Você está na página 1de 27

/

'ANTEEKENINGEN
l

F.Rs mm MIERIS,
OP ZIIII

" BESCHRYVING DER BISSGHPLYKE MUNTEN

EN ZEGELEN,
VAN

-\r
.

UTRECHT IN T BYZONDER.
l/c/weo

m.

w
SGRAVENHAGE,
TER IIRUKKERIJ
i

VAN A. D. SCIIINKEI.

1838. .

let de mededeeling dezer Aanteekeningen , heb ik


geen ander oogmerk, dan om den Liefhebberen onzer

Oude [Vederlandsche Munten een genoegen te verschaf


fen, wetende dat iedere bijdrage tot de kennis der
Munten
van ons Land, al mag zij dan ook geene aan

spraak op bijzondere belangrijkheid maken hun im


mer welkom is.
Welligt kan mijne mededeeling ook eenig nut stich
ten door licht over een en ander punt te verspreiden ,

of aanleiding te geven tot nader onderzoek.


Maar het getal Verzamelaars van penningen en
Munten (vooral wat betreft de Middeleeuwsche Munten ,

waartoe die der I/trechtsche Bisschoppen te regt ge


bragt worden) is niet groot. Aan eene

op den

gewonen voet, ter bestrijding der kosten van het


der muntafbeeldsels, drukken, papier, enz., viel dus

niet te denken, en ook zoude daardoor te kort zijn


gedaan aan mijnen wensch om hun, die belang stellen

in de geschiedenis des Vaderlands, ook mijne be- .

langstelling te doen kennen, en tevens een blijk van


achting te geven.

Ik nam dus gaarne de kosten der uitgaaf voor mijne


rekening , en zal die kosten genoegzaam vergoed en

mijne moeite wel besteed achten, indien deze mijne

Bijdrage met verschoonende welwillendheid aangeno


men wordt.
A. n; scnmxuL.
l Gnvlluuu ,

'

Juli,v 1838.

Het werk van F. van MIEBIS, over de Bisschoppelijk;


Munten en Zegelen, is algemeen- bekend; minder be
. kend is het echter, dat er van dit werk n exemplaar
aanwezig is, hetwelk door den Schrijver zelven op nieuw
is nagezien en met aanteekeningen van zijne eigen hand
verrijkt. Van dit exemplaaronlangs bezitter geworden,
heb ik gedacht, dat het voor de verzamelaars van mun
ten en voor de bezitters van andere exemplaren niet
onbelangrijk zoude zijn, eene getrouwe mededeeling
van die latere aanteekeningen zoo mede van de niet in
het werk voorkomende muntafbeeldingen te erlangen ,

en dit heeft mij tot deze uitgaaf, als het beste mid
del daartoe, doen besluiten. Vooraf echter iets omtrent
de onderscheidene uitgaven van het werk zelf.
liet getal derzelve is drie en te Leiden in 1726 uit
gegeven. De eerste vindt men achter Van Hnussmv en Van
Ruis Batavia Sacra, in folio. De hoeede, mede in folio
formaat, is dezelfde druk als de eerste, doch verrijkt
met eene Opdragt aan den Muut- en Penningkundigen

(6)
Heer DANIEL m; MILAN Vlscoivri, en de derde en laat
ste is in octavo formaat. Bij eene naauvvkeurige ver
gelijking dezer drie verschillende uitgaven, is het mij e
gebleken dat men , bezig met den druk, die bestemd
was, om achter de Batavia Saera gevoegd te worden,
toen tevens eenige exemplaren (waarvan het getal niet
groot moet geweest zijn , alzoo zij zeldzaam voorkomen)
boven de oplage der Batavia gedrukt, en er later de
bovengemelde Opdragt bijgevoegd heeft; hetgeenblijk
baar daaruit te zien is, dat dezelve, op een half vel
gedrukt, tusschen den Titel en de Voorrede is inge
voegd. Verder heeft men de gezet zijnde vormen van
den fblio druk, telkens na dat die afgedrukt waren,
doen dienen, tot het daarstellen van eenen druk in
octavo formaat, en wel blootelijk door.de folio-bladzij
den tot octavo te maken, zonder eens de regels van den
tekst des Werks te verloopen, (alleen heeft dit verloopen
met de Opdragt en Voorrede moeten geschieden), zijnde
het hoofd van de Opdragt met eene kleinere letter herzet

zelfs met herhaling der drukfouten in den titel van den


Heer na MILAN Vlscoim. In den tekst des werks vindt
men ook dezelfde drukfouten van den folio druk weder ,
zoo dat, eigenlijk de rlio en octavo uitgaven (om hei zoo
eens te noemen) n en dezelfde druk zijn. Ik zal daar
om, bij de vermelding van de bladz. der folio uitgaaf,

tusschen

ook de bladz. van den druk in octavo aan

geven , ten einde de bezitters van dezen, daar door in

(7)
staat te stellen, om de aanteekeningen en bijvoegsels,
door Van Mmms in den folio druk gemaakt, mede op
den octavo druk toepasselijk te maken.
Het thansv in mijn bezit gekomen exemplaar behoort
tot de tweede folio uitgaaf, en is doorschoten met wit
papier, waarop de aanteekeningen geschreven zijn. Te

gen over den titel, is eene lijst van eenige geringe


drukfouten vastgehecht. Dezelve is door eene mij on
bekende handgeschreven a); doch de drukfouten zijn
door Van MIERIS zelven , met de pen , in den druk zeer
zorgvuldig verbeterd.
Na deze korte mededeelingen nopens de uitgaven ,
die van het Werk bestaan volgen nu de latere aantee
keningen , zoo als die in het bij mij voorhanden exem

plaar voorkomen.
Op bladz. 2, in de tweede kolom [:8.o bladz. 7],

') Ik acht het niet onvoegzaam, deze drukfouten hier mede te deelen.
Drukfouten in de Beschrijving dar Bisschoplyke Munten, in folio.

