Você está na página 1de 143

Zijn we met het klimaatbeleid op de goede weg?

Zitten we op koers?
-Nee, er is geen vermindering van de CO2 uitstoot
-Nee, landen houden zich niet aan hun afspraken. De president
van de VS is een officiële klimaatontkenner geworden
Warmt de aarde op en willen we daar wat aan doen?
-Ja, de opwarming zal eind 21-ste eeuw 1,5 +/- 0,5 graden C. zijn
t.o.v. 1850
-Ja, het bewustzijn groeit, dat we meer moeten doen aan de
negatieve gevolgen van deze opwarming
Waarom verleggen we onze koers dan niet?
-Politieke belangen van ontwikkelde- en ontwikkelingslanden
lopen niet parallel
-Economische belangen spelen vaak een doorslaggevende rol
(o.a. t.g.v. een globaliserend neoliberalisme, zeg maar
kapitalisme)
-Politici verschuilen zich achter wetenschappelijke onzekerheden
en komen te weinig op voor algemene waarden en normen zoals
vb. social justice, ‘de vervuiler betaald’ of beter ‘vervuilen mag
niet’, mensenrechten, armoede de wereld uit,
vluchtelingenstromen voorkomen etc.

Jan Korsmit
1 mei 2018

1
Inleiding
In de periode 2005-2007 maakte ik een studie naar de klimaatverandering. Mijn studie
zag ik als een zoektocht naar waarheidsvinding. Nu zouden we zeggen een poging om
‘echt nieuws’ van ‘fake news’ te onderscheiden, m.b.t. de opwarming. Daarbij keek ik
ook naar de nodige maatregelen om de negatieve gevolgen van de opwarming te
verminderen. Het verslag van deze zoektocht, Samenvatting speurtocht naar de
waarheid achter de klimaatverandering, heb ik opgenomen als Bijlage 1 bij deze
notitie.

Ik heb mijn zoektocht daarna vervolgd en de bevindingen daarvan heb ik in deze


notitie opgenomen. De directe aanleiding was een commentaar n.a.v. een interview
met Marcel Crok in de Volkskrant1. Al lezende werd me duidelijk dat deze journalist
niet het gedachtegoed van Crok tot zijn recht liet komen maar eerder zijn eigen kritiek
hierop. Het taalgebruik is suggestief hetgeen blijkt uit o.a. ‘sceptici die de
klimaatverandering ontkennen’, Deze sceptici ken ik niet, behalve dan de echte
‘klimaatontkenners’, zoals vb. Trump en veel neoliberalen. Ik lees wel veel
commentaren van sceptici, die de antropogene uitstoot van CO2 niet als de enige of de
meest belangrijke invloedsfactor zien bij de opwarming. . Deze sceptici wijzen juist op
de noodzaak van een adaptieve aanpak om de mede door de mensheid veroorzaakte
klimaatverandering niet in een klimaatramp te doen ontaarden. Ik denk dat zowel
adaptatie als effectieve pogingen tot mitigatie van de klimaatverandering door o.a.
CO2-beperking nodig zijn. Deze beperkingen kunnen niet alleen door technologische
ontwikkelingen maar zeker ook door ontwikkelingen op sociaaleconomisch en politiek
gebied2 gerealiseerd worden.

In mijn eerste verkennende studie naar de relatie tussen het CO2-gehalte in de


atmosfeer en het klimaat op aarde, lag het accent op een speurtocht naar data, feiten,
trends. Tevens probeerde ik de argumenten te doorgronden van de ‘voor- en
tegenstanders’ van de aanname dat antropogene uitstoot van CO2 de sterkste ‘driver’
is van de opwarming. Daarbij was het mij minder te doen om wie gelijk zou kunnen
hebben, maar meer om het bredere inzicht bij deze wetenschappers m.b.t.
klimaatverandering en de rol van CO2 daarin. Ik heb niet kunnen ontdekken dat dat
bredere inzicht sinds die tijd ‘breder’ is geworden. Ik zie grote problemen in het
verschiet door de verenging van de probleemstelling tot ‘hoe kunnen we de emissies
van CO2 verminderen?’
Uit het artikel in de Volkskrant, en de discussies naar aanleiding daarvan, zie ik dat de
verharding, die ook al voor 2007 zichtbaar was, alleen maar sterker is geworden.
Onafhankelijk onderzoek naar hoe de mainstream wetenschap tot stand komt en hoe
het zijn ‘algemeen aanvaarde’ uitgangspunten formuleert is toch de enig mogelijke
methode om wetenschappelijke inzichten te verruimen! De theorie van Arrhenius,
waar de wetenschappers steeds naar verwijzen, is bijna 150 jaar oud en deze is multi-
interpretabel. Verdubbeling van het CO2 gehalte levert volgens deze theorie een
opwarming van 1 tot 6 graden. De klimaatmodellen tonen nog steeds eenzelfde grote
spreiding aan.

1
Zie interview Volkskrant februari 2018 met Marcel Crok (1971) scheikundige/journalist/waarheidsvinding, o.a. schrijver van boek
De Staat van het Klimaat, 2010, door ….
2
Zie: Henk van Renssen verwijst in De Wereld Vergaat, Vrij Nederland 15 maart 2014, naar de Zesde Grote Uitstervingsgolf, zoals
beschreven in het boek The Sixth Extinction Unnatural Historyvan ElixabethKolbert. Veel wetenschappers menen dat het leven op
aarde bezig is uit te sterven, voor de zesde keer. Daarvoor is volgens Kolbert vooral de opwarming door CO2 verantwoordelijk.

2
Ik werd in mijn zoektocht vooral gedreven door de vraag ‘hoe de vele tegengestelde
belangen in het klimaatdebat worden behandeld’: globale klimaatbeïnvloeding versus
regionale gevolgen; de veroorzakers van CO2 emissies en zij die lijden onder de
gevolgen hiervan; wetenschap versus empirie en ervaring; politiek versus socio-
economische belangen; actief ingrijpen vb. emissierechten versus vrije markt etc. Ik
was benieuwd hoe hiermee werd omgegaan. Ik ontdekte een zich steeds verhardend
debat, weinig politieke samenwerking maar gelukkig ook een toenemend
milieubewustzijn. Ik zocht vooral naar feiten, maar vond er bedroevend weinig. Het
leek me, ook toen al, dat feiten er niet toe deden.
Ik verwijs hier naar de diapresentatie van Marcel Crok, dezelfde die 10 jaar later in de
Volkskrant afgebrand werd, De Staat van het Klimaat3, waarin een aantal ‘feiten’
gepresenteerd worden. Over de interpretatie hiervan verschillen de meningen echter
sterk. Daarom ben ik doorgegaan met mijn zoektocht naar feiten, maar tot op heden
heb ik geen doorslaggevende theorieën, onderzoeken of integrale beschouwingen
gevonden. Vandaar dat de zoektocht doorgaat.

Samenvattend: ik sloot mijn zoektocht in 2007 af met een onbevredigend gevoel dat
noch de wetenschappers noch de politieke wereldgemeenschap met oplossingen
komen voor de klimaatproblemen. Ik wil mijn zoektocht voortzetten om een beter
beeld te krijgen van hoe het klimaatonderzoek is georganiseerd. Ik wil ook een beter
inzicht krijgen in de relatie tussen politiek en wetenschap om de verhardende
standpunten in het klimaatdebat beter te kunnen begrijpen. Meer specifiek wil ik meer
inzicht krijgen in de klimaatmodellen en in de werking en de rapporteringen van het
IPCC.4

In deze tweede verkennende ronde concentreer ik me minder op de onderzoeken zelf


maar meer op de besluitvorming. Omdat de materie erg complex is en alles met alles
samenhangt heb ik mijn speurtocht opgedeeld in een aantal paragrafen. Ik ben
begonnen met een verkenning van de literatuur over duurzaamheid,
klimaatverandering en klimaatbeleid. Daarbij zocht ik ankerpunten, die van invloed
zijn geweest op het debat over deze zaken.
Vervolgens zocht ik naar het bredere kader van klimaat en klimaatverandering vb.
geologie en Earth System Science, de meteorologie en de paleoklimatologie. De laatste
vier paragrafen gaan respectievelijk over klimaattheorieën, met een accent op de
relatie tussen CO2 en opwarming, over dataverzameling en modellen, over de
organisatie van het wetenschappelijk onderzoek en als laatste over het beleid op het
terrein van de klimaatverandering.
Stuk voor stuk zijn dit complexe onderwerpen. Ik heb mijn belangrijkste bevindingen
direct na de inhoudsopgave opgenomen in een Samenvatting.

3
Lezing Marcel Crok over klimaa voor het KtIVI NIRIA op dinsdag 7 juni 2007. De diapresentatie bevat veel grafieken, welke ik op
tijdens mijn speurtocht tegenkwam Ik kan me vinden in de vragen, die hij stelt.
4
In 2007 werden er al veel vragen gesteld over scenario’s aan het PCCC Platform Communication on Climate change. Zie hiervoor
vb.
Zoeken naar bron en dan referentie in inleiding opnemen zie artiekel CO2 en klimaat

3
Inhoud
Zijn we met het klimaatbeleid op de goede weg? ........................................................................................... 1
Inleiding ....................................................................................................................................................... 2
Samenvatting van de belangrijkste bevindingen ......................................................................................... 6
Geologie en Klimaat ................................................................................................................................... 13
Theorie over de invloed van CO2 op het klimaat ...................................................................................... 20
Dataverzameling ter onderbouwing van theorie en klimaatmodellen...................................................... 26
Klimaatmodellen ........................................................................................................................................ 30
Organisatiestructuur achter het klimaatonderzoek .................................................................................. 47
Politieke besluitvorming m.b.t. het klimaat .............................................................................................. 51
De werking van het IPCC vanaf 1988 ......................................................................................................... 68
Afronding ................................................................................................................................................... 79
Bijlage 1: Samenvatting speurtocht naar de klimaatverandering 2007 .................................................... 83
Inleiding ................................................................................................................................................. 83
Is er een oorzakelijke relatie tussen CO2 en klimaatverandering?........................................................ 85
Is CO2 de echte boosdoener? ............................................................................................................... 94
CO2 is het probleem! ........................................................................................................................... 100
Is CO2 wel het probleem? ................................................................................................................... 106
Bijlage 2: Beleid, klimaat en duurzame ontwikkeling .............................................................................. 121
Bijlage 3: De strijd tussen de wetenschappers ........................................................................................ 136
Bijlage 4 De stijging van de zeespiegel ................................................................................................... 140

Opmerking:
/de klimaatverandering wordt voor een deel door de mensheid veroorzaakt. Het gaat
lang niet alleen om CO2 maar ook andere chemische stoffen, plastic en vooral ook
radioactiviteit5!

5
Zie mijn notitie: De Ramp die ons Allemaal Aangaat, Korsmit, 2014; 20https://www.scribd.com/document/211369758/Fukushima-
De-Ramp-Die-Ons-Allemaal-Aangaat

4
5
Samenvatting van de belangrijkste bevindingen
Na al het spitwerk naar verschillende wetenschappelijke inzichten, onderzoeken en de
analyses hiervan en na het doornemen van de stukken van (bijna) alle
klimaatconferenties van de VN met haar vele resoluties, en akkoorden ben ik
overtuigd geraakt van het belang van een open en transparante discussie over dit
onderwerp. Ik denk dat het bevorderen hiervan de eerste en belangrijkste stap is op
weg naar een werkelijk ‘gedragen’ akkoord over de aanpak van de opwarming en de
gevolgen hiervan voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen en ecosystemen en ook
voor een duurzame en vredige ontwikkeling van de mensheid.

Uit de klimaatgegevens blijkt dat de CO2 uitstoot sinds 1990 is blijven groeien. Dat zal
nog lang zo blijven omdat China, Rusland en de ontwikkelingslanden dat tot 2030
mogen en ook zullen doen. Maar ook omdat veel ontwikkelde landen als Nederland
hun doelstellingen m.b.t. de beperking van CO2-emissies niet halen. Toch moet deze
trend snel worden omgebogen, omdat het verstoken van fossiele brandstoffen, om
veel meer en wellicht belangrijkere redenen dan de opwarming, zo snel mogelijk
gestopt moet worden: uitstoot van roet en fijnstof, giftige stoffen, verzuring van de
oceanen en ook de politieke consequenties van de afhankelijkheid van de Arabische
landen en van Rusland en het is natuurlijk weinig duurzaam om waardevolle
grondstoffen te verbranden.

De VN onderneemt vanaf 1972 consistente pogingen om zowel de emissies van CO2 te


beperken (mitigatie), als om de negatieve gevolgen van de klimaatverandering door
adaptatie aan te pakken. De transitie naar een duurzame energieopwekking verloopt
te traag door geopolitieke belangen en vooral door tegenwerkingen vanuit de
energiesector. Men mist vooral op nationaal niveau, ook in Nederland, een integrale
visie op deze noodzakelijke transitie. In landen, waar een dergelijk beleid wel van de
grond komt, blijkt de energiesector deze uitdaging mede op te pakken.
Ik zie in mijn zoektocht erg weinig aanzetten om de energiemarkt te ondersteunen met
beleidsmaatregelen en subsidies om deze transitie te realiseren. Dat is noodzakelijk,
omdat deze transitie met zich brengt dat gevestigde belangen worden geschaad en
omdat de energiekosten op korte termijn altijd duurder zullen worden. Eigenlijk is een
transitie op regionaal niveau bijna onmogelijke zonder dat er op mondiaal niveau, vb.
binnen de VN, hierover beleidsafspraken gemaakt worden. Het IPCC zou daarin een rol
kunnen spelen door een bredere analyse van de problemen en door een meer open en
transparante communicatie. Zie het Rathenau Rapport6 hier over. Het IPCC heeft de
nodige kennis en contacten in huis door het onderzoek en de beleidsanalyses t.a.v. de
aanpak van de beperking van de CO2 emissies. Daar wordt in deze notie dieper op
ingegaan.

Klimaattheorieën zijn uiterst complex, omdat er zeel veel invloedsfactoren zijn met
zeer veel onderlinge relaties, welke voor zowel positieve als voor negatieve
terugkoppelingen zorgen. Het onderzoek hiernaar kan niet zonder klimaatmodellen.
Deze modellen kunnen slechts gebouwd worden door wetenschappers, die voldoende
inzicht en kennis hebben van deze relaties en van de terugkoppelingen. Vanwege de
complexiteit van deze modellen is het voor ‘buitenstaanders’ praktisch onmogelijk om
de resultaten van de rekenkundige exercities te kunnen interpreteren. Alleen de
wetenschappers, die deze modellen gebouwd hebben, kunnen dat. Uit de zeer grote
spreiding in de ‘uitkomsten’ van de modelberekeningen blijkt dat ook de

6
Zie vb. Skandinavische landen als Denenarken
shttps://www.academia.edu/2842955/Ruimte_voor_klimaatdebat_zicht_op_interactie_tussen_klimaatpolitiek_wetenschap_en_media

6
modellenbouwers de sterkte van de koppelingen tussen de invloedsfactoren
verschillend inschatten.

De opwarming gaat langzamer dan de modellen aangeven. Volgens mij is dit ten dele
verklaarbaar door het gebruik van exponentiële groeimodellen7. Ik pleit voor et gebruik
van lineaire groeimodellen, om het effect van de positieve terugkoppelingen te
dempen. .

De vertrouwenskloof tussen politiek, wetenschap en bevolking m.b.t. het klimaatbeleid


wordt groter, helaas niet kleiner. De huidige aanpak roept weerstanden op, welke niet
overbrugbaar worden. Een goede basis voor overleg tussen alle partijen ontbreekt. Het
lijkt me dat een gemeenschappelijke basis voor meer onderlinge samenwerking en
vertrouwen gebaseerd moet zijn op het bewustzijn dat de voorzieningen, waarvan de
mensheid afhankelijk is, eindig zijn. Dit zou een oproep kunnen zijn om Earth System
Science te integreren in het klimaatonderzoek.
Het verkrijgen van een solide draagvlak voor het beleid om de opwarming te mitigeren
en de natuur en de mensheid daar waar mogelijk is aan het veranderende klimaat aan
te passen is essentieel. Daarbij moet er openheid komen over de wetenschappelijke
onzekerheden op dit terrein. De politiek mag zich niet verschuilen achter de
wetenschap, die daardoor gepolitiseerd raakt8. De politiek moet vanuit de bestaande
kennis en inzichten en vanuit de normen en waarden vastgelegd in de mensenrechten
zijn eigen verantwoordelijkheid nemen om de nodige acties voor mitigatie en adaptatie
beleidsmatig voor te bereiden en hierover met de bevolking te communiceren. Ik mis
een dergelijk debat in Nederland.

Na lang zoeken en schiften ben ik tot mijn overtuiging gekomen dat CO2 als
antropogeen broeikasgas het klimaat en ook de natuur verandert en. Dit zou in
bepaalde regio’s een bedreiging voor de lokale bevolking kunnen vormen. De
opwarming zal volgens mijn inschatting op basis van voor mij beschikbare informaties 9
niet exponentieel verlopen maar eerder lineair en na verloop van tijd uitvlakken. Ik zie
op basis van deze informatie een een opwarming van ongeveer 0,75 graden per eeuw
plus of min 0,25 graden. Dat levert een opwarming op in 2100 t.o.v. 1850 van 1,5 tot 2
graden. Dit komt overeen met de laagste inschatting door het IPCC. De oorzaak van en
de wijze waarop het klimaat verandert wijkt echter sterk af van wat het IPCC in zijn

7
Deze werden ook door de Club van Rome gebruikt, met ernstige gevolgen. Zeker omdat men het effect van negatieve
terugkoppelingen niet kent zijn de inschattingen vaak te hoog.
8
Naar mijn mening geeft het Rapport Ruimte voor klimaatdebat: zicht op interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media
heldere aanwijzingen voor depolitisering van de klimaatwetenschap en voor meer politisering van het klimaatdebat.
9
Zie de paragraaf ‘klimaatmodellen’

7
rapporten suggereert. De gevolgen van de klimaatverandering zullen i.h.a. niet
dramatisch zijn voor de gematigde zones en de tropen maar wel voor de subtropische
gebeden en de polen. Dit is overigens feitelijk niet veel anders dan er in de eerste
klimaatconferentie in 1972 in een Resolutie van de Algemene Vergadering van de VN is
opgenomen.

