Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
Raamwerk Vergunningensysteem
Eén inrichting - Eén vergunning
Concept
Door de werkgroep milieuvergunningen is samen met een team van adviseurs een
vergunningenstelsel ontwikkeld, dat gebaseerd is op:
Een convenant tussen Suiker Unie, Provincie Noord Brabant, de gemeenten Steenbergen
en Halderberge, en het Hoogheemraadschap, waarin de lange termijnafspraken t.a.v. de
toelaatbare milieuruimte en ruimtelijke ordeningsaspecten en ook de 0-situatie voor milieu
worden vastgelegd.
Een vierjaarlijks plan, het Integraal Locatie Plan (ILP), dat voor deze periode de milieu-,
ruimtelijke ordenings- en eventuele andere te behalen prestaties van de op het AICD
aanwezige bedrijven vastlegt.
Borging van de afspraken uit het ILP in de formele vergunningen van de Wet
Milieubeheer, Wet Verontreiniging Oppervlaktewater, Bouwvergunningen en reguliere
plannen zoals het bestemmingsplan.
Jaarlijkse rapportages over de prestaties van het complex als geheel ten opzichte van de
afspraken uit het ILP, de zgn. Integrale Jaarverslagen. Hiermee wordt voldaan aan de
eisen uit de Wet Milieubeheer en Wet Verontreiniging Oppervlaktewater.
Vanaf de start van het project hebben alle betrokken partijen, namelijk aanvrager, het
bevoegd gezag en wettelijke adviseurs gelijktijdig deelgenomen aan het ontwerpproces.
Vanuit de verschillende partijen werden, denkend vanuit hun eigen belangen, de volgende
randvoorwaarden ingebracht:
Continuïteit van de Suiker Unie positie, maar beheerste ontwikkeling van het AICD
toelatend.
Op korte termijn te realiseren en juridisch robuust.
Praktisch en met de voor de ontwikkeling en groei van het complex benodigde flexibiliteit.
Beheersbaarheid en handhaafbaarheid van de locale problematiek (hinder, ruimtelijke
inrichting, verkeersafwikkeling)
Continue impuls voor verbetering, vernieuwing en innovatie.
Bedrijfseconomische en milieutechnische afwegingen op complexniveau.
Met deze ingrediënten is de werkgroep van start gegaan en is een boeiend proces
doorgemaakt van belangenafwegingen, juridische onderbouwing en discussies over
praktische invulling.
0-Situatie:
Een bijzonder aspect dat aan de orde kwam tijdens het opstellen van het
vergunningensysteem was de zogenaamde 0-situatie van het AICD. Met de 0-situatie wordt
hier bedoeld een in de tijd gekozen ijkpunt, ten opzichte waarvan de toekomstige
milieuprestaties van het AICD door het bevoegd gezag worden beoordeeld. De 0-situatie
moet daarmee worden beschouwd als een lange termijn afspraak, waarbinnen de
ontwikkeling van het AICD zich mag afspelen. Aangezien het overleg van de zogenaamde
0-situatie sterk samenhingen met de onderhandelingen over de huidige vergunning voor
Suiker Unie en vanwege de complexiteit van deze onderhandelingen, zijn deze door de
direct belanghebbende partijen in een apart overleg gevoerd. Voor de uiteindelijke afspraken
rondom de 0situatie wordt dan ook naar de separate notitie verwezen.
Conclusie:
Alle betrokken partijen zijn het er over eens dat het gekozen vergunningenstelsel de grenzen
van het mogelijke binnen de huidige wet- en regelgeving opzoekt en praktische voldoet aan
alle gestelde eisen.
Inhoudsopgave
Voorwoord ......................................................................................................................... 2
1 Inleiding ........................................................................................................................ 4
1.1 Aanleiding ............................................................................................................... 4
1.2 Leeswijzer ............................................................................................................... 4
5 Bronvermelding........................................................................................................... 20
Bijlagen .......................................................................................................................... 21
Bijlage 1 Inhoudsopgave Integraal Locatieplan AICD ...................................................... 22
Bijlage 2 Inhoudsopgave gecombineerde aanvraag ........................................................ 24
Bijlage 3 Inhoudsopgave beschikking op maat ................................................................ 27
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Voorwoord
In de loop van het ontwerpproces heeft de subwerkgroep nog ondersteuning gekregen van de
Regionale Milieudienst Westelijk Noord-Brabant en Rijkswaterstaat/RIZA en zijn er diverse
bilaterale contacten geweest met andere organisaties, die fungeerden als agendalid. Graag wil
de subwerkgroep milieuvergunning AICD ook deze partijen bedanken voor hun bijdrage aan
de realisatie van de opdracht van de AICD projectorganisatie.
Met deze ingrediënten is de subwerkgroep van start gegaan en is een boeiend proces
doorgemaakt van belangenafwegingen, juridische onderbouwing en discussies over
praktische invulling. Hierbij is door alle partijen vanuit hun eigen kennis en invalshoek een
bijdrage geleverd aan dit vernieuwende product. De subwerkgroep werd hierbij procesmatig
en inhoudelijk ondersteund door een team van adviseurs.
Een bijzonder aspect dat aan de orde kwam tijdens het opstellen van het
vergunningensysteem was de zogenaamde 0-situatie van het AICD. Met 0-situatie wordt hier
bedoeld een in de (recent verleden) tijd gekozen ijkpunt ten opzichte waarvan de toekomstige
milieuprestaties van het AICD door het bevoegd gezag worden beoordeeld. De 0-situatie kan
daarmee worden beschouwd als een lange termijn afspraak waarbinnen de ontwikkeling van
het AICD zich mag afspelen. Als gevolg van de complexiteit is de discussie aangaande deze
0-situatie buiten de opdracht van de subwerkgroep geplaatst en hebben de Suiker Unie, de
Provincie Noord-Brabant, het Hoogheemraadschap van West-Brabant, de Gemeenten
Steenbergen en Halderberge hierover in onderling overleg een akkoord geformuleerd.
De subwerkgroep milieuvergunning AICD biedt hierbij aan de project- en stuurgroep van het
AICD het voorliggende eindproduct aan dat voldoet aan de bovenstaande eisen. Met het
voorliggende Raamwerk Vergunningensysteem AICD is een goede basis gelegd voor de
verdere invulling van de vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en Wet
verontreiniging oppervlaktewateren. De subwerkgroep hoopt met dit raamwerk voldoende
informatie te bieden voor de besluitvorming over de verdere ontwikkeling van het AICD en is
uiteraard gaarne bereid tot een nadere toelichting.
6
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Secretariaat:
Mw. A. Kaspers-Verhagen, Provincie Noord-Brabant
Adviseursteam:
Dhr. drs. P.J. Wijnker, KPMG Milieu (projectleider)
Dhr. mr. P. de Putter, KPMG Milieu
Dhr. prof. mr. J.M. Verschuuren, KUB, Centrum voor Wetgevingsvraagstukken
Dhr. drs. P. Beijer, Grontmij
Agendaleden:
Dhr. drs. H.B.M.A. Dormans, Kamer van Koophandel West-Brabant
Dhr. ing. H. Smetsers, Inspectie Milieuhygiëne Zuid
Mw. mr. dr. J.E. Hoitink, Stichting Natuur en Milieu
Dhr. R. Broeren, Provincie Noord-Brabant
Dhr. ing. C.J.M.J. Hack, Suiker Unie
Dhr. ir. R. Kalwij, COSUN
Dhr. mr. J. Teekens, Ministerie van VROM
7
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Suiker Unie is in de loop van 1997 begonnen met het ontwikkelen van het ‘Agro Industrieel
Complex Dinteloord' (AICD). Een eerste stap vormde de oprichting van een projectorganisatie.
