Você está na página 1de 59

JAARBOEK

VOOR
MUNT- EN
PENNINGKUNDE

62-64
1975-1977

KONINKLIJK NEDERLANDS GENOOTSCHAP


VOOR MUNT- EN PENNINGKUNDE
AMSTERDAM

DUKATEN EN DUBBELE DUKATEN VAN UTRECHT


door dr. H. J. van der Wiel

De Nederlandse dukaat werd in 1586 (bij plakkaat van 4 augustus) onder het
landvoogdschap van Leicester ingevoerd, gelijk met een zilveren reaal met de
daarvan afgeleide onderdelen en een zilveren rijksdaalder op rijksvoet. Het besluit
van de Staten-Generaai had de bedoeling de eenheid in het muntwezen te herstellen. Alle munten kregen het devies van de Unie van Utrecht, CONCORDIARESPARVAE
CRESCUNT, ze zouden door alle provincies geslagen worden. De stempels zouden
gemaakt worden door n stempelsnijder-generaal voor de gehele Unie. Van dit
laatste is niet veel terechtgekomen. Al na 1 of 2 jaar nemen de plaatselijke etsmpelsnijders het werk van Gerard van Bijlaer weer over.
De voorzijde vertoont een staande geharnaste ridder, met in de rechter hand een
geschouderd zwaard en in de linker hand een pijlenbundel, het jaartal in het veld,
gescheiden door de ridder. Als omschrift zien we het hierboven vermelde devies,
gevolgd door de afgekorte provincienaam en het muntteken. Deze voorzijde is
duidelijk genspireerd door de Hongaarse dukaat met de figuur van St. Ladislaus,
een zeer populaire munt in de Duitse landen.
De keerzijde is origineel Nederlands. Nuchter en zonder veel fantasie vinden we in
een eenvoudig versierd vierkant een vijfregelige tekst:
MO.ORDI/PROVIN/FOEDER/BELG. AD/LEGI IMP.

waarvan de nederlandse vertaling luidt: munt van de Verenigde Nederlandse Provincin volgens de Rijkswet. Toen de Nederlandse dukaat in de Duitse landen en in
Oost-Europa een grote opgang bleek te maken, werd dit voorbeeld door allerlei
munthuizen gemiteerd (bijvoorbeeld op de dukaten van Mansfeld-Bornstedt
(1638-1656), van Frankfort (1638-1646), van Orange (1645), op verschillende Italiaanse dukaten, Florence (1675), en later ook op dukaten in het Zwitserse Obwalden
(1726), Polen (1766), Hamburg (vanaf 1776, ook dubbele dukaten), Denemarken
(1791, 1792) en Rusland (1796).
Het wettelijk gewicht was 70 in Troois mark, ofwel 3,51 g, en het gehalte 23 karaat 8
grein ofwel 0,986. Deze muntvoet gaat terug op die van het Duitse Rijk, zoals in 1559
door de keizer was bepaald. De stukken hadden geen vaste koers, in 1586 golden ze
68 stuiver, geleidelijk is de waarde gestegen tot ongeveer 100 stuiver.
De rol van de dukaat in de binnenlandse circulatie was na ongeveer 1630 van weinig
betekenis, het naar verhouding steeds goedkopere zilver deed de goudprijs relatief
stijgen en verdrong de gouden munten uit de omloop. Bovendien was de Zuid-Nederlandse Albertijn sinds 1600 hier de markt gaan overstromen en door hun mindere
intrinsieke waarde werden ze al snel het meest circulerende goudstuk in ons land.
De aanmaak van gouden rijders werd dan ook gestaakt, maar de dukaat werd een
exportmunt die in groten getale naar onze oostelijke buren werd uitgevoerd en ook in
Scandinavi, Polen en Rusland gaarne werd aangenomen. In die landen zijn dan
ook veel Nederlandse dukaten gevonden in muntvondsten, soms in grote aantallen,
zoals bijvoorbeeld in de later besproken schatvondsten van Moguilew en Koice. De
grote populariteit leidde er zelfs toe dat in Rusland en Duitsland in de 2e helft van de
18e eeuw bedriegelijke imitaties werden geslagen door de overheid. Mijn vader
wijdde aan deze valse dukaten enige artikelen (Van der Wiel, 78 )..

63

Dat de nederlandse dukaat ook in het Middellandse Zee-gebied een geliefde en veel
gebruikte munt is geweest wordt duidelijk uit het voorkomen van nabootsingen uit
ettelijke Italiaanse munthuizen als Correggio (1601), Bozzolo (1661), Desana
(1603), Maccagno (1622), Messerano (1598), Piacenza (1601), Retegna (1686, ook
dubbele dukaten) en Tassarolo (1611, 1612).
Nederlandse muntvondsten leverden betrekkelijk weinig dukaten op. De schat van
Serooskerke, afgesloten in 1622, bevatte 64 Nederlandse dukaten (naast 3 stedelijke en 20 van het Hongaarse type) op een totaal van 1150 goudstukken. Samen met
11 andere vondsten, verborgen tussen 1602 en 1650 (Erp, Renesse, Moergestel,
Leiden, Rozendaal, Monnikendam, Zwijndrecht, Neeritter, N.Brabant en Maashees)
telde ik op een totaal van 2250 goudstukken slechts 238 Nederlandse dukaten en
370 gouden rijders. In latere vondsten hier te lande vindt men slechts sporadisch een
dukaat.
De gouden dukaten werden ook in grote hoeveelheid uitgevoerd naar Oost-lndi,
Ceylon, Malakka, en de Kaap-Kolonie. De archieven van de V.O.C. vermelden vele
grote geldtransporten. Zo is bijvoorbeeld bekend dat in 1724 de Heren XVII besloten
een bedrag van Fl. 6.500.000,- naar Batavia te sturen en nog Fl. 419.000,- naar
Ceylon. De munten, gedeelteiijk gouden dukaten, gedeelteiijk Nederlandse en
Spaanse zilverstukken, werden in kisten verpakt en veiligheidshalve onder vijf
schepen van de vloot verdeeld. Op 17 januari 1725 voeren ze weg van Texel. Een
van de vijf, de Akerendam", verging op 7 maart voor de Noorse kust. Vijf kisten
konden nog gered worden, de rest verdween naar de bodem van de zee. In 1972
werden uit dit wrak 56.433 munten geborgen, overigens nog maar 3,3% van de
Fl. 230.851,- die het schip had geladen. Onder deze munten bevonden zich 6570
dukaten, die door Rnning s) als volgt werden gespecificeerd:
Gelderland
1715(1)
Holland
1715(14)
West-Friesland
1716(1)
Utrecht
1710 (1), 1715 (1), 1717 (47) en 1724 (6505).
Bovendien werden nog 4 dubbele dukaten geborgen: Gelderland 1715 (2) en
West-Friesland (2).
Uit het wrak van het V.O.C.-schip De Liefde", vergaan in 1711, kwamen 23
Utrechtse dukaten van dat jaar tevoorschijn. Maar niet alleen in Nederlandse schepen werden dukaten naar het Oosten vervoerd. In 1971 werd bij de Shetland
Eilanden het wrak gevonden van de Wendela", welk schip behoorde aan de
Deense Aziatische Compagnie. Het verging met man en muis in de nacht van 18 op
19 december 1737. Inmiddels werden 850 zilveren en 44 gouden munten geborgen,
waarbij 29 Nederlandse dukaten. Volgens mededeling van Steen Jensen 6), 4 van
Gelderland, 9 van Holland, 2 van West-Friesland en 12 van Utrecht.
Het relatief grote aantal Utrechtse stukken valt ook bij de Nederlandse en Oost-Europese vondsten op. In de muntschat van Kosice (afgesloten in 1682) was Utrecht
met 346 stuks, op een totaal van 1005 Nederlandse dukaten en dubbele dukaten, de
rijkst vertegenwoordigde provincie, waarbij Holland met 50 stuks maar pover afstak.
In de muntvondst van Moguilew (Rusland) bevonden zich 370 Nederlandse dukaten,
waarvan Utrecht met 135 stuks weer koploper was, gevolgd door Zwolle met 39
stuks.

64

De exploitatie van nieuw ontdekte goudmijnen in Brazili, omstreeks 1708, gaf


Portugal de kans grote hoeveelheden goud naar de rest van Europa te exporteren.
De goudprijs daalde, en de oude dukaten, vaak sterk gesleten en gesnoeid, kwamen
weer tevoorschijn. In 1749 werd bepaald dat de dukaat voortaan van een kabelrand
moest worden voorzien. De omloop van te lichte dukaten werd verboden, het publiek
kon ze inwisselen bij de overheid, die het verlies droeg. Het binnengekomen goud
werd toen gebruikt voor de aanmunting van gouden rijders, met een vaste koers van
Fl. 1 4 , - .
Van Gelder heeft erop gewezen dat het vermunten van goud voor de muntmeester
niet onvoordelig was. Kooplieden wisten bij het inleveren van goud bij de onderling
concurrerende muntmeesters een kleine provisie te bedingen (1/4-7/8%). Omdat
dit leidde tot bezuiniging op de lonen van het muntpersoneel, slechtere afwerking
van de stukken en in enkele gevallen tot geknoei met gewicht en gehalte, werd eveneens in 1749 - deze provisie verboden. De goudhandel bracht het aanbod toen
over naar buitenlandse munthuizen. Dit was zo fnuikend voor onze dukaten-export,
dat het verbod in 1751 weer ingetrokken werd, zij het ook officieel tijdelijk opgeschort".
Nog in 1760 kon het publiek de oude ongerande dukaten gebruiken voor het betalen
van belastingen, schoon dezelve alleen tot Penningen van Commercie moeten
dienen". De ontvangers namen ze aan voor Fl. 3 3 6 , - het mark (verminderd met een
provisie) en ze moesten de stukken dan voor deze prijs aan de muntmeester in hun
provincie afleveren. Omdat er 70 nieuwe dukaten in een mark gaan was de koers van
een dukaat toen dus Fl. 5:4:5V2 of in moderne termen Fl. 5,23.
De processen-verbaal van de muntbusopeningen vermelden slechts het totaal van
dubbele en enkele dukaten, zodat we wel een beeld krijgen van deze goudaanmunting, maar gn inzicht in de verhouding van enkele tot dubbele dukaten. In de 18e
eeuw worden de dubbele dukaten meestal zelfs niet genoemd.
A. van der Wiel 9) heeft in zijn artikel over munten als nieuwjaarspenningen geslagen
erop gewezen dat ook gangbare munten in de 2e helft van de 18e eeuw als
nieuwjaarspenningen geslagen werden in de laatste 2 maanden van het jaar, met
het jaartal van het volgend jaar. Zo werd de scheepjesschelling van 1794 tot een
totaal aantal van 345 stuks in december 1793 geslagen. Ook de Utrechtse dukatons
en halve dukatons van 1796 en 1798 blijken als nieuwjaarspenning in heel kleine
oplage geslagen te zijn. De zeldzaamheid van de dubbele dukaat, het niet meer
vermelden ervan bij de muntbusopeningen, het ontbreken van deze stukken in
muntvondsten, de perfecte afwerking en het ontbreken van gegevens in de literatuur
over circulatie van deze stukken, maakt duidelijk dat ze toen niet als gewone
circulatiemunt geslagen werden Een georganiseerde verkoop aan verzamelaars thans een bron van overbodige muntaanmaak in vele landen - bestond destijds niet.
Het lijkt me waarschijniijk dat ook de dubbele dukaten sinds 1739 voornamelijk als
nieuwjaarspenning zin geslagen in een aantal dat zelden de 1000 overschreed Dat
blijkt ook uit het geringe aantal stempelvarianten dat we in de tweede helft van de
achttiende eeuw vinden Blijkbaar is n stempel meestal voldoende voor de gehele
oplage van dubbele dukaten
De goud-aanmunting van Utrecht was zeer belangrijk, in de periode vr 1700 zelfs
groter dan die van enige andere provincie. De volgende tabel laat dit duidelijk zien.
Dubbele dukaten werden steeds geteld als twee enkele.