Ik constateer dat het accent in het klimaatonderzoek eer sterk in e richting van CO2 is
verschoven. Dat geldt vooral voor het onderzoek naar AGW , waar het accent meer op
mitigatie dan op adaptatie ligt. Dit gaat ten koste van onderzoek naar andere ‘drivers’
van de opwarming en van onderzoek naar het kwantificeren van de negatieve effecten
van de opwarming voor bepaalde regio’s.
Wat mij het meest trof was de onverzoenlijkheid in he klimaatdebat. We weten
eigenlijk nog weinig van de krachten achter de klimaatverandering en toch willen we
daarover niet open discussiëren. Wetenschappers, actiegroepen en belangengroepen
zijn niet alleen onderling verdeeld zij staan ook vaak tegenover elkaar. Hierdoor
graaft men zich in en is de ander eerder een ’vijand’ dan een ‘partner’ in het gevecht
tegen de negatieve gevolgen van de klimaatverandering en het treffen van
maatregelen om kwetsbare regio’s en bevolkingen te helpen met gerichte, adaptieve
maatregelen. Zelfs het ter discussie stellen van antropogene globale opwarming
(AGW) als enige oorzaak van de opwarming is ‘vloeken in de kerk’. Onderzoek naar
andere oorzaken van de opwarming als AGW is not done.

8
Duurzaamheid en Klimaat
Het klimaatdebat is voor buitenstaanders moeilijk te volgen vanwege de ingewikkelde
materie en de vele tegengestelde standpunten. Voor insiders is dit debat een arena,
waarin groepen met elkaar vechten, waarbij zij hun eigen paradigma’s,
onderzoeksmethoden en oplossingsrichtingeninzetten. Mijn speurtocht levert me
voldoende inzicht op om in debat een aantal lijnen te ontdekken.
Zo wijst de pijl van de tijd van Prigogine in de richting van een steeds breder bewustzijn
van de problemenwaar de mensheid zich voor gesteld ziet. Daarbij wordt de
probleemstelling steeds breder. De snelheid waarmee dit bewustzijn zich over de
mensheid verspreid is van veel factoren afhankelijk zoals van kennis en inzicht maar
vooral ook van belangen en politieke waardesystemen. Dit bewustzijn vertaalt zich in
concrete acties en beleid, al gaat dit sommige groepen niet snel genoeg om de
bedreigingen het hoofd te bieden en voor andere groepen gaat het te snel vooral voor
gevestigde belangen.
Het bewustzijn, dat verandering en actie noodzakelijk zijn, ontstaat als mensen zich
bekommeren om de actuele problemen en ontwikkelingen en zich h bewust worden
dat hier heel dringend wat aan gedaan moet worden. Als men zich dat realiseert dan
ontdekken zij dat er een bredere kijk op de problemen noodzakelijk om deze
problemen te verlichten. Dan blijkt dat dat meestal alleen op een hoger schaalniveau
kan geschieden. Op dat moment ontstaat er een draag vlak voor de noodzaak van een
transitie naar een hoger beleid- en organisatieniveau voor de oplossing van actuele
problemen. Dit alles is een heel complex probleem. Ik geef een aantal voorbeelden.

In de jaren 60-tig nam de zorg toe om de vernietiging van natuurlijke habitatten door
vergiftiging (o.a. DDT) en menselijk handelen. Er ontstond een bewustzijn dat we
(weer) moeten leren om te leven in harmonie met de natuur mogelijk moeten maken.
Daarbij horen doelstellingen en waarden als het weren van giftige stoffen uit de natuur
en een streven naar een circulaire economie. Zie het boek Silent Spring van Rachel
Carson uit 1962.

In de jaren 70-tig werd de zorg om de duurzame ontwikkeling van de mensheid


aangewakkerd door het inzicht dat het exponentiële verbruik van niet vervangbare
grondstoffen en de gevolgen hiervan voor de natuur zo groot worden dat er op
beleidsniveau een vraag ontstond om dit te onderzoeken. Het bewustzijn groeide dat
er internationale afspraken nodig zijn om doelstellingen en waarden te realiseren als
voorkomen van de uitstoot van aerosolen, die de ozonlaag aantasten, en zwavel, dat
de zure regen veroorzaakt.
Deze zorg leidde tot de studie onder leiding van Dennis Meadows van het MIT naar De
grenzen aan de groei, 1972, ook wel het Rapport van de Club van Rome genoemd,
waarin de uitputtingsproblematiek centraal staat. Deze studie maakte gebruik van
computermodellen, waarin de exponentiële groei centraal stond. Dit rapport legde een
basis onder het eerste klimaatcongres binnen de VN in 1972.

In de jaren 80-tig werd het gevaar van de opwarming van de atmosfeer door de
antropogene uitstoot van CO2 breed onderschreven. Daardoor ontstond, mede door
het rapport van de Club van Rome, bekommernis over de houdbaarheid en zelfs het
voortbestaan van de westerse lifestyle. Men vreesde een komende
klimaatverandering met mogelijk desastreuze gevolgen. Het bewustzijn dat hier iets
aan gedaan moest worden groeide zo sterk dat er binnen de VN een beleid ontwikkeld
werd dat gericht was op het aanpakken van de CO2 uitstoot. Ondanks de tegenwerking

9
van veel belangengroepen zijn er mondiale afspraken gemaakt voor de verlaging van
de CO2 emissies. Men legde de verbinding tussen duurzaamheid en
klimaatverandering, en vooral ook de negatieve gevolgen hiervan voor zwakke regio’s ,
in tal van resoluties van de Algemene Vergadering van de VN.
Ook hier werd het klimaatbeleid ondersteund door een gezaghebbend rapport. Het
Brundtland-rapport Our common Future uit 1987 werd geschreven in opdracht de
World Commission on Environment and Development (WCED). Dit rapport stelde dat
de belangrijkste milieuproblemen het gevolg zijn van de armoede en niet-duurzame
consumptie en productie. Martin Maslin10 beschreef de ontdekking en geschiedenis
van het broeikaseffect inGlobal Warming, a very short introduction, 2004.

Als men de verslagen van de Algemene Vergadering van de VN leest dan komt men
deze zorgen en de doelen en waarden met betrekking tot heen duurzaam
klimaatbeleid tegen. Er zijn vele resoluties opgesteld om een duurzame ontwikkeling
gestalte te geven. De werkelijkheid is echter anders. De politiek spreekt op nationaal
en lokaal niveau, vb. Nederland, met een andere tong dan in vb. in de VN of de EU . Zij
verschuilt zich vaak achter economische belangen om minder duurzame
ontwikkelingen te tolereren. Het fiasco van het tweesporenbeleid11, dat steeds weer
benadrukt dat we alleen wat kunnen doen aan duurzaamheid als we ons dat
economisch kunnen veroorloven, is nergens duidelijker dan in Groningen. Daar is
schaamte op zijn plaats en schande voor de democratie Nederland. Een schande waar
we graag over praten als het om ontwikkelingslanden gaat, vb.Shell in Nigeria, maar
waar we een blinde vlek voor hebben als het in Nederland gebeurt.

Onze huidige problemen zijn niet uniek. De mensheid heeft steeds een gevecht met
‘duurzaamheid’ gevoerd, zoals vb. in de oertijd, toen men in stamverband leefde en
later in grotere verbanden als steden en rijken, die elk op eigen wijze een balans
moesten vinden tussen duurzaamheid en klimaat. Steeds waren er transities naar een
hoger schaalniveau. Nu staan we voor de transitie naar een globale samenleving,
waarmee ik niet de huidige globalisering bedoel. Wellicht is er weer een emergentie
nodig van de mensheid naar een hoger organisatieniveau om meer fundamentele
oplossingen te vinden voor een duurzaam bestaan binnen de grenzen van de Aarde als
Systeem. Als dat niet lukt, lijken mij de bedreigingen in een hoger tempo te groeien
dan het vermogen hieraan het hoofd te bieden. Dat zal dan het einde van het
antropoceen inluiden. De felheid waarmee de ‘grote leiders’ nu over hun ‘perfecte
atoomwapens en raketten’ praten maakt een mens ten Tode betrübt. Daarin valt niets
te bespeuren van de zorg om een duurzame ontwikkeling van de mensheid.

Op dit moment zijn al deze zorgen nog steeds actueel, maar er zijn weer nieuwe zorgen
aan toegevoegd: Het begrip duurzaamheid omvat naast het ‘leven in harmonie met de
natuur’ en het ‘voorkomen van een uit de hand lopende klimaatverandering als gevolg
van de groei van de CO2-emissies, nu ook de ‘zorg voor de water- en

Zie: Maslin10 beschreef de ontdekking en geschiedenis van het broeikaseffect inGlobal


10

Warming, a very short introduction, 2004. Oxford University Press, Oxford 2004,
gepubliceerd door Lenntech
https://www.lenntech.nl/broeikaseffect/broeikaseffect-geschiedenis.htm
Lubbers gebruikte de term ‘tweesporenbeleid’om een duurzame ontwikkeling te realiseren, welke werd vastelegd in het
eerste Nationaal Milieu- en Natuurbeleidsplan (NMP), dat een aansloot bij het VN-rapport Our Common Future, van
Brundtland. Het N.M.P. maakte van Nederland een gidsland' voor veel andere landen op milieugebied. De praktische
invulling in latere jaren kwam niet overeen met deze doelstellinen, integendeel. Er werden zelfs onder Lubbers nog
kolencentrales gebouwd. Nu is Nederland een va de meest vervuilende landen van Europa. Zie vb.
http://pijfers.com/marloes/4.html

10
voedselvoorziening’. De vraag is natuurlijk hoe de mensheid zich beter kan organiseren
om een duurzame toekomst met een circulaire economie te bereiken.

CO2-emissierechten
Het bewustzijn groeit momenteel dat er op mondiaal niveau harde afspraken moeten
worden gemaakt om de gevolgen van menselijk handelen op mondiaal niveau te
evalueren en aan te pakken, waarbij de negatieve effecten op regionaal en lokaal
niveau worden gemitigeerd. Daarbij horen doelstellingen of waarden als social justice,
gelijkberechtiging en compensatie. Het instrument van de emissierechten12 zou kunnen
worden gekoppeld aan deze doelstellingen. De werkelijkheid is anders: de
emissierechten dragen niet bij aan een duurzame ontwikkeling, noch bij de
energietransitie bij bedrijven, noch bij de aanpak van de negatieve gevolgen van de
klimaatverandering bij kwetsbare gebieden en/of bevolkingen.
Het is nu belangrijker dan ooit dat er een effectieve regelgeving komt vanuit het
hoogste, mondiale niveau en dat deze doorwerkt naar de lagere niveaus. Deze
regelgeving kan/mag niet zonder breed gedragen waarden en doelen. Wie zal deze
formuleren?

12
Zie voor algemene informatie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Emissiehandel

11
12
Geologie en Klimaat
Op het eind van de 19-de eeuw werkte de Amerikaanse geoloog Thomas Chamberlin
aan de relatie tussen de globale temperatuur op aarde gedurende verschillende
geologische tijdperken. Hij gebruikte de theorie van gasfysica om een verklaring van dit
verband te geven. Hij ging er daarbij van uit dat CO2 de belangrijkste verklarende
invloedsfactor (driver) is. Hij stelde dat in bepaalde geologische tijdperken hoge
concentraties van CO2 in de atmosfeer terecht komen als gevolg van grote vulkanische
activiteit. Dit zou de temperatuur op aarde verhogen. Als gevolg daarvan zou er meer
waterdamp in de atmosfeer terecht komen, waardoor de opwarming nog extra
versterkt zou worden.
In die tijd werkten ook Tyndall en anderen aan de vraag naar de invloed van CO2 op de
opwarming. Hun onderzoek plaveide de weg voor het onderzoek van Svante Arrhenius,
een Zweedse wetenschapper die vanuit een heel andere discipline naar deze relatie
keek. Arrhenius was wellicht de eerste wetenschapper, die zag dat menselijk handelen
wereldwijde gevolgen zou kunnen hebben voor het klimaat. Hij stelde in zijn
presentaties dat het verbranden van fossiele brandstoffen de hoeveelheid CO2 in de
atmosfeer kon verhogen en dat daardoor de gemiddelde temperatuur op aarde
substantieel zou kunnen stijgen. Dit was in die tijd niet alarmerend, omdat vrijwel
algemeen werd verwacht dat er een ijstijd op komst was. Zelfs in het rapport van de
Club van Rome werd het broeikaseffect van CO2 niet per se als negatief gezien.Zijn
publicatie uit 1896 wordt thans als iconisch gezien door diegenen die nu een
opwarming en daaraan gekoppelde klimaatverandering met grote gevolgen voor de
natuur vrezen.
Plass werkte verder aan het benchmark onderzoek (verdubbeling van het CO2 gehalte)
van Arrhenius en ontdekte dat bij een verdubbeling van de het toenmalige CO2 gehalte
in de atmosfeer de temperatuur met 3,6 graden Celsius zou stijgen. In 1975 schatten
Manabe en Wheterald de temperatuurstijging bij een verdubbeling van het CO2
gehalte op 2,9 graden Celsius. Latere studies tonen een grote variatie aan van 1 tot 6
graden Celsius, zoals Arrhenius eerder al had gevonden. Op dit moment schat het IPCC
op basis van klimaatmodellen een temperatuurstijging van 2 tot 5,5 graden met een
best guess van 2 graden. Daarbij is rekening gehouden met alle broeikasgassen en met
de afkoeling door o.a. aerosolen
Dit onderzoek, of liever de conclusies van dit onderzoek werden in 1957 door Suess en
Revelle ondersteund door aan te tonen dat niet alle CO2 door de oceanen kan worden
geabsorbeerd, waardoor deze de temperatuurstijging niet kunnen opvangen.

De vraag komt natuurlijk ook bij mij op ‘Waarom ga ik nog door met mijn zoektocht
naar de oorzaken van de klimaatverandering? Het is toch duidelijk dat de enorme
antropogene uitstoot van CO2 daar debet aan is? En ook als dat niet helemaal waar
zou zijn, dan is het toch so wie so noodzakelijk om het verbruik van fossiele
brandstoffen zo veel als mogelijk is te beperken?’. Ja, maar zo werkt mijn gevoel voor
waarheidsvinding niet. Bovendien wordt er naar mijn mening een enorm risico
genomen, dat onder rafel geveegd wordt. Ik blijf vasthouden aan wetenschappelijk
principes en accepteer geen omkering van oorzaak en gevolg. Er zijn teveel
klimaatwetenschappers, die vraagtekens zetten bij de stelligheid van de uitspraken van
et IPCC. Men mag volgens mij niet spreken van een wetenschappelijke consensus. De
stelligheid blijkt uit de ‘zekerheid’, die steeds hoger wordt en nu op meer dan 95%
gesteld wordt. Dat is statistiek geen klimaatwetenschap. Het risico dat hierdoor
genomen wordt is dat er enerzijds wellicht ook andere factoren zijn, die essentieel zijn
bij de klimaatverandering en dus ook bij het aanpakken hiervan. Anderzijds zou de

13
geloofwaardigheid van het IPCC en dus ook van de VN een zeer grote deuk oplopen als
CO2 niet de grote boosdoener is of als de gevolgen blijken mee te vallen. Dan is de
ruimte voor politieke maatregelen om alsnog de gevolgen van de klimaatverandering
te mitigeren veel kleiner geworden. En dat alles is niet nodig. Er wordt vrij algemeen
erkend dat we vanwege de vervuiling, beperkte grondstoffen, politieke
machtsspelletjes etc. af moeten vaan de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. We
moeten ook erkennen dat een energietransitie naar ‘schone brandstof’ voor bijna alle
sectoren van alle samenlevingen heel positief is en een uitdaging vormt voor
toekomstige wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Deze past binnen
een meer glokale samenleving en gaat uit van sterkten en kansen in plaats van zwakten
en bedreigingen. Overheden verenigt U binnen de VN!

Laat de wetenschappers hun werk doen en verketter ze niet vanwege ‘afwijkende


standpunten.13 Ook deze ‘kritische’ wetenschappers stellen op basis van
wetenschappelijk, klimatologisch onderzoek vragen bij de uitgangspunten van het
IPCC.

Enige informaties:
Wat zijn de bronnen en de sinks van de CO2?
Bron Wikipedia14
Nu is het sowieso al erg lastig
omvast te stellen ‘waar’ CO2
vandaan komt (sources, bronnen)
en waar het weer opgenomen
wordt (sinks, opslagputten). Op
bovenstaande figuur is de
koolstofcyclus weergegeven. De
belangrijkste bronnen voor
atmosferisch CO2 zijn de oceanen (
90 gigaton/jaar) , vegetatie (60
gigaton/jaar) en bodems (60
gigaton/jaar). De inbreng van de
mensheid is slechts 5,5
gigaton/jaar. De menselijke inbreng in atmosferische koolstof is dus 2,6%. Men kan
zich afvragen of een dergelijke kleine inbreng er wel toe doet, zeker als men bedenkt
dat bovenstaande getallen schattingen zijn. De foutenmarges in die grote stromen zijn
groter dan de antropogene iemissie van CO2. Bovendien: een relatief kleine variatie in
de natuurlijke stromen van koolstof in de cyclus zal de menselijke inbreng al
overschaduwen. Maar afgezien daarvan: hoe kan het dat die zeer kleine extra sbron in
staat is om het atmosferische CO2-gehalte zo op te drijven?

