Você está na página 1de 16

Externalisatie van het aanvullend

pensioen : hoe beschermd zijn uw


pensioenrechten in tijden van crisis ?
An V A N D A M M E / Isabelle D E S O M V I E L E
Advocaten Claeys & Engels

I. Inleiding stelling. De nagestreefde doelstelling is alle tweede


pijler pensioentoezeggingen aan eenzelfde toezicht en
dus aan eenzelfde bescherming te onderwerpen (level
A. Externalisatie ter bescherming van playing field) (3).
aanvullende pensioenrechten
De verplichte externalisatie beoogt de bescherming van
Voor de bescherming van pensioenrechten opgebouwd de opgebouwde pensioenrechten in geval van een fail-
via een aanvullende pensioentoezegging (tweede pijler lissement van de werkgever. Immers, aangezien deze
pensioenen) heeft de wetgever gekozen voor verschil- rechten ondergebracht zijn bij een andere rechtsper-
lende technieken of mechanismen. Een eerste bescher- soon zullen zij, in geval van faillissement van de
mingsmechanisme is het principe van externalisatie of werkgever, niet tot de failliete boedel behoren.
verplicht extern beheer door een pensioeninstelling (1).
De wet op de aanvullende pensioenen (2) laat met
B. Bescherming van pensioenrechten via
name niet toe dat een werkgever zelf instaat voor de
uitvoering van een aanvullend pensioenplan ten voor-
sociale wetgeving
dele van (een deel van) zijn werknemers, noch voor Inzake toezicht en bescherming moet er een onder-
het beheer van de financiering ervan. scheid gemaakt worden tussen het sociaal luik ener-
zijds en het prudentieel luik anderzijds. Beide luiken
De werkgever moet de uitvoering van zijn aanvullende streven dezelfde doelstelling na, met name de bescher-
pensioentoezegging bijgevolg toevertrouwen aan een ming van de pensioenrechten, zij het vanuit een ver-
pensioeninstelling, aan wie hij de bijdragen ter finan- schillend standpunt.
ciering van de aanvullende pensioentoezegging stort.
De pensioeninstelling zal deze gestorte bijdragen be- De sociale wetgeving inzake aanvullende pensioenen
leggen en beheren en op de vastgelegde pensioenleef- voor werknemers is voornamelijk vastgelegd in de wet
tijd het aanvullend pensioen uitkeren aan de aangeslo- op de aanvullende pensioenen, waaraan zowel de
ten werknemers. groepsverzekeraars als de IBP’s onderworpen zijn.
Deze wet regelt in hoofdzaak de rechten en de ver-
De wet op de aanvullende pensioenen bepaalt dat enkel plichtingen van de betrokken partijen (inrichters, aan-
verzekeringsondernemingen (groepsverzekeraars) en geslotenen en pensioeninstellingen) en bevat onder
instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (d.i. de meer de regels inzake aansluiting, berekening van de
nieuwe wettelijke benaming voor pensioenfondsen, minimale verworven rechten, werknemersinspraak,
hierna «de IBP(’s)») kunnen optreden als pensioenin- transparantie,...

(1) Dit principe werd voor het eerst ingevoerd door de KB’s van 14 en 15 mei 1985 op de pensioenfondsen. De wet van 28 april 2003 betref-
fende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en
de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen hebben deze verplichting tot
externalisatie bevestigd, en verder doorgetrokken naar individuele pensioentoezeggingen.
(2) Wet 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en sommige aanvullende voordelen inzake
sociale zekerheid (WAP).
(3) Wet op de aanvullende pensioenen, MvT, Stukken Kamer nr. 50/1340/001, p. 27.

Oriëntatie 7 − augustus-september 2009 173


C. Bescherming van pensioenrechten via groepsverzekeraars en de IBP’s niet onaangetast gela-
prudentiële wetgeving ten.

In het prudentieel luik wordt de bescherming van de Uit een bijzondere rondvraag van de CBFA in het na-
pensioenrechten bekeken vanuit de pensioeninstelling jaar van 2008 bij de grootste Belgische IBP’s bleek
die de pensioenreserves beheert. Deze reglementering dat er eind 2008 sprake was van een sterke daling van
omvat de maatregelen inzake het functioneren van en de globale dekkingsgraad van de IBP’s. Volgens de
het toezicht op de pensioeninstellingen. Het gaat hier CBFA werden eind 2008 107 IBP’s (op een totaal van
om regels inzake toelating, deugdelijk bestuur, finan- ongeveer 250) geconfronteerd met één of andere vorm
cieringsvereisten, dekkingsgraad, solvabiliteit,... Vóór van tekort. Naar aanleiding hiervan verzocht de CBFA
1 januari 2007 waren groepsverzekeraars en pensioen- de IBP’s om in geval van een financieringstekort ten
fondsen beiden onderworpen aan de controlewet van opzichte van de situatie eind 2008, vóór 28 februari
9 juli 1975 (1). Sinds de inwerkingtreding van de wet 2009 een herstelplan ter goedkeuring voor te leggen
betreffende het toezicht op de instellingen voor be- (5). Op 26 mei 2009 waren reeds 43 herstelplannen
drijfspensioenvoorziening (hierna «de IBP-wet») (2) goedgekeurd door het directiecomité van de CBFA (6).
zijn pensioenfondsen of IBP’s onderworpen aan een
eigen prudentieel kader. Niettegenstaande in de con- Ook wat de verzekeringsondernemingen betreft geeft
trolewet en de IBP-Wet in beginsel dezelfde uitgangs- de CBFA aan dat de uitzonderlijke omstandigheden op
punten gelden, zijn groepsverzekeraars en IBP’s dus de financiële markten een belangrijke negatieve im-
onderworpen aan een verschillende prudentiële regle- pact hebben op de waarde van de activa die zij aan-
mentering, rekening houdend met de specificiteit van houden. In 2008 heeft de CBFA haar toezicht ver-
elk vehikel. scherpt, en sinds 30 juni 2008 voert zij, naar aanleiding
van een sterke vermindering van de traditionele buffer
Zowel de groepsverzekeraars als de IBP’s zijn wat aan vermogen die de verzekeringsondernemingen
betreft de naleving van het sociaal (3) en het pruden- aanhouden boven de wettelijke verplichtingen, een
tieel (4) luik onderworpen aan het toezicht van de grondig trimesterieel onderzoek. Sindsdien hebben
Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantie- verscheidene verzekeringsondernemingen reeds maat-
wezen (hierna «de CBFA»). Ook hier gelden dezelfde regelen genomen zoals een versterking van het eigen
uitgangspunten, maar de concrete maatregelen inzake vermogen. Daarnaast worden een aantal verzekerings-
controle, aanmaning en sancties kunnen verschillen ondernemingen, waarvan enkele ook producten van de
rekening houdend met de eigenheid van beide instel- tweede pijler aanbieden, verscherpt opgevolgd door de
lingen. CBFA (7).

E. Opzet van deze bijdrage


D. Impact van de financieel economische
crisis op de pensioeninstellingen Zoals hiervoor uiteengezet beoogt de verplichte exter-
nalisatie de bescherming van de aanvullende pensioen-
De huidige wereldwijde financieel economische crisis rechten tegen het faillissementsrisico van de werkge-
heeft uiteraard ook de financiële positie van de ver.

(1) De wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen (hierna «de controlewet») was aanvankelijk enkel van toepas-
sing op verzekeringsondernemingen, maar werd bij koninklijk besluit ook van toepassing verklaard op pensioenfondsen (KB 14 mei 1985
betreffende de toepassing van wet 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen op de particuliere voorzorgsinstellin-
gen).
(2) De wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening trad in werking op 1 januari 2007.
Enerzijds zet deze wet de Europese Richtl. nr. 3002/41 van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen
voor bedrijfspensioenvoorziening om naar Belgisch recht. Anderzijds beoogde de wetgever een coherent en autonoom kader (specifieke
nieuwe rechtsvorm, organen, werking, prudentiële regels,...) te creëren voor IBP’s en werden daarnaast ook een aantal wijzigingen doorge-
voerd aan de wet op de aanvullende pensioenen. Voor een uitgebreide bespreking van de IBP-Wet verwijzen we naar: A. VAN DAMME, J. VAN
GYSEGEM en C. DE RIDDER «De nieuwe wet betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening: een stap vooruit!»,
Or. 2006, afl. 3, p. 211-231.
(3) Art. 49 van wet op de aanvullende pensioenen.
(4) Art. 4 IBP-wet.
(5) Mededeling CBFA_2008_23 van 9 december 2008 betreffende de financiële toestand van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening ten
gevolge van de impact van de financiële crisis (www.cbfa.be).
(6) Jaarlijks verslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing van juni 2009, bijlage 2 betreffende het toezicht op de tweede pensioenpijler
opgesteld door de CBFA, p. 112.
(7) Ibidem.