65

De aanmunting van dukaten (m.i.v. die van Spaans en Hongaars type)


Provincie

vr 1700
3.834.304
7.828.588
3.673.225
2.564.070
1.504.950
2.209.570
1.010.000

Holland
Utrecht
Gelderland
West-Friesland
Zeeland
Overijssel
Friesland

totaal
53.859.898
37.626.278
7.715.865
4.354.565
1.964.710
2.892.680

Het overwicht van Utrecht ging pas verloren na 1750 toen in Holland en in Utrecht
inmiddels het getal 25 millioen was gepasseerd. De toenemende betekenis van
Rotterdam zal er wel toe hebben bijgedragen dat daarna de goud-aanmunting van
Holland die van Utrecht duidelijk overtreft, ook als men de gouden rijders daarbij
betrekt. Een meer gedetailleerde opgave van de Utrechtse aanmunting ontleende ik
aan de (gecorrigeerde) gegevens van Besier 1).

Produktie van Dukaten


(de dubbele dukaten gerekend als 2 enkele)
Muntmeester H. van Domselaar
Het proces van zijn eerste muntbus is niet bekend, 1587-1591
2e bus 1591-1595
Dukaten van 23 karaat 7 grein, en 70 in een mark1)
Dukaten van 23 karaat 8 grein, en 70 in een mark
3e bus 1595-1598
4e bus 1598-1601
5e bus 1601-1608
6e bus 1609-1614 niet bekend
7e bus 1615
Muntmeester Floris v. Domselaar
1e bus 1615-1617
2e bus 1617-1620
3e bus 1620-1622
4e bus 1622-1626
5e bus 1626-1627
Muntmeester Johan Vianen
1e bus 1628-1633
2e bus proces-verbaal onbekend, periode 1633-1634
') dit zijn vermoedelijk de Hongaarse dukaten
66

?
34.304
66.176
1.290.139
547.945
127.906
?
25.688

49.140
9.960
50.965

159.705
?

Muntmeester Nicolaas van Dalen


1e eus 1635-1640
2e bus 1640-1643
Muntmeester Johan Gerobulus
1e eus 1644-1648
2e bus 1648-1651
3e bus 1651-1659
4e bus 1659-1662
Muntmeester Jacob van Reyneveldt
1e eus 1663-1666
2ebus1668-april1672
3e bus 28 april 1672-24 juni 1674 (proces-verbaal niet bekend)
Muntmeester A. v. d. Heyde
1e bus juni 1674-1677
Muntmeester Johan van Romond
1e bus 1679-1680
1e bus 1680-1680
2e bus 1680-1684
3e bus 1684-1689
4e bus 1693-1693
5e bus 1693-1696
6e bus 1696-1699
7e bus 1703-1703
8e bus 1703-1706
9ee bus 1709-7010
Muntmeester Sibertus van Romond
1e bus 1710-1713
2e bus 1713-1715
3e bus 1715-1718
4e bus 1718-1720
5e bus 1720-1724
6e bus 1724-1726
7e bus 1726-1727
8e bus 1727-1728
9e bus 1728-1730
10e bus 1730-1731
11e bus 1731-1732
Muntmeester Maurits Eyk
1e bus 1732-1734

121.720
75.250

1 093 360
1.167.600
567 280
302 960

232.320
140.080
?

82.810

23.680
184.680
190.800
190.040
330.040

442.660
442.390

729.680
678.680
190 860

775.810
495.740
543.760
805.070
405.790
1.000.100
318.990
1.117.830
1.096.970
964.950
73.640

171.150

67

Muntmeester Johan van Romond


1e bus 1734-1737
2e bus 1737-1738
Muntmeester Joh. E. Novisadi
1e bus 1738-1740
2e bus 1740-1742
3e bus 1742-1743
4e bus 1743-1745
5e bus 1745-1747
6e bus 1747-1748
7e bus 1748-1750
8e bus 1750-1752
9e bus 1752-1755
10e bus 1755-1757
11e bus 1757-1758
12e bus 1758-1761
idem samen met zijn zoon J. Chr. Novisadi
13e bus 1761-1763
14e bus 176315e bus 1e deel 1764-1765
15e bus 2e deel 1765-1766
Muntmeester J. Chr. Novisadi
1e bus 1766-1769
2e bus 1769-1770
3e bus 1770-1771
Muntmeester J.G.Hollzhey
1e bus 1771-1776
Muntmeester C. F. Wesselman
1e bus 1777-1780
2e bus 1780-1782
Muntmeester J. S. van Naamen
1e bus 1782-1784
2e bus 1784-1787
3e bus 1787-1789
4e bus 1789-1791
5e bus 1791-1792
6e bus 1792-1793
7e bus 1793-1794
8e bus 1794-1795

(jaartal 1737)

160.510
8.400

325.010
1.391.180
1.673.490
1.498.490
938.980
(Jaartal 1748) 499.310
1.032.850
201.320
500.500
532.630
1 430.310
2.101.470
730.240
143.090
9.940
187.040

(jaartal 1770)

629.930
470.960
840

80.920

643.580
623.420

52.710
589.960
1.407.140
775.600
931.420
51.135
227.150
147.315
37.626.278

68

Tijdens de Bataafse Republiek werden nog geslagen:


Muntmeester J. S. van Naamen
9e bus 1795-1797
Muntmeester G. J. L. du Marchie Servaas
1e bus 1797-1799
2e bus 1799-1800
3e bus 1801-1801
4e bus 1801
5e bus november 1801-2 november 1802
6e bus 9 november 1802-23 juli 1803
7ebus26juli1803-juli1804
8e bus 1804-1805

292.180

186.655
1.386.490
1.252.160
958.930
1.799.420
1.729.770
1.276.660
1.233.750
10.216.015

Ook onder het Koninkrijk Holland werden nog dukaten van het oude Utrechtse model
geslagen:
Muntmeester G. J. L. du Marchie Servaas
9e bus 1805-1806
10e bus 1806-1807
11e bus 1808-1809

1.428.700
1.089.480
37.310
2.555.490

Zodat van de Utrechtse dukaat tussen 1586 en 1808 in totaal tenminste 50.397.780
stuks geslagen zijn.
Een intensief onderzoek van diverse openbare en particuliere collecties, aangevuld
met een speurtocht door de fotopagina's van honderden veilingcatalogi en een
bestudering van numismatische literatuur, heeft geleid tot de opstelling van de
hieronder volgende serie dukaten, gerangschikt naar jaartal en variteiten. Van de
jaren 1695 en 1698 heb ik geen exemplaren gezien en was de beschrijving onvolledig, zodat de interpunctie onzeker bleef. Om dit duidelijk aan te geven liet ik het
onbekende deel van de tekst weg.
Met opzet liet ik na het aantal pijlen in getal aan te geven; dit kenmerk is soms zo
onduidelijk, dat het slechts tot verwarring leidt. Meermalen is het aantal boven de
hand verschillend van het aantal dat eronder zichtbaar is. De bedoeling was altijd 7
pijlen af te beelden, 4 of 5 voor en 3 of 2 achter; pas later zien we alle zeven naast
elkaar afgebeeld.
Op verzoek van vele particuliere verzamelaars heb ik er vanaf gezien de stukken uit
hun collecties aan te duiden, alleen de vier grote openbare collecties werden
genoemd:
K Koninklijk Kabinet in Den Haag
N Verzameling Nederlandsche Bank in Amsterdam
U Centraal Museum Utrecht
R Kabinet 's Rijks Munt te Utrecht
69

Gaarne wil ik hier mijn dank betuigen aan de directie van deze instellingen voor de
mij gegeven gelegenheid de stukken nauwkeurig te bestuderen en in het bijzonder
ook aan de medewerkers wier geduld ik op de proef stelde en die mij steeds met
grote welwillendheid behulpzaam waren.
Bij de beschrijving van de munten heb ik ook enige aandacht besteed aan valse
stukken voor zover destijds geslagen. Met opzet heb ik de moderne vervalsingen
niet genoemd, hoewel die wel herkenbaar zijn. Het ligt niet op de weg van de
numismaat om deze vervalsers te helpen. Geheel anders ligt het met de in het
buitenland in officile munthuizen geslagen imitaties, die wel van numismatisch
belang zijn. De hieronder beschreven dukaat van 1596 (9 V) is van goed gewicht en
wel in een muntatelier gemaakt. Een derde soort vervalsingen zijn de door ordinaire

valse munters geslagen stukken met een veel te lage intrinsieke waarde. Zo zag ik
een enkele dukaat van 1620 met het omschrift CONCORDIA.RES-P-ARSORES.TRAD in
verguld zilver. In mei 1669 gaven de Staten-Generaal per plakkaat een waarschuwing tegen valse dubbele dukaten tsedert eenigejaaren herwaerts doorseeckeren
Johannis Christiaensz, Denemarker, jegenwoordig gevangen tot Amsterdam gemaeckt". Het betrof een Utrechtse dubbele dukaat van 1653 van zwaar verguld
zilver. Het stuk werd afgebeeld en isdirektte herkennen aan het verkeerde omschrift
dat eindigt op PARVECRESMR.A. Een exemplaar trof ik aan in het Kabinet van 's Rijks
Munt (hier opgenomen onder nr. 2V). Ook het Koninklijk Penningkabinet bezit zo'n
stuk. Johan Christiaensz werd nog in dezelfde maand ter dood veroordeeld en
onthoofd. Onlangs heeft Pol 4) een artikel aan deze vervalser gewijd.
De Staten-Generaal bleven waakzaam. Op 10 juni 1772 werd weer een waarschouwinge" uitgegeven. Hierin wordt gezegd dat sinds een jaar of vier in Duitsland
en elders valse gouden dukaten in omloop gebracht werden na den Muntslag van
Holland en Utrecht met het jaartal 1766 en vervolgens". Het gehalte en het gewicht
waren afwijkend, de stukken waren te hard en te bleek. Men kon ze verder herkennen aan het feit dat in de beenen, die op sommige ducaaten geboogen staan, in de
broek en pijlen van de geharnaste man weesentlijke veranderingen/geconfronteerd
teegen de goede/te ontdekken zijn en dat er ook de lofwerkjes rondsom de letters/die meede verschillen en grooter zijn als op de goede/meer zijn uitgebreid en
aan malkanderen gevoegt daar die op de egte staan gesepareert".
Deze vervalsingen zijn in Rusland geslagen evenals ettelijke latere jaartallen, tot
diep in de 19e eeuw toe. De oudste bekende Russische imitatie van de Utrechtse
slag is die van 1768; verder zijn bekend 1769,1785,1786,1788,1792,1800-1807.
In Stuttgart werden in 1812 valse dukaten met dubbel omlijnd vierkant gemaakt met
de jaartallen 1788,1795,1800 en 1802. Koperen stempel-afslagen van het stuk van
1802 bevinden zich in het kabinet van 's Rijks Munt. Of de eerste drie Hollandse dan
wel Utrechtse dukaten voorstellen is mij niet bekend.