Een andere vraag van wetenschappers is: komt de opwarming door meer CO2 in de
atmosfeer of juist omgekeerd?
Zie onderstaande:

13
Zie vb. http://klimaatgek.nl/wordpress/co2/ om enige van de ‘afwijkende ‘ wetenschappelijke ideeën te ontdekken. Ik hoorde
recentelijk dat volgens Calendar de theorieen van Arrhenius en Plas niet correct zijn, maar sat ze wel tot dezelfde uitkomst komen. Zie
Youtube filmpje van Kevin Anderson https://www.youtube.com/watch?v=iV6A4CZkOXg
14
Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Koolstofkringloop Er zijn zeer veel links te vinden op wikipedia naar aspecten van de
koolstofcyclus, ed.

14
Bron: Onderzoek van Stott e.a. naar de stijging van atmosferisch CO2 aan het einde van
de Weichsel IJstijd, ongeveer 18.000 jaar geleden, en de opwarming die de opmaat
vormde voor het huidige interglaciaal. Dat deden ze door isotopen onderzoek in
mariene sedimenten in het westelijk deel van de Grote Oceaan. Ze vonden dat de
stijging van het CO2 vooraf gegaan werd door een stijging van de temperatuur,
ongeveer 1300 jaar eerder. Deze was het gevolg van de opwarming van diep zeewater
op het zuidelijk halfrond. Die opwarming was weer het gevolg van een toegenomen
instraling in de lente op Antarctica, in combinatie met een afnemende Albedo van
drijvend ijs op zee. Deze conclusies werden door Stott nogmaals bevestigd in een
publicatie genaamd “The Oceanic Climate Capacitor” in GeoScience ( 2010 ).
In een interview in Science Daily in 2007 zegt Stott:
” I don’t want anyone to leave thinking that this is evidence that CO2 doesn’t affect
climate. It does, but the important point is that CO2 is not the beginning and end of
climate change.”

Ik denk dat Stott met deze uitspraak de spijker op zijn kop slaat. CO2 is een broeikasgas
en heeft als zodanig invloed op de energiebalans van de aarde. Maar dat wil nog niet
zeggen dat atmosferisch CO2 de “major trigger” is voor klimaatverandering.

15
ter afsluiting een grafiek
die het verloop van
temperatuur en
atmosferisch CO2-gehalte
weergeeft gedurende het
Phanerozoicum. De
temperatuurreeks is
gebaseerd op Scotese, de
CO2-reeks op Berner.
Bron: Klimaatgek: CO2

http://klimaatgek.nl/wordpress/co2/

Arrhenius gebruikte zijn model om de hoge globale temperatuur in het Tertiair, zie
boven, door een hoge concentratie van CO2 te verklaren. Het vakgebied van de
paleoklimatologie onderzoekt o.a. de gemiddelde temperatuur tijdens de verschillende
geologische tijdperken. De schommeling van de gemiddelde temperatuur varieert van
minder dan 12 graden in de ijstijden en meer dan 17 graden in de warme perioden.
Momenteel ligt de gemiddelde temperatuur op aarde op ongeveer 15 graden Celsius,
dus relatief koel. Een beeld de veranderende klimaten gedurende de laatste 560
miljoen jaar is zien op de website van Meteo Maarsen15.
De temperatuurstijging, welke wordt toegeschreven aan het door de mens
veroorzaakte broeikaseffect, is niet dramatisch en valt binnen de normale fluctuaties
van het klimaat op aarde. Maar afhankelijk van het ecosysteem kunnen er wel
aanzienlijke veranderen optreden. Een duurzame ontwikkeling wordt vanuit die visie
gedefinieerd als het in stand houden van de huidige ecosystemen en vooral van de
mensheid. Daarom moeten we voorzichtig zijn met onze leefomgeving en moeten we
vervuiling van de aarde in welke vorm dan ook stoppen. Vanuit deze optiek moeten we
het verbruik van CO2 beperken.

Vanuit de blik op de zeer lange termijn van de paleoklimatoloog is de huidige


opwarming wellicht totaal niet verontrustend. Maar vanuit de ecosystemen bezien kan
er wel degelijk reden tot verontrusting zijn. Dit is een van de twistpunten tussen de
klimaatwetenschappers van het IPCC en andere wetenschappers. Hierop ga ik in Bijlage
3 in.
Als we kijken naar een minder lange termijn van vb. enkele duizenden jaren is er nog
steeds geen reden tot grote zorg voor het voortbestaan van de mensheid. De
mensheid heeft grotere fluctuaties in de temperatuur op aarde overleefd, en is wellicht
mede daardoor bovenaan de ecologische ladder gekomen. Zie onderstaande grafiek
voor de temperatuurschommelingen in de laatste 4000.000 jaar:

15
Zie: https://meteo-maarssen.nl/pk_01.html

16
Bron: CO2, informatie van ‘klimaatgek’16
Deze link naar ‘klimaatgek’ geeft toegang tot zeer veel relevantie onderzoeken m.b.t.
de relatie tussen CO2 en opwarming in de laatste 500 miljoen jaar.

Wat Al Gore niet zei, en misschien ook niet wist, is dat bij veel omslagpunten in de
Vostokgrafiek de temperatuur een beetje voorliep op de CO2. Een time lag van 800
jaar wordt vaak genoemd, maar dat is eem grof gemiddelde. De tijdvertraging tussen
temperatuur en CO2-gehalte varieert van ongeveer 200 jaar tot meer dan 1500 jaar.
Dat ziet men niet als de totale reeks bekijkt van temperatuur-CO2 relatie van de
Vostok ijskern. Maar als men “inzoomt” is dat wel te zien. Deze techniek, veranderen
van schaal, wordt in de geografie vaak toegepast. Inzoomen vergroot de details,
uitzoomen geeft je meer kijk op grootschalige patronen. Soms vergroot inzoomen je
inzichten, soms uitzoomen.
Wanneer men de temperatuur- en CO2-data van dezelfde ijskern in detail bekijkt rond
de overgang Weichselglaciaal – Holoceen, dan is duidelijk de time lag te zien bij een
aantal markante omslagpunten (zie figuur hieronder).

Op een kortere tijdschaal van 20000 jaar is goed te zien dat deze
temperatuurverandering voorloopt op de verandering van het CO2gehalte in de
atmosfeer met 600-1500 jaar:

16
Zie http://klimaatgek.nl/wordpress/2013/01/12/co2/vostok-ice-core-petit2/

17
Bron17: Guy Leblanc en ook Indermühle e.a. van de UNEP vonden dergelijke
intervallen

De discussies tussen wetenschappers die uitgaan van trends over een korte termijn van
minder dan enkele eeuwen, zoals Maarten Keulenmans en wetenschappers,die eerder
in duizenden jaren denken . zoals vb. Salomon Kroonenberg en Marcel Crok, is groot,
onoverbrugbaar groot, lijkt het.
Natuurlijk wordt er door de exponentiële groei van de mensheid met daarbij een
energieverslindende manier van leven direct en indirect gigantisch veel meer CO2
uitgestoten. Ik lees dat deze uitstoot in totaal 23 Gigaton CO2 (5 Gigaton koolstof) per
jaar bedraagt. Voor huishoudens met een westerse leefstijl, bedraagt dit 23 ton per
jaar. Dit is in totaal veel meer dan de uitstoot door vulkanisme en vb. bosbranden.
Maar het is wel een factor minder dan de uitstoot door natuurlijke processen als
verrotting en ‘verbranding’ van organisch materiaal, o.a. versterkt door het ontdooien
van de permafrost in toendragebieden als gevolg van de opwarming. Het is ook veel
minder dan de CO2 utwisseling tussen de oceanen en de atmosfeer.
CO2 is een ‘driver’ voor de opwarming en dus indirect ook voor de klimaatverandering.
De discussie over de omvang of sterkte van deze driver en over de negatieve en
positieve terugkoppelingen in de Aarde als Systeem, binnen de discussies over Earth
System Science. Het debat moet met open vizier gevoerd kunnen worden. Daarbij
moet de vraag gesteld mogen worden of CO2 de belangrijkste oorzaak van de
opwarming en van de klimaatverandering is. We weten nog weinig over de sterkte van
de negatieve terugkoppelingen en over de sterkte van alle ‘drivers’ van de opwarming,

Bron: Guy Leblanc Zie: http://carbon-sense.com/category/co2-science/


17

Ook Indermühle e.a. van de UNEP vonden dergelijke intervallen Zie:


https://www.ncdc.noaa.gov/data-access/paleoclimatology-data

18
zoals vb. Kosmische straling, zonnevlekken, Milankovitch cycli, platentektoniek, El Niño
en zeestromingen, vulkanisme etc. Telkens weer duiken nieuwe inzichten en theorieën
op.

Ik vind het vanuit de noodzaak van duurzame ontwikkeling van veel groter belang dat
we proberen te doorgronden hoe het ‘systeem Aarde’ functioneert en hoe dit systeem
steeds weer evenwichten weet te vinden18.

We moeten wel beseffen dat alleen kijken naar de ‘grote klimaatsystemen’ geen
oplossingen kan bieden voor problemen als gevolg van de klimaatverandering binnen
kleinere gebieden en ecosystemen. Op het niveau van de ecologie en vooral van de
voedselproductie doet vb. de Universiteit Wageningen baanbrekend werk om
gewassen bestand te maken tegen verdroging en verzilting. Een ander voorbeeld van
onderzoek naar klimaatverandering op lokaal niveau vindt men in het onderzoek
binnen Critical Zones (CZO’s)19.

18Enige links zijn:NESSC, werkt aan meer inzicht in klimaatverandering en in het


verleden en ook klimaatmodellen en tensotte een model voor ger aardsysteem:
http://www.nessc.nl/ of https://www.youtube.com/watch?v=lSo6SMWB9sY
E0boek over Eart System Science van Michael Jacobson, Robert J. Charlson, Henning
Rodhe, Gordon H. Orians , International Geophysics
#72https://www.kobo.com/us/en/ebook/earth-system-science
19Een beschrijving hiervan kan vinden in vb.: NSF-onderzoek naar de invloed van CO2

op het klimaat
http://criticalzone.org/national/research/the-critical-zone-1national/

19
Theorie over de invloed van CO2 op het klimaat
Inleiding
In het voorgaande is er al veel gezegd over de invloed van CO2 op de opwarming. Hier
wil ik wat dieper in gaan op de theorie en vooral ook op de klimaatmodellen, die op
basis van deze theorie worden gemaakt binnen verschillende onderzoeksinstituten.
Al sinds de 16-de eeuw warden weerkaarten gemaakt op basis van vb. logboeken van
zeekapiteins, waarnemingen van sterrenkundigen en enthousiaste weermannen.
Ondanks het ontbreken van data over het weer en het klimaat waren er al wel zeer
algemene en vrij onnauwkeurige weer- en windkaarten van de gehele aarde
beschikbaar, die zeelui in staat stelden alle oceanen te bevaren. De eerste meer
uitgebreide weerkaarten werden medio 18-de eeuw gemaakt door Brandes van de
universiteit van Breslau op basis van weergegevens van de Societas Meteorologica
Palatina, de eerste meteorologische waarnemingen van keurvorst Karl Theodor van de
Palts. In Nederland werden in de 19-de eeuw de eerste weerkaarten gemaakt in de
beginjaren van het KNMI op basis van schetsen van Buys
Tot medio 20-ste eeuw waren er geen systematische gegevens beschikbaar data om
het klimaat op aarde op een enigszins betrouwbare en nauwkeurige wijze te
beschrijven.

Meteorologen leunden sterk op kaarten met vb. isobaren en windpatronen en ook op


hun ervaring om weersvoorspellingen te doen. Voor de iets langere termijn waren deze
zeer onbetrouwbaar en viel men vaak terug op volkswaarheden om nog enige houvast
te geven.

Pas met de systematische verzameling van data over weer en klimaat werd het
mogelijk berekeningen uit te voeren m.b.t. luchtcirculatie, zeestromingen,
temperaturen en windpatronen. Deze berekeningen vormden steeds meer een
stabielere basis voor het voorspellen van weer- en klimaatveranderingen. In de
volgende paragraaf ga ik verder in op de De theorie achter de weersvoorspellingen was
in feite gebaseerd op ervaring. Men was niet zo geïnteresseerd in de verklaringen en
de achtergronden. De ervaringswijsheid werd toegepast op de dagelijkse
weervoorspellingen. Deze weersvoorspellingen waren voornamelijk gebaseerd op het
doortrekken van tijdlijnen. De weermannen leunden sterk op kaarten met vb. isobaren
en windpatronen en op hun ervaring. Dataverzameling werd pas een noodzaak toen
men klimaatmodellen moets ‘voeden’ met meetgegevens.
Ik werk in het volgende een summiere tijdlijn uit van de theorieën achter het
klimaatonderzoek.

Theorieën voor medio 1850


In de19-de eeuw werden de eerste theoretische studies opgezet om het effect van vb.
CO2 en waterdamp op de atmosfeer en op het klimaat middels empirisch onderzoek te
meten. Sommige wetenschappers, de empirici, meenden dat de atmosfeer te complex
is om met fysische modellen te beschrijven en dat was in die tijd ook zo. Daarom
probeerden zij uit de beschikbare data op een inductieve manier weersvoorspellingen
te maken op basis van luchtstromen.
Natuurlijk waren er ook toen al wetenschappers en theoretische meteorologen, die
probeerden het weer te begrijpen als een afhankelijke van natuurkundige
verschijnselen o.a. stromingsleer. Zij zochten naar theorieën voor vb. de luchtcirculatie
op basis van vloeistof- of gas dynamica, geheel in lijn met de reductionistische

20
wetenschap. Het ging daarbij eerder om de theorie dan om het berekenen van de
luchtstromingen in de werkelijkheid, omdat de nodige rekenmethoden en –
instrumenten op dat moment niet voorhanden waren. Er waren bovendien ook geen
mogelijkheden om de theorie te toetsen .
In 1827 kwam de Fransman Joseph Fourier met het idee dat de temperatuur in de
dampkring alleen verklaard kon worden door onzichtbare warmtestraling. De
Amerikaanse natuurkundige Eunice Newton Foote publiceerde in 1856 voor de
American Association for the Advancement of Science (AAAS ) haar onderzoek naar de
opwarming van lucht door de zon, en hoe die opwarming toenam onder invloed van
koolstofdioxide (CO2).

Theorieën tussen 1850-1950


In de tweede helft van de 19-de eeuw werd op andere manieren onderzoek gedaan
naar wat wij nu het ‘broeikaseffect’ zouden noemen door o.a. John Tyndall, die in 1861
resultaten publiceerden van laboratoriummetingen naar de opname van
warmtestraling door CO2e. Hij dacht dat variaties in het gehalte van CO2
klimaatveranderingen konden verklaren. Ook de Zweedse onderzoeker Svante
Arrhenius zocht naar een verband tussen CO2 en het klimaat. Hij was een
elektrachemicus, die een verband zocht tussen het effect van CO2 als broeikasgas op
de opwarming. Zijn interesse was gewekt door een toenemende angst in die tijd voor
een komende ijstijd. Hij zocht o.a. naar een verklaring van de hoge globale
temperatuur in het Tertiair.
Zijn onderzoeksterrein lag op het gebied van de elektrochemie. Daarbij gebruikte hij
een energy budget model, dat leek op dat van Hann’s ‘solar mathematical climate’
model20. Hij berekende dat een verdubbeling van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer
een opwarming geeft van 1 tot 6 graden Celsius. In 1895 kondigde hij in de Stockholm
Physical Society aan hoeveel warmte er in CO2 en waterdamp wordt vastgehouden en
hoe deze gassen bijdragen aan de opwarming van de atmosfeer aan de oppervlakte.
Arrhenius schreef daarover een beroemd geworden rapport dat in 1896 gepubliceerd
werd. Zijn onderzoek leverde hem een Nobelprijs op.
Zijn publicatie wordt thans als iconisch gezien door diegenen die nu een opwarming en
daaraan gekoppelde klimaatverandering vrezen. Arrhenius was waarschijnlijk de eerste
wetenschapper, die inzag dat menselijk handelen wereldwijde gevolgen zou kunnen
hebben voor het klimaat. Hij stelde in zijn presentaties dat het verbranden van fossiele
brandstoffen de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer kon verhogen en dat daardoor de
gemiddelde temperatuur op aarde substantieel zou kunnen stijgen. Dit was in die tijd
niet alarmerend, omdat vrijwel algemeen werd verwacht dat er een ijstijd op komst
was. Zelfs in het rapport van de Club van Rome werd het broeikaseffect van CO2 niet
per se als negatief gezien.

Plass werkte verder aan de theorie van Arrhenius en ontdekte dat bij een verdubbeling
van de het toenmalige CO2 gehalte (benchmark onderzoek) in de dampkring de
temperatuur met 3,6 graden Celsius zou stijgen, tenzij deze warmte door vb. de
oceanen werd opgenomen. In 1957 toonden Suess en Revelle aan dat niet alle CO2
door de oceanen kan worden gabsorbeerd, waardoor deze de temperatuurstijging niet
kunnen opvangen.