174 Oriëntatie 7 − augustus-september 2009


In het licht van de huidige financieel economische Vervolgens gaan we dieper in op de aansprakelijkheid
crisis, die niet enkel ondernemingen maar ook groeps- van de groepsverzekeraar. We onderzoeken welke me-
verzekeraars en IBP’s treft, stelt zich echter de vraag chanismen door de wetgever werden ingesteld ter be-
of deze externalisatie wel een voldoende waarborg scherming van de opgebouwde pensioenrechten, en dit
biedt. Heeft de wetgever ook rekening gehouden met zowel preventief door middel van de financiële vereis-
het scenario van financiële problemen bij de pensioen- ten als reactief in geval van een daadwerkelijk faillis-
instelling ? Welke waarborgen zijn voorzien in geval sement van de groepsverzekeraar.
van een faillissement van de groepsverzekeraar of een
ontbinding van een ondergefinancierde IBP ? In het derde deel bespreken we deze beschermingsme-
chanismen in geval van onderfinanciering of ontbin-
Omwille van de verplichte externalisatie van de uit- ding van de IBP.
voering van de pensioentoezegging, impliceert een
aanvullende pensioentoezegging steeds de aanwezig- Deze bijdrage beperkt zich tot tweede pijler pensioen-
heid van drie partijen : toezeggingen, ten voordele van werknemers. We be-
z de werkgever of, in geval van een sectorpensioen- kijken dus niet de situatie van tweede pijler pensioen-
stelsel, de paritair samengestelde rechtspersoon op toezeggingen voor zelfstandigen, noch deze van de
sectorniveau, die als inrichter het initiatief neemt tot derde pijler.
de instelling van een aanvullend pensioenplan;
z de werknemer die aangesloten is (geweest) bij dit
aanvullend pensioenplan en desgevallend zijn of haar
begunstigden; en
II. De pensioentoezegging –
z de groepsverzekeraar of de IBP die door de inrich- Aansprakelijkheid van de inrichter
ter wordt gekozen als pensioeninstelling en die wordt
belast met de uitvoering ervan en het beheer van de De pensioentoezegging in het kader van de tweede
pensioenreserves. pijler is de toezegging van een aanvullend pensioen
door een inrichter aan één of meerdere werknemers of
Bij het onderzoeken van de beschermingsmechanis- hun rechthebbenden (1). De inrichter wordt door de
men zullen we bijgevolg uitgaan van deze juridische wet op de aanvullende pensioenen gedefinieerd als
driehoeksverhouding en de verschillende onderlig- hetzij de werkgever, hetzij, wanneer het gaat om een
gende juridische relaties tussen deze drie partijen be- sectorpensioenstelsel, de rechtspersoon, paritair sa-
studeren. Zo bijvoorbeeld zal de aard en de omvang mengesteld, aangeduid via een collectieve arbeidsover-
van de verbintenissen die de pensioeninstelling aan- eenkomst door de representatieve organisaties van een
gaat ten aanzien van de inrichter, niet alleen een im- paritiair (sub)comité (2).
pact hebben op de financiering van de pensioentoe-
zegging door de inrichter, maar mogelijks ook op de De pensioentoezegging maakt volgens vaststaande
rechten van de aangeslotenen. rechtspraak en rechtsleer integraal deel uit van de in-
dividuele arbeidsovereenkomst (3), en in sommige ge-
Het eerste deel van deze bijdrage richt zich op de vallen zelfs van een collectieve arbeidsovereenkomst,
relatie tussen de inrichter en de aangeslotene, en gaat hetzij gesloten op het vlak van de onderneming (4),
na welke (eind)verantwoordelijkheid de inrichter van- hetzij op het vlak van de sector (5).
uit deze contractuele relatie en vanuit de sociale wet-
geving heeft met betrekking tot de pensioentoezeg- De pensioentoezegging situeert zich dan ook ontegen-
ging. sprekelijk in de contractuele relatie tussen werkgever

(1) Art. 3 2o wet op de aanvullende pensioenen.


(2) Art. 3 5o wet op de aanvullende pensioenen.
(3) Cass. 23 februari 1981, J.T.T. 1981, p. 230; Cass. 13 november 2006, S050111N, www.cass.be; Arbrb. Antwerpen 22 december 2006, onuitg.,
AR nr. 348.447; Arbh. Brussel 26 januari 2007, onuitg., AR nr. 44.965, T. BAUWELINCKX, «Hoofdstuk V. Pensioenfondsen» in Praktijkgids
Aanvullende Bedrijfspensioenen 2002, T. BAUWELINCKX en M. GOVAERTS, p. 181; A. EYLENBOSCH, K. TERMOTE, B. VAN BUGGENHOUT, K. VERRETH,
Aanvullende pensioenvoorzieningen in België, Brugge, Die Keure, 1996, p. 67 en 84; V. PERTRY, P. ROELS, P. VAN EESBEECK, Praktijkgids Wet
Colla. De meest gestelde vragen over de wet aanvullende pensioenen, Diegem, Kluwer, 2000; p. 83 e.v.; S. VAN WASSENHOVE, «Les régimes
de pensions complémentaires: la loi du 6 avril 1995», Ors. 1995, p. 268 e.v.; H. CLAASSENS, H. COUSY en K. TERMOTE, in T. BAUWELINCKX en
M. GOOVAERTS (red.), Praktijkgids aanvullende bedrijfspensioenen, Ced.Samsom, 2000, 63; V. DE BRABANTER, G. GIESELINK, V. PERTRY, P. ROELS
en Y. STEVENS, Aanvullende pensioenen voor werknemers, Kluwer, 2004, p. 243 en de aldaar in voetnoot 15 geciteerde rechtspraak en
rechtsleer).
(4) Bv. in de situaties bepaald in art. 7 van wet op de aanvullende pensioenen.
(5) Art. 8 wet op de aanvullende pensioenen.

Oriëntatie 7 − augustus-september 2009 175


en werknemer. Ook wanneer de inrichter niet de werk- de loongrens voor de berekening van het wettelijk
gever is, maar een paritair samengestelde rechtsper- pensioen), of om enige andere pensioenprestatie. Het
soon op het niveau van het paritair (sub)comité, si- contractueel engagement van de werkgever is hier dan
tueert de pensioentoezegging zich in de relatie tussen ook van een totaal andere orde dan in het kader van
de aangeslotene en de werkgever. Die laatste zal er een vaste bijdrage plan. In een plan van het type cash
immers toe gehouden zijn om de bepalingen van een balance tenslotte, verbindt de werkgever zich even-
toepasselijke sectorale CAO (desgevallend algemeen eens tot het vestigen van een bepaalde prestatie op de
verbindend verklaard) na te leven. pensioengerechtigde leeftijd. Deze prestatie wordt in
eerste instantie steeds uitgedrukt als een kapitaal (dat
Welk contractueel engagement de werkgever precies evenwel omzetbaar is in een rente). Dit kapitaal is het
op zich neemt, hangt af van de aard van de pensioen- resultaat van de kapitalisatie van bedragen die aan de
toezegging, waarvan de regels worden vastgelegd in aangeslotene worden toegekend op welbepaalde ver-
het pensioenreglement. De Belgische reglementering valdagen, aan in het reglement vastgelegde tariferings-
onderscheidt drie types van pensioentoezeggingen. regels (6). Ook hier staan de tariferingsregels voor de
Daarnaast is ook de combinatie van verschillende types kapitalisatie van de toegekende bedragen los van de
mogelijk (1). Bij een pensioentoezegging van het type rendementsgarantie die de verzekeraar of de IBP even-
vaste bijdragen verbindt de inrichter zich om perio- tueel op zich neemt (zie verder).
diek een vaste bijdrage te betalen (2). Er bestaan twee
soorten van vaste bijdrage plannen, naargelang de in- Naast dit contractuele engagement, legt de wet op de
richter al of niet een rendement garandeert. In een aanvullende pensioenen ook een aantal verplichtingen
vaste bijdrage plan zonder rendementsgarantie neemt op aan de inrichter (hetzij de werkgever, hetzij de
de werkgever contractueel de verplichting op zich, om inrichter van het sectorpensioenstelsel).
de in het pensioenreglement bepaalde bijdragen op
welbepaalde vervaldagen te storten (3). In een vaste Overeenkomstig artikel 24 van de wet op de aanvul-
bijdrage plan met rendementsgarantie garandeert de lende pensioenen heeft de aangeslotene bij zijn uittre-
werkgever, naast de storting van de bijdragen, ook een ding (7), pensionering of bij de opheffing van de pen-
bepaald rendement (4). Dit staat volledig los van het sioentoezegging minimaal recht op het gedeelte van
rendement dat eventueel wordt gegarandeerd door de zijn persoonlijke bijdragen, dat niet gebruikt werd voor
verzekeraar of de IBP die een resultaatsverbintenis de dekking van het overlijdens- of invaliditeitsrisico,
aangaan (zie verder). In een pensioenplan van het type gekapitaliseerd aan 3,75 % (8). Deze minimumrende-
vaste prestaties garandeert de werkgever een aanvul- mentsgarantie op de persoonlijke bijdragen geldt on-
lende pensioenprestatie op de pensioengerechtigde geacht de aard van de pensioentoezegging. Daarenbo-
leeftijd (5). Deze prestatie kan de vorm aannemen van ven geldt in het kader van een vaste bijdragen of cash
een rente, of van een kapitaal. Het kan daarbij gaan balance plan ook een minimumrendementsgarantie op
om een vast bedrag, al dan niet gerelateerd aan de de patronale bijdragen. Bij uittreding, pensionering of
diensttijd, om een zogeheten offset formule (aanvul- opheffing van de pensioentoezegging heeft de aange-
lend pensioen onder aftrek van het wettelijk pensioen) slotene in dit type pensioenplannen minimaal recht op
of van een forfaitair bedrag, om een step-rate formule het gedeelte van de patronale bijdragen dat niet ge-
(aanvullend pensioen varieert in functie van een pen- bruikt werd voor de dekking van het overlijdens- of
sioengrens, die heel vaak aanleunt bij of gelijk is aan invaliditeitsrisico, noch voor de dekking van de kosten

(1) Art. 4-1 KB 4 november 2003 tot uitvoering van wet 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die
pensioenen en sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, zoals gewijzigd bij KB van 12 januari 2007 (hierna «KB WAP»).
(2) Art. 4-3 KB WAP.
(3) Art. 4-7 KB WAP.
(4) Art. 4-4 KB WAP.
(5) Art. 4-9 KB WAP.
(6) Art. 4-10 KB WAP.
(7) D.w.z..: (i) wanneer de inrichter een werkgever is, hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensio-
nering, hetzij de overgang van een werknemer in het kader van een overgang van (een deel van) de onderneming naar een andere onderne-
ming als gevolg van een conventionele overdracht of een fusie waarbij het pensioenstelsel van de werknemer niet wordt overgenomen; (ii)
wanneer de inrichter een op het niveau van het paritair (sub)comité opgerichte rechtspersoon is: de beëindiging van de arbeidsovereenkomst
anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever
die onder het toepassingsgebied van hetzelfde pensioenstelsel valt als dat van zijn vorige werkgever: art. 3 11o van wet op de aanvullende
pensioenen.
(8) Deze rentevoet kan bij KB gewijzigd worden.

