Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
VOOR
MUNT- EN
PENNINGKUNDE
62-64
1975-1977
De Nederlandse dukaat werd in 1586 (bij plakkaat van 4 augustus) onder het
landvoogdschap van Leicester ingevoerd, gelijk met een zilveren reaal met de
daarvan afgeleide onderdelen en een zilveren rijksdaalder op rijksvoet. Het besluit
van de Staten-Generaai had de bedoeling de eenheid in het muntwezen te herstellen. Alle munten kregen het devies van de Unie van Utrecht, CONCORDIARESPARVAE
CRESCUNT, ze zouden door alle provincies geslagen worden. De stempels zouden
gemaakt worden door n stempelsnijder-generaal voor de gehele Unie. Van dit
laatste is niet veel terechtgekomen. Al na 1 of 2 jaar nemen de plaatselijke etsmpelsnijders het werk van Gerard van Bijlaer weer over.
De voorzijde vertoont een staande geharnaste ridder, met in de rechter hand een
geschouderd zwaard en in de linker hand een pijlenbundel, het jaartal in het veld,
gescheiden door de ridder. Als omschrift zien we het hierboven vermelde devies,
gevolgd door de afgekorte provincienaam en het muntteken. Deze voorzijde is
duidelijk genspireerd door de Hongaarse dukaat met de figuur van St. Ladislaus,
een zeer populaire munt in de Duitse landen.
De keerzijde is origineel Nederlands. Nuchter en zonder veel fantasie vinden we in
een eenvoudig versierd vierkant een vijfregelige tekst:
MO.ORDI/PROVIN/FOEDER/BELG. AD/LEGI IMP.
waarvan de nederlandse vertaling luidt: munt van de Verenigde Nederlandse Provincin volgens de Rijkswet. Toen de Nederlandse dukaat in de Duitse landen en in
Oost-Europa een grote opgang bleek te maken, werd dit voorbeeld door allerlei
munthuizen gemiteerd (bijvoorbeeld op de dukaten van Mansfeld-Bornstedt
(1638-1656), van Frankfort (1638-1646), van Orange (1645), op verschillende Italiaanse dukaten, Florence (1675), en later ook op dukaten in het Zwitserse Obwalden
(1726), Polen (1766), Hamburg (vanaf 1776, ook dubbele dukaten), Denemarken
(1791, 1792) en Rusland (1796).
Het wettelijk gewicht was 70 in Troois mark, ofwel 3,51 g, en het gehalte 23 karaat 8
grein ofwel 0,986. Deze muntvoet gaat terug op die van het Duitse Rijk, zoals in 1559
door de keizer was bepaald. De stukken hadden geen vaste koers, in 1586 golden ze
68 stuiver, geleidelijk is de waarde gestegen tot ongeveer 100 stuiver.
De rol van de dukaat in de binnenlandse circulatie was na ongeveer 1630 van weinig
betekenis, het naar verhouding steeds goedkopere zilver deed de goudprijs relatief
stijgen en verdrong de gouden munten uit de omloop. Bovendien was de Zuid-Nederlandse Albertijn sinds 1600 hier de markt gaan overstromen en door hun mindere
intrinsieke waarde werden ze al snel het meest circulerende goudstuk in ons land.
De aanmaak van gouden rijders werd dan ook gestaakt, maar de dukaat werd een
exportmunt die in groten getale naar onze oostelijke buren werd uitgevoerd en ook in
Scandinavi, Polen en Rusland gaarne werd aangenomen. In die landen zijn dan
ook veel Nederlandse dukaten gevonden in muntvondsten, soms in grote aantallen,
zoals bijvoorbeeld in de later besproken schatvondsten van Moguilew en Koice. De
grote populariteit leidde er zelfs toe dat in Rusland en Duitsland in de 2e helft van de
18e eeuw bedriegelijke imitaties werden geslagen door de overheid. Mijn vader
wijdde aan deze valse dukaten enige artikelen (Van der Wiel, 78 )..
63
Dat de nederlandse dukaat ook in het Middellandse Zee-gebied een geliefde en veel
gebruikte munt is geweest wordt duidelijk uit het voorkomen van nabootsingen uit
ettelijke Italiaanse munthuizen als Correggio (1601), Bozzolo (1661), Desana
(1603), Maccagno (1622), Messerano (1598), Piacenza (1601), Retegna (1686, ook
dubbele dukaten) en Tassarolo (1611, 1612).
Nederlandse muntvondsten leverden betrekkelijk weinig dukaten op. De schat van
Serooskerke, afgesloten in 1622, bevatte 64 Nederlandse dukaten (naast 3 stedelijke en 20 van het Hongaarse type) op een totaal van 1150 goudstukken. Samen met
11 andere vondsten, verborgen tussen 1602 en 1650 (Erp, Renesse, Moergestel,
Leiden, Rozendaal, Monnikendam, Zwijndrecht, Neeritter, N.Brabant en Maashees)
telde ik op een totaal van 2250 goudstukken slechts 238 Nederlandse dukaten en
370 gouden rijders. In latere vondsten hier te lande vindt men slechts sporadisch een
dukaat.
De gouden dukaten werden ook in grote hoeveelheid uitgevoerd naar Oost-lndi,
Ceylon, Malakka, en de Kaap-Kolonie. De archieven van de V.O.C. vermelden vele
grote geldtransporten. Zo is bijvoorbeeld bekend dat in 1724 de Heren XVII besloten
een bedrag van Fl. 6.500.000,- naar Batavia te sturen en nog Fl. 419.000,- naar
Ceylon. De munten, gedeelteiijk gouden dukaten, gedeelteiijk Nederlandse en
Spaanse zilverstukken, werden in kisten verpakt en veiligheidshalve onder vijf
schepen van de vloot verdeeld. Op 17 januari 1725 voeren ze weg van Texel. Een
van de vijf, de Akerendam", verging op 7 maart voor de Noorse kust. Vijf kisten
konden nog gered worden, de rest verdween naar de bodem van de zee. In 1972
werden uit dit wrak 56.433 munten geborgen, overigens nog maar 3,3% van de
Fl. 230.851,- die het schip had geladen. Onder deze munten bevonden zich 6570
dukaten, die door Rnning s) als volgt werden gespecificeerd:
Gelderland
1715(1)
Holland
1715(14)
West-Friesland
1716(1)
Utrecht
1710 (1), 1715 (1), 1717 (47) en 1724 (6505).
Bovendien werden nog 4 dubbele dukaten geborgen: Gelderland 1715 (2) en
West-Friesland (2).