De gedachtevorming over het AICD is nu zover ontwikkeld dat de meest kansrijke Product
Markt Technologie Combinaties (PMT's) nader worden bekeken en haalbaarheidsstudies
worden uitgevoerd naar de levering van utilities en facilitaire dienstverlening. Dit is ook de fase
waarin aandacht wordt besteed aan de organisatorische, juridische, financiële en fysieke
infrastructuur.
Een belangrijk onderdeel in deze fase is de ontwikkeling van een vergunning in het kader van
de Wet milieubeheer (Wm) en van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) voor het
AICD. Voor het AICD is de ambitie geformuleerd een milieuvergunning en een
Wvo-vergunning op te stellen die van toepassing is voor het gehele complex, er wordt in dit
verband gesproken over een parasolvergunning.
Een dergelijke vergunning op complexniveau wordt gezien als een noodzakelijke
randvoorwaarde voor het ontwikkelen van een duurzaam bedrijventerrein De combinatie
KPMG Milieu, Grontmij en de KUB is door het AICD gevraagd hen hierbij te begeleiden.
Het AICD geldt als een duurzaam bedrijventerrein. De Nota Milieu en Economie vermeldt
(p.48): "Op duurzame bedrijventerreinen werken bedrijven onderling en met overheden
samen met als doel een bijdrage te leveren aan duurzame productie en/of een efficiënter
ruimtegebruik. Voorbeelden hiervan zijn: het sluiten van kringlopen; hergebruik van rest- of
bijproducten; het gezamenlijk gebruik van productiemiddelen en gezamenlijke
afvalverwerking en/of transport. De rentabiliteit van samenwerkingsprojecten staat voorop.
Gelijktijdige versterking van milieu. en economie is het uitgangspunt bij het vormgeven van
duurzame bedrijventerreinen".
1.2 Leeswijzer
Voor het opstellen van dit Raamwerk Vergunningensysteem is door KPMG Milieu, Grontmij en
KUB de bestuurlijke en juridische mogelijkheden bestudeerd voor het opstellen van een
vergunning of vergunningensysteem voor het gehele complex 1. In hoofdstuk 3 van dit
raamwerk wordt het gedachte- en besluitvormingsproces, dat door de subwerkgroep
milieuvergunning AICD is doorlopen om een uiteindelijke keuze te maken, beschreven.
Gekozen is voor het model waarbij sprake is van één inrichting en één vergunning. De keuze
voor dit model is nader uitgewerkt in het voorliggende Raamwerk Vergunningensysteem
AICD.
Achtereenvolgens wordt in deze rapportage aandacht besteed aan:
1
KPMG Milieu, Grontmij en KUB, Notitie Vergunningenbeheerssysteem, 9 juli 1999
8
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
9
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de milieuvergunning zijn de beoogde voordelen die zijn
te behalen bij het ontwikkelen van een industrieel complex. Hierbij kan worden gedacht aan
bedrijfseconomische en milieutechnische voordelen en voordelen op het gebied van de
ruimtelijke ordening. Het vertrekpunt voor het AICD is dat het complex, door een vergaande
vorm van samenwerking van de verschillende bedrijfsprocessen of ondernemingen, in staat
moet zijn een betere prestatie te leveren dan de som van de individuele bedrijfsprocessen of
ondernemingen.
Let wel: afhankelijk van de nadere invulling van het complex en van de ontwikkelingsrichting
van het AICD zal concrete invulling moeten worden gegeven aan de verwachte voordelen. Wij
volstaan hier met een verwijzing naar voorbeelden van mogelijke voordelen van een
industrieel complex. Door de initiatiefnemers van het AICD is in verschillende andere
documenten uitvoerig uiteengezet welke voordelen met het complex worden nagestreefd (zie
onder meer het Masterplan AICD).
2.1.1 Economie
Economische voordelen:
• Een betere concurrentiepositie voor de betrokken bedrijven.
• Creëren van nieuwe markten die passen bij de core-business.
• Verkrijgen van extra inkomsten uit de levering van (omvangrijke) reststromen.
• Betere spreidingsmogelijkheden voor investeringen.
• Besparing van kosten op de inkoop van grond- en hulpstoffen, energie en water.
• Betere spreiding van de kosten voor energie- en watervoorziening.
• Kostenverlaging van een eenheid energie of water door een optimale bezettingsgraad.
• Verlaging van de transportkosten door de vermindering van de mobiliteitsvraag.
• Besparing van kosten door de preventie van afvalstoffen.
• Lagere kosten voor afvalverwerking (goedkopere collectieve contracten voor verwerking).
• Verbetering van het werkklimaat door treffen van gezamenlijke voorzieningen.
• Versterking sociaal-economische positie regio.
• Vermindering van de (milieu-)kosten in het algemeen.
Milieuvoordelen:
• Vergroten van (financieel en technisch) draagvlak voor het treffen van milieumaatregelen.
• Vergroten van de mogelijkheden voor gebruik alternatieve grondstoffen.
• Vermindering van het cumulatieve gebruik van grond- en hulpstoffen.
• Vermindering van het cumulatieve gebruik van drinkwater, grondwater en energie.
• Vermindering van de cumulatieve emissie van milieubelastende stoffen (zoals CO2, SO2 en
NOx).
• Vermindering van de cumulatieve emissie naar water.
• Reductie van de cumulatieve hoeveelheid afvalstoffen.
10
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Ruimtelijke voordelen:
• Vermindering van het ruimtebeslag.
• Optimalisering van het ruimtegebruik.
• Benutten mogelijkheden van meervoudig ruimtegebruik.
Niet alleen voor de deelnemende bedrijven binnen het AICD zijn er belangrijke voordelen te
realiseren door de ontwikkeling van een industrieel complex, dat geldt ook voor de betrokken
overheden en de omgeving. Zo kan de ontwikkeling van het AICD resulteren in een
verbetering van het vestigingsklimaat en het creëren van nieuwe werkgelegenheid. Daarnaast
kan door de vorming van het industrieel complex een substantiële bijdrage worden geleverd
aan de vermindering van de milieubelasting op bovenlokaal niveau. In het specifieke geval van
het AICD geldt dat in ieder geval geen toename plaatsvindt van de lokale hinder (zoals geur
en geluid) voor de woonkern Stampersgat. Voor de overheid maakt het de
vergunningensituatie eenduidiger en overzichtelijker. Het moet hen (en derde
belanghebbenden) de mogelijkheid bieden voor het maken van een ‘integrale afweging' op
complexniveau met doorwerking naar de te leveren milieu- en RO-prestaties van de
afzonderlijke onderdelen.