70

In Indonesi, althans in Oost-Azi, werden in de 19e eeuw grove vervalsingen


gemaakt van de Utrechtse dukaat, met de jaartallen 1704 (Nr. 102 V) en analoge
exemplaren met de jaartallen 1773,1777,1778,1896 en 011. Afbeeldingen daarvan
vindt men in het verslag van het Koninklijk Penningkabinet te 's-Gravenhage over
het jaar 1967. Tot dezelfde reeks behoort ook een exemplaar met het jaartal 1811
dat ik elders zag. Ze hebben alle in het omschrift CRESTOA
De hierna volgende catalogus van de Utrechtse dukaten geeft naast de jaartallen de
gevonden varianten in het omschrift en in de interpunctie Omdat in de vroege
periode tot 1650 de punten achter de woorden soms heel onduidelijk zijn en zelfs
ervaren numismaten het nu en dan niet eens konden worden of er nu wel of niet een
punt staat heb ik uit de oorspronkelijke lijst al die varianten weggelaten die berustten op het al dan niet aanwezig zijn van zo'n punt; wel zijn als varianten opgevoerd de
stukken met een dubbele punt in plaats van een enkele en die met een punt op een
ongewone plaats (vr CONCORDIA tussen PRO en VIN enz ) Aan het voorkomen van
de centrale punt (soms aanwezig tussen FOE em DER) werd geen aandacht geschonken deze is numismatisch zonder betekenis
Ook variaties in het aantal pijlen, dat aanvankelijk wisselt van 4 tot 6, heb ik niet
vermeld. De eerste dukaat had 4 duidelijke pijlen, waarboven nog een aanduiding
van een vijfde; in latere jaren zijn het er soms duidelijk 4 of 5, soms 5 spitsen bij 4
schachten onder de hand, soms moeilijk zichtbaar 6 pijlen. Pas na 1630 zien we er
consequent 7 pijlen.
Tenslotte heb ik met opzet vermeden de vele dubieuze overslagen, waarbij het
jaartal in het stempel van een vroeger jaar is veranderd, op te nemen. Vaak is dit zo
goed gelukt, dat het niet of nauwelijks te zien is; soms is het overgeslagen cijfer niet
te determineren, soms nog wel. Ik meen dat hier tegenwoordig onevenredig veel
aandacht aan wordt besteed, om zeldzaamheden" te hebben of te verkopen. Er
komen ook overslagen van andere ponsoenen voor, die aan niemand opvallen. Het
doet mij te veel denken aan de Amerikaanse rage om blunt dies" te verzamelen.
Alleen heel duidelijke heb ik vermeld; er zijn er natuurlijk nog veel meer te vinden,
want ik heb maar een klein deel van alle dukaten kunnen bestuderen.
Van oudsher is men gewoon geweest de dukaten in 2 typen te onderscheiden, de
zogenaamde oude en nieuwe slag. De oude slag stamt van het eerste stempel dat
door Gerard van Bylaer, de ijzersnijder-generaal, in 1586 gemaakt werd.
De voorzijde vertoont een geharnaste ridder met een pothelm (zonder pluim), een
zwaard over de rechterschouder en in de linkerhand een pijlenbundel, met aanvankelijk 4-5 zichtbare pijlen; de ridder draagt een Spaanse kraag en heeft geen sjerp;
tussen de voeten van de ridder staan n of meer letters van het omschrift. In het
veld, gescheiden door de ridder, staat het jaartal.
Bij de nieuwe slag" draagt de ridder een gepluimde helm met open vizier, geen
kraag, wel een sjerp; de ruimte tussen de voeten is steeds vrij en het woord PARVAE
wordt afgekort tot PAR.
Ook de keerzijde vertoont een kenmerkend verschil; bij de oude slag staat rond het
vierkant een versiering van gekrulde lijnen met een eenvoudig ornament in het
midden.
Bij de nieuwe slag verandert dit in een guirlande met in het midden een schelp. Nader
onderzoek laat toe bij de oude slag 11 types te onderscheiden en nog 7 types bij de
nieuwe slag.

71

ENKELE DUKAAT

Type I
(1586-1587)

fraaie, gelijkvormige en regelmatig gespatieerde letters; de P


staat tussen de voeten van de ridder; het vertikale deel van de 5
in het jaartal loopt evenwijdig aan de I; strak uitgevoerd muntteken, links van het zwaard;
PARVAE verkort tot PAR;

pijlenbundel met vier pijlen, zonder lint.


Type II
(1587-1623)

als I, maar slordiger uitgevoerde en minder gelijkmatig verdeelde letters; het vertikale deel van de 5 helt naar achteren;
wisselend aantal pijlen (4-6), zonder lint.

(1591)

Hongaarse dukaat
Als een geheel buiten de serie vallende munt is de Hongaarse
dukaat van 1591 (nr. 4) te beschouwen. De voorzijde vertoont
de Heilige Ladislaus van Hongarije met het omschrift PATRONAX-X-VNGARIAE; de keerzijde vertoont de Maagd Maria, en
heeft als omschrift MO.NO.AVRE x-schlld-OR.TRA 91-x

Type III
(1629-1630)

letters nog slordiger uitgevoerd, ook de tekening van de ridder


is minder strak;
binnen- en buitencirkel bestaan uit streepvormige parels; n
lint aan de pijlenbundel.

Type IV
(1632-1642)

als III (streepvormige parels en nog slordiger afwerking);


het woord PARVAE voluit geschreven, meestal met de A tussen
de voeten;
bundel van 7 pijlen, al of niet met lusvormig lint;
sinds 1634 veelvuldig foute letters: A zonder dwarsbalk, E zonder onderste balk (dus F).

Type V
(1642-1646)

als IV, maar wederom minder zorgvuldig afgewerkt: de helm is


verworden tot een potsierlijk hoedje, parels geheel als streepjes
getekend, letters en cijfers onregelmatig geplaatst;
pijlenbundel met lint in een lus of zonder;
het woord PARVAE (vaak als PARVA) voluit, met A, R of P tussen
de voeten.
op de kz. zijn de 2e en 3e regel soms retrograde geschreven; de
tekst van de 4e en 5e regel vertoont diverse varianten van een
grondvorm BELGIA.AD/LEGEM.IM

Type VI
(1647-1648)

72

in tegenstelling tot type Ml-V wederom zorgvuldig en strak getekend; de ridder draagt een duidelijke stormhoed met voor- en
achterklep; de voeten zijn verder uiteen geplaatst; punt onder
het muntteken;

PARVAE voluit geschreven, waarvan PAR tussen de voeten; aan


de bundel van 7 pijlen lint met twee losse einden;
binnen- en buitencirkel bestaan uit regelmatige, grove parels;
op de kz. andere versiering van de cartouche, zonder ogen in
het midden van de zijkant; de tekst weer in de oorspronkelijke
vorm beginnend met MO.ORDI.
Type VII
(1648-1674)

geheel als VI, maar de parelcirkels zijn vervangen door gladde


cirkels; sinds 1652 staat het muntteken rechts van het zwaard,
sinds 1656 begint de tekst op de kz. met MOORD.

Type VIII
(1674)

als VII, maar zonder binnencirkel op de vz.;


de punt onder het muntteken ontbreekt; aan de pijlenbundel
een lint met lus en twee losse uiteinden.

Type IX
(1674-1676)

geheel als VIII, maar muntmeesterteken paaslam tussen de


onderbenen van de ridder.

Type X
(1679-1732)

geheel als VIII, maar muntmeesterteken rozet tussen de bovenbenen van de ridder.

Type XI
(1732-1733)

geheel als VIII, maar muntmeesterteken boom tussen de bovenbenen van de ridder

Nieuwe slag"
Type XII
(1739-1757)

muntteken rechts van het zwaard; pijlenbundel met twee omlaag gebogen evenwijdige linten zonder lus;
in het jaartal een Romeinse I; achter de afgekorte woorden
gewoonlijk een dubbele punt; het woord PARVAE wordt steeds
afgekort tot PAR.

Type XIII
(1757-1758)

als XII, maar linten aan de pijlenbundel divergerend; Arabische


1 in het jaartal.
op de kz. grotere en anders getekende schelpen in de versiering.

Type XIV
(1759-1776)

als XIII, maar de elleboog van de ridder is hoog opgetrokken; de


letters zijn anders gevormd (A van boven afgeschuind, R met
strakke onderhaal).

Type XV
(1777-1787)

wederom normaal geplaatste elleboog; schelp op kz. als bij type


XII.
pijlenbundel met n strak en n gebogen lint;
in het jaartal een Romeinse I; tussen de woorden steeds enkele
punten.

73

Type XVI
(1787-1795)

slanker getekende ridder, pijlenbundel en interpunctie als XV;


de letters op de vz. zijn kleiner en er is meer tussenruimte
tussen de woorden.

Type XVII
(1795-1805)

als XVI, maartwee evenwijdig gebogen linten en andere letters;


op de kz. is de cartouche dubbel omlijnd en staan de guirlandes
dichter erop;
achter PAR en CRES staat een dubbele punt.

Type XVIII
(1806-1808)

alsXVII, maar de ridder is anders getekend: voorzijdevan romp


en linker been vormen n rechte lijn.

De hierna volgende catalogus geeft de jaartallen met hun varianten aan, die ik in de
bovengenoemde openbare collecties vond, aangevuld met gegevens uit enige particuliere verzamelingen en met door foto's gestaafde exemplaren uit catalogi.

74

"1
2

Typel
Muntmeester: H. J. van DOmselaar
1586 VZ: CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES.TRA. (schild)
1587

2A
3
3A
4
'5
5A
6
7
8
8A
8B

Type II
Muntmeester: H. J. van DOmselaar
1587 VZ: CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES:TRA. (schilD)
15Q1
HRFR
1591187
1591
Type HONGAARSE DUKAAT
159?
1592
1593
1594
159W
1595
15Q5/Q3

STEmpelsnijder: G. van Bylaer


KZ: MO.ORDI/ PROVIN / FOEDER / BELG.AD /

STempelsnijder: N. V.D. Vogelaer


KZ: MO.ORDI/ PROVIN:/FOEDER:/BELG:AD /
/PROVIN / FOEDER / BELG.AD '

.AN:/
.AN/.

LEG.IMP

K
KNR

LEG.IMP

K R
K R
N
N
NR

.AF/
.AD/

O)

9a
9b
9V

10
10a
11
11a
11b
12
13
14
15
16
16a
17
17a
17b
17c
18
18a
19
19a
19b

1596 Vz
Vz: CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES.TRA (schild)
1596
. CRESTRA
1596
.CRES.TRA. (rozet)
1596
De versiering van het vierkant is afwijkend, de ogen zijn te
rond; ook de ridder is anders. Dit stuk, afkomstig uit een
muntvondst, is vermoedeiijk niet te Utrecht geslagen:
Italiaanse nabootsing? uitTresana?
1597
(schild)
1597
1598
P-AR:
1598
P-AR: CRES:TRA..
CRES.TRA .
1598
1599
1600
1602
1603
1604
1604
1605
1605
_ .TRAI .
1605
. TRA. .
1605
. TRAI .
1606
. .TRA. .
1606/05
. TRAI .
1607
. TRA. .
1607
1607

Kz: MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/


MO:ORDI /
MO.ORDI / .