Uit het wrak van het V.O.C.-schip De Liefde", vergaan in 1711, kwamen 23
Utrechtse dukaten van dat jaar tevoorschijn. Maar niet alleen in Nederlandse schepen werden dukaten naar het Oosten vervoerd. In 1971 werd bij de Shetland
Eilanden het wrak gevonden van de Wendela", welk schip behoorde aan de
Deense Aziatische Compagnie. Het verging met man en muis in de nacht van 18 op
19 december 1737. Inmiddels werden 850 zilveren en 44 gouden munten geborgen,
waarbij 29 Nederlandse dukaten. Volgens mededeling van Steen Jensen 6), 4 van
Gelderland, 9 van Holland, 2 van West-Friesland en 12 van Utrecht.
Het relatief grote aantal Utrechtse stukken valt ook bij de Nederlandse en Oost-Europese vondsten op. In de muntschat van Kosice (afgesloten in 1682) was Utrecht
met 346 stuks, op een totaal van 1005 Nederlandse dukaten en dubbele dukaten, de
rijkst vertegenwoordigde provincie, waarbij Holland met 50 stuks maar pover afstak.
In de muntvondst van Moguilew (Rusland) bevonden zich 370 Nederlandse dukaten,
waarvan Utrecht met 135 stuks weer koploper was, gevolgd door Zwolle met 39
stuks.
64
65
vr 1700
3.834.304
7.828.588
3.673.225
2.564.070
1.504.950
2.209.570
1.010.000
Holland
Utrecht
Gelderland
West-Friesland
Zeeland
Overijssel
Friesland
totaal
53.859.898
37.626.278
7.715.865
4.354.565
1.964.710
2.892.680
Het overwicht van Utrecht ging pas verloren na 1750 toen in Holland en in Utrecht
inmiddels het getal 25 millioen was gepasseerd. De toenemende betekenis van
Rotterdam zal er wel toe hebben bijgedragen dat daarna de goud-aanmunting van
Holland die van Utrecht duidelijk overtreft, ook als men de gouden rijders daarbij
betrekt. Een meer gedetailleerde opgave van de Utrechtse aanmunting ontleende ik
aan de (gecorrigeerde) gegevens van Besier 1).
?
34.304
66.176
1.290.139
547.945
127.906
?
25.688
49.140
9.960
50.965
159.705
?
121.720
75.250
1 093 360
1.167.600
567 280
302 960
232.320
140.080
?
82.810
23.680
184.680
190.800
190.040
330.040
442.660
442.390
729.680
678.680
190 860
775.810
495.740
543.760
805.070
405.790
1.000.100
318.990
1.117.830
1.096.970
964.950
73.640
171.150
67
(jaartal 1737)
160.510
8.400
325.010
1.391.180
1.673.490
1.498.490
938.980
(Jaartal 1748) 499.310
1.032.850
201.320
500.500
532.630
1 430.310
2.101.470
730.240
143.090
9.940
187.040
(jaartal 1770)
629.930
470.960
840
80.920
643.580
623.420
52.710
589.960
1.407.140
775.600
931.420
51.135
227.150
147.315
37.626.278
68
292.180
186.655
1.386.490
1.252.160
958.930
1.799.420
1.729.770
1.276.660
1.233.750
10.216.015
Ook onder het Koninkrijk Holland werden nog dukaten van het oude Utrechtse model
geslagen:
Muntmeester G. J. L. du Marchie Servaas
9e bus 1805-1806
10e bus 1806-1807
11e bus 1808-1809
1.428.700
1.089.480
37.310
2.555.490
Zodat van de Utrechtse dukaat tussen 1586 en 1808 in totaal tenminste 50.397.780
stuks geslagen zijn.
Een intensief onderzoek van diverse openbare en particuliere collecties, aangevuld
met een speurtocht door de fotopagina's van honderden veilingcatalogi en een
bestudering van numismatische literatuur, heeft geleid tot de opstelling van de
hieronder volgende serie dukaten, gerangschikt naar jaartal en variteiten. Van de
jaren 1695 en 1698 heb ik geen exemplaren gezien en was de beschrijving onvolledig, zodat de interpunctie onzeker bleef. Om dit duidelijk aan te geven liet ik het
onbekende deel van de tekst weg.
Met opzet liet ik na het aantal pijlen in getal aan te geven; dit kenmerk is soms zo
onduidelijk, dat het slechts tot verwarring leidt. Meermalen is het aantal boven de
hand verschillend van het aantal dat eronder zichtbaar is. De bedoeling was altijd 7
pijlen af te beelden, 4 of 5 voor en 3 of 2 achter; pas later zien we alle zeven naast
elkaar afgebeeld.
Op verzoek van vele particuliere verzamelaars heb ik er vanaf gezien de stukken uit
hun collecties aan te duiden, alleen de vier grote openbare collecties werden
genoemd:
K Koninklijk Kabinet in Den Haag
N Verzameling Nederlandsche Bank in Amsterdam
U Centraal Museum Utrecht
R Kabinet 's Rijks Munt te Utrecht
69
Gaarne wil ik hier mijn dank betuigen aan de directie van deze instellingen voor de
mij gegeven gelegenheid de stukken nauwkeurig te bestuderen en in het bijzonder
ook aan de medewerkers wier geduld ik op de proef stelde en die mij steeds met
grote welwillendheid behulpzaam waren.
Bij de beschrijving van de munten heb ik ook enige aandacht besteed aan valse
stukken voor zover destijds geslagen. Met opzet heb ik de moderne vervalsingen
niet genoemd, hoewel die wel herkenbaar zijn. Het ligt niet op de weg van de
numismaat om deze vervalsers te helpen. Geheel anders ligt het met de in het
buitenland in officile munthuizen geslagen imitaties, die wel van numismatisch
belang zijn. De hieronder beschreven dukaat van 1596 (9 V) is van goed gewicht en
wel in een muntatelier gemaakt. Een derde soort vervalsingen zijn de door ordinaire
valse munters geslagen stukken met een veel te lage intrinsieke waarde. Zo zag ik
een enkele dukaat van 1620 met het omschrift CONCORDIA.RES-P-ARSORES.TRAD in
verguld zilver. In mei 1669 gaven de Staten-Generaal per plakkaat een waarschuwing tegen valse dubbele dukaten tsedert eenigejaaren herwaerts doorseeckeren
Johannis Christiaensz, Denemarker, jegenwoordig gevangen tot Amsterdam gemaeckt". Het betrof een Utrechtse dubbele dukaat van 1653 van zwaar verguld
zilver. Het stuk werd afgebeeld en isdirektte herkennen aan het verkeerde omschrift
dat eindigt op PARVECRESMR.A. Een exemplaar trof ik aan in het Kabinet van 's Rijks
Munt (hier opgenomen onder nr. 2V). Ook het Koninklijk Penningkabinet bezit zo'n
stuk. Johan Christiaensz werd nog in dezelfde maand ter dood veroordeeld en
onthoofd. Onlangs heeft Pol 4) een artikel aan deze vervalser gewijd.