11
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
3.1 Algemeen
Wanneer een bedrijf activiteiten uitoefent die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het
milieu, dan is het waarschijnlijk dat op die activiteiten de Wet milieubeheer en de Wet
verontreiniging oppervlaktewateren van toepassing is. Deze wetten beogen het gedrag van
bedrijven, voor zover dat de kwaliteit van het milieu bedreigt, te reguleren. De vergunningplicht
geldt alleen voor ‘inrichtingen'.
De Wet milieubeheer verstaat onder een inrichting "elke door de mens bedrijfsmatig of in
omvang alsof zij bedrijfsmatig was ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere
begrenzing pleegt te worden verricht". Een bedrijf valt al snel onder deze omschrijving. Er is
echter alleen sprake van vergunningplicht wanneer de activiteiten van het bedrijf ook vallen
onder het ‘Inrichtingen- en vergunningenbesluit'. Wanneer aan de voorwaarden van de Wet
milieubeheer en het Inrichtingen- en vergunningen besluit wordt voldaan, wordt er
gesproken van een vergunningplichtige inrichting.
In hoofdstuk 2 is aangegeven dat bij de vorming van een industrieel complex een aantal
belangrijke bedrijfseconomische voordelen kan worden behaald. Daarbij kan, zoals
aangegeven, worden gedacht aan de onderlinge uitwisseling van utilities, personeel, kennis en
energie en verwerking van rest- en afvalstoffen. Om die voordelen te kunnen behalen dient er
echter sprake te zijn van één inrichting.
Wanneer er namelijk sprake is van één inrichting, dan is onderlinge uitwisseling mogelijk en
wordt op complexniveau bepaald of het behaalde milieurendement voldoende is. Wordt
daarentegen elk bedrijfsproces als een individuele inrichting beschouwd, dan valt het
milieuvoordeel lager uit. Er wordt immers per bedrijfsproces bepaald of het behaalde
milieurendement voldoende is, waarbij de mogelijkheden van een onderlinge samenwerking
nauwelijks in ogenschouw worden genomen. Voor de uitbouw van het AICD is het
uitgangspunt één inrichting dan ook essentieel.
In een situatie van een complex met meerdere inrichtingen (vergelijkbaar met een
industrieterrein) zal per inrichting een milieuvergunning moeten worden aangevraagd. Dit
betekent dat per inrichting het ALARA-beginsel moet worden toegepast en dat per inrichting
de gevolgen voor het milieu worden beschouwd. Echter, indien Suiker Unie en alle te vestigen
bedrijfsprocessen binnen het AICD als één inrichting kunnen worden beschouwd, dan kan het
ALARA-beginsel op het complex als geheel worden toegepast. Op basis van het hoogste
economische en milieurendement kunnen dan de investeringen bij de verschillende
bedrijfsprocessen worden ingezet. Op deze wijze kan binnen het complex op een veel
efficiënter en effectiever wijze inhoud worden gegeven aan het ALARA-beginsel, hetgeen
overigens ook geldt voor het in de Wm geformuleerde uitgangspunt van best toepasbare
technieken (BTM). Bij de toepassing van ALARA wordt ook een economische
haalbaarheidstest toegepast 2. Per saldo zal de uitkomst van de toepassing van het
ALARA-beginsel op het complex een groter economisch- en milieuvoordeel opleveren dan bij
het toepassen van ALARA per bedrijfsproces afzonderlijk.
De Wet milieubeheer geeft in art. 1.1 vierde lid Wet milieubeheer criteria waarmee kan worden
vastgesteld of nabijgelegen bedrijven als één inrichting kunnen worden aangemerkt: "Als één
2
Uit jurisprudentie blijkt dat toepassing van ALARA afhankelijk is van een in de bedrijfsvoering gehanteerde
combinatie van reductie van milieubelasting door toepassing van BTM, BPM en gerichte milieu-investeringen
12
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Relevante onderwerpen:
• één exploitant/directeur/directie/verantwoordelijke ++++
• uitwisseling van personeel tussen bedrijven ++++
• verweven bedrijfsprocessen ++++
• één dagelijkse leiding ++++
• een gemeenschappelijke bedrijfsvoering +++
• een gemeenschappelijke ingang/toegangsweg ++
• gemeenschappelijke machines ++
• een gemeenschappelijke verkoopruimte +
• één eigenaar +
• één boekhouding +
• dezelfde activiteiten +
• een gezamenlijke administratie +
• een gezamenlijke technische dienst +
• een gezamenlijke schoonmaakdienst +
• een gezamenlijke telefooncentrale +
• een gezamenlijke parkeerplaats +
• gezamenlijke bedrijfsriolering +
• centrale afvalopslagplaats +
• gebouwen A gebruikt voor opslag goederen B +
• gebruik dezelfde grondstoffen +
3
Artikel 1.1, vierde lid, Wet milieubeheer. Dit artikel legt een sinds 1976 gevolgde lijn in de jurisprudentie vast
4
AGRvS 12 juni 1990, BR 1990, p. 850
5
VzABR 27 mei 1997, KG 97, 255: 1,2,4,6,10,13,14,15
VzABR 24 oktober 1997, KG 98, 24: 4,7,10,16,19
ABR 19 maart 1998, M en R 1998, 83: 17,18
ABR 29 augustus 1996, Praktijkboek Milieu, D44-261: 4
ABR 5 november 1996, Praktijkboek Milieu, D44-262: 2,4,5
ABR 27 juni 1997, GSt. 7074: 11
ABR 21 juli 1997, GSt. 7074: 4
T.E.P.A. Lam, De Wm-inrichting: met een definitie verder van huis? in: GSt. 1998, 7074, p. 221
H.E. Woldendorp, P.C.M. Hemen, Agrarische activiteiten en de Wet milieubeheer, Het begrip ‘inrichting', de
integrale milieuvergunning, bestaande vergunningrechten, in: Agr.r. 1998/12, p.633
H.E. Woldendorp, P.C.M. Heinen, Het begrip inrichting in de Wet milieubeheer, een analyse van de
jurisprudentie, in: Bouwrecht 1999/5, p. 375
13
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Als slechts twee of drie van de in de jurisprudentie minder vaak genoemde aspecten aanwezig
zijn is er geen sprake van één inrichting. Er moeten altijd circa zeven of meer van dit soort
argumenten aangevoerd kunnen worden, waarbij dus de leiding, directie en
verantwoordelijkheid veruit het belangrijkste zijn. Voor het AICD bestaat de uitdaging er dan
ook uit om de belangrijkste criteria voor de eigen situatie vorm te geven. Concrete invulling
hiervan vergroot de juridische robuustheid en verkleint eventuele juridische risico's.
Het criterium ‘in elkaars onmiddellijke nabijheid' blijkt in de praktijk niet zo problematisch te
zijn. Uit de jurisprudentie is een voorbeeld bekend van een houthandel en een 450 meter
verder gelegen aannemersbedrijf die als één inrichting worden gezien. Ze hebben dezelfde
directeur (organisatorische samenhang) en zij leveren materialen en instrumenten aan elkaar
(functionele samenhang)6. Het is niet nodig dat de onderdelen tot één rechtspersoon of
concern behoren. De bedrijven mogen ook weer niet at te ver van elkaar verwijderd te liggen,
in de literatuur wordt gesproken over een maximale afstand tussen de 450 en 1000 meter7.