In de tytel vande opdragt staat, Byteveld, lees.v Byleveld en Ryerskoop


Lichtenberg.

In hetvoorberigt de lregel [8. de H)c regel op de 2b bladz.] van boven staat ,


hehoorlyk , leer.v bekoorlyk.
Pol. 17. , 1. colom in t begin van de 16 regel [8 bladz. 65] is in agtergelaten.
Pol. 20. , 2. colom , 5. regel [8. bladz. 80] in het hoofddeel der nederlandsche
munten, ma! als, lees.v al.

Fol. 31., 2. colom. [8." bladz. 123] bij de noot letter d, de fol. agterge
laten, moet bijgevoegd worden fol. 36.
Fol. 72., eerste colom, [8. bladz. 285] onder in de nota, slaat bij de

letter a de IX plaat, lees: de Xl.


\

a?

(8)
waar over het papieren geld der Indianen gehandeld
wordt, heeft Van MIEBIS deze. aanteekening bijgevoegd:
Het papier tot geld gemaakt, even of het goud of zilver
geweest hadt, dat is, met de zelve beeldenis en letters, en

gebruikt tot betaaling der Soldaten in de belegerde en wan


kelende Stad Albama in Spanjen, omtrent het jaar 1488. toen
de Moeren de Kristenen in dezelve besloten hielden. Opus

Epietol. Petri Martyris l. 17. Edit. 1670. Anwtel. J').

Op bladz. 4, in de eerste kolom, [so bladz. 13],


waar het verhaal, betreffende de tinnen en looden mun

ten, eindigt, is bijgevoegd:

Het eerste geval, t gene ik van Loode munten vind aan


geteekend en ons Land betreft, is geweest naa de dood van

Karel den Stouten Hertog van Borgonje in t jaar 1477. wan


neer Lodewyk XI. onaangezien het negenjarig verdrag, t gene
door hem getekend was , de zelve handel vijandlyk overtrat,

en t Hertogdom en Graafschap van Borgonje en andere Lan


den ontweldigde aan Maria de Erfdochter van den gemelden

Karel; eindelyk naa hy de voornaamsten omgekocht hadt


en zynevyandlykheden voortdreef, sloeg hy het beleg voor
St. Omer: Alwaar de Heer van Chanteraine met eenige van
het Hof des Hertogen Karels ingekomen waaren, om de Fran
sen te wederstaan: en dewyl de Hertoginne van Borgonje toen
niet wel van geld voorzien was, zoo deed de Heer van Chan

teraine voor tien of twaalf duizend schilden

Loode munten

1v) Escus. n

') Ten einde zoo nanuwkeurigmogelijk de aanteekeningen, zoo als die


zijn, te geven. heb ik gemeend de spelling en interpunctie van den Schrijver

te moeten behouden.

( 9 )
maaken, en deedt die gang hebben, en hadden hetzelve, in
em om St. Omer: en volgens verdrag, zoo heeft hy in later tyd

alle deeze kwaade munten weder ingewisseld en den schulde


naaren eerlyk voldaan, en dus de Stad St.. Omer voor het

dreygende gevaer behouden. Les Memoires de M. Olivier


de la Marche. Liv. II. pag. 614. Edit. 1645.

Tegen over bladz. 6, tweede kolom [SP bladz. 23] ,


waar over de waarde van het geld gehandeld wordt,
heeft Van MIERIS het volgende aangeteekend:
De waarde van het gangbaare geld verschilt in de Plaatsen

of Landstreeken in waarde en dikwijls in benaaming, wat het


eerste betreft strekt alhier ten voorbeeld: De Rijksdaler;
dezelve gelden in

Holland, Zeeland en Vriesland. . . . . . 50 stuivers.

In Embden, Jeverenland, en1.. . . . . . . 54 stuivers.


In Breemen en Stift. . . . . . , . . . . . 72 groot.
In Hambureh, Lubck, Rostick... . . . . 48 schellingen.

In Brandenburgerland. . .
In
In
In
In

. . . . 32 schellingen.

Meyborgh, Lypsich, . . . . .
. . . 24 grossen.
Bronsvvyk en Halverstad. . . . . . . . 38 marigrossen.
snabrugh. . . . . . . . . . . . . . . 28 schellingen.
Munster . . . . . . . . . . . . . . . 21 sehellingen.
De bovenstaande waardering is omtrent het jaar 161).
gemaakt, volgens de muntbeeldenaar toen gedrukt

in Duitsland.
Diergelyke muntbeeldenaar te Leipzig met privilegie ge
drukt A0. 1583. pag. 94. verso, staat dat de Hungaarsche

Ducaat in t Heilige R. Iyk gemunt, voor 104. creutzer, doet


Meisnischer waarderinge 36. grossen en een vijfde deel van

eenen heller. En naar de Lubecksehe vaarderinge 48. schil.


6 penningen vier vijfde deelen eens hellers.
I

(10)
Op bladz. 11 eerste kolom , [8.0 bladz. 41], spreekt
de Schrijver over de penningen door Pms V aan den
Hertog Van AARSCHOT geschonken en voegt daarbij:
Sictus V. Paus van Rome, in het begin zijner regee
ringe, ondernomen hebbende te verbeteren en te herstellen
de gebouwen van St. Jan Lateraan; zoo vondt men in het
roeren van den grond eene menigte goude penningen der.
Keizeren van Konstantinopelen, welke volgens het gebruik
dier tijden, het kruis in de hand droegen. Het Godvrugtig

teken dier Oppervorsten heeft den Paus bewoogen, om van


deeze penningen, aan alle Kristen vVorsten te verzenden ,
daar nevens aaat van zonden beloovende aan allen, die
de zelve munten
zouden
dragen,
of die wierden.
God zouden
bidden
in I
zoodanige
plaats daar
de zelve
bewaard
Jadees
Paus
deedt zelfs eene Bulle gemeen maaken en allom verkondigen ,

in het jaar vyftienhonderdzevenentagtig, zynde het derde


zyner regeeringe, tot versterking van het gemelde geval. L0

Vertable Art du Blaren , par P. F. Menestrer, pag. 188.


Op bladz. 13, eerste kolom , achter regel 20 van bo

ven , [SP bladz. 49 , regel 20] vind ik aangeteekend:


Keizer Karel V. sehoejende op dien leest der Opperge
biederen , stelde zich voor, het paste den Keizer alleen zyn
beelrlnis op het geld te drukken, en dorst naa de overwin
ning op de belyders en hervormers van .t geloof en naar

volgers van Luther enz. omtrent het midden der zestiende


Eewe, den Vorsten die oude. gewoonte ontzeggen; t gene

hen dermate trof, wyl veelen wel leden van het Ryk waaren,
doch niet te min, in hunne landen als Oppervorsten het
gebied voerden; dat het zelve in t vervolg als een gedaan

(11)
ongelijk den Keizer wierdt te gemoet gevoerd. J. Heidwmzc,
vJfarkl. en Waereldl. Hist. Fol. 286. Col. 2.

p bladz. 24, in de tweede kolom , [Sm bladz. 96.],


zegt VAN MIEBIS, dat de Bisschop Boanmcies in het
jaar 752 is omgebragt; hij herroept zulks in de vol
gende aanteekening.
Bonifacius is niet op dit gemelde jaar, maar in dat van
zevenhonderdvierenvyftig omgebragt, gelyk op de volgende
fol. 25. Col. 2. wordt geschreven. Ja verscheidene geleerde

stellen zyne dood nog een jaar laater. Nederlandse/te Ker


klyke oud/zeden , I. deel fol. 64.

Bladz. 25 , eerste kolom , [81 bladz. 97.] l) waar


gezegd wordt, dat BONIFACIUS uit het land van Hessen,
') Bij deze zelfde bladz ligt een los papier, waarop (mede door eene
m onbekende hand, doch door eene andere dan die , 1uaaroan ik op
bladz. 9 in de vnoot, 1nelding gemaakt heb) de onderstaande aanteekeningen
voorkomen welke ik ook "teen , niet te moeten terug houden.

a Eenge geringe opmerkingen op de Bisschoppelijke munten :


Dat hy [Boluncies] naar zyn weiding [in het jaar] 723 eerst de naam van
Bonifacius zou aangenomen hebben is abuis; want op het jaar 710 word liy in
een briefvan Paus Gregorius al Bonifacius genoemt. is

Verder, als behoorsnde tot dezelfde bladz. ..


Ook meld UE. dat Bat. Sae. pag, 20 staat dat Willebrordus [in het jaar] 750
zou zyn overleden , dat zal het latynsche B. S. moeten zyn , maar ik meen dat uit
des Schryvers redenen genoeg blykt , dat zulks een drukfaut is.
Vervolgens zeg! hij :

t Pag. 26, [8. bladz. 102]. wegens het bedyken van Schouwen in Zeeland
op het jaar 758, is een oude vertelling zonder vaarheit. Zeeland was toen ter
tyd met geen water van Binnen gequelt maar aan de zeekant met vaste duinen

besloten.

(12)
alwaar hij het Christengeloof predikte, aan Paus Gaa
ooaws Ill , den goeden uitslag zijner handeling mede
deelde , merkt VAN Mraais aan , dat het zijn moet:
\

Paus Gegorius II , vermids de derde van dien naam, eerst

in het jaar zevenhonderdeenendertig begon te regeeren. Zie


Hulmers Staatk. Hist.
101 p. 34.
Bladz. 34, eerste kol-om, [8. bladz. 134.], waar
over WILLEM den XXI, Bisschop van Utrecht, gehan
deld wordt, en waar gezegd wordt dat WILLEM was:
Een man van heldenmoed en da.pperheid, is op een
los blaadje, eene door F. Van MIERIS fraai geteekend
afbeeldsel van eene munt van genoemden Bisschop
bijgevoegd, met eene omschrijving , aldus luidende:
Bisschop Willem. van Utrecht de 21m. in t zilver.