De Staten-Generaal bleven waakzaam. Op 10 juni 1772 werd weer een waarschouwinge" uitgegeven. Hierin wordt gezegd dat sinds een jaar of vier in Duitsland
en elders valse gouden dukaten in omloop gebracht werden na den Muntslag van
Holland en Utrecht met het jaartal 1766 en vervolgens". Het gehalte en het gewicht
waren afwijkend, de stukken waren te hard en te bleek. Men kon ze verder herkennen aan het feit dat in de beenen, die op sommige ducaaten geboogen staan, in de
broek en pijlen van de geharnaste man weesentlijke veranderingen/geconfronteerd
teegen de goede/te ontdekken zijn en dat er ook de lofwerkjes rondsom de letters/die meede verschillen en grooter zijn als op de goede/meer zijn uitgebreid en
aan malkanderen gevoegt daar die op de egte staan gesepareert".
Deze vervalsingen zijn in Rusland geslagen evenals ettelijke latere jaartallen, tot
diep in de 19e eeuw toe. De oudste bekende Russische imitatie van de Utrechtse
slag is die van 1768; verder zijn bekend 1769,1785,1786,1788,1792,1800-1807.
In Stuttgart werden in 1812 valse dukaten met dubbel omlijnd vierkant gemaakt met
de jaartallen 1788,1795,1800 en 1802. Koperen stempel-afslagen van het stuk van
1802 bevinden zich in het kabinet van 's Rijks Munt. Of de eerste drie Hollandse dan
wel Utrechtse dukaten voorstellen is mij niet bekend.
70
71
ENKELE DUKAAT
Type I
(1586-1587)
als I, maar slordiger uitgevoerde en minder gelijkmatig verdeelde letters; het vertikale deel van de 5 helt naar achteren;
wisselend aantal pijlen (4-6), zonder lint.
(1591)
Hongaarse dukaat
Als een geheel buiten de serie vallende munt is de Hongaarse
dukaat van 1591 (nr. 4) te beschouwen. De voorzijde vertoont
de Heilige Ladislaus van Hongarije met het omschrift PATRONAX-X-VNGARIAE; de keerzijde vertoont de Maagd Maria, en
heeft als omschrift MO.NO.AVRE x-schlld-OR.TRA 91-x
Type III
(1629-1630)
Type IV
(1632-1642)
Type V
(1642-1646)
Type VI
(1647-1648)
72
in tegenstelling tot type Ml-V wederom zorgvuldig en strak getekend; de ridder draagt een duidelijke stormhoed met voor- en
achterklep; de voeten zijn verder uiteen geplaatst; punt onder
het muntteken;
Type VIII
(1674)
Type IX
(1674-1676)
Type X
(1679-1732)
geheel als VIII, maar muntmeesterteken rozet tussen de bovenbenen van de ridder.
Type XI
(1732-1733)
geheel als VIII, maar muntmeesterteken boom tussen de bovenbenen van de ridder
Nieuwe slag"
Type XII
(1739-1757)
muntteken rechts van het zwaard; pijlenbundel met twee omlaag gebogen evenwijdige linten zonder lus;
in het jaartal een Romeinse I; achter de afgekorte woorden
gewoonlijk een dubbele punt; het woord PARVAE wordt steeds
afgekort tot PAR.
Type XIII
(1757-1758)
Type XIV
(1759-1776)
Type XV
(1777-1787)
73
Type XVI
(1787-1795)
Type XVII
(1795-1805)
Type XVIII
(1806-1808)
De hierna volgende catalogus geeft de jaartallen met hun varianten aan, die ik in de
bovengenoemde openbare collecties vond, aangevuld met gegevens uit enige particuliere verzamelingen en met door foto's gestaafde exemplaren uit catalogi.
74
"1
2
Typel
Muntmeester: H. J. van DOmselaar
1586 VZ: CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES.TRA. (schild)
1587
2A
3
3A
4
'5
5A
6
7
8
8A
8B
Type II
Muntmeester: H. J. van DOmselaar
1587 VZ: CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES:TRA. (schilD)
15Q1
HRFR
1591187
1591
Type HONGAARSE DUKAAT
159?
1592
1593
1594
159W
1595
15Q5/Q3
.AN:/
.AN/.
LEG.IMP
K
KNR
LEG.IMP
K R
K R
N
N
NR
.AF/
.AD/
O)
9a
9b
9V
10
10a
11
11a
11b
12
13
14
15
16
16a
17
17a
17b
17c
18
18a
19
19a
19b
1596 Vz
Vz: CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES.TRA (schild)
1596
. CRESTRA
1596
.CRES.TRA. (rozet)
1596
De versiering van het vierkant is afwijkend, de ogen zijn te
rond; ook de ridder is anders. Dit stuk, afkomstig uit een
muntvondst, is vermoedeiijk niet te Utrecht geslagen:
Italiaanse nabootsing? uitTresana?
1597
(schild)
1597
1598
P-AR:
1598
P-AR: CRES:TRA..
CRES.TRA .
1598
1599
1600
1602
1603
1604
1604
1605
1605
_ .TRAI .
1605
. TRA. .
1605
. TRAI .
1606
. .TRA. .
1606/05
. TRAI .
1607
. TRA. .
1607
1607
LEG.IMP
KNR
. 3.445 g
KNR
MO.ORD /
MO.ORDI /
KNR
MO.ORD /
MO.ORDI /
MO:ORDI /
MO.ORDI/
NR
KNR
K
K
MO:ORDI .
MO.ORDI / .
MO:ORDI / .
MO:ORDIN/ .
BELG AD/
LEG IMP
/BEG.AD/
LEG.IMP
20
20a
20b
21
21a
21b
22
22a
23
23a
24
24a
24b
25
25a
25b
25c
26
26a
26b
^1
LEG.IMP
MO:ORDI/ .
N
K R
MO.ORDI/
MO:ORDI/
KNR
KN
K
MR
MOORDI/ .
MO:ORDI/
MO.ORDI/
MO:ORDI/
MO.ORDI/
K N
BEL.GAD/
/BELG.AD/
MO:ORD / .
00
27
27a
28
28a
29
29a
29b
30
31
32
*32a
32b
32c
32d
1622
1622
1622
1623
34
1632
1633/32
AR
VAE-TRAI .
LEG.IMP
K
K
N
33
KN
KN
35
35a
35b
35c
36
37
37a
37b
37c
38
38a
38b
39
39a
39b
40
41
42
42a
42b
42c
43
43a
1635
1636
1636
1636
1636
1637
1637
1637
1638
1638
1638
1639
1640
1641
1641
1641
1641
1642
1642
MuntmeestenN.vanDaalen
P-A-ARVAE
P-ARVAE _
ARVA
R.ES.P-A-RVAE _
RES
RVA. _
P-A-RVAE..
