Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
BIJDRAGE
TTTTT
m. . . ,
IVABIUS DEB PRUVINCIE GRONINGEN.
TE GRONINGEN ,
.
L.
BIJ
SCHLTENS.
61
Uitoefening van het muuu-egt dex1 (hlnnelanden
3
heerschappij der Duitsche keizers, nog in de vijftiende
eeuw, vrije en zelfstandige landschappen , die ieder hunne
eigene wetten en staatsvorm hadden. Onderling waren zij in
gestadige oorlogen, doch langzamerhand werden zij van elkan
der verbonden en sloten zij zich meer en meer aaneen, tot
dat zij eindelijk, zoo door hunne warfsvergaderingen in de
wetgeving en regtsbedeeling als door hunne staatsvergaderin
gen in het algemeen bestuur, tot een soort van nheid geraak
ten, om daardoor vooral het hoofd te kunnen bieden aan
Groningen, 1ste
l*
1)
Mi. J. DmKs,
de
Friezen
voor Aken in
1248,
Vre Fries,
versterkt.
6
Moneta nova Naf-demis ; desgelijks een goudgulden met
Man. Ulrici cap. n en Samt. [ Epis l).
Volgens denzelfden schrijver zouden er nog vele munt
stukken van Oostfriesche hoofdlingen aanwezig zijn, en het
muntwezen hierdoor in zulk eene groote wanorde zijn ge
bragt, dat graaf Edzard in 14:93 genoodzaakt was geweest
daartegen te moeten voorzien en de munt op eenen vasten
voet te brengen 2).
De Oostfriesche hoofdlingen konden zeker evenmin als
de Ommelanden hun muntregt met eenen keizerlijken ver
gunbrief verdedigen. Zij konden hun regt ook niet gronden
op het toen algemeen aangenomen regtsbeginsel, volgens
hetwelk het jus regale alleen aan de souvereiniteit toekwam,
want zij bezaten geen schijn of schaduw van souvereniteit
of oppermagt. Door het bezit van groote rijkdommen in
landgoederen, door geweld en wapenfeiten, door overeen
komsten, wier grondslagen berusteden in list, in bedrog,
in de zwakheid en in de gevaren der stille landbewoners
in die tijden van gestadige onrust, hadden zij eene magt
om te heerschen over eene zekere landstreek verworven, welke
2)
7
Dit zoo gewigtig regaal werd in die tijden vrij wat meer
gerekend dan de autonomie of de onbeperkte magt om eigen
wetten te maken en deze naar goeddunken te veranderen.
Men ziet het b. v. in onze stad Groningen. Zij was sedert
onheugelijke tijden in het bezit van den zilveren muntslag.
Zij had zich zelve als eene vrije onafhankelijke stad (
neer, is onzeker), in dit regt gesteld. Nimmer was haar
dit regt, noch door den Duitschen keizer, noch door den
bisschop van Utrecht, noch door eenig ander souverein
betwist, en desniettegenstaande heeft zij, hoewel het vol
komen regt van autonomie steeds uitoefenende, geene gou
den munten durven laten slaan, zonder dat zij vooraf
daartoe, in het jaar 1487 een diploma van den Duitschen
keizer Frederik had verkregen 1).
Men kan derhalve het muntregt aan de Ommelanden niet
ontzeggen, en de vraag of zij van dat regt gebruik hebben
gemaakt, moet, voor zoo ver een enkel landschap betreft,
bevestigend worden beantwoord. Reeds HALSEMA 2) had ge
tracht dit te bewijzen uit eene plaats bij den kronijkschrij
ver MENCO , waar hij uitdrukkelijk schrijft van eenige
marcorum monetae Fivelgonensis. Deze enkele uitdrukking
bij eenen eenigen kronijkschrijver, werd vroeger ook niet
tot een volkomen bewijs, voor de uitoefening van dit regt
door Fivelgo, aangenomen, daar men die vermelding van
Fivelgor munt, meende te moeten opvatten als of er mede
werd bedoeld eene munt gangbaar in Fivelgo en dr tegen
eene zekere waarde in omloop. Doch nu vindt de plaats
bij volkomene bevestiging in de Fivelgor mun
ten, die in de laatste jaren zijn gevonden. Deze munt,
een halve Tournooisce groot of gros tournois, vermoedelijk
in het laatst gedeelte der dertiende of het begin der veer
tiende eeuw geslagen, heeft op de keerzijde een karolin
gisch kruis, met 0. a. het omschrft moneta Fioelgo. Zij
1)
8
zoowel als de Egbert munten te Garrels- of Garreweer en
Winsum gemunt, zijn in plaat medegedeeld door DIRKS en
v. D. cHIJs 1). Aan den aartsbisschop van Bremen werd
door keizer HENDRIK IV in 1057 de vrijheid verleend te
Garrelsweer en te Winsum eene mar/at (mercatus) met eene
munt (cum ) op te rigten 2). Vermoedelijk nu zijn de
bedoelde Fivelgor munten en de munten met het opschrift
land, 4de-vervolg.
2)
3)
4)
10
11
2)
12
om hem tot hunnen heer aan te nemen. Zij waren zelfs
zoo onbezonnen om de geheele Ommelanden aan hem op
te dragen, eene opdragt, waartoe zij hoegenaamd geen regt
hadden en welke dan ook geene duurzame gevolgen heeft
gehad. In den opdragtsbrief verklaarden zij, ten opzigte van
de munt: Item wij bekennen oock unsen Gnadigen Heere
de mante, in dem he gudt golt und sulver slaen wil laten,
dat schal duiren 20 jahr ahne vernijen. Het springt in het
oog, dat zulk eene ouregtmatige opdragt door slechts eenige
vlugtelingen uit de Ommelanden verrigt, geen bewijs kan
opleveren voor een muntregt der Ommelanden. Het is
bovendien opmerkelijk, dat indien dit regt wezenlijk had
13
14
stad Groningen eertijds geslotcne, verbonden hadden opge
zegd en zich te zamen een bestuur aanstelden, ten gevolge
der, zeker niet te verdedigen, handelingen van de stad in
het jaar 1577 , toen vele Ommelander edelen en geestelijken
door de regering van Groningen werden gevangen genomen.
Ofschoon zij zich in het jaar 1570 reeds begonnen af te
tigd wordt, dat men tot heden nergens eene munt door de
Ommelanders geslagen, uit dien tijd, heeft aangetroffen;
terwijl indien de Ommelanden dat regt hadden gehad, zij
het zeker zouden hebben uitgeoefend, en er zonder twij
fel, al waren het ook slechts enkele, munten uit dien
ouden tijd zouden zijn overgebleven.
Het kan echter zijn, hoewel het mij niet waarschijnlijk
toeschnt, dat nog eens hier of daar in den grond een
munt van de Ommelanden wordt gevonden, waardoor dit
gevoelen blijkbaar zoude worden wederlegd; even als het
gevoelen van hen, die nog voor slechts weinige jaren ont
15
L
`
16
<52.
Uitoefening van het der ommelanden
in het laatst der zestiende eeuw.
1)
2)
17
te rigten , hiertoe gebragt voornamelijk door het voordeel,
twelk zij zich voorstelden uit de uitoefening van dit regt
te verkrijgen: Want de lanscap, aldus meldt een kronijk
schrijver van dien tijd 1), 1500 gl. smaents kund geneten,
dat de meesten geloueden, als naderhant gebleken is, van
vordel. Ook verklaarden zij in hunne verdedigingsschriften
meermalen de oprigting van deze munt, als een middel om
daardoor de lands inkomsten, welke gering waren, be ver
meerderen 2).
