Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
II
De tentamenstof voor het vak productiesystemen II is hoofdstuk 2 t/m hoofdstuk
11 van het dictaat, de sheets van vrijbuigen, hoofdstuk 12 en 14 uit het boek
industrile productie en enkele formules.
Hoofdstuk 2: Materiaaleigenschappen
2.2: Maatrek en ware rek
Maatrek:
e=
L L1L 0
=
L
L0
L
Ware rek:
dL
dL
L
d = = d = =ln =ln(1+ e)
L
L0
L L
0
totaal = i
Additieve eigenschap:
rek = stuik
1 + 2+ 3=0
2.3: Materiaalgedrag
Met behulp van een trekproef kan een spannings-rek curve getekend worden.
Tot en met de insnoering is er sprake van een uni-axiale spanning
(lijnspanning
het punt waar het materiaal met insnoeren begint (na de treksterkte) is er echter
sprake van een tri-axiale spanning (3D spanningstoestand). De equivalente
spanning kan bepaald worden met het Tresca of Von Mises criterium. Er is echter
ook een eenvoudig verband opgesteld door Bridgman om de spanning te
berekenen aan de hand van de geometrie van het proefstukje. Dit kan door de
lijnspanning met een correctiefactor te vermenigvuldigen:
Equivalente spanning:
V =C B lijn=C B
C B=
Maximale rek:
d 2
4 min
met correctiefactor
1+
max =2 ln
d min
4R
ln 1+
d min
4R
) (
D0
d min
veranderen. In het
) af te leiden:
V = V 0=constant
V = V 0+ H
tot = el. + pl . =
V =C n
V 0 V V 0
+
E
H
aanwezig
V =C ( + 0 )n
Verder is de temperatuur van invloed. Bij hogere temperatuur zal de weerstand
tegen deformatie iets afnemen. Dit resulteert in een iets lagere C, maar meestal
is dit effect verwaarloosbaar. Belangrijker is de rekristallisaatietemperatuur, die
ligt op ongeveer
Warmomvormen:
Halfwarmomvormen:
Koudomvormen:
T T kamer
V =C ( + 0 )n
( )
met m = reksnelheidsgevoeligheid en
is een
referentiesnelheid
Enkele typische waarden voor m:
Koudomvormen:
m<0,05
Warmomvormen:
0,05<m<0,40
0,30<m<0,85
Daarnaast kan ook het Bauschinger effect zorgen voor een lagere
vloeispanning. Dit gebeurt als een proefstukje d.m.v. trek gedeeltelijk plastisch
gedeformeerd wordt, vervolgens de belasting weggehaald wordt en dan op druk
belast wordt. De vloeispanning die voor de drukbelasting geldt is nu lager dan de
vloeispanning waarbij het trek experiment gestopt is. Dit komt omdat er na het
weghalen van de trekbelasting restspanningen overblijven op microscopische
schaal doordat de kristallen allemaal in verschillende richtingen georinteerd
liggen. Het probleem met het Bauschinger effect is dat het moeilijk in de
verstevigingsfunctie is in te bouwen.
Verder kun je ook nog te maken krijgen met anisotropie, bijv. door plastische
deformatie in n richting. Om de mate van anisotropie aan te geven, is de
zogenaamde anisotropiefactor ingevoerd. Deze is afhankelijk van de hoek
waaronder je kijkt:
b
breedte
b0
R =
=
dikte
d
ln
d0
ln
R0 +2 R45 + R90
R=
4
R
:
R=
R :
R0 2 R 45+ R 90
2
dF= A d + dA< 0
(afname
dA
grotere rek spreken we van een instabiel proces, want het stopt niet meer uit
zichzelf, maar het gaat net zo lang door totdat de proefstaaf knapt. Vanaf het
begin van de insnoering is er al sprake van procesinstabiliteit, terwijl het
feitelijke bezwijkgedrag pas bij het breken optreedt.
Ductiliteit: De hoeveelheid
plastische deformatie die een
materiaal kan hebben voordat
hij bros breekt. Hierbij wordt
uitgegaan van een
gemiddelde spanning
M=
x + y + z
.
3
=0 , maar op
<0 .