LEG.IMP

KNR

. 3.445 g

KNR
MO.ORD /
MO.ORDI /

KNR

MO.ORD /
MO.ORDI /
MO:ORDI /
MO.ORDI/

NR
KNR
K
K

MO:ORDI .
MO.ORDI / .

MO:ORDI / .
MO:ORDIN/ .

BELG AD/

LEG IMP

/BEG.AD/

LEG.IMP

20
20a
20b
21
21a
21b
22
22a
23
23a
24
24a
24b
25
25a
25b
25c
26
26a
26b

^1

1608 Vz CONCORDIA. RES-. P-AR. CRES.TRA. (schild)


1608
1608/07
1609
1609
1609
1610
1610
1611
TRAI
1611
.CONCORDIA.
1612
1612
CONCORDIA.
1612
1613
1613
1613
TRA
1613
1614
1614
1614

Kz: MO:ORDI/ PROVIN/ FOEDER/' BELG.AD/


MO.ORDI/

LEG.IMP

MO:ORDI/ .
N
K R

MO.ORDI/
MO:ORDI/

KNR
KN
K
MR
MOORDI/ .
MO:ORDI/
MO.ORDI/
MO:ORDI/
MO.ORDI/

K N

BEL.GAD/

/BELG.AD/
MO:ORD / .

00

27
27a
28
28a

29
29a
29b
30

31
32
*32a
32b
32c
32d

Muntmeester: Floris van Domselaar


1615 Vz: CONCORDIA. RES-.P-AR. CRES.TRA (schild)
1615
1616
1616
(volgens de muntbus zijn er tussen 1617 en 1620 dukaten
geslagen, deze zijn niet teruggevonden)

1622
1622
1622
1623

34

1632
1633/32

AR

VAE-TRAI .

LEG.IMP
K

K
N

Muntmeester: J. van Vianen (overleed 7-4-1634)


Type III
1629
TRAI
.CONCORDIA RE-S -PAR
TRA
1630
CONCORDIA. RES- P-AR
1630
.TRAI
1630/29
.CONCORDIA
1630
CONCORDIA
1630
Type IV

33

Stempelsnjjde:: A. van Nijevelt


MO:ORDI/
MO.ORDI/

Muntmeester: Floris van Domselaar


TRAI
TRA

Kz: MO:ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/


MO.ORDI/
MO:ORDI/
MO.ORDI/

Stempelsnjjde:: A. van Nijevelt


MO:ORDI/
MO ORDI/
MO:ORDI/
MO.ORDI/
MO:ORDI/
MO.ORDI/

KN
KN

Stempelsnjjde:: A. van Nijevelt met assistentie van F. vanVloock


K
MO:ORDI/
MO.ORDI/

35
35a
35b
35c

1634 Vz:CONCORDIA RES-P-ARVAE. CRES.TRA (schild)


1634
1634
1634

36
37
37a
37b
37c
38
38a
38b
39
39a
39b
40
41
42
42a
42b
42c
43
43a

1635
1636
1636
1636
1636
1637
1637
1637
1638
1638
1638
1639
1640
1641
1641
1641
1641
1642
1642

MuntmeestenN.vanDaalen
P-A-ARVAE
P-ARVAE _
ARVA
R.ES.P-A-RVAE _
RES
RVA. _
P-A-RVAE..
. R.ES.P-A-RVAE.
RES.P

Kz: MO.ORDI / PROVIN /FOFDER/ BELG.AD/ LEG:IMP


MO:ORDI / PRO.VIN/FOEDER/
/LEG.IMP
/PRO.V.IN/
MO.ORDI / PROVIN /
Waarn. stempelsnijder: F van Vloock
PRO.VIN /FOFDER/
PROVIN /

K
N

LFG.IMP
LEG.IMP

MO:ORDI / PRO.VIN / .
MO.ORDI/

N
K

MO:ORDI /
KN

. RESPA-R-VAE
. RES-P-ARVAE
P-A-RVAE

MO.ORDI /
_
R

.CONCORDIA
RESPA-R-VA _
CONCORDIA. RES-P-ARVA _
RESP-A-RVAE .
RE-S-PAR. .
CRS

MO.ORDI./ NIVORP:/ RFDEOF/.


/PRO.VIN/FOFDER/.
MO:ORDI /
MO.ORDI /

. /LEGFM.I
./LFG.IMP

K
R
R

LEG.IMP
N

00

43g
44
44a
44 b
44c

Type V
Muntmeester: N. van Daalen
1642 Vz: CONCORDIA. RE-S- PAR. CRS.TRA (schild)
1642
.CRES.
1642
.RESP-A-RVA. CRES.TRA (schild)
1642
1642
RES PARVA.
De tekst op vz. loopt ononderbroken door
1642
.CRFS..
1643
.RSP-A-RVA . CRES..
1643
RESP-A-RVA. CRESTRA (schild)
1643
.RESP.-A-RVA. CRES.TRA
1643
RESP-A-RVA.

45
45a

1644
1644

45b

1644

o
43 b
43c
43d
43e
43f

Muntmeester: J. Gerobulus
.RESPA-R-VAE.

Stempelsnijder: F. van Vloock


Kz:MO.ORDI / PROVIN./ FOEDER./ BELGA.AD /
MO ORDIN/
/BELGAA /
MO.ORDI /NIVORP./ REDFOF./ BELGIAD/
/PROVINV FOEDER / BEIGA.A. /
/PROVIN / FOEDER/ BELGAAD /
/BELGA.A /
/BELGAAD/
./NIVORP/ REDEOF / BELGIA /
/PROVIN / FOEDER / BELGA.A /
,/FOEDFR./ BELGAA /

LEGFM.IM
LEGEM M
LGFM.I
LEGEMI
GEGEMIM
LFGFMI
M.I
LEGEM.I
LEGFM.II
LEGE.Ml

Stempelsnijder: F.van Vloock


/BLFG AAD/ LEGEMIM

Alle letters E verminkt lot F


/BELG.AAD/ LEGEM.II

MuntmeesterJ.Gerobulus
46
1645 Vz: CONCORDIA. RES PARVAE. CRES.TRA (schild)
geen lint.
*46a 1645
-P-VAE.
46b 1645
CRFS.
46c 1645
CRES.
46d 1645
46e 1645
-PA-RVAE .
46f
1645
46g 1645
RES P A R V A E .
46h 1645
46i
1645
RES-P-ARVA
46j
1645
RES-d-ARVA
46k 1645
(schild) CONCORDIA. RES-P-ARVAE CRES.TRA
47
1646
CONCORDIA. RES.- P-ARVAE CRES.TRA
47a 1646
(schild)
47b 1646
47c 1646
47d 1646
47e 1646
-P-ARVA
47f
1646
ARVA:
CRES.T _
47g 1646
-PARVA.
TRA
jaartal 164-6, geen lint; grove parelcirkel
47h 1646
jaartal normaal 16-46, verder als 47g
47i
1646
PARVA

co

Stempelsnijder: F. van Vloock


Kz:MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BFLG.A

/ LEGEMI

./NIVORP/ PFDFOF/ BELGIAD/ LFGFM.I


. PROVIN/ FOEDER BELGA.A/ LEGEM.I
BELGA.AD/
BELGAAD/
BELGIA
/
BELGA.A / LEGEMI
MO.ORDN/
MO.ORD
/LFGFIM
MO.ORDI /
FOFDFR/ BFLGAA
./ BELGAAD /LEGEMI
MO.ORDN
./ BELGA.A /LEGEM.I
MO.ORDI /
/FOEDER/.
/LEGEMP
FOFDFR/
BELG.AD
LEG.MP
LEGEM.I
MO.ORD. /
.FOEDER/ BELGIA
MO.ORDI /
BELG.A
/
BELGIA
/LEGEM.I
BELGA.A
/LEGEM.I
MOOPDI/
BELGAAD /
MO.ORDI
FOEDEP/ BELGA.A
/

KNR

00

47j
47k

47m

1646 Vz: CONCORDIA. RES. PARVA CRES. TRA (schild)


1646
RES- P-AVA. CRE
geen lint
1646
RES-.PVA. CRES.
grove parelcirkel
1646
P-RVAE

48

1647

47I

48a
48b

1647
1647

48c
48d

1647
1647

48e
49
'49a
49b

1647
1648
1648
1648

49c
49d
50
50a

1648
1648
1649
1649

Hybride type V-VI


RES- PAR-VAE.
Type VI Grove parelcirkel; onder het muntteken steeds een
punt.
Muntmeester:J.Gerobulus
TRA. _
TRA_
de linten van de pijlenbundel lopen evenwijdig omlaag
RE- PAR-VAE
RES.(geen muntteken)
RESRES.
VAE. .
RES

Type VII Als de vorige, maargladdebinnencirkel.


MuntmeestenJ.Gerobulus
VZ: CONCORDIA. RES.- PAR-VAE. CRES.TRA (schild)
RES
RES.
RES

Kz:MO.ORDI

PROVIN/ FOEDEP/ BELGA.A / LEGEM.I

.FOFDFD/

FOEDER/

Stempelsnijder: R. van Cuylenburgh


MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/

LEG.IMP

KN

LEGIMP
LEG.IMP
LEGIMP
LEG.IMP
K R
NR

Stempelsnijder: R. v. Cuylenburgh.
Kz: MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/

LEG.IMP

50b
51
51a
51b
51c
51 d
52
52a
52v
53
53a
53b
54
55
55a
56
57
57a
58
58a
58b

oo
co

1649 Vz: CONCORDIA. RES- PAR-VAE. CRES.TRA (schild)


RES
1650
(geen muntteken)
1650
RES
1650
1650
.CONCORDIA.
1650
CONCORDIA. RES
1651
1651
RES
CONCOR. DI.M.R.ES.PA.R.A CR.ASIR A
1651
.CONCORDIA. RES-PAR-VAE.CRES.TRA (schild)
1652
1652
1652
RES
1653
.TRA.
1654
TRA.
1654
CONCORDIA.
.CONCORDIA.
1655
CONCORDIA.
1656
.RES.
TRA.- .
1656
(muntteken achter het zwaard)
1657
CONCORDIA. RES
TRA. .
1657
TRA.- ,
1657

Kz:MO.ORDI/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/

LEG.IMP.

. BELG:AD/

LEG.IMP

_IEIGAD/
. BELG.AD/

LEGIMP
LEG.IMP.
IMP
IMP.
IMP
IM.P
IMP.

R
N

KN
MO ORD /
MO.ORDI/ .
MO ORDI/
MO.ORDI/ .

MO.ORD/.
MO.ORDV .

IMP
MO.ORD/

*59
59a
59b
59c
60
61
61a
61b
61c
61 d
61e
61 f
61 g
61V
62
62a
62b
62c
63
63a
63b
63c

1658 Vz: CONCORDIA. RES- PAR-VAE. CRES.TRA (schild)


1658
. CRES.TRA.1658
RES..
. CRES.TRA- .
1658
CONCORDIA. RES .
1659
.CONCORDIA
. TRA.-.
1660
1660
RES.
. TRA- .
1660
RES .
1660
TRA.- .
1660
CONCORDIA.
.TRA - .
1660
1660
1660
CONCORDPAR ES PAR.VAE CRESTRA .
1660
(geen lint aan de pijlenbundel)
.CONCORDIA. RES- PAR-VAE.CRES.TRA.-.
1661
CONCORDIA
1661
.TRA - .
1661
REG.
1661
. TRA.-.
.CONCORDIA. RES .
1662
.TRA.-.
1662
.TRA.-.
1662
RES .
.TRA -.
1662
CONCORDIA. RES .