JOHAN RENGERS ten Post verhaalt in zijne kronijk,
ordinantie van die munte als bij den staten vnd gedepu
tirden der naerder geunierden prouincn eyngewilligt vnd
1)
2)
3)
18
vnd auf solch corn vnd schrot als die ordinantie vermeldet
te munten. anTHUszEN gaf aan dit schrijven
onmiddelijk gehoor, zoodat hij dan ook reeds op den 5
Junij 1579 werd aangesteld tot muntmeester, met de be
paling, dat de munt, omdat daartoe te Winsum geene
goede gelegenheid bestond, zoude worden gevestigd te Ap
pingedam. De muntmeester deelde op dienzelfden dag de
verklaring mede, dat hij deze commissie aannam en zich
verbond haar bij zijne eer, trouw en goed geloove te
zullen nakomen, welke verklaring hij onderteekende en
met zijn aangeboren pitzier voorzag.
19
Nadat nu de muntmeester zich van al het noodge had
voorzien, het muntgereedschap uit Keulen had ontboden,
een huis 1) in Appingedam had in orde gebragt en met
het munten eenen aanvang had gemaakt, ontmoette hij
vele zwarigheden en belemmeringen. De staten zonden hem
reeds den 17 Junij 1579 eenen brief, waarin zij hem
schreven , dat hun, sonderliche sachen waren voorgeko
men , weshalve hij vooreerst geene meerdere onkosten zoude
maken, maar met het werk moest ophouden , tot dat men
hem hiertoe nader zoude kennis geven. Het blijkt niet, op
welken tijd hem Weder de nieuwe order om te munten werd
ter hand gesteld, doch wel, dat de redenen van deze schor
sing hoofdzakelijk moeten worden gezocht in den tegenstand
der stad tegen de oprigting dezer munt. De stad liet zelfs
een protest tegen den muntmeester uitgaan, en den 20 Julij
een verbod uitvaardigen, om geen zilver naar de munt in
den Dam te brengen of met den muntmeester eenige
municatie te houden 2). Ook uit den brief van den Om
eerst dat CLAES Dl'E WAELL haar huis had gehuurd, en dat er veel was
voorgevallen om hem te bewegen die huur aan den muntmeester af te staan,
en ten anderen, dat de muntmeester het voornemen had, etliche tim
20
selben attentaten in sich consideriert nichts mit allen jw
thon, so di vmblanden nicht vnder der stath burgermees
ter vil weniger vnder der selben gesanten geseeten , darummb
dan auch hoer segell vnd ander Loien di sie vermeinen buten
di limiten hoeren stat tho seinden nichts khonnen operiren
noch die Omlanden praeiudiceren 61: per consequens haben
si auch noch mit dem hern munthmeister noch mit dessel
ben gesellen jw schaffen . . . . Strenge hern regeren nicht
lang sall wol van sich selben doth bluden. Si haben auch
wol ein haeeken in den nacken, dat se tho ruck holdet
allein mit den Omlanden dan mit allen den naerder geu
nirten prouineien jw thon enz. Verder ziet men uit
dezen brief, dat de muntmeester weder met het munten
was aangevangen. Doch reeds weder in het najaar, den
9 November 1579, werd hem door den syndicus der 0111
melanden, VERRUTIUS, op nieuw aangeschreven met het
munten der daalders en rosenobles op te houden. Uitdruk
kelijk werd hij daarbij door de staten gelast, de stempels
van de daalders en rosenobles getrouw aan den waardijn
ter hand te stellen, bis dat to Vtrecht een sekere voet
ende resolutie van de munte genomen sij, en verder dat
hij , vp de kleine lantmunte vp de eene sijt daert cruce
steet int runde stellet: M0. No. slatuum Frisz'ae, ende vp
de ander sijdt: 'inter Amasum et Laubacum.
Hoe lang nu ten tweede male de munt moest stil staan,
21
Bijlage nr. 2
22
zeldzaam te zijn.
1) Over den slag voor Hardenberg zie men het stukje in den 021er
ssels. Almanak, van gesch. en letter-k. van 1848 , bl. 157.
2)
, hacan!
van reductie, dl. 1, bl. 240. Ook ABEL EPPENS gewaagt in zijne
kronijk, in h. s. bl. 144, dat de gedeputeerden 2 guldens zouden ge
nieten, und daer lotgijns gegeuen vnd maket sijnt worden van des
landes muntlnester ten Dam.
23
24
25
Bijlage nr. 3.
26
penningen jns suluers, mits dat sij daer afi' den voerss.
staten voer elek marck lijns siluers sall genen tot sleeschat
thijnde halli' st. br. enz.
De goede gehalte der munten, te Gor-kum hierop door
de weduwe vELTHUIJsEN geslagen, werd betwijfeld, t welk
tot veel onderzoek en onaangenaamheid aanleiding gaf. Het
eerste onderzoek werd opgedragen aan de magistraat te
Gorkum en aan den syndicus der Ommelanden, die
in Januarij 1585 zich genoodzaakt zagen den ijzersnijder
te moeten casseren.
27
tersche ANNA WISSEL, weduwe van an'rnUszEN, op den
wat voer munte, hoe goed ende hoe vele aldaer geslagen
is , en daarvan rekening en verantwoording te vragen.
De regering van Gorkum stelde echter in de beide heeren
' DE MEPsoHE weinig vertrouwen, dewijl deze gezanten, zoo
delen, verzocht zij den syndicus hoe eer zoo beter over te
willen komen, nomme metten anderen te de_libereren, oft
28
29
470, 555 en 574, doch steeds ter loops, van de Ommelander munt
melding maakt, deelt op bl. 639 meer uitvoerig mede, wnt er op den
19 Nov. 1585 , bij de staten werd gehandeld over de munt en berigt
30
daarbij verder, dat die stempelen weder ingenomen vnd vel-sloten sol
den worden, want men in 10 uren wal na belden koude, diewijle die
ten solde, solde die muntmester nog 2 jaer aliene continueren golden und
sulveren munte den anderen staten gelick vp sijner egene perikel van
ontrouw vm to erleggen 700 gl.
1)
31
stukken met grond is af te leiden het stilstaan der Om
melander munten van het jaar 1585 tot 1589, maar bo
vendien ook heeft de munt bij VERKADE, noch de wapens
der Ommelanden, hoewel zij schijnen veel overeen te komen
met nr. 3 van pl. 189, noch in het omschrift de ver
32
handelen vnde accordieren ). De pogingen aangewend
bij de regering van Alkmaar tot het verkrijgen van verlof
om binnen hare stad de Ommelander munt te mogen ves
tigen , gelukte niet. Burgem. en vroedschap dier stad meen
den den 10 Junij 1589 hierop afwijzend te moeten be
schikken, zooals blijkt uit het navolgend extract uit hunne
resolutie, vr eenige jaren door de vriendelijke tusschen
komst van den burgemeester van Alkmaar aan ons archief
Il) Bij publicatie van den 8 Junij 1589 werd de wederoprigting der
munt in eene nader te bepalen plaats afgekondigd en de instructie voor
den muntmeester geteekend. Zie bijlagen nr. 4 en 6.
83
34
Bijlage 5.
2)
VENGER over de aflegging van zijnen eed, de belofte van deszelfs nako
ming enz. is op den 27 Junij 1589 stilo novo, door hem geteekend en
egel."
Zie bijlage 7
a)
35
vntfangen of wtgegeven mochten worden.
Vp welcken
daler sie insgelijcx niet den hollantscen Lewe ende ge
woentlieke deuise, / in domino etc. (als sommijge
andere provincien gedaen) oeuerst haer lants eijgene wape
nen ende deuise hebben doen munten vm alle calumnien
te vermijden, achtende sulcx met beter recht ende minder
reproche te mogen hestaen als ander heren of prouincien
te gebruiken edder contrefeijten. Behalve de genoemde
instructie waren ook den 16 Junij die voor den waardijn
JONAS BEERTENS en die voor den ijzersnijder GER
BIJTS opgemaakt en beedigd, terwijl ook het wapen der
Ommelanden voor het huis van den muntmeester werd
geplaatst, ten blijke der aldaar gevestigde Ommelander munt.
De munt werd gevestigd in de ridderstraat, in het groot
huis van HENRIK BENTINK, tegen over het straetje van het
stadhuis, strekkende naer genoemde straet. 1) Doch ook
hier was zij niet voorspoedig, maar had binnen korten tijd
weder met vele bezwaren te strijden. Daartegen werden
Bijlage nr. 8.
3 -
86
van 14 December 1589, stilo novo , en een daartegen gesteld
verdedigingsgeschrift van 16 December 1589, stilo antiquo,
van KREIJVENGER, beide betreffende het munten in die stad 1).
2)
Bijlage nr. 9.
37
magt werd hun opgedragen, om , indien bij onderzoek
het werk, goet richtich ende vnser instruction con
form mogt worden bevonden, den graaf van Culenborg
te verzoeken den muntmeester in zijne commissie te hand
haven en te beschermen, hem boven het in het vorige jaar
opgerigte verdrag niet te bezwaren, noch te dulden, dat
dit verdrag door iemand werd geschonden. Voerts sullen
gemelte gecommitteerden den muntmeester op sijne versueck
nopende de remedie van den rosennobel van vnsent weegen
verklaren, dat wij hem to laten ende consenteren daerin
sich te dragen in conformiteet vande anderen gevnieerden
38
er niet uit kan zien wat er in dien tijd was gemunt. Maar
dit blijkt er ten duidelijksten uit, dat er zeer vele munten,
39
is jnde penen van den placcaeten 'op tstuck van die valsche
40
gewend tot den raad van state, bij brief van 14 Februarij
1591, waarbij zij onder anderen mededeelden, dat de oprigting
en uitoefening der munt te Gorkum was geschied niet zonder
voorweten en toelating van Z. Vorst. genade den Prins,
weer inne oock bij mijn heeren den staten generaal noch
bij den heeren vanden lantraet eenige inhibitie of verhin
dering was geschied. Daarbij was ook de muntmeester niet
gemagtigd geweest om te munten eten vande Umlan
den, meer dat wij alleene vp den last ende commiszie hem
vande gemeenen wtgeweeken ridderscap vnd eijgenerden
gegeven den eedt hem a'genomen hebben. Omstreeks dezen
tijd en waarschijnlijk mede naar aanleiding van deze te
Culemborg gevestigde Ommelander munt, werd er bij de
statengeneraal eene memorie over den aiegenwoerdijgen staet
van de muntslage binnen dese vereenichde prouincien res
pectiuelijk excessen ende abusen daerinne gepleecht ende
middelen vmme deselue te remedieren ingediend door
de generaals van de munte. In dit niet onbelangrijk stuk
van den 15 Februarij 1.591, in hetwelk ook over de uit
oefening van het muntregt in Campen, Noordholland en
elders in de vereenigde Nederlanden werd gehandeld),
verklaarden zij over de munten te Gorkum en Culenborg ,
omdat die zaak zoo ver was gekomen, dat de justitie
zich daarmede had moeten inlaten, niets verder te moeten
zeggen , dan dat, dit stuck roerende niet alleen t interest
vanden lande van Hollant meer oeck generalijck van alle
d anderen prouintien met generalen middelen ende corres
pondentie gerecht moet sijn.
Bij de vermelde en als het ware voorloopige verdediging
bleven evenwel de staten der Ommelanden niet rusten. Zij
leverden den 1 Julij 1591 2) eene uitvoerige memorie bij
den raad van state in, waarbij zij hun muntregt ontwikkel
den, en trachtten aan te toonen, dat zij dat regt boven
2)
41
uitgewekenen der Ommelanden , nogtans bevoegd waren
buiten de Ommelanden dat regt uit te oefenen. Eindelijk
wijzen zij op het voorbeeld der staten van Friesland, die
welcke hebbende hoere eijgen munte binnen den stede
Lewerden , nu van desen iaere 1591 euenwall inden Om
muntmeester l).
42
heeft gemaakt, nadat hem en door den graaf van Culenborg,
en door de staten verboden was langer te munten. Terwijl
48
dat hij daarvan in het vervolg geen gebruik meer zoude
maken , dat zij alleen hem tot zijne verdediging mogt ver
strekken, en, datt ick nochtans de selve commissie niet
meer sall exerceren , noch voortan vp den naem vanden
Ommelanden sunder nijewe last ende consent, eenichsins
munten, maer mij te houden midler tijt als vntslagen.
Het gerucht, dat hij van t alloije van croonen goude ofte
anders onder den behoerlicken voedt secreetlicken rosenobles
zoude doen munten, was hij genoodzaakt te wederleggen.
In zijne verdediging voor schout en het geregt van Culen
borg verklaarde hij over deze beschuldiging , bij eene
acte van den 24! Februarij 1593, dat hij daaraan niet
schuldig was, en dat, zoo er al zulke penningen mogten
zijn geslagen, zulks buiten zijn weten en zijne toestemming
was geschied, ngelijck hij oick bij ware woorden in plaetse
van eede verclaert daer van geen kennisse ofte wetenschap
in eenigen deelen te hebben. Eindelijk rprotesterende hier
44
Een ander
ontslag vreeds
45
de jonge grave van Culenborgh hem de sake van
VANGHER wederom op nieus hadde gerecommandeert, ende
schrijft dat alhoewel dese sake van groote consideratie ende
verresiende is, daeromme hij hem daer inne niet gaerne
moeijen en soude: nochtans ten aensiene dat de voorsz.
muntmeester nu so langhe tijdt gehevanghen gheseten had
de, ende mits het ernstigh ende continuele aenhouden van
sijne bedroefde huijsvrouwe ende kinderen, en konde hij
niet onderlaten , hem hertelijck te bidden de voorsz. sake,
voor so vele moghelijck was, te willen houden voor gere
commandeert, ende so verre `de heeren staten generael sou
den mogen beweecht worden , omme ten regarde van den
voornoemden ghevanghen, eenighe gunstighe resolutie te
nemen, dat sulcks mocht geschieden deur de intercessie
ende voorbidden dat op sijne hoogh-tijdt aen den selven
heeren desen aengaende was ghedaen , waer aen hem een
46
door de Ommelanden had verzet, die munten zoo veel
BIJLAGEN.
Bijlage Nr. 1 .
4 Augustus 1578.
Wij Georg van Lalaing Graue tho Rennenberch frei vnnd
Bannerhere tho Ville here tho Villeroe merechies etc. Stadthalter
vnnd capitein gmail ouer Friesslandt, Ouerissell, Groningen
den leanden Drenthe vnnd Lingenn etc. Doen kundt vnnd
tho weten jedermennichlich die desen sollen seen ofte hoerenn
lesen, woe dat vnsz die gedeputierden van die staten der
leanden, vnderdanichlich verthoent vnnd geremonstreert heb
ben , die groete inconuenienten vnnd ongeregeltheiden, alsz
4S
allen jngesetenen der leanden, dat sie van nu voerthan,
allerlei specien van munte vthgeuen, vnde entfangenen , vp
sodane valuatie als durch die generale staeten descr Neder
landen bewilligt isz, vnnde gelijek desolue in de andere ge
unieerdcn prouincien ganck hebbenn, vnnd hijrinne geen ge
breck laeten geschien, bij soe leeif hoer Con. Mat. vngenade,
Nr. 2.
