-
2 schroef
215
265
650
265
1400
2800
2 schroef
2 schroef
1400
2300
2300
A . Hammerstein, Rotterdam.
J. v a n R o m p u , Terneuzen.
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , L o n d e n .
Koninklijke Paketvaart M i j . , Amsterdam.
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , Londen.
S o c . A n . d ' A r m e m e n t , d'Industrie et de C o m m e r c e
Antwerpen.
Koninklijke Paketvaart M i j . , Amsterdam.
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , L o n d e n .
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , L o n d e n .
1914
Elbruz
Castor .
Poseidon
Hr. M s . 1
Mijer .
Siberg .
Boelongan
Lara
Tydeman .
Sebastian .
Bengkalis.
Hestia . .
Escalante .
A n . 1)
Salerno
Athene
San Miguel
Tosca . .
A n . !)
San Paulo
Geisha. .
Sardinia .
San Andres
Hallfried .
Rhca . .
Indra . .
Varanger.
Nordanger
Phobos
Cremer. .
T e l e n a ") .
Clam . .
!)
2 schroef
2800
2 schroef
2 schroef
2 schroef
2 schroef
1350
2300
2300
475
475
1600
1400
1400
950
700
700
950
2300
700
700
475
2 schroef
2 schroef
2 schroef
2 schroef
2 schroef
2 schroef
2 schroef
2 schroef
2
2
2
2
2
schroef
schroef
schroef
schroef
schroef
|
I
600
2800
2800
1400
2800
475
2800
2800
2140
2140
2800
1150
2800
4540
4540
5000
5000
5000
5000
S o c . A n . d ' A r m e m e n t , d'Industrie et de C o m m e r c e
Antwerpen.
A . Vimont. Marseille.
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , L o n d e n .
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , Londen.
Marinewerf, Soerabaya.
A n g l o Saxon Petroleum C o m p . L o n d e n .
Departement v a n M a r i n e .
Koninklijke Paketvaart M i j . , Amsterdam.
Koninklijke Paketvaart M i j . , Amsterdam.
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , L o n d e n .
Koninklijke Paketvaart M i j . . Amsterdam.
A n g l o Saxon Petroleum C o m p . , L o n d e n .
Gouvernements M a r i n e , Ned.-Indi.
Sebastian" Diesel Boat C y .
Koninklijke Paketvaart M i j . , Amsterdam.
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , Londen.
C i a V a l e n c i a n a de V a p o r e s C o r r e o s de A f r i c a
Valencia.
Otto Kahrs, Oslo.
Otto Thoresen's Linie, O s l o .
Dampskibaktieselskabet A d a , K . Salvesen, K r a g e r .
O t t o Thoresen's Linie, O s l o .
Winge & Co., Oslo.
Det N o r s k e Handelsselskib A / S .
Otto Thoresen's Linie, O s l o .
Winge & Co., Oslo.
O t t o Thoresen's Linie, O s l o .
O t t o Thoresen's Linie, O s l o .
Kleppe's Rederi, Bergen.
Koninklijke Nederl. Stoomboot M i j . , Amsterdam.
Winge 6 Co., Oslo.
Westfal Larsen & C o . , Bergen.
Westfal Larsen G C o . , Bergen.
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , L o n d e n .
Koninklijke Paketvaart M i j . , Amsterdam.
A n g l o S a x o n Petroleum C o m p . , Londen.
Naam onbekend.
151
AANTEEKENINGEN.
Door het verloren gaan van het archief der Commanditaire Sociteit moest
de geschiedenis van deze instelling uit allerlei verspreid materiaal worden
samengesteld.
Van groote beteekenis voor het onderzoek was het, dat Hunne Excellenties,
de ministers van Kolonin en Marine, mij verlof verleenden tot het raadplegen
van vele stukken, die in de archieven van hunne departementen bewaard
gebleven zijn, waarvoor mijn eerbiedigen dank. Vooral het archief van het
departement van Kolonin bleek hoogst belangrijKe stukken te bevatten, die
menig duister punt der geschiedenis van de Sociteit konden belichten.
Den Directeur van het Technisch Bureau, den heer Ir. J. E. Inckel, die
deze stukken bijeenbracht, betuig ik hiervoor mijn hartelijken dank. Van veel
nut is mij verder geweest de steun, door de Directie der Nederlandsche
Handel-Maatschappij gegeven; het relaas van de betrekkingen der Koninklijke
fabriek met de Indische suikerindustrie berust grootendeels op de gegevens,
mij door de nooit falende hulpvaardigheid van den archivaris der N. H.-M.,
den heer Joh. P. Peters, verstrekt.
De Directie der Nederlandsche Spoorwegen te Utrecht stond mij verder toe,
kennis te nemen van haar archieven en verplichtte mij o. m. met gegevens
over de leverantie van locomotieven.
