Você está na página 1de 30

TIJDSCHRIFT

V A N HET

KONINKLIJK NEDERLANDSCH G E N O O T S C H A P
VOOR

MUNT- EN PENNINGKUNDE
ONDER DE ZINSPREUK

Concordia

res parvae

crescunt"

TE
AMSTERDAM

15

Jaargang
AMSTERDAM

JOHANNES
1907

MLLER

Bijdrage tot de geschiedenis van het Geldersche


Muntwezen.

In het muntwezen heerschte omstreeks het jaar


1570 in deze landen groote verwarring.
Ofschoon er tusschen het Duitsche Rijk en de
N e d e r l a n d s c h e regeering eene regeling was gemaakt, hierin bestaande, dat men o v e r en weder
een goudgulden en een zilveren daalder van gelijk
gewicht en allooi zou doen slaan, ten einde hierdoor een einde te maken aan de werkzaamheid
van v e l e particuliere, munten, die g h e e n e n regel
nogh orden en hielden," had deze maatregel niet
aan het doel beantwoord.
W e l verre van het
'munten te staken gingen de particulieren met hun
arbeid voort, terwijl bovendien een aantal heeren,
die f nooit f sedert geruimen tijd g e e n g e l d
meer hadden laten slaan, terstond onder 't d e x e l
van hun g e p r e t e n d e e r d e previlegie" b e g o n n e n te
munten in meerderen getale ende met minder respect
ende regel dan van te vooren, slaende e e n i g e van
dien munte nae hun g o e d e geliefte, zonder te hebben
gezworen essayeurs, w e e r d e y n s noch officiers daertoe
nootlyck w e s e n d e , maer alleenlycken eenen muntmeester, die de munte in pachte houdt ende munte
slaet nae ziin discretie." H e t g e v o l g hiervan was,
dat deze landen door allerlei munt, dikwijls van
zeer twijfelachtige waarde, overstroomd werden.

228

D a t A L V A hierin verandering en verbetering


trachtte te brengen, verdiende zeer zeker waardeering; dat deze pogingen, in Gelderland althans,
tegenstand vonden, vindt zijn verklaring in tal van
omstandigheden van plaatselijken aard, waarop ik
later zal terugkomen, en bewijst niets t e g e n de
waarlijk g o e d e bedoeling der regeering.
Eere
wien eere toekomt, en dit vooral, waar het A L V A
geldt, die in dit opzicht zeer zeker niet verwend is.
D e bedoelde maatregelen bestonden in het uitvaardigen van een plakkaat op naam van koning
PHILIPS I I voor zijne Nederlanden op 2 Maart 1 5 7 1 1).
Dit bepaalt o. a., dat voortaen e g h e n e andere
zilvere munte, grote off cleyne, en sal worden
ontfangen, u u y t g e g e v e n off in onse voorschreven
landen van herwertsovere loop hebben dan deghene, die van onsen slage is". Daar men evenwel te recht begreep, dat een plotseling v e r b o d
van v r e e m d e munt een g r o o t e stoornis in handel
en verkeer zou teweegbrengen, werd tot 1 Juni 1 5 7 1
g e l e g e n h e i d g e g e v e n om zich van de v e r b o d e n
munt te ontdoen. Voorts werd a a n g e k o n d i g d , dat
ter voorziening in de behoefte aan pasmunt g e l d stukken zouden worden g e s l a g e n van V20
Uo
Philipsdaalder op de helft van het allooi dier daalders.
e n

T e r verspreiding werd waarschijnlijk o n g e v e e r


te gelijker tijd aan het H o f t o e g e z o n d e n een
gedrukte tabel, b e v a t t e n d e de afbeelding en om1)

V A N LOON,

Groot

Geldeis

is gedateerd 2 Maart 157men


ving.

zich
De

te

Placaet-boeck

I, kol. 431.

Het plakkaat

L>it verschil is gelegen in den hofstijl, waarvan

Brussel bediende, volgens welken het jaar met Paschen aan-

maanden

afgeloopen jaar.

en

weken

vr

Paschen

behoorden dus nog tot het

229

schrijving van de nieuwe pasmunt. Daar ik aanneem, dat deze wel niet algemeen bekend is, g e e f
ik hierbij een afbeelding. PI. VIII i ) .
D e z e tabel is breed 18 en hoog 27 cM.
H e t plakkaat v a n . 2 Maart 1571 lokte al zeer
s p o e d i g klachten uit. R e e d s op 28 April schreef
d e landdrost van het voormalige graafschap B e r g aan
het Hof 2), dat het hem onmogelijk was de schatting te innen in munten van Z. M., waarom hij het
voorstel deed, dat het H o f hem zou toestaan, dat
ick int boeren der schattonge zall m o e g e n beuren
alderhande munte, mitt een expresse clausule daerinne, dat ick g h e e n geit aen den lantrentmeester
G E D E O N VAN DER H O U V E en zal leveren 'oft tot
zynen comptoire anders dan gefalueerde oft 's Conincxs munte, want ick van sinne ben die andere
munte over te zetten ende te wisselen, alleer dat
ick die ter comptoire zall leveren.
Van anderen aard was het bezwaar der stad
N y m e g e n 3). D e z e v o e l d e zich door het plakkaat
in hare rechten gekrenkt en zag daarin een inbreuk
o p haar muntregaal, des sy int slaen, ontfangen
e n d e u u y t g e v e n b o v e n allen m e n s c h e n g e d e n c k e n in
gueder possessie end gebruick g e w e e s t is und alnoch,
als U. W . E d . L. ende G. waell kundich, oick sunst
landtmehrich 4) is". A a n het slot van den brief
1)

Een

exemplaar

ordonnantin
2)

Brieven

en placaten
van

bevindt

zich

in

het register Boek

van

Landzaaken,

D, fol. 76 (Rijksarchief jn Gelderland).

het Hof

met het kwartier

van

Zutphen,

N , 4019.

Deze

brieven en alle andere door mij gebruikte bronnen berusten in het Rijksarchief in Gelderland.
3)

Brieven

van

het Hof

met het kwartier

6 Mei 1 5 7 1 .
4) Van algemeene bekendheid.

van Nymegen,

N o . 6640, d.d.