De Bisschop met den myter en staf verzien, sehynt zyn


eer voor te dragen door het wapen van t overwonnen land op
de Borst te voeren, rondom staan deeze letteren MONETA: D .
niet onwaarschynlyk Dordraeena, welke stad hy by uitne
mentheid gonstig was.
Het ruggestuk vertoond het hoofd van den heilige Paulus,
waarom heen wij deeze letteren zien
v
WILHEL

Dal. de Pausen naast Petrus ook het hoofd van Paulus

<13)
hebben gevoegd: de sleutels zoude hen verleend zyn om te
openen en te sluiten of te binden envontbinden; maar aan
Paulus zyn zwaart tot slegting der geschillen. Wat hier van

zy is duister. Onzes oordeels wordt hier reden waarom geeist ,


die wy naa ons begrip dus schatten: de Paus had mogelyk
door den tyd, de agting tot de onweerbare sleutels zien ver
vallen, als hy schattende het zwaart strenger in het bewind
der meenigte , het zelve daar nevens heeft gesteld.

.De kerk die den Biss. Aufridus in t jaar 1006. op den


Heiligen berg by Amersfoort gestigt had, tot Eere van St. Paulus
den Apostel, was door zyn voorganger Bernulfus tot Utrecht

overgebragt, en met een schoone Abdye voorzien, in welke


optooying hy [WILLEM] zyndeel zal gehad hebben, en om zig
nog meer in de genade van dien heilig in te wikkelen zal hy
hem als beschermheer op zyne munt geplaatst hebben.

Op bladz. 39 , in de tweede kolom, boven aan, [8. I


bladz. 155.], zegt de Schrijver dat het hem het waar
sehijnlijkst voorkomt, dat de krussen , welke op steenen ,
metalen en andere oude overblijfselen gevonden worden
van de Grieksehe X hun oorspronk hebben , als zijnde
die letter, de eerste van het Grieksehe woord XPIZTOE
(Christus), en voegt nu in eene aanteekening er bij :
Waarin my deeze vaerzen van Prudentius versterken :
Het purpre vaandel droeg, met blinkend goud doorweven,
Tot tceken Kristus naam , te midden in geschreven.

Bij bladz. 46 , [8. bladz. 184.], alwaar in de tweede


kolom, sprake is , van het wapen of de schilden op de

zegelen van die Heeren en Graven van Vianen , is deze


aanteekening gevoegd :

(14)
Hendrik de XXXVIII. Bisschop van Utrecht, hier en by
anderen kwalyk van.Vianen genoemd, was uit den stam der
Graaven van Vianden; welke landstreek en stad gelegen is
in het oosterdeel van het Hertogdom Lutsemburg aan een

watervlied Ur of Our. Dit Graafschap is in t vervolg der


tyden ten deel geworden aan het Huis van Nassouw d) des zy .
hetwapen nevens dat hun stams gevierendeeld hebben ge
voerd. Verbeeldende een zilvere leggende balk op een rood
veld, dus het schild in drie gelyke deelen scheidende. Zie
Maurice, Blazon de Chevall. de la toison Tor. 86.
) u Omtrent het midden der veertiende eeuwe , trouwde Otlio Graafvan Nassau , Adel
heid van Vianden des Gruveu Dochter, waardoor niet alleen Vianden, St. Veit maar
ook een deel de: Heerlijkheid Grimbergen, als zynde de eenigste erfgenaam, wierdt den
Itam van Nassauw in gelyfd. J. Orlers, Gen. Comtum Nauovizz.
26. en lIubner-s
ges/egt Tdf. 254 m

Bij bladz. 51 , [Sm bladz. 203.], is mede een blaadje


gevoegd , waarop de afbeelding van een zilver muntje
van Bisschop Ju van Dnzsr, keurig en niet minder
fraai dan het voorgaande, door Van Mnals geteekend ,
en waarvan hier almede eene getrouwe afbeelding
gegeven wordt met vermelding van hetgeen daarbij is
aangeteekend.

Het randsclrift draagt deeze letteren


IOH.annes EP.is (lopus TRAIECensis.
De tegen zyde

MONETA AMERSFrtiae.

(15)
De stad Amersfoort verkreeg A! 1259 van Hendrik van
Vianen de XXXVIII. Bisschop van Utrecht, bynaar de zelve
voorrechten als de stad Utrecht gebruikte. A. Mat/uwI, Dedi.
cmtio Script. Rerum Amersfortiarum, p. *3. fbl. verso,
dierhalven belat zy ook het recht van geld munten.

Myns bedunkens behoort deze munt tot Bisschop Johannes


van Diest de XLV. Kerkvoogd van Utrecht, als een erkentenis
welke de stad hem schuldig was voor haare verbetering en
het stichten van eene vergaadering van Kanonniken A! 1337.
Chroncon merxfzrrtium A. Mat/sle. p. 158. Zie verder om

vat reden Johannes en geenen anderen, deeze munt toege


igend wort: mync Bisschoplyke Munten en Zegelen van
Utrecht fol. 51.