Theorieën na 1950

20
Zie vb.: http://www.climate4you.com/ClimateModels.htm

21
In die jaren werkte Plass verder aan zijn theorie met benchmarkmodellen, waarbij hij
later ook computers kon inzetten voor meer verfijnde berekeningen. In 1975 schatten
Manabe en Wheterald de temperatuurstijging bij een verdubbeling van het CO2
gehalte op 2,9 graden Celsius. Latere studies tonen een grote variatie aan van 1 tot 6
graden Celsius, zoals Arrhenius eerder al had ontdekt.

In de jaren 60-tig waren de computers, waarmee eenvoudige klimaatmodellen konden


worden doorgerekend, en de beschikbare databestanden totaal ongeschikt voor de
taak van de meteorologen en klimatologen. Ook de theorie over de luchtcirculatie en
het effect van broeikasgassen en vb. zonnestraling waren nog niet fijnmazig genoeg.
Het onderzoeksveld was sterk versnipperd en er was weinig internationale
samenwerking. Maar dat veranderde in de jaren 50-tig, toen het
duurzaamheidsdenken en de angst voor het uit de hand lopen van de opwarming door
de grote CO2 uitstoot binnen een aantal instituten voet aan de grond kreeg. Dat was
het begin van enerzijds het grootschalige onderzoek met klimaatmodellen en
anderzijds de politieke bewustwording van het klimaatprobleem.
De opvattingen over het effect van meer CO2 in de dampkring waren tot 1970, maar
ook daarna nog, tegenstrijdig. De discussies gingen over welk broeikasgas het sterkst
was: waterdamp of CO2 of aerosolen, die juist voor afkoeling zorgen. Het besef groeide
ook dat het klimaat een zeer complex geheel is, waarin veel processen met elkaar
interacteren. Daarbij zijn er zowel positieve als negatieve terugkoppelingen. Pas veel
later ontdekte men vb. dat de terugkoppelingseffecten van wolken en van waterdamp
tegengesteld zijn. Daardoor is ‘water’ in allerlei verschijningsvormen een sterke
regulator voor het verkrijgen van evenwichten in het ‘systeem aarde’.
Het klimaat en de klimaatverandering zijn zeer complexe systemen, die we nog steeds
niet kunnen doorgronden, en wellicht nooit helemaal zullen kennen. Het blijft een zeer
uitdagend studiegebied en dat moeten we vooral ook zo blijven zijn. Theorievorming,
dataverzameling en zeker ook modellering met behulp van klimaatmodellen horen
daar bij.
De theorieën m.b.t. het klimaat werden enerzijds afgeleid van fysieke wetten uit de
gas- en vloeistofdynamica en de thermodynamica en anderzijds uit absorptie en
uitstraling van energe o.a. de zonne-energie, vulkaanuitbarstingen en de aanwezigheid
van de diverse broeikasgassen. Een voorbeeld van een dergelijk theoretisch, zeer
eenvoudig model is de ‘stralingsbalans’21van de aarde, voorgesteld als:
(1 − a)Sπr2 = 4πr2εσT4
Links van het = teken staat de binnenkomende zonne-energie, rechts de door de aarde
uitgezonden energie. S is de zogenaamde zonneconstante, de hoeveelheid
binnenkomende energie per m2 aan de buitenzijde van de atmosfeer. Deze is ongeveer
1368 W/m2. Verder is a de Albedo van de aarde en r de straal van de aarde. . De
uitgaande energie rechts is gebaseerd op de wet van Stefan-Bolzmann. Hier staat ε
voor emissiviteit, het vermogen van een object om geabsorbeerde energie uit te
stralen, σ is de Stefan-Bolzmann constante en T de stralingstemperatuur van de aarde
(inclusief de atmosfeer). Het is eenvoudig te zien dat een verandering van de Albedo,
van de zonneconstante of van de emissiviteit in de formule een verandering van T
veroorzaken.
Dit model kan worden toegepast op de aarde als geheel, maar dat is wel erg
onnauwkeurig. Men past dit dan ook toe op kleinere gebieden, welke tegenwoorig 1
lengte bij 1 breedtegraad zijn en soms nog onderverdelingen daarin. .

• bron: Klimaatgek http://klimaatgek.nl/wordpress/modellen/


21

22
In feite is dit model een optelsom van inkomende zonnestraling en uitgaande aardse
straling22.
De meeste processen, die zich aan het oppervlak van de aarde afspelen, krijgen hun
energie uit warmte-uitwisseling tussen de aarde en de atmosfeer erboven. Veel van
deze warmte komt voort uit stralingsenergie als gevolg van absorptie van zonlicht. De
absorptie wordt beïnvloed door de concentratie van het broeikasgas CO2 in de
atmosfeer. Daarbij speelt het Albedo23, de mate van weerkaatsing van de straling,
eveneens een grote rol. Het Albedo varieert van 0,8-0,9 voor sneeuw, 0,4-0,7 voor ijs
op de oceaan en 0,06 voor de open oceaan en ongeveer 0,1-0,15 voor bossen en 0,4
voor woestijnen. En Het Albedo is ook afhankelijk van de lengte van de
stralingsgolven. Het effect van de broeikasgassen en het albedo is dat de gemiddelde
temperatuur op aarde 15 graden boven nul i.p.v. 40 graden onder nul.

Bron: wiki, zie voetnoor stralingsbalans

Men kan deze balans berekenen voor een groot gebied, vb. Een indeling volgens
Köppen in klimaatzones24, maar ook voor een klein gebied van vb. één lengte en
breedtegraad. Het is duidelijk dat dan de complexiteit en de rekenopgave steeds groter
wordt door de exponentieel toenemende interacties..
In de jaren 60-tig werd de rekencapaciteit snel groter en ook de dataverzameling werd
gesystematiseerd. Toen was de tijd rijp voor klimaatmodellen op basis van
computerberekeningen. Dat bracht ook een verschuiving teweeg in het
klimaatonderzoek met een verschuiving van het accent op theorieontwikkeling naar
het accent op simulatiemodellen, waarbij wiskundige rekenmodellen en beschikbare
theoretische inzichten werden toegepast.

Recente inzichten in klimaattheorieën

De ontwikkeling van de klimaattheorie is doorgegaan. Guy Callendar correleerde de


temperaturen en de CO2 concentraties in de eerste helft van de 20-ste eeuw en
concludeerde dat, onder de aanname dat CO2 de ‘driver’ was, dat deze een
opwarming, welke hij de klimaat gevoeligheidswaarde noemde, van 2 graden per jaar.
De wetenschap was over het algemeen sceptisch over deze hypothee, maar zijn werk
overtuigde toch steeds mee wetenschappers van de noodzaak om een georganiseerd
onderzoeksprogramma betreffende CO2 -concentratie in de atmosfeer op te zetten.

• 22
Zie ook vb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Stralingsbalans
• 23
Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Albedo
24
Zie vb. De Klimaatclassificatie van Köppen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Klimaatclassificatie_van_Köppen

23
Dit leidde uiteindelijk tot het onderzoek van Charles Keeling naar de I Loa metingen uit
1958. Dit onderzoek vormde de basis voor de theorie van de Antropogene Global
Warming (AGW).

Het werd steeds duidelijker dat het klimaat een veel complexer fenomeen is dan eerst
werd gedacht. Wellicht we zullen we deze complexiteit nooit geheel kunnen
doorgronden. We hebben ontdekt dat de ‘aarde als systeem’ veel meer negatieve
terugkoppelingen, die vaak corrigerend werken, heeft dan we eerder dachten. Enige
voorbeelden zijn:
-de verhouding tussen waterdamp en wolken, die een tegengestelde werking hebben
op het Albedo
-de uitstraling in de troposfeer is groter dan eerder aangenomen
-het Albedo van CO2 verandert bij hogere concentraties

Deze negatieve terugkoppelingen kunnen mede de grote discrepanties tussen gemeten


waarden, zoals vb. temperatuur of neerslag, en de waarden welke door
klimaatmodellen worden berekend verklaren. Zowel door de verkleining van de
onderzoeksgebieden, de gevoeligheid voor de beschrijving van de ‘begintoestand’ van
het model en de grotere complexiteit van alle terugkoppelingen in het model worden
de onzekerheden in de berekeningen en van de resultaten van het model goter.
Sommige wetenschappers hebben daardoor geen vertrouwen in de voorspellende
waarde van dergelijke klimaatmodellen, zeker niet in een voorspelling op de langere
termijn. Deze modellen zijn noodzakelijk voor het vergroten van het inzicht in de
werkingen van het klimaat bij de klimaatwetenschappers, die deze modellen
ontwikkelen. Niet de resultaten of uitkomsten zijn van groot belang maar de
verworven kennis en inzichten.
Voordat ik met de klimaatmodellen verder ga wil ik eerst kijken naar de verzameling
van de nodige data om zowel de theorie te kunnen toetsen als om modellen te kunnen
‘voeden’.

Het is indrukwekkend wat er in de jaren 60-tig en 70-tig is gepresteerd op het gebied


van het verzamelen van klimaatdata. Zie de volgende paragraaf over Dataverzameling
ter onderbouwing van klimaatmodellen.

24
25
Dataverzameling ter onderbouwing van theorie en
klimaatmodellen

Het bestuderen van het klimaat, en van de factoren die het klimaat beïnvloeden, is
uiterst gecompliceerd. Naar mate de klimaatmodellen complexer en verfijnder
worden, neemt het aantal nodige waarnemingen exponentieel toe. Vanwege deze
complexiteit vond men voor de jaren 60-tig relatief weinig mondiale klimaattheorieën,
op basis van theoretische beschrijvingen van het klimaat in fysische termen. Men
beperkte zich tot laboratorium onderzoek zoals vb. Arrhenius en later Plass. Manabe
werkte hieraan later verder toen er meer data en betere computers beschikbaar
kwamen.

Toch hadden mensen vroeger ook een beeld van het klimaat, waarin zij leefden.
Wetenschappers en reizigers, vooral zeelieden, hielden vaak logboeken bij en legden
verbanden tussen het weer in de verschillende seizoenen en regio’s Voorbeelden zijn
temperatuurmetingen, wolkenpatronen en windkracht en -richting. Op basis daarvan
werden almanakken en zeekaarten met stroomrichtingen en weerkaarten gemaakt.
De weersvoorspellingen waren erg onnauwkeurig voor een langere termijn dan enkele
dagen. Ook weermannen hadden geen inzicht in het klimaat zelf, vb. waarom het in
bepaalde gebieden erg droog was of juist niet.

Dat is nu anders. We hebben een beter inzicht in het weer en het klimaat en we weten
welke data we nodig hebben om dat te onderzoeken en te modelleren. Een goed
overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van het vergaren van klimaatdata en van
de toepassing hiervan in theorie en modellen is te vinden in het boek A Vast Machine,
Computer Models, Climate Data, and the Politics of Global Warmin , Paul N. Edwards,
MIT 2010.

Meteorologen beseften dat een goed functionerend system van waarnemingen van
het ‘weer’, die goed ruimtelijk verspreid zijn over de hele wereld, ondenkbare
mogelijkheid zou bieden. Onderzoek was altijd een integraal onderdeel van de World
Weather Watch (WWW). Een panel van experten van het WWW, en ook andere
panels, hebben medio de jaren 60-tig goed gedefinieerde onderzoeksprogramma’s
uitgewerkt zoals vb. Planning Report No. 5 van het WWW geschreven door de
meteoroloog Sverre Petterssen. Belangrijke doelen waren:
-ontwikkelen van meer inzicht in de wereldwijde luchtcirculatie en de daarmee
samenhangend klimaatinvloeden.
-wetenschappelijk onderbouwen van weersvoorspellingen
-gevolgen en mogelijkheden verkennen van de nvloed van menselijk handelen op het
weer en het klimaat.

Het programma World Weather Watch (WWW), ondersteund door de groep rondom
het Global Atmospheric Research Program (GARP) 25, werd door vele
wetenschappelijke en technologische verbeteringen stapsgewijze een wereldwijd
netwerk van klimaatonderzoekerspinnen dit netwerk werd gecoördineerd
klimaatonderzoek en dataverzameling uitgevoerd. Belangrijk was ook dat er een
permanente, intergouvernementele organisatie ontstond voor dit onderzoek. Deze
25
Zie : The World According to Garp uit 1978, de vierde roman van de Amerikaanse schrijver John Irving, waarmee hij
wereldberoemd werd. Rondom dit thema verzamelde zich een groep wetenschappers : By the mid 1960s, Smagorinsky had taken a
leading role in planning the gigantic Global Atmospheric Research Program (GARP), a project which would continue into the
1980s.Later werkte deze groep saen met WWW

26
organisatie bestaat nu al bijna 50 jaar en is de basis voor de productie van echt globale
klimaatinformatie, waar alle landen aan bijdragen en ook van profiteren.

Het FGGE26 deed meteorologisch onderzoek naar wereldwijde weerinformatie en


verzamelde systematisch data, ook op het zuidelijk halfrond. Daarbij werden nieuwe
technieken ontwikkeld voor de analyse van deze data. Zo konden weersvoorspellingen
verbeterd worden en kon men klimaatstudies met allerlei innovaties verbeteren.
Daarbij gebruikten zij informatie van satellieten, die zij volledig in de bestaande
meetsystemen en met data van vliegtuigen en weerballonnen integreerden. Daardoor
werd een betrouwbare weersvoorspelling met 1,5 dag verlengd. Vanaf 197werden
satellieten het belangrijkste instrument in het arsenaal van de meteorologen. Vanaf die
tijd ging NASA een belangrijke rol spelen in het heel gedetailleerd verzamelen van
weer- en klimaatgegevens zoals temperatuur, waterhoogten, dikte van ijs- en
sneeuwlagen, samenstelling van de atmosfeer op verschillende hoogtes etc. Dat
leverde soms zeer onverwachte resultaten op, een voorbeeld: voor de NASA-metingen
van de hoogte va de zeespiegel dacht men dat de zeespiegel overal even hoog was. Dat
bleek niet te kloppen. Er zijn verschillen van meer dan 50 m. NASA kon ook
golfhoogten meten en ontdekte dat Freakwaves van meer dan 20 meter hoog veel
vaker voorkomen dan men dacht.

Deze ontwikkelingen gingen parallel met de ontwikkeling van steeds betere


klimaatmodellen de Global Climat models (GCM’s). Midden jaren 70-tig had
Smagorinsky de leiding genomen binnen GARP om de immense hoeveelheid
klimaatgegevens te verwerken en om computer ondersteunde klimaatmodellen te
bouwen. Hij werd bijgestaan door Manabe, die de leider werd van het onderzoek van
GFDL naar GCM ‘s, in samenwerking met GARP . GARP stimuleerde de ontwikkeling van
GCM’s door het organiseren van meetings voor de snelgroeiende groep van
‘modellenbouwers’. GARP faciliteerde ook het gebruik van dezelfde datasets door deze
onderzoekers, zodat zij hun modellen onderling konden vergelijken en kalibreren. De
waarnemingen moeten gestandaardiseerd worden om vergelijkbare gegevens te
krijgen. Deze gegevens moeten wereldwijd met dezelfde apparatuur en op dezelfde
tijden worden verzameld. Ook de analyse van deze gegevens moet volgens dezelfde
richtlijnen verlopen. Met de systematische verzameling van data, zowel qua definitie
als qua ruimtelijke spreiding, konden wiskundige klimaatmodellen getoetst worden.
Deze modellen waren in het begin beperkt tot meteorologische modellen. Al snel
waren deze uitgebreid naar klimaatmodellen, welke ook gebruikt warden voor het
onderzoek naar de klimaatverandering.
De onderzoeksgroepen van GATE27 en FGGE stimuleerden dat, omdat zij behoefte
hadden aan simulatiemodellen om hun gegevens beter te kunnen verwerken. Evenals
WWW was FGGE een bewuste oefening in het uitwerken van een globale data-
structuur. Binnen GARP werd dit gezien als een test van de technologie van de
dataverzameling en –verwerking. Zij zagen dit ook als een test van het functioneren
van een globaal systeem hiervoor en een test van de internationale samenwerking.
Dit was geen kleine opgave. Daarbij waren 140 landen, veel schepen, satellieten en
vliegtuigen en heel veel mensen en geld betrokken. Dit onderzoek markeerde een
verbazingwekkende omslag in de internationale samenwerking, die later de basis zou
vormen voor het klimaatonderzoek, zoals vb. binnen het IPCC.

26
FGGE: First Garp Global Experiment
27
GARP organized a smaller effort, the GARP Atlantic Tropical Experiment (GATE), which took place in the summer of 1974. Forty
ships, twelve aircraft, and numerous buoys contributed by twenty countries took part in the experiment. Based in Senegal and co-
directed by an American, the experiment lasted 100 days. Bron: A Vast…

27
Vooral de VS was al vanaf de Jaren 70-tig zeer actief in het onderzoek naar de
klimaatverandering, vb. Mideels GARP en het onderzoek van de NASA. Door het White
House Office of Science and Technology (OSTP) werd het Charey-report gepubliceerd,
waarin werd aangetoond dat een verdubbeling van het CO2 gehalte zou leiden tot 3.5
graden Celsius plus of min 1,5 graden. De range was dus versmald tot 2 -5 graden
opwarming bij verdubbeling van hetCO2 gehalte. In de tijd van Reagan kwam er vanuit
de olie-industrie28 veel kritiek op wetenschappers, die de antropogene uitstoot van
CO2 als oorzaak zagen van de opwarming. Dit leidde indirect tot een zeer groot
onderzoeksprogramma van ongeveer 1,5 miljard dollar per jaar voor
klimaatonderzoek.

Modellen speelden niet alleen vanaf de Jaren 70-tig een grote rol in het onderzoek
maar ook in de politieke discussie over klimaat en de klimaatverandering een steeds
belangrijkere rol. Daardoor werd het empirische onderzoek naar de achtergrond
geschoven en werd de inbreng van meteorologen relatief minder, tenzij zij hun
wiskundige kennis oppoetsten.