176 Oriëntatie 7 − augustus-september 2009


(beperkt tot 5 % van de stortingen) gekapitaliseerd aan zich nemen. In het kader van een tak 21-verzekerings-
3,25 % (1). product (een levensverzekering, niet verbonden met
een beleggingsfonds (4)) garandeert de verzekeraar
Artikel 24 van de wet op de aanvullende pensioenen steeds een bepaald rendement (resultaatsverbintenis).
preciseert niet op wie deze rendementsverplichting In het kader van een tak 23 verzekeringsproduct (een
rust : op de inrichter of op de pensioeninstelling. Arti- levensverzekering, verbonden aan een beleggingsfonds
kel 30 van de wet op de aanvullende pensioenen legt (5)) zal de verzekeraar het beleggingsrisico niet zelf
die verplichting evenwel duidelijk op aan de inrichter, dragen. De verzekerde zal het rendement krijgen van
althans in het geval van uittreding. Dat deze verplich- het beleggingsfonds zonder dat de verzekeraar daarbij
ting ook in geval van opheffing van de pensioentoe- enige resultaatsverbintenis op zich neemt. De verzeke-
zegging op de inrichter rust, volgt impliciet uit arti- raar gaat in dat geval enkel een middelenverbintenis
kel 25 van de wet op de aanvullende pensioenen. Dit aan (6).
artikel bepaalt immers dat in geval van opheffing de
verdeling van de reserves «aan elke individuele aange- Het door de verzekeraar gegarandeerd rendement staat
slotene de door hem opgebouwde verworven reserves juridisch los van het rendement dat de inrichter aan de
waarborgt, desgevallend aangevuld tot de bedragen aangeslotene garandeert, hetzij contractueel (bv. in een
gewaarborgd met toepassing van artikel 24». Wie an- vaste bijdrage plan met tariefgarantie), hetzij omwille
ders dan de inrichter kan deze verplichting naleven, van zijn wettelijke verplichting (minimumrendements-
wanneer de te verdelen reserves onvoldoende blijken garantie van artikel 24 van de wet op de aanvullende
te zijn om de verworven reserves en de wettelijke mi- pensioenen). Zo kan een vaste bijdrage plan zonder
nimumrendementsgarantie te garanderen (2) ? Geen contractuele rendementsgarantie even goed worden
enkele wettelijke bepaling legt expliciet, noch impli- beheerd door een verzekeraar in het kader van een
ciet deze verplichting op aan de inrichter in geval van tak 21-product met tariefgarantie als in het kader van
pensionering van de aangeslotene. Nochtans volgt uit een tak 23 product zonder tariefgarantie (7). Daaren-
de voorbereidende werken dat ook in deze situatie de boven hoeft de tariefgarantie van de verzekeraar niet
inrichter de uiteindelijke verantwoordelijke is voor de gelijk te zijn aan de wettelijke minimumrendementsga-
naleving van de wettelijke minimumrendementsgaran- rantie van artikel 24 van de wet op de aanvullende
tie (3). pensioenen, en zal ze dat in vele gevallen ook niet
zijn.

III. Uitvoering van de B. Relatie aangeslotene – verzekeraar –


pensioentoezegging door een inrichter
groepsverzekeraar Wanneer een werkgever (of een inrichter van een sec-
torpensioenstelsel) aan een verzekeraar de uitvoering
A. Aansprakelijkheid van de verzekeraar van zijn pensioentoezegging toevertrouwt, ontstaat een
driepartijenrelatie : de inrichter, dit is de verzekering-
Wanneer de inrichter een beroep doet op een verzeke- nemer (i), sluit met de verzekeraar (ii) een overeen-
raar, zullen deze laatste en de inrichter een verzeke- komst, ten gunste van de aangeslotene, dit is de
ringsovereenkomst sluiten waarin zij hun contractuele verzekerde (iii) en wanneer het gaat om pensioenpres-
relatie regelen. taties, tevens de begunstigde. Wanneer het gaat om
overlijdensprestaties zal de begunstigde niet de aange-
Een verzekeraar kan ten opzichte van de inrichter een slotene zijn, maar de krachtens het reglement aange-
resultaatsverbintenis of een middelenverbintenis op duide begunstigde van de overlijdensdekking (8). De

(1) Deze rentevoet kan bij KB gewijzigd worden. In geval van uittreding, pensionering of opheffing binnen de vijf jaar na aansluiting, wordt de
kapitalisatie aan 3,25 % vervangen door een indexatie, tenzij de indexatie zou leiden tot een hoger resultaat dan een kapitalisatie aan 3,25 %.
(2) V. PERTRY, «faillissement en aanvullend pensioen», tekst overhandigd op de vorming van VIA-NOAB van 24 maart 2009, p. 21.
(3) Wet op de aanvullende pensioenen, MvT, Stukken Kamer nr. 50/1340/001, p. 49 en 57.
(4) Bijlage 1 bij KB van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen.
(5) Ibidem.
(6) C. DEVOET, L’assurance-vie, aspects techniques et juridiques, Kluwer, 2004, p. 87.
(7) Dit wordt uitdrukkelijk gesteld in het Verslag aan de Koning bij KB van 12 januari 2007 tot wijziging van KB 14 november 2003 houdende
uitvoering van wet 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvul-
lende voordelen inzake sociale zekerheid.
(8) Art. 1 A, B en C van wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.

Oriëntatie 7 − augustus-september 2009 177


driepartijenrelatie die ontstaat tussen de aangeslotene, aan de ene kant, en de uitvoering van die pensioentoe-
de verzekeraar en de inrichter in het kader van een zegging aan de andere kant (6). De aansprakelijkheid
groepsverzekering wordt in de rechtsleer over het al- van de verzekeraar enerzijds, en deze van de inrichter
gemeen gekwalificeerd als een «beding ten behoeve anderzijds, zal dan ook variëren in functie van het
van een derde» (1) : de verzekeringnemer kwalificeert contractueel engagement dat elkeen op zich genomen
als de stipulant, die ten behoeve van een derde, de heeft, en van de wettelijke verplichtingen.
begunstigde, een overeenkomst sluit met de belover,
de verzekeraar. In hoofde van de begunstigde ontstaat Enkele voorbeelden.
een rechtstreeks vorderingsrecht op de belover (2). We
vinden dit principe met zoveel woorden terug in arti-
In het kader van een vaste prestatie plan belooft de
kel 121 van de landverzekeringsovereenkomstenwet :
werkgever in beginsel aan de aangeslotene een be-
«de begunstigde heeft door het enkel feit van zijn aan-
paalde pensioenprestatie op de pensioengerechtigde
wijzing, recht op de verzekeringsprestaties.» In het
leeftijd (zie hierboven) (7). Dit contractueel engage-
beding ten behoeve van een derde ontstaat eveneens
ment van de werkgever wordt uitgevoerd door de ver-
een rechtsverhouding tussen de stipulant (de inrichter)
zekeraar. Stel nu dat de verzekeraar in gebreke blijft
en de belover (de verzekeraar). Dit is de verzekerings-
om de beloofde pensioenprestatie uit te keren, ondanks
overeenkomst die gesloten wordt tussen de inrichter
het feit dat de werkgever van zijn kant aan al zijn ver-
en de verzekeraar. Er ontstaat evenwel geen eigenlijke
plichtingen tegenover de verzekeraar heeft voldaan.
rechtsverhouding tussen de stipulant (de inrichter) en
Kunnen de aangeslotenen zich dan nog tegen de werk-
de derde (de begunstigde). Op basis van deze con-
gever keren ? Dit is een vraag die enkel op basis van
structie stelden bepaalde auteurs in het verleden dan
concrete gegevens kan beantwoord worden. Wanneer
ook dat de werkgever zich volledig van zijn pensioen-
de verzekeraar bijvoorbeeld een resultaatsverbintenis
verplichtingen bevrijdt door het sluiten van een
heeft opgenomen, dan moeten de aangeslotenen en de
groepsverzekeringsovereenkomst, en dat de aangeslot-
begunstigden zich tot de verzekeraar wenden voor een
enen zich niet meer rechtstreeks tot de werkgever kun-
correcte uitvoering van de pensioentoezegging (we
nen wenden in verband met hun aanvullend pen-
hebben het hier dus niet over de pensioentoezegging
sioen (3).
zelf, maar over de uitvoering van de pensioentoezeg-
ging). De werkgever die aan al zijn verplichtingen te-
Onzes inziens is deze redenering in de huidige wette- genover de verzekeraar heeft voldaan, en steeds tijdig
lijke context wat kort door de bocht. Men mag immers de premies heeft betaald, zal niet aangesproken kun-
de onderliggende contractuele relatie tussen de werk- nen worden voor een niet-correcte uitvoering van de
gever en de aangeslotene (d.i. de eigenlijke pensioen- pensioentoezegging (8), zeker niet zo lang de verzeke-
toezegging) niet uit het oog verliezen (4). Volgens de raar bestaat en solvabel is (zie echter verder in geval
CBFA blijft de inrichter om die reden in alle omstan- van faillissement). Anders is het, wanneer de verzeke-
digheden verantwoordelijk voor de goede afloop van raar een middelenverbintenis zou opgenomen hebben.
zijn pensioentoezegging (5). Dat is volgens ons echter Bij ons weten, komt dit echter weinig voor in vaste
ook een brug te ver. prestatie plannen beheerd door een verzekeraar (maar
des te meer in vaste prestatie plannen beheerd door
Terecht maakt bepaalde rechtsleer en rechtspraak een een IBP : zie verder). De concrete bewoordingen van
duidelijk onderscheid tussen de pensioentoezegging het pensioenreglement waarin de rechten en verplich-

(1) Art. 1121 BW; Art. 22 van wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst; P. DOYEN en C DEVOET, Aspects Juridiques, Livre 3, les
Pensions Complémentaires en Pratique, Kluwer, 2007, nr. 990; C. DEVOET, L’assurance-vie, aspects techniques et juridiques, Kluwer, 2004,
p. 67, A. EECKLO, «Pensioenfonds, groepsverzekering: privaatrechtelijke en sociaalrechtelijke aspecten», in Pensioenvoorzieningen en private
verzekering, H. COUSY en H. CLAASSENS, Maklu, Antwerpen, 1989, p. 30.
(2) S. STIJNS, Verbintenissenrecht, Die Keure, 2005, p. 241.
(3) G. VAN LIMBERGHEN, «In min of in meer: wettelijke en aanvullende pensioenen», in Sociaal Recht: niets dan uitdagingen, W. VAN EECKHOUTTE
en M. RIGAUX, 1996, p. 643.; A. EECKLO, «Pensioenfonds, groepsverzekering: privaatrechtelijke en sociaalrechtelijke aspecten», in Pensioen-
voorzieningen en private verzekering, H. COUSY en H. CLAASSENS, Maklu, Antwerpen, 1989, p. 31. Deze auteur nuanceert dit wel.
(4) Dergelijke contractuele relatie bestaat er niet tussen de inrichter en de begunstigde van de overlijdensdekking.
(5) Jaarlijks verslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing van juni 2009, bijlage 2 betreffende het toezicht op de tweede pensioenpijler
opgesteld door de CBFA, p. 90 en p. 92.
(6) K. TERMOTE, in wet op de aanvullende pensioenen, Die Keure, 1995, p. 138-139; Arbh. Brussel 10 april 2009, AR nr. 49.795, niet gepubli-
ceerd; Arbh. Brussel 5 mei 2009, AR nr. 49.558, niet gepubliceerd.
(7) Voor de eenvoud van de redenering gaan we er hierbij van uit dat het gaat om een vaste prestatie plan dat enkel gefinancierd wordt door de
werkgever.
(8) Dit werd met zoveel woorden aanvaard door het Arbh. Brussel in haar arrest van 10 april 2009, AR nr. 49.795, niet gepubliceerd.