Het quotint
M
V
de maximale rek tot breuk uitgezet tegen de triaxialiteit. Op deze manier kan
bepaald worden of een bepaald materiaal geschikt is voor een bepaald
fabricageproces. Je materiaal is geschikt als je links van de ductiliteitsgrens in
het ductiliteitsdiagram zit. Bij een hogere temperatuur verschuift de
ductiliteitsgrens naar rechts en de richtingscofficint zal iets minder steil
worden. De ductiliteitsgrens wordt bepaald aan de hand van een trekproef en
een torsieproef. Bij de torsietest is de triaxialiteit nul (alleen schuifspanningen)
zodat je het snijpunt van de ductiliteitsgrens met de horizontale as hebt. Met de
trekproef kun je het tweede punt vinden. Je kijkt wat de rek bij breuk is en dan
kun je via figuur 2.17 de triaxialiteit uitrekenen. Voor de rekken gelden de
volgende formules:
Trekproef:
Torsieproef:
N
max =2 ln
max =
D0
d min
2 RN
L 3
1 :
ij
3.2: Grensspanningscriteria
Deze paragraaf is een korte herhaling van de elasticiteitstheorie van Stijfheid &
Sterkte II.
Er zijn twee theorien die de maximale spanning tot plastische deformatie
voorspellen, namelijk Tresca en Von Mises (
1 2 3 ):
eq = 1 3
Tresca:
Von Mises:
eq =
1
{( ) 2+( 2 3 )2+ ( 3 1 )2 }
2 1 2
Bij het metaalomvormprocessen wordt meestal gebruik gemaakt van het Von
Mises criterium.
d ij =d sij
Hierin is
d ij
proportionaliteitsfactor en
s ij
de toename van de
d W s= 1 d 1 + 2 d 2+ 3 d 3
of
d W s= d
beschrijft, gebaseerd op
de drie hoofdrichtingen:
d =
2
( d 12 +d 22 +d 32 )
3
2
( 2+ 2 + 2 )
3 1 2 3
beschreven (
+
d
1 2 3
(
)
+
d
d = (
2 )
+
d
d = (
2 )
d 1=
1= 1 , 2=a 1
en
1= 1 2 3
(
)
+
= (
2 )
+
= (
2 )
2
Bij te grote rekken kan plastische instabiliteit ontstaan. Dit betekent dat de
kracht die nodig is om het materiaal verder plastisch te deformeren afneemt. Dit
is te verklaren door de differentiaalvergelijking
gevonden
worden:
F 1= y 0 z 0 e
q
2ab
2q
1= 1 , 2=a 1
en
q= a2 +b2 abab+1
Door deze uitdrukking te differentiren naar
gelijk te stellen aan nul, wordt het punt gevonden waarop de plastische
instabiliteit begint:
d 2ab
=
d
2q
Uit hoofdstuk 2 kennen we de Wet van Ludwik ( V =C
vervangen door
). Als we hierin
, wordt de
kritische effectieve rek gevonden. De effectieve rek die bereikt mag worden is
echter niet in alle richtingen even groot, omdat een proefstaaf niet in alle
richtingen dezelfde geometrie heeft:
kr ,1 =
2q
n
2ab
kr ,2 =
2q
n
2 ab1
kr ,3 =
2q
n
2 ba1
Indien de effectieve rek lager is dan de maximaal toegestane kritische rek in alle
3 de richtingen, dan zal er dus geen sprake zijn van plastische instabiliteit. Vaak
hoef je niet alle 3 de richtingen te controleren op kritische rek, bijv. als een
bepaalde hoofdrichting een drukrichting is.
Indien er sprake is van een lijnspanning (bijv. trekproef zonder voordeformatie)
dan zijn a en b gelijk aan nul, omdat
en
dan de ware
Hoofdstuk 4: Proces-analyse
4.1: Oplossingsmethoden
Met een proces-analyse kunnen de volgende doelen bereikt worden:
1. Bepalen of plastische instabiliteit op zal treden
2. De benodigde proceskracht bepalen
3. De benodigde deformatie-arbeid bepalen
Voor een proces-analyse moet je eerst een wiskundig model maken. Als het om
grove benaderingen gaat kun je vaak toe met simpele analytische modellen,
terwijl je bij nauwkeurige en uitgebreide modellen over moet gaan op een FEManalyse.
Enkele veelgebruikte aannames:
Vlakspanningstoestand (
Coulombse wrijving
Rechte spannings- en deformatieweg
3 =0 ) of vlakke deformatietoestand ( 3 =0 )
x ,
y ,
De spanningen
De hoofdspanningen
De effectieve spanning
Incrementele rekken
Proceskracht F
1 ,
z ,
2
x ,
en
en
d 1 ,
d 2
en
d 3
Evenwicht volume-elementje
Transformatie naar hoofdspanningen: det [] = 0
Vloeivoorwaarde:
Verstevigingsfunctie:
v = =
2 = 3
1
2
2
2
( 1 2 ) + ( 2 3 ) + ( 3 1 ) }
{
2
V =C ( + 0 )n
of
3 =0
d 1=
+
d
1 2 3
d 2=...
d 3=...
Voor de proces-analyse hebben ze 2 methoden ontwikkeld om, naast
bovenstaande vergelijkingen, nog meer vergelijkingen te verzamelen:
1. Evenwichtsmethode: Bepaal de proceskracht door globaal
krachtenevenwicht van het hele systeem te beschouwen. Gebruik je bij
niet-continue processen, zoals persen.
2. Arbeidsmethode: Bepaal de proceskracht door energiebehoud over het
hele systeem te beschouwen. Gebruik je bij continue processen, zoals
draadtrekken.
3 =0
Alleen de schuine zones AB en CD zullen deformeren
Homogene deformatie met een uniform verdeelde rek
Effecten van het buigen op de proceskracht F zijn te verwaarlozen zolang
geen plastische instabiliteit optreedt
Verwaarloosbare wrijving in de deformatie-zones
Spanning in horizontale richting veel kleiner dan in verticale richting ->
2=0
Gegeven:
Gestrekte rekken:
n=0,33
L0=16,627
en
mm en
C=900
MPa
L1=20,081
mm
L1
=0,1887
L0
1=ln
tussenin schuin)
3 =0
1 + 2+ 3=0 2 =0,1887
Constant volume:
strekrichting)
str =
2
( 12+ 22 + 32 )=0,2179
3
Buigrekken:
1
R+ s
L
2
1=ln 1 =ln
=0,0606
L0
R
3 =0
1 + 2+ 3=0 2 =0,0606
Constant volume:
Effectieve buigrek:
buig =
(de normaalrichting)
2
( 2 + 22 + 32) =0,0700
3 1
1= str + buig=0,2879
2=0 a=0
1
3 = 3 1 2 =0 3 1 =0 3= 1 b=
2
2
2
2
q= a +b abab+1=
kr ,1 =
1
3
2
2q
n=0,3811
2ab
in deze richting
kr ,2 =
is
kr ,3 =
2q
n=0,3811
2 ab1
2q
n=
2 ba1
kritisch
Ludwik:
2=0
1
3= 1
2
Von Mises:
1
2
2
2
= {( 1 2 ) + ( 2 3 ) + ( 3 1) } 1=628,5
2
s1
=0,1887 s 1=0,828
s0
2 =ln
Invullen:
Fribbel =552
MPa
mm
kN ->
kJ
Gevraagd: De kracht
F=fn (D , d , ,C , n , )
Aannames:
Rekken:
d r=
( r +dr )r dr
=
r
r
d =
( r + dr ) r dr
=
r
r
d =
d z=2
2
dr
( r2 + 2 + z2 )=2
3
r
dr
r
F w = F n
= d = 2
1
D
2
dr
r
D
D
D
=2 ln
=2 ln =2 ln
=2 ln
r
1
2r
2 z tan
2z
D
2
Deformatie-arbeid:
Specifieke deformatie-arbeid:
d W s= d =C n d =2n+1 C ln
D n dz
2 z
z
dV = d 2 dL
4
C
D
d W d= d2
2 ln
4
n+1
d
d W Dz =d W s dV
n+1
dL
Wrijvings-arbeid:
d W w =d Fw d LWz
d ,
dz
d F w = d F n= p dA= p r d
Op een stukje
d LWz =
geldt:
dz
cos
d Lz
d 2 dL
= 2
cos 4 r cos
d ,
dz
geldt dus:
dz
d 2 dL
d W w = p r d
cos 4 r 2 cos
Integreren over
Integreren over
Uitdrukking voor
en omschrijven:
en omschrijven: :
d W w=
d2
dz
p
dL
2
sin cos z
d2
D
d W w = p
ln dL
2
sin cos
d
via krachtenevenwicht:
1+ cot
2
2
( D d )
4F
p=
Invullen:
C
D
F dL= d 2
2 ln
4
n+1
d
n+1
d
D
dL+ p
ln dL
2
sin cos
d
C
D n+1
2 ln
n+1
d
F= d 2
4
D
2 d 2 ln
d
1 2 2
( D d ) ( + )
i=
1+
met
Hierin is
ra
ra
ka
de processtijfheid:
(Invullen in mm,
eindantwoord in N/mm)
De processtijfheid is de verhouding tussen snijkracht
en snedediepte
a .
k s , de stelhoek
De specifieke snijkracht
exponent
, de voeding
en de
zijn constanten.