Ter zijde van deze aanteekening is door VAN Mnsms

nog het volgende geschreven:


Dat deele zilvre munt tot Bisschop Jan van Diest behoort7

blykt uit het nevenstaande fol. 51. dierhalven behoort zy by


N. 2. op de VI. plaat gesteld te worden, alwaar een andere
mund an dien zelven Kerkvoogd gevonden wordt.

h Tegen over Plaat Vl folio 56, [SM bladz. 216:] , vindt


men de hier volgende aanteekening:
\

De VI. Plaat, de 7. en 8. N.",my toegeschikt van de heer


Daniel de Milan Visconti Heer van Nyveld enz., zyn geene

munten van Jan van Arkel Bischop van Utrecht, maar wel van
Jan Heer van Heukelom , welke gesprooten uit den stam
van Arkel, dus ook het wapen van dat geslagt voert, al

leenlyk gebroken met een Lasuuren barnsteel, zynde onrde


kleinheid of duisterhcid van lceze stukjes hier niet aangewec
zen: Echter is uit (lCZClVC genoeg tc vinden dcn naam van

(16)
Johannes en van zyne heerlykheid Heukelom, welke Heeren

het recht bezaten om kleine penningjes te mogen slaan, des


dees op het spoor zyner. voorvaderen zoodanige penningen ge

munt heeft; doch ongerechtlyk gewin zoekende, heeft hy


dezelve vervalscht, gelyk deeze inderdaat kopere muntjes zyn ,
welke met wat zilver overtogen waaren , t gene de roest meest

verteerd hadt, en dus in t afvryven haare innerlyke deugd


vertoonden. En ofschoon Heer Jan van Heukelom dikwylen

vermaand was zulks agterwegen te laaten , en het zelve niet


deede , is hy daar af by den Raad van Holland overwonnen,
.wandt Heukelom is een leen van de Graeykheid van Holland.
zaak
Het wangedrag
van zyn bederf;
van deezen
maar wel
Heerinzonderheid
Jan , was niet
de.stoudh.e..id.yan
alleenj

zynen zoon Otto, welke zich tegen het huis van Bourgonje
gekandt hebbende en niet magtig genoeg zynde , zich eerlang
gedwongen zach om zyne Heerlykheid , met geweld zynen
Vader afgevrongen , over te draage aan den Graaf van Char
lois, welke in vhet jaar veertienhonderdtweenzestig zelfs aldaar

gehuldigt wierdt. Goudhovens Kron.

473. Anderen stellen

deeze hulde een jaar vroeger voorgevalle. Zie Slichtenhorst,

Geld. Geschied.

295.

Naast deze aanteekening , ophetzelfde. bla.d, is nog

een papier vastgehecht , waarop VAN Mnams geschre


ven heeft:
Ordonnantie op de Munten, door Jan van Arkel Bisschop

van Utrecht, gegeeven des woensdagsnaa Palmdach A9. 1363.


Uit de Archieven van St. Pieter te Utrecht, t Notarieel C0

peye hy Jacob Marcus. De munt te slaan op de oude ge


woonte. Ieder Mark zal veertien loot jn zilver en twee loot
koper houden, en de andere Munten zullen gewaardeerd
worden by die genen welke de zel"e Bisschop Jan vanArkel

(17)
zal zetten enz. Gedaan by den Bisschop de vyf Kerken en
Knaapen, enz. U. S.
.
Jan van Vernenburg Bisschop enz. bevestigt de Ordonnan

tie van zynen Voorganger Jan van Arkel gedaan des anderen
dags na St. Agaten dag, A0. 1366. Waar by de gemelden Ver
nenburg bekend dat hy en zyne naakomelingen op den Bis
schoppelyken stoel van Utrecht, alle privilegien van de Munte
des Bisschop en zyne Kerk gegeeven van de Keizers of Rooms

koningen, ongeschonden zullen behouden: echter goet kent


die van zyne voorganger Jan van Arkel gemaakt is, met goed
keuring der vyf Kerken , Ridders en Knaapen, enz. gegeeven
U. S.
'
Uit de Archieven van St. Marten. t Notarieel Copye by

den Heer Marcus, te Amst. >>

. Bij blad 56, eerste kolom, [89 bladz. 221] , alwaar


gewag gemaakt wordt van de munt van AaNoLnos 49e
Bisschop van Utrecht, is de onderstaande aanteekening
geschreven :

I
N

Van de munten des Bisschops van Utrecht, Arnold van


Hoorn, melt Winsemius Beschryv. van Vriesland op het
laatste blad ,' dat in s Heerenveen in twee aarde kannetjes A0.
1594. en 1618. by het uitgracven penningen van denzelven
gevonden zyn, hebbende dit randschrift:
. .
.

ARNOLDVS DEI GRATIA EPISCPVS TRAIECT.


ook eenige met het omschrift

LVDOVICVS. ..

hebbende een kruis, en op de rugge eenen klimmenden


Leeuw. Naar allen schyn van Lodewyk Graaf van Vlaandre.

< 18 .>
Op bladz. 58, eerste kolom, IZS.0 bladz. 230] onder
vaan , deelt Van Mnnns eenen brief mede, betrekkelijk den "
Bisschop FREDERIK van BLANKENHEIM en zegt daar, dat;
die brief nog een onuitgegeven gedenkstuk is. Dit her
roept hij, door daarbij aan te. teekenen:
Dees brief heb ik bevonden dat reeds in t licht gegee
ven was, door Ant. Matheu: in de Notoe et Ohservat. ad
Scriptorec Rerum nzersfortiarum, pag. 244. Zoodat ik
dezelve te onrecht hier onuitgegeeven beschryf.

op bladz. 61 eerste kolom, [au bladz. 242], leest


men de woorden: Ondertusschen was Zweder naar
Holland geweekenjen plante zyn zetel te Dordrecht.
Tusschenfde hier aangegeven twee laatste woorden,

voegt de Schrijver deze noot:

By nt. Matlhwus, de ure Gladii, pag. 144. & 145,


staat een brief van Bisschop Zweder getekend te Dordrecht
op St. Andriasdag des jaars 1430, doch twijfelachtig.
NB. De Heer K. Barman in zyne Utrechlsche Jaarboeken,

pag. 394 in notis, meent dat Zweder niet, maar Walraven


van Meurs te Dordrecht zynen Zetel geplaatst heeft, doch de

gezegelde brief van mij hier aangewezen en te Dordrecht ge


tekend, is een bewijs voor Zweder dat onwedersprekelijk is.