178 Oriëntatie 7 − augustus-september 2009


tingen van onder andere de werkgever en de aange- Dit zijn slechts een paar voorbeelden. Tal van andere
slotenen worden bepaald, zullen in dat geval van groot feitelijke situaties zijn denkbaar. Uiteindelijk zal de
belang zijn. aansprakelijkheid van de inrichter en van de verzeke-
raar moeten beoordeeld worden op basis van de con-
Wat er ook van zij, de werkgever zelf behoudt in elk crete elementen, eigen aan elke situatie.
geval een vorderingsrecht op de verzekeraar inzake de
niet-correcte uitvoering van de pensioentoezegging. C. Bescherming van de rechten van de
Dit vorderingsrecht kadert in de relatie stipulant – be- aangeslotenen : financieringsvereisten
lover (en dus in het beding ten behoeve van een derde)
en zal afhankelijk zijn van het soort verbintenis dat de Uiteraard is het de bedoeling dat de verzekeraar wel
verzekeraar op zich heeft genomen (resultaatsverbinte- degelijk zijn verplichtingen kan nakomen en dat de
nis of niet). inrichter mits betaling van de noodzakelijke premies
aan al zijn pensioenverplichtingen heeft voldaan.
In het kader van een vaste bijdrage plan, zonder enige
tariefgarantie, belooft de inrichter niets anders dan dat De wetgever heeft dan ook een aantal buffers inge-
hij op geregelde tijdstippen een bepaald bedrag zal bouwd, zodat de verzekeraar, ook in financieel econo-
storten. Stel dat de inrichter dit steeds correct heeft misch moeilijke tijden, zijn verplichtingen kan nako-
gedaan, is dan voor hem hiermee de kous af ? Neen, men.
overeenkomstig artikel 24 en 30 van de wet op de
aanvullende pensioenen is de inrichter immers aan- In eerste instantie moet de verzekeraar over voldoende
sprakelijk voor het wettelijk minimum rendement (zie activa beschikken, die hem in volle eigendom toebe-
hierboven). Wordt het wettelijk minimum rendement horen, om zijn verplichtingen te dekken. De verplich-
niet gehaald, dan zal de inrichter zelf persoonlijk aan- tingen, in het verzekeringsjargon technische provisies
sprakelijk zijn voor het saldo (in de praktijk komt dit genoemd, hebben zowel betrekking op de lopende
er op neer dat de verzekeraar bijkomende premies zal overeenkomsten, als op de vervallen overeenkomsten
vragen ter financiering van de wettelijke minimumren- die nog niet volledig vereffend zijn (bv. uitbetaling in
dementsgarantie). Betaalt de inrichter de bijkomende rente) (1). De verplichtingen worden berekend aan de
premies niet, dan behoudt de aangeslotene bij uittre- hand van een voldoende voorzichtige prospectieve ac-
ding, pensionering of bij opheffing van de pensioen- tuariële methode, rekening houdend met alle toekom-
toezegging een rechtstreeks vorderingsrecht op de in- stige verplichtingen volgens de voorwaarden van de
richter. Wanneer de inrichter contractueel geen enkele lopende verzekeringsovereenkomst. De verzekeraar
rendementsgarantie op zich heeft genomen, zal het moet daarbij rekening houden met een soort van «worst
hierbij gaan om een extracontractuele vordering, geba- case scenario». Wanneer de verzekeraar een resultaats-
seerd op een wettelijke verplichting. verbintenis op zich heeft genomen, moet hij daarenbo-
ven een aanvullende voorziening samenstellen (2). De
Ook in dit scenario zal de inrichter zich desgevallend verzekeraar is er dus wettelijk toe gehouden om zijn
kunnen keren tot de verzekeraar op basis van de tus- verplichtingen op een prudentiële manier in te schat-
sen hen bestaande verhouding. Opnieuw zal het vor- ten. In elk geval maken de verworven reserves en de
deringsrecht afhankelijk zijn van de vraag of de verze- vestigingskapitalen van de lopende rentes een absolute
keraar een resultaatsverbintenis op zich heeft genomen ondergrens uit (3).
of niet, en wat de precieze inhoud is van die resul-
taatsverbintenis. Zoals hierboven gesteld, is het im- Deze verplichtingen moeten op elk ogenblik gedekt
mers perfect mogelijk dat de verzekeraar al zijn ver- zijn door activa die de verzekeraar in volle eigendom
plichtingen, met inbegrip van het gegarandeerd toebehoren. Deze activa, ook dekkingswaarden ge-
rendement, is nagekomen, maar dat dit toch niet vol- noemd, worden per afzonderlijk beheer toegewezen
doende is om de inrichter te bevrijden van zijn aan- als waarborg van de verplichtingen (4). De verzeke-
sprakelijkheid inzake de wettelijke minimumrende- raar moet een afzonderlijk beheer voeren per afzon-
mentsgarantie. derlijk fonds (voor de tak 21-producten verbonden aan

(1) Art. 16 controlewet.


(2) Art. 31 van KB 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit.
(3) Art. 31 en 48 van KB 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit.
(4) Art. 16 controlewet.

Oriëntatie 7 − augustus-september 2009 179


een afzonderlijk fonds), per beleggingsfonds (voor de een door hem bepaalde termijn een herstelplan voor-
tak 23 producten), of voor alle tak 21-producten die legt. Doet de verzekeraar dit niet, dan legt de CBFA
niet aan een afzonderlijk fonds verbonden zijn (1). De zelf een herstelplan op. Dit kan gaan van een vermin-
dekkingswaarden moeten behoren tot welbepaalde be- dering van de algemene onkosten, over een verhoging
leggingscategorieën (obligaties, aandelen, rechten van van het tarief van toepassing op de lopende contracten
deelneming in collectieve beleggingsinstellingen, an- of het verbod van het toestaan van afkopen, leningen
dere geld- en kapitaalmarktinstrumenten, enz.), en zijn of voorschotten op contracten zonder uitdrukkelijke
bovendien onderworpen aan precieze kwantitatieve toestemming van de CBFA, tot de tekoopaanbieding
beperkingen. Zij worden over het algemeen gewaar- en de ten geldemaking van de gehele of gedeeltelijke
deerd aan marktwaarde (2). De dekkingswaarden vor- portefeuille. Indien de solvabiliteitsmarge daalt onder
men per afzonderlijk beheer een bijzonder vermogen het niveau van het waarborgfonds, zal de CBFA een
dat bij voorrang is voorbehouden voor de nakoming financieringsplan op korte termijn eisen. In dat geval
van de verplichtingen tegenover de aangeslotenen (de kan de CBFA ook de vrije beschikking over de activa
verzekerden) of de begunstigden die onder dat beheer van de solvabiliteitsmarge verbieden of beperken en
vallen (3). De aangeslotenen en begunstigden hebben kan zij verder alle maatregelen treffen in het belang
met andere woorden een voorrecht op de dekkings- van de verzekeringnemers, de aangeslotenen en de be-
waarden die behoren tot het afzonderlijk beheer waar- gunstigden. Tot slot, wanneer de rechten van de ver-
onder zij vallen (zie verder). zekeringnemers, de aangeslotenen en de begunstigden
door de verslechterende financiële positie van de ver-
Bovenop de dekkingswaarden is de verzekeraar ver- zekeraar in het gedrang zouden komen, kan de CBFA
plicht om een solvabiliteitsmarge samen te stellen (4). van de verzekeraar een financieel saneringsplan eisen,
Deze solvabiliteitsmarge is strikter in het kader van dat minstens betrekking moet hebben op de volgende
tak 21 of tak 23 producten waarbij de verzekeraar het drie boekjaren. In dit verband kan de CBFA van de
beleggingsrisico draagt, dan in het kader van tak 23 verzekeraar een hogere solvabiliteitsmarge eisen, om
producten waarbij de verzekeraar geen enkele resul- hem in staat te stellen om ook in de toekomst aan de
taatsverbintenis heeft opgenomen (5). In elk geval is solvabiliteitsvereisten te voldoen (8).
de solvabiliteitsmarge minstens gelijk aan het absolute
minimum van het waarborgfonds, waarover elke ver- De CBFA beschikt bijgevolg over een waaier aan mo-
zekeraar moet beschikken (6). Dit absolute minimum gelijkheden om zijn rol als «waakhond» terdege na te
bedraagt op dit ogenblik 3 500 000 EUR voor de tak- leven, en tijdig verzekeringsinstellingen in moeilijkhe-
ken 21 en 23 (7). den op te sporen en te begeleiden.

