Você está na página 1de 4

De Venrayse munten van

Reinoud van Gulik en Gelre (1394-1402)


Te Venray heeft Reinoud van Gulik en
Gelre (1394-1402) verschillende munten
laten slaan, die allemaal navolgingen
zijn van bekende munten. Dit artikel
bevat een geactualiseerd overzicht hiervan en presenteert deze munten in de
volgorde van introductiedatum van het
origineel.
Als jongeman had Reinoud zijn ouders
de nodige trammelant bezorgd. Hij verlangde voortdurend meer geld en zette
die verlangens met daden kracht bij. Zo
klom hij in 1391 over de kasteelmuren
van het ouderhjke huis om naar zijn zus
te vertrekken en stalen zijn gezellen in
1392 maar liefst 82 ossen, omdat ze niets
te eten zouden hebben gehad.' Vader
Willem had Reinoud voorgesteld dat hij
een jaarinkomen van 1200 oude schilden
kon krijgen en n van de kastelen Nyrgena, Horst of Oevertzieme. Reinoud
vond dit blijkbaar onvoldoende en het is
onbekend of ouders en zoon ooit nog tot
overeenstemming zijn gekomen.
Met zijn broer Willem lukte dat in
ieder geval wel. Op 1 juni 1394 sloten
de broers een overeenkomst. Willem
was in de jaren 1370 na een successiestrijd
hertog van Gelre geworden en na de
dood van zijn vader Willem II van Gulik
(1361-1393) werd hij op 13 december
1393 tevens hertog van Gulik. De overeenkomst van 1394 lijkt zelfs aanzienlijk
rianter voor Reinoud dan het voorstel
dat zijn vader hem eerder deed. Hij
kreeg de burcht en stad Mnstereifel, de
stad Euskirchen, het land en ambt van
Nrvenich en het land van Kessel inclusief'dat halve huse ende dorpe ter Horst'.
Serie met Gulikse leeuw
De serie met de Gulikse leeuw bestaat
uit de hele groot, de dubbele groot en

de halve groot. De voorzijde van deze


jos
munten is gebaseerd op Gulikse witpenningen van Willem II, die in de
tweede helft van de jaren 1380 rijkelijk
circuleerden.2 De voorzijde toont de
Gulikse leeuw in een zespas. Deze leeuw
staat ook op het zegel van Reinoud,
waarvan het gebruik op 1 juni 1394
gedocumenteerd is.^ De keerzijde bevat
een lang kruis met letters in de
kwadranten en lijkt ontleend aan de
Gelderse groot (vdr Chijs 7-12) die
zijn broer Willem in ieder geval liet
slaan vanaf 1390 en mogelijk al vanaf
1388. De combinatie van een Guliks en
een Gelders voorbeeld ligt voor de
hand gezien de ligging van Reinouds
domeinen in Gulik en het Gelderse
Overkwartier.
De dubbele groot is de enige Venrayse
munt waarvan meer dan twee exemplaren bekend zijn. De vondst Zutphen
1958 bevatte zelfs veertien exemplaren
die tussen 2,25 en 2,61 gram wogen.^
Van het omschrift van de keerzijde
bestaan verschillende varianten. Bij
gebrek aan voldoende gegevens over
het gewicht van individuele exemplaren
is het niet mogelijk te analyseren of het
hier verschillende emissies betreft.
De letters in de kwadranten op de
keerzijde worden meestal gelezen als
'M-h-e-r'. In navolging van Van der
Chijs worden ze in de regel verklaard
als de afkorting van de plaatsen Meerlo,
Horst, Elsteren en Robroek.' Dat sluit
aan bij het Gelderse origineel met
de letters A-N-R-s, die voor de vier
Gelderse hoofdsteden Arnhem, Nijmegen, Roermond en Zutphen staan.
Storms en Flokstra hebben er echter op
gewezen dat deze uitleg onjuist is.*"
Elsteren, Meerlo, noch Robroek lagen

DE BEELDENAAR 2002-1
3

BENDERS

Dubbele groot (28 mm)


VZ +REIMALDVS:DE:ll'LM:Z:GELIllA
kz M0NE-TA:N0V-A:VENR-ADENS1S /MONE-TA-.NOV-A-.ITLNRADENSIS / MONET-A:NOVA-VENRA-DENSIS
M-h-E-R ofM-R-E-h
vd Chijs 9-S