Deze onderzoeken leiden tot een enorme toename van data over het klimaat en kennis
van vele interrelaties tussen klimaat en CO2 en vele andere zaken zoals aerosolen,
methaan, zonnestraling, vulkanisme, stromingen in de oceanen etc. Aan dergelijke
onderzoeken werkten vele disciplines mee en het is moeilijk deze samen te vatten. In
feite was een klimaatmodel het raamwerk, het vehikel of het denkmodel waaraan vele
relaties, theorieen op allerlei deelgebieden waren opgehangen en samengevoegd en
waarmee de resultaten van de berekeningen m.b.t. het klimaat getoetst konden
worden met data van wereldwijde waarnemingen.
Dit wereldwijde systeem van dataverzameling bestaat nog steeds. Al deze data voeden
computers, die deze data naar alle onderzoekscentra doorsturen. Zo kunnen
klimaatmodellen gevoed worden met actuele klimaatgegevens van over de gehele
wereld. In de Jaren 90-tig kregen modellen een eigen werkelijkheid en werd de
toetsing op basis van empirische gegevens van minder belang geacht. Daardoor werd
de inbreng van meteorologen, geologen en archeologen ondergeschikt gemaakt aan
die van systeemanalisten, wiskundige klimaatwetenschappers en statistici.

Sinds mijn studie uit 2005-2007 is de rekencapaciteit van de computers weer enorm
uitgebreid en werden de klimaatmodellen complexer. Helaas maakt deze complexiteit
de modellen minder transparant.
Over het belang van data, niet alleen voor het uitwerken van klimaatmodellen maar
vooral ook in de politieke discussies, verwijs ik baar een drietal presentaties door Kevin
anderson29, Erik Conway30 en Gavin Schmidt31

Een voorbeeld van het leggen van een directe relatie tussen CO2 en opwarming is het
onderzoek op Mauna Loa. Ook in 2007 zag ik de waarnemingen van het observatorium
op Mauna Loa, welke toen en ook nu algemeen als een bewijs worden gezien dat er
een directe relatie is tussen CO2en temperatuur is Ik kom hier later op terug, als

28
Zie Mercjants of doubt van Naomi Oreske. 2014: ‘misleidingscampagne geïnitieerd dor het George C Marshall Institute, gesticht
om het Strategic Defense Initiative te promoten. Op zoek naar een nieuwe missie nadat het SDI naar 1989 niet meer relevant was. Als
hard-core marktfundamentalisten zagen Robert Jastrov, Frederick Seitz en William Nierenberg (Marshall Institute) de grote dreiging
van overheidsregulering van de negatieve externe effecten van atmosfeer opwarming’.
29
Zie YouTube presentatie over facts en figures over de situatie na het Akkoord van Parijs:
https://www.youtube.com/watch?v=z3z4Ksy0Qa4
30
Zie Erik Conway over ‘Merchants of Doubt’ van naomi Klein : https://www.youtube.com/watch?v=iV6A4CZkOXg
31
Zie info. Over emergente patronen in de klimaatverandering:
https://www.youtube.com/results?search_query=gavin+schmidt+the+emergent+patterns+of+climate+change

28
ruimte vraag voor een bredere interpretatie van dergelijke grafieken, vb. waarom vond
de opwarming alleen in de periode 1975 - 2000 plaats?

Bron:32 B. D. Malamud1, D. L. Turcotte2, and C. S. B. Grimmond1 1King’s College London, Department of


Geography, Strand, London, WC2R 2LS, UK 2University of California, Department of Geology, Davis, CA
95616, USA, 2010

32
https://www.clim-past.net/7/975/2011/cp-7-975-2011.pdf

29
Klimaatmodellen
De huidige generatie klimaatmodellen zijn goed in staat de onzekerheden van
complexe factoren te kwantificeren. De chemie van de atmosfeer en de ruimtelijke
resolutie van de nieuwe modellen zijn beter dan ooit. Maar tegelijkertijd betekent het
incorporeren van complexe processen tevens het toevoegen van meer onbekenden.
Analyse van deze nieuwste modellen toont bijvoorbeeld een grotere spreiding van de
voorspelde globale temperatuur dan voorheen.

Ontwikkeling van klimaatmodellen


Op basis van klimaat theorieën konden m.b.v. voldoende meetgegevens de eerste
klimaatmodellen opgesteld worden. In de loop der tijd konden deze modellen nam
worden verfijnd om complexe weersystemen door te kunnen rekenen. Hierdoor werd
het mogelijk om in grootschalig onderzoek de verschillende opvattingen over
opwarming of afkoeling te toetsen.
De eerste echte klimaatmodellen werden door Simagorinski en Mamabe gebouwd. Zij
konden daarbij steeds meer gebruik maken van een immense hoeveelheid
klimaatgegevens om hun computer modellen te verfijnen en kalibreren. Er zijn
momenteel al meer dan 300 klimaatmodellen, die met elkaar een wijde range aan
uitkomsten opleveren.

Veel theoretici vochten het gebruik van simulatiemodellen aan, omdat deze geen
fundamenteel, essentieel onderdeel zijn van de wetenschappelijke
ontdekkingsmethode, hoewel dit wel een hulpmiddel kunnen zijn voor deze
wetenschappers om meer inzicht te krijgen in de interacties russen processen. Deze
theoretici hebben de strijd verloren, maar nog niet opgegeven. De theoretici Arrhenius
en later Plass zaten met hun inschattingen niet ver naast de inschattingen van de
meest recente modellen. Dat klopt zeggen modern wetenschappers, maar om de
verkeerde reden. Dus gaat de zoektocht verder. De bandbreedte voor de opwarming
bij een verdubbeling van het CO2-gehalte bleef ook in 1990 variëren tussen de 2 en 6
graden. De foutenmarges werden bij de theoretici veroorzaakt doordat men de
absorptie van CO2 in allerlei natuurlijke processen niet kon berekenen, Bij de modellen
zit de foutenmarge vooral in de grote spreiding van de aannames voor de vele
invloedsfactoren in de toekomst. Hoe complexer en fijnmaziger de modellen zijn, hoe
groter deze foutenmarges worden. Het effect van de antropogene CO2 uitstoot op de
opwarming is van zeer veel factoren afhankelijk en dus lijkt 2 graden opwarming een
kantelpunt: blijft het bij een anomalie of een desastreuze opwarming? .

Omdat modelmatige beschrijvingen meer inzicht (kunnen) geven in het effect van de
vele interacties tussen invloedsvariabelen en ook omdat deze modellen kwantitatieve
resultaten, zeg maar feiten met een bepaalde zekerheidsmarge, opleveren verschoof
het accent onstuitbaar in deze richting van de modellen ten koste van theoretische
beschouwingen. De theorie ligt meer verscholen achter de elementen, waaruit een
model is opgebouwd. Daardoor verschoof ook het accent in het klimaatonderzoek naar
wetenschappelijke disciplines, die zich met simulatiemodellen t.b..v. het
klimaatonderzoek bezig hielden: van meteorologen en aardwetenschappers en fysici
naar wiskundigen.

Het is voor buitenstaanders vrijwel onmogelijk om een goed beeld te krijgen van deze
modellen, omdat de algoritmen, de inschatting van de grootte van de

30
invloedsvariabelen en de parameters, die in het model worden ingevoerd, bijna nooit
volledig worden beschreven. Al zouden de bouwers van de klimaatmodellen alleen
maar de belangrijkste algoritmen publiceren, dan zou het inzicht bij de lezer al sterk
vergroot worden. Ook als men gericht zoekt naar hoe deze modellen werken en naar
welke invloedsfactoren de belangrijkst zijn zij n en welke terugkoppelingen, dan blijkt
het zeer moeilijk te zijn om een beeld te krijgen van deze modellen33. Ik moet daarbij
op mijn eigen ervaring met landuse –transportation modellen vertrouwen. En met die
ervaring weet ik maar al te goed hoe gemakkelijk modellen kunnen worden
gemanipuleerd.
Als voorbeeld geef ik de resultaten van een groot aantal klimaatmodellen. Gezien de
uitgebreide datasets, die voor alle onderzoekers ter beschikking staan, en gezien het
intensieve overleg tussen deze modellenbouwers en klimaatwetenschappers op
studiedagen en via de literatuur is een dergelijke grote spreiding voor mij
onbegrijpelijk. Zie enige koppelingen34.

Modellen
Met modellen kan men de werkelijkheid en veranderingen daarin beschrijven. Daartoe
heeft men allereerst een ‘werkelijkheid’ nodig. Dat kan vb. het klimaat op aarde zijn
(Arrhenius) of het ‘klimaat’ binnen een ecosysteem, zoals vb. in het onderzoek naar
Critical Zones gedaan wordt (Latour). Vervolgens moet men de belangrijkste
verschijnselen van die werkelijkheid binnen dat afgepaalde gebied vastleggen: vb. de
temperatuur, de neerslag, de straling, de Albedo etc. Daarna zal men de factoren
moeten bepalen, die invloed hebben op deze verschijnselen en ook de ‘sterkte en aard’
van deze invloed. Voor dat alles is veel inzicht nodig en vooral ook kennis, die op basis
van theorievorming verkregen werd.
De theoreticus zal dit alles diepgaand empirisch willen analyseren en onderzoeken. Hij
stelt hypotheses op en graaft dieper en dieper vanuit zeer verschillende disciplines en
ontdekt steeds weer, dat er meer te onderzoeken valt. Wie zien dit o.a. terug in de
technische rapporten van de vele wetenschappers, die een inbreng leveren in het werk
van het IPCC.

De modellenbouwer kiest een andere weg35. Hij gaat ook uit van hypothesen op basis
van beschikbare inzichten en kennis en bouwt op zijn manier een model van de
werkelijkheid. Daarmee gaat hij aan de slag met het simuleren van deze werkelijkheid
middels zijn ‘modellen’.. Hij bepaald op basis van zijn hypothesen de invloedsfactoren
en relaties, die voor het doorrekenen van zijn model beschikbaar, kwantificeerbaar en
relevant zijn. Hij beschrijft deze op basis van ‘best practise’ en vult zo zijn model met
data en relatieschema’s en voert vervolgens klimaatberekeningen uit. Hij zal daarbij
vooral gebruik maken van relationele wiskunde en statistiek. Om het model beter met
de werkelijkheid te doen overeenkomen zal de modellenbouwer proberen het model
te verfijnen, wat meestal overeenkomt met het ‘verkleinen’ van het afgepaalde
gebied. Hierdoor neemt echter de complexiteit van het model exponentieel toe. Dit
maakt de modellen ook minder transparant en en levert grotere onzekerheidsmarges
op.

33
Zie vb. de link naar de zoektocht van Jeroen Vuurboom, waarmee je weer verder kunt oeken:
https://jeroenvu.home.xs4all.nl/klimaatverandering/Modellen.htm
34
https://www.knaw.nl/nl/actueel/beeld-geluid/shared/resources/actueel/bestanden/20110620_Henk_Dijkstra_slides.pdf
en https://wetenschappelijkemodellen.wordpress.com/2011/11/25/klimaatmodellen-onzekerheid-en-vertrouwen/
en https://www.climategate.nl/2018/02/will-happer-legt-waarom-klimaatmodellen-geen-voorspellende-waarde/
35
Zie korte beschrijving van hoe een model werkt van het KNMI:
https://cdn.knmi.nl/system/readmore_links/files/000/000/394/original/NL_KNMI_weer-_en_klimaatmodel_A4.pdf?1496828867

31
De buitenstaander blijft zowel bij de theorie als bij de modellen een ‘leek’, die
vertrouw top de analyses van de theoreticus en de uitkomsten van de berekeningen
van de modellenbouwer. Dat vertrouwen wordt gestaafd door de peerreview van het
wetenschappelijk onderzoek. Bij modellen kan dat niet. Daar moet men het
vertrouwen verkrijgen door het inzicht in hoe de modellenbouwer zijn ‘werkelijkheid’
heft gemodelleerd. Het gaat daarbij om vragen als”welke invloedsvariabelen heeft hij
meegenomen en vooral ook welke niet. Welke zaken heeft hij ‘geëxternaliseerd’? Men
zou ook willen weten hoe hij de interacties wiskundig heeft beschreven, hoe groot de
parameters zijn en vooral ook de correctiefactoren etc. Alleen zo kan een
buitenstaander een beeld krijgen van zijn ‘modellering’ en dus van de ‘waarde’ van het
model. Mijn zoektocht leverde me geen enkele toegang tot deze informatie. De
onderzoeksrapporten en algemene beschrijvingen geven dergelijke informaties niet,
althans niet in een eenvoudige vorm. Het model en de berekeningen blijven een black
box. Helaas is het dus praktisch onmogelijk een beeld te krijgen van hoe een bepaald
model precies werkt. Als gevolg kan een‘buitenstaander’ het model alleen ‘waarderen‘
op basis van de uitkomsten hiervan. En dat is blijkbaar moeilijk gezien de zeer grote
spreiding van de resultaten.
Ik geef mijn zoektocht echter niet zo maar op36. Zie hier wat ik voor mijn beeldvorming
op internet vond.

Afgepaalde gebieden37

Elk van de ‘zuiltjes’ (dampkring) boven de ‘afgepaalde gebieden’ moet weer verticaal
onderverdeeld worden in ‘cellen’:
Troposfeer - 0 - 6/18 km, temperatuur neemt af met de hoogte
Stratosfeer - 6/18 - 50 km, temperatuur neemt toe met de hoogte, ozonlaag op 50 km
Mesosfeer - 50 - 80/85 km, temperatuur neemt af met de hoogte
ionosfeer -75-125 km deeltjes worden door straling van de zon geïoniseerd
Thermosfeer - 80/85 - 640-700 km, temperatuur neemt toe met de hoogte
Exosfeer - 700-800 tot 10.000 km

In feite moet men daarbij ook de bodem meenemen met zijn ‘leefbare schil’ (zie
onderzoek naar Critical Zones CZO) dat is de zone tussen diepste wortels en onderste
laag van de atmosfeer. Dit is grofweg het gebied tussen het grondwater en de
boomtoppen.

36
Ik vond een handleiding voor leraren over het klimaat met hierin schamas en beekeningen, welke het inzicht in klimaatmodellen
vergroot:http://www.natuurkundedidactiek.nl/wp-content/uploads/sites/224/2017/07/hbnd-w-05-05-LSM-12-cm-module-
klimaatmodellen.pdf
37
Zie vb . https://jeroenvu.home.xs4all.nl/klimaatverandering/Modellen.htm

32
Er is uitwisseling van water, lucht en energie tussen de cellen vb. grondwaterstromen,
machtige oceaanstromingen, die het klimaat op aarde mee bepalen, en de inval en
absorptie van zonne-energie.

Binnen elke cel moeten klimaatberekeningen uitgevoerd worden op basis van de


binnenkomende en uitgaande energie, de energieoverdracht tussen de zes
aanliggende cellen. Als men omvang van de afgepaalde gebieden verkleint, dan
vergroot dat de nodige rekencapaciteit enorm.

Interacties, koppelingen en stroomschema’s


De volgende stap is het maken van ‘stroomdiagrammen’, waarin de interacties tussen
de vele invloedsfactoren binnen het model van de werkelijkheid kunnen worden
weergegeven. Ik vond een voorbeeld uit 1974. Bedenk dat de complexiteit sindsdien
enorm is toegenomen.

The Discovery of Global Warming August 2003

Climate interactions: this 1974 summary of feedbacks was a pioneering attempt to show
the complexity of the system. Nowhere did biology appear explicitly...

... whereas a mid-1980s "wiring diagram" put biology in the center. An extract is below;
the whole diagram can be seen by clicking here.

33
Upper: Partly inspired by a private communication from W.D. Sellers. Reproduced with
permission from W.W. Kellogg and S.H. Schneider, Science186 (1974), p. 1164, copyright
© 1974 American Association for the Advancement of Science. Lower: H.J. Schellnhuber,
Nature402 suppl. (1999) p. C21, redrawn from Arthur Fisher, Mosaic19 (1988), pp. 56-57.
All material on this page copyright © 2003 American Institute of Physics.

Het is duidelijk dat een leek of een politicus of wie ook buiten de ‘inner circle’ van de
modellenmakers hier geen brood van kan bakken. En dit is een model uit de 70-tiger
Jaren! We moeten vertrouwen op de interpretatie van de resultaten door mediators,
andere klimaatwetenschappers of panels zoals het IPCC.
Men kan de modellenbouwers het verwijt maken dat zij hun modellen niet
toegankelijker hebben gemaakt, zoals vb. de kwantumfysici en de evolutionisten dat
wel hebben gedaan. Al hadden zij alleen maar aangegeven, welke invloedsfactoren zij
niet in het model hebben meegenomen. Of al hadden zij zich beperkt in de weergave
van de stroomschema’s tot die ineracties, die een grote invloed hebben, op het
resultaat, dan kon men al veel meer inzicht verkrijgen.

In plaats van zelf deze klimaatmodellen te ontrafelen en in schema’s uit te werken


verwijs ik hier naar een link, waarin zeer veel informatie over het ontstaan van
klimaattheorieën en -modellen38 te vinden is. In deze uitgebreide tekst vond ik een
inzicht dat thans bij veel wetenschappers een meer kritische houding heeft doen
ontstaan t.a.v. de klimaatmodellen van het IPCC:
“The best actual scientific criticism came from a respected Massachusetts Institute of
Technology meteorologist, Richard Lindzen. Around 1990 he began to challenge the
way modelers allowed for water vapor feedback. This was the crucial calculation
showing how a warmer atmosphere would carry more water vapor, which would in
turn amplify any greenhouse effect. Lindzen believed the climate system somehow
avoided that. He offered an alternative scenario involving changes in the way drafts of
air carried moisture up and down between layers of the atmosphere. While Lindzen's
detailed argument was complex and partly impressionistic, he said his thinking rested
on a simple philosophical conviction — over the long run, natural self-regulation must
always win out. His work also became, he confessed, "a matter of being stuck with a
role." It was important for somebody to point out the uncertainties.”