Kz:MO.ORD/

PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/

LEG.IMP
IMP.
IMP.

IMP
MO:ORD/ .
MO.ORD/-

IMP.
MOORD/.
MO.ORD/ .

BELG.ID/

LEG.IMP

MO.ORD/ .

BELG.AD/

LEG.IMP.

N
K

N
IMP
.IMP.
IMP

64
64a
64b
64c
65
65a
66
66a
67
67a
68
69
69a
70
70a
71
71a
71b
71c
72
72a
72b
72c

co
UI

Muntmeester: Johan van Reyneveldt


1663 Vz:.CONCORDIA. RES.- PAR-VAE. CRES.TRA. (schild)
1663
RES.
.CRES
.CONCORDIA RES
1663
CONCORDIA RES.
1663
.CONCORDIA. RES.
TRA
1664
CONCORDIA. RES
1664
.CONCORDIA
1665
. TRA. (schild)
1665
CONCORDIA
TRA
1066
RES.
.CONCORDIA. RES
1666
TRA
1667
CONCORDIA.
1668
. TRA..
1668
RES.
1669
1669
RES
1670
1670
CONCORD.A.
.CONCORDIA. .
PAR.
1670
1670
1671
.TRA
CONCORDIA.
1671
1671
.TRA.
1671
RES.- PAR .

Stempelsnijder: Roelof van Cuylenburgh


Kz:MO.ORD/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/ LEG.IMP

IMP.

LEG.IMP

MO.ORDI/_
MO.ORD/.
MOORD/.
MO.ORD/.

LEG.IMP.
LEG.IMP
LEG.IMP.
LEG.IMP

MOORD/.
MO.ORD/.
LEG.IMP.
LEG.IMP
LEG.IMP.

o>

73
73a
74

1672 Vz: CONCORDIA. RES- PAR-VAE.CRES.TRA (schild)


1672
:
TRA
1673
CONCORDIA
TRA

75
75a

1674
1674

Kz: MO.ORD/

PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/

LEG.IMP

Stempelsnijder: PietervanCuylenburgh.
CONCORDIA. RES
IMP.
Type VIII Geen binnencirkel
Muntmeester: Johan van Reyneveldt
75b
*75c
75d

1674
1674
1674

IMP
.TRA..

1674
1674
1674
1674

76
*76a
76b
76c
77

1675
1675
1675
1675
1676

KN
IMP.

Type IX Geen binnencirkel: mmt Paaslam


Muntmeester: A van der Heyde
75e
75f
75g
75h

Stempelsnijder: Pieter van Cuylenburgh.

Stempelsnijde:: Pieter van Cuylenburgh


IMP

.TRA
RES .
.TRA..

.IMP.
.IMP

. TRA.
RES..
RES .

. TRA..
.TRA.

.IMP.
.IMP

78.
79.
80.
81.
82.
82a
83.
84.
84a
85.
86.
87.
88.
88a
89.
89a
90.
91.

Type X Geen binnencirkel; mmt rozet


Muntmeester: Johan van Romond
1679 Vz: CONCORDIA. RES- PAR-VAE. CRES.TRA- (schild)
1680
CONCORDIA RES
1681/80
1682
CONCORDIA. RES..
1683
CONCORDIA RES .
1683
CONCORDIA. RES .
1684
1685
CONCORDIA RES
1685
CONCORDIA. RES
1686
1687
1688
CONCORDIA RES
VAE CRESTRA
1689
CONCORDIA. RES
VAE. CRES
1689
1690
CONCORDIA RES
1690
VAE CRES.
1691
VAF. CRES.
1692

91a
91b
91c

1692
1692
1692

Stempelsnijder: Pieter van Cuylenburgh


Kz:MO.ORD/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/

LEG.IMP
. IMP.
.IMP

N
K
K
KN
K
N

MOORD/.
MO.ORD/.

BELG AD/
BELG.AD/

LEG IMP
LEG.IMP

MOORD/MO.ORD/.

BELG AD/
BELG.AD/

LEG IMP
LEG.IMP

IMP.

K
K
KN

(het exemplaar K heeft een VOC klop)

oo

CONCORDIA. RES

TRA.
CRFSTRA
HRES

oo

92.
92a
92b
92c
93.
94.
95.
95a
95b
96.
97.
98.
98a
99.
100.
101.
101a
102.
102a
102V
103.
103a
104.
104a
*105.

Vz: CONCORDIA RES- PAR-VAE. CRES.TRA- (schild)


1693 Vz
1693
1693
1693
.TRA.
1694
CONCORDIA.
1695
.TRA
CONCORDIA R E S .
1696
1696
VAE CRES..
1696
1697
1698
.TRA.
1699
VAE. CRES.
1699
VAE CRES.TRA. .
1700
1702
1703
_TRA .
1703
. TRA. .
1704
1704/03
.CRESTOA .
.PAR.
1704
VAE CRES.TRA. .
1705
1705
1706
1706
1707

Kz: MO.ORDV PROVIN / FOEDER/ BELG.AD/


MO.ORD/
MO ORD /
MO.ORD/.
MO.ORD./ _

LEG.IMP.

.IMP

MO.ORD /
MO ORD /

NR
IMP.
/LEG IMP

MO.ORD /

/LEG.IMP.
IMP
K
KN
MO.ORD./ .
MO O R D / .
MO:ORD/.
MO.ORD / .

KN
_ /IOEDER/ RIICAD /
. FOEDER/ BELG AD
/BELG.AD/

PROVIN./.

IEGIMP
LEG.IMP

LEG IMP

106.
106a
107.
107a.
107b
108.
108a
108b
109
109a
109b
109c
109d
110.
110a
111.
112.
112a.
113.
114.
115.
116.
116a
117.

oo
CO

1708 Vz: CONCORDIA RES- PAR-VAE CRES TRA-(schild)


1708
TRA
1709
1709
TRA
1709
Muntmeester: S. van Romond
1710
1710
1710
TRA.
1711
TRA
1711
1711
CRES.TRA.
1711
1711
VAE..
1712
VAE .
1712
1713
1714
1714
1715
1716
1717
1718
1718
CRESTRA
1720
CRES.TRA

Kr. MOORD/

PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/

MO ORD/
. /BELG AD/
Stempelsnijder: P. van Cuylenburgh.
MO.ORD/
/BELG.AD/
MO ORD/
/BELG.AD/
MO.ORD/
/BELG.AD/
MOORD/
/BELG AD/
/BELG.AD/

LEG.IMP
LEG IMP.
LEG IMP

LEG IMP

K R
N

LEG.IMP.
LEG.IMP
LEG.IMP.
LEG IMP

LEG.IMP
LEG IMP.
LEG IMP
LEG.IMP
LEG.IMP

MO.ORD/
MO ORD/

MO.ORD/
MO ORD/
MO.ORD/

LEG IMP.

KN
KN
K

K
./BELG AD/
K R

Muntmeester: S. van Romond


1721 Vz
Vz: CONCORDIA RES- PAR-VAE CRES.TRA.-(schild)
1721
CRESTRA
1722
CRESTRA
1723
1723/21
1724
1724
1724
. CRESTRA
1724
. CRESTRA.
1725
1725
afslag in koper
123. 1726
123a 1726
CRESTRA
124. 1727
. CRESTRA.
125. 1728
.TRA
125a 1728
126. 1729
126a 1729
Vz: op vierkant koperen plaatje
127. 1730
128. 1731
129. 1732
118.
118a
119.
120.
120a
121
121a
121b
121c
122.
122a

Stempelsnijder: R. van Cuylenburgh


Kz: MO.ORD/ PROVIN/ FOEDER/ BELG.AD/
MO ORD/
/BELG AD/
MO.ORD/
/BELG.AD/
AD/

LEG.IMP
LEG IMP

K
.LEG.IMP
.LEG IMP

/BELG AD/
. /BELG.AD/

LEG.IMP

. LEG IMP

U
K
K
K
K
K
K
K R

.LEGIIMP

MO ORD/ .

. /BELG AD/

LEG IMP

K
K
KN
K
K
K

Type XI Geen binnencirkel. Mmt. boom


Muntmeester:H.M.Eyk
*129a 1732 Vz: CONCORDIA RES- PAR-VAE CRES TRA-(schild)
130. 1733
Type X Mmt. rozet
Muntmeester: Johan van Romond
131. 1735
.TRA.
Volgens de muntbus zijn er ook in 1737 dukaten geslagen,
totaal 8400. Niet teruggevonden.

132.
133.
134.
134a
135.
136.
136a
137.
138.
139.
140.
141.
142.

CO

1739
1740
1741
1741
1742
1743
1743
1744
1745
1746
1747
1748/47
1749

Type XII Nieuwe slag. Romeinse I inhetjaartal.


Muntmeester: J. E. Novisadi
CONCORDIA RES-PAR
CRES:TRA.-(schild)

PAR:.

PAR.
PAR: .

Stempelsnjjde:: R. v. Cuylenburgh jr.


Kz: MO ORD / PROVIN / FOEDER / BELG AD/

LEG IMP

KN
K

Stempelsnjjde:: R. v. Cuylenburgh jr.

Stempelsnjjde:: C. van Swinderen


MO:ORD:/ PROVIN:/ FOEDER:/ BELG.AD/

LEG.IMP.

R
R
K
K R
K
R
R
K R
N
KNR

CD

1750 Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schild)


1751
eenzijdige proef in geel koper
1751
1752
1753
1754
1755
1756
1757
1757
PAR..
Type XIII Arabische 1 in het jaartal
MuntmeestenJ.E.Novisadi
PAR:
150b 1757
151. 1758
Type XIV Ridder met hoog opgetrokken elleboog
MuntmeestenJ.E.Novisadi
152. 1759
153. 1760
153V 1760
Russische vervalsing, te kleine linkervoet, te groot muntteken
154. 1761
155. 1762
156. 1763
157. 1764
143.
144.
144a
145.
146.
147.
148.
149.
150.
150a

Kz: MO:ORD:/ PROVIN:/ FOEDER:/ BELG.AD /

LEG.IMP.

KNR
K
KN
N
KNR
KNR
NR
R
KN

Stempelsnijder:J.C.Marm
KNR
Ass. Stempelsnijder: J. W. Marm
KNR
KNR
R
KNR
N
N
N

158.
159.

1756 Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schld)


1766
Muntmeester: J. E. Novisadi
160. 1767
161. 1768
162. 1769
162V 1769
Russische vervalsing, te groot ml, te kleine linkervoet
163. 1770
164. 1772
165. 1773
165a. 1773
166. 1774
167. 1775
168. 1776
168a 1776

Kz: MO:ORD:/ PROVIN:/ FOEDER:/ BELG.AD /

169.
169a
170.
171.
172.
173.

CD

1777
1777
1778
1779
1780
1781

K
KN

Stempelsnjjde:: J. W. Marm
NR
KN
KN
NR
N
.piedfort
N
N
K R
_ 4-voudig
piedfort
_ 6-voudig
piedfort

168b 1776
Type XV Ridder met normaal geplaatste elleboog; Romeinse I in hetjaartal
Muntmeester: C. F. Wesselman
PAR. CRES.
proefslag of vierkant plaatje, als nr. 169, messing

LEG. IMP.

Stempelsnjjde:: J. W. Marm
KNR
K
KNR
KN
KNR
KNR

Muntmeester: J. S. van Naamen


1782 Vz:CONCORDIA RES-PAR.CRES.TRA-((schild)
1783
1784
1785
Russische vervalsing, punt onder mt. te veel naar rechts
1785
1786
Russische vervalsing, punt onder mt. te veel naar rechts
1786
1787
Type XVI Muntteken (schild met punt) links van het zwaard
Muntmeester: J. S. van Naamen
179a 1787

174.
175.
176.
177.
177v
178.
178v
179.

Stempelsnijder: J. W. Marm
Kz: MO:ORD:/ PROVIN:/ FOEDER.7 BELG.AD /

LEG. IMP.

KN
N
K
NUR
KNR
KNR

Stempelsnijder: J.W. Marm


R
(Dit stuk alleen bekend als proefslag in wit metaal)

180.
180v
181.
182.
183.
184.
184v
185.
186.
187.

1788
1788
1789
1790
1791
1792
1792
1793
1794
1795

KNR
Russische vervalsing, met te lang zwaard
KN
KNR
KNR
KNR
Russische vervalsing, met te lang zwaard
NR
KNR
NR

Bataafse Republiek (1795-1806)


Type XVII
Vrijwel evenwijdige, evenlange linten aan de pijlenbundel.
Dubbelomlijnd vierkant.
Muntmeester: J. S. van Naamen
*187a 1795 Vz: CONCORDIA RES-PAR:CRES:TRA. (schild)
187b 1795
188. 1796
afslag Vz in koper
188a 1796
Muntmeester: G. J. L. du Marchie Servaas
Ie bus 1797-1799
189 1797
*190. 1798
191. 1799
192. 1800
193. 1801
194. 1802
195. 1803
195V 1803
PAR.CRES.
PAR:CRES:
196. 1804
197. 1805.
197V 1805
PAR.
Russische (?) vervalsing met rechter bovenstreep aan de 5
CRE:STRA:
197Val805

co
UI

Stempelsnijder:H.deMeyer
afslag Vz. en Kz. op vierkant messing plaatje

K
K
KNR
K

KNR
KNR
KNR
KN
KNR
KNR

KNR
KNR
N

co
05

198.
199.
200.
200a

1806
1807
1808
1808/7

Koninkrijk Holland
Type XVIII
Andere ridder, de voorzijde van het linker been en de romp lopen in n
lijn door.
Muntmeester: G. J. L. du Marchie Servaas
Stempelsnijder: H. de Meyer
CONCORDIA RES-PAR:CRES:TRA (schild)
Kz: MO:ORD:/ PROVIN / FOEDER / BELG AD /

Van 1806 bestaan Russische vervalsingen o.a. herkenbaar aan te grote


cijfers in het jaartal (Schulman 118a); van 1807 komen dergelijke
vervalsingen voor, met een kromme 7 (Schulman 119b).
Pro memorie zij hier nog vermeld dat de te Utrecht geslagen dukaten van
1814,1815 en 1816, die buiten het bestek van deze studie vallen, nog dit
omschrift hebben, met dezelfde tekst op de keerzijde.

LEG.IMP.

KNR
KN
KNR

Evenals bij mijn vorige artikelen over de Utrechtse munten, heb ik ook nu getracht de
oorzaak op te sporen van de veranderingen in de munt.
Type I komt overeen met de Hollandse dukaat en is het werk van de stempelsniidergeneraal Gerard van Bylaer uit Dordrecht.
Type II dankt zijn ontstaan aan de werkzaamheid van de Utrechtse stempelsnijder
Nicolaas van de Vogelaer; deze tracht het voorbeeld zo goed mogelijk te volgen.
De Hongaarse dukaat is alleen in 1591 geslagen in 34.304 exemplaren, waarvan er
3 teruggevonden zijn. Het stempel is van N. v.d. Vogelaer.
Type III (overgang tussen type II en IV) is het werk van Arent van Nyevelt, die lang als
assistent onder de vorige stempelsnijder in dienst was. Hij maakt voor het eerst een
lint aan de pijlenbundel. Met hem werkt sinds 1634 als assistent Frederik van Vloock.
Type IV vertoont een slordigheid, die zijn weerga niet kent onder de Utrechtse
stempels. Dit hebben we destijds ook bij de leeuwendaalders al gekenmerkt als het
werk van Frederik van Vloock. Hij verandert het omschrift door het woord PARVAE
voluit te schrijven. Aan wiens initiatief deze verandering te danken is weet ik niet.
Ook in Gelderland en Overijssel verandert in 1634 PAR in PARVAE. Arent van Nyevelt
is ziekelijk en moet veel overlaten aan zijn assistent. In 1641 zien we voor het eerst
woorden met de letters retrograad (NIVORP in plaats van PROVIN) en op het stuk nr.
42a lezen we BELGIA, als voorproefje van wat Van Vloock straks consequent zal
doen. In 1642 worden nog 2 stempels met de afkorting PAR. gevonden.
Op 16 maart 1642 ontvangt Van Vloock zijn commissie als ijzersnijder. Vermoedelijk
is hij sinds 1634 al als assistent werkzaam geweest bij Van Nyevelt. De benoeming
van de assistenten is echter niet in de Commissieboeken te vinden.
Type V komt geheel voor de verantwoordelijkheid van Frederik van Vloock Hij tracht
op de keerzijde de laatste 2 regels te veranderen in BELGIA AD/LEGEM IM wat op
wisselende manieren mislukt Nog twee maal zien we retrograde woorden nmaal
een verkeerd verdeeld jaartah soms wordt een letter gewoon vergeten en veel letters
zijn verminkt Vermoedelijk liet Van Vloock veel over aan zijn personeel interesseerde het werk aan de munt hem maar weinig (hij was in die tijd deken van het
Utrechtse goudsmidsgilde) en heeft hij ook daarom eind 1646 zijn ontslag genomen.
Op 14 januari 1647 wordt als zijn opvolger benoemd Roelof Wolfertszoon van
Cuylenburgh
Type VI. Diens dukaat is veel fraaier uitgevoerd met regelmatig geplaatste letters.
Nr. 48, met de keerzijde nog van zijn voorganger, is een hybride.
Zoals we ook bij de andere Utrechtse munten zagen heeft Roelof een voorkeur voor
de gladde binnencirkel. Hij laat deze voorkeur al gauw merken, dit is het voornaamste verschil tussen type VI en VII.
Type VIII is verklaarbaar door het optreden van Pieter van Cuylenburgh, die zijn
vader opvolgt na diens dood (25 augustus 1673). Hij gebruikt eerst nog stempels van
zijn vader, maar laat daarna de binnencirkel weg, hetgeen we ook-zagen op de
rijksdaalders, zilveren dukaten en leeuwendaalders die hij sneed. In 1674 wordt Mr.
Adriaen van der Heyde benoemd tot muntmeester en hij voert als eerste in Utrecht
een eigen teken, het paaslam. Dat is de oorsprong van type IX. Als hij in 1677 ontslag
neemt is er nog geen opvolger, in 1678 blijft de betrekking vacant en wordt er niet
gemunt. Pas in 1679 wordt Johan van Romond aangesteld die een rozet als
muntmeestersteken voert en zo aanleiding geeft tot type X Na zijn dood op 26
februari 1710 krijgt zijn zoon Sibertus de opvolging maar in de dukaten verandert
niets De stempelsnijder Pieter van Cuylenburgh sterft 2 augustus 1719 en wordt

97

opgevolgd doorzijn zoon Roelof. Deze is duidelijk minder bekwaam dan de vaderen
grootvader. Zijn letters en muntteken zijn slordiger, maar de verschillen zijn te gering
om van een ander type te spreken.
Type XI. Anders wordt het als Sibertus op 3 maart 1732 overlijdt. Zijn zoon Johan is
pas 17 jaar en te jong om op te volgen. Daarom wordt naar een ander uitgekeken en
op 20 maart 1732 wordt Hendrik Maurits Eyk aangesteld. Als muntmeestersteken
laat hij een boompje plaatsen, ontleend aan zijn familiewapen dat in het onderste
deel van het veld drie bomen vertoont. Zo ontstaat weer een nieuw type, dat zich
overigens niet onderscheidt van type X. Op 10 september 1734 wordt hem op eigen
verzoek ontslag verleend en met ingang van diezelfde datum wordt de nu net 20
geworden Johan van Romond benoemd. Deze huwt op 29 oktober 1736 met Alarda
Comelia van Romond dochter van Diderik en Elisabeth Waterman. Zijn muntaktiviteit was gering. Zijn enige dukaat, van 1735, is weer geheel van type X.
Type XII. In 1738 was Johan Ernst Novisadi benoemd. Hoewelzijn broer, muntmeester in Gelderland, wel een muntmeestersteken voerde, heeft Johan Ernst hiervan
afgezien en ook de latere muntmeesters volgden voortaan dit Hollandse en
Utrechtse gebruik.
Bovendien had de als stempelsnijder onbekwame Roelof van Cuylenburgh in 1737
zijn ontslag als stempelsnijder gekregen en de Staten van Utrecht benoemden in
1738 Cornelis van Swinderen tot zijn opvolger.
Men - naar ik aanneem de muntmeester - besloot nu de nieuwe muntslag aan te
passen aan de in Holland al in 1672 ingevoerde Nieuwe slag". Dit type XII blijft
bestaan tot 1757, als Van Swinderen overlijdt. Eerst wordt dan Lorenz Natter
benoemd (op 1 aprilr, mmar deze kreeg gl hetzelfde jaar op eigen verzoek ontslag (5
oktober 1757).
De dukaat van type XIII werd door mijn vader (Van der Wiel 8) toegeschreven aan
deze stempelsnijder. Als dit juist is, moeten de opvolgers, Johann Conrad Marm en
diens zoon Johann Wilhelm, duivelskunstenaars geweest zijn in het imiteren. Het
lijkt mij waarschijnlijker dat type XIII van de hand van Johann Conrad Marm is, die in
oktober 1757 in Utrecht begint te werken. Hij neemt zijn zoon mee als assistent.
Het type XIV is waarschijniijk al door de zoon gemaakt, want als vader in 1763 naar
Kleef vertrekt verandert er in het stempel van de dukaat niets totdat in 1777 een
andere ridder verschijnt. Dan verbetert Johann Wilhelm de stand van de rechter arm
en ontstaat type XV. Waarom hij dan overgaat van een Arabische 1 op een Romeinse I in het jaartal wordt niet duidelijk, op de andere Utrechtse munten gebeurt dit
niet.
Type XVI is ook van zijn hand en is weer een verbetering van het vorige type.
Bij type XVII zien we andere letters, die ik in mijn artikelen over de dukatons en
zilveren dukaten al heb gekenmerkt als het handschrift van H. de Meyer. Het
gemakkeiijkst is dit lettertype te herkennen aan de veel dikkere en gebogen eindhaal
van de R.
Veel hierop lijkt type XVIII. In 1806 verandert De Meyer de tekening van de ridder,
maar verder vertoont de munt nog steeds alle kenmerken van dezelfde stempelsnijder, ook in de plaatsing van de klinknagels op het harnas. In 1795 werd Marm
ontslagen (om politieke redenen). Hij wordt weliswaar weer in zijn ambt hersteld
naast De Meyer, maar maakt geen stempels meer voor de dukaten.