. R.ES.P-A-RVAE.
RES.P
K
N
LFG.IMP
LEG.IMP
MO:ORDI / PRO.VIN / .
MO.ORDI/
N
K
MO:ORDI /
KN
. RESPA-R-VAE
. RES-P-ARVAE
P-A-RVAE
MO.ORDI /
_
R
.CONCORDIA
RESPA-R-VA _
CONCORDIA. RES-P-ARVA _
RESP-A-RVAE .
RE-S-PAR. .
CRS
. /LEGFM.I
./LFG.IMP
K
R
R
LEG.IMP
N
00
43g
44
44a
44 b
44c
Type V
Muntmeester: N. van Daalen
1642 Vz: CONCORDIA. RE-S- PAR. CRS.TRA (schild)
1642
.CRES.
1642
.RESP-A-RVA. CRES.TRA (schild)
1642
1642
RES PARVA.
De tekst op vz. loopt ononderbroken door
1642
.CRFS..
1643
.RSP-A-RVA . CRES..
1643
RESP-A-RVA. CRESTRA (schild)
1643
.RESP.-A-RVA. CRES.TRA
1643
RESP-A-RVA.
45
45a
1644
1644
45b
1644
o
43 b
43c
43d
43e
43f
Muntmeester: J. Gerobulus
.RESPA-R-VAE.
LEGFM.IM
LEGEM M
LGFM.I
LEGEMI
GEGEMIM
LFGFMI
M.I
LEGEM.I
LEGFM.II
LEGE.Ml
MuntmeesterJ.Gerobulus
46
1645 Vz: CONCORDIA. RES PARVAE. CRES.TRA (schild)
geen lint.
*46a 1645
-P-VAE.
46b 1645
CRFS.
46c 1645
CRES.
46d 1645
46e 1645
-PA-RVAE .
46f
1645
46g 1645
RES P A R V A E .
46h 1645
46i
1645
RES-P-ARVA
46j
1645
RES-d-ARVA
46k 1645
(schild) CONCORDIA. RES-P-ARVAE CRES.TRA
47
1646
CONCORDIA. RES.- P-ARVAE CRES.TRA
47a 1646
(schild)
47b 1646
47c 1646
47d 1646
47e 1646
-P-ARVA
47f
1646
ARVA:
CRES.T _
47g 1646
-PARVA.
TRA
jaartal 164-6, geen lint; grove parelcirkel
47h 1646
jaartal normaal 16-46, verder als 47g
47i
1646
PARVA
co
/ LEGEMI
KNR
00
47j
47k
47m
48
1647
47I
48a
48b
1647
1647
48c
48d
1647
1647
48e
49
'49a
49b
1647
1648
1648
1648
49c
49d
50
50a
1648
1648
1649
1649
Kz:MO.ORDI
.FOFDFD/
FOEDER/
LEG.IMP
KN
LEGIMP
LEG.IMP
LEGIMP
LEG.IMP
K R
NR
Stempelsnijder: R. v. Cuylenburgh.
Kz: MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/
LEG.IMP
50b
51
51a
51b
51c
51 d
52
52a
52v
53
53a
53b
54
55
55a
56
57
57a
58
58a
58b
oo
co
LEG.IMP.
. BELG:AD/
LEG.IMP
_IEIGAD/
. BELG.AD/
LEGIMP
LEG.IMP.
IMP
IMP.
IMP
IM.P
IMP.
R
N
KN
MO ORD /
MO.ORDI/ .
MO ORDI/
MO.ORDI/ .
MO.ORD/.
MO.ORDV .
IMP
MO.ORD/
*59
59a
59b
59c
60
61
61a
61b
61c
61 d
61e
61 f
61 g
61V
62
62a
62b
62c
63
63a
63b
63c
Kz:MO.ORD/
LEG.IMP
IMP.
IMP.
IMP
MO:ORD/ .
MO.ORD/-
IMP.
MOORD/.
MO.ORD/ .
BELG.ID/
LEG.IMP
MO.ORD/ .
BELG.AD/
LEG.IMP.
N
K
N
IMP
.IMP.
IMP
64
64a
64b
64c
65
65a
66
66a
67
67a
68
69
69a
70
70a
71
71a
71b
71c
72
72a
72b
72c
co
UI
IMP.
LEG.IMP
MO.ORDI/_
MO.ORD/.
MOORD/.
MO.ORD/.
LEG.IMP.
LEG.IMP
LEG.IMP.
LEG.IMP
MOORD/.
MO.ORD/.
LEG.IMP.
LEG.IMP
LEG.IMP.
o>
73
73a
74
75
75a
1674
1674
Kz: MO.ORD/
LEG.IMP
Stempelsnijder: PietervanCuylenburgh.
CONCORDIA. RES
IMP.
Type VIII Geen binnencirkel
Muntmeester: Johan van Reyneveldt
75b
*75c
75d
1674
1674
1674
IMP
.TRA..
1674
1674
1674
1674
76
*76a
76b
76c
77
1675
1675
1675
1675
1676
KN
IMP.
.TRA
RES .
.TRA..
.IMP.
.IMP
. TRA.
RES..
RES .
. TRA..
.TRA.
.IMP.
.IMP
78.
79.
80.
81.
82.
82a
83.
84.
84a
85.
86.
87.
88.
88a
89.
89a
90.
91.
91a
91b
91c
1692
1692
1692
LEG.IMP
. IMP.
.IMP
N
K
K
KN
K
N
MOORD/.
MO.ORD/.
BELG AD/
BELG.AD/
LEG IMP
LEG.IMP
MOORD/MO.ORD/.
BELG AD/
BELG.AD/
LEG IMP
LEG.IMP
IMP.
K
K
KN
oo
CONCORDIA. RES
TRA.
CRFSTRA
HRES
oo
92.
92a
92b
92c
93.
94.
95.
95a
95b
96.
97.
98.
98a
99.
100.
101.
101a
102.
102a
102V
103.
103a
104.
104a
*105.
LEG.IMP.
.IMP
MO.ORD /
MO ORD /
NR
IMP.
/LEG IMP
MO.ORD /
/LEG.IMP.
IMP
K
KN
MO.ORD./ .
MO O R D / .
MO:ORD/.
MO.ORD / .
KN
_ /IOEDER/ RIICAD /
. FOEDER/ BELG AD
/BELG.AD/
PROVIN./.
IEGIMP
LEG.IMP
LEG IMP
106.
106a
107.
107a.
107b
108.
108a
108b
109
109a
109b
109c
109d
110.
110a
111.
112.
112a.
113.
114.
115.
116.