38
Zie: file:///C:/Users/User/Documents/CO2%20en%20klimaat/literatuur%20bij%20klimaat/klimaatmodellen.htm

34
Ik hou een onbevredigd gevoel over van mijn zoektocht naar de werking van
klimaatmodellen. Natuurlijk wordt hier serieus en zinvol en hard gewerkt, maar ik krijg
er geen greep op. Jammer want ik hou van modellen en heb daar als onderzoeker
graag mee gewerkt. Helaas vond ik onder de zoekterm ‘klimaatmodellen’ op Google op
de eerste 10 blz. geen enkele goede verwijzing naar de opbouw van zo een model. Ik
vond wel een interessante link naar een handleiding voor leraren natuurkunde over
een klimaatles en over kantelpunten39. Verder leverden de eerste 10 blz. alleen
verwijzingen naar sites met negatief commentaar op deze modellen, vnl. m.b.t.
onzekerheden en onbetrouwbaarheid.
Op deze kritiek, die eigenlijk alleen maar gaat over modellen, die het effect van CO2 op
de opwarming onderzoeken (AGW), en op het gebrek aan openheid binnen de
klimaatdiscussie, kom ik op het einde van deze paragraaf terug.

Relatie theorie en model


In de jaren 70-tig en 80-tig was de theorievorming grotendeels gericht op
deelproblemen binnen de ontwikkeling van klimaatmodellen. Deze theorievorming
vindt men terug in de zeer vele Technische Rapporten van het IPCC . Deze rapporten
werden in speciale commissies besproken en de resultaten hiervan werden vastgelegd
in de Assessment Reports. Als men deze rapporten leest valt op dat er op een zeer
breed gebied gedetailleerd onderzoek is gedaan. Helaas werd in de discussies het
studieveld sterk verengd tot het antropogene CO2 problemen en blijven zaken als
vervuiling, duurzame ontwikkelingen of watervoorziening op het hoogste onderzoek-
en politieke niveau onderbelicht.
Het valt op dat de opwarming door CO2 een centraal thema is in het klimaatbeleid en
dat er tegelijkertijd zo weinig theoretisch onderzoek naar deze relatie wordt gedaan. In
al de honderden Technical Papers, en het onderzoek dat deze papers onderbouwt, ben
ik sinds mijn eerste verkenningen geen enkel onderzoek hiernaar tegengekomen. Pas
in 2015 had ik beet: First direct observation of carbon dioxide's increasing greenhouse
ef;fect at Earth's surface, February 25, 2015, Lawrence Berkeley National Laboratory40.
Zie ook D. R. Feldman, W. D. Collins, P. J. Gero, M. S. Torn, E. J. Mlawer, T. R. Shippert.
Observational determination of surface radiative forcing by CO2 from 2000 to 2010.
Nature, 2015; DOI: 10.1038/nature14240

Dit onderzoek naar de balans tussen de binnenkomende en uitgaande (instralende en


uitstralende) energie toont aan dat de huidige klimaatmodellen overeenkomen met de
metingen en met de onderliggende theorieën gedurende de periode 2000-2010. Men
vond dat CO2 een significante invloed had gehad door een extra 0,2 Watt per 10 jaar
per vierkante meter toe te voegen aan de instralende energie. Zij koppelden dat aan
een toename van 22 ppm CO2 in de periode van 2000 tot 2010. Men toonde ook aan
dat veel van deze CO2 van het verbranden van fossiele brandstof komt. Met behulp
van klimaatmodellen kan men de effecten van de verhoogde instraling van energie
doorrekenen.

Klimaatmodellen als beleidsinstrument

39
SchoolTV: https://schooltv.nl/video/kantelpunten-in-het-klimaat-hoe-voorspel-je-een-kantelpunt-in-het-klimaat/
40
Zie video: https://www.youtube.com/watch?v=5yq1MFUQ0fI

35
Zoals in et voorgaande al is opgemerkt kiest de politiek steeds vaker voor modelmatig
berekende ‘data’ dan voor theoretische of empirische data. Dit is door het IPCC als
uitgangspunt genomen.
Het IPCC stond voor de opgave een wetenschappelijke basis te leggen onder het
klimaatbeleid van de VN. Daarbij steunden zij op de pijlers van het klimaatonderzoek in
de jaren 80-tig. Het was duidelijk dat de tegenstellingen in de wetenschappelijke
wereld tussen theoretici en modellenbouwers groot waren. Daarom probeerde het
IPCC afspraken te maken, waaraan alle wetenschappers zich dienden te houden.
Aangezien de vrije wetenschap zich niet laat muilkorven, werkte het IPCC een methode
uit, waarin regeringen van deelnemende landen en hun nationale wetenschappelijke
associaties zich tot een aantal uitgangspunten en gedragscodes verplichten. Zie vb. het
Kyoto Protocol met zijn ….
Een belangrijk uitgangspunt is vastgelegd op de Framework Conference: de opwarming
wordt veroorzaakt door antropogene uistoot van CO2 door de westerse landen. Over
de gevolgen van dit uitgangspunt kom ik in de volgende paragraaf terug. Door al de
samenwerkingen binnen wetenschappelijke instituten en door het werken aan
klimaatmodellen groeide de consensus over dit uitgangspunt. Ook over de gevolgen
van de opwarming groeide de consensus: zonder een drastische beperking van de
CO2 emissie aal de opwarming zeker boven 2 graden, waarschijnlijk boven 3 graden
uitstijgen met onomkeerbare gevolgen voor de natuur en de mensheid.

Het IPCC heeft er voor gekozen het klimaatonderzoek richting te geven door:
-consensus over de uitgangspunten centraal te stellen
-alleen peer reviewed rapporten of artikelen toe te staan
-door zelf de vergaderingen en assessment reports samen te stellen
-door zelf de beleidsvertaling in een synthese rapport te maken

Door deze opzet werd de vertaling van onderzoek naar beleidsaanbevelingen wel in de
hand gehouden, maar was deze ook weinig open en transparant.

Door het peer reviewed onderzoek werd getracht een zo groot mogelijke consensus te
verkrijgen. Deze consensus is namelijk al vrij groot bij wetenschappers die in
peerreviewed wetenschappelijke tijdschriften publiceren. Dit werd aangetoond door
o.a. wetenschapsonderzoeker Naomi Oreskes, die 928 wetenschappelijke artikelen
heeft onderzocht op basis van trefwoorden als ‘ wereldwijde klimaatverandering’.
Toen ik de papers en Technical Reports behorende bij de Kyoto conferentie in 2007
door namn constateerde ik eenzelfde consensus. Deze was echter niet expliciet
uitgesproken maar kon impliciet worden afgeleid.
Het is duidelijk dat de consensus over het fenomeen ‘klimaatverandering’ veel groter is
dan over de ‘oorzaken ’ hiervan. Binnen deze kringen werd de consensus, zeker na het
verschijnen in 2006 van de de film An Inconvenient Truth steeds groter.
Wetenschappers buiten deze kring voelden zich buitengesloten of als
klimaatontkenner of klimaatcriticus afgeschilderd. Dat was natuurlijk vaak onterecht,
want ik ben in de literatuur praktisch geen wetenschappers tegengekomen, die de
klimaatverandering ontkennen.

Naast de grote Amerikaanse onderzoeksinstituten waren er ook in Europa en andere


landen grote onderzoeksinstituten, die rapporten en gegevens aan het IPCC
aanleverden zoals het Hadley Centre for Climate Prediction and Research, onderdeel
van Met Office in Engeland. Andere instituten zijn o.a.

36
Zie vb. figuur 13.2 en 15.2 uit :A Vast Machine Computer Models, Climate Data, and
the Politics of Global Warming

Bron: AOGCM simulations (thin gray lines)


of twentieth-century global surface
temperature anomaly with (top) and
without (bottom) anthropogenic
forcing. Black line in both graphs
represents observations (HadCRUT3).
Dashed lines represent the trend across
all model simulations. Vertical gray lines
mark major volcanic eruptions. Source :
Climate Change 2007: The Physical
Science Basis (Cambridge University
Press, 2007). Image courtesy of IPCC.

In het boek AVast Machine wordt gesteld dat het voor alle deelnemers in het overleg
binnen het IPCC volledig helder moet zijn wat deze consensus van de wetenschappers
inhield:
-vanaf 1900 is de opwarming tussen 0,5 en 0,9 graden Celsius geweest, met een best
guess van 0,74 graden .
-de opwarming gaat door met 0,2 graden per decennium, tenzij de CO2 uitstoot
drastisch minder wordt.
-de opwarming zal nog enige decennia doorgaan,ook als de CO2 uitstoot drastisch
wordt beperkt, voordat een evenwicht wordt bereikt.
-de meeste wetenschappers zijn het er over eens dat de grootste bijdrage aan de
opwarming
komt door antropogene broeikasgassen. Hierover bestaat echter geen absolute
zekerheid.

Verharding van standpunten


In de loop der tijd werden de tegenstellingen tussen de wetenschappers binnen het
IPCC en die buiten het IPCC groter. Dat ging vb. zo ver dat de Amerikaanse
klimaatwetenschapper Eduardo Zorita heeft gevraagd om de professoren Jones en

37
Mann van Pennsylvania State University uit te sluiten van samenwerking met de IPCC.
Voor insiders zullen er veel an dergelijke voorbeelden te geven zijn.
De verharding leidde in 2009 tot climategate41, een protest tegen de geslotenheid, het
gebrek aan transparantie en de te grote mate van politieke correctheid en
beleidsgerichtheid van het IPCC. Deze kritiek kwam vooral van wetenschappers, die
zich niet gehoord voelden. De directe aanleiding van climategate waren ‘fouten’ in de
rapporteringen42, welke als gesjoemel met klimaatgegevens werden aangemerkt. Dat
laatste viel erg mee, het eerste niet.E r zijn veel wetenschappers, ook van
gerenommeerde instituten43, die vragen stellen bij de geslotenheid van het IPCC en bij
de stelligheid van hun beweringen. Met name de uitkomsten van de klimaatmodellen
werden en worden door veel van deze wetenschappers ter discussie gesteld. Daar
kom ik in het volgende nog op terug.
Het valt mij op dat naarmate de kritiek op de modelmatige berekeningen groter wordt
de standpunten van het IPCC scherper worden geformuleerd. De best gues van het
IPCC verschoof van 2,5 naar 2,7-3 graden Celsius opwarming ergens tussen 2050 en
2100. Dit is m.i. een goed bedoelde, en m.i. terechte, poging om meer aandacht te
vragen voor de onderliggende problematiek van het verminderen van de CO2 emissies
en het opvangen van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering voor kwetsbare
regio’s en bevolkingsgroepen. Daar komt inderdaad ondanks alle retoriek maar zeer
weinig van terecht. De CO2 uitstoot stijgt en blijft stijgen en de verdroging in de
subtropen neemt sterk toe, met groeiende problemen met goed drinkwater.

Kritiek op het onderzoek binnen het kader van het IPCC


Professor Mike Hulme44van de University of East Anglia suggereerde in 2009 dat
hetIPCC zijn wedstrijd gelopen heeft: “run its course”. Veel anderen zijn het daarmee
eens. Zij verwijten het IPCC dat het een structurele geneigdheid heeft om het
klimaatdebat te politiseren en dat wellicht daardoor een meer autoritaire en
exclusieve vorm van wetenschap is ontstaan binnen het klimaatonderzoek. En dat is
gebeurd precies op het moment dat de globaliserende wereld een meer open en
inclusieve vorm van klimaatwetenschap vraagt.
Zij vragen zich af of er nog een Assessment Report 5 (AR5) nodig is. Welnu, die is er
intussen gekomen en er is zelfs in Parijs een Klimaatakkoord45 bereikt. Maar de
discussies blijven, ook binnen belangrijke onderzoeksinstituten. Sommige belangrijke
onderzoeksinstituten vragen meer openheid en transparantie van het IPCC. Helaas is
deze draai nog niet gemaakt. Dat is ook zeer moeilijk gzien de politieke belangen
binnen de VN. Een aanwijzing voor dit belangenconflict is wellicht het verzoek van het
Rathenau Instituut in 2010 om hierover met het KNAW te overleggen. Op dit verzoek
kwam vanuit het KNAW geen reactie. Vlamingen zouden zeggen dat het Ratenau
Instituut hierdoor‘op zijn honger zit’ en dat het KNAW hiermee ‘verveeld’ is.
Enige voorbelden van andere belangrijke wetenschappers en instituten, die deze
problemen constateren, zijn:

41
Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Climategate
42
Een voorbeeld waren de E-mails die op onderlinge afspraken wezen van het Climatic Research Unit, een prominent Brits
onderzoekscentrum gespecialiseerd in het klimaat. Het centrum is een onderdeel van de Universiteit van East Anglia in Norwich
(Engeland).
43
In Nederland zijn vb. het KNMI en het Rathenau Instituut. Maar er zijn zeer veel wetenschappers van buiten deze instituten die erg
kritisch zijn. Zie vb. https://www.climategate.nl/
44
Zie : https://wattsupwiththat.com/2009/11/27/uea-climate-scientist-possible-that-i-p-c-c-has-run-its-course/
-Reading University , Afdeling Aerosolen
45
De euforie over dit akkoord was wel wat overdreven, omdat er eigenlojk geen harde afspraken, maar eerder boterzocht afspraken
werden gemaakt, die inmiddels al weer gesconden zijn. Dat wetenschappers en politie zo euforisch doen is eigenlijk wel genant.

38
-het KNMI46, Willem Vermeend en Jan Willem Timmer Het Wereldklimaatakkoord,
2016, Einstein Books en Ebooks
-Pielke The honest Broker: Wellicht moet beleidsvorming niet gebaseerd worden op
een wetenschappelijk basis (grounding, foundation) . Het gaat niet om zekerheden
maar om waarschijnlijkheden en afwegingen van belangen
-Marcel Crok, De Staat van het Klimaat, 2011, Overamstel Uitgevers
-Jan Rotmans, Change of, Our world in transition, Boom, Canada

Kritiek op de doorgedreven ‘driving force’ van CO2 (AGW)


Er ontstaat steeds meer, niet minder, kritiek op het uitgangspunt dat CO2 de grootste
‘driver’is achter de opwarming. Fritz Fahrendonk47merkte in 2018 op dat de
opwarming tussen 1975 en 2015 er voor gezorgd heeft dat de wereldwijde gemiddelde
temperatuur met ongeveer 0,6 °C is gestegen. Hij betwijfelt echter dat dat alleen kwam
door de hogere CO2 emissies. Hij vraagt aandacht oor de cycli van zeer krachtige
zonneactiviteit en ook voor de nieuwste inzichten in de invloed van aerosolen, stof en
sulfaatdeeltjes die door mensen in het milieu worden uitgestoten. Hij pleit voor meer
metingen om deze effecten te onderzoeken.
De overgrote meerderheid van de klimaatmodellen van het IPCC veronderstelt een
zeer sterke aerosolkoeling. Bjorn Stevens van het Max Planck Instituut voor
Meteorologie in Hamburg vermoedde in 2015 dat dit niet klopte.Stevens zegt ‘it is
time to give up on the fantasy that somehow their output can be accepted at face
value.’Dit komt overeen met vb. het onderzoek van Velle Toll van de Reading
University. Dit oordeel is vernietigend voor de veronderstelde klimaatgevoeligheid van
CO2. Fahrendonk vraagt zich af:
‘voor hoeveel is de temperatuurverhoging van 0,6 °C van 1975 tot 2015 nog toe te
schrijven aan CO2? 0,4 °C, 0,2 °C, 0,1 °C? Waarnemingen zullen daar het antwoord op
moeten geven, wanneer we door het zonneminimum van de komende paar jaar te
weten komen wat het aandeel van de natuur en wat de bijdrage van menselijke
emissies is geweest.’

Een groep wetenschappers van de Afdeling Meteorologie van de Universiteit van


Reading48 bestudeert het effect van aerosolen, van uitlaatgassen van o.a. schepen, van
het affakkelen in de industrie en van vulkaanuitbarstingen. Velle Toll ziet geen sterk
verkoelend effect door aerosolen, soms een afkoeling, soms een opwarming. Het is
bijna een ‘zero-sum game’ in de echte wereld. Ze vergelijken hun resultaten met een
klimaatmodel en beschrijven het aerosoleffect in het model als ‘overmatig’ Zij zien wel
een sterke luchtvervuiling door de scheepvaart en affakkeling. Als voorbeeld worden
de cruisschepen nabij Antarctica genoemd, die daar de meeste luchtvervuiling
veroorzaken.

Kritiek op klimaatmodellen
De kritiek op de onbetrouwbaarheid en de onzekerheidsmarges van klimaatmodellen is
breed verspreid en is sterk groeiende. Om een voorbeeld49 te geven: de relatie tussen
modeluitkomsten en gemeten temperatuurwaarden. De modellen voorspellen
systematisch de temperatuur te hoog. Daarbij komt nog dat naarmate deze

46
zie www.knmi.nl/ptodata_klimaat
47
Zie http://dutch.faithfreedom.org/forum/viewtopic.php?t=15792&start=800
48
Zie link: http://www.met.reading.ac.uk/research/research-groups.html en http://www.walker.ac.uk/
49
Zie vb. de inschatting voorde troposfeer in de tropen: https://www.climategate.nl/ipcc-exposed/

39
voorspellingen meer afwijken van de werkelijkheid, het IPCC de voorspellende waarde
van deze modellen sterker inschat. In 2015 wordt een opwarming t.o.v. 1975 van meer
dan 0,8 graden verwacht in de troposfeer van de tropen . Men spreekt deze
verwachting uit met een zekerheid van 95%, terwijl de werkelijke opwarming maximaal
0,25 graden was. Ik kan dit niet verklaren. Het geloof in modellen is kennelijk veel
groter dan het werken met trendlijnen. Zie onderstaande figuur.