De totale snijkracht
F=r a a
( a
snedediepte)
Verder is
ka
de structuurstijfheid:
ka =
F
X
De structuurstijfheid is de verhouding
tussen snijkracht
en
verplaatsingscomponent
X .
i TOT =i
In het geval van het draaien van een oneindig stijve as die aan twee kanten door
een centerkop (met resp. stijfheden
kl
en
X=
F
p
p2
12 +(q +1) 2
kv
L
L
X max
=X max X min . De
X min
de
1
k
k .
1
1 1
= +
k eq k 1 k 2
Conclusie hoofdstuk 6
De fout als gevolg van vervormingen door een varirende snijkracht wordt
steeds kleiner naarmate je het proces vaker achter elkaar uitvoert.
De fout als gevolg van vervormingen door een varirende stijfheid langs de
gereedschapsweg wordt bijna geheel bepaald door de condities tijdens de laatste
snede.
n=
k
m
c
2 m n
Het vormen van een segmentsgewijze spaan is een voorbeeld van een fluctuatie
in het productieproces.
Het trilingsgedrag wordt benvloed door de snedebreedte
hieronder):
De invloed van trillingen van een externe trillingsbron neemt af bij een
toenemende snedebreedte en/of voeding. Dit komt omdat de demping
toeneemt vanwege microplastische deformatie op de contactoppervlakken
van de onderdelen waaruit het gereedschapwerktuig is samengesteld.
De invloed van trillingen in de aandrijving (kapotte lagers, tandwielen
enz.) kan zowel toenemen als afnemen bij toenemende snedebreedte
en/of voeding. Toename ontstaat omdat de energie hoger wordt voor
grotere snedebreedtes/voedingen. Maar door toenemende
snedebreedte/voeding kunnen trillingen ook gedempt worden via
microplastische deformatie (zie hierboven)
De invloed van gedwongen trillingen als gevolg van fluctuaties in het
bewerkingsproces wordt groter met toenemende snedebreedte/voeding,
bijv. het in- en uittree-effect bij stapsgewijze spaanvorming wordt heviger.
De invloed van regeneratieve trillingen wordt ook groter bij toenemende
snedebreedte, totdat een zekere grenssnedebreedte wordt bereikt. Dit is
de overgang van een stabiele naar een instabiele toestand. De ligging van
de grenssnedebreedte wordt bepaald door de voeding: Een grotere
voeding zorgt voor een grotere grensbreedte.
As
Fn
T
Ra
FW F N , 3 gevallen:
FW < s F N
Statisch contact:
Glijdend contact:
FW =s F N
FW =k F N
Droge wrijving
Alle oppervlakken bestaan uit bergen en dalen. Een belasting op een oppervlak
zal gedragen worden door de toppen. De totale oppervlakte van de dragende
A W . Het
FW = M AW = M k A T
met
M . De
k=
AW
AT
Een tweede effect dat optreedt bij droge wrijving is het ploegeffect (rechter
plaatje).
Gemengde smering
Bij metaalbewerken wordt meestal gebruik gemaakt van gemengde smering.
Hierbij wordt de ruimte tussen de twee oppervlakken gevuld met een dunne, niet
geheel gesloten tussenlaag. Van het werkelijke contactoppervlak
een gedeelte
AW
AW
zal over
kunnen dus alsnog microlassen gevormd worden met een hoge afschuifspanning
(1 ) A W
Naast de schuifspanning
pW =
FN
AW . Daarnaast
p=
FN
F
=k N =k p W . Daarnaast is er ook een weer
AT
AW
F W M + (1 ) L
=
. Nu kan de
AT
k
schuifspanningen en de vlaktedruk:
M + ( 1 ) L
= =
= M + (1 ) L
p
pW
pW
de vloeispanning
V .
De grootte van
en
leidt.
pW
0,07 .
nadert naar 1
pW
nadert de vloeispanning
MAX =
en
nadert
M :
M 1
= =0,577
V 3
pW
gellustreerd.
v
p , met viscositeit
het kental
snelheid
en vlaktedruk
p .
( D 2r )
p
=e H
V
Exponentieel verloop
van de vlaktedruk bij
constante
wrijvingscofficint
( D2 r )
p
=1+ M
V
V
H
en
L in de
pW
is een
Emulsies
Zowel koel- als smeermiddel, bijv. olie (smeermiddel) in water
(koelmiddel)
o Vetten
Pasta-achtig, vooral voor omvormen, zorgen voor een
afnemende viscositeit bij toenemende afschuifsnelheid
Zorgen voor een continue film of laag
o Ductiele vaste stof
Lood, kunststof of poeder
Verlagen oppervlakte-energie
o Smeermiddel met lamelstructuur
Grafiet
Molybdeendisulfide
o Glas
Toepasbaar bij hogere temperaturen omdat het dan hoog
visceus wordt
Geeft ook bescherming tegen onder andere oxidatie
o Vloeistoflaag
Hydrodynamische smering
Zeer hoge druk nodig
Smeermiddel dient tevens als koeling en warmteisolator
Hydrostatische smering
Kan problemen geven in combinatie met de drukberg,
die een kuiltje maakt waar al het smeermiddel in loopt,
zodat op de hoogste punten geen smeermiddel meer
zit.
o
Werkstuk
o Mechanische eigenschappen (rekgrens, treksterkte, breekrek,
hardheid, smelttemp.)
o Opp. Ruwheid, i.v.m. trekkracht, opname smeermiddel
Proces
o Koelen, tussengloeien, fosfateren, beitsen, aantal trekstappen
Treksteen
o Minimale diameter
o
Verhouding
D0
D1
Kostprijsgrens ca. 8 mm 10 mm
Machinegrens ca. 20 mm 25 mm
Treksteen bepaalt exacte afmetingen (minimaal 2 m)
Bij een te grote diameter kan het draad niet meer op de
haspel/trektrommel gerold worden
2) Maximale draadlengte
Rolgewicht haspel
Max. treklengte bij kettingtrekbank
3) Oppervlaktereductie:
R=
A0 A 1 D20 D 21
=
A0
D20
0 , n
Uitgangsmateriaal ->
Trekkrachtbegrenzing:
FT
2
D R
4 1 E
R E is de rekgrens)
4) Trekkracht
Bepaald door
C , n , 0 , D0 , D1 , en
4)
5) Hardheid/Voorbehandeling
7) Treksnelheid
PT F T v Pmax
trekstappen)
Invloed op de temperatuur (treksteen en werkstuk warmen op)
8) Temperatuur
9) Smering
Werkstuk
Proces
Treksteen
X
Werktuig
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Haspel
X
X
Snedediepte
Voeding
Snijsnelheid
Spaanslankheid
Toerental
Verspaningskrachten
Koppel
Vermogen
Werkstuk
Proces
X
X
Gereedsc
hap
X
X
X
Werktuig
Opspanni
ng
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Z =a v f
KU
d j lj
MT
f j v j
t H = bewerkingstijd
M T = mens-machine uurtarief)
K U =K MM + K G + K GW + K OV
K G : gereedschapskosten
Per snede:
K Gj=
t Hj
K
T j GS
T j=
de gereedschapslevensduur,
K GW : gereedschapswisselkosten
Per snede:
K GWj=t GW
t Hj
MT
Tj
K GS
t GW
M T 1+
+
Tj
dj lj
K Uj=
[ T j ] + K OV
f jvj
K GS=0 .
Met de formule van Taylor kan de standtijd berekend worden:
Door
vj
CT
Tj
v T n=C T
T EC =
K
1
1 (t GW + GS ) . Nu deze waarde bekend
n
MT
( )
is, kan hij ingevuld worden in de formule van Taylor, en dan wordt de
economische snijsnelheid gelijk aan:
v EC =
CT
n
( T EC )
. Dit is de snijsnelheid
Het optimaliseren van deelbewerkingen op zichzelf heeft niet altijd zin, omdat er
kans bestaat dat een product bijv. voor de ene bewerking geoptimaliseerd wordt
naar de tijd, maar daardoor bij een ander proces alleen maar langer moet
wachten. Om dit op te lossen moet je de optima weten van lle
deelbewerkingen, waarna je binnen een gegeven bewerkingstijd bijv. de kosten
minimaliseert.