Om een keuze te kunnen maken welk vergunningensysteem het meest geschikt is voor het
AICD, heeft de subwerkgroep milieuvergunning AICD eerst bepaald welke uitgangspunten
voor de partijen van belang waren. Deze uitgangspunten staan geformuleerd in paragraaf 2.3.
Min of meer tezelfdertijd heeft de subwerkgroep zich de vraag gesteld welke voordelen de
vorming van een industrieel complex biedt en aan welke randvoorwaarden moet worden
voldaan om die mogelijke voordelen ook werkelijk te behalen. De mogelijke voordelen en
randvoorwaarden zijn besproken in hoofdstuk 2 en 3.
Een confrontatie van die verschillende vragen en de daarop volgende analyses heeft niet
logischerwijze tot één soort vergunning of vergunningensysteem geleid. Voordat een keuze
voor één model kon worden gemaakt zijn verschillende alternatieven in kaart gebracht en zijn
vóór- en nadelen van diverse opties gewogen. Gedeeltelijk was dat een theoretische
benadering. Daarnaast is bij een aantal ondernemingen of industriële complexen onderzocht
hoe de vergunning(en)situatie vorm is gegeven. De verschillende voorbeelden die hier worden
genoemd voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.
In deze optie heeft elke bedrijf (inrichting) zijn eigen vergunning. Afspraken over
samenwerking (op alle denkbare terreinen) worden in een convenant of een vergelijkbare
overeenkomst vastgelegd. Bedrijven die zich vervolgens op het terrein willen vestigen moeten
meedoen aan de afspraken, zoals die in het convenant zijn vastgelegd. In deze optie wordt elk
6
ABR 25 juli 1994, M en R 1995, 26
7
Bron: Milieurecht, Brussaard e.a., vierde druk, W.E.J. Tjeenk Willink, 1996 Deventer
14
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Weging: Het voordeel van deze optie is dat ieder bedrijf autonoom blijft en er geen
bevoegdheden worden gemandateerd. Een belangrijk nadeel is dat het ALARA-beginsel per
inrichting wordt toegepast en als gevolg daarvan geen uitruil van milieubelasting mogelijk is op
de locatie. Feitelijk is hier sprake van een regulier bedrijventerrein in plaats van een
bedrijfsterrein of complex. Voor de ontwikkeling van het AICD valt deze optie daarmee af.
In deze optie is sprake van één Wm- en één Wvo-vergunning voor de gehele locatie en één
partij die optreedt als vergunninghouder. Deze vergunninghouder is het centrale
aanspreekpunt voor het bevoegd gezag, vervult de brugfunctie tussen het bevoegd gezag en
de andere bedrijven op de locatie en is verantwoordelijk voor de milieuprestatie van het gehele
complex. Om haar verantwoordelijkheid gestalte te kunnen geven sluit de vergunninghouder
met de afzonderlijke bedrijven privaatrechtelijke overeenkomsten. In deze contracten wordt
vastgelegd dat de bedrijven zich aan de vergunningvoorschriften en randvoorwaarden
conformeren die gelden voor vestiging op het complex. Deze optie is ontleend aan de situatie
op Schiphol Airport. Schiphol Airport is vergunninghouder voor het gehele terrein en bedrijven
die zich op het terrein vestigen ondertekenen een ‘addendum', waarmee wordt aangegeven
dat zij zich conformeren aan de van toepassing zijnde vergunningvoorschriften.
Weging: De belangrijkste voordelen van deze optie zijn dat voor nieuw toetredende bedrijven
niet een complete vergunningprocedure hoeft te worden doorlopen, het bevoegd gezag één
aanspreekpunt heeft voor het gehele complex en het ALARA-beginsel van toepassing is op
het gehele terrein. Ook is voor de uitwisseling van afval- en reststromen geen aparte inzamel-
of verwerkingsvergunning noodzakelijk. Binnen één inrichting is namelijk een vrije uitwisseling
van stromen mogelijk. Daarmee komt deze optie dicht bij de door het AICD geformuleerde
uitgangspunten. Toch valt deze optie voor het AICD af. De vestiging van elk nieuw bedrijf op
het AICD zou voor het bevoegd gezag aanleiding zijn om de milieuvergunning te herzien
indien sprake zou zijn van één vergunning. Bij Schiphol Airport is dit risico veel minder
aanwezig als gevolg van de aard en geringe milieubelasting van de bedrijven.
Een derde mogelijkheid bestaat erin dat een onafhankelijk orgaan wordt opgericht en als
vergunninghouder opereert. In het onafhankelijke orgaan (bijvoorbeeld een Stichting of een
BV) participeren alle afzonderlijke bedrijven. Dit orgaan functioneert als intermediair tussen het
bevoegde gezag en de andere bedrijven. Er is voor de gehele locatie één Wm-vergunning en
één Wvo-vergunning. Door het sluiten van contracten tussen de vergunninghouder en de
afzonderlijke bedrijven wordt bereikt dat de vergunningvoorschriften worden nageleefd. Ook
lopen allerlei gemeenschappelijke activiteiten op het milieugebied via dit orgaan. Deze optie is
ontleend aan een bedrijventerrein in Hardenberg. Op deze voormalige Wavin-locatie staan 8
bedrijven die samenwerken op milieugebied. Wavin Nederland BV Locatiebeheer is de
vergunninghouder en heeft de daaruit volgende verplichtingen uitbesteed aan een faciliterend
bedrijf. Dit bedrijf vervult een cruciale rol op het terrein. Zij stelt bijvoorbeeld
milieuprogramma's en milieujaarverslagen op en ontwikkelt gezamenlijke milieumaatregelen.
15
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Weging: Deze optie komt sterk overeen met optie 3.5.2. Het enige verschil zit hem in het feit
dat een derde partij is opgericht om te fungeren als vergunninghouder. Daarmee gaan ook
dezelfde voordelen op. Desalniettemin valt ook deze optie af voor het AICD. Wederom is het
inflexibele karakter van een constructie met één vergunning daarvan de oorzaak. Door de
bedrijven op de voormalige Wavin-locatie wordt dit niet als bedreigend ervaren, omdat de 8
bedrijven oorspronkelijk één bedrijf vormden. Bij de opsplitsing heeft men de
vergunningsituatie als het ware in stand gehouden.
Optie vier gaat uit van één vergunninghouder met één oprichtingsvergunning die voor alle
(nieuwe) bedrijven op het complex een veranderingsvergunning aanvraagt (aanvrager en
‘gebruiker' van de vergunning hoeven niet dezelfde partij te zijn). In deze optie blijft de
aanvrager verantwoordelijk voor de, vergunning, is voor het bevoegd gezag het centrale
aanspreekpunt en verantwoordelijk voor de handhaving. Hiervoor sluit de vergunninghouder
contracten met de andere bedrijfsprocessen op basis van de ‘machtspositie' die zij inneemt op
het complex. Deze optie is ontleend aan de situatie bij DSM te Geleen. DSM is begin jaren '80
gestart met de vorming van een industrieel complex. Veel aspecten van de organisatorische
en juridische uitwerking zijn inmiddels in beleid vastgelegd en in de praktijk gerealiseerd. Een
belangrijk aspect is dat voor het gehele industriële complex één bedrijfsmilieuplan wordt
gemaakt. In dat bedrijfsmilieuplan staan alle afspraken op het niveau van het complex met het
bevoegd gezag en belanghebbende partijen op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening.