In de afbeelding is tevens te zien dat het IPCC uitgaat van zeer veel modellen en
daarbij, zo lijkt het, de uitkomsten te middelt om zo te komen tot een best guess. Dat is
geen wetenschappelijk verantwoorde methode, integendeel. Bedenk daarbij dat er
thans meer dan 300 modellen zijn!
Modellen zijn tot nu toe slecht in staat om de temperatuurontwikkeling op aarde, zelfs
op een relatief korte termijn, te boorspellen. Desondanks worden deze zonder
terughoudendheid gebruikt door het IPCC en andere instanties om ons er van te
doordringen dat een grote opwarming aanstaande is. Ik wil nog een voorbeeld geven,
nu van de prognose voor de gemiddelde temperatuur in de atmosfeer nabij de bodem.
Daarbij kijk ik naar het onderzoek van Christy . Hij gebruikt daarbij 38 klimaatmodellen
uit de CMIP5 dataset. Meer hierover is te vinden in de Climate Explorer van het KNMI.

40
De modellen leveren ten opzichte van metingen steeds een te hoge waarde op. De
rode en blauwe lijnen geven de werkelijke opwarming weer. De werkelijke waarden
geven een opwarming aan,die zeer veel lager liggen dan de prognoses van de
modellen. Op deze trend baseer ik mijn inschatting van tussen de 1,50 graden in de
periode 1850-2100 plus of min 0,50 graden. Zie hoe de 3-jaarlijkse gemiddelde
opwarming sterker varieert dan de totale opwarming in de periode 1980-2018, welke
ongeveer 0,5 graden bedraagt.

Bron: Roy Spence

Mijn bedenkingen bij deze en soortgelijke prognoses zijn:


-de modellen nemen niet als uitgangspunt het begin der opwarming vb. 1850
-de zeer grote spreiding in de resultaten wordt niet verklaard
-de belangrijkste parameters,die in alle modellen zouden moeten worden gebruikt,
worden niet benoemd

41
Als ik me daarbij de complexiteit van deze modellen voorstel dan kan ik de resultaten
van deze modellen niet interpreteren. Ik heb geen idee van de sterkte van de positieve
en negatieve terugkoppelingen en van de belangrijkste ‘drivers’. Als ik de vele, vele
prognoses overzie dan kom ik met enige goede wil, maar helaas net als het IPCC niet
wetenschappelijk onderbouwd, tot een opwarming in 2050 t.o.v. 1850 van 1,50 graad
Celsius met een variatie van 0,50 graden. Daarmee zit ik nog ver boven de inschatting
van het KNMI dat in 2050 een stijging van ongeveer 1 graad boven het peiljaar 1850
verwacht. Dit zijn grote verschillen t.o.v. de verwachtingen van het IPCC. En vooral
t.o.v. vele klimaatmodellen.
Los van de prognoses voor de temperatuurontwikkeling zijn er vele andere
onderzoeken, die afwijkende resultaten opleveren t.o.v. die van het IPCC onderzoek.
Een voorbeeld is:
-het KNMI stelt de resultaten van modellen vb. bij prognoses van watertemperaturen
(SST-onderzoek) niet overeenstemmen met metingen
-

Er is nog veel werk te doen m.b.t. het vergroten van de betrouwbaarheid van de
klimaatmodellen. We zullen zien dat de voorspellingwaarde van klimaatmodellen niet
groter wordt naarmate zij complexer worden. Deze voorspellingswaarde is niet veel
groter dan de theoretsiche berekeningen van Arrhenus of de berekeningen in de
handleiding oor natuurkundeleraren. Kort door de bocht: er zijn te veel onzekerheden
in de variabelen, in hun werking en in de terugkoppelingen. Dat los je met meer
complexiteit niet op. Daar is meer theoretisch inzicht voor nodig.
Prof. Dr. Gerbrand Komen50, voormalig Hoofd Klimaat Onderzoek en Seismologie van
het KNMI, stelt ‘Wat je ook test, modellen van complexe systemen zijn niet te
bewijzen’. Hij wijst op het belang van modellen voor de attributie van waargenomen
veranderingen in het menselijk handelen van mogelijke toekomstige ontwikkelingen.
Hij vraagt zich af ‘waarom zou je deze modellen vertrouwen?’ Het maatschappelijk
debat bewijst er wel op dat dit geen academische vraag is. Het IPCC spreekt van
‘considerable confidence’, terwijl anderen juist weinig vertrouwen hebben. Kennelijk
heeft het vertrouwen in modellen een subjectief element, al dan niet cultureel
bepaald.

De aarde als systeem heeft een groot ingebouwd vermogen om het klimaat te
reguleren. Omdat de huidige klimaatmodellen hier geen rekening mee houden vinden
veel wetenschappers dat de ingeschatte opwarming door het IPCC te hoog is.

Vertrouwen in de wetenschap
Het vertrouwen in de kwaliteit van de huidige klimaatmodellen is eerder kleiner dan
groter geworden. De reden daarvoor zijn de toegenomen onzekerheden o.a.:
-de driving forces achter de klimaatverandering, vb. chemische stoffen, straling,
warmte-uitwisseling
-de sterkte van de invloedsvariabelen (de driving forces) en hun onderlinge relaties en
terugkoppelingen

50
Gerbrand Komen heeft op 25 november 2017. een bijdrage geleverd op de site Wetenschappelijke modellen
getiteld Klimaatmodellen, onzekerheid en vertrouwen.Richard Feynman en Judith Curry zetten kanttekeningen bij. “Scientific
knowledge is a body of statements of varying degrees of certainty — some most unsure, some nearly sure, but none absolutely
certain”

42
-natuurkundige, regulerende processen (positieve en negatieve terugkoppelingen)
zoals vb. de relatie water, waterdamp en waterdruppels (wolken), stralingsuitwisseling
in de troposfeer, warmte-uitwisseling tussen oceanen en dampkring en tussen beiden
-cyclische fluctuaties in vb. zonnestraling, kosmische straling
-veranderingen in Albedo door natuurlijke en menselijke activiteit
-veranderingen in stralingsabsorptie vb. bij hogere concentraties CO2
- de schaalverkleining, waardoor er steeds gedetailleerder inschattingen nodig zijn voor
toekomstige ontwikkelingen

Jeroen van der Sluijs51 heeft in dit verband het begrip ‘onzekerheidsmonster’
ingevoerd. In zijn artikel uit 2005 onderscheidt van der Sluijs verschillende manieren,
waarop met dit monster wordt omgegaan: ontkenning, vereenvoudiging en
‘assimilatie’. Het IPCC heeft geprobeerd, en probeert nog steeds, om het ‘monster’ te
temmen door het hanteren van strakke en verstandige richtlijnen voor de
communicatie van onzekerheden. Prijzenswaardig, maar lastig in de praktijk. Zo noemt
het recente IPCC Special Report on Managing the Risks of Extreme Events and Disasters
to Advance Climate Change Adaptation het ‘zeer waarschijnlijk (90 tot 100 % kans) dat
hittegolven in lengte, aantal en intensiteit op de meeste plaatsen boven land zullen
toenemen’. Dit percentage suggereert een mate van exactheid die m.i. onmogelijk
waar kan zijn, omdat in deze bewering niet expliciet gemaakt wordt hoe groot het
vertrouwen is dat de auteurs in klimaatmodellen hebben.
Hoe nu verder? Van der Sluijs heeft, op basis van eerder werk van Funtowicz en Ravetz,
al in 2005 een mogelijke weg aangegeven onder de noemer ‘assimilatie’: eerlijk, open
en transparant zijn over onzekerheid en onwetendheid, en ruimte geven voor wat wel
‘extended peer review’ genoemd wordt. Daarbij worden ook belanghebbende
individuen en groepen ingeschakeld, die nu nog niet zelf bij het IPCC onderzoek
betrokken zijn. Zie bv wat Hanekamp in 2010 opmerkt over de discussie over‘Watts Up
With That?’.

Waardering van/voor klimaatmodellen is een ding, waardering voor de wetenschap is


nog iets anders. Die waardering is een kostbaar goed. Von Storch spreekt in dit
verband van ‘kapitaal’ dat je kunt vergroten, maar ook vernietigen. Helaas is het
vertrouwen in de klimaatwetenschap niet meer vanzelfsprekend, getuige de reacties
op bijvoorbeeld climategate.nl. Meer openheid en een bredere participatie van
wetenschappers in het klimaatdebat zou de waardering van de klimaatwetenschap
kunnen vergroten.

Onzekerheden
We hoeven niet meteen over een ‘monster’ te spreken, maar we moeten wel erkennen
dat er in de klimaatwetenschap en vooral in de modelmatige berekeningen veel
onzekerheden zijn. Ed Hawkins en Rowan Sutton 52, zieThe potential ro narrow
uncertainty in regional climate predictions, 2009, hebben onderzoek gedaan naar de
onzekerheid in klimaatmodellen. Zie onderstaande figuur, waarin de oranje kleur de
interne variabiliteit aangeeft.

51
Jeroen van der Sluis Uncertainty as a monster in the science–policy interface: four coping strategies. Zie:
http://www.nusap.net/spe/UPEMmonsters.pdf
52
Zie: https://journals.ametsoc.org/doi/pdf/10.1175/2009BAMS2607.1 en
file:///C:/Users/User/Documents/CO2%20en%20klimaat/onzekerheden.pdf

43
Mark Maslin en Patrick Austin van het University College in Londen hebben ook over
de onbetrouwbaarheid en de onzekerheid in juni 2012 in Nature een artikel
gepubliceerd onder de titel ‘Climate models at their limit?’. Hierin wijzen zij op de
oorzaken van de paradox dat meer complexiteit – meer onbetrouwbaarheid en
onzekerheid oplevert.

De oorzaken van deze paradox zijn divers. De meest voor de hand liggende is het feit
dat modellen de werkelijkheid niet zijn. Modellen zijn per definitie niet in staat om het
zeer complexe systeem van het aardse klimaat betrouwbaar na te bootsen. Oreskes et
al. van de University of California hebben aangetoond dat het daarom onmogelijk is om
de deugdelijkheid van klimaatmodellen vast te stellen en te valideren.
De tweede factor is dat de opzet van modellen sterk uitleen loopt, en dus ook de
parameterisatie van belangrijke klimaatprocessen zoals wolkvorming. Vooral de grote
ruimtelijke variatie van de neerslag zorgt er al voor dat regionale voorspellingen hoogst
onzeker zijn. Zo levert een van de bekendste modellen, HadCM3 van Metoffice, een
onnauwkeurigheid van de jaarlijkse afvoer van het stroomgebied van de Mekong
Rivier van een afname van 5,4% tot een toename van 4,5%. De maandelijkse afvoer
schommelt zelfs van -16% tot +55%. Dit is een inschatting waar geen enkele
beleidsmaker iets mee kan.
De derde oorzaak is dat de verwachte hoeveelheden broeikasgassen en aerosolen aan
het einde van deze eeuw gebaseerd zijn op economische modellen, die zonder twijfel
maar een slag slaan naar het gebruik van fossiele energiedragers over 90 jaar. De
energiemarkt is heftig in beweging: aan de ene kant zien we een toename van
‘groene’ energiebronnen, aan de andere kant worden steenkool en aardgas steeds
goedkoper dankzij nieuwe wintechnieken. Er is niemand die kan overzien wat dat
betekent voor de situatie over 10 jaar, laat staan over 90 jaar. Daar is nog aan toe te
voegen dat de exacte invloed op het aardse klimaat van broeikasgassen en aerosolen
nog lang niet duidelijk is. Dat is een nogal boude uitspraak van Maslin gen Austin, maar
wel een waar ik graag bij aansluit. In deze zoektocht ben ik veel opvattingen van
wetenschappers tegen gekomen, die me daarin sterken.

De huidige generatie klimaatmodellen zijn goed in staat om de onzekerheden van


complexe factoren te kwantificeren. De chemie van de atmosfeer en de ruimtelijke
resolutie van de nieuwe modellen zijn beter dan ooit. Maar tegelijkertijd betekent het
incorporeren van complexe processen tevens het toevoegen van meer onbekenden.
Analyse van deze nieuwste modellen toont bijvoorbeeld een grotere spreiding van de
voorspelde globale temperatuur dan voorheen. Zolang deze modellen deze grote
spreiding blijven vertonen is het duidelijk dat de modellen nog niet goed genoeg zijn.

44
Het middelen van de resultaten, zoals het IPCC doet, is niet wetenschappelijk
verantwoord. Men zou de modellen naast elkaar moeten leggen en nagaan waarom
deze verschillen ontstaan. Vervolgens zullen e betere algoritmen, coëfficiënten en
aannamen moeten worden gemaakt om de uitkomsten van de modellen meer met
elkaar in overeenstemming te brengen.

Wat ook speelt bij ‘onbetrouwbaar en onzeker’ is het draagvlak binnen de wetenschap.
Het meest recente AR5 is voorbereid door ongeveer 1250 wetenschappers, waarvan
een groot aantal postdoctoraal studenten. Bijna een derde van de papers, die zijn
gebruikt bij AR5, zijn niet peer reviewed. Het IPCC moet ophouden met te beweren dat
97% van alle wetenschappers het onderzoek van IPCC steunen. Dat is pertinent niet
waar. Welke wetenschappers bedoelt het IPCC?: alleen klimaatwetenschappers?,
alleen zij die door de peers zijn gereviewed? ; alle wetenschappers? Pas op dat d
Een beetje overdrijven v0or het goede doel is niet zo erg, maar wees daar open over.
Pas op dat de bom niet barst. Het lijkt er op dat kritische klimaatwetenschappers, zij
die de consensus van het IPCC niet delen, een groter stempel gaan drukken op het
klimaatdebat. Dat juich ik toe. Ik verwijs hiervoor naar de link in de voetnoot53.

Persoonlijke conclusie
Ik besef dat mijn analyse van de problematiek van en rondom klimaatmodellen zeer
onvolledig is. Maar ik ben op een zoektocht, zoals iedereen zou moeten doen, en moet
ondanks beperkte inzichten een persoonlijke beslissing maken over de status quo van
de klimaatmodellen. Alles overziend wil ik hier mijn eigen opvatting over modellen, en
klimaatmodellen in het bijzonder, aldus samenvatten:
-modellen zijn zeer nuttig en noodzakelijk om gevolgen van bepaalde
invloedsgrootheden, met name in een zo complex system als het klimaat, door te
rekenen
-modellen kunnen alleen zinvol gebouwd worden als er een inzicht is in de ‘werkingen’
van deze invloedsgrootheden bij de modelbouwers zelf
-dit inzicht kan alleen verkregen worden door theorievorming en het daarbij
behorende onderzoek54
-alleen ‘modelbouwers’ hebben voldoende inzicht in de door hen gemodelleerde
werkelijkheid en alleen zij kunnen de resultaten van de berekeningen interpreteren.
-Zij kunnen deze resultaten van de berekeningen met de betreffende theoretice
bespreken en in overleg met hen de modellering aanpassen.
-het klimaat is een complex systeem, wellicht te complex voor een ‘totaal’-model.
Wellicht is het beter om op basis van de verkregen inzichten deelsystemen te
modelleren

Uit alles wat ik lees, uitgezonderd de lobbies van vb. de energiesector, concludeer ik
dat er een -voldoende sterk draagvlak voor de onderliggende doelen van het
klimaatbeleid. Dit draagvlak zou gebruikt moeten worden om maatregelen voor
mitigatie en adaptatie op te funderen. De door het PCC gevolgde werkwijze sluit daar
te weinig bij aan. Deze is gericht op een autoritaire, wetenschappelijke bewijsvoering
op basis van consensus m.b.t. de opwarming door antropogene CO2 (AGW). Dit roept
vragen en weerstanden op, die de nodige maatregelen voor mitigatie en adaptatie in
de weg kunnen staan.
53
blogs over onderzoek klimaatverandering: https://klimaatverandering.wordpress.com/bart-verheggen/
54
Richard Feynman zei het al: ‘It doesn’t matter how beautiful your theory is, it doesn’t matter how smart you are. If it doesn’t agree
with experiment, it’s wrong’. En dat geldt in het kwadraat voor modellen. Modellen moeten passen binnen de theorie en zij moeten
overeenkomen met de werkelijkheid.

45
Dit gezegd zijnde, ga ik in de volgende paragrafen verder in op de organisatiestructuur
van het klimaatonderzoek, waarin het IPCC een centrale rol speelt, en op de politieke
besluitvorming m.b.t. het klimaat. Deze besluitvorming is op internationaal niveau
vooral binnen de VN tot stand gekomen. In de meeste landen zijn deze besluiten nog
weinig geïmplementeerd. Ik heb gezocht naar de oorzaken hiervan. Waarom zijn er
steeds weer impasses in de klimaatdiscussies en vooral in de uitvoering van de nodige
maatregelen op nationaal niveau. Elk land heeft zo zijn eigen verhaal, maar ik kijk
natuurlijk vooral naar Nederland, een land dat ‘gidsland’ wil zijn, maar door de
werkelijkheid veroordeeld lijkt te zijn tot een van de ‘slechtste jongetjes van de klas.
In de laatste paragraaf ga ik dieper in op het onderzoek binnen het kader van het IPCC.