Daarnaast moet opgemerkt worden dat de beste oplossing vaak aan de rand van
de technische ruimte ligt, en de grenzen van deze technische ruimte zijn niet
altijd allemaal even duidelijk aan te geven. Hiervoor moeten dus metingen
gedaan worden, of een veilige afstand gehouden worden.
Hoewel het ontwerpen zelf niet veel kost, wordt in deze fase al wel het grootste
deel van de kosten vastgelegd:
Concurrent Engineering
o Simultane activiteiten in het voortbrengingstraject
o Korte ontwikkelingstijd
o Korte levertijden
Design for Manufacturing
o Zo min mogelijk dure bewerkingen
o Uitsparen op aantal onderdelen
o Uitsparen op tussen- en nabewerkingen
Design for Assembly
o Uitsparen op montage
Maakbaarheid
o Proces Vb. Niet-lossend gietstuk
o Machine Vb. Frezen dubbelgekromd vlak
o Gereedschap Vb. Kamer met rechte hoeken
Bewerkbaarheid
o Gietbaarheid, omvormbaarheid, verspaanbaarheid, lasbaarheid
Haalbaarheid van kwaliteitseisen
o Maattoleranties, Zie NPR 2811
o Vorm- en plaatstoleranties
o Oppervlaktekwaliteit, Zie NPR 3638
o Goede integriteit (oppervlakte- en volumefouten)
o Materiaaleigenschappn (HV, RM, structuur)
Complexiteit van het werkstuk
o Aantal bewerkingen en complexiteit van de bewerkingen
o Aantal opspanningen
o Aantal te monteren onderdelen
Betrouwbaarheid
o Staat van de ontwikkeling van het proces
o Kennis en ervaring binnen het bedrijf
o Alternatieven (uitbesteedmogelijkheden)
Capaciteitsbeslag
Werkstukmateriaal
o Wordt door het proces benvloed, tevens niet te snel vastleggen!
Vormvan het werkstukmateriaal
o Staf, plaat, profiel, poeder, etc.
o Warmgewalst, koudgetrokken, gextrudeerd
o Consequenties voor toleranties en kiloprijs
Seriegrootte
o Totaalserie en fabricageseries
o Productspecifieke methode, gereedschappen, spanmiddelen
o Kritisch productaantal (break-even point)
Vereiste leverijd
o Boeteclausules, time to market bij nieuwe producten, Tijdsdruk bij
storingen, etc.
Werkbelasting
o Tijdelijke pieken, balancering, overwerkmogelijkheden,
uitbesteedmogelijkheden
Bij het boren van nieuwe H7 gaten in een gegoten werkstuk neem je de volgende
stappen:
Centerboren
Voorboren
Naboren
Voorruimen
Naruimen
Let op: nabewerkingenn kennen naast een minimale ook een maximale
ruwheidswaarde. Een gat met IT-klasse 13 kun je niet direct nakotteren naar IT-7.
Dit kan pas vanaf IT-klasse 8. Daarom zul je het eerst moeten voorboren (IT-12),
naboren (IT-10) en voorkotteren (IT-8).
In verschillende stadia van het voortbrengen van een product vindt een
kostprijscalculatie plaats:
K Fi=F OF K U +
K HO K VB
+
Xi
Y
met
Y = X i
i=1
Uitvoeringskosten
KU
het dictaat)
o Mens-machine uurtarief
Machinekosten
Directe arbeidskosten
o Gereedschapkosten
o Gereedschapwisselkosten
o
Materiaalkosten:
o
o
K HO
Voorbereidingskosten
K VB
(eenmalige kosten)
Machine-uurtarief:
o
( 12 P + P ) ( K
M Aj +
M 1=
ON
NW
+ K OP ) + M Hj H
+ M VAR
Vaste kosten:
K
( NW + K OP ) ;
PON ( K NW + K OP )
Huisvestingskosten:
Afschrijvingskosten:
M Aj=
K NW + K OPK restwaarde
Kortste levensduur
K OP=
o
o
opstellingskosten: plaatsing,
aansluiting en keuring
Technische levensduur: tijd totdat de machine
versleten is
Economische levensduur: tijd totdat de machine
(technisch)-economisch achterhaald is
M Rj=P R
o
K
( NW +K OP ) ;
K NW + K OP
2
Mens-uurtarief