Wat nu indien de verzekeraar deze verplichtingen niet D. Wat in geval van faillissement of
nakomt ?
ontbinding/vereffening van de verzekeraar ?
Wanneer de verzekeraar over onvoldoende dekkings- Wat indien het ondanks alle bovenvermelde maatrege-
waarden beschikt om zijn verplichtingen te dekken, len toch fout loopt, en de verzekeraar over kop gaat ?
kan de CBFA de vrije beschikking over de dekkings- Hoe zit het dan met de rechten van de inrichter, de
waarden beperken of verbieden. Meer in het algemeen aangeslotenen en begunstigden ?
kan de CBFA alle maatregelen treffen die de belangen
van de verzekeringnemers (in het bestek van dit arti- Wanneer in het kader van een faillissement of daarbui-
kel : de inrichter), de aangeslotenen en de begunstig- ten (vrijwillige ontbinding, gerechtelijke ontbinding)
den kunnen vrijwaren. overgegaan wordt tot een verdeling van alle activa en
passiva beschikt de «schuldeiser uit hoofde van de
Daalt de solvabiliteitsmarge onder het vereiste niveau, verzekering» over een bijzonder voorrecht op het bij-
dan zal de CBFA eisen dat de verzekeraar haar binnen zonder vermogen dat als dekkingswaarden is toegewe-

(1) Art. 9 van KB 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen (hierna «Algemeen
Controlereglement»).
(2) Art. 10 Algemeen Controlereglement.
(3) Art. 18 controlewet.
(4) Art. 15 controlewet.
(5) Art. 18 Algemeen Controlereglement.
(6) Art. 15 controlewet.
(7) Bedrag onderworpen aan indexatie: zie art. 19 Algemeen Controlereglement.
(8) Art. 26 controlewet.

180 Oriëntatie 7 − augustus-september 2009


zen aan het afzonderlijk beheer. De term «schuldeiser contractuele verplichtingen tegenover zijn aangeslot-
uit hoofde van verzekering» slaat onzes inziens zowel enen zouden zijn.
op de aangeslotenen (de verzekerden) en de begun-
stigden die onder het afzonderlijk beheer vallen, als op Een andere mogelijkheid bestaat erin dat de werkgever
de werkgever (de verzekeringnemer) (1). Stel bijvoor- de pensioentoezegging definitief opheft, gelet op het
beeld dat een werkgever een verzekeringsovereen- faillissement of de ontbinding/vereffening van de ver-
komst heeft gesloten in het kader van een tak 21-pro- zekeraar. In dat geval zal hij de procedure voorge-
duct (tariefgarantie vanwege de verzekeraar) schreven door de wet op de aanvullende pensioenen
verbonden aan een afzonderlijk fonds, dan zullen de moeten volgen (4), en rekening moeten houden met
aangeslotenen, begunstigden en de werkgever een alle toepasselijke sociale en burgerrechtelijke bepalin-
voorrecht hebben op de activa toegewezen aan dat gen (5) (de storting van patronale bijdragen maakt im-
afzonderlijk fonds. Dit maakt uiteraard een belangrijke mers een loonsvoorwaarde uit). In dat geval zullen de
veiligheidsmaatregel uit ter bescherming van de rech- activa toegewezen aan de aangeslotenen en begunstig-
ten van de aangeslotenen en begunstigden (2). den op het ogenblik van de verdeling effectief aan hen
uitbetaald worden, mogelijkerwijze met negatieve fis-
Indien dit bijzonder vermogen ondanks alles ontoerei- cale gevolgen voor de betrokkenen. Desgevallend zou
kend zou zijn om de rechten van de aangeslotenen en de werkgever wel, naar de toekomst toe, een nieuwe
begunstigden te dekken, dan behouden zij alsook de pensioentoezegging kunnen doen, waarvan hij de uit-
werkgever een bevoorrechte schuldvordering op de voering toevertrouwt aan een andere verzekeraar.
overige activa van de verzekeraar. In dat geval gaat
het evenwel om een algemeen voorrecht : alle andere Blijft de vraag of de werkgever in dat geval definitief
algemene of bijzondere voorrechten gaan erboven. bevrijd is van elke aansprakelijkheid betreffende de
pensioentoezegging voor de verleden diensttijd ?

De aangeslotenen behouden echter ook een (contrac- Bij een vaste bijdrage plan heeft de werkgever zich tot
tuele) vordering op hun werkgever met betrekking tot niets anders verbonden dan tot het storten van de over-
de pensioentoezegging. De werkgever moet er zich eengekomen bijdragen. In beginsel zou hij dus door
immers van bewust zijn dat het faillissement of de het enkele feit van de storting van de bijdragen bevrijd
ontbinding/vereffening van de verzekeraar niet auto- moeten zijn van elke aansprakelijkheid. Evenwel komt
matisch de stopzetting van de pensioentoezegging tot in dit soort plannen de minimumrendementsgarantie
gevolg heeft (3) (echter wel deze van de uitvoering voorgeschreven door artikel 24 van de wet op de aan-
van de pensioentoezegging bij die specifieke verzeke- vullende pensioenen om de hoek kijken... Overeen-
raar). komstig artikel 25 van de wet op de aanvullende pen-
sioenen is de werkgever aansprakelijk voor het naleven
De werkgever heeft op dat ogenblik dan ook verschil- van de wettelijke minimumrendementsgarantie bij de
lende opties. Enerzijds kan hij een overeenkomst slui- opheffing van de pensioentoezegging. Zelfs wanneer
ten met een andere verzekeraar, waarnaar de activa de werkgever de pensioentoezegging opheft ten ge-
toegewezen aan de aangeslotenen en begunstigden volge van het faillissement of de ontbinding/
kunnen getransfereerd worden. Wanneer de werkgever vereffening van de verzekeraar, lijkt hij dan ook niet
ervoor opteert om de uitvoering van de pensioentoe- bevrijd te zijn van zijn aansprakelijkheid.
zegging toe te vertrouwen aan een andere verzekeraar,
moet hij zich geen illusies maken. Wanneer hij aan een In het kader van een vaste prestatie plan zullen de
andere verzekeraar de verplichtingen van het verleden aangeslotenen onzes inziens, na het verdwijnen van de
wil toevertrouwen, dan zal deze met een propere lei verzekeraar, een contractuele aansprakelijkheidsvorde-
willen starten. De werkgever zal desgevallend de ring kunnen instellen tegen hun werkgever (6). De
eventuele tekorten moeten aanzuiveren, wat ook zijn werkgever heeft immers in het kader van een vaste

(1) Zie de definitie schuldvordering uit hoofde van verzekering: art. 2 20o controlewet.
(2) De garantie tot 100 000 EUR die de staat geeft op tak 21-producten geldt enkel voor de derde pijler. Dit vormt dus geen bijkomende waar-
borg voor de aangeslotenen aan een tweede pijler groepsverzekering van het type tak 21.
(3) V. PERTRY, «Faillissement en aanvullend pensioen», o.c., p. 35.
(4) De informatie/consultatieprocedure voorgeschreven door art. 39 van wet op de aanvullende pensioenen, en de wijzigingsprocedure voorge-
schreven door de art. 5 t.e.m. 12 van de wet op de aanvullende pensioenen. We gaan hier in het kader van dit artikel niet dieper op in.
(5) Zoals b.v. art. 25 van wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978; art. 1134 BW.
(6) Dit is ook de visie van de CBFA, zie Jaarlijks verslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing van juni 2009, bijlage 2 betreffende het
toezicht op de tweede pensioenpijler opgesteld door de CBFA, p. 90, 92 en 106.

Oriëntatie 7 − augustus-september 2009 181


prestatie plan een welbepaalde pensioenprestatie be- bintenis had opgenomen. Dergelijke vordering geniet
loofd op de pensioengerechtigde leeftijd. Na het ver- evenwel slechts van een algemeen voorrecht (zie hier-
dwijnen van de verzekeraar zal hij dan ook weer het boven).
enige aanspreekpunt worden van de aangeslotenen in
verband met de aan hen gedane pensioentoezegging.
Ook in het kader van een cash balance plan heeft de
werkgever een bepaalde belofte gedaan (in de vorm
IV. Uitvoering van de
van een gegarandeerd rendement op de toegekende pensioentoezegging door een IBP
bedragen). Ook in dit soort plannen behouden de aan-
geslotenen onzes inziens dan ook, na het verdwijnen A. Relatie inrichter – IBP – Aangeslotene
van de verzekeraar, een contractuele vordering op de
werkgever. Daarenboven geldt ook hier de waarborg De inrichter kan er ook voor kiezen om de uitvoering
van artikel 25 van de wet op de aanvullende pensioe- van zijn pensioentoezegging toe te vertrouwen aan een
nen (verworven reserves plus, in een cash balance plan, IBP. In het kader van het prudentiële kader inzake
ook de wettelijke minimumrendementsgarantie (1) – IBP’s spreken we dan over een bijdragende onderne-
zie hierboven). Een nauwkeurige studie van het pen- ming in plaats van een inrichter.
sioenreglement zal in elk geval noodzakelijk zijn om
uit te maken hoe ver de aansprakelijkheid van de Sinds de invoering van het principe van verplichte
werkgever reikt. Bovendien rijst de vraag hoe de externalisatie in 1985 (zie hoger), werd ervoor geop-
werkgever zich van deze aansprakelijkheid zal kunnen teerd een pensioenfonds op te richten als een aparte
bevrijden ? Zelf mag hij immers, gelet op de verplich- rechtspersoon zonder winstoogmerk, zodat de pen-
ting tot externalisatie, geen aanvullende pensioenen sioenreserves niet zouden behoren tot de boedel van
uitkeren. de werkgever in geval van een faillissement of ontbin-
Onzes inziens beschikken de begunstigden van een ding van deze laatste. Desalniettemin werd traditio-
overlijdensdekking na het verdwijnen van de verzeke- neel weinig aandacht besteed aan de relatie tussen de
raar niet zomaar over een vorderingsrecht ten opzichte werkgever en het pensioenfonds, en werd een pen-
van de werkgever. Voor hen bestaat immers in begin- sioenfonds in de praktijk toch vaak beschouwd als een
sel geen contractuele relatie met de werkgever (2). verlengstuk van de werkgever.