46
Organisatiestructuur achter het klimaatonderzoek

Tot medio 20-ste eeuw werden meteorologische gegevens nationaal verzameld en


verwerkt. Dat veranderde toen grote onderzoeksbureaus klimaatmodellen. begonnen
te ontwikkelen en er wereldwijde klimaatstudies werden opgezet. Voor deze studies
waren gegevens van over de hele wereld noodzakelijk. Voorbeelden waren het Global
Atmospheric Research Program (GARP )55 en het FGGE, die met hun Global Weather
Experiment (GWE) een grote sprong voorwaarts m.b.t. klimaatgegevens imaakten.
Deze sprong voorwaards gold zowel de organisatie van het klimaatonderzoek alsde
methoden van dataverzameling en -verwerking en van de internationale
samenwerking.

Vanaf 1979, het First GARP Global Experiment (FGGE), werden satellieten het
belangrijkste instrument voor de weersvoorspellingen van meteorologen en voor de
bouwers van klimaatmodellen , in deze notitie vaak Global Climate Models (GCM’s)
genoemd. Daardoor kregen NASA in Amerika en ESA in Europa een belangrijke rol in
de verzameling van klimaatgegevens.
GARP stimuleerde deze ontwikkelingen t door het organiseren van meetings voor de
snelgroeiende groep van ‘modellenbouwers’. Ook GATE en FGGE stimuleerden dat,
omdat zij behoefte hadden aan assimilatiemodellen om hun gegevens beter te kunnen
verwerken als input voor de simulatiemodellen (GCM’s). Evenals WWW was FGGE een
bewuste oefening in het uitwerken van/voor een globale datastructuur. Binnen GARP
werd dit gezien als een test van de technologie van de dataverzameling en –
verwerking, en ook een test van een goed functionerend globaal systeem hiervoor en
ook een test van de internationale samenwerking. Daarbij waren 140 landen, veel
schepen en satellieten en vliegtuigen, veel mensen en geld betrokken.
GARP-planners verloren het doel, de klimaatverandering, nooit uit het oog en bleven
meetings organiseren voor de verschillende klimaatonderzoekers. Daarbij hechtten zij
een groot belang aan de onderlinge vergelijking van de verschillende GCM’s. Zo
presenteerden in 1974 15 groepen in totaal 19 GCM’s. Deze kwamen uit de Soviet
Union, Australië, Japan, Denemarken, Zweden, Engeland en de VS. Ik weet niet of er bij
het opstellen van deze modellen veel geologen, meteorologen of
klimaatwetenschappers betrokken waren.
In die jaren was het bouwen van modellen een booming business. Ik was zelf
betrokken bij Landuse-Transportation modellen. Dat waren ook zeer complexe
modellen, de toekomstige verkeersstromen als afhankelijke van .de ruimtelijke
spreiding van activiteiten van verschillende vervoerssystemen werden berekend. De
grootste inbreng kwam in die tijd van wiskundigen, programmeurs en statistici. Ik vrees
dat dat bij klimaatmodellen niet anders was.
In mijn eerste verkenning was ik vooral gefocust op onderzoeksgegevens, die de
standpunten van voor- en tegenstanders van de AGW ondersteunden. In deze
verkenning draait het bij mij vooral om de klimaatmodellen zowel hun invloed op het
beleid als de enorme discrepanties in de uitkomsten van deze modellen. Modellen
voorspellen een opwarming van minder dan 1 tot meer dan 6 graden op het eind van

55
GARP was een conglomeraat van vele onderzoeksbureau, zowel universiteiten, overheid als particulier, die aan het immense prnject
van het in beeld brengen van het klimaat zowel in de oceanen als in de atmosfeer. Aan dit conglomeraat waren de volendeinstituten
geaffilieerd: AA(National Oceanic and Atmospheric Administration, Atlantic Oceanographic and Meteorological Laboratory Miami,
Florida 33149, U.S.A.), AB(), AC(Lamont-Doherty Geological Observatory, Columbia University, Palisades, New York, U.S.A.),
AD(Massachusetts Institute of Technology Cambridge, Massachusetts, and National Oceanic and Atmospheric Administration, Pacific
Marine Environmental Laboratory, Seattle, Washington, U.S.A.), AE(Woods Hole Oceanographic Institution, Woods Hole,
Massachusetts 02543, U.S.A.), AF(National Museum of Natural History, Physical Oceanography Laboratory, Paris, France)

47
de 21-ste eeuw. Wat moet het beleid daarmee? Dat is juust wat de wetenschappers
van o.a. GARP wilden voorkomen. Dat het IPCC deze uitkomsten lijkt te ‘middelen’ is
voor het fiasco van dit sort klimaatonderzoek.

De infrastructuur voor de klimaatwetenschap werd uitgebreid door organisaties als


GARP, World Weather Watch (WWW), Gate, FGGE, WMO en ICSU en nog veel andere
organisaties. Er was daarbij geen centrale controle, geen geautoriseerde
systeembouwer. Het klimaatonderzoek, met name dat middels simulatiemodellen, was
een web van systemen, die meestal op nationaal niveau door individuele diensten
werden aangestuurd. Ondanks problemen met datamanagement en de verschillende
aanpak van de modellenbouwers was dit toch een creatieve, nuttige bezigheid volgens
Smagorinsky:
“ the problem of modeling the atmosphere is not so straightforward that there is only
one path. . . . For many groups to work on the same problem is wasteful duplication
only if they make the same mistakes. The cause is moved ahead by the collective
activity of different groups when they make different mistakes.”

We moeten het klimaatdebat in een bredere context zien dan alleen de toename van
CO2. Het ozongat, de zure regen en de verwoestijning waren eveneens zeer belangrijke
aandachtspunten voor het beleid. De strijd in de jaren 70-tig tussen de afkoeling door
aerosolen en de opwarming door CO2 leverde de eerste grote politieke beleidsacties
op. Voorbeelden zijn:
In 1979 produceerde het White House Office of Science and Technology (OSTP) het
Charey Report ,waarin werd gesteld date en verdubbeling van het CO2 gehalte in de
atmosfeer een opwarming zou betekenen van 3,5 graden plus of min 1,5 graden.
Celsius.
In1979 vond ook hete eerste Wereldklimaatcongres in Geneve plaat. Daar werd
besloten dat er een onderzoeksactie noodzakelijk was om het klimaatbeleid vorm te
kunnen geven. Het Worldwide Climate Researcch Program (WCRP) werd opgericht
onder het sponsorschap van VN, de WMO en het ICSU. Daarmee werd het GARP-
programma , zie vorige paragraaf, in feite wereldwijd uitgerold. Vanuit deze
inspanningen zou later binnen de VN het International Panel on Climate Change (IPCC)
worden opgericht.

In 1978 werd door het Joint Organizing Committee onder leiding van Smagorinsky een
conferentie gehouden over klimaatmodellen op basis van computerberekeningen en
over de simulatie van de feitelijke klimaatontwikkeling, op basis van deze modellen.
Daarbij werd uitgegaan van een prognose op basis van actuele ontwikkelingen op basis
van data van FGGE. Deze analyses duurden enkele jaren. In deze periode werd GARP ’s
Climate Dynamics sub-program omgevormd tot het World Climate Research Program,
waarvan Smagorinsky de eerste voorzitter was.
GARP heeft een grote stempel gedrukt op de aanpak van het klimaatonderzoek binnen
het IPCC. Men moet wel bedenken dat in die tijd het IPCC in feite in concurrentie was
met andere onderzoeksgroepen en dat de ervaring van GARP zeer welkom was. Het
onderzoek door GARP e.a. markeerde een verbazingwekkende omslag in de
internationale samenwerking, die later de basis zou vormen voor het
klimaatonderzoek, zoals vb. binnen het IPCC. Een goede beschrijving van deze
ontwikkelingen is te vinden in A Vast Machine, Computer Models, Climate Data, and
the Politics of Global Warming, Paul N. Edwards, 2010.

48
Naast de invloed van GARP op de besluitvorming van de VN m.b.t. de
klimaatverandering en de oprichting van het IPCC speelde ook de onvrede binnen de
politiek, die weinig geduld had voor theoretische beschouwingen en die zekerheden
wilden. Klimaatmodellen liken deze zekerheden te bieden. Het klimaatonderzoek op
basis van klimaatmodellen werd steeds meer bepalend in het klimaatdebat en ook in
het klimaatbeleid. In die tijd was de VS een hierin een voortrekker. Het GARP werd in
1978 verbreed tot een internationaal programma.

Vooral de VS was zeer actief in het onderzoek naar klimaatverandering. Naast GARP,
die met onderzoek en modellen bezig was, speelde ook de NASA een steeds
belangrijker rol in de verzameling van klimaatgegevens. De grote klimaatonderzoeken
met klimaatmodellen leidden in de 80-er jaren tot politieke veranderingen. In de VS
werd door het White House Office of Science and Technology (OSTP) het Charey-report
gepubliceerd, waarin werd aangetoond dat een verdubbeling van het CO2 gehalte zou
leiden tot 3.5 graden Celsius plus of min 1,5 graden. De range was dus versmald tot 2 -
5 graden opwarming bij verdubbeling van hetCO2 gehalte. Algemeen wordt vanaf
datmoment een positief verband als bewezen voorondersteld. Het onderzoek van o.a.
de waarnemingen in het observatorium van Mauna Loa in 2009 maakte twijfel over de
relatie CO2 en opwarming bijna tor een wetenschappelijke halszaak.
Vanaf medio jaren 80-tig werden klimaatmodellen de basis voor politieke beslissingen,
die hierdoor werden gelegitimeerd. Zie vb. de parallel in Nederland: geluidsmodellen
voor vliegtuiglawaai o.b.v. Kosteneenheden en de Verkeers- en Vervoermodellen voor
het onderbouwen van de nodige infrastructuur.

Door de modelmatige, wiskundige klimaatstudies en door de toenemende beschikbare


data en kennis werd het accent binnen het klimaatprobleem steeds meer gelegd op de
relatie tussen CO2 en de opwarming. Dat betekende feitelijk een sterke inperking van
de klimaatstudies. Dat was voor de politiek van die tijd echter geen probleem. Wellicht
was het een zegen, omdat men hiermee een stevig handvat kreeg voor de keuze van
beleidsmaatregelen en op de ‘schuldigen’ en de ‘slachtoffers’. Of dit terecht was weet
iik niet. Ik verwijs hiervoor naar de vorige paragraaf.

In de volgende paragraaf ga ik in op hoe de politiek is omgegaan met het


klimaatprobleem.

49
50
Politieke besluitvorming m.b.t. het klimaat
Hoewel de lokale en nationale politiek tot de 80-tiger jaren weinig interesse toonde
voor de klimaatverandering, was er binnen de VN al vanaf 1972 wel veel aandacht
voor. Een voorbeeld is de Landmark Conference in Stockholm, de UN Scientific
Conference ook wel de First Earth Summit genoemd, waar het United Nations
Environmental Program (UNEP) werd opgericht. Daarbij speelden de
ontwikkelingslanden een belangrijke rol.

Zoals in Bijlage 2 verder wordt aangetoond heeft de Algemene Vergadering van de VN


herhaaldelijk resoluties aangenomen om de door de mensheid veroorzaakte
opwarming (AGW) aan te pakken en maatregelen te nem om de negatieve gevolgen
hiervan voor bepaalde regio’s te verminderen. Ook wordt er veel gesproken om de
opwarming door minder uitstoot van broeikasgassen te mitigeren en om de
leefsystemen aan te passen, adapter, aan veranderende omstandigheden.

Binnen het werk van de VN spelen, zoals altijd en overal, veel politieke
machtsspelletjes. Een voorbeeld van politieke beïnvloeding is de benoeming van Tolba,
een Egyptenaar, die korte tijd president was van het Egyptische IOC en in 1972 Egypte
vertegenwoordigde op de landmark conferentie in Stockholm. Hij werd toen de eerste
directeur van UNEP, wat hij tot 1992 bleef. Hij pakte het probleem van het ozongat,
dat hij centraal op de agenda van Vienna Convention wist te krijgen, voortvarend aan.
Hij kreeg het voor elkaar om in 1987 het Montreal Protocal te doen opstellen, waarin
alle landen zich verplichtten de uitstoot van aerosolen te beperken. Hij speelde een
significante rol bij de creatie ven het IPCC, waarin hij ook een centrale rol ambieerde.
Deze rol was echter, vanwege de invloed van GARP ed. weggelegd voor een
Amerikaan.
Hierdoor werd een stempel gedrukt op het programma van het verzamelen van data,
het kalibreren van modellen en de analyses van de resultaten, welke vooral afgestemd
waren op het programma van GARP. Dit heeft tot op de dag van vandaag een grote
invloed op het werk van het IPCC en de kritiek op het werk van het IPCC.

Door de verstrengeling van politiek en wetenschap ontstonden er conflicten tussen


wetenschappelijke inzichten en politieke haalbaarheden56. Uiteindelijk werd de
wetenschap gevraagd om politieke uitgangspunten keuzen wetenschappelijk te
onderbouwen. Daar werd volgens mij een grens overschreden, waarvoor de
wetenschap niet voor gesteld had mogen worden. Voorbeelden zijn het ontstaan van
onvoldoende draagvlak voor het inzicht dat het klimaat zich ontwikkeld in de richting
van een catastrofale opwarming. De wetenschap kan velerlei onderbouwingen geven
op deelgebieden en kan suggesties aandragen voor verbeteringen, maar kan het
bestaan en de noodzaak van een bepaalde aanpak niet ‘bewijzen’, ondanks
krampachtige pogingen daartoe.
De politiek is verdeeld is langs vele verschillende scheidslijnen o.a. tussen nationale
belangen en bedrijfsbelangen, tussen sociale geledingen, tussen ontwikkelings- en
ontwikkelde landen etc..De politiek zal nooit een volledig draagvlak kunnen verwerven
en zal zelfstandig moet besluiten over maatregelen op het gebied van mitigatie en
adaptatie. In feite us dit op het allerhoogste niveau binnen de VN reeds in vele

56
Pielke The honest Broker: Wellicht moet policymaking niet gebaseerd worden op wetenschappelijk basis (grounding, foundation) .
Het gaat niet om zekerheden maar om waarschijnlijkheden bij politieke afwegingen van belangen en maatregelen.

51
resoluties vastgelegd. Waarom gebeurt dat dan niet? Eerst een historisch overzicht van
de politieke bewustwording van het klimaatprobleem.

In de 18-de eeuw werd men zich bewust van de onmetelijkheid en pluriformiteit van
de natuur en men onderzocht hoe de natuur geordend was en beheersbaar gemaakt
kon worden. In de 19-de eeuw werd de natuur als een bron van delfstoffen gezien o.a.
voor het maken van ijzer en voor de opwekking van stoomkracht en later voor de
aandrijving van diesel en benzine motoren. De liberale politiek van laissez-faire schiep
een rijke bovenklasse en een arme ‘onderklasse’, die in naargeestige omstandigheden
in de industrie werkten. De leefomgeving vervuilde, de luchtkwaliteit nam af en de
natuur werd ongelimiteerd geëxploiteerd.

Tot medio 20-ste eeuw was de natuur en het klimaat geen politieke kwestie. De
problemen met chemische insecticiden raakten en gevoelige snaar bij bepaalde politici.
Dit werd langzaam in relatie gebracht met de eerste discussies over duurzaamheid en
klimaatverandering. Toen er een mogelijke schuldige kon worden aangewezen, nl. de
antropogene uitstoot van CO2 door de mensheid, met name door de westerse landen,
ontstond er een politiek draagvlak. De ontwikkelingslanden vonden daarin een handvat
om hulp te vragen voor de negatieve gevolgen van de klimaatverandering, die warden
gevreesd en lokaal ook warden aangetoond. Langzaam ontstond er in de ontwikkelde
landen een milieubewustzijn, waarin vragen warden gesteld bij de uitputting van de
aarde, de vervuiling en bij de mogelijke gevolgen van de opwarming. Er ontstond een
draagvlak voor de klimaatdiscussie en een klimaatbeleid.

De klimaatverandering was een theoretisch onderwerp voor enkele natuurkundigen,


die de mogelijke opwarming door de CO2 uitstoot onderzochten. Niet de opwarming
was medio 20-ste eeuw een drijvende factor maar eerder de angst voor een nakende
ijstijd. In de jaren 70-tig brak ook bij de politiek het besef door dat de roetvorming
door de verbranding van steenkool en het ongebreidelde gebruik van pesticiden het
milieu onherstelbaar aan het veranderen was en bijna nooit ten goede. Zie vb. boeken
van Rachel Carson als The Edge of the Sea (1955) en Silent Spring (1962).

Eind jaren '60 richtte een groep wetenschappers, politici en en economen een
onafhankelijke denktank op om de aandacht
te vestigen op een aantal milieuproblemen,
die het gevolg waren van de mondiale
ontwikkeling. Deze groep bracht in 1972
onder de naam De Club van Rome57 in
samenwerking met vele NGO’s het
invloedrijke rapport uit De grenzen aan de
groei58. Dit rapport werd opgesteld door een
team van het MIT o.l.v. Dennis Meadows.
Centraal stond de ev
uitputtingsproblematiek, waarbij de

57
Zie: http://www.milieufocus.nl/factsheets/c/club-van-rome.html
58
Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/De_grenzen_aan_de_groei
Na 30-jaar Limits to Growth werd in 2002 duidelijk dat het doemscenario zich niet heeft voltrokken. De modellen bleken niet te
kloppen. In de Volkskrant vroeg men zich af of de modellen van het IPCC wel kloppen. Het rapport van de Club van Rome was vrij
strikt in zijn uitgangspunten. Afwijkende meningen werden niet meegