Você está na página 1de 2

Dood en Karma—Tibet

© 2007 Henk Blezer, Universiteit Leiden

EEN UNIVERSEEL MEMENTO MORI


Mijn beste! Nu begint het bij je te dagen dat je sterft! Je gaat deze wereld verlaten.
Daar ben je niet alleen in; het overkomt iedereen: hecht je niet en verlang niet naar
dit leven. Maar ook al zou je je vastklampen en begeren, je kunt hier toch niet blijven.
(Uit het ‘Tibetaanse Dodenboek’; die titel is overigens verzonnen door de eerste Westerse redacteur van
het boek en is niet terug te vinden in de Tibetaanse teksten waar zijn selectie op gebaseerd is).

U zult sterven, net zoals ik en ieder ander.


Ook al weten wij doorgaans niet het precieze uur van onze dood, het onvermijdelijke afscheid
van deze wereld en alles wat ons daarin lief en vertrouwd is, vormt ironisch genoeg een van
de schaarse zekerheden van ons bestaan. Maar laat die dood nu ook iets zijn waar we ons
nooit echt goed met zekerheid een voorstelling van kunnen maken. Zo hebben we volgens de
christelijke leer geen ervaring met onze dood, want ieder mens sterft immers maar eenmaal.
We kunnen er bij zijn als anderen (of wijzelf) sterven, maar onze dood maken we per definitie
niet mee. Dat geldt ook voor wat aan onze verwekking voorafgaat. Daarmee wordt ook al
enigszins duidelijk dat ons denken over sterven en dood aan de basis ligt van de vraag naar
onze plaats in wereld en geschiedenis, en aldus een fundament vormt voor iedere religieuze
reflectie. Daar zullen boeddhisten en christenen het wel over eens kunnen worden.
Volgens het boeddhisme is ons bestaan te kenmerken als vergankelijk, onbevredigend,
en zonder wezenskern. Die kenmerken verwijzen allemaal direct of indirect naar de dood.
Ouderdom en dood zijn inderdaad krachtige beelden voor vergankelijkheid, zijn traditionele
zinnebeelden voor lijden, en roepen prangende vragen op over onze persoonlijke identiteit.
Daarmee stuiten we meteen op de eerste beduidende verschillen tussen boeddhistische
en christelijke of andere monotheïstische godsdiensten, zoals jodendom en islam.

DE DOOD ZONDER GOD EN ZIEL, DOOD EN KARMA


De gewisheid van persoonlijke identiteit (ziel) en (een geschapen) wereld worden in het
oudere boeddhisme geproblematiseerd en hun ongewisheid wordt later zelfs gethematiseerd.
Een God of Schepper wordt niet aangenomen. Belangrijke ankers voor een monotheïstisch
wereldbeeld ontbreken er dus. De implicaties hiervan voor het resulterende wereldbeeld
blijken voor iemand die grootgebracht is in of tegen een joods-christelijke achtergrond vaak
nauwelijks te overzien. Als ‘zelf’ en ‘wereld’ niet in zichzelf en niet in God bestaan, valt
daarmee ook het hele erop gebaseerde bouwwerk van schepping, goddelijke voorzienigheid,
van een verlosser, en wat dies meer zij omver.
Ook het kader van de heilsvisie verschilt aanzienlijk. Leefde de vroege christen nog
sterk in de heilsverwachting van de wederkeer van de Messias en het laatste oordeel, de
vroege boeddhist verwacht geen verlosser, staat helemaal alleen met zijn karma, en moet de
zaak zelf maar zien op te lossen—zonder een gegeven einde in zicht. Met het ontbreken van
een messianistische heilsvisie verandert ook de betekenis van kruisdood en rechtvaardiging,
vervalt het oordeel, en ontvalt ons ook het ethische kader voor zonde en deugd, etc. Vrijwel
alles gaat ‘plat’; meer misschien nog dan wij—die uit vertrouwdheid toch vaak enigszins
blind zijn voor de impliciete aanwezigheid van onze eigen religieusculturele achtergrond—
kunnen vermoeden. Later hebben zich uiteraard zowel binnen christendom als boeddhisme
allerlei nieuwe benaderingen aangediend. Zo overschaduwt in Europees christendom thans het
bijzondere oordeel bij de dood het algemene oordeel, en zo hebben zich, vooral in Oost Azië,
bijzondere, devotionele, op verlossing door een Boeddha gerichte spirituele stromingen
ontwikkeld. Hier zou meer over gezegd moeten worden dan deze webpagina toestaat.
In ieder geval volstaat deze korte uitweiding misschien om aan te geven waarom de
meeste religieuze leraren—zeker diegenen die bevoegd zijn om zowel een christelijke als een
Dood en Karma—Tibet
© 2007 Henk Blezer, Universiteit Leiden