Het hoeft geen betoog dat de rol van de CBFA in der- Hierin is recent echter verandering gekomen met het
gelijke situaties van wezenlijk belang is. Indien de nieuw wettelijk en reglementair kader voor IBP’s,
CBFA door regelmatige en grondige controles verze- waarin de nadruk wordt gelegd op een verdere «ver-
keraars in moeilijkheden tijdig opspoort, en ingrijpt, zelfstandiging» van het pensioenfonds ten aanzien van
dan zal het deficit ten opzichte van de verworven de werkgever. Dit komt onder meer tot uiting in de
rechten wellicht beperkt blijven. In dat geval zal ook vereisten inzake het vastleggen van de beheers- en
de achterliggende aansprakelijkheid van de werkgever werkingsregels van de IBP in de beheersovereenkomst
voor de in het verleden opgebouwde pensioenrechten (of de statuten) (3). In tegenstelling tot voorheen, geldt
binnen de perken blijven. deze verplichting ook voor IBP’s met slechts één bij-
dragende onderneming.
Uiteraard kan de werkgever die geconfronteerd wordt
met het faillissement van zijn verzekeraar en van wie De onderlinge juridische relatie tussen de bijdragende
de aangeslotenen (en desgevallend de begunstigden) onderneming en de IBP zal dus in de eerste plaats
zich tot hem kunnen keren wegens ontoereikendheid vastgelegd worden in de beheersovereenkomst. Ook
van het bijzonder vermogen, een aangifte van schuld- hier zal de beheersovereenkomst moeten samengele-
vordering doen in het faillissement. De schuldvorde- zen worden met het pensioenreglement om na te gaan
ring van de werkgever zal daarbij afhangen van de welke de verbintenissen zijn van de inrichter enerzijds
vraag of de verzekeraar al dan niet een resultaatsver- en van de IBP anderzijds.

(1) Dit zal ook het geval zijn wanneer er persoonlijke bijdragen zijn in een vaste prestatie plan.
(2) Ook hier doet men er evenwel goed aan om de concrete teksten nauwkeurig te analyseren.
(3) Art. 79 van IBP-Wet legt het principe vast. De inhoud van de beheers- en werkingsregels wordt verder uitgewerkt in de art. 5 en 6 van KB
12 januari 2007 betreffende het prudentiële toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (hierna «Prudentieel KB»). Verdere
verduidelijking van deze beheers- en werkingsregels wordt gegeven in het Verslag aan de Koning bij het Prudentieel KB en in de Circ.
CBFA_2008_17 van 26 augustus 2008 (www.cbfa.be). Voor een uitgebreide bespreking hiervan verwijzen wij naar: J. VAN GYSEGEM, «De
nieuwe reglementering van de beheers- en werkingsregels van een pensioenfonds: praktische gids en kritische kanttekeningen», TSR 2008,
afl. 3, p. 401-431.

182 Oriëntatie 7 − augustus-september 2009


Wat betreft de aard van de verbintenis, kan de IBP indien blijkt dat de IBP op een bepaald moment niet
voor de uitvoering van de pensioentoezegging net zoals meer voldoet aan de vereiste financieringsgraad en an-
een verzekeraar hetzij een middelenverbintenis, hetzij dere herstelmaatregelen ontoereikend of niet mogelijk
een resultaatsverbintenis op zich nemen. De mate zijn. Alleen zijn de financieringsverplichtingen van een
waarin de IBP een resultaatsverbintenis op zich neemt, IBP met een resultaatsverbintenis strikter (zie verder),
moet in ieder geval in het pensioenreglement worden zodat zij in principe minder snel in de financiële pro-
vermeld (1). Doorgaans zal deze bepaling ook opge- blemen zou mogen komen.
nomen worden in de beheersovereenkomst, gezien zij
in eerste instantie de contractuele relatie tussen de in- Daarenboven geldt ook hier, net zoals bij de uitvoe-
richter en de IBP regelt. ring van de pensioentoezegging door de verzekeraar,
dat de inrichter op basis van artikel 24 en 30 van de
De IBP-Wet definieert de resultaatsverbintenis als de wet op de aanvullende pensioenen ertoe gehouden zal
verbintenis van een IBP om op basis van de gestorte zijn de verworven reserves en, indien van toepassing,
bijdragen, een bepaald resultaat te waarborgen (2). de minimumrendementsgarantie aan te zuiveren bij
Wanneer de IBP de pensioentoezegging beheert in het uittreding of pensionering (zie hoger).
kader van een resultaatsverbintenis gelden strengere
regels inzake financiering, zoals onder meer voor de De aangeslotene zal over een rechtstreekse vordering
samenstelling van de solvabiliteitsmarge (zie verder). beschikken tegen de IBP via de rechtsfiguur van het
Volgens de informatie van de CBFA zijn er op dit beding ten behoeve van een derde (5) (de hierboven
moment echter geen actieve IBP’s die een resultaats- uiteengezette redenering voor verzekeraars geldt hier
verbintenis opgenomen hebben (3). mutatis mutandis). Wanneer de IBP een resultaatsver-
bintenis heeft opgenomen, zal de aangeslotene zich tot
De middelenverbintenis wordt door de IBP-Wet gede- de IBP moeten wenden. Deze laatste zal immers aan-
finieerd als de verbintenis van een IBP om de haar sprakelijk zijn voor de uitvoering van de pensioentoe-
toevertrouwde gelden zo goed mogelijk te beheren met zegging. De IBP zelf zal zich, verwonderlijk genoeg,
het oog op de uitvoering van een pensioenregeling, wel opnieuw tot de bijdragende onderneming kunnen
ongeacht de aard van de pensioenuitkeringen (4). De wenden in een situatie van onderfinanciering (desge-
IBP waarborgt met andere woorden geen resultaat vallend in het kader van een sanerings- of herstelplan)
onder de vorm van een bepaald uitkeringsniveau of (zie hierboven). Wanneer de IBP een middelenverbin-
beleggingsresultaat. Zij verbindt er zich enkel toe als tenis heeft opgenomen (wat vandaag de praktijk is bij
goede huisvader een bepaald uitkeringsniveau of be- alle IBP’s), en in gebreke blijft om de beloofde pen-
leggingsresultaat na te streven. sioenprestaties uit te keren, dan kan de aangeslotene
zich ook tegen de bijdragende onderneming keren.
Welke ook de aard van de verbintenis is die de IBP op
Deze zal desgevallend de nodige stortingen moeten
zich neemt, in ieder geval staat de bijdragende onder-
doen aan de IBP, om een correcte uitvoering van de
neming in voor de financiering van de instelling voor
pensioentoezegging mogelijk te maken, zelfs wanneer
de bedrijfspensioenvoorziening overeenkomstig de
zij alle vereiste stortingen in het kader van het finan-
toepasselijke prudentiële regels. Wanneer de instelling
cieringsplan heeft gedaan.
wordt geconfronteerd met een situatie van onderfinan-
ciering, zal het financieel evenwicht moeten worden
hersteld. In de meeste gevallen zal de enige mogelijk-
heid op korte termijn liggen in een bijkomende stor- B. Bescherming van de rechten van de
ting vanwege de bijdragende onderneming (zie ver- aangeslotenen : financieringsvereisten
der). Of de IBP een middelenverbintenis dan wel een
resultaatsverbintenis heeft opgenomen, is hierbij van Net zoals bij verzekeraars beoogt de prudentiële regle-
geen belang. Dit leidt bijgevolg tot de vreemde con- mentering voor IBP’s een strikt kader in te stellen dat
clusie dat, zelfs indien de IBP een resultaatsverbinte- tot doel heeft te vermijden dat de IBP in een situatie
nis aangaat, de bijdragende onderneming of werkgever van financieel onvermogen terecht komt en haar ver-
toch niet zal bevrijd zijn van bijkomende stortingen plichtingen niet meer kan nakomen.

(1) Art. 14-3 8o KB WAP.


(2) Art. 2 12o IBP-wet.
(3) Jaarlijks verslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing van juni 2009, bijlage 2 betreffende het toezicht op de tweede pensioenpijler
opgesteld door de CBFA, p. 97.
(4) Art. 2 13o IBP-wet.
(5) Art. 1121 BW.

Oriëntatie 7 − augustus-september 2009 183


1. Financieringsplan bepaald rendement voorzien, dan voor een plan van
het type vaste bijdragen, zonder enige (contractuele)
Een eerste beschermingsmechanisme moet worden ge- rendementsgarantie.
vonden in de financiële vereisten die door de IBP-Wet
en het prudentieel KB aan IBP’s worden opgelegd. Voor zuivere vaste bijdrage plannen (d.i. zonder enige
Als algemeen principe geldt dat de IBP een evenwicht vorm van contractuele rendementsgarantie) moeten de
moet realiseren op lange zowel als op korte termijn, technische voorzieningen minstens gelijk zijn aan de
waarbij de duurzaamheid van haar pensioenverplich- som van de verworven reserves van de aangeslotenen
tingen wordt gegarandeerd. (d.w.z. de gekapitaliseerde bijdragen). Enkel wanneer
de wettelijke minimumrendementsgarantie op de per-
Elke IBP moet, in samenspraak met de bijdragende soonlijke bijdragen meer zou bedragen dan de verwor-
onderneming, een financieringsplan (1) opstellen dat ven reserves, zal deze als minimale ondergrens gelden
op gedetailleerde wijze de berekeningswijze bepaalt voor de bepaling van de technische voorzieningen. Dit
van de bijdragen die de bijdragende onderneming moet zal dus slechts in uitzonderlijke gevallen een invloed
storten aan de instelling. Deze bijdragen moeten zo hebben op de technische voorzieningen (bv. in heel
worden berekend dat zij volstaan (i) om een passende jonge plannen of plannen die enkel gefinancierd zijn
financiering van de pensioenregeling te verzekeren, met persoonlijke bijdragen).
rekening houdend met de aard van de beloofde verbin-
tenissen en de gelopen risico’s, (ii) om de vereiste Voor plannen die risicodekkingen, beleggingsrende-
solvabiliteitsmarge samen te stellen en (iii) om de kos- menten of een bepaalde hoogte van uitkeringen voor-
ten van alle aard te dekken. zien (m.a.w. voor plannen van het type vaste prestaties
en cash balance), worden de technische voorzieningen
De bijdragende onderneming moet zich ertoe verbin- op een totaal andere wijze berekend (5). In dat geval
den dit financieringsplan na te leven. Daarnaast dient moeten de technische voorzieningen bepaald worden
de beheersovereenkomst te voorzien in de regels die aan de hand van prudente biometrische tabellen en
moeten worden gevolgd wanneer de bijdragende on- rentevoeten (6) waarbij ook nog een redelijke marge
derneming verzuimt haar verbintenissen te financie- voor negatieve afwijkingen in acht moet worden geno-
ren (2). Het financieringsplan en elke wijziging eraan men. De methode en grondslagen die aan de basis lig-
moet worden meegedeeld aan de CBFA, die de be- gen van de berekeningswijze van de technische voor-
voegdheid heeft om eender welke wijziging ervan te zieningen moeten in het financieringsplan worden
eisen om de belangen van de aangeslotenen en de be- gemotiveerd : zij moeten in overeenstemming zijn met
gunstigden te vrijwaren en om een passende en regel- de kenmerken van de beheerde pensioenregelingen en
matige financiering te verzekeren (3). met het beleggingsbeleid. Bovendien moeten deze me-
thode en grondslagen in beginsel ongewijzigd blijven,
2. Technische voorzieningen tenzij bij een verandering van de juridische, demogra-
fische of economische omstandigheden die aan de ge-
De IBP is verplicht technische voorzieningen aan te bruikte hypotheses ten grondslag liggen (7).
leggen voor al haar verbintenissen. De technische
voorzieningen weerspiegelen de verplichtingen die op De reglementering maakt een onderscheid tussen lange
de instelling rusten. Het financieringsplan legt de be- termijn en korte termijn verplichtingen. De bereke-
rekeningswijze van de technische voorzieningen vast. ningswijze van de technische voorzieningen moet in
de eerste plaats en in hoofdzaak garanderen dat het
De berekeningswijze van de technische voorzieningen evenwicht van de instelling op lange termijn bewaard
zal uiteraard totaal verschillend zijn voor een plan van blijft. De CBFA vraagt dat de IBP’s die vaste prestatie
het type vaste prestaties of van het type cash of cash balance plannen beheren hun technische voor-
balance (4), die in een hoogte van uitkeringen of een zieningen berekenen met behulp van een continuı̈teits-