12 April. 1580.
Jn den ersten sall die voersz. muntmester doen wercken
ende munten eenen deler van 30 stuuers houdende inden
alloij 8 deelen ns siluers ende negen stucken een halff een
achtstedeell ende sesthiendedeell van eenen penninck stiff inde
troijsche merck sonder mer, dergestalt dat desen daler een
st. br. beter sali wesen in sijn valeur als die bommelsche
49
lichte vnde die drie sware , elcks een troijke lichter off swarer
dan die gerechte gewichte.
Gerekent dese penningen op dertich st. br. sall op elcken
marck tins ouerschieten voerder staten der Vriesscher Omme
landen ende den muntemeister een ende twintich st. br. weer
van der muntmeister den gemelten staten sall geuen tot
Seignorage of sleijschat derthien st. br. vrij schadeloos gelt
vnde sall der munternester van die reste alle kosten dragen ,
Nr. 3.
50
aehteruolgende dese laeste ordonnantie van Gelderlandt soc
goet in gcwiohte ende alloij voer 30 stuuers als den gelder
schen daler voer 2 guldens.
Wat vnerts voer gouden ofte silueren penningen bij dese
geunieerde prouintien geslagen worden , sall hij oeck moegen
doen maecken, midts vns daer van als oeck van die voerge~
speeiiceerde geuenden vnsen behoerlicken sleeschat, volgende
vnsen verdrach dien angacnde metten vocrsz. muntmester
gemaect, off als wij hier naemaels noch met hem hijr op
sullen moegen maecken.
Nr. 4.
Junij 1589.
Wij Junckeren hoetflingcn ende ejgenartfden vande vrie
schen ommelanden itzzundt in oest ende Westfrieslant resi
derende, als mede representerende de staten der seluer Vm
melanden, doen kundt voer ydermenniehlijck, alsoe wij vm
sckere merklijkc ende nootsakelijke rcedenen tot nutticheit
vnses vaderlants ende tot eonseruatie van derscluer gerech
ticheiden goet geullnden hebben, die leandische munte voer
een tijt lanck weder vp te richten ende in train te brengen.
ffat wij hebben gelast ende geeommitteert, gelijck wij oeck
noch committeren in kraii'te van desen den Edlen Erentfesten
ende hoechgel. Johan Tiacrda van Starkenborch, hoeftlingh to
garshuisen ende Hieronijmum Verrutium der rechten Doctorem
ende der ommelanden Syndioum vmme van vnsent weegen
metten Erb. Henrich Kraijvenger (van deswelcken bequaem
heden getrouwieheit ende experientie wij seer goeden rapport
ende getuiehnisse hebben) van de vpriebtinge vnser munten
te communiceren, oeck bij aduijs van den seluen Kraijvcnger
in eenijge bequaeme plaetze stecde descr vereenichde
nintien het territorium voer desclue munte te versoecken
ende met de ouerichciten ende regierdcrs der seluen steede
dien angaende in aller redelicheit so sieluijden best sullen
konnen, te verdragen, mitsgaders den vorsz. Kraijvenger sijn
commission ende Jnstruetion te ouerantwoerden, den eedt van
51
vast,
Nr. 5.
13 Junij 1589.
Wy Floris Graue van Cuijlenborch, vrijheere van Pal
lant, Wittem etc. Doen condt ende bekennen mits desen
Alsoe die vuijtgewekenen staten vande vriessche Omlanden
tusschen die Eemsz ende Lauwers ons duer haere L. gecom
mitteerdcn hebben doen aenlangen ende versoecken, om die
selue haere L. jn onse stadt Cuijlenboreh te bewilligen ende
vergonnen het territorium vande Omlantsche munte, diewelcke
haere L. van meijnonge waeren, weder jn train te brengen,
om merckelicke wichtige redenen, dieselue haere L. bewe
gende, dat wij uae rijpe deliberatie mit onsen raetsvrunden
ende den magistraet onser stadt voirscr. den voirn. Omlan
dischen staten ende ridderschap sulcx hiermede goetwillich
ende vruntlick toelaten, om jn onser stadt Cuijlenboreh aller
handt xnunte
52
der voorscr.
staten
der omlanden ,
vuijten
H. J. Verruius.
Nr. 6.
53
geslagen sijn ende nu weder bij den seluijgen sampt die van
Frieslant, Ouerijssel 010. geslagen worden, holdende inden
alloij negen deelen jns siluers, `Item haluen en oerten na
aduenant, vp welken daler de muntmeister sal mogen slaeu
54
leedich te gaen.
Die muntmester sal oeck den Weerdeijn ende ysersnijder
haer behoerlijke gage daervp men met hoerluijden sal ver
dragen wesen , betalen, twelcke hem in de eropeniuge vande
busse tot alcortinge van de sleeseat gepasseert sal worden;
welek openingc van de busse so dick ende mennich mael sal
geschieden alst den vorss. staten sal gelieuen ende goet
duncken.
`
Dijtt alles woe vorss. is bij prouisie ende tot belienen van de
vorss. Staten der ommelanden , tot versekertheit vande welc
55
Ramp# Jemema.
Bocko duwema.
Nr. 7.
27 Junij 1589.
Henrick Kraeijvanger bestalter muntmeister van wegen den
Staten der Vrieschcr Ommelanden verklare ende beloue mitz
desen bij esre ende trouwe, dat ick mij eerlijck gctrouwelijck
ende in aller vpreohtheid sal dragen ende quyten inde bedie
ninge vande munte der vorss. meelanden, ende dat ick
sodanijge `Instruction als mij van wegen der seluer staten
voergeholden ende gegeuen is, daervp ick~ oeck vp huijden
mijnen eedt hebbe gedaen in handen van de Edelen vnd
Erentfes.
Tiaerda van Starckenborch
endestaten
Dr. Hieronymo
Verrutio Johan
als gecommitteerden
vande vorss.
in allen
heeren artikelen ende puncten vnuerbreekelijck sunder fraude
sal nagaen ende aohterfolgen. Dat ick voerts den vorgemelten
staten len sleeschatt ende profijten haer E. achterfolgende vnsen
verdrach competerende, getrouwelijck, des versucht sijnde sal
vpleggen ende betalen, iuI handen van den geenen die van
weegen gemelter staten tot de eropeninge vande busse ende
liquidatie vande rekeninge elckcn reijse sal worden gecommit
teert ende an niemant anders , sunder in de verrekeninge
ende betalinge vanden seluen sleeschat mij tot eenijgen tijden
weijgerlijck te maeken off oeck den vorss. staten daerin int
aller weinichste te verkorten ende defrauderen directelijck noch
indirectelijk vnder wat pretext, schijn , couleur oft oersaeke
56
. .
Nr. 8.
2 8 September 1 5 8 9.
Dat die van ommelanden geen recht van munten noch re
zijnde dat is geschiet bij toelatinge doe sij noch soo starck
waren dat se voor Staeten erkent mochte worden.
Meer nu tmeste deel der vornaemste van dien eensdeels
verstorven eens deels affgevallen zijn gelijck de generaliteijt
van vereenigde preventie hen daerom niet meer gequaliciert
bevonden heeft om staten te zijn soo heeft zij cock die toe
latinge van munte niet langer begeert te continueren.
Gelijck oock de van Brabant hoe wel noch eenige steden
hebben zulckes nochtans niet vergunt en wort om dat zij de
ouer gebleuen hare medelitmaten zonder welcke zij geen staten
wesen connen verloren hebben.
Deze reden mijn heer den Graue van Culemborch voorge
houden neffens die belofte omtrent een jaer geleden den ge
commitierde van rade van staten scrifteljcke gedaen, den van
Omlanden ende marckelijcke den hoeifmester van mijn heer
Graei` Wilhem van Nassouwen te verwittegen op dat sij den
voorss. heere Graeff van Culemborch sulcke contentement doen
dat hij niet bemoeijt en worde het vergunnen terregatorium
door gebreck van-redenen op te seggen.
Dat die van Omlanden doer den vorss. heer Gfraell` Wilhem
van Nassouwen andersins oock mits den van rade van staten
doen genochsam presentation van onpartijdege haers rechts
verdedege voor comme die mollestatie die men schint den
heere Graue van Culenborch te willen aen doen.
Nr. 9.
Copia.
14 December 1589.
Die Raeden van state der vereenichde Nederlanden ).
Eersame lieue besondere. Wij hebben ontfangen zekere
Resolutie, bij den heeren staten generael deser vereenichde
prouincien genomen opt stuck vander munte, van welcke
resolutie de directie aen ons wordt geaddresseert, Ende soe
wij bevijnden deselue onder anderen te slaen opden munt
l)
58
59
Onderteijckent
Chr. Huijgens.
60
Nr.
10.
Copia.
16 December 1589.
61
wederweerdigen ende quaedtgunstigen, meer, om huer selffs
prouffijt, ende om mij mit sulcken calumpnien verdachtich te
maecken, uwe E. sal aengediendt sijn , dan dat zij daer
mede eenich gemeen welvareu scuden meijnen oft' gedencken
te bevorderen, ende diewiel sulcken scrijueu mijne persoen
jn efect meer is toucherende als yemandt anders, jae oic
meer als den magistraedt van Culemborch seluen, soe en
hebbe jck niet sollen noch oie willen onderlaeten mij der
voer verhaelde tonrecht geimputeerde stllcken tegens uwe E.
ju aller onderdaenicheijdt te verdaedingen.
Ende voer eerst soe veel aengaedt tgheene jnder voorscre
uen missiue verhaelt werdt, dat jck tmundtwerck voergeroerdt
alhier jnt particulier ende soe veel als vuijt mijn selfs autho
riteijdt stoutlicken soude aengericht hebben etc. en sal sich
sulcx mit waerheijt nimmermeer alsoe bevijnden soe het open
baer js ende jck tzijner tijt oic genoichsaem (ist noodt) sal
bethoenen, dat die heeren staten Vanden Vrieschen Omlanden
nae dat zij vanden welgeboren heeren Floris Graue tho Cuij
lenborch etc. , t consent vercregen hadden,
om huerluijden
misbruijcken
oic op elk stuck ende particulier specie van gelde, jae oic
op elck Werck tgewicht ende alloij verargeren naeden appetijt
vanden gheenen tselue versuecken oil' doen laeten, ende daer
mede specie van valscheijdt soude committeren etc., sal sich
ende vuijtdrucke
62
ende valeur vander Vrembder heeren ende princen gelijcke
specie van gelde daervan die figuren oft' wapenen daer op
bevonden werden jnde superscriptie oil' omschrift kortelick
Verhaelt staet, alsoe dat jmmcrs niet en can geseijdt werden,
dat daer 511 eenige valscheijt van vrcmbder heeren naemen
ende wapenen te misbruijcken soude gecommitteerdt werden,
cum falsum eine dolo animo et Mantiene committ
non posait,
welcke
suspicic immers
63
daerom uwe Ed. voorts meer sulcke aenbrengers tot soc
grooten achterdeel van mijne guede naeme ende fame (die jck
verhoope bij den heeren staten ende raeden Vanden Fursten
domb van Gelre ende Graeffschap Zutphen ende alle andere
vrommen die oeit mit mij soe tot Amstelredamme als elders
64
Nr. 11.
p1. . 1590.
1. Tlandt van Culemborch js een Vrije ende souuereine
heerlicheijdt, noit bij eenige Vorst oft heer te Leen vuijtgegeuen,
noch oit dat annige Vorst oft heere zijne domaine olf patri
monie geweest, doch dat ouer attelicken jaeren een heere van
Culemborch zijn landt da Vorst van Gelder tot een gelders
leen ten Zutphenschen rechte gereeommandeert heeft, tselue
jst geschiet jn crkentenisse Vande bescharminge, die de selue
heere van Culemborch van doen hadde, blijuende des nijet
te min allen des lants souueraine gerechtichaijdt ende juris
dictie den heere van Culemborch ende zijne eruen ongequetst
ende onverandert.
2. Gelijck 751 van mijnen Vasal mijn Vasal niet en is,
soc en soude oic niet Volgen all hadden die Vanden Raede van
65
laeten conserueren hare particuliere vrijheijdt jnt stuck van
justicie, hebbende derhalueu djngesetenen nergens aengespro
ken als voor den magistraedt hen vergunnende ordinarie ter
mijnen ende proceduren (hoe wel jn crimine lesae maiestatis
dominie zij seijden) die zij geene heeren Vanden Ordre
Grauen Eedele noch jngesetenen van geene der soeuenthien
prouincien hadden willen gunnen.
3. Die heeren van Culemborch hebben jus permittendi
territorium idque summi jmperii sonder ijemants tegen seggeu
jae oie datse sonder oppositie den heeren van Ysserdoren
vuijtten Furstendomb gelre 511 perpetuum gebannen causa
feloniae 511 haren lande Vrij geleijde ende territorium verleendt
ende soe lange hij leefde Vredelick gelaeten hebben.
Ende is territorium verleent den vande Ommelanden als
staten staetsgewijse die naerder Vnie van aenbegin geteeckent
hebbende, staetsgewijse hare munte jae tot Gorcum , sonder
contradictie vande regieronge gebruijckt hebbende, jn welcke
gerechticheijt zij van haer bondtverwanten niet en behoirden
verstoort noch geturbeert te worden.
Nr.
12.
1 5 Februarij 1 5 9 1.
Remonstrance gedacn bijden generaels vander munte
vndergess. vpden iegenwoerdijgen staet Vanden
muntslage binnen dese vereenichde prouincien re
spectiuelijk excessen end abusen daerinne gepleecht
ende middelen vmme deselue te remedieren.
Die generaels seggeu ende praesupponeren warachtich te sijn
5
66
dat derdonnantie Vander munte a0 1586 jnstructien ende ra
glementen daer vp gefolcht allcnckskens in deen ende dendcr
prouintie ende in deen ende dendere puncten gecxcedeert zijn.
Ende en achten niet nodieh ta verklaren int particulier tot
wat tijde in welcke zacken ende in wat mannieren het execs
gefallen zij naedien een iegelijck sijn eijgen stuck wel bekent
is ende vmme niet te Vernieuwen de memorie van eanijge zac
ken de men mochte wenscen vmme de gemene eere ende
walfaart Vanden lande noijt gepleecht gewest te sijn.
Alleenlijk is ten iegenwoerdijgen propoeste dienlijek ende
noodich te verhaelen doersaken waerwt de vorss. excessen
sijn gesproeten.
Deerste infractie is gewest bijde van onerijssel ter munte
binnen Campen , alwaar niet tegenstaende de vorss. ordonnance
gecontinueert is gewest te munten buijten den voet derseluer
in guren, gewichten, alloij, sleijschatta ende exercitie van
67
ende anderen, die generale remedien cesserende, hebben be
68
staen ende doen procederen metten eersten: ter zijden stellende
alle contrarie persuasien van particuliere muntmesteren ande
andere die sullen poogen tvntgaen ende eluderen de censura
van haeren werken: Ende dat haer E. generalijck in allen
voerfallcnden saeken gelieue hen te doen dienen Vanden ad
uijse ende raadt der vorss. generaals , de geene oersake heb
ben Van deene of dendere prouincie te dragen oft verkorten,
noch en meijnen ijemant gegeuen tc hebben redene van dif
dcntie, Te Vreeden zijnde tot allen tijden ende tot elcx
Vermaninge te genen recden van tgene tot desen dage toe bij
hen gedaan ende gebesoigneert is geweest. Gepresenteert den
heeren staaten generael desen XV dach fehruarij 1591 bij
vns Jacop van Sloeten , Rochus Grijp, Jeronijmus Brnijnzeels.
Nr. 13.
1 9 Februarij 1 5 9 1.
Edele Erentfeste hoochgaleerde wijsen ende zeer voersie
nige heeren.
Mijn heeren Alsoe uwe E. wel bekendt is, mijne meenich
fuldige aenvechtinge soc ick nv omtrent anderhalff jaar ouer
tbadienen Van V . Munte geleden hebbe ende noch dage
licx lijde. En sal daeromme niet van nooden wesen daer
van groote mentie te maecken, maar alsoe jck onlangstleden
van een duerweerder Vanden heeren Raeden van State bin
Verdachvaerdt om jn persoen jnden Haege te commen aen
hooren alsulcken eijsch ende conclusie als den fiscaal tegens
mijne persoen sal moegen doen, Volgens desc bijgevoechde
copie mit . getcijekant. Daar op jck ten antwoorden gait'
dat jck onvermindert de gerechtichaijt van mijne meesters de
heeren Vande omlanden die mij om te munten last ende
jnstructie gegcuen hebben, alsmede sonder prejuditie Van zijn
Gen. des Granen Van Cnlemborchs hoocheijdt die totte voorscr.
munte het territorium vergundt ende toegelaeten heeft niet en
mocht verschijnen, doch bijaldijan den scael wat op mijne
bedienen der munte hadde te seggen, dat jck hem binnen
Culemborch voor dan competenten richter mijnder woenstede,
worde te rechte staan. Ende belangende de gerechtichaijdt
69
om te moegen munten gaif voor antwoordt dat sulcx doer
mijne heeren vande Omlanden daer jck mijn commissie van
hadde wel sol Verdediget worden , die jck niet en twijtfelde
dienthaluen eer lange eenige gedeputeerde jnden Hage solden
senden. Ende als zijne Gen. alhier verstaen heeft dat jck
geciteert was vande Baeden van State heeft hijt qualick ge
nomen dat zijluijden sulcke vrijheijt tegens zijne Gen. hoocheijt
ende jurisdictie gebruijckten, zij oic korts van the Vooren
een jnsinuatie aen zijne gen. gedeputeerden gedaen hadden,
daer tegen sijne Gen. protesteerden. Ick en twijfele niet v.
. sollen wel lichtelick vuijt des voorscreuen mandaments
van citatien jnhonden verstaen al ist dat daer jn vermeldt
werdt tselue mandement ter jnstantien Vanden Aduocact Fis
cael tegens mij gedecerneert te zijn dat nochtans die vijanden
van mij ende van uwer E. munts gerechticheijt tselue gevordert
hebben
seluen is,
als
Vanden Advocaet Fiscael die daer van den naem vuerdt. Oic
kan men bij den seluen jnhouden wel mercken vuijt wat
heefticheijt ende partijschap tegens V. E. mundts gerechticheijt,
het voorgeroertte mandament is gesproeten, soe daerbij, al
eer uwer E. oft jck oijt op het aengeuen vandcn voorn. Fis
cael geroepen oft. gehoirt zijn, jae al eer die heeren Raeden
van Staten tegens mij (die binnen den limiten van huer ge
biedt noijt eenige pennongen heb gemundt, oic onder hner
niet en bin geseten, noch aengetreft) hare jurisdictie gefun
deerdt hebben, nochtans tegens die waerheijdt tot mijne be
lastinge verclaerdt werdt, tselue munten sonder commissie
geschiet te zijn. Ende dat jck daer op soude zijn Vervallen
jnde pene Vanden placcaten van valsche munte ende daerom
anderen ten exempel soude gestraft werden, daer doch uwe
E. wel weeten dat die specien van pennongen als Rijcxdalers,
den daeller van Hollandt, den Bosenobel ende den Ducaet
71
ende getuijgen op Mr. Cornelis Lucq van Amstelredam ge
sonden om die voergeroertte mijne protestatie doch mit Voer
gaende Aduijs ende raedt Vanden voors. Adnocaet den heeren
Raeden van State ende oie den Aduocaet Fiscael tot mij
ner exoneratien te doen jnsinueren blijckende bij copie der
seluer volmacht oic hier bij gevueeht ende mit D. geteijckent,
Ende soe den dach diemen sonde den XXV deses stilo nouo
heb jck mit den voorgeroerten bescheijde ende allen anderen
bericht deur eenen dienaer (die Voer eenige daegen tho voe
ren jnder haest naer den Haege gereijst is) naerden Hage ge
sonden die welcke daer zijn bescheijdt eenden voorn. Aduo
caet ende mijnen procureur ouergeleuert hebbende, js bij den
voorn. aduocaet bouen desen allen vuijt tvoergeroertten ouer
geschicte bescheijt noch een Requeste aen die heeren Raeden
van State geconcipieert ten eijnde huere . reden daer
jnne verhaelt soude belieuen die citatie te laeten Vaeren ende
mitten proceduren op houden etc. van welcke requeste oic
alhier copie mede werdt ouergesonden mit E. geteijckent.
Ende serijft mij de voorn. mijnen procureur dat hij volgents
die voorscr. volmacht die jnsinuatie van mijne protestacie soe
aen die heeren Raeden als oic aenden Aduocaet Fiscael ge
daen heeft dat oic die Requests van mijnent wegen aen die
voorscr. heeren mit oie die missiue van zijn Gen. js ouer
geleucrdt ende den Aduoeaet Fiscael oic van alles jnsinuatie
gedaen , dan wat nv die heeren wijders van meijnonge zijn,
hier op te doen ende voor tho nemen ende 011 zij mij noch Vorder
oft andermaal sollen doen citeren oft wat zij anders jnden sin mo
gen hebben en can jck niet weeten , Ende vande missiue van
den procureur voorn. seijnde jck Vwe . oic hier bij copie tot
wijderen bericht geteijekent mit F. Ende is dit tgeene bij
mij ende bij zijn Gen. jn descr saecken gedaen js daer van
jck uwe E. niet eer en heb cunnen aduerteren om dat jck
goet heb geuonden eerst te verwachten wat opten aen beteijc
kenden dach gedaen ende gepasseert solde zijn om uwe E.
van alles gro'ndelingen bericht te doen, verhoopende v .