116a
117.
oo
CO
Kr. MOORD/
MO ORD/
. /BELG AD/
Stempelsnijder: P. van Cuylenburgh.
MO.ORD/
/BELG.AD/
MO ORD/
/BELG.AD/
MO.ORD/
/BELG.AD/
MOORD/
/BELG AD/
/BELG.AD/
LEG.IMP
LEG IMP.
LEG IMP
LEG IMP
K R
N
LEG.IMP.
LEG.IMP
LEG.IMP.
LEG IMP
LEG.IMP
LEG IMP.
LEG IMP
LEG.IMP
LEG.IMP
MO.ORD/
MO ORD/
MO.ORD/
MO ORD/
MO.ORD/
LEG IMP.
KN
KN
K
K
./BELG AD/
K R
LEG.IMP
LEG IMP
K
.LEG.IMP
.LEG IMP
/BELG AD/
. /BELG.AD/
LEG.IMP
. LEG IMP
U
K
K
K
K
K
K
K R
.LEGIIMP
MO ORD/ .
. /BELG AD/
LEG IMP
K
K
KN
K
K
K
132.
133.
134.
134a
135.
136.
136a
137.
138.
139.
140.
141.
142.
CO
1739
1740
1741
1741
1742
1743
1743
1744
1745
1746
1747
1748/47
1749
PAR:.
PAR.
PAR: .
LEG IMP
KN
K
LEG.IMP.
R
R
K
K R
K
R
R
K R
N
KNR
CD
LEG.IMP.
KNR
K
KN
N
KNR
KNR
NR
R
KN
Stempelsnijder:J.C.Marm
KNR
Ass. Stempelsnijder: J. W. Marm
KNR
KNR
R
KNR
N
N
N
158.
159.
169.
169a
170.
171.
172.
173.
CD
1777
1777
1778
1779
1780
1781
K
KN
Stempelsnjjde:: J. W. Marm
NR
KN
KN
NR
N
.piedfort
N
N
K R
_ 4-voudig
piedfort
_ 6-voudig
piedfort
168b 1776
Type XV Ridder met normaal geplaatste elleboog; Romeinse I in hetjaartal
Muntmeester: C. F. Wesselman
PAR. CRES.
proefslag of vierkant plaatje, als nr. 169, messing
LEG. IMP.
Stempelsnjjde:: J. W. Marm
KNR
K
KNR
KN
KNR
KNR
174.
175.
176.
177.
177v
178.
178v
179.
Stempelsnijder: J. W. Marm
Kz: MO:ORD:/ PROVIN:/ FOEDER.7 BELG.AD /
LEG. IMP.
KN
N
K
NUR
KNR
KNR
180.
180v
181.
182.
183.
184.
184v
185.
186.
187.
1788
1788
1789
1790
1791
1792
1792
1793
1794
1795
KNR
Russische vervalsing, met te lang zwaard
KN
KNR
KNR
KNR
Russische vervalsing, met te lang zwaard
NR
KNR
NR
co
UI
Stempelsnijder:H.deMeyer
afslag Vz. en Kz. op vierkant messing plaatje
K
K
KNR
K
KNR
KNR
KNR
KN
KNR
KNR
KNR
KNR
N
co
05
198.
199.
200.
200a
1806
1807
1808
1808/7
Koninkrijk Holland
Type XVIII
Andere ridder, de voorzijde van het linker been en de romp lopen in n
lijn door.
Muntmeester: G. J. L. du Marchie Servaas
Stempelsnijder: H. de Meyer
CONCORDIA RES-PAR:CRES:TRA (schild)
Kz: MO:ORD:/ PROVIN / FOEDER / BELG AD /
LEG.IMP.
KNR
KN
KNR
Evenals bij mijn vorige artikelen over de Utrechtse munten, heb ik ook nu getracht de
oorzaak op te sporen van de veranderingen in de munt.
Type I komt overeen met de Hollandse dukaat en is het werk van de stempelsniidergeneraal Gerard van Bylaer uit Dordrecht.
Type II dankt zijn ontstaan aan de werkzaamheid van de Utrechtse stempelsnijder
Nicolaas van de Vogelaer; deze tracht het voorbeeld zo goed mogelijk te volgen.
De Hongaarse dukaat is alleen in 1591 geslagen in 34.304 exemplaren, waarvan er
3 teruggevonden zijn. Het stempel is van N. v.d. Vogelaer.
Type III (overgang tussen type II en IV) is het werk van Arent van Nyevelt, die lang als
assistent onder de vorige stempelsnijder in dienst was. Hij maakt voor het eerst een
lint aan de pijlenbundel. Met hem werkt sinds 1634 als assistent Frederik van Vloock.
Type IV vertoont een slordigheid, die zijn weerga niet kent onder de Utrechtse
stempels. Dit hebben we destijds ook bij de leeuwendaalders al gekenmerkt als het
werk van Frederik van Vloock. Hij verandert het omschrift door het woord PARVAE
voluit te schrijven. Aan wiens initiatief deze verandering te danken is weet ik niet.
Ook in Gelderland en Overijssel verandert in 1634 PAR in PARVAE. Arent van Nyevelt
is ziekelijk en moet veel overlaten aan zijn assistent. In 1641 zien we voor het eerst
woorden met de letters retrograad (NIVORP in plaats van PROVIN) en op het stuk nr.
42a lezen we BELGIA, als voorproefje van wat Van Vloock straks consequent zal
doen. In 1642 worden nog 2 stempels met de afkorting PAR. gevonden.
Op 16 maart 1642 ontvangt Van Vloock zijn commissie als ijzersnijder. Vermoedelijk
is hij sinds 1634 al als assistent werkzaam geweest bij Van Nyevelt. De benoeming
van de assistenten is echter niet in de Commissieboeken te vinden.
Type V komt geheel voor de verantwoordelijkheid van Frederik van Vloock Hij tracht
op de keerzijde de laatste 2 regels te veranderen in BELGIA AD/LEGEM IM wat op
wisselende manieren mislukt Nog twee maal zien we retrograde woorden nmaal
een verkeerd verdeeld jaartah soms wordt een letter gewoon vergeten en veel letters
zijn verminkt Vermoedelijk liet Van Vloock veel over aan zijn personeel interesseerde het werk aan de munt hem maar weinig (hij was in die tijd deken van het
Utrechtse goudsmidsgilde) en heeft hij ook daarom eind 1646 zijn ontslag genomen.
Op 14 januari 1647 wordt als zijn opvolger benoemd Roelof Wolfertszoon van
Cuylenburgh
Type VI. Diens dukaat is veel fraaier uitgevoerd met regelmatig geplaatste letters.
Nr. 48, met de keerzijde nog van zijn voorganger, is een hybride.