boeddhistische weg te onderwijzen—hun studenten met klem afraden beide wegen te


combineren (zie een publieksvraag elders op deze website). Er zijn stellig lieden die menen
dat het onproblematisch is om boeddhistische spirituele technieken los te weken uit hun
context en toe te passen binnen een christelijk kader; maar voorzichtigheid is daarbij geboden.
Neutraal ogende meditatietechnieken, zoals ‘Inzichtmeditatie’ of vormen van Zazen, hebben
vaak verregaande implicaties voor onze oriëntatie op ‘zelf’ (ziel) en wereld, en een weliswaar
soms subtiele, maar daarom niet minder diepe religieusculturele inbedding; het zijn zelden de
neutrale technieken waar we ze mogelijk voor houden. Boeddhistische meditatietechnieken,
ook de meest basale, zijn in hun eigen context moeilijk verenigbaar met contemplaties over
God, ziel, en eeuwige zaligheid.

HET ‘TIBETAANSE DODENBOEK’


Wie verder leest in dat zogenaamde Tibetaanse Dodenboek, zal dan ook al snel merken dat
vanaf het gemeenschappelijke punt van alledaagse percepties van sterven en dood, zaken snel
uiteen gaan lopen. Hier sterft een mens namelijk niet maar eenmaal. Bovendien maak je hier
niet alleen je sterven mee, maar kun je ook je dood en—als ’t even meezit—ook je eigen
begrafenis nog meemaken. De bovengeciteerde tekst, die aan levenden, stervenden, en
doden(!) voorgelezen ‘wil’ worden, beschrijft dan ook hoe de overledene—machteloos—
toeziet dat men om hem weent; en—wellicht enigszins aangedaan—toe moet zien hoe zijn
bed en favoriete spulletjes opgeruimd worden, enzovoort.
Er wordt niet enkel over deze wereld en over hemel en hel gesproken, maar over liefst
zes verschillende rijken van bestaan, bevolkt door hellewezens, hongergeesten, dieren,
mensen, titanen, en goden. Er wordt zelfs gewag gemaakt van zogenaamde tussenstaten, die in
eerste instantie als overgangsfasen tussen wedergeboortes gedacht zijn. Een mens wordt
telkens weer in een van deze rijken geboren en sterft ook telkens weer opnieuw; met alle sores
van dien; tot in lengte der dagen; zonder ophouden—en, wellicht ten overvloede, dat wordt
niet als een erg aanlokkelijk vooruitzicht afgeschilderd …
Er is in principe geen verlossing van een ander te verwachten, laat staan van ‘De
Ander’. Toch is er volgens deze Tibetaanse literatuur wel een mogelijkheid tot bevrijding van
deze last, van die noodzaak om telkens weer opnieuw geboren te worden. Die ligt namelijk in
het inzicht dat al deze vormen van bestaan uiteindelijk uit onze eigen voorstelling ontspruiten.
Op het diepste niveau ontstaan ze uit onze neiging om ervaring en voorstelling naar ervarend
subject en ervaren object te onderscheiden. Ons denken en onze ervaring is doorgaans op die
fundamentele dichotomie of tweedeling gebaseerd. Bevrijding werkt aldus volgens een
verrassend eenvoudige logica: houdt men op zich zijn bestaan voor te stellen in termen van
‘dit’ en ‘dat’, van ‘zelf’ en ‘wereld’, ‘goed’ en ‘slecht’, ‘heilig’ en ‘profaan’, op datzelfde
moment is men van die (wereld van) voorstellingen en afgescheidenheid bevrijd.
De mens is dus niet een schepping van god, maar het omgekeerde is hier het geval.
God en mens zijn beiden gevangen in de kringloop van wedergeboorte en zij ‘bestaan’ bij
gratie van onze voorstelling. Wij scheppen ons eigen bestaan, hemel en hel. Dit duurt zolang
totdat we inzien dat wij, diep verborgen in de dualistische structuur van ons denken en voorbij
aan onze voorstelling van ziel en schepper, de oorsprong zijn van alles, van al wat wij denken
dat er is en niet is, van al wat wij menen dat goed en kwaad is. Voordat wij tot dat cruciale
inzicht gekomen zijn, kan niemand, noch mens, noch god, ons verlossen. De enige mogelijke
verlossing gaat voorbij aan mens en god, aan goed en kwaad, aan geloof en ongeloof. Zij ligt
‘eeuwig’ in het diepst van onze gedachten verborgen, te wachten op ontdekking. Sterven is de
gelegenheid bij uitstek om daar achter te komen. Een ware Tibetaanse yogi, die deze teksten
tot zijn dagelijkse beoefening maakt, verheugt zich nergens méér op dan op zijn eigen dood.
Personalia: Henk Blezer (h.w.a.blezer@hum.leidenuniv.nl) is senior onderzoeker bij het CNWS, aan de
Universiteit Leiden, en leidt daar een NWO Vidi onderzoeksprogramma genaamd Three Pillars of Bon.

Você também pode gostar