Op bladz. 65 [SP bladz. 260] , alwaar over Bisschop


Davm en zijne munten gehandeld , mitsgaders vermeld
wordt , dat de Utrechtenaars hunnen Bisschop verjaagd
hadden , EGELKT in plaats kiezende , hem op Kers

(19)
avond in het jaar 1481 in de stad haalde en aldaar

huldigde, vindt men de navolgende twee aanteeke


ningen.

'

Naa deeze verkiezing, kwam men tot de wapenen, en de

Utreehtscheweinig voordeel door dezelve behaalende, traden


in de Vasten van t jaar 1482. te Schoonhoven in onderhande
ling met de Borgonsen en hunne Bondgenooten; doch was van
zoo weinig gevolg, dat menv eerlang vrugteloos terug keerden.
Engelbert of volgens het gemeen zeggen Egbert van Kleef, de
opgeworpen Voogd , geld nodig hebbende, of liever om zyne

magt te doen zien heeft sedert nieuwe munt geslagen ,


. welke genoemd worden Egbertus Braspenningen. Goud/loven.
Kron. fol. 528.

A0. 1460. hadt Bisschop David reeds geld gemunt, wandt


de Raad der Stad Utrecht heeft des Saturdags naa Willebrordi
overdraagen, dat Imen in den rechte, noch voor Seepenen,
noch voor Oudermans, ghene werderinje doen en sell in

betalinge Ivan den gouden Davids, ft Davids stivers ter


tyt toe dat die Raat out ende nye dair van op t huys ghewegst

is, ende dat anders geordineert heeft. Utreehtsche Jaarboe


ken door K. Burman, II deel, pag. 407.
Op bladz. 66, [8. bladz. 263-265], vindt men
melding gemaakt van de waarde van het gangbare geld ,
ten tijde van Bisschop Dun). VAN MIERIS geeft aldaar
eene breedvoerige lijst van de valuatie , welke het toen

in omloon zijnde geld (l490)\hier te lande had, en

(20)
bij eene hiertoe betrekkelijke aanteekening, vult hij
die lijst met het navolgende aan.
Zie van de waarde van verscheidene munten hy Ant.
Matthazua'de Fatis Ecclesia. Lil. I , fundit '34. p.
395. Sr 397. e 74. k. seq. ok Kerkelyke Oudheden Ivan
Utrecht, fol. 120, II deel, en van de schilden en Tour
noisen in het zesde deel der Analect.. Ant. Matthwi,

pag. 504. e 505; van de Sterlingen, Kerkelyke Oudheden

van Utrecht, fbl. 531. en van Talenten, fol. 461.


Ponden Zwarten niet hooger te rekenen dan twintig grooten
Vlaamsch naar ouderCostuymen. [volgens] t Groot Privilegie
van Vrouwe Maria A0. 1477. den 14. Maart op t laatste Groot
IPlaccaath, II deel,fol. 672. en aldaar fol. 675. Clukaarts
(mogelijk Klinkaarts) als Philippus-Schilden tot dertig groo
ten Vlaamsch; van welker waarde bij Heemskerk, Batavi
sche Arkadire, pag. 224. Commelyn, Berchr. van msterd.
pag. 527. Veludlie der Munten. .
-

Volgens rekening van t Kapittel van Hoogen Lande te

Leyden is:
Een Schelling tegenwoordig een stuiver.
Twaalf Deniers maakt thans een stuiver.

' Vier en twintig Obolussen maakcn thans een stuiver.


Agt en vtwintig potten maaken thans een stuiver.

Uit een brief van Hertog Albert A0. 1380, in de Nota

van Boxhorn op Verdenaar pag. 186:


Ende alle payement sal wesen de ouden Schilt voor ach
tien groot, ende andere payement daer naa, ofl eenen witte

groote voor elf nyten-gerekent.

ah -_

(21)
A0. 1424, Bijlage op Sehotanus Frieuche Hiet. pag.'116:
Item den penninck sal wesen een buytken ende twaalf

buytgens maken een Sehellinek, ende .twaalf Schellingen


. maken een Marck Engelseh, ende een Marek Engelsch is
tien gulden und zes krumsteren myni.

Van de wyzen van Rechten en de Keuren, Inzettingen etc.;


van de Stad Campen, beschreven door Arent toe Bocop,

A. 1570 en gecopieerddoor Maarte Voerne, A. 1582.


M. S. Tweede Boek, S 32. pag. 168:

(Van de waarde der Francche Schilden)

Wie waarlyk thins hebben moet , zal men betaalen naar

uitwyzen der brieven, en wanneer die van oude Vrankyksche


Schilden, Oude Schilden , goude Oude Schilden , goude Vrank-
ryksche Schilden, goude Oude Vrankryksche Schilden en
diergelyke spreeken, die zullen daar voor beuren voor een

Oud Schild drie Heeren ponden, en Keizersche Schilden zullen


als Vrankryksche Schilden gehouden worden. Wanneer er
staat van Rhynsche guldens, en niet bygevoegd Coopmans gul
dens, of Konings Rhynse guldens, of twintig stuivers voor
eenen Rhynschen gulden, zoo zal men voor de gulden betaalen
twee Heeren ponden , t en ware anders versprooken was.

Uit dezelfde Reeten, keuren enz. van Campen , pag. 169.


Van de waarde vanlt geld tegen elkander.

Vier Stads ponden maaken een Heeren pond.

Twintig Schellingen maaken een Stads- of een vierde van.


een Heeren pond.

Een Schelling groot maakt een en een half oudevgroot.


\

'32)
Twaalf oude groeten maaken een Oud Vrankryks schild.

Een Schelling klein maakt drie Vlaamsehe grooten.


Agt. oude grooten maaken eenen gouden Rhynsch gulden.

Vyftien tins grooten maaken een Heeren pont. ita Jedi


catmn.

'

Twaalf oude Vlaamsche grooten maaken een enkele Goud

gulden.

Ook zyn er Vlaamsche groeten van vierentwintig op een


Goud gulden.
Zevenendertig oude Kamper Kroomstaarten maaken een
Goud gulden.

Een Kamper Kromstaart is een Kamper stuiver.

Twaalf penningen maaken een Schild.


lVyftien tins grooten maaken een Rhynsgulden.
. Twee stuivers maaken een tins stuiver.

Een 0nd botjen is een Vlaamsche groot op 9. stuiv. gekeurd


1529.
.
Een plakke van een oud Vlaamsch 1520.
Een oude plakke is een halve botdraager.
. I Vier
Een mark
Brabants maaken
maakt zesendertig
oude grooten.
Brabantschen
een oude groot.
Vier Schellingen maaken drie oude grooten.
I Vyftien kleine penningen maaken negen oude grooten.
Twaalf Swane penningen maaken een oude groot.
Tien nieuwe penningen een oude groot.
Drie myten twee penningen.

Agt Hollandse een oude groot.


Twee hellingen een kleine penning.
Een oude groot maakt twee Johans Braspenningen.
Een oude Brabant een enkelde Braspenning.
Een oude Hollands een vierde deel van een oude braspeil
ning.

Vyftien oude groeten twee goud guldens.

(23)
Een Klaesken dertien plakken.
Twintig witte stuivers een goud gulden.
Vyftien Braspenningen of Botdraagers een goud gulden.
zesentwintig oude/laamsch een goud gulden.
.
Tweeudertig oude botjes, of halve botjes een goud gulden.
Een oud botje is daar naa veranderd op tien plakken.
Vier penningen Engels een Engelse Stoter.
NegenEngelseStoters een Goud gulden.

Extract uit de Rekenkamer van Holland wegens de

waarde van het geld.


1. pond groot Vlaamsch doet Schellingen 20.
1. Pond groot Brabands .
1. s Heerenpond
.
1. pond Hollands

.
--

13 Deniers 4.
3 4.

-.

'-

' 2

6.

1. pond Engels
"
6 - 8.
1. Sehelling Vlaamsch doet Deniers groot . . . . . . 12.
1. Schelling Brabands . - . . . . . . ' 8.
1. Schelling Hollands
1. s Heeren Schelling

-
-

- . . . . . . . 15.
- . . . . . . . 2.

1. Schelling Parisis
I--
. . . . . . . 1.
ldPenning Vlaamsch
.-
.
. . 1.
1. Penning Brabantsch miten . . . . . . . . . . . . . 16.
1.
1.
1.
1.

s Heeren penning
Penning Hollands
Penning Parisis
Botjen is een blank.

-
--

. . . . . . . . . . . . .
. . . .. . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .

32. Kroinstaarten zyn 20. stuivers;

1. Oude Botdrager 3. grooten Vlaamsch.


1. Oud Scheiskcn een yierde stuivers.

1. Dordrechtsche plak een en een vierde stuivers.

4.
3.
2.

(24)
1. Botdrager een en een vierde stuivers.
1. Lelie plak is een stuiver en5. penningen..

20. Schellingen pagts is 3. stuivers.


. 15. Grooten pagtsis 4. stuivers.
.
1. Penning Thynsis een Hollandsche duit.

1.
12.
8.
8.

Arendsgulden is 8. stuivers Brabants.


Obolen zyn een stuiver Brabants.
Braamsen-zyn 1. plak.
Plakken zyn een stuiver.

' " (Voor een Kapoen of Hoen betaaltmen 21/2 stuivers. Zie
Rekenkamers Extract z'n Hall. voor de Register A.)
(Voor een jarig- hoen betaalde men een braspenning in
-
Kennemerland. A0. 1562. Kennem. prio. p. 123.)

1. Schild, 24. Vlaamsche of Dordsche grooten , zegge Wil


.
helmus Schild. Bozhorn Theat. p. 183.

1. Schild Hollandsch 15. stuivers} Anno 1468. J. Orlers,


l Leyden, p. 52.
I 1.
1. Leeuw
Bieder 30.
24. stuivers
stuivers A0. 1468.Meyer.

1. Klinkert

l A. 1480. 30. grooten Vlaamsch

1. Philippus Schild) Monnkend. prioil. p.24.


.
1. Gulden Ridel 50. groten Vlaamsch. Delfr prv. p. 65.1)
Bleswyk. p. 703.