Zoals we ook bij de andere Utrechtse munten zagen heeft Roelof een voorkeur voor
de gladde binnencirkel. Hij laat deze voorkeur al gauw merken, dit is het voornaamste verschil tussen type VI en VII.
Type VIII is verklaarbaar door het optreden van Pieter van Cuylenburgh, die zijn
vader opvolgt na diens dood (25 augustus 1673). Hij gebruikt eerst nog stempels van
zijn vader, maar laat daarna de binnencirkel weg, hetgeen we ook-zagen op de
rijksdaalders, zilveren dukaten en leeuwendaalders die hij sneed. In 1674 wordt Mr.
Adriaen van der Heyde benoemd tot muntmeester en hij voert als eerste in Utrecht
een eigen teken, het paaslam. Dat is de oorsprong van type IX. Als hij in 1677 ontslag
neemt is er nog geen opvolger, in 1678 blijft de betrekking vacant en wordt er niet
gemunt. Pas in 1679 wordt Johan van Romond aangesteld die een rozet als
muntmeestersteken voert en zo aanleiding geeft tot type X Na zijn dood op 26
februari 1710 krijgt zijn zoon Sibertus de opvolging maar in de dukaten verandert
niets De stempelsnijder Pieter van Cuylenburgh sterft 2 augustus 1719 en wordt
97
opgevolgd doorzijn zoon Roelof. Deze is duidelijk minder bekwaam dan de vaderen
grootvader. Zijn letters en muntteken zijn slordiger, maar de verschillen zijn te gering
om van een ander type te spreken.
Type XI. Anders wordt het als Sibertus op 3 maart 1732 overlijdt. Zijn zoon Johan is
pas 17 jaar en te jong om op te volgen. Daarom wordt naar een ander uitgekeken en
op 20 maart 1732 wordt Hendrik Maurits Eyk aangesteld. Als muntmeestersteken
laat hij een boompje plaatsen, ontleend aan zijn familiewapen dat in het onderste
deel van het veld drie bomen vertoont. Zo ontstaat weer een nieuw type, dat zich
overigens niet onderscheidt van type X. Op 10 september 1734 wordt hem op eigen
verzoek ontslag verleend en met ingang van diezelfde datum wordt de nu net 20
geworden Johan van Romond benoemd. Deze huwt op 29 oktober 1736 met Alarda
Comelia van Romond dochter van Diderik en Elisabeth Waterman. Zijn muntaktiviteit was gering. Zijn enige dukaat, van 1735, is weer geheel van type X.
Type XII. In 1738 was Johan Ernst Novisadi benoemd. Hoewelzijn broer, muntmeester in Gelderland, wel een muntmeestersteken voerde, heeft Johan Ernst hiervan
afgezien en ook de latere muntmeesters volgden voortaan dit Hollandse en
Utrechtse gebruik.
Bovendien had de als stempelsnijder onbekwame Roelof van Cuylenburgh in 1737
zijn ontslag als stempelsnijder gekregen en de Staten van Utrecht benoemden in
1738 Cornelis van Swinderen tot zijn opvolger.
Men - naar ik aanneem de muntmeester - besloot nu de nieuwe muntslag aan te
passen aan de in Holland al in 1672 ingevoerde Nieuwe slag". Dit type XII blijft
bestaan tot 1757, als Van Swinderen overlijdt. Eerst wordt dan Lorenz Natter
benoemd (op 1 aprilr, mmar deze kreeg gl hetzelfde jaar op eigen verzoek ontslag (5
oktober 1757).
De dukaat van type XIII werd door mijn vader (Van der Wiel 8) toegeschreven aan
deze stempelsnijder. Als dit juist is, moeten de opvolgers, Johann Conrad Marm en
diens zoon Johann Wilhelm, duivelskunstenaars geweest zijn in het imiteren. Het
lijkt mij waarschijnlijker dat type XIII van de hand van Johann Conrad Marm is, die in
oktober 1757 in Utrecht begint te werken. Hij neemt zijn zoon mee als assistent.
Het type XIV is waarschijniijk al door de zoon gemaakt, want als vader in 1763 naar
Kleef vertrekt verandert er in het stempel van de dukaat niets totdat in 1777 een
andere ridder verschijnt. Dan verbetert Johann Wilhelm de stand van de rechter arm
en ontstaat type XV. Waarom hij dan overgaat van een Arabische 1 op een Romeinse I in het jaartal wordt niet duidelijk, op de andere Utrechtse munten gebeurt dit
niet.
Type XVI is ook van zijn hand en is weer een verbetering van het vorige type.
Bij type XVII zien we andere letters, die ik in mijn artikelen over de dukatons en
zilveren dukaten al heb gekenmerkt als het handschrift van H. de Meyer. Het
gemakkeiijkst is dit lettertype te herkennen aan de veel dikkere en gebogen eindhaal
van de R.
Veel hierop lijkt type XVIII. In 1806 verandert De Meyer de tekening van de ridder,
maar verder vertoont de munt nog steeds alle kenmerken van dezelfde stempelsnijder, ook in de plaatsing van de klinknagels op het harnas. In 1795 werd Marm
ontslagen (om politieke redenen). Hij wordt weliswaar weer in zijn ambt hersteld
naast De Meyer, maar maakt geen stempels meer voor de dukaten.
98
DUBBELE DUKAAT
Bij de ordonnantie van 1606 aangaande de gouden munten werd bepaald dat men
ook dubbele dukaten mocht slaan. Paragraaf 6 van de ordonnantie luidt:
Noch eenen dubbelden Nederlantschen Ducaet van vijf en dertig stukken in de
snede, ende drie en twintig caraten acht greynen fijn gouts inde alloye int Troysche
marq werks, ter remedie van eenen engelsche inden ghewichte ende van een greyn
fijn gouts inden alloye int Troysche marq werk voorsz., die cours ende ganck hebben
zal tot seven gulden ende twaelf stuyvers".
In modern nederlands uitgedrukt betekent dit dat een speling van 0.6% werd toegestaan op het wettelijk gewicht van 7.02 gram, en een speling van 0.3% op het
wettelijk gehalte van 986%. goud.
De belangstelling voor de dubbele dukaat bleef voorlopig gering. In 1607 wordt in
Overijssel een proef op dubbel gewicht geslagen. In 1612 volgt dan een kleine
aanmunting in Friesland. Pas in 1645 begint in Holland de aanmaak van dubbele
dukaten, in 1646 gevolgd door Zeeland. Utrecht begint in 1652, vier jaar later
Gelderland. West-Friesland was de hekkesluiter, met een emissie in 1684. De
steden Kampen, Zwolle en Deventer sloegen tussen 1650 en 1666 ook dubbele
dukaten, maar dan op naam van de Duitse keizer.