Om de vier jaar wordt het plan herzien. Jaarlijks wordt een milieuverslag uitgebracht. Bedrijven
die zich op het complex vestigen worden verplicht om het bedrijfsmilieuplan te onderschrijven.
Hierbij gaat het niet alleen om ‘DSM-bedrijven', maar ook om zelfstandige ondernemingen. In
totaal zijn ruim 40 uitbreidingsvergunningen afgegeven. Een belangrijke voorwaarde bij deze
optie is de mogelijkheid voor DSM om kennis te kunnen nemen van de andere
bedrijfsprocessen. De ervaring bij DSM leert dat andere bedrijven bereid zijn om informatie
aan elkaar door te geven. In de loop van de tijd is met diverse instanties over dit
vergunningensysteem gesproken. Bevoegd gezag (provincie), VROM en de Raad van State
hebben kenbaar gemaakt geen bezwaar te hebben. Het risico dat DSM wordt teruggefloten
wanneer een procedure wordt aangespannen blijft overigens aanwezig.
Weging: Ten eerste kent deze optie dezelfde voordelen als optie 3.5.2. Een belangrijk
aanvullend voordeel van dit vergunningensysteem is de hoge mate van flexibiliteit.
Afzonderlijke veranderingsvergunningen per bedrijfsproces houden het systeem continu en op
onderdelen aanpasbaar. Problemen met één onderneming hebben daarbij geen gevolgen
voor het gehele complex. Daarnaast is het een voordeel van dit model dat het direct is te
operationaliseren en de juridische risico's zijn te overzien.
3.6 Conclusie
Op basis van de bovenstaande opties kan de volgende conclusie worden getrokken. Elke
optie heeft haar eigen voor- en nadelen. Of er sprake is van een voor- of nadeel wordt vooral
bepaald door de locale situatie. Optie 4 sluit het meest aan bij de uitgangspunten die door de
subwerkgroep zijn geformuleerd voor het vergunningsysteem van het AICD. In onderstaande
tabel zijn de voor- en nadelen van de bovenstaande opties nogmaals bijeen gebracht en
getoetst aan de uitgangspunten:
1. Beheersbaarheid.
2. Eén aanspreekpunt.
3. Flexibiliteit.
4. Toepassing ALARA.
16
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Beheersbaarheid + ++ ++ ++
Eén aanspreekpunt -- ++ ++ ++
Flexibiliteit ++ -- -- ++
Toepassing ALARA -- ++ ++ ++
Naar aanleiding van de bovenstaande analyse en conclusies zijn door de subwerkgroep milieu
AICD de volgende additionele uitgangspunten geformuleerd voor de verdere uitwerking van
het vergunningensysteem AICD (zie hoofdstuk 4).
1. Het vergunningensysteem moet uitgaan van één vergunninghouder c.q. één partij met
zeggenschap over de milieu- en RO-prestaties van het gehele complex in verband met de
handhaafbaarheid. Tevens moet deze partij toegang hebben tot alle ruimten en installaties
en informatie.
2. Voor het bevoegde gezag (en ook andere belanghebbenden) moet het
vergunningensysteem waarborgen bieden voor een ‘integrale afweging' op complexniveau
en moet het inzicht geven in de milieu- en RO-prestaties van de individuele
bedrijfsprocessen.
3. Door Suiker Unie/AICD en de betrokken bevoegde gezagen wordt een lange termijn
afspraak gemaakt waarbinnen het AICD zich mag ontwikkelen (de zogenaamde 0-situatie).
Deze afspraak heeft betrekking op het complex als geheel.
17
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Op dit moment is Suiker Unie het enige bedrijf dat zich bevindt op de locatie van het te vormen
AICD.
Voor de verdere ontwikkeling van het AICD wordt momenteel de markt verkent naar bedrijven
en/of bedrijfsprocessen die kansen bieden voor synergie met Suiker Unie en die zich willen
vestigen op het AICD. Om de doelstellingen van het AICD waar te kunnen maken moeten
deze bedrijfsprocessen onderdeel gaan uitmaken van een gezamenlijk bestuursrechtelijke en
privaatrechtelijk regime opdat de verschillende bedrijfsprocessen van het AICD zoveel
mogelijk gaan functioneren als één geheel.
Een belangrijk uitgangspunt voor het vergunningensysteem AICD is dat Suiker Unie (in ieder
geval op de korte termijn8) in de rol treedt van de vergunninghouder c.q. de
eindverantwoordelijke partij voor de milieu- en RO-prestaties van het gehele complex. Om
deze rol ook feitelijk te kunnen vervullen is het voor Suiker Unie van belang te beschikken over
een sterke onderhandelingspositie naar andere partijen binnen het complex. De volgende
condities kunnen die onderhandelingspositie in belangrijke mate versterken, te weten:
1. Grondeigendom. Er moet sprake moeten zijn van een ‘machtspotitie' aan de hand
waarvan Suiker Unie regels kan stellen aan de milieu- en RO-prestaties van de andere
bedrijfsprocessen op het complex. De positie van Suiker Unie kan worden versterkt indien
zij eigenaar is van de grond waarop het AICD is gevestigd en deze grond aan andere
bedrijven ter beschikking stelt. Door middel van contracten kan Suiker Unie regels
verbinden aan (de zeggenschap over) de milieu- en RO-prestaties van de andere
bedrijfsprocessen en de wijze waarop deze worden gerealiseerd. Voor zover Suiker Unie
gronden niet in eigendom heeft, draagt zij ervoor zorg dat zij ook in deze situatie haar
‘machtspositie' behoudt.
2. Expertisecentrum. Er zal op termijn sprake moeten zijn van een ‘expertisecentrum' met
behulp waarvan Suiker Unie invulling kan geven aan haar eindverantwoordelijkheid. De
taken op het gebied van milieu en RO die voortvloeien uit het vergunningensysteem AICD
vergen specifieke kennis op beide vakgebieden (inhoudelijk en procesmatig). Taken van
het expertisecentrum zijn:
• Het opstellen van een Integraal Locatieplan.
• De afstemming omtrent de Integrale Jaarplannen.
• Het opstellen van een Integraal Locatieverslag.
• Het aanvragen van de veranderings/wijzigings/uitbreidingsvergunningen/meldingen.
• De afstemming over kostenverdeling van maatregelen.
• De implementatie en het beheer van beheersinstrumenten voor het gehele complex.
• De interne en externe communicatie.
• De interne handhaving.
Op korte termijn zullen de bovengenoemde condities moeten worden ingevuld door Suiker
Unie. In de toekomst is het mogelijk dat de eindverantwoordelijkheid verschuift van Suiker
Unie naar een ten behoeve van het AICD op te richten ‘parkmanagement' organisatie.
8
Op de langere termijn te vervangen door een andere partij die verantwoordelijk wordt voor het functioneren van
het complex
18
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Bij het opstellen van het Integrale Locatieplan wordt gebruik gemaakt van het beleid zoals
vastgelegd in diverse beleidsdocumenten, zoals: het Nationaal Milieubeleidsplan, het
Provinciaal Milieubeleidsplan, het Provinciaal Waterhuishoudingsplan en het Streekplan.