98

DUBBELE DUKAAT

Bij de ordonnantie van 1606 aangaande de gouden munten werd bepaald dat men
ook dubbele dukaten mocht slaan. Paragraaf 6 van de ordonnantie luidt:
Noch eenen dubbelden Nederlantschen Ducaet van vijf en dertig stukken in de
snede, ende drie en twintig caraten acht greynen fijn gouts inde alloye int Troysche
marq werks, ter remedie van eenen engelsche inden ghewichte ende van een greyn
fijn gouts inden alloye int Troysche marq werk voorsz., die cours ende ganck hebben
zal tot seven gulden ende twaelf stuyvers".
In modern nederlands uitgedrukt betekent dit dat een speling van 0.6% werd toegestaan op het wettelijk gewicht van 7.02 gram, en een speling van 0.3% op het
wettelijk gehalte van 986%. goud.
De belangstelling voor de dubbele dukaat bleef voorlopig gering. In 1607 wordt in
Overijssel een proef op dubbel gewicht geslagen. In 1612 volgt dan een kleine
aanmunting in Friesland. Pas in 1645 begint in Holland de aanmaak van dubbele
dukaten, in 1646 gevolgd door Zeeland. Utrecht begint in 1652, vier jaar later
Gelderland. West-Friesland was de hekkesluiter, met een emissie in 1684. De
steden Kampen, Zwolle en Deventer sloegen tussen 1650 en 1666 ook dubbele
dukaten, maar dan op naam van de Duitse keizer.
Fig. 1
,

aantallen
MuntvondstKosice(1679)
MuntvondstMoguilew(1675)

99

Dat tegen het einde van de 80-jarige oorlog opeens wel belangstelling voor de
dubbele dukaat bestaat is te verklaren uit de toentertijd relatief lage prijs van het
goud ten opzichte van het zilver. Er ontstond een grote export van gouden dukaten
naar Noord- en Oost-Europa. De samenstelling van twee grote dukaten vondsten
die van Moguilew (in West-Rusland) en die in Kosice (in Tjechoslowakije) spreken
duidelijke taal. In figuur 1 heb ik de aantallen nan de enkele n dubbele eederlandse
dukaten van beide vondsten per jaar opgeteld en in een grafiek qegeven We zien bij
beide vondsten een scherp stijgende kromme die in 1644 beqint een hoge piek
heeft in 1649 en in 1653 weer terug is op het,uitqangspunt Na 1730 worden de
dubbele dukaten voor de export niet meer gevraaqd en beperkt men zich tot enkele
dukaten
Ook de dubbele dukaat had geen vaste koers; in 1608 gold hij acht gulden, in 1615
twee stuivers meer, in 1653 Fl. 9,50, steeds afhankelijk van de goudprijs.
De voorzijde vertoont steeds dezelfde beeldenaar als de enkele dukaat, namelijk
een staande geharnaste man van rechts gezien; in de rechter hand een zwaard, in
de linker hand een pijlenbundel. In het omschrift staat achter de zinspreuk van de
Republiek CONCORDIA RES PARVAE CRESCUNT de afgekorte provincienaam.

De keerzijde vertoont een met lofwerk omgeven vierkant, waarbinnen in vijf regels
MO.AVR/PROVIN/CONFOE/BELG.AD/LEG.IMP (Moneta aurea provinciarum confoederatarum Belgicarum, gouden munt van de Verenigde Nederlandse Provincin).
Merkwaardigerwijs verschilt deze tekst met die op de enkele dukaten, waar het
opschrift begon met MO.ORDI. Sinds 1739 vertoont ook de dubbele dukaat dit opschrift, zulks in navolging van Holland waar al in 1716 de dubbele dukaat hetzelfde
opschrift kreeg als de enkele. Ook in Gelderland, Zeeland en West-Friesland bestond aanvankelijk dit verschil in tekst.
Toen de dubbele dukaat zijn bestemming als export- en circulatiemunt verloor, zo
omstreeks 1740, en ondertussen een nieuwe munttechniek leidde tot de veel fraaiere geschroefde munten, kreeg de dubbele dukaat een heel andere funktie, namelijk
die van geschenk- en pot-munt, te vergelijken met nieuwjaarspenningen als bijvoorbeeld de geliefde gouden scheepjesschellingen.
Het zijn dan voornamelijk de Utrechtse en Hollandse munt die de aanmaak voortzetten.
De langste serie is die van Utrecht. Een overzicht van de totale slag in de verschillende provincies vindt men in onderstaande tabel, (tabel 3).
Daarna volgt een beschrijving van de bekend geworden dubbele dukaten, met alle
waargenomen varianten. Vooral in de achttiende eeuw is die variatie minimaal, ten
dele veroorzaakt door het geringe aantal bewaard gebleven stukken, maar zeker
ook doordat er steeds kleine hoeveelheden geslagen werden en men geen stempels
behoefde te vernieuwen.
Van de jaren 1660, 1694, 1695 en 1696 heb ik geen exemplaar gezien, maar het
bestaan wordt door betrouwbare bronnen vermeld. Ik heb van deze jaartallen geen
volledige gegevens over de interpunctie en liet de tekst daarom weg.
De stempels van Van Swinderen (nr. 28 - nr. 47) hebben op de keerzijde soms de
interpunctie vrijwel opgenomen in de rechter zijde van het vierkant, zodat op het
eerste gezicht de schijn gewekt wordt dat een dubbele punt of punt ontbreekt.

100

Gel Hol W-F Zee Utr


1612
1645
6
X
7
8
9
1650
X
1
2
3
X
4
X
X
5
X
6 X
X
7
X

9 x
1660
1 X
2
3
4
5
6
7
a
9
1670
1
2
3
4
5
6
7
8

1680
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1690
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1700

X
X

X
X

X
X

X
X
X

Gel Hol W-F Zee Utr

1701
2

X
X

Fri Dev Kam Zwo

4
5
6
7
8
9
1710
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1720
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1730
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1740
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1750
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1760

X
X

X
X
X

X
X

Gel Hol W-F Utr


1761 x
X
)X
X
2
X
X
3
X
X
4
X
X
5
X
X
6
X
7
X
X
8
X
X
9
X
X
1770
X
1
X
X
2
X
x
3
4
X
5
6
7
8
9
1780
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1790
1
2
X
3
4
X
5
6
7
8
9
1800
1
X
2
3
4
5
6
7
8

X
X

101

Bij de dubbele dukaat kunnen we zeven verschillende typen onderscheiden:


Oude slag", met handstempels aeslaaen: onaerand.
Type I
overeenkomstig type VII van de enkele dukaat, maar het lint aan
de pijlenbundel eindigt in een lus en twee losse uiteinden (als de
enkele dukaat type VIII); gladde binnencirkel, geen muntmeestersteken; ongearceerd muntteken rechts van het zwaard.
Type II

overeenkomstig type X van de enkele dukaat: geen binnencirkel


en tussen de bovenbenen van de ridder een rozet als muntmeestersteken; lint aan de pijlenbundel als bij type I.
Een dubbele dukaat met het muntmeestersteken boom is niet
bekend.
Nieuwe slag", gemaakt met de schroefpers, scherper en regelmatiger relif, muntplaatjes egaal van dikte; kabelrand.
Zelfde tekening van de ridder als op de enkele dukaat van 1739,
maar het omschrift staat rond een binnencirkel, uitgevoerd als een
fijne kabel; tussen de voeten van de ridder een begroeid stukje
grond; achter de afgekorte woorden PAR en CRES staat steeds een
dubbele punt.
Als de enkele dukaat van de nieuwe slag (de tekst begint nu met
MO:ORD:); de barok-guirlandes zijn wat meer gedetailleerd.

Type III
1739-1758

overeenkomstig type XII van de enkele dukaat: pijlenbundel met


twee omlaaggebogen evenwijdige linten, zonder lus; Romeinse I
in het jaartal; muntteken met rechte zijkanten; op het voetstuk
onder de ridder weinig geprononceerde plantjes. Tussen het
zwaard en de band over de schouder rij van 4 klinknagels.

Type IV
1759-1760

als type III, maar andere ridder, gemakkelijk te herkennen, doordat nu tussen het zwaard en de banden over bovenarm en schouder geen klinknagels te zien zijn; de tekening is als die op de
enkele dukaat van Type XIV.
Aan de pijlenbundel 2 divergerende linten; andersgevormde letters (A van boven afgeschuind en R met strakke onderhaal);
Arabische 1 in het jaartal; uit het voetstuk kteken twee eraspollen
met respectievelijk 3 en 4 sprietjes omhoog. Op de keerzijde
dezelfde letters; andere versiering rond het vierkant, de schelp is
groter en grof geschulpt en de onderkant is verborgen achter een
waaiervormig ornament. Muntteken aan de zijkanten ingebogen.

Type V
1761 -1795

grotendeels gelijkend op type IV, maar de ridder draagt de elleboog iets hoger; aan de pijlenbundel weer twee evenwijdig gebogen linten (als bij type III); het voetstuk vertoont twee graspollen
van ieder drie sprietjes.

Type VI
1795-1801

veel gelijkend op type V maar de ridder draagt de elleboog lager,


en naast het zwaard zien we nu aan weerszijden weer 2 rijen
klinknagels.

102

Andere letters (G zonder schreef onderaan, onderaan de S wl


een schreef) op de voorzijde.
Keerzijde als type V.
Type VII
1801-1808

als type VI maar een Romeinse I in het jaartal. Het voetstuk is


smaller en loopt van onderen in een zachte ronding.
Op de keerzijde is het vierkant dubbel omlijnd als bij type XVII van
de enkele dukaat en staan nu letters van hetzelfde type als op de
voorzijde.

103

o
1.
2.
3.
3a.
3b.
3c
3d
3e
3V
4.
Ma
4b
4c
4d
4e
5.
5a
5b
6
6a
7
7a
8
9
A9

TypeI
MuntmeestenJ.Gerobulos
1650 Vz: CONCORDIA.RES.-PAR-VAE CRES.TRA- (schild)
1652
. TRA
1653
VAE.
1653
1653
TRA
1653
1653
VAE
. TRA. .
CONCORDIA.
1653
CONCORDIA RES-.PAR-VAE CRES:IR.A.
1653
CONCORDIA.RES.-PAR-VAE.CRES.TRA.
1654
1654
TRA
1654
CONCORDIA.
1654
VAE
. TRA. .
CONCORDIA
1654
.TRA .
.CONCORDIA.
1654
VAE.
. TRA. .
1655
1655
CRES
CONCORDIA.
VAE CRES.
1655
VAE
1656
.CONCORDIA.RES-.PAR1656
1657
RES.-PAR1657
TRA
1658
RES
1659
RES..
1660
zou door de heer J. Schulman eenmaal gezien zijn

Stempelsnijder: R. v. Cuylenburgh
Kz: MO.AVR / PROVIN / CONFOE/ BELG.AD /
MO.AVR7

LEG. IMP. K
NU

MO.AVR /
MO.AVR /
MO.AVR /
MO AVR /
MO.AVR./
MO.AVR /

K
/BELG A D / LEG IMP.
/
/
IMP K
BELG.AD/ LEG.IMP.
K

R
MO.AVR./

MO.AVR /
MO.AVR./
MO.AVR /
N
N

Muntmeester: J. van Reyneveldt


Stempelsnjjde:: R. van Cuylenburgh
De processen-verbaal van de muntbus-openingen vermelden geen
dubbele dukaten. We kennen echter n exemplaar van een proefslag op
dubbelgewicht(14g).
10. 1669/66 Vz:.CONCORDIA.RES-PAR-VAE.CRES.TRA-. (schiid)
Kz: MO.AVR / PROVIN / CONFOE/ BELG.AD /
Muntmeester: A. v. d. Heyde (1674-77)
Volgens de processen-verbaal zijn er voor 1183 mark gouden dukaten
en dubbele dukaten geslagen. De dubbele dukaat is niet teruggevonden.