23

verzocht de magistraat het H o f met grooten aandrang om zijn tusschenkomst bij A L V A , ten einde
gedaan te krijgen, dat te N y m e g e n het plakkaat
niet behoefde t e worden afgekondigd.
Ook Roermond en Venloo, t w e e s t e d e n uit het
Overkwartier, oordeelden niet gunstig o v e r d e
nieuwe regeling. Zij g a v e n op 30 Mei gezamenlijk
te kennen, dat voor hen, als grenssteden, het plakkaat hoogst schadelijk was en hen met volkomen
verloop van hun handel bedreigde, terwijl de
aanvoer van h e t g e e n zij van buiten noodig hadden,
tot stilstand zou komen en de naburige s t e d e n
hiervan al het voordeel zouden hebben.
Ten
aanzien van d e pasmunt merkten zij o p : Ouch
sold des cleynen paymentz halven, die alhier niet
oder gantz w e n i g van hochstberumpte Con. Majesteyts slage to bekomen is, der eyn den anderen niet
berieven mogen".
Zij drongen ten slotte met
nadruk op intrekking van het plakkaat aan.
Al deze bezwaren w e r d e n door het H o f achtere e n v o l g e n s aan A L V A overgebracht met verzoek
om beschikking 1).
Inmiddels naderde 1 Juni, d e in het plakkaat
g e s t e l d e termijn, zonder dat er bericht van A L V A
was g e k o m e n ten aanzien van de daarna te v o l g e n
gedragslijn, waarom het H o f op 26 Mei m e e n d e
h e m daaraan t e moeten herinneren 2).
Nauwelijks was deze brief verzonden, of er k w a m
weder een klacht over het plakkaat, ditmaal van
1)
2494
2)

Brieven

van

en

(16 Juni).
Ibid. No. 2489.

aan

het

Hof,

No. 2476 (5 Mei), 2480 (7 Mei)

en

231

D o e s b u r g . D e regeering dezer stad vroeg, welke


houding men m o e s t aannemen t e g e n o v e r het g e l d
van N y m e g e n , D e v e n t e r enz. H e t H o f haastte zich
ook hiervan aan A L V A kennis te g e v e n i). In
dezen brief klinkt een toon van geraaktheid over
het uitblijven van de verzochte beschikking, waardoor het H o f t e g e n o v e r de aanvragers in eene
moeielijke verhouding geraakte, te meer, daar het
dagelijks meer dergelijke vragen verwachtte. H e t
w e e s er verder op, dat handel en verkeer zouden
m o e t e n stilstaan, zoo het gebruik van het oude g e l d
niet bij voortduring werd toegestaan.
Eindelijk kwam er bericht. O p 29 Mei ontvingen
Stadhouder en Raden een brief van A L V A van 26
Mei 2) v a n den v o l g e n d e n inhoud:
Al eest zoe, dat w y zedert die publicatie van
't leste placcaet op 't stuck van de zilvere munte
der v r e e m d e landen in date van den tweeden dach
der maent van Martio lestleden zeer expresselycken
belast e n d e b e v o l e n hadden in aller diligentien cleyn
geit t e doen munten van Ziinre Con. Majesteyts
slage, um 't g e m e y n e volck te g e r i e v e n ende accommoderen ende d e n s e l v e n g o e d e munte te doen
hebben in plaetse van d e g h e n e , die verboden ende
voir billoen verclaert is, d e s nyet j e g e n s t a e n d e ,
zoe men tot noch toe zulcke quantiteyt nyet en heeft
kunnen slaen ende munten, dat die totte nootlicheyt
e n d e gebruyck van 't g e m e y n volck g e n o e c h s a e m
soude m o g e n wesen, ende dat daerduere die executie
van 't voirs. placcaet jegenwoirdelyck te zeer zwaer
1)

No. 2490 d.d. 28 Mei.

2)

Brieven

van

en aan

het Hof,

Ibid.,No. 2488.

17

232

ende difficil soude vallen, hebben w y uuyt zunderlinger gratie ende in consideratie van dien op de
remonstrancie ende versueck aen ons g e d a e n by
eenige van de Staten ende landen van herwertsovere (zunderlinge van d e g h e n e , die naest der
frontieren g e l e g e n zun) verlengt ende verlengen
voir dese reyse alleenlycken die executie van 'tselve
placcaet voir die g e h e e l e maent van Junio naestc o m m e n d e totten eersten dach van Julio exclusivelycken, bynnen welcken tyde w y alle g o e d e ordene
stellen sullen om in alder manieren cleyn munte te
den slaen, die men in elcke provincie v e r d e y l e n
sal by de wisseleers, die aldaer g e s o n d e n sullen
worden ten selven effecte ende om die voirs.
vremde munten ende billoen te wisselen te minste
schade, fret i) ende interest van de g e m e y n t e , alst
doenlyck werdt, nae uuytwysen van de instructien,
die zy mit hem brengen sullen, opdat men e e n s
soude m o g e n remediren totte abuysen ende Znder vors. Majesteyts ordinancie doen effectueren;
U versueckende d a e r o m m e ende nyetmin in naem
ende van w e g e n derselver Majesteyt ordinerende
wel ernstlycken, dat ghy van stonden aen nae den
ontfanck v a n desen onse vurscreven prorogatie voir
eenre maent, zoe voirs. is, doet kundigen, uuytroepen
ende publiceren alomme bynnen die steden e n d e
vlecken van den lande ende furstendom Ghelre ende
graeffscap Zutphen, daer men g e w o e n l y c k is uuytroepingen ende publicatien te doene".
D e belofte om wisselaars te zenden werd niet
vergeten. Op 9 Juni gelastte A L V A aan den stadI)

Interest, rente.

233

houder, C H A R L E S DE BRIMEU, graat van M e g e n , in


alle steden, waar n o g g e e n e wisselaars waren, om
te zien naar geschikte personen, terwijl hij t e v e n s
zond eene instructie en eene Caerte ofte instructie,
waarnae de wisselers henselven reguleren int coopen
van de billionen ende v e r b o d e n penningen ende
selen betalen just soe de weerde van de marck,
once ende engels hier g e s c h r e v e n staet, want haeren
salaris daerinne begrepen is" i).
D e z e brief kwam eerst op 26 Juni in handen van
den stadhouder en het Hof, die daarop aanstonds,
27 Juni, ten antwoord g a v e n , i. dat het w e g e n s de
late aankomst van den brief niet mogelijk was een
en ander n o g vr het einde der maand te laten
afkondigen, en 2 . dat men niet overal geschikte
personen voor de betrekking van wisselaar zou
weten -te vinden, al had men ook o v e r v l o e d van
tijd om hen te zoeken.
O v e r een derde bezwaar
lieten d e schrijvers zich aldus uit 2) :
Et comme (a ce que nous prsumons) par
icelle carte soyent spciffiez tous deniers deffenduz
et lesquelz 1'on tient pour billion, et au premier
article s e spcifnent les dalers monnoyez et faictz
depuis 1'an 1566 par Ie krytz de W e s t p h a l e tant
seullement, sans faire mention d'aulcuns aultres d e
1'Empire ou d'Allemaigne depuis ledict an, c o m m e
aussy en icelle carte n'est faict aulcune mention
des peertkens" de cette ville de N y m m e g e n 3) (en
0

1)
VAN

De
LOON

brief van 9 Juni, de instructie en de caerte" zijn afgedrukt bij


a

\v.

2)

Landzaaken

3)

De

I,

kol.

546550

enz. D, fol

stadhouder

ning van den landdag.

en het

76 verso.
Hof

bevonden

zich te Nymegen ter bijwo-

234

laquelle la publication du placcart n'est encoires


faict, corame par diverses foys nous du Conseil
avons escript a Vostre Excellence) ny d e s patarts,
demy-patarts de N y m m e g e n et Ruremunde ny de
la petite monnoye d'ung patart ou environ de
D e v e n t e r , gorsselers" de Zutphen et samblable
petite monnoye, ayans principallement cours en la
ville d'Arnhem, ceste de N y m m e g e n et aultres circumvoisines etc. i), par o s o m m e s en doubte, si
Vostre Excellence entend, que les aultres dalers de
1'Empire, non monnoyez au kreytz de W e s t p h a l e ,
et ladicte monnoye d'argent (de laquelle la carte
ne dict comment 1'on la auroit a changer) s o y e n t
deffenduz ou non, encoires qu'il samble que oy,
v e u que Ie placcart deffend en gnral toute monnoye d'argent n'estant du coing de S a Majest."
H e t Hof drong voorts bij A L V A aan op maatregelen, daar de kooplieden reeds b e g o n n e n te weigeren de peerdekens en andere kleine munt in
ontvangst te nemen, waardoor de kleine man, die
g e e n g e l e g e n h e i d had om zich van dat g e l d te
I)

D e Geldersche pasmunt was ook vroeger al eens ter sprake gekomen,

nl. in

1554

en

wel naar aanleiding van een klacht van den muntmeester

des Keizers over het ontvangen en uitgeven van de op last van den Nymeegschen magistraat geslagen kleine penningen. D e Regentes M A R I A vroeg het
Hof, of het noodig was daarin door middel van een plakkaat te voorzien
ven van

en aan het Hof,

(Brie-

No. 887, d.d. 22 Juni 1554). Het Hof antwoordde

hierop bij schrijven van 5 Juli d.o.v. (Ibid. N o 889), dat het den keizerlijken
muntmeester

hierover

scheidt

differentie

ende

sesthien
megen

maecken

had

eenen

munten, waeraff

gehoord, die hun had aangetoond het onder-

der

penninexkens,

die

twintich

seyt) sy nyet soevoel weerdich en siin."


verklaard

had, dat

die

die hy slaet, van wellicke die

stuyver, ende der penninexkens, die die van N y eenen stuyver doen, hoewel (soe hy
Daar genoemde muntmeester voorts

muntjes alleen binnen de stad Nymegen gangbaar

waren, hebbende die hoofftsteden in desen lande haer besunder cleyne munte",
gaf men te kennen het uitvaardigen van een plakkaat onnoodig te achten.

35

ontdoen en daardoor om zich levensmiddelen te


verschaffen, in g e e n geringe verlegenheid geraakte.
Van al deze protesten en vertoogen was in de
eerste plaats het g e v o l g , dat op 27 Juni namens
den Koning een plakkaat werd uitgevaardigd 1),
waarbij de uitvoering van dat van 2 Maart werd
v e r s c h o v e n tot Kerstmis 1 5 7 1 , terwijl het gebruik
van Duitsche daalders uit de jaren 1 5 6 7 1 5 7 0
t e g e n den koers van 31 stuivers werd toegestaan
en, in het belang van de opruiming der v r e e m d e
munt, aan de bewoners dezer landen werd v e r g u n d
die voor hun gebruyck,. affeyren, betalingen e n d e
coopmanschap te transporteren."
E e n t w e e d e g e v o l g was de gunstige beschikking
ten aanzien van de pasmunt, waarover A L V A zich
uitliet als v o l g t 2) :
Et quant la petite monnoye, pour les raisons
contenues en vosdictes lettres et celles allgues
par la requeste et remonstrance desdictz Estatz de
Gueldre 3) nous sommes bien dlibrez d'y donner
aussy quelque modration ouesclaircissement, c o m m e
a v o n s faict pour les pays limitrophes et frontiers
de la France ; mais c o m m e l'on ne scet icy de
quelle petite monnoye les subjectz desdictz pays
se servent le plus, et celle, qui est la moings
mauvaise et vicieuse, ny quel priz, sera bien
que nous e n v o y e z incontinent et diligence la
dclaration et spciffication des pices d'icelle petite
monnoye pour en estre ordonn, comme le trouve1)

VAN

2)

Landzaaken

LOON

a. w.

I,

kol.

3)

Hierover heb ik niets kunnen vinden.

enz. D , fol

550.

79, d d. 2 Juli.

236

rons appartenir, et cependant pourrez faire publication et permission par forme de tolrance, que
Ie peuple s'en puist servir encoires pour certain
brieff temps, jusques a ce que nous y aurons aussy
donn quelque ordre de la part de S a Majest."
Bij schrijven van 16 Juli d. o. v. 1) werd dit
heugelijke nieuws door den stadhouder aan de vier
hoofdsteden bekend gemaakt, met verzoek om o p g a v e
van de kleyne silveren munte, aldaer und in den
alingen quartier meest gebruyckt wordet, ons benoemende die stucken ende waer off by wyen
dieselve g e s l a g e n ende gemunt, mit oick uuytdruckende, welcke, U w e r Eers. beduncken nae, die
beste, nutste ende daer id minste bedroch in zye,
tot wat pryse und hoe h o e g e ende l e e g e dieselve
gaet und u u y t g e g e v e n ende gebuert wordet."
Wanneer rnen nu denkt, dat de hoofdsteden
spoedig en gewillig op deze vragen antwoord hebben
g e g e v e n , vergist men zich zeer. En vraagt men,
v/at tot dit uitstel aanleiding gaf, dan moet het
antwoord luiden: de gespannen verhouding tusschen
de Landschap en d e regeering. D e Gelderschen
konden het niet verkroppen, dat zij in 1543
g e d w o n g e n waren het hoofd voor K A R E L V te
buigen en hebben niet verzuimd om bij iedere
gelegenheid, die zich voordeed, hun o n g e n o e gen, hetzij door protesten, hetzij door lijdelijk
verzet, b.v. door het nalaten van de afkondiging
van plakkaten, (zooals te N y m e g e n weder in dit
geval), aan den d a g te l e g g e n . H e t is hier de plaats
niet hierover uit te weiden. Dit onderwerp verdient
I) Brieven

van

en aan

het Hof,

No. 2509/8.