Van enkele hoogst belangrijke stukken dank ik de kennisname aan den
heer A. M . van de Waal, bibliothecaris der Nederlandsche Bank.
Dankbaar gedenk ik verder den steun van den Rijksarchivaris, Prof. Mr.
R. Fruin, ondervonden, die mij toestond de tallooze stukken, door den
archivaris, Mr. C. D. Ebell bijeengebracht, te Amsterdam te raadplegen.
In het archief van Werkspoor is, afgezien van een paar oude aandeelen
en eenige akten, bijna niets over de Commanditaire Sociteit te vinden; van
zeer groot belang was echter een, blijkbaar in 1870 opgemaakt staatje, waarin
de resultaten der afgeloopen 40 jaren waren saamgevat; tot de grafiek op
bladz. 66 verwerkt, geeft het een uitmuntenden blik op den loop der zaken;
het is een hoogst merkwaardig, voor een fabriek wellicht een uniek document.
Gunstiger was de toestand voor hettijdperk,volgende op de liquidatie der
Commanditaire Sociteit. Voor hettijdperkVan der Made was wel is waar
het archief grootendeels verdwenen, maar vele belangrijke stukken en vooral
het notulenboek der algemeene vergaderingen en de jaarverslagen waren in
het archief van Werkspoor bewaard gebleven.
Het gunstigst was de toestand voor de laatste periode. De zeer uitvoerige
152
NOTEN.
BUdz.
20
153
Bladz.
10
11
12
13
14
16
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
29
30
31
32
33
34
35
37
38
39
154
volgende is ontleend. Bijzonderheden van de reis van den hertog van Brabant per Australia
dank ik aan den beer ]. Cuvelier, archiviste gnral van Belgi te Brussel. Afbeeldingen der
voor de Po gebouwde sleepbooten en van de Marioet, Hedjaz, Mohammed Said, Marie de
Brabant en Comte de Hainaut vindt men in het Ned. Hist. Scheepv. Museum te Amsterdam.
I R. A. Nijverheid, 7 April 1857.
I Arch. Min. v. Kol. 29 Maart (extr. 1 April) 26 Mei, 4 Juli 1856.
I Verslag K. v. K. 1863, met begeleidend schrijven der Directie, 17 Febr. 1863. Amsterdam,
863, met adres van Bonga en Co.
I Naar mededeelingen van de Directie der S. S. De heer Dr. A. Vrolik was pres. directeur
der Maatschappij tot expl. v. S. S.
De talrijke stukken over deze kwestie zijn ontleend aan Arch. Dep. van Kolonin.
Aanbesteding Paketvaart.
) P. v. V . Beschouwingen over de belangen onzer nationale nijverheid. Zonder jaar.
) De Boer: Gesch. d. Amst. Stoomvaart. II, 90, 162.
) Arch. N. H. M. Brieven van 19 Aug. 1862, 23 Jan. 16 Mei, 20 Aug. 1863, 5, 29 Febr.
i April, 17 Juli,- 2 Nov. 1864, 8 Juni, 22 Juli, 24 Oct., 13 Nov. 1865.
) P. v. VI. Iets over de aanbesteding van koperen muntplaatjes. 5 Dec. 1855.
) Arch. Min. v. Kol.
) Verslagen betreffende den aanleg van Staatsspoorwegen 1863 1871, Min. v. Waterstaat.
) Verslag 1 Juli31 Dec. 1869. Min. v. Waterstaat.
) de Boer: Geschiedenis der Amsterdamsche Stoomvaart. I, 170 190.
) Zie Weekblad van het Regt, 27 Juni 1859, waarop mijn aandacht werd gevestigd door
Dr. Mr. M . P. Vrij. Het verzet was gegrond op het feit, dat zij op de genoemde vergadering
hadden tegengestemd: blijkbaar achtten zij uitbreiding van het kapitaal bedenkelijk, daar
dan de dividenden zouden dalen. Tevens vestigde Dr. Vrij mijn aandacht op een tweetal
notarieele acten, verleden voor notaris Kabel, die aan mijn aandacht ontsnapt waren; op
31 Juli richtte de Sociteit met de Rotterdamsche firma van Everdingen en Evrard een
commanditaire vennootschap op, die het werk van genoemde firma voortzetten en het werk
dat de Kon. fabr. naar de Zuid dirigeerde, verrichten zou. Op 30 April 1857 werd de
commanditaire vennootschap Radier en Co. opgericht, pour 1'exploitation en Hollande du
systeme de chauffage par le gaz, volgens het systeem Beaufum, welke laatste ook bij de
zaak betrokken was.
56
58
59
60
62
63
64
65
67
Waarschijnlijk zullen nog vele dergelijke overeenkomsten hebben bestaan; voor mededeeling houdt ik mij aanbevolen.