tselve vertreck als ter gueder meijnonge geschiet zijnde mij niet
qualick en sollen ail'nemen, Diewijl dan nV dese saecke principa
licken trecht ende priuilegien van uwe E. aengaet ende jck oook
niet en weet off uwe E. der seluer mundts gerechticheijdt tot
kennisse Vanden heeren Raede van State souden willen stel
len, oft die selue daerouer Richters maecken , Ende om meer
andere saecken ende besonders soe jck niet en weet wat die
heeren Raeden van State ende den Fiscael hier jn noch vor
der sollen willen voornemen en heb jck niet willen laeten uwe
72
E. van mijn wedervaren alle bericht ouer te seijnden om mij
uwer E. gueden raedt mede te deijlen hoe jck mij hier
wijders sal hebben te gedragen soe verre mij desent haluen
ijedt meer mocht gemueten als jck wel besorge dat geschien
sal. Ende seijnden daer om tegenwoirdigen boden aen uwe
E. om die selue van dese mijne swaricheijt ende vande gele
gentheijt deser saken te verwittigen , stellende daer bij tot
Excie ende
te
78
soude gelieuen te jnteruenieren, twaer bij maniere van excep
tie super nullitate dictee -985015128 executiom's et incompeten
tiae judicial oft jn andere maniere. Hier op verwachtende
uwer E. toeverlatich wederbescr. antwoerdt, Ende en sal niet
laeten haest mij desenthaluen ijedt v01-der sal wedervaren
ende voersienige
Nr. 14.
Julij 1591.
Aan mijn heren Vanden raede van staten.
Edele Erentfeste hoeehgeleerde wijse vermogende heren.
Die wtgewekene staten vande Vrieschen vmmelanden tuschen
dEems ende Lauwers vnderdanichlijck naekomende tbeuel bij
v E. vnlancx hoeres landes Sijndico gedaen vm de redenen
waerduer sie meijnen gerechtiget te wesen tot dvprichtinge
vande Ommelandisce munte etc. bij gescriifte v E. ouer te
senden, seggen met behoerlike renerentie Dat sie niet en
vermoeden dat bij mijn heren off bij ijemants in twijfel ge
stelt wordt, oli' die Staten vande vorss. Ommelanden voer
haere ballinckscap ende noch in haeren vaderlande geheel
74
wesende trecht vander munte, gelijek andere prouincien oeck
solden gehatt hebben. Gemerckt notoir ende ydermenlijck be
kant is dat alle dese vereeniehde Nederlantsee prouincien ze
dert danneminge van wapenen ende oerloge tegens den
ninck van Hispanien, oeck metter daet de principaele stucken
van de Sounereiniteit, hoechheijden ende Regalien, voerneme
lijek mede tstuek vander munte, een ijder int sijnen an hun
genomen gevsnrpeert ende gebruickt hebben.
Tweleke naedem toegelaten ende vrij gewest is den anderen
vereenichde prouincien , in welcken die Sounereinen oift lants
fursten bonen memorie van menscen alle poincten van hoec
heit ende regalien bij goeden vrijwilligen tractaten of ander
sins an hun verkreegen ende altijts beholden hebben, voele
te meer recht ende reeden meinenl de vorss. staten Vanden
ommelanden te hebben (o't immers geen minder) sodanijge
regalien te gebruiken ; , nademael die bij hun
noijt a'gestaen noch eenijgen fursten offt heeren sijn ouer
gedragen gewest.
Want klaer ende bewijslick is dat tot desen dage toe egeene
furst 0E heere inden vorss. Ommelanden gehatt heft enijge
hoge iustice off halsgerichte merumue imperium noch treeht
van coniseatie, van munte, van wetten ende ordonnaneien
te maken, grietmannen rechteren ende officieren te stellen,
75
maer is van deselue geheel verscheiden ende separaet. Want
die van Gronningen, buten de palen van de Frieschen Omme
landen vp den Drentscen boedem leggen ende haere gerech
ticheit van munten mitsgaders alle hare hoge ende leege iuris
dictie Vanden doemcapittel ende Bisschoppen tVtrecht (vnder
den welcke deselue stadt van Gronningen zedert den iaere
mxl ex donatione Henrici III jmp. immediate gestaen heift
totten iaere 1506 doe sie den Graue van Oostfrieslant gehul
diget ende ingenomen hebben) voer sekeren iaerlijckscen pen
ninck in pachte hebben verkreegen, blijkende wt den scrift
lijken oerkunden vnd brieuen daer van sijnde. Daer de staten
vande Omlanden soe wal haere hoege ende leege iurisdictien
als trecht vande munte met alle haere andere vrijheiden al
Vanden tijden Caroli magni ende oeck te Vorens pleno iure
ende erfflijek gebat et continua serie bisher geconserueert
hebben gelijck sulcx wtden olden Ommelandiscen lantrechten
ende anderen documenten (des noot sijnde) genoech bewijs
lijck is.
j
Maer aegesien nu principalijck (Vnses bednnckens) die ques
tie is, off die wtgewekeneu vande vorss. Ommelanden in dese
hoere iegenwoerdijge staet ende gelegenheit eeuenwal befoecht
sijn als staten des lants oeck buten den Omlanden de vorss.
gerechticheit vande munte te exerceren Soe hebben deselue
wtgeweekenen daervp mijn heren mitz desen Voer antwordt
wel willen andienen dat inden iaere 1580 als de Graeff van
Hohenloe met sijnen krijchsvolck bijden Hardenberg verslae
gen vnde tleger voer Gronningen doer dien mvste vpbreeken
die staten vande Ommelanden geen versekerde plaetze inden
Ommelanden hebbende vm tgewelt ende tijrannie Vanden Viant
tvntgaen, tsamenderhant ende als collegialiter wt den Omme
landen sijn vertrocken, namelijck alle de van adell (wtgeno
men een of 2 ten hoechsten) sampt die treficksten Vande
eijgenerfden met oeck sommijge prelaten.
Ende hebben niet nagelaten euenwell als getrouwe bnndt
genoten metten anderen prouincien de gemene sake getrouw
lijck bij te woenen ende te helpen beforderen Hebbende intV
laeste Vanden seluen iaere 80 oeck een regiment goeder sol
daten buten kosten vande anderen geunieerden prouincien te
Wecge gebracht ende daermede vnder tbeleijt van wijlen den heren
van Nijenoerth merklijke goede diensten voer Steenwijck ende
St. Janscamp gedaen. Soe dat deselue wtgewekene staten
niet tegenstaendc haeren vertreck Wt den Ommelanden bijden
Gouuerneur generael ende sijne princelijke Ex. hoechlofike
ged. sampt bij den vereenichden prouincien euenwall in vorij
76
ger qualiteet ende voer de staten van den ommelanden ge
holden ende gerespecteert, oeck dien volgende langen iaeren
vp allen vergaderingen vande generalen staten ende vanden
naerder gennieerden respectiuelijck steedes mede versceenen
ende geadmitteert sijn gewest.
angesien.
Gemerckt alhijr noijt gehoert off gesien is dat particuliere
personen wtgewekene van anderen prouincien eenijge
acces sessie o't stemme in plublicis concilijs gegunnet sij.
Sijnde oeck inder Waerheit een groet vndersceijt tuschen den
vorss. wtgewekenen vande ommelanden ende Vanden anderen
77
prouincien bijden viant geoccnpeert: daer wt wel itlijke nota
ble personen geweeken, maer nochtans de meestendeel van
des lants staten
78
van princesse van Chimaij, vande
niet
79
Hebbende alle mogelijke voersichticheiden ende cautelen ge
bruickt Vm alle frauden abusen ende misbruke in deselue
munte so Voel in haer is Voer te komen ende te verboeden.