237

alleszins e e n e grondige behandeling. Ik v e r g e n o e g


mij er d e aandacht op te vestigen.
O o k in de boven g e n o e m d e beschikkingen van
ALVA
zagen de hoofdsteden weder m. i. ten
onrechte een schending hunner o u d e rechten
en vrijheden en aanstonds begonnen zij g e m e e n schappelijk overleg te plegen, hoe hierin behoorde
gehandeld te worden. Directe bewijzen dat deze
onderhandelingen hebben plaats gehad, kan ik niet
l e v e r e n ; ik vermoed, dat zij mondeling zijn g e voerd, en dan slaat daarop allicht een post i ) in
de Arnhemsche stadsrekening over 1 5 7 1 , luidende
als v o l g t :
Burgermesteren GRUYTHUYS ende POELWIICK met
Mr. JOHAN, secretaris van N y m e g e n , k o e m e n d e
met die heren van Zutphen ende haren secretaris,
d i e s e l v i g e heeren op het wiinhuys te g a s t gehadt,
verteert aen kost ende wiin XLII quarten wiins,
' die quart vier st., facit
VIII gld. VIII st."
Maar een krachtiger argument voor mijn onderstelling ontleen ik aan de slotwoorden van de
brieven van N y m e g e n , Zutphen en Arnhem, die
zonder eenigen twijfel op afspraak wijzen en de
v r e e s voor schending hunner privilegin duidelijk
verraden. Of de brief van Roermond ook een zinsnede in dien g e e s t b e v a t heeft, kan ik niet zeggen,
daar van dezen slechts een uittreksel tot ons is
gekomen.
I) D e

post

is

helaas

niet

gedagteekend,

20 Juni en een van 31 Augustus.

maar staat tusschen een van

Opmerking verdient ook, dat in dit jaar

bij herhaling gehandeld werd met een rechtsgeleerde uit Keulen en een uit
Frankfurt over het muntregaal der stad Nymegen, gelijk blijkt uit ettelijke,
mij

door

den

heer V A N S C H E V I C H A V E N

welwillend medegedeelde posten

uit het rekenboek dier stad over het jaar 1571.

2 8
3

Van Zutphen kwam het antwoord op den brief


van 16 Juli het eerst, nl. op 6 S e p t e m b e r ; de drie
andere hoofdsteden lieten niets van zich hooren,
waarom het H o f op 9 October d e z e nalatigen aan
d e g e d a n e vragen herinnerde met de bijvoeging,
dat die permissie des gancks sullicker munten
nyet langer dan biss to Kersmisse en duert" 1).
D i t hielp: achtereenvolgens kwamen de drie
antwoorden, eerst die van N y m e g e n en Arnhem
en eindelijk ook dat van Roermond. A l s om het
lange t o e v e n g o e d te maken zond d e magistraat
dezer stad bovendien een lijst van de in eenige
andere steden van het Overkwartier g a n g b a r e
pasmunt.
Ik laat de ingekomen brieven hier volgen.
Zij
g e v e n ons een duidelijk beeld van den rijkdom van
pasmunt, die destijds in deze landen in omloop
was, en versterken den indruk, dat de wensch der
regeering o m eenheid in het muntwezen te brengen
niet zonder grond was.

I.

Antwoord van Zutphen.

U n s e underdanige und gantz bereidte dienste


stetz befoerens.
Wolgebaren unnd edel, g e n e d i g e r her, Also E. G.
schrifftelick aen uns gelanght, dat w y egentlicke
declaratie ende specificatie van die cleyne silveren
munte, nyet van Con. Majesteyts, unses allergnedichsten heren, slage wesende, alhier binnen der
I)

Brieven

van

en aan het Hof,

No.

2525/24.

<

2 39
Stadt
und alingen quartiere meest ganckbaer, benoemende die stucken, by wem und t o t watt pryse
dieselvige g e s l a e g e n und curs und loop hebben,
averschrieven sollen, ten eynde sullicx aen die
Excellentie des durchluchtigen und hoichgeboren
hertoigen thot A L V A etc., unsen genedichsten heeren,
aver thoe schrieven und Zun Excellentie sullicke
ordenen tho stellen alsth behoeren soll etc., sullen
wy E . G. erforderther andtwoirdth nicht verhalden
dat, nechst hoichstberompter Conlicher Majesteyts
unnd by deser Stadt Zutphen unnd INfymmegen sampt
anderen Gelderschen steden hierbefoirens g e s c h l e g e n
silveren munte, der dryer steden D e v e n t h e r , Campen
und Swoll penningen van oiren slaege, alhier m e e s tendeel curs ende loop hebben, als neemlick e y n
s t u c k v a n v i i f f w i t t e n , then prisse van viiff
stuver und viiff placken, wairvan die s e s s e eynen
golden gulden van weerden twee und dertich
stuvers brabantz doin uuytmaicken;

noch eyn penninck, die genoempt wordt e y n


D e v e n t e r w i t t , valet eyn stver brabants und
eyn placke, daer dertich kunnen uuytmaecken eynen
golden gulden als b o v e n ;
van denselven penninck e y n s t u c k e v a n d r y e
b u t k e n s , derer viiff uuytmaecken vier stuver
brabantz und viertich eynen golden gulden thot
weerde als voirs. ;
noch eynen pennmck g e n o e m p t e y n g s s e l e r ,
w e s e n d e d i e helffte van eynen witte, derer tzestich
uuytbrengen eynen g o l d e n ' g u l d e n van weerden als
voirs.;
noch eyn penninck, die g e n o e m p t wordt e y n b u t -