68 !) 5 Juli 1870. Voor regel 4 van boven Alg. Handelsblad, lees: Amst. Courant, 2) Voor
de liquidatie, zie: arch. N . H.-M. en Werkspoor.
71 ) Verslag van deze vergadering, arch. Werkspoor. Het verdere relaas is vooral ontleend
aan de notulen der alg. verg. met jaarverslagen en aan verschillende stukken in het archief
van Werkspoor berustend.
]
72
i) Amst. Cour. 16 April 1871. ) De wereldtentoonstelling van 1878 te Parijs, No. 13,
blad 1, Nederl. uitgave; arch. Werkspoor.
86 ') Voor dit hoofdstuk vloeiden de bronnen overvloedig. Voor de oprichting talrijke stukken,
o.a. uit de nalatenschap van Mr. Serrurier; de notulen van commissarissen, en het tweetal
Gedenkboeken, uitgegeven bi) het 10-jarig en het 25-jarig bestaan, bevatten verder talrijke
gegevens over de geschiedenis van het bedrijf.
106 ) Zie prijscourant tegenover pag. 22. Dir. Fabriek aan Dir. N . H.-M. 28 Sept., 30 Oct.,
17 Dec. 1829. Arch. N . H.-M. Arch. dep. v. Kol. Adres van 18 Oct. 1834.
) Arch. dep. v. Kol. Schrijven aan min. van den Bosch 21 Oct. 1834. Rapport van den
minister 24 Oct. 1834. v. VI. aan v. d. Bosch 11 Nov. 1834.
2
155
Bladi.
109 *) Arch. Dep. v. Kol. Rapport Roentgen 17 Nov. 1834. ld. v. d. B. 27 Nov. 1834 n
volgende stukken. Verder de Boer: Leven en bedrijf van Roentgen, Mz. 105.
110 ) Adres van Vlissingen 31 Oct. '44. Arch. Dep. v. Kol. Schrijven aan de directie der
N. H. M. 9 Aug. 1838.
111 ) G. G. Couperus; Voorstel tot het uitgeven van nieuwe suikercontracten op Java (1860).
Op 8 Nov. 1844 werd het contract van Paul v. Vlissingen en Dudok v. Heel toegestaan.
(R. A . Kabinet No. 3372). Het voorl. contract werd 31 Jan. 1845 geteekend. Zie verder
Reg. der Besluiten van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indi 30 Juli 1846 en
29 Sept. 1849. *) Arch. N . H. M . 30 Oct. 19 Dec. 1840. Verslagen der Factory, 18391840
en volgende jaren.
112 !) Derosne en Cail aan min. van Kol. 28 Aug. 1843, Arch. Dep. v. Kol.
114 ) Arch. Dep. v. Kol. Exh. 11/9 1844, No. 15. Het rapport van den minister is ged.
9 Dec. 1844. Min. v. Kol. aan v. VI. 31 Dec. '44. Besluit Min. v. Kol. 31 Jan. 1845.
115 ) Het contract, afgedrukt Op een bewijs van aandeel in arch.firmaG. A. Spin te Amsterdam.
2) Over de zending van Saportas talrijke stukken in, bet archief van" het Dep. v. Kol.
Op deze merkwaardige zaak hoop ik nader terug te komen.
120 ) Archief N . H.-M.: Corresp. met van Vlissingen en Dudok van Heel. Belangrijk is vooral
de memorie van 6 Juli 1848 over de associatie met Derosne, Cail. Verder schrijven 19 Juli 1848.
122 !) De adressen aan den min. v. kol. en aan den gouverneur-generaal zijn van 13 Jan. 1849.
Arch. Dep. van Kol. ) Beschikking van den min. v. kol. 25 Febr. 1849.
123 4 Arch. Dep. v. Kol. Het schrijven van den directeur van het Kabinet is van 23 April 1852.
*) Archief N.H.-M., vooral schrijven 21 Jan., 9 Febr., 19 April, 20 Juni en 23 Juli 1852.
124 i) Archief N . H.-M.
126 ) De circulaire in het archief der Nederl. Bank. 2) Archief Werkspoor.
131 ) Dr. J. Brugmans: De arbeidende klasse in Nederland in de 19<J= eeuw, 'sGravenhage 1925.
132 i) Calisch: Liefdadigheid te Amsterdam, 1851, blz. 470, extr. 23 Nov. 1854, No. 3. *) Een
exemplaar bevindt zich in de bibliotheek der Nederl. Bank.
135 ) Asmode van 19 Dec. 1855.
136 ) Archief Werkspoor.
137 1) Archief Werkspoor. 2) Wem circ. van 4 April 1891. *) Een uitvoerige beschrijving van
de sociale werkzaamheid van Werkspoor met de reglementen der stichting en in Gedenkboek
bij het 25-jarig bestaan van Werkspoor.
]
1
]
ooooOO
156