Soc dat sie oeck Vp den daler van 9 penningen bij haeren
muntmester vp den Voet Vanden olden Dortscen daler gesla
gen in dem vmscriift expresselijck hebben doen stellen valo.
Hallan. ten eijnde de selue niet duer vnkennisse bij eemant
voer rich daler vntfangen of wtgegeuen mochten worden.
Vp welcken daler sie insgelijcx niet den Hollantscen lewe
ende gewoentlicke Denise cozydens in domino etc. (als som
mijge andere Provincien gedaen) ouerst hoer lants cijgene
wapenen ende Denise hebben doen munten vm alle calumnien
te vermijden: achtende sulcx met beter recht ende minder re
proche te mogen bestaen als ander heren of prouincien wa
penen te gebruiken edder contrefeijten.
Dat sie ouerst in dese iegenwordijge bedroefde ende verwoeste
standt der Ommelanden buten haere prouineie de munte vp
gestelt hebben bij consent nochtans Vande ouericheit der plact
zen, sal billicks
80
ren den staten generael in februario laestleden dien angaende
gepresenteert.
Waerwt een ijegelijek groeten reeden ende occasie hadde te
81
Nr. 15.
14 April 1595.
82
eedt gedaen hadde, hem in all de fromicheijt ende getrou
wicheijt daer te reguleren.
Wat nu die commissie ende jnstructie den voirss. Kreij
venger gegeven, aengiuge, solde daerin sijnes vertrouwens,
niet bevonden wordden, dat de jnstructien van andere pro
vintien niet conform is, want hem bonen tgene in voorgen
artikel aengetoogen, wel expresselijek belastet was , geene na
contrefeijtinge van andere heeren oft provintien monte tho
doene.
Alsoe dat so Verre Kreijvenger beuonden wordt bonen den
jnholdt sijner jnstructie voirss. , etwes in desen gehandelt te
hebben, het waere mit contrefeijtinge van anderen heeren oft
provintien munte, ofte mit eenigerhande munte in anderen
provintien niet toegelaten, ofte gemuntet te maken (gelijck
dan hij nu alsoo men seght mit contrefeijtinge Van Rooseno
bles van Engelant, Henricus nobels ende Swetsche klippingen
gemuntet te hebben, beschuldiget wordde) ofte ooc dat hij
onder den voet ofte alloij in dese provintie toegelaten ende
genseert, eenige penningen geslagen mochte hebben, sulekes
soude hij selifs verantwoirden mogen ende daer voir boeten.
Hadde sich oock dien aengaende op den omlanden niet te
beroepen, buijten der welcker wete ende wille, sulckes ge
schiet ware, vmmer ware tegens den seluigen, deshalven oeck
puniciabel, ende in de pene vervallen.
Die commissie auerst hadde Kreijvanger begost binnen
Culemborch int Warek te stellen jn Julio oft Augusto 1589.
Waere niet lange 511111 aenvanck Vanden Graven
van Culemborch jnduceert, ofte soo hij seggen Wolde, onder
comminatie van hem anderssints het territorium vp te willen
seggen, geconstringeret, om van wege den selvige Graven
cock te munten, hoe wel tegens opgerichten Verdrach ende
Voirwaerden.
Waer doir dan der heeren staten generael veroorsaeckt
waere wordden, den voirss. Kreijvenger die exercitie vande
munte te verbieden, ontrent inde seste ofte sevende maent,
83
tervolgen, ende die Versienige te doen, dat de ijsers vnd
stempels, niet alleene jn goede bewaeringe gehouden, maer
vele meer , dat die tot meerder versekertheijt, om niet Weder
84
lemborch gescreven ende Versoeht, thouersicht te willen hou
de commissie.
Deses alles vande voirss. sijndico alsoo jn aller getrouwie
heijt waere nagekommeu, jn bijwesen ende ten onerstaen
Vanden principaelsten Vuijt die magistraet van Culemborch
opden lesten martij a 1592 , blickende Vuijt die acte daer
aff gemaket ende Van dien vande voirss. magistraet selffs ge
teeckent, mitsgaders Vuijt den extract Van die muntbusse
daer van sijnde.
Behalven dat die voirss. Sijndicus,
85
solden, ten waere sij Vande generaeliteijts wegen, nu mochten
gelichtet wesen.
Op die selvige tijt ende dach, hadde ooe Kreijvenger be
geeret dat die commissie Vande Omlanden noch een tijtlanck
bij hem muchte blijven berustende, eensdeels, om daer mede
86
buert, dan oft het met opsaeten van hem gedaen waere vm
die luijden te bedriegen ende om een occasie van Vuituchten
ende ontkenninge daer Vuijt te nemen, alst hem te passe
mochte commen, mochte Kreijvenger selves weten ende een
ander mede oordeelen Vuijt den frauden ende bedriechlicken
handel al nu bij hem geperpetreert.
Weshalven occk op alsulcke looeheninge sijns handts niet
behoorde gelet te wordden , bijsonder nu hij op alsulcke
Valseheijden int muntwerck waere bevonden ende om den
periekel daerjnne hij stonde te Vntgaen (Veri similiter) alle
behulp geerne solde soecken.
Ende olf hij a1 wilde persisteren, dat die onderteijckeninge
bij hem niet gedaen sij, sc koude wel weesen, dat hij tselve
wel bedriechelijcken van een ander mochte hebben laten doen
om hem daer mede schier ofte morgen te behelpen ende om
te vrijmoediger die onderteeckeninge ende handt te mogen
ontkennen, gelick men hem nu siet doen.
Dan op den voirss. vuijtgewekeneu der omlanden, ofte
op ijemants onder haerluijden eenige suspitie van eontrefeij
tinge van Kreijvengers handt te leggen, Waer buijten alle
reden.
Want behalven, dat heurer allen eerlijcke handel, wandel
ende conversatie in allen saeeken bisher ijedermennichlijcken
gebleken, wel anders solde konnen vuijtwijsen ende haer van
soodanige sinistre suspietien oft arch waren befrijen, soo en
warender oook geen reden, waeromme sij sodanigen valscheijt
solde plegen ofte van harent wegen plegen laten , dan haer
aen die gemelte acte weijnich ofte niet waere gelegen, aen
gesien allen menschen jn Culemborch genoech bekent waere,
ende bij Kreijvenger niet koude ontkent worden, oock die
Agantsche magistraet aldaer wel solde attesteren bonen dat die
voirss. omlandische munte al voir lange jaeren afgedaen
waere ende casseret ende die ijser hem adgenomen.
Ende oft sulekes al niet waere (alsoo ia) so konde euen
wel Kreijvenger hem jn dese aentichten ende fauten mit die
omlandische commissie int minste niet behelpen noch ver
schoonen, naedemael daer jn hem suckx te doen geenssints
geconsenteert, maer den voet ende exempel van de anderen
gevnieerden provintien te volgen, beuolen was, Alsoo dat hij
ten respecte van die selvige te meer sijner ouertredinge wegen
tho beschuldigen vnde tho straffen sijn solde.
Waerom billich die gemelte vuijtgewekeneu staten ende
haere officieren van soodanigen achterdencken Verschoont be
87
hoorden te Wordden ende mochte den Voirss. Kreijvenger die
op soo Verscheijden abuijsen ende Valscheden gedeprehenderet
waeren in dese ontkenninge sijns handts ende wat daer meer
aencleven mochte, billix met meerder vertrouwent vnd geloo'
toegestelt Wordden als jn sijne andere handelinge. Ende was
geteeckent Johan Rangers tho Hellem.