240

k e n , a l s wesende een vierendeel van eyn witte, derer


tzestich uuytbrengen eenen halven golden gulden;
noch e e n p e n n i n c x k e n v a n d r i e p l a c k e n ,
derer viiff eyn stuver brabantz maicken und also
veertich eyn oirdt van eynen golden gulden, allet
ther weerde als voirs;
noch e e n p e n n i n c x k e n v a n
anderhalff
p l a c k , derer thien uuytbrengen eenen stuver
brabants ;
noch e e n p e n n i n c x k e n
genoempt
eyn
placke,
derer viiffthien eynen stuver brabans
maicken. Und desselffs pennincxkens helffte brengen
uuyt die dertich eynen stuver brabantsch.
Ind soe d e s e graeffschap Zutphen mitten Munsterschen und Cleeffschen grensende is, worden
by beyderziidts underdanen hinc inde aldair g e slaegen und g e n g e 1) silveren penningen van h o e g e n
geliick wie van geringen und allergerincxsten pryse
ontfangen und u u y t g e g e v e n , wie dan oick unse
borgeren oire koemanschap und hanteringe in verscheyden uuytheymschen heeren landen, soe b o v e n
soe beneden, oire g e l e g e n t h e y t nae tot onderholdungh wff und kinderen dryven und oeffenen
moegen, eynsdeels oick oire erffguederen ind renthen
buyten landes l i g g h e n d e und staende hebben;
hebben E. G. by sich genedelick aff tho nemen,
soe fernn die koemanschap (sunder welcher ghein
standt erhalden worden knne) sulle gexerceert
worden und die hoichstberumpte Majesteyts onderdanen oire renthen und g u e d e r e n (wie billicx) g e niethen, oich d e s e hoichwichtige, bezwairliche contributionpenningen, die doch verwilcht 2) worden
i) Gangbare

2) Toegestaan.

2 4 1

mit allerhande ganckbair geldt und munthe to betalen, solden opgebracht werden, dat sy alstann
oich alsollich geldt, by onsen uuytheymschen naberheeren g e n g e und g e v e , nootwendichlicken moethen
ontfangen, uuytgeven und dieselvige oire noottrufft
n a e gebruycken, ind werden alsoe alhier soe Munstersche, soe Cleeffsche, soe Coelsche, Ludichsche,
Vriessche, Groeninchsche und allerhande uuyth e y m s c h e heren und fursten kleyne silveren munthe
neffens Con. Majesteyts, unzer und des furstend o m b s munthe gebruyckt, b e g e v e n und ontfangen,
waerom E. G. twiiffelsanhe i) by sich s e l v e genouchs a e m bericht is und alsoe daervan eygentlicke
aentzeigunge thoe doen w y voir onnoedich eracht e n ; mit welchen penningen oick bisher thoe erffgrunde 2) ghekofft, verkofft, renthen belacht und
weder geloischt siinnen; oick verschryvongh mit
der und der munthe w e d d e r o m b thoe loezen ghedaen und g e g e v e n , alsoe dat se nicht alleenich g e riefflich, dan onses erachtens gans noodich alsolch
gelt in curs, swanck, loop und pris thoe halden,
daermith nyemandt aen den zynen baven thoeversicht m o e g e verkorth ader prejudicieert werden.
S o e velle a e n g a e t die penningen alhier gemunth
g h e w e e s t h , is van allerhande sorte hierbefoirens
alhier g e s l a e g e n , b e g h e v e n und wordt alnoch d e g e licx begfheven, doch durch gebreck van S t o f f und
verloop van tyden heefft men des munthens eyn tiidt
lanck herwaerts enthalden.
Bidden demnach gantz dienstlick, diewyle die
1) Zonder twijfel. Ane = zonder, vrij van.
2) Vaste goederen.

Hoogd. ohne.

242
J

ingesetene der steden und onderdanen deser Graeff


schap mit dessen voirbenoempten sorthen van penningen in gueder eynicheyt sich bisher g e d r a e g e n
und gehalden, dat zy daerby henforder genedichlick gelaeten werden und blyeven m o e g e n .
Daer aver in desen dingen eenige v e r a n d e r i n g e
ader ordeningh sulde g e m a e c k t ader gestelt worden
(als wy verhoepen neen), dath alstann sullicx den
alden gebruyck nhae mit voirweten und consenth der alinger Landtschap geschien m o e g e , wie
w y sullichs gunstlich thot E. G., die hiervan, zampt
van die g e l e g e n t h e y t desser landtschappen die
Excellentie des hoichgemelten hertoughen hefft
genedichlick tot wolffart der Landtschap tho verstendigen, uns vertroesten und d o e n d i e s e l v i g e E . G.
in frolicher regierongh und wolfFeriger g e s u n d t h e y t
d e m Almachtigen lancklevendich b e v e h e l e n .
Geschreven den VIden Septembris anno X V
LXXI.
Burgermeistere, schepenn und raedt
der stadt Zutphen.
C

D e m wolgeboren etc. heren


K A R E L VAN BRIMEU, graven
thot M e g h e m e t c , stadtholder etc. 1).

II. Antwoord van N y m e g e n .


W e e f d i g e , edel, erentfeste, hoichgelerte ende
vrome, gunstige heren ende vrienden, Op id schryven
des edellen und walgeboren heren C A E R L V A N
B R I M E U , g r a v e n to M e g h e m e t c , onses g e n e d i g e n
1)

Landzaaken

D, fol. 121 verso.

heren stadtholders etc., dateert den sesthienden


Julii neestvoirleden, belangende die kleyne silvere
munte, nyet w e s e n d e van den s l a e g e Con. Majesteyts, onses allergenedichsten heren, g e v e n wy
U. W . L. ende G. n a e v o l g e n d e bericht ende antwoort, dat die stadt N y m e g e n b a v e n menschen
g e d e n c k e n in exercitio cudende monete g e w e s e n ,
daervan noch voele v e r s c h e y d e kleyne silvere
stucken in e s s e i), dan deser tiit weynich ganckber u u y t g e g e v e n und ontfangen werden. Edoch
schicken U. W . L. und Gunsten hierinne verwaert
drie onderscheytlicher stucken by der stadt Nym e g e n voor etliche jaeren gemunt und g e s l a e g e n ,
s o e deser tiit in derselviger stadt und quartier
het m e e s t e ganck, loop e n d e coers hebben, waervan
dat grootste u u y t g e g e v e n ende g e b o e r t wert voor
drie brabants stuiver; item het t w e e d e voor anderhalven brabants stuiver und het derde voor eenen
N y m e c h s c h e n loopende brabants stuiver, derwellicke stuiver viiff ende dertichstenhalven ende viiff
e n d e dertich eenen daeler van dertich stuiver
brabants g e g o l d e n hebben, daervan oick vierdend e l e n des voors. stuivers, die men N y m e g h s c h e
l o o p e n d e o o r t g e n s n o e m p t , doch in kleyner
antal, den g e m e y n e n man daermit te g e r i e v e n ;
als oick achthiende deilen, N y m e g h s c h e p e n n i n c k s k e n s , und t w e e ende tsoeventichste delen,
N y m e g h s c h e g r o o t g e n s genant, tot behoeff
der armer g e m e y n t e gemunt und g e s l a e g e n siin
worden, edoch het merendeel deser lester sorten,
s o e der eyn tiit her g e e n e gemunt, oick vast
gebraecken, versletten und alsoe ombkhomen sint.
i)

Wezen.