1. Andries gulden24. stuivers A0. 1492. Zeeuws. Chr. p. 335.


15. Ryn gulden zyn 18 Garoli gulden. van Hoof Enkh.

p. 60'.
. 1. Plakke 1..stuiver A0. 1452. Delv pro. p. 77.

1. Helling. Zie Veldenar Chron. p. 185.

Een pond Vlaamsch is in de oude Acte van A0. 1477. 40.


grooten. Merula. p. 3.
1. pond Hollandsch te 30. grootenrMerula Wldern. p.
256.
. .
.
1. pond Hollandsch te 40. {grooten t pond. Cauw 11 d. p.
1749.

'

(25)
1. pond Parisis was 22. stuivers , op t jaar 1449. Delfs pri
oil. p. 77..

1. Schelling Hollandsch is in de Rekenkamer van Holland


2. grooten Vlaamsch. Cauw. 11 d. p. 1745.
A0. 1253. was Denarius een penning in het Duitsch. S.v
Leeuuzllandvest. p.. 1.-2.

A0. 1534. wierden 9. Botdragers geschat op 14. stuivers.


Hoorns prioil. p. 98.
A0. 1403. een nieuw Wilhelmus Schild op een pond hol
lands.

1. Goude Wilhelmus Schild was een Fransche Kroon. Me

rula, Wild. p. 2.
A0. 1393. Een Schild Hollandsch was 301/2 groot. M. S.

A0. 1387. Een Oud Schild van Vrankryk was 461/, witte I
groot. M. S.

A0. 1380. Een Oud Schild's 18. groot, een witte groot is elf
myten. Boxhorn op Veldenaar. p. 185.

A0. 1408. Een Oud Schild was 33. grooten Vlaamsch. Boa.
horn. p. 137.
1. Klinkert was A0. 1452. dertien grooten Vlaamsch.
Zeeuwsv. Cron. p. 403.

1. Goude Philippus of Ryder was alleen A0. 1434. en waar


dig 50. grooten Vlaamsch , en 1. plakke was een stuiver

A0. 1449. Del/Iv pr. Monstrelet p. 60. vers. melt een


goude Ryder valloit 24 Souls.
"
1. Fransch Schild was van ouds 56. grooten Vlaamsch, en
14. grooten en 8. Myten Vlaamsch was een pond Hol
landsch, en een Dordrechtsche guldenwas 1/3 van een

Engelsche Nobel, of 38. grooten Vlaamsch. Enkhuiz.


prvil. p. - 36. ") .

(tslerlngen. In Vrankryk .heeft S. Lodewyk een ordon

(26)
. nantie gemaakt in t jaar 1265, hoe hoog dat men een Ster
ling moest aannemen, welke ordonnantie zoude duuren tot
den 15 Augustus, en daar na zoude er gene Slerlingen meer
aangenomen worden enz. Wat den prys aangaat; uit Hoc

remius, in Adolpho u Marca Episc. Leodiemi, C. 18,


blykt, dat eene once 20. sterlingen woog: en dat een ster
ling omtrent de zwaarte van 36. dikke gersten graantjes
haalden. Volgens de Plakkaten van de Engelsche en Schot
sche Koningen moest een Sterling 32. dikke tarwen graan
tjes weegen; en in het Plakkaat van Eduart I, zoo wel als
by den gemelden Hocaemics, staat dat er 20. Sterlingen in
een once gingen. Kerkelyke- Oud/led. van Utrecht, II deel,

pag.. of fbl. 351.

Bladz, 68 eerste kolom,


bladz. 269], alwaar de
zevende munt van. den Bisschop DAVID beschreven
wordt, is, betreffende het omschrift Disperait, de
dit pauperilzus , deze noot gevoegd:

n. Corinthe Cap. 1x. v. 9 &Psalm cxII. v. 5. -

Op bladz. 70 tweede kolom, E8.o bladz. 279], daar


VAN MIERIS de munt van den Bisschop Frumimv be
schrijft , voegt hij daarbij :
(( Op fol. 70, col. 2. staat dat de vyfde munt de gedaante

van een Heilig draagt, t gene een misslag is, dewvl de vyfde
en zesde munt van Bisschop Fredrik van Baden geenen Heilig,
maar Jesus Christus zelf vertoond. Een zaak die geheel klaar

) Ik heb de volgorde dezer lijst gelaten, zoo als Van Mmus die heeft
geschreven.

(27

tb.

is te bespeuren, uitliet omschrift van de zesde munt, .ver


mids dat aan Gods Zoon- alln wordt toegeschreven, wandt
men vindt deezen zin: Desde Peccatar Peribit. Zit [ten
Oordeel] en de zondaar zal vergaan.

Hiermede de Aanteekeningen geindigd zijnde, blijft


mij alleen nog over te melden, dat ik door naauw
keurige vergelijking mij volkomenovertuigd heb, dat
dezelve werkelijk met de eigen hand van VAN MIERIS
geschreven zijn, en dat ik ook daarom met opzet niets .
aan spelling en interpunctie heb veranderd. Wat mij
tot het uitgeven derzelve genoopt heeft, heb ik bij den
aanhef van dit stukje reeds tekennen gegeven , en ter
wijl ik de waarde van ieder dier Aanteekeningen op
zich zelve onbeslist laten ,. vlei ik mij echter, dat het
geheel aan de verzamelaars van middeleeuwsche mun

ten en aan de bezitters van het werk van VAN MIEms ,


niet ongevallig zal zijn.

Você também pode gostar