Fig. 1
,
aantallen
MuntvondstKosice(1679)
MuntvondstMoguilew(1675)
99
Dat tegen het einde van de 80-jarige oorlog opeens wel belangstelling voor de
dubbele dukaat bestaat is te verklaren uit de toentertijd relatief lage prijs van het
goud ten opzichte van het zilver. Er ontstond een grote export van gouden dukaten
naar Noord- en Oost-Europa. De samenstelling van twee grote dukaten vondsten
die van Moguilew (in West-Rusland) en die in Kosice (in Tjechoslowakije) spreken
duidelijke taal. In figuur 1 heb ik de aantallen nan de enkele n dubbele eederlandse
dukaten van beide vondsten per jaar opgeteld en in een grafiek qegeven We zien bij
beide vondsten een scherp stijgende kromme die in 1644 beqint een hoge piek
heeft in 1649 en in 1653 weer terug is op het,uitqangspunt Na 1730 worden de
dubbele dukaten voor de export niet meer gevraaqd en beperkt men zich tot enkele
dukaten
Ook de dubbele dukaat had geen vaste koers; in 1608 gold hij acht gulden, in 1615
twee stuivers meer, in 1653 Fl. 9,50, steeds afhankelijk van de goudprijs.
De voorzijde vertoont steeds dezelfde beeldenaar als de enkele dukaat, namelijk
een staande geharnaste man van rechts gezien; in de rechter hand een zwaard, in
de linker hand een pijlenbundel. In het omschrift staat achter de zinspreuk van de
Republiek CONCORDIA RES PARVAE CRESCUNT de afgekorte provincienaam.
De keerzijde vertoont een met lofwerk omgeven vierkant, waarbinnen in vijf regels
MO.AVR/PROVIN/CONFOE/BELG.AD/LEG.IMP (Moneta aurea provinciarum confoederatarum Belgicarum, gouden munt van de Verenigde Nederlandse Provincin).
Merkwaardigerwijs verschilt deze tekst met die op de enkele dukaten, waar het
opschrift begon met MO.ORDI. Sinds 1739 vertoont ook de dubbele dukaat dit opschrift, zulks in navolging van Holland waar al in 1716 de dubbele dukaat hetzelfde
opschrift kreeg als de enkele. Ook in Gelderland, Zeeland en West-Friesland bestond aanvankelijk dit verschil in tekst.
Toen de dubbele dukaat zijn bestemming als export- en circulatiemunt verloor, zo
omstreeks 1740, en ondertussen een nieuwe munttechniek leidde tot de veel fraaiere geschroefde munten, kreeg de dubbele dukaat een heel andere funktie, namelijk
die van geschenk- en pot-munt, te vergelijken met nieuwjaarspenningen als bijvoorbeeld de geliefde gouden scheepjesschellingen.
Het zijn dan voornamelijk de Utrechtse en Hollandse munt die de aanmaak voortzetten.
De langste serie is die van Utrecht. Een overzicht van de totale slag in de verschillende provincies vindt men in onderstaande tabel, (tabel 3).
Daarna volgt een beschrijving van de bekend geworden dubbele dukaten, met alle
waargenomen varianten. Vooral in de achttiende eeuw is die variatie minimaal, ten
dele veroorzaakt door het geringe aantal bewaard gebleven stukken, maar zeker
ook doordat er steeds kleine hoeveelheden geslagen werden en men geen stempels
behoefde te vernieuwen.
Van de jaren 1660, 1694, 1695 en 1696 heb ik geen exemplaar gezien, maar het
bestaan wordt door betrouwbare bronnen vermeld. Ik heb van deze jaartallen geen
volledige gegevens over de interpunctie en liet de tekst daarom weg.
De stempels van Van Swinderen (nr. 28 - nr. 47) hebben op de keerzijde soms de
interpunctie vrijwel opgenomen in de rechter zijde van het vierkant, zodat op het
eerste gezicht de schijn gewekt wordt dat een dubbele punt of punt ontbreekt.
100
9 x
1660
1 X
2
3
4
5
6
7
a
9
1670
1
2
3
4
5
6
7
8
1680
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1690
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1700
X
X
X
X
X
X
X
X
X
1701
2
X
X
4
5
6
7
8
9
1710
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1720
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1730
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1740
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1750
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1760
X
X
X
X
X
X
X
X
X
101
Type III
1739-1758
Type IV
1759-1760
als type III, maar andere ridder, gemakkelijk te herkennen, doordat nu tussen het zwaard en de banden over bovenarm en schouder geen klinknagels te zien zijn; de tekening is als die op de
enkele dukaat van Type XIV.
Aan de pijlenbundel 2 divergerende linten; andersgevormde letters (A van boven afgeschuind en R met strakke onderhaal);
Arabische 1 in het jaartal; uit het voetstuk kteken twee eraspollen
met respectievelijk 3 en 4 sprietjes omhoog. Op de keerzijde
dezelfde letters; andere versiering rond het vierkant, de schelp is
groter en grof geschulpt en de onderkant is verborgen achter een
waaiervormig ornament. Muntteken aan de zijkanten ingebogen.
Type V
1761 -1795
grotendeels gelijkend op type IV, maar de ridder draagt de elleboog iets hoger; aan de pijlenbundel weer twee evenwijdig gebogen linten (als bij type III); het voetstuk vertoont twee graspollen
van ieder drie sprietjes.
Type VI
1795-1801
102
103
o
1.
2.
3.
3a.
3b.
3c
3d
3e
3V
4.
Ma
4b
4c
4d
4e
5.
5a
5b
6
6a
7
7a
8
9
A9
TypeI
MuntmeestenJ.Gerobulos
1650 Vz: CONCORDIA.RES.-PAR-VAE CRES.TRA- (schild)
1652
. TRA
1653
VAE.
1653
1653
TRA
1653
1653
VAE
. TRA. .
CONCORDIA.
1653
CONCORDIA RES-.PAR-VAE CRES:IR.A.
1653
CONCORDIA.RES.-PAR-VAE.CRES.TRA.
1654
1654
TRA
1654
CONCORDIA.
1654
VAE
. TRA. .
CONCORDIA
1654
.TRA .
.CONCORDIA.
1654
VAE.
. TRA. .
1655
1655
CRES
CONCORDIA.
VAE CRES.
1655
VAE
1656
.CONCORDIA.RES-.PAR1656
1657
RES.-PAR1657
TRA
1658
RES
1659
RES..
1660
zou door de heer J. Schulman eenmaal gezien zijn
Stempelsnijder: R. v. Cuylenburgh
Kz: MO.AVR / PROVIN / CONFOE/ BELG.AD /
MO.AVR7
LEG. IMP. K
NU
MO.AVR /
MO.AVR /
MO.AVR /
MO AVR /
MO.AVR./
MO.AVR /
K
/BELG A D / LEG IMP.