Tevens worden ook de afgeleide plannen betrokken, zoals: gemeentelijke beleidsplannen,
waterbeheersplannen, eventuele structuurplannen en bestemmingsplannen. Het Integrale
Locatieplan is dus het niveau waarop in materiële zin de onderhandelingen worden gevoerd
met de bevoegde gezagen voor milieu, water en RO. Bij het opstellen van het Integraal
Locatieplan worden ook andere belanghebbende partijen betrokken, daarbij kan worden
gedacht aan omwonenden, maatschappelijke organisaties e.d. Indien naar aanleiding van de
onderhandelingen op en rond het AICD fundamentele wijzigingen ontstaan, dan worden de
normale wettelijke procedures in het kader van de Wm, Wvo en RO doorlopen. Deze
procedures fungeren daarmee als een sluitstuk voor de formele of wettelijke borging van de
afspraken die zijn gemaakt in het Integraal Locatieplan.
19
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
1. Integraal Locatieplan (ILP). Voor het gehele complex wordt een ILP gemaakt. In dat plan
staan de doelstellingen op complexniveau waarover met het bevoegd gezag (en eventueel
met de omgeving en derden) over de milieu- en RO-doelstellingen van de AICD
(emissiereductie, energie- en grondstoffengebruik, lozingen, ontsluiting locatie, etc.)
overeenstemming is bereikt. Tevens worden in het ILP de doelstellingen van elk
afzonderlijk bedrijfsproces zichtbaar gemaakt. Het ILP wordt om de vier jaar herzien of
indien dat tussentijds nodig is (bijvoorbeeld als bij de vestiging van een nieuw
bedrijfsproces de doelstellingen of onderlinge taakstellingen fundamenteel moeten worden
gewijzigd). De criteria voor het ILP zijn opgenomen in bijlage I. De Suiker Unie is
verantwoordelijk voor het opstellen van het ILP.
2. Integrale Jaarplannen (IJP). Per bedrijfsproces wordt een IJP opgesteld met daarin de
doorvertaling van de in het ILP opgenomen milieu- en RO-doelstellingen naar concrete
activiteiten. Bij het opstellen van de IJP's wordt de samenhang tussen de verschillende
bedrijfsprocessen en het gehele complex gewogen. De IJP's worden jaarlijks opgesteld. De
criteria voor de IJP's worden vastgesteld in het ILP. De individuele bedrijfsprocessen zijn
verantwoordelijk voor het opstellen van de IJP's. Het expertisecentrum ondersteunt de
bedrijfsprocessen bij de onderlinge afstemming. De Suiker Unie is verantwoordelijk voor het
organiseren van de toepassing van ALARA op het gehele complex, de bundeling van de
IJP's en de besprekingen met het bevoegde gezag.
3. Integraal Locatieverslag (ILV). Voor het gehele complex wordt jaarlijks een Integraal
Locatieverslag (overheids- en een publieksverslag) opgesteld met daarin weergegeven de
evaluatie van de milieu- en RO-prestaties van het gehele complex cq. de individuele
bedrijfsprocessen en (op hoofdlijnen) de plannen ter verbetering van deze prestaties. Het
verslag moet voldoen aan de criteria voor milieuverslagplicht in het kader van de Wm. De
Suiker Unie is verantwoordelijk voor het opstellen van het ILV. Het expertisecentrum zorgt
daarbij voor ondersteuning.
5. Externe handhaving. Suiker Unie is voor het bevoegd gezag en de omgeving het centrale
aanspreekpunt voor de externe handhaving door de provincie en het hoogheemraadschap.
Dit betekent tevens dat Suiker Unie tevens verantwoordelijk is voor alle externe
communicatie inzake de milieu- en RO-prestaties van de AICD.
9
Artikel 8.4 Wet milieubeheer. Indien een veranderingsvergunning wordt aangevraagd kan het bevoegd gezag
bepalen dat er een (deel)revisievergunning wordt aangevraagd. Bij een (deel)revisievergunning kan het
bevoegd gezag de rechten die de vergunninghouder aan de al eerder verleende vergunningen ontleende, niet
wijzigen behalve voor zover blijkt dat de nadelige gevolgen die de inrichting veroorzaakt, gezien de ontwikkeling
van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu verder kunnen of, gezien de ontwikkeling van
de kwaliteit van het milieu, verder moeten worden beperkt. Een dergelijke veranderings- of
uitbreidingsvergunning brengt de flexibiliteit van het complex dus niet in gevaar.
20
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Naast de externe organisatie speelt ook de interne organisatie van het AICD een belangrijke
rol binnen het vergunningensysteem. Bij de interne organisatie staat de relatie tussen de
individuele bedrijfsprocessen centraal en in het bijzonder de relatie van Suiker Unie met de
andere partijen. Zoals in het bovenstaande reeds is aangegeven zal Suiker Unie vanuit haar
‘machtspositie' regels moeten stellen aan de milieu- en RO-prestaties van de individuele
bedrijfsprocessen en de wijze waarop de prestaties tot stand komen door het ontwikkelen,
implementeren en beheren van milieuzorgsystemen.
Voor de relatie tussen de bedrijfsprocessen op het complex spelen de volgende elementen
van het vergunningensysteem een belangrijke rol (zie figuur l):
1. Contracten: Suiker Unie sluit met de individuele bedrijfsprocessen die zich willen vestigen
op het complex van het AICD een contract, waarin bepalingen zijn opgenomen met
betrekking tot het gebruik van het terrein (rechten en plichten) en de aansprakelijkheid bij
eventuele incidenten of calamiteiten. In het contract zal tenminste aandacht worden
besteed aan het Integraal Locatieplan, de Integrale Jaarplannen, het Integrale
Locatieverslag, het ontwikkelen, implementeren en beheren van milieuzorgsystemen,
interne en externe handhaving en de verevening van kosten voor het treffen van
maatregelen voor de verbetering van de prestaties.
Zoals staat aangegeven in Hoofdstuk 1 stond bij de ontwikkeling van dit Raamwerk
Vergunningensysteem AICD ook het onderwerp vergunningverlening ‘op hoofdzaken' of ‘op
maat' centraal. Met het oog op de gewenste flexibiliteit van het vergunningensysteem AICD, is
21
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
door de betrokken partijen het besluit genomen om op korte termijn te gaan werken met
‘vergunningen op maat'. Afhankelijk van de verdere invulling en het functioneren van de
bovengenoemde elementen van het vergunningensysteem AICD (ILP, ILV en
milieuzorgsystemen) kan op termijn ook sprake zijn van 'vergunningen op hoofdzaken'. De
Wegwijzer Vergunning op Hoofdzaken10 is voor de betrokkenen hierbij het uitgangspunt.
4.5 Kostenverevening
Zoals in paragraaf 3.2 reeds is aangeven is de achterliggende filosofie van het AICD het op
het niveau van het complex kunnen toepassen van centrale thema's uit de milieuwetgeving,
zoals: ALARA en BTM. Op deze wijze kunnen noodzakelijke investeringen bij de verschillende
bedrijfsprocessen met het hoogste financieel en milieurendement worden ingezet.