(1) Artikel 86 IBP-wet


(2) Art. 5 Prudentieel KB.
(3) Art. 86 IBP-wet.
(4) Aangezien het cash balance plan een rendement bepaalt op de toegekende bedragen, voorziet het in een hoogte van uitkeringen en sluit het
om die reden, qua financieringsvereisten, aan bij een vaste prestatie plan.
(5) Art. 16 Prudentieel KB.
(6) Deze kunnen bepaald worden hetzij aan de hand van het rendement van de activa en de toekomstige rendementsverwachtingen hetzij op basis
van het rendement van staatsobligaties van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of andere kwalitatief hoogwaardige obligaties.
(7) Art. 16 Prudentieel KB.

184 Oriëntatie 7 − augustus-september 2009


toets, bij voorkeur gebaseerd op een «asset and liabi- boekjaar 2008 kenden 30 % van de IBP’s eind 2008
lity management» (ALM) studie. De aldus berekende een situatie van onderfinanciering ten opzichte van de
technische voorzieningen worden de lange termijn korte termijn voorzieningen. De CBFA liet weten dat
voorzieningen, of afgekort LTV, genoemd. In het kader 107 IBP’s (op een totaal van ongeveer 250) te kampen
van dit soort plannen geldt evenwel een absolute on- hadden met één of andere vorm van tekort (zie hoger).
dergrens voor de bepaling van de technische voorzie- Deze IBP’s waren bijgevolg verplicht om een herstel-
ningen. Deze mogen in geen geval minder bedragen plan in te dienen, dat rekening houdt met herstel van
dan de som van de verworven reserves van de aange- het financieringsniveau ten opzichte van de korte ter-
slotenen (of van de wettelijke minimumrendementsga- mijn voorzieningen tegen eind 2009 enerzijds en her-
rantie op de persoonlijke bijdragen indien deze van stel ten opzichte van de lange termijn voorzieningen
toepassing zou zijn en hoger zou zijn dan de verwor- op middellange termijn, schommelend van drie tot vijf
ven reserves) en de vestigingskapitalen van de lopende jaar. Deze termijnen zijn niet vastgelegd in de wetge-
rentes (1). Deze ondergrens van de technische voor- ving. Ze vloeien voort uit de soevereine appreciatie
zieningen noemt men ook wel de korte termijn voor- van de CBFA binnen het kader van haar hierboven
zieningen of afgekort KTV, aangezien het gaat om de vermelde bevoegdheden.
onmiddellijke verplichtingen van de IBP.
Een herstelplan kan verschillende vormen aannemen.
De IBP moet er voor zorgen dat ze over voldoende We overlopen hier kort de meest voorkomende (7).
activa beschikt om haar verplichtingen (uitgedrukt in
de technische voorzieningen) te dekken (dekkings- Bijkomende bijdragen
waarden). Daarnaast moet de IBP die naast pensioen- Gezien de hoger vermelde korte hersteltermijnen,
toezeggingen ook risicodekkingen beheert én die een voorzien de meeste herstelplannen in bijkomende stor-
middelenverbintenis aangaat, een solvabiliteitsmarge tingen van de bijdragende onderneming om het ver-
aanleggen enkel voor de risico’s overlijden, invalidi- eiste financieringsniveau te behalen. In de overgrote
teit en arbeidsongeschiktheid (2). De IBP die een re- meerderheid van de gevallen zal het herstelplan dan
sultaatsverbintenis aangaat, moet daarentegen een sol- ook bestaan uit een tijdelijke aanpassing van het finan-
vabiliteitsmarge aanleggen voor het geheel van haar cieringsplan.
activiteiten (3). Bovendien moeten deze laatste over
een absoluut minimum aan solvabiliteitsmarge be- Achtergestelde lening
schikken van 3 200 000 EUR (4). Naast de dekkings- Voor IBP’s die een financieringstekort vertonen ten
waarden die dienen ter financiering van de technische opzichte van de lange termijn voorzieningen (LTV)
voorzieningen, moet de IBP bijgevolg beschikken over kan een achtergestelde lening toegekend door de bij-
een eigen vermogen dat vrij is van verplichtingen om dragende onderneming een alternatief uitmaken voor
de solvabiliteitsmarge te dekken. een onmiddellijke storting van bijkomende bijdragen.
Krachtens de IBP-Wet mag een IBP immers een tijde-
3. Onderfinanciering en herstelmaatregelen lijke lening aangaan voor liquiditeitsdoelstellingen. In
de afgelopen maanden is gebleken dat de CBFA bij de
Wanneer de activa van de IBP dalen onder het niveau beoordeling van de voorgelegde herstelmaatregelen het
van haar lange termijn voorzieningen, vermeerderd met begrip «liquiditeitsdoelstellingen» vrij ruim heeft
de solvabiliteitsmarge, bevindt zij zich in een situatie geı̈nterpreteerd zodat ook een IBP met lange termijn
van onderfinanciering. In dat geval moet de IBP een doelstellingen een beroep kan doen op een lening
herstelplan indienen, binnen de door de CBFA vereiste (zonder dat het daarom onmiddellijke en korte termijn
termijn (5). Doet de IBP dit niet, dan kan de CBFA liquiditeitsproblemen heeft).
zelf een herstelplan opleggen (6).
Wijziging van de strategische asset allocatie
Volgens de financiële enquête van de Belgische Vere- Ook de wijziging van de strategische asset allocatie
niging voor Pensioeninstellingen (BVPI) over het kan, al dan niet in combinatie met één van de overige

(1) Zie art. 17 Prudentieel KB.


(2) Art. 88, eerste lid IBP-wet.
(3) Art. 87 en 88, tweede lid IBP-wet.
(4) Art. 12 Prudentieel KB.
(5) Art. 116 IBP-Wet en art. 27 Prudentieel KB.
(6) Art. 117 IBP-Wet en art. 27 Prudentieel KB.
(7) Wat niet wil zeggen dat elke andere vorm per definitie uitgesloten is. Een IBP kan steeds een herstelplan voorleggen aan de CBFA en ver-
volgens met haar in discussie treden omtrent de daarin voorgestelde maatregelen.