11.
11a
11b
12
13.
13a.
14.
15.
16.

Type II
Muntmeester: J. van Romond
1683 Vz: CONCORDIA.RES.-PAR-VAE.CRES.TRA-scchild)
1683
1683
1688
.RES-.
1690
TRA.1690
1691
1692
. TRA
1693
Alleen bekend als piedfort

Stempelsnjjde:: Pieter van Cuylenburgh


Kz: MO.AVR / PROVIN / CONFOE/BELG.AD /

MO.AVR./

LEG.IMP.

LEG.IMP.
/LEG.IMP
/LEG:IMP
/LEG.IMP

K
N
K

/LEG IMP.
MO.AVR / .
./LEG.IMP.

vj

17.
18.
19.
20.
21.
21a
22
22a
*23.
24.

25.
26.
27.
28.

1694 Vz: CONCORDIA RES-PAR-VAE.CRES.TRA (schild)


1695
1696
CONCORDIA RES- PAR-VAE CRES TRA- (schild)
1697
1703
_ CRES.TRA.
1703
.CRESTRA
CONCORDIA. RES. .
1704
1704
. CRES.TRA. .
1706
1709
Muntmeester: S. van Romond
De processen-verbaal van de muntbusopeningen vermelden geen dubbele dukaten. De door Delmonte vermelde
dubbele dukaat van 1714 berust op een fout; het exemplaar
in de veiling van Schulman 1922 was een gewone dukaat.
We kennen echter
VAE
1718 Vz:CONCORDIA RES
VAE
1719
.CRES
1720
.CRES.
1726

Kz: MO.AVR /

MO.AVR /

PROVIN / CONFOE/ .

PROVIN / CONFOE/ BELG.AD /

LEG.IMP
LEG IMP.
LEG.IMP.
. LEG.IMP
_ LEG.IMP.
_ LEG.IMP

R
KN
K
K

Stempelsnijder: Pieter van Cuylenburgh

LEG IMP
N
KN
LEG.IMP.

29.
29a.
30.
31.
31a
31b
32
33.
*34
35.
36.
37.
38.

O
"Ni

Type III
MuntmeestenJ.E.Novisadi
Vz: CONCORDIA. RES.- PAR: CRES:TRA-((schild)
CONCORDIA RES
CONCORDIA. RES
CONCORDIA RES

1739
1739
1740
1741
1741
1741/40
1742
1743
1744
1745
1746
1747
1748

Stempelsnjjde:: C. van Swinderen


Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG:AD /

LEG:IMP.

N
K
N

/BELG.AD / .
. /BELG:AD / .

. /BELG.AD / .

K U
N
KN
N
N
N
KR

39.
40.
41.
42.
43.
44.
44a
45
45a
46.
47.
48.

1749 Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schild)


1750
1751
1752
1753
1754
1754
1755
1755
1756
1757
1758

*49.
50.

Type IV
Muntmeester:J.E.Novisadi
1759 Vz: CONCORDIA RES-PAR: CRES:TRA.-(schild)
1760

Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /

LEG:IMP.

/BELG:AD / .
NR
K
K

/BELG.AD / .
/BELG:AD / .
/BELG.AD / .
/BELG:AD / .

N
N
N
KN

/BELG.AD / .

Stempelsnijder:J.C.Marm
Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /

LEG.IMP.

KN

51.
52

53.
54.
55.
56.
57.
58.
59.
60.
61.
62.
63.

CO

TypeV
Muntmeester: J. E. Novisadi met zijn zoon
J.Chr.Novisadi
1761 Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schild)
1762
Muntmeester: J. E. Novisadi met zijn zoon
J.Chr.Novisadi
1763
1764
1765
Muntmeester: J. Chr. Novisadi
1767
1768
1769
Muntmeester: J.G.Holtzhey
1771
1772
1774
1775
1776

Stempelsnijder:J.W.Marm
Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /

LEG.IMP.

R
KN

StempelsnijdenJ.W.Marm

NR
StempelsnijdenJ.W.Marm

StempelsnijdenJ.W.Marm
N

64.
65.
66.
67.
68.
*69.
70.
71.
72.
73.
74.
75.
76.
77.

Muntmeester: C. F. Wesselman
1778 Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schild)
1779
1780
1781
Muntmeester: Joh. S. van Naamen
1782
1784
1785
1786
1787
1788
1789
1790
1791
1792

StempelsnijdenJ.W.Marm
Kz: MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /

LEG.IMP.

K R
N
K

Stempelsnijder: J. W. Marm
KN
N
KNR
NR
K
KN
N
KN
NU

78
79
80

"81
82
83
84
85
86

1793 Vz:CONCORDIA RES-PAR: CRES:TRA.-(schild)


1794
1795
Bataafse Republiek (1795-1806)
Type VI
Muntmeester: J. S. van Naamen
1796
1797
Muntmeester: G. J. L. du Marchie Servaas
1789
1799
1800
1801

Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /

LEG.IMP.

N
N

Stempelsnijder: H. deMeyer
K

R
N

StempelsnijderH. deMeyer
KN
KN
KN R
KNUR

w
86a
87
88
89
90

91
92
93

Type VII
Muntmeester: G. J. L. du Marchie Servaas
1801 Vz: CONCORDIA RES- PAR: CRES:TRA.-(schild)
1802
1803
1804
1805
Arabische 1 i i hetjaartaa
Koninkrijk Holland, 1806-1810
Type VIII
(ridder als bij type XVIII van de enkele dukaat)
1806
1807
1808

StempelsnijdenH.deMeyer
Kz:MO:ORD:/ PROVIN:/FOEDER:/BELG.AD /

LEG.IMP.
KN
KN R
KN
KN R

./FOEDER /

KNUR
KN
KN R

Type I is kenmerkend voor Roelof van Cuylenburgh. Het verschil in tekst op de


keerzijde (MO.AVR in plaats van MOORD) lijkt mij eerder een opdracht van de muntmeester dan een eigen initiatief van de stempelsnijder; zoals vaak wordt het Hollandse voorbeeld gevolgd. Het volgende type II, met de rozet van Van Romond is van
Pieter van Cuylenburgh. De plaatsing van een muntmeestersteken is beslist een
wens van de muntmeester geweest. Ook hier laat Pieter de binnencirkel weg zoals
op zijn andere munten.
Type III is in zijn uitvoering van de ridder en van de letters typerend voor C. van
Swinderen. De invoering van de andere tekening zal hem wel opgedragen zijn,
waarbij wederom het Hollandse voorbeeld gevolgd werd.
Type IV verraadt door de letters en het ingebogen muntteken de stempelsnijder J. C.
Marm. Diens zoon en assistentJ.W. Marm heeft vermoedelijk al de stempels voor
alle dubbele dukaten van type V gesneden; ze vertonen dezelfde ridder als type XIV
van de enkele dukaat. Dat type blijft in gebruik tot diens tijdelijk ontslag in 1795. Dan
snijdt De Meyer, die op 15 mei als stempelsnijder wordt aangesteld, een keerzijdestempel, maar de voorzijde is nog van Marm. Pas in 1801 zien we ook de voorzijde
met de letters van De Meyer, die ook een kleine verandering in de ridder aanbrengt.
Zo ontstaat type VII.
De laatste dubbele dukaten, van 1805-1808, hebben een iets andere ridder, als op
type XVIII van de enkele dukaat. Men zou hier dus nog van een achtste type kunnen
spreken, ook van De Meyer. Er bestaan Russische vervalsingen van de enkele
dukaat van 1805 van dit type, misschien afgekeken van de dubbele dukaat van dat
jaar, want van 1805 kennen we alleen type XVII. Merkwaardigerwijs heeft de dubbele dukaat van 1805 nog een Arabische 1 in het jaartal.
Russische vervalsingen van de dubbele dukaat komen niet voor.
Summary: The author gives a survey of the different types and epigraphical variations of the
ducats and double-ducats, which were struck at Utrecht from 1586 till 1808.
Additionally, he pays attention to the changing function of these coins during that era.
Type changes are found to coincide with changes of mintmasters and especially of die-cutters
An indication of the degree of rarity of each date is obtained by comparison of their occurrence
in hoards and collections.
Minor variations within one year are sometimes a consequence of the opening of the mint-box;
the pieces coined after the opening had to be differentiated from the coinage before the
opening.

113

Literatuur
1 L. W. A. Besier, De Muntmeesters en hun muntslag in de provinciale en
stedelijke munthuizen van de Republiek der Vereenigde Nederlanden
en de Bataafsche Repubiiek, Utrecht 1890 (herdruk 1972)
2 H. Enno van Gelder, Munthervorming tijdens de Republiek, Amsterdam
1949
3 E. Nohejlova-Pratova, Le Trsorde Kosice, Praag 1948
4 A. Pol, Een valse munt en een valse munter, De Beeldenaar 1,1977, p.
33
5 B. R. Rnning, Et funn av mynter blant vrakrestene etter den Hollandske
ostindiafareren Akerendam, forlist ved Runde i 1725, Nord. Numism.
Arsskrift 1973-1974, p. 68-115
6 J. Steen Jensen, Monterne fra Ostindiefareren Wendela", forlist ved
Shetlandsoerne 1737, Nord Numism. Arsskrift 1973-1974, p. 31
7 A. van der Wiel, Valse Nederlandse dukaten, JMP 39,1952, p. 41 -59
8 A. van der Wiel, Valse Nederlandse dukaten, JMP 43, 1956, p. 58-67
9 A. van der Wiell Munten als nieuwjaarspenningen geslagen, JMP 41,
1954, p. 19-26
10 H. J. van der Wiel, Drieguldens, guldens en halve guldens van Utrecht,
JMP 47, 1960, p. 59
11 H. J. van der Wiel, Dukatons en halve dukatons van Utrecht, JMP 48,
1961, p. 43-57
12 H.J. van derWiel, Leeuwendaalders van UtrechWMP 51,1964, p. 1-16
14 H. J. van der Wiel, Rijksdaalders van Utrecht, JMP 52/53,1965/1966, p.
14-28
15 H. J. van der Wiel, De Utrechtse daalders, JMP 55, 1968, p. 44
16 H. J. van der Wiel, De gouden rijders van Utrecht (1606-1644), JMP
56/57, 1969/1970, p. 49-62

114

plaat 20

/^-^AskG

75

DUKATEN VAN UTRECHT

205

plaat 21

rl* 4ak%%
76 o

105

129 o

SZ&j&Ai

Mf^i.
''<yg%0y

147

154

174

i/XKfc

M\

187

190

/'irlcWIN:

'->

31

f <? HC.&-A.O _
" i r

206

a o

.'

jtf/

DUKATEN VAN UTRECHT

198

plaat 22

-firr^

~^MM^

DUBBELE DUKATEN VAN UTRECHT

207

Você também pode gostar