244

Mit w e k k e n voors. und dergeliicken stucken in


deser S t a d t ende quartier und aen meer oorden
deses furstendombs Gelre und andere g r e n t s e n d e
fursten und heren (nyet onder Con. Majesteyt
g e s e t e n siinde) lande men daegelicks koopt und
verkoopt, j a e dat meher is, renten und jaergulden
in voorleden als itzige tyden daermit belacht, verschreven, geloest siin und daegelicks werden und
alsoe den g e m e y n e n soe koopman als rentener,
als oick andere standts geriefflick; oick het m e e s t e
behoefflick und hoichnoodich hinvorder to g e l d e n
onses erachtens to reputeren zun: ummers ist
notoir und apenbaer, dat onse v o o r i g e a n g e t o g e n
kleyne munte in andere nabuerfursten und heren
landen oick angenomen, ontfangen und u u y t g e g e v e n
werden, soe oick d e s e S t a d t N y m e g e n g r e n t s e n d e
is aen v e r s c b e y d e n furstendommen und landen,
oick die burgeren und coopluyden in diverse heren
landen operwairts (?) oere coopmanschap tracteren
und hantieren ende e e n s d e e l s oere g u e d e r e n in
omliggende landen hebben, daerdurch d i e s e l v i g e
ander heren munten ontfangen, u u y t g e v e n e n d e
gebruycken moeten, offte solten anderssins die coopmanschap veriaeten und die rentenyers in g r o o t e n
schaeden und naedeel g e r a e d e n , derhalven alsulcke
nabueren, fursten und S t e n d e n , to voirsten und
neffens Con. Majesteyts mundt, als to w e t e n allerhandt cleyne soe Coelsche, Ludichsche, Cleeffsche
und dergeliicken sorten, U. W . L. und G. selffs
genouchsam bewust und bekent, ganck und coers
alhier hebben, derwegen die circumstantin daervan
eygentlick over to schryven onnoodich und alsoe

45

U. W . L. und G. Syner Excellentie van dien selffs


verstendichlich hebben to erkundigen und to berichten.
Bidden demnhae dienstlick, diewiil die ingfeseten
deser S t a d t ende onderdanen d a e n i t hem in g u e d e
eenicheyt bevinden, dat zy daerby genedichlich
gelaeten werden ende blyven moegen, ende so
verns eenige veranderongh daerinne geschien solde,
dat idselve mit voorweten ende consent der alinger
Lantschappen geschien m o e g e den voerigen alden
gebruyck nae.
U. W . L. ende G. in schuts des Almachtigen
bevehelende.
G e s c h r e v e n den . . . . i).
Burgermeysteren, schepen ende raedt
der S t a d t N y m e g e n .
D e n weerdigen etc. Cantzler
ende R a e d e n etc. 2).

III. Antwoord van Arnhem.


W e e r d i g e , edele, erentfeste, hoichgelerte und
frome, g u n s t i g e heren und frunden, Uwer W . L.
und G. schryven in date den I X t e n Octobris, daerinne d i e s e l v i g e verhaelen den inhalt der missiven
onseres g e n e d i g e n hern stadthelders, g r a v e n to
Meghem, waerby Ziin G e n . uuyt bevehel des durchluchtigen und hoichgeboren fursten und heren, hertougen van A L V A e t c , gouverneur e t c , aen ons
gesonnen, dat w y derselver ofte U. W . L. und G.
schicken sollen eygentliche declaratie ende specifii)

Datum is weggelaten.

2) Landzaaken,

D , fol. 122 verso.

246

catie van die cleyne silvere munte, s o e alhier binnen


der S t a d t und alingen quartier van Arnhem meest
gebruyct wordt, Siin Gen. off U. W . L. ende G. die
stucken benoemende ende waer ende by wien dieselvige g e s l a e g e n ende gemunt etc.; gesinnende,
dat wy U. W . L. ende G. id bericht voors. overschryven solden e t c , wyderen inhalt, hebben w y op
den X V d e n d e s s e l v e n maents ontfangen und sullen
U. W . L. und G. daerop ter onderdeniger antwoort
nyet bergen, dat alhier g e s l a e g e n werden g r o e t g ' e n s , der hondert maecken eenen stuiver fal. ;
d r y v e r s , der twee maecken e e n oort brabants
fal. min een groetgen; m u t e r s , der drie maecken
een oort brabants min een g r o e t g e n , und dat'sunst
binnen der S t a d t und vryheyt van Arnhem und
naest o m l i g g e n d e dorperen des Arnhemschen quartiers meest ganck hebben N y m e g h s c h e stuvers,
der negen maecken acht stuiver faluirt; N y m e g h sche peertgens, gelden(de) anderhalven N y m e g h schen stuiver; N y m e g h s c h e driestuiverspenningen,
halve stuivers ende oorden; d e s w y gesonnener
berichts nyet hebben willen verhalden U. W . L.
und G., seer dienstelick begerende, diewiil onse
burgeren mit desen p a e y m e n t e in corncoopmanschap ende daegelicksche hantierongh oick wal
gedient om zich in oer handel to ontscheyden, als
in Betuwen gemeenlick ende oick in Lymers ganckbaer, dat U. W . L. und G. by Ziin Excellentie
verfuegen helpen wolden, dat w y daerby genedichlich gelaten und, soe vern daerinne eenige veranderongh g e d a e n solde werden (twelck wal schiint
grooten ongeriiff to sollen geberen), sullick den

247

voerigen alden gebruyck nae mit voerweten ende


consent der alinger Lantschap m o e g e geschien,
als w y sulchs und alles g u e d e n ganslick vertrouwen
tot U. W . L. und G., die der Almachtiger langh
in gelucksaliger wolfaert gefriste.
G e g e v e n den X X V I s t e n dach Octobris, anno
Domini X V ' L X X I .
Burgermeisteren, schepenen und raedt
der stadt Arnhem.
D e n weerdigen etc. hern
Cantzler und R a e d e n d e s
Conlicher Majesteyts etc. i ) .

IV.