Oriëntatie 7 − augustus-september 2009 185


maatregelen, een herstelmaatregel uitmaken. Volgens intrekken indien zij er niet in slaagt haar financiële
de financiële enquête van de BVPI heeft 39 % van de situatie te herstellen en bijgevolg niet langer in staat is
IBP’s per eind 2008 haar beleggingstrategie gewijzigd om haar verplichtingen na te komen (2). De intrekking
ten gevolge van de financiële crisis. 82 % van de IBP’s van de toelating brengt automatisch de ontbinding en
die hun beleggingsstrategie aangepast hebben, ver- vereffening van de IBP met zich mee.
klaarden minder in aandelen te zullen beleggen, en
meer in overheidsobligaties en bedrijfsobligaties (1). In geval van ontbinding van de IBP zijn de activa bij
voorrang voorbehouden ter nakoming van de verplich-
Wijziging van het pensioenreglement tingen ten aanzien van de aangeslotenen en de begun-
stigden (desgevallend per afzonderlijk vermogen). Zij
Tot slot kan de bijdragende onderneming steeds be-
genieten een bijzonder voorrecht op de dekkingswaar-
slissen, mits respect van de toepasselijke informatie-
den (toebehorend aan hun afzonderlijk vermogen). In-
en consultatieprocedure, en soms met het individueel
dien de IBP afzonderlijke vermogens heeft ingesteld
of collectief akkoord van de aangeslotenen, om de
en de dekkingswaarden van het afzonderlijk vermogen
pensioenvoordelen naar de toekomst toe te wijzigen
blijken ontoereikend voor de schadeloosstelling van
(lees : te verminderen). In geen geval kan een wijzi-
de betrokken aangeslotenen en begunstigden, behou-
ging van het pensioenplan gevolgen hebben voor de
den zij daarnaast ook een algemeen voorrecht op alle
verworven rechten, opgebouwd tijdens de verleden
andere activa van de IBP (3).
diensttijd.
In geval van ontbinding van de IBP ten gevolge van
Niettegenstaande bijstorting dan wel niet de enige mo-
de intrekking van de toelating door de CBFA omwille
gelijke herstelmaatregel is, blijkt dit in de praktijk
van het (aanhoudend) financieel onvermogen van de
echter vaak wel de enige mogelijkheid om binnen de
instelling, zal de ten geldemaking van de dekkings-
korte termijnen vereist door de CBFA, het financie-
waarden normaliter niet volstaan om alle rechten en
ringsniveau weer op te krikken. Belangrijk hierbij is
plichten van de aangeslotenen en de begunstigden te
dat thans alle actieve IBP’s in België enkel een mid-
vergoeden.
delenverbintenis hebben (zie hoger). Dit betekent dat
indien de activa van de IBP onvoldoende zijn om aan
De vraag is of de aangeslotenen en begunstigden zich
haar verplichtingen te voldoen de bijdragende onder-
in dit geval kunnen richten tot de werkgever ? Of die-
neming, die uiteindelijk de pensioentoezegging heeft
nen zij genoegen te nemen met een proportionele ver-
gedaan, opnieuw moet tussenkomen om het vereiste
mindering van hun opgebouwde pensioenrechten ?
financieringsniveau te garanderen.
Hier geldt dezelfde redenering als bij het faillissement
van de groepsverzekeraar. De ontbinding van de pen-
Het uitwerken van een herstelplan is dan ook steeds
sioeninstelling brengt niet het einde van de contrac-
een delicate evenwichtsoefening tussen de IBP ener-
tuele verbintenis van de inrichter ten aanzien van de
zijds en de bijdragende onderneming anderzijds. Dit
aangeslotene met zich mee. Zij behouden een (con-
blijkt in het bijzonder het geval te zijn in tijden van
tractuele) vordering op hun werkgever met betrekking
financieel economische crisis, die meestal zowel op de
tot de pensioentoezegging.
IBP als op de bijdragende onderneming een impact
heeft. Het opleggen van bijkomende stortingen aan de
Wanneer de pensioentoezegging uitgevoerd wordt door
bijdragende onderneming kan haar in financieel eco-
een IBP, zal de werkgever onzes insiens in alle geval-
nomisch moeilijke tijden zuur opbreken.
len in fine verantwoordelijk blijven, zelfs indien de
IBP een resultaatsverbintenis zou zijn aangegaan. In
C. Wat in geval van ontbinding/vereffening eerste instantie verwijzen wij naar wat hiervoor werd
van de IBP ? uiteengezet betreffende de plicht van de werkgever tot
financiering van de IBP. Daarenboven dient ook hier
In tegenstelling tot de groepsverzekeraar is de IBP rekening gehouden te worden met de verplichting van
geen onderneming met een winstoogmerk, en dus geen de werkgever tot aanzuivering van de verworven re-
koopman of handelaar in de zin van de Faillissements- serves en desgevallend de minimumrendementsgaran-
wet. Zij kan met andere woorden niet failliet worden tie op grond van artikel 24, 25 en 30 van de wet op de
verklaard. Wel kan de CBFA de toelating van de IBP aanvullende pensioenen (zie hoger).

(1) Financiële Enquête over het boekjaar 2008 van de Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen (www.pensionfunds.be).
(2) Art. 130 2o en 3o IBP-wet.
(3) Art. 42 IBP-wet.

186 Oriëntatie 7 − augustus-september 2009


In de praktijk zal het besproken scenario van ontbin- dat moment sprake is van een situatie van insolventie
ding van de IBP ten gevolge van de intrekking van de impliceert dit echter per definitie een verlies aan pen-
toelating door de CBFA wellicht enkel voorkomen sioenrechten.
wanneer ook de bijdragende onderneming zich in een
financieel economisch moeilijke situatie bevindt,
Vanuit de sociale wetgeving zal de bescherming in
waardoor zij niet in de mogelijkheid is om de nodige
hoofdzaak moeten worden gezocht in de eindverant-
herstelmaatregelen uit te voeren. Het is dan ook niet
woordelijkheid van de inrichter.
ondenkbaar dat een ontbinding van de IBP zal samen-
vallen met of op de voet gevolgd worden door het
faillissement of de sluiting van de bijdragende onder- Enerzijds zal de contractuele verbintenis van de in-
neming. In dat geval zullen de aangeslotenen en be- richter ten aanzien van aangeslotenen niet uitdoven
gunstigden zich enkel kunnen beroepen op het hoger omwille van het faillissement van de groepsverzeke-
beschreven bijzonder voorrecht, waardoor zij in de raar of de ontbinding van de IBP. Daarnaast lijkt de
praktijk zullen geconfronteerd worden met een pond- inrichter op basis van de wet op de aanvullende pen-
pondsgewijze verdeling van de activa, wat zal neerko- sioenen in quasi alle gevallen van insolventie van de
men op een proportionele vermindering van hun opge- pensioeninstelling de uiteindelijke verantwoordelijk-
bouwde pensioenrechten. In dat geval zullen de heid te dragen voor de pensioentoezegging, en dit on-
aangeslotenen ook kunnen rekenen op een (geplafon- geacht of hij voor de uitvoering ervan een beroep doet
neerde) vergoeding van het Sluitingsfonds (1), dat im- op een verzekeraar, dan wel op een IBP. Zelfs wan-
mers niet enkel tussenkomt voor het waarborgen van neer de pensioentoezegging wordt uitgevoerd door een
lonen maar ook van de vergoedingen en voordelen pensioeninstelling die een resultaatsverbintenis op zich
verschuldigd krachtens de wet of krachtens individuele neemt, zal dat in geval van insolventie van die pen-
of collectieve arbeidsovereenkomsten ingeval de sioeninstelling nog steeds het geval zijn. Anders is het
werkgever zijn geldelijke verplichtingen tegenover zijn in een situatie waarin de pensioeninstelling niet insol-
werknemers niet nakomt (2). vabel is. Wanneer een verzekeraar een resultaatsver-
bintenis op zich genomen heeft, wordt door bepaalde
rechtspraak aanvaard dat de verbintenis van de werk-
V. Conclusie gever is uitgedoofd (wat betreft de uitvoering van de
pensioentoezegging). Uit de samenlezing van de pru-
dentiële en sociale wetgeving blijkt dat dit niet het
Uit bovengaand onderzoek blijkt dat de wetgever zich
geval zal zijn wanneer de pensioentoezegging wordt
in hoofdzaak heeft gericht op de bescherming van de
uitgevoerd door een IBP met een resultaatsverbintenis,
aanvullende pensioenrechten tegen het faillissements-
gezien de bijdragende onderneming hoedanook zal
risico van de inrichter, via het principe van de exter-
moeten instaan voor bijstortingen in geval van onder-
nalisatie, en de situatie van een faillissement of ont-
financiering. Het is dan ook niet verwonderlijk dat
binding van de pensioeninstelling eerder als niet of
België in de huidige wettelijke context geen IBP’s met
weinig denkbaar heeft beschouwd. De huidige tijden
resultaatsverbintenis kent : niettegenstaande de hogere
van financieel economische crisis dwingen ons echter
financieringsvereisten zal de bijdragende onderneming
om wel degelijk ook met deze hypothese rekening te
in geval van onderfinanciering immers toch nog moe-
houden.
ten bijstorten... Indien men IBP’s met resultaatsverbin-
tenis als een valabel alternatief wil voorstellen, zal er
Vanuit de prudentiële wetgeving ligt de nadruk in eer-
op dat vlak nog grondig moeten gesleuteld worden aan
ste instantie op preventie onder de vorm van finan-
de prudentiële wetgeving.
ciële vereisten die strikt worden opgevolgd door de
toezichthouder. Zowel in geval van faillissement van
de verzekeraar als bij een ontbinding van de IBP zijn Bovendien moet er rekening mee worden gehouden
de huidige maatregelen beperkt tot een bijzonder en dat de ontbinding van de IBP in moeilijke tijden ge-
algemeen voorrecht van de aangeslotenen (en de be- paard kan gaan met het faillissement of de sluiting van
gunstigden) op de activa van de respectievelijke pen- de bijdragende onderneming. In dat geval zal de eind-
sioeninstelling bij de vereffening ervan. Gezien er op verantwoordelijkheid van de werkgever evenmin kun-

(1) Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.
(2) Art. 35 van wet 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, zie ook: V. PERTRY, «Faillissement en aanvullend pensioen», o.c.
p. 31.

Oriëntatie 7 − augustus-september 2009 187


nen vermijden dat de aangeslotenen en begunstigden hang tussen beide) opnieuw geëvalueerd wordt. Vooral
worden geconfronteerd met een verlies aan rechten. de driepartijenrelatie inrichter – pensioeninstelling –
aangeslotenen moet daarbij grondig geanalyseerd wor-
Vandaag bevinden een aantal ondernemingen zich in den. Men kan zich inderdaad de vraag stellen of het
een dermate moeilijke financieel economische situatie, opportuun is om in quasi alle gevallen de eindverant-
waardoor bijkomende stortingen aan de IBP die hun woordelijkheid enkel bij de werkgever te leggen.
pensioenplan(nen) beheert een heel zware dobber is. Enerzijds zal deze eindverantwoordelijkheid van de
De CBFA heeft in dit kader reeds aangegeven dat de werkgever voor de werknemer niet altijd volstaan om
maatregelen waarover zij binnen de prudentiële regel- een verlies van pensioenrechten te voorkomen. Ander-
geving beschikt om op te treden en aldus te voorko- zijds creëert dit zeker in tijden van financieel econo-
men dat de pensioenbeloftes niet kunnen worden na- mische crisis die zowel ondernemingen als pensioen-
gekomen, onvoldoende zijn in de huidige financiële instellingen treffen een onzeker en onaantrekkelijk
crisis. Deze maatregelen zijn eerder bedoeld om op- klimaat voor werkgevers om pensioentoezeggingen
lossingen te bieden in een normaal financieel aan te bieden.
klimaat (1).
Wellicht moet België, in navolging van andere landen,
Het is onzes inziens dan ook wenselijk dat zowel de ook eens denken aan de oprichting van een garantie-
prudentiële als de sociale wetgeving (en de samen- fonds voor de tweede pijler ?

(1) Jaarlijks verslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing van juni 2009, bijlage 2 betreffende het toezicht op de tweede pensioenpijler
opgesteld door de CBFA, p. 90.

188 Oriëntatie 7 − augustus-september 2009

Você também pode gostar