/
/
IMP K
BELG.AD/ LEG.IMP.
K
R
MO.AVR./
MO.AVR /
MO.AVR./
MO.AVR /
N
N
11.
11a
11b
12
13.
13a.
14.
15.
16.
Type II
Muntmeester: J. van Romond
1683 Vz: CONCORDIA.RES.-PAR-VAE.CRES.TRA-scchild)
1683
1683
1688
.RES-.
1690
TRA.1690
1691
1692
. TRA
1693
Alleen bekend als piedfort
MO.AVR./
LEG.IMP.
LEG.IMP.
/LEG.IMP
/LEG:IMP
/LEG.IMP
K
N
K
/LEG IMP.
MO.AVR / .
./LEG.IMP.
vj
17.
18.
19.
20.
21.
21a
22
22a
*23.
24.
25.
26.
27.
28.
Kz: MO.AVR /
MO.AVR /
PROVIN / CONFOE/ .
LEG.IMP
LEG IMP.
LEG.IMP.
. LEG.IMP
_ LEG.IMP.
_ LEG.IMP
R
KN
K
K
LEG IMP
N
KN
LEG.IMP.
29.
29a.
30.
31.
31a
31b
32
33.
*34
35.
36.
37.
38.
O
"Ni
Type III
MuntmeestenJ.E.Novisadi
Vz: CONCORDIA. RES.- PAR: CRES:TRA-((schild)
CONCORDIA RES
CONCORDIA. RES
CONCORDIA RES
1739
1739
1740
1741
1741
1741/40
1742
1743
1744
1745
1746
1747
1748
LEG:IMP.
N
K
N
/BELG.AD / .
. /BELG:AD / .
. /BELG.AD / .
K U
N
KN
N
N
N
KR
39.
40.
41.
42.
43.
44.
44a
45
45a
46.
47.
48.
*49.
50.
Type IV
Muntmeester:J.E.Novisadi
1759 Vz: CONCORDIA RES-PAR: CRES:TRA.-(schild)
1760
Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /
LEG:IMP.
/BELG:AD / .
NR
K
K
/BELG.AD / .
/BELG:AD / .
/BELG.AD / .
/BELG:AD / .
N
N
N
KN
/BELG.AD / .
Stempelsnijder:J.C.Marm
Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /
LEG.IMP.
KN
51.
52
53.
54.
55.
56.
57.
58.
59.
60.
61.
62.
63.
CO
TypeV
Muntmeester: J. E. Novisadi met zijn zoon
J.Chr.Novisadi
1761 Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schild)
1762
Muntmeester: J. E. Novisadi met zijn zoon
J.Chr.Novisadi
1763
1764
1765
Muntmeester: J. Chr. Novisadi
1767
1768
1769
Muntmeester: J.G.Holtzhey
1771
1772
1774
1775
1776
Stempelsnijder:J.W.Marm
Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /
LEG.IMP.
R
KN
StempelsnijdenJ.W.Marm
NR
StempelsnijdenJ.W.Marm
StempelsnijdenJ.W.Marm
N
64.
65.
66.
67.
68.
*69.
70.
71.
72.
73.
74.
75.
76.
77.
Muntmeester: C. F. Wesselman
1778 Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schild)
1779
1780
1781
Muntmeester: Joh. S. van Naamen
1782
1784
1785
1786
1787
1788
1789
1790
1791
1792
StempelsnijdenJ.W.Marm
Kz: MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /
LEG.IMP.
K R
N
K
Stempelsnijder: J. W. Marm
KN
N
KNR
NR
K
KN
N
KN
NU
78
79
80
"81
82
83
84
85
86
Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /
LEG.IMP.
N
N
Stempelsnijder: H. deMeyer
K
R
N
StempelsnijderH. deMeyer
KN
KN
KN R
KNUR
w
86a
87
88
89
90
91
92
93
Type VII
Muntmeester: G. J. L. du Marchie Servaas
1801 Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schild)
1802
1803
1804
1805
Arabische 1 i i hetjaartaa
Koninkrijk Holland, 1806-1810
Type VIII
(ridder als bij type XVIII van de enkele dukaat)
1806
1807
1808
StempelsnijdenH.deMeyer
Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /
LEG.IMP.
KN
KN R
KN
KN R
./FOEDER /
KNUR
KN
KN R
113
Literatuur
1 L. W. A. Besier, De Muntmeesters en hun muntslag in de provinciale en
stedelijke munthuizen van de Republiek der Vereenigde Nederlanden
en de Bataafsche Repubiiek, Utrecht 1890 (herdruk 1972)
2 H. Enno van Gelder, Munthervorming tijdens de Republiek, Amsterdam
1949
3 E. Nohejlova-Pratova, Le Trsorde Kosice, Praag 1948
4 A. Pol, Een valse munt en een valse munter, De Beeldenaar 1,1977, p.
33
5 B. R. Rnning, Et funn av mynter blant vrakrestene etter den Hollandske
ostindiafareren Akerendam, forlist ved Runde i 1725, Nord. Numism.
Arsskrift 1973-1974, p. 68-115
6 J. Steen Jensen, Monterne fra Ostindiefareren Wendela", forlist ved
Shetlandsoerne 1737, Nord Numism. Arsskrift 1973-1974, p. 31
7 A. van der Wiel, Valse Nederlandse dukaten, JMP 39,1952, p. 41 -59
8 A. van der Wiel, Valse Nederlandse dukaten, JMP 43, 1956, p. 58-67
9 A. van der Wiell Munten als nieuwjaarspenningen geslagen, JMP 41,
1954, p. 19-26
10 H. J. van der Wiel, Drieguldens, guldens en halve guldens van Utrecht,
JMP 47, 1960, p. 59
11 H. J. van der Wiel, Dukatons en halve dukatons van Utrecht, JMP 48,
1961, p. 43-57
12 H.J. van derWiel, Leeuwendaalders van UtrechWMP 51,1964, p. 1-16
14 H. J. van der Wiel, Rijksdaalders van Utrecht, JMP 52/53,1965/1966, p.
14-28
15 H. J. van der Wiel, De Utrechtse daalders, JMP 55, 1968, p. 44
16 H. J. van der Wiel, De gouden rijders van Utrecht (1606-1644), JMP
56/57, 1969/1970, p. 49-62
114
plaat 20
/^-^AskG
75
205
plaat 21
rl* 4ak%%
76 o
105
129 o
SZ&j&Ai
Mf^i.
''<yg%0y
147
154
174
i/XKfc
M\
187
190
/'irlcWIN:
'->
31
f <? HC.&-A.O _
" i r
206
a o
.'
jtf/
198
plaat 22
-firr^
~^MM^
207