Niet alleen neemt het aantal technische mogelijkheden toe. Ook de mogelijkheden om
investeringen zo te sturen dat een optimaal rendement wordt behaald nemen toe. Daarom is
de ontwikkeling van een systematiek die een zorgvuldige afweging mogelijk maakt van groot
belang. In paragraaf 4.2 is aangegeven dat de milieu- en RO-doelstellingen van het AICD in
het ILP worden vastgelegd na overleg met het bevoegd gezag, omgeving en derden. Het is
vervolgens aan het AICD en de individuele bedrijfsprocessen om te bepalen op welke wijze
deze milieu- en RO-doelstellingen worden gehaald.
10
Wegwijzer Vergunning op Hoofdzaken Vergunningverlening op Maat, Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Augustus 1999.
22
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Elk individueel bedrijfsproces kan inzichtelijk maken welke kosten zijn gemoeid met het
reduceren van de milieubelasting. Op basis daarvan kan worden aangegeven wat de kosten
zijn per eenheid reductie (kosten per ton emissie, per m' of decibel). Op complexniveau
kunnen vervolgens afspraken worden gemaakt bij welke bedrijfsproces(sen) de milieu- en
RO-doelstelling het beste kan worden gerealiseerd. Bedrijfsprocessen waar de ratio tussen de
investering en het milieu- en RO-rendement het hoogst is komen logischerwijze in eerste
instantie in aanmerking.
Een dergelijke werkwijze staat of valt met de bereidheid van de bedrijfsprocessen om op het
niveau van het complex milieu-investeringen te financieren. Het is mogelijk dat
bedrijfsprocessen aan andere bedrijfsprocessen binnen het complex een bijdrage leveren c.q.
betalen om zo de milieu- en RO-doelstellingen op complexniveau en daarmee ook van de
individuele bedrijfsprocessen te realiseren. In deze gedachte nemen bedrijfsprocessen
gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de milieu- en RO-doelstellingen.
Binnen het AICD zal een systematiek voor kostenverevening nog nader moeten worden
uitgewerkt.
23
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
5 Bronvermelding
Afd. Bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 1998 nummer 83, m. Nt. Van Gestel.
Bedrijfsmilieuplan 1998-2001: DSM locatie Geleen, DSM Limburg b.v., Geleen, Juni 1998.
Een complex-vergunning voor zelfstandige bedrijven, door H.J.M. Besselink, H.E. Uniken
Venema en M. Verbree, in: Milieu en Recht, februari 1996, nummer 2.
Industriële ecologie, Rapport aan de raad, Raad voor het Milieu- en Natuuronderzoek,
Rijswijk, november 1997, RMNO nummer 131,
Tel. onderhoud met dhr. Later van Hoogovens tel. 0251494676, september 1999.
Tel. onderhoud met dhr. Kasvec van Infomil. tel. 0703610575, september 1999.
24
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
Bijlagen
25
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
In deze bijlage is een voorstel opgenomen voor de structuur en inhoudsopgave van het ILP
van de AICD.
1. Inleiding
• achtergrond Integraal Locatieplan;
• verwijzing naar raamwerk vergunningensysteem en korte uitleg van het
vergunningensysteem;
• voordelen van het vergunningensysteem (ketengedachte, sluiten van stofstromen, etc.);
• rapportages en communicatie.
4. Het beheersinstrumentarium
• locatiespecifieke beheersinstrumenten:
- organisatorische maatregelen:
• integrale jaarplannen (jaarlijks);
• integraal locatieverslag (jaarlijks);
• overleg- en coördinatiestructuren;
• metingen & registraties;
• meldingen (bij ongevallen en calamiteiten);
• afhandeling van klachten;
• intern en externe handhaving;
• calamiteitenplan;
• verevening van kosten;
- technische maatregelen (ketenbeheer en sluiten kringlopen):
• stoom;
• stroom;
• water; grond- en hulpstoffen;
• rest- en afvalstoffen;
• afvalwater;
• goederenstromen;
• processtops, uitval en horizonvervuiling;
26
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
5. Milieumaatregelen
• samenvatting van de afzonderlijke IJP's per thema (met het referentiejaar/de nulsituatie,
prioriteiten, ALARA-beginsel en fasering);
• de ‘ver'-thema's (volgens NMP) en daarbij horende stoffen (per stof een beschrijving van
de milieubelasting, missie, doelstelling [kwantitatief], maatregelen, acties en fasering);
• milieuzorgsysteem (een beschrijving van het milieuzorgsysteem);
• actualisering van vergunningen en vergunningenoverzicht.
6. Visie op de toekomst
• visie op concrete verbeteringen: waar wordt de meeste milieuwinst verwacht, welke
emissies worden eerst aangepakt, welke studies worden hiervoor uitgevoerd, welke
ontwikkelingen elders zijn interessant voor het complex, etc.?
7. Bijlagen
• lijst van begrippen en afkortingen;
• overzicht bedrijfsprocessen op het terrein;
• beschrijving klachtenprocedure;
• kaarten, tekeningen, etc.;
• andere gewenste bijlagen (adressen, telefoonnummers, e-mailadres, etc.).
27
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
In deze bijlage is een voorstel opgenomen voor de structuur en inhoudsopgave van een
gecombineerde aanvraag voor een Wm- en Wvo-vergunning op maat. Een belangrijk kenmerk
van een aanvraag voor een vergunning op maat is dat de aanvraag dient te worden
opgebouwd uit een statisch en een dynamisch deel. In het statische deel worden
begrenzingen aangegeven waarbinnen het bedrijf moet opereren. In het dynamische deel van
de aanvraag geeft een omschrijving van de noodzakelijke instrumenten waarmee het bedrijf
voortdurend inzichtelijk maakt dat ontwikkelingen worden getoetst aan de aangegeven
begrenzingen en deze begrenzingen niet worden overschreden. Onderwerpen die in het
dynamische deel aan de orde komen zijn bijvoorbeeld plannen, milieuzorgsystemen, meet &
registratiesystemen, rapportages en verslaglegging. Ook worden in het dynamische deel
afspraken gemaakt over de wijze waarop de betrokken partijen elkaar informeren over en
omgaan met veranderingen. Dit onderscheid tussen statisch en dynamisch maakt de
vergunning voldoende flexibel.
1. Inleiding
1.1 Vergunningensituatie op moment van aanvraag.
1.2 Aanleiding onderhavige vergunningaanvraag Wm/Wvo.
1.3 Relatie tussen aanvraag en vergunning Wm/Wvo.
1.4 Motivering van een vergunning op maat.
1.5 Verwijzing naar ‘Raamwerk Vergunningensysteem'.
2. Beschrijving van de te vergunnen inrichting
2.1 Beschrijving van wat wordt aangevraagd en de emissies (wettelijke verplichting):
- globale beschrijving van de inrichting en de activiteiten die daar plaatsvinden;
- procesbeschrijving/processchema;
- beschrijving van de belangrijkste installaties;
- beschrijving van de belangrijkste voorzieningen voor b.v. opslag en onderhoud, etc.;
- opgave van de maximale capaciteit van de inrichting;
- opgave van het maximale motorische of thermische vermogen van de installaties;
- opgave van de tijden, dagen, perioden van in bedrijf zijn van de inrichting.