Groot (24 mm)


VZ +REJNAl.D:DE:m.IA:Z:GELRlA
kz MONE-TA. VE-NRAD-ENSIS
M-R-E-h ofR-E-R-M
vd Chijs 9-6

lalvc groot (20 mm)


VZ +REI\AlLlD:DE:miA:Z:aELRU
kz MOyE-TA-A E-\R4D-E\SIS
M-h-E-R
Roest 11174-12

in Reinouds gebied. Wat de letters dan


wel betekenen, blijft echter onduidelijk.
Wie kritisch naar de munten kijkt, kan
zelfs de lezing van de letter tussen de
'E' en de 'M' in twijfel trekken. De letter 'h' op de groot lijkt erg op een 'n'
en die op de dubbele en halve groot op
een 'R' dan wel op een 'n'. Bovendien
is de volgorde niet consistent. Beginnend
in het tweede kwadrant is op de
dubbele en halve groot 'M-h-e-r' te
lezen en op de enkele groot 'R-E-h-M'.

Storms wees erop dat de 'M' en de 'E'


zijn uit te leggen als Mnstereifel en
Euskirchen. De 'h' respectievelijk 'n'
zouden dan voor Horst dan wel Nrvenich kunnen staan. De 'R' zou naar
'Reinoud' kunnen verwijzen. Flokstra
opperde een andere verklaring, namelijk
de titel die Reinoud meestal voerde:
'Reinoud Heer van Munster in de Eifel'.
Het probleem hiermee is dat de meest
logische volgorde ('RhME') dan niet correspondeert met die volgorde 'MREH' die
op de munten het meest gebruikelijk is.
Kortom: de juiste uitleg zal wel een
raadsel blijven, maar de nog steeds
dominerende uitleg van Van der Chijs
is in ieder geval incorrect.
Dubbele plak
Een Venrayse navolging van een dubbele
plak van de Utrechtse bisschop Frederik
van Blankenheim (1394-1423) is tot nu
toe onbeschreven. Het voorbeeld voor
deze dubbele plak stamt uit Deventer,
destijds een muntplaats van het bisdom
Utrecht. De vroegst bekende vermelding
komt uit het Utrechtse Buurspraeck-boek
en dateert van 'woensdag na S. Servaesdach'
1396 (St. Servaas is op 13 mei): 'so slaet
men tot Deventer nye ghelt'."
Het Deventer origineel leende zich
goed voor een navolging te Venray. De
tekst in de binnencirkel op de keerzijde
'+MONETA DE-VENRADE' lijkt veel op de
tekst 'iMONETA* D-AVTLNTERE' van het
Deventer origineel. Verder kon het dier
op de toernooihelm dat Van der Chijs'*
als 'leeuw' omschrijft op het Utrechts
origineel met een kleine aanpassing
doorgaan voor de Gulikse leeuw. Slechts
aan de hand van een deel van de omschriften en het iets afwijkende schild op
de voorzijde (met inkepingen) is de
munt herkenbaar als navolging. De vereiste veranderingen waren minimaal en
zullen veel gebruikers zijn ontgaan.
St. Jans-goudgulden
Ten slotte is er een Venrayse goudgulden
bekend. Net als bij de dubbele plak is