Extract uuyt zekere missive in date den


X X I s t e n N o v e m b r i s X V ^ L X X I by
Burgermeisteren, schepenen und raedt
der stadt Ruremunde aen den heren
Cantzler und R a e d e n des Conincks, in
Gelderlant verordent, g e s c h r e v e n 2 ) .
Ouch, g e b i e d e n d e heren, achtervolgende E . W . E d .
und L. schryven, dat eyne de dato den X V I d e n
Julii, dat ander den I X d e n Octobris yetz loopenden
jaers L X X I , b e y d e der cleynre silveren munten
betreffende, hebben wir, omb eygentliche specificatie und declaratie daervan to m o e g e n w e t e n ,
aen die s t e d e n Venlo, Gelre und Erckelents 3)
g e s c h r e v e n , die ons daervan alsulchen bericht g e daen, als U. W . E d . und L. uuyt hierby verwaerten
1) Landzaaken
D, fol. 123 verso.
2) Landzaaken
D, fol. 125 verso.
3) D e beide laatstgenoemde steden, nu Pruissisch, maakten vroeger deeL
uit van het Overkwartier van Gelderland,

l8

248

stucken sullen hebben to vernemen, und daerbeneffens ouch den eygentlichen bericht der cleynre
silveren munten, s o e alhier binnen R u r e m u n d e
und daerombtrent am m e e s t e n g e n g e und g e v e und
onder den g e m e y n e n man id m e e s t gebruyct wort,
dat wir ter guetlicher antwoort und bericht U. W . E d .
und L. nyet hebben sullen verhalden.
A. Specificatie der cleynre silveren munten,
nu ter tiit binnen der stadt Ruremunde am meesten ganckber ziinde.
In den eersten die s l e p e r s , soe in Vranckriick
gemunt siin, 't stuck ad 10 st. brab., die drie op
eynen daeler.
Item die Lotrinxe mt meer anderen, dat stuck
ad 9 st. brab.
Ludich 1).
Item uuyter den landt van Ludich in den iirsten
s n a p h a e n e n van ses stuivers id stuck, daervan
die vff eynen daeler maecken.
Item Luycker p e n n o n g e n van 4 stuiver brabants 't stuck, der 7V2 eynen daeler van 30 st. brab.
maeckt.
N o c h Luycker p e n n o n g e n van drie stuivers
brab., die thien op eenen daler.
Item noch Luycker pennongen van twie st. brab.,
der 15 op eenen daeler.
Item noch Luycker b e t z e l e n van 5 stuivers
't stuck, der 6 op eenen daler; die halve na advenant.
D e s e voors. pennongen mitten Luycker stuivers
1)

Luik.

249

und halver stuivers, derwelche stuivers 30 op e e n e n


daeler gaen, sindt id m e e s t e itzunt 1) binnen der
stadt Ruremunde gangber und daeralomme.
Gulich.
Item Gulichsche pennongen van 5 stuivers 't stuck,
die 6 op e e n e n daeler.
Item r a d e r w i t p e n n o n g e n 2), 26V2 op eenen
daeler.
Item ombtrent 38 /2 Mariengrossen op eenen daeler.
Item penninckskens van 2^2 lups 't stuck, gnant
v e t m e n k e s , der hondert und s o e v e n op eenen
daeler.
Item tweehondert und veertich r a d e r l u p s e n
op eenen daeler.
Item uuyter der heerlickheyt van W e e r t sint
Weerter
betzelen
ad 5 stuiver brabants 't
stuck, der 6 op eenen daeler.
Item alde D e v e n t e r , Camp (sic) und Swolsche
s n a p h a e n e n , der 5 op eenen daeler, und die
nieuwen 5V2 stuiver brabants.
Nymegen.
Item die alde N y m e g h s c h e s n a p h a e n e n 't
stuck s e s stuiver brabants, die viiff een daeler.
Item 24 N y m e g h s c h e p e e r t g e n s op e e n e n
daeler, weynich ganckber.
Item die Nymechsche s t u i v e r s , die 23V2 op
eenen daeler, die halve und oort daervan na
advenant.
Ruremunde.
Item s n a p h a e n e n ,
soe binnen Ruremunde
g e s l a e g e n , die 5 op eenen daeler.
l

1)
2)

Tegenwoordig.
Ook r a d e l w i t t e

geheeten, de Keulsche albus met een rad.

250

Item Ruremundische s t u i v e r s und o o r t g e n s


na advenant.
Item sindt ouch alhier ganckber penninckskens,
der 540 eenen daeler maecken.
Item ouch heele und halve stuivers, als in
Brabant und Hollant g e s l a e g e n ziin. Hispanische
realen van 3V2 stuiver und 7-stuiverspennongen
sint doch weynich alhier to b e k o m m e n uuyt oersaecken dat die koopluydt d i e s e l v i g e an den oordt
daer die andere voors. p e n n o n g e n nyet ganckber
en ziin, transporteren om oere negotiatie und
koupmanschap daermede to doen.
B. Declaratie und specificatie v a n d e cleyne
silveren munte, die nu ter tiit binnen der stadt
V e n l o id m e e s t e ganck und loop hebben.
V a n den minsten aenfangende s o e siin alhier
h e l l e r oder m o e r k e n s , der eyn und twintich
vur eynen brabantsche stuiver ontfangen und
u u y t g e g e v e n worden.
Item verscheyden penninckskens van viiff heller.
Item penninckskens, by den fursten ind heren,
hertougen to Cleve, Gulick und Berge etc. g e s l a e g e n ,
van 6 heller, seer ganckber ende geriiffelick, s o e
hoichgemeltes fursten onderdanen allerhandt eedtwahr ind andere nootdrufft daegelicks alhier anbreng e n und uuytfueren 1).
Item halff s t u i v e r s ind heel s t u i v e r s , als in
onses allergenedichsten heren d e s Conincks landen
Venloo lag van twee zijden, het zuiden en het oosten, door Gulik
ingesloten. Tegelen was n. 1. destijds Guliksch.