2.2 Beschrijving van wat aan verandering onderhevig is.
3. Grondstoffen, stoffen en producten
3.1 Gebruikte (grond- en hulp)stoffen.
3.2 Geproduceerde (bij)producten.
4. Duurzaamheid en integraal ketenbeheer
5. Vergunningensysteem AICD
5.1 Algemene beschrijving vergunningensysteem AICD.
5.2 Relatie tussen vergunningensysteem AICD en vergunning Wm/Wvo:
- integraal Locatieplan en relatie met vergunning Wm/Wvo;
- integraal Locatieverslag en relatie met vergunning Wm/Wvo;
- integrale Jaarplannen en relatie met vergunning WmfWvo;
- interne en externe handhaving en relatie met vergunning Wm/Wvo;
- milieuzorgsystemen bedrijfsprocessen en relatie met vergunning Wm/Wvo.
5.3 Audits en certificering.
5.4 Toekomstige ontwikkelingen die van invloed zijn op:
- vergunningensysteem;
- milieuprestaties van de inrichting.
6. Lucht
6.1 Emissieprofiel.
6.2 Metingen en registraties.
6.3 Maatregelen ter beperking luchtverontreiniging.
6.4 Zekere taakstellingen en (toekomstige) maatregelen.
6.5 Onzekere en voorwaardelijke taakstellingen.
28
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
7. Bodem
7.1 Bodemrisico inventarisatie en evaluatie.
7.2 Metingen en registraties.
7.3 Bodembescherming.
7.4 Bodemsanering.
7.5 Rioolsystemen.
7.6 Preventie, reductiedoelstellingen, (toekomstige) maatregelen en onderzoeken.
8. Afval- en reststoffen
8.1 Aard en omvang afval- en reststoffen.
8.2 Bedrijfsrest- en afvalstoffen.
8.3 Gevaarlijke stoffen.
8.4 Metingen en registraties.
8.5 Preventie, reductiedoelstellingen, (toekomstige) maatregelen en onderzoeken.
9. Water
9.1 Afvalwatersysteem.
9.2 Lozingspunten.
9.3 Aard en omvang waterverontreiniging.
9.4 Beheersmaatregelen om de lozing te beperken.
9.5 Omgaan met storingen.
9.6 Lozingen bij starten/stoppen en onderhoud.
9.7 Metingen en registraties.
9.8 Taakstellingen, (toekomstige) maatregelen en onderzoeken.
10. Geluid
10.1 Geluidzone.
10.2 Geluidproductie.
10.3 Maatregelen ter beperking geluidhinder.
10.4 Metingen en registraties.
11. Energie
11.1 Energiegebruik.
11.2 Preventie, reductiedoelstellingen, (toekomstige) maatregelen en onderzoeken
11.3 Metingen en registraties.
12. Verkeer
12.1 Omvang verkeer naar en van de inrichting.
12.2 Metingen en registraties.
12.3 Reductiedoelstellingen, (toekomstige) maatregelen en onderzoeken.
12.4 Personenvervoer.
12.5 Reductiedoelstellingen (toekomstige) maatregelen en onderzoeken.
13. Veiligheidsvoorzieningen en bestrijding van noodsituaties
13.1 Noodplan en overige noodvoorzieningen
13.2 Specifieke gevarenaspecten, ongewone voorvallen en maatregelen
13.3 Externe veiligheid
13.4 Milieuincidenten
14. Tekeningen
15. Niet-technische samenvatting
16. Bijlagen
15.1 Integraal Locatieplan.
15.2 Integraal Locatieverslag.
15.3 Beschrijving vergunningensysteem AICD.
15.4 Procedure metingen en registraties.
15.5 Procedure klachtenbehandeling.
15.5 Calamiteitenplan.
15.6 Overzicht vergunningen.
29
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
In deze bijlage is een voorstel opgenomen voor de structuur en inhoudsopgave van een
gecoördineerde beschikking op maat.
1. Aanvraag
• Korte beschrijving van de inrichting en de bédrijfsonderdelen (welke bedrijfsprocessen
vinden plaats?).
• Aanleiding onderhavige aanvraag.
• Oogmerk onderhavige aanvraag.
2. Procedure
• Voor de voorbereiding van de beschikking is de procedure als bedoeld in afdeling 3.5
van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer gevolgd.
4. Algemene voorwaarden
a. Integraal Locatieplan
• Wat staat er in (plus korte omschrijving van de inhoud): vergelijk bijlage 1 van dit
raamwerk.
30
Agro Industrieel Complex Dinteloord
Raamwerk Vergunningensysteem
8. Voorschriften
1. Algemeen (zorgplicht, iets over melden onvoorziene activiteiten die buiten de reikwijdte
van de vergunning vallen - NB: het mag hier niet gaan om ‘ongewoon voorval' ex
art. 17.1 Wm).
2. Vergunningensysteem AICD (bijv. verplichting om actuele handboeken ter beschikking
te stellen aan bevoegd gezag. NB: niet voorschrijven dat er een milieuzorgsysteem
moet zijn).
3. Keuringen en inspecties (welke installaties, volgens welke procedures/normen,
verwijzen vergunningensysteem AICD).
4. Metingen en registraties (transparant en betrouwbaar, gegevens te allen tijde
beschikbaar, welke elementen moeten er in elk geval worden gemeten, bijvoorbeeld
emissies naar de lucht, waterverbruik, geluid etc., eventueel verwijzen naar het
vergunningensysteem).
5. Rapportages (bijv. van externe audits – maar ook hier geen externe audit voorschrijven
–, Integraal jaarverslag en Integrale Jaarplannen).
6. Emissies naar de lucht (doelvoorschriften over elke geëmitteerde chemische
verbinding en stof, eventueel ook toekomstige doelen vastleggen, als jaarvracht,
eventueel halfjaarlijkse tussendoel, eventueel voorschriften voor lekverliezen en adem-
en vulverliezen).
7. Rest- en afvalstoffen (reductiepercentage t.o.v. nul-jaar en zorgplicht).
8. Bodem (bijvoorbeeld: bodem-risico-analyse laten maken, zorgplicht, mits verder
uitgewerkt dan art. 13 Wbb, vloeistofdichte vloeren op bepaalde locaties).
9. Geluid (als doelvoorschrift, bijv. etmaalwaarde van equivalente geluidsniveau voor hele
inrichting, eventueel iets over bijzondere omstandigheden, eventueel verschillende
waarden voor verschillende periodes (dag/nacht), eventueel aangevuld met maximale
geluidsniveaus aan de gevel van woningen).
10. Geur (doelvoorschrift in geureenheden per uur; kan eventueel ook in hoofdstuk
‘emissies naar lucht').
11. Grond- en hulpstoffen (reductiedoelstelling of onderzoeksplicht plus rapportageplicht,
zorgplicht).
12. Energie (idem).
13. Verkeer en vervoer (idem, eventueel iets over aan- en afvoertijden).
14. Veiligheid.
15. Bijzondere activiteiten (bijvoorbeeld tijdens de bietencampagne aanvullende eisen).
Ondertekening GS
31