DE BEELDENAAR 2002-1

hier sprake van een slaafse navolging, en


wel van de goudgulden van Ruprecht III
van Beieren, graaf van de Palts (13981410). Reinouds broer Willem was
getrouwd met Ruprechts zus Catharina,
wat de keuze voor dit type mogelijk
relatief veilig maakte.
Het voorbeeld is gentroduceerd bij
verdrag van 19 september 1399 en zou
vanaf 10 oktober geslagen worden. Dit
muntverdrag werd gesloten tussen de
bisschoppen van Keulen, Mainz en Trier
en de graaf van de Palts (Pfalz in het
Duits). Vanaf 1385 sloten deze vier 'keurvorsten' periodiek verdragen over gemeenschappelijke emissies.^ Dit beleid was
succesvol, zodat de munten een aantrekkelijk voorbeeld werden om na te volgen.
Karakteristiek voor de emissie van
1399 is de voorzijde met het kruis tussen
de voeten van Johannes de Doper en de
keerzijde met een ronde vierpas met het
wapen van de emittant in het centrum
en die van de keurvorsten eromheen.
Ruprecht III liet munten slaan te Bacharach en Neustadt aan de Haardt."' De
keerzijde van de Venrayse navolging lijkt
het meeste op een exemplaar uit Neustadt
(Felke 615). Deze toont met de klok meelezend het wapen van de Pfalz, het stiftswapen van Trier, het huiswapen van
Keulen (van bisschop Frederik van
Saarwerden) en de stiftswapen Mainz. Op
het Venrayse exemplaar is de volgorde
Keulen, Trier, de Pfalz en Mainz. Het
'OPIDl' in het omschrift op de voorzijde
van de Venrayse munt is ook bekend van
de Bacharacher goudguldens die 'MONETAOPIDIBACIIERACH' voeren (Felke 611613). De Venrayse navolging roept zelfs
de vraag op of er van Bacharach een nog
onbekende variant bestaat met dezelfde
volgorde van wapens als op de Venrayse
munt.
Opmerkelijk is de weergave van het
wapen van de Palts. Graaf Ruprecht was
lid van het Beierse heersersgeslacht dat
een geruit veld als wapen voerde. Nota
bene op deze goudguldens van de Palts
(Felke 611-612) zelf is dit wapen enigs-

Dubbele plak (SI mw)


vz RE[..JD\S.DEl.GR.'{.DE.nUA.l[..j (interpunctie drie puntjes)
kz (buite7icirkel) +?[..]??:Qn:\'[..l-IM:\OMISE:IX)MI\I (interpunctie twee of drie puntjes)
(binnencirkel) +MONETA DE-IT-NRADE

zins schetsmatig weergegeven met doorgetrokken lijnen. Hiermee is een raadsel


uit de Gelderse muntslag te verklaren.
Bij de beschrijving van Gelderse St. Jansgoudgulden van Reinoud (vdr Chijs 8-3;
Delm. 599) had Van der Chijs problemen
om de gebruikte wapens te verklaren.
Vier van de vijf kleine wapenschilden op
de keerzijde staan volgens Van der Chijs
voor de Gelderse hoofdsteden Arnhem,
Nijmegen, Roermond en Zutphen. Het
onderste schild kon hij niet thuisbrengen.
Hij noemde dit een 'fantaisiewapen'
maar merkte wel op dat het 'iets heeft
van de blaauwe ruiten in het Beijersche
wapen'." Met die laatste opmerking zat
hij dus op het goede spoor. Ten opzichte
van de Venrayse gulden is op de Gelderse
gulden het kruis van het Trierse stift
licht aangepast tot het Zutphense kruis,
is het Mainzer wapen vervangen door
een leeuw (voor Roermond?) en is de
Gulikse leeuw in het centrum ingeruild
voor een adelaar, die vermoedelijk voor
Arnhem staat. De andere adelaar staat nu
voor Nijmegen. Het onderste wapen,
oorspronkelijk van de Palts en op de

St. Jam-goudgulden (23 mm)


vz +REINALDI'S.DE.ItTU.Z.aL
kz MO\'ETA.OPlDWENRiDEN
Delmonte 594

DE BEELDENAAR 2002-1

Gelderse munten wel als 'bijenkorf' aangeduid, is gehandhaafd. Het heeft in de


Gelderse heraldiek geen betekenis. Opmerkelijk genoeg komt het ook nog voor
op een goudgulden van Reinouds opvolger
Arnoud van Egmond (vdr Chijs 10-3;
Delm. 604), wiens regering in 1423 begon.
De keuze voor Venray
Het is niet duidelijk waarom Reinoud
voor Venray als muntplaats heeft gekozen. Voordat hij hertog werd, noemde
hij zich in de regel heer van Munster in
de Eiffel en hooguit incidenteel graaf
van Kessel. De keuze voor de stad
Mnstereifel of het aloude Kessel als
muntplaats lijkt logischer.
Als graaf van Kessel kan Reinoud het
muntrecht hebben bezeten. Noss wees op
een oorkonde met dagtekening 7 oktober
950, waarin keizer Otto I zijn vazal
Ansfried de munt en markt te Kessel
leende.'- Hoewel dit document echt lijkt,
uitte Noss toch bedenkingen. Ten eerste
was het in die tijd hoogst ongebruikelijk
dat wereldlijke heren muntrecht kregen
en ten tweede zijn van Kessel geen munten bekend. Vermoedelijk heeft de eigengereide jonker zich het muntrecht eenvoudigweg toegeigend. Wat dat betreft
past hij in de lange rijke hagemunters in
deze contreien.'^ Typisch voor deze hagemunterij is het navolgen van uiteenlopende voorbeelden uit naburige staten
met een omvangrijke muntslag, in Reinouds geval Gelre, Gulik, de Palts en
Utrecht. Wmst maken is Reinouds
primaire bedoeling geweest en niet het
bevorderen van het economische verkeer
door middel van een stabiele munt. Daarvoor was het economisch belang van dit
kleine gebied ook te gering.
Gezien de relatief zelfstandige positie
van Reinouds domein en het gebruiken
van uiteenlopende voorbeelden moeten
de Venrayse munten in ieder geval niet
als Gelders worden beschouwd, zoals
Van der Chijs, Noss en Roest deden,
maar als navolgingen waarmee snel
winst kon worden gemaakt.''*