251

van Brabant ind Hollant g e s l a e g e n ziin; Hispaensche


realen van vierdenhalvn stuiver ende 7-stuiverspennongen. Edoch diewyle die Brabantsche ind
Hollantsche koopluyde alhier to lande weynich
conversieren und verhantieren und ouch naeden 1)
onse koopluyde, die in. Brabant und Hollant g e l d e n
ind vercoopen, d i e s e l v i g e munten, om oer nootdrufft aldaer wederom to m o e g e n koupen, aenhalden ind wederom daerher transporteren, s o e ziin
alhier alsulche munten voors. in der daegelickscher
negotiatie ind hanterongh weynich to bekomen.
Item h a l f f s t u i v e r s
ind h e e l s t u i v e r s ,
d o b b e l s t u i v e r s , pennongen van 2V2 stuiver,
genant h a l f f b a t z e l a e r s , 2V2 stuiver, genant
h a l f f s n a p h a e n e n , pennongen van vier stuivers,
pennongen van viiff stuivers, genant b a t z e l e r s
ind s n a p h a e n e n , van s e s stuivers, allet Ludiger
munte, seer ganckber, s o e allerhande whare des
lants van Ludiek alhier to Venlo ter Maesen affgebracht und wederom mennigerhandt waer, als
hierombher g e w a s s e n off van benieden opkumpt,
alhier g e g o l d e n ind bovengefurt wurt.
Item allerhandt g r o e s s e n und besunder als in
den stifft und eertzbisdom van Coln ind by hoichgedachten fursten to Gulich, C l e v e und B e r g e etc.
g e s l a e g e n , voor den priis van achthien heller.
Item D e v e n t e r s n a p h a e n e n van 5'/2 stuiver
brabants.
Item s l e p e r s voor den priis van n e g e n stuiver
brabants ind ouch van 10 stuiver Brabants, ind
voort andere vele cleyne munte, in den fursten
1)

Aangezien.

252

dumb Gelre etc. ind anderen als hoichstberoempter


Con. Majesteyts, s o e ouch anderen fursten ind
heren landen g e s l a e g e n , die alhier niet al tosamen
specifice g e s a t konnen werden ind alhier int g e l d e n
ind verkoopen tot g e m e y n e r walfaert zeer geriifflich
ind dientlick siin, insonderheyt als nyet alleen die .
in den eertzbisdom ind stifft van Coln, bisdom van
Ludiek ind furstendom Gulich, C l e v e ind Berge
etc. g e s l a e g e n ziin, dan ouch die munten, die in
denselven naberlanden ganckber ziin, cours ind
loup hebben, soe die onderdanen der landen voors. ind
w y die eyne der anderer waeren und munten niet ontberen konnen, als w y erachten sulchs Ur. Ers. i) ouch
selffst sowael als ons kundich ind bewust to ziin.
C.

Specificatie der stadt Gelre.

Irstlichen i h e l l e r , der 12 eynen albus, 21 eynen


stuver brabants.
Item kleyne penninckskens van 5 heller van
verscheyden slaege.
Item van 6 heller, Cleeffsche, Colsche, Moersche.
Item eynen r a d t s c h i l l i n g h , 1 2 heller.
Item c r o s s e n van v e r s c h e y d e n oesterlensschen
slaege, ad 18 heller.
Item eenen r a d e r w i t p e n n i n c k , 24 heller.
Item b e t z e 1 e r, Luydicksch slaege, 8 alb., 9 heller.
Item Sachsensche s c h r i c k e n b o r g e r , 8 alb.
Item nyhe Loteringsche s l e p e r s , 16 alb.
Item Fransoesse m e l a e n s c h e , 17 alb., 6 heller.
1) Dit wordt gezegd tot den magistraat van Roermond, die deze inlichtingen gevraagd had.

253

Item allerhande Brabantsche munte, in w e e r d e


und nae advenant van desen.
D . T o w e t e n dat in yetziger tiit die allen
silveren munt binnen der stadt Ercklens iren loup
und ganck hait als v o l g h t :
Item eyn C o n i n g h s P h i l i p s d a l e r 62 albus.
Item eyn B u r g u n d i s c h e r oder
Riichsdaler
56

Item eyn d a l e r
1)
Item eyn a l d e r S c h l e p e r . . . .
52

Item eyn nye L o t r i n g s c h e r


S c h l e p e r

Item
Item

snaphaen

Item
Item
Item
Item
Item
Item
Item
Item
Item
Item

I)

17V2

eyn alder G e l r i s c h e r s n a p ha e n . . . . 1 6
Deventer
Leutger2)

. io /2

L e u t g e r b e t z e i e r , aldt und
nye, ouch H u r n i s c h e r i o

eyn L e u t g e r S c h r i e k e n b e r g e r 8 8 heller.
eyn S a c h s i s c h e r
Schriek e n b e r g e r 7 albus.
eyn H i s p a n i s c h e r r e y a e l
8

eyn d u b b e l f u i r y s e r
. . . 6

eyn M e t z e r b l a n c k . . . . 4

een R a d e r a l b u s
3 /2
eyn M a r i g r o s in 't g e m e y n . 2

Batenburgsche,
Berchsche
und T u r n s c h e 3) . . . . 1

een D o r t m u n t s c h e r
pennongh . . . . i

Niet ingevuld.

2)

Waarschijnlijk =

Luiksche.

3) Thornsche.

254

Item e y n g e v a l u i r d e r B r a b a n d i s c h e r
stuver . . . . 2 i heller.
Desgelichen eyn L e u t g e r s t u v e r . . 2 1

Item N y m e g s c h e und R u r e m u n d i s c h e stuver. . .


iVz albus.
Item een albus
12 heller.
Item eyn Gulichscher s c h i l l i n g h s pennongh
6

Bij schrijven van 17 N o v e m b e r 1) zond het H o f


de ingekomen antwoorden aan A L V A met d e herinnering aan het naderen van den g e s t e l d e n termijn
van Kerstmis. H e t H o f v r o e g instructie h o e na
dien termijn t e handelen, en v e s t i g d e er t e v e n s
ALVA'S
aandacht op, dat N y m e g e n n o g s t e e d s in
g e b r e k e was g e b l e v e n het plakkaat v a n 2 Maart
t e doen afkondigen, waarom het in o v e r w e g i n g
gaf het n o g eens overal t e laten publiceeren.
Bij schrijven van 16 D e c e m b e r 2) verlengde
A L V A den termijn der Duitsche daalders tot St. J A N
1 5 7 2 , terwijl hij ten aanzien v a n de pasmunt bepaalde, dat men zich daarvan e v e n e e n s g e d u r e n d e
dien tijd zou m o g e n bedienen.
Bij plakkaat van 27 Juli 1572 3) werd daarop
definitief het muntwezen, ook met betrekking tot
het goudgeld, g e r e g e l d .
A

'
April 1907.
1)

Landzaaken

2)

Brieven

LOON
3)

a.

w.

VAN

I,

VAN

VEEN.

T>, fol. 124 verso,

van

en

aan

het Hof,

589.

kol.

LOON

J. S.

a.

w.I,

kol-

600.

No. 2548/47, ook afgedrukt bij

VAN

Você também pode gostar