'Ik ben dank verschuldigd aan de heer


P. van Meegeren van het Gemeentearchief
Venray voor het ter beschikking stellen van de
foto's, aan de eigenaar van de dubbele plak voor
zijn medewerking en aan dr. Peter Ilisch voor zijn
opmerkingen bij een eerdere versie'.
LriERATUUK
P.O. VAN DER CHIJS De munten van de voormalige
graven en heitogen van Gelderland van de vroegste
tijden tot aan de pacificatie van Gend (Haarlem:
Erven F. Bohn 1852).
P.O. V/\N DER CHIJS De munten der bisschoppen, van
de heerlijkheid en de stad Utrecht van de vroegste
tijden tot aan de pacificatie van Gend (Haarlem:
Erven E Bohn 18.59).
A. D E L M O N T K De Gouden Benelux (Amsterdam:
J. Schulman 1964).
J.J. DODT \'AN ELENSBURG Archief voor Kerkelijke
en Wereldsche Geschiedenissen, inzonderheid van
Utrecht (Utrecht: N . van der M o n d e 1846).
G. FELKE Die Goldpragiingen der rheirschen Kurflirsten, 1346-1478 {}Ltu\en:Mi\z'Zenuum
1990).
M.FEOKSTRA Reinoud van Gulik en het Ambt
Kessel (1594-1402) De Maasgouw 118(4) (1999)
215-226.
H.E. GELDER D e vondst Z u t p h e n 95S Jaarboek
VOO?- Munt- en Penningkunde 45 (1958) 110-143.
GESELLSCRUT FR ALTERE DELTSCIIE
GESC:HK;iriSKUNDE Die Urhmden der deutschen
Knige und Kaiser; Erster Band. Die Urkunden Konrad 1. Heinrich I. und Otto 1 (Berlijn: W e i d m a n n sche Verlagsbuchhandlung 1956).
P.LUCAS Mommies Seigneurales Mosanes (Wilcourt:
H e n n u y r e s 1982).
A. NOSS Die Mnzen von Jlich, Mors und Alpen
(Mnchen: Kress & H o m u n g 1927).
A.NOSS Ein bisher unbekannter geldrischer ( i u i den Mitteilungen fiir Mnzsammler 6(67-68)

(1929) 324-325.
TII.M. ROEST Quelques monnaies indites de la
Gueldrc Revue de la Nu?iiismatique Beige 30 (1874)
268-284.
J.W.II.M. STORMS D e muntplaats Venray 13941402 De Maasgouw 91(1) (1972) 28-32.
NOTEN

1 FLOKSTRA 1999, 216-217.


2 NOSS 1927, 77.
3 FLOKSTRA 1 9 9 9 , 2 1 7 - 2 1 8 .
4 \ - W C ; E L D E R 1958,

135.

5 \'AN DER CIIIJS 1 8 5 2 , 6 7 .


6

S T O R M S 1 9 7 2 ; FLOK.STR.\ 1 9 9 9 .

7
8
9
10
11

DOirr \'AN ELENSBURG 1846, 65.


VAN DER GUUS 1859, 158.
FELKE 1990.
FELKE 1990, 126-127.
v.WDLRGHijs 1852, 69-70.

12

NOSS 1929,

325; G F S E L L . S C I L ^ T FR ALTERE

UEUFSCHE C;F.SCHICHTSKLrNDE 1956, 210.


13 LUCAS 1982.
14 FLOKSTRA 1 9 9 9 , 2 2 0 .

DE BEELDENAAR 2002-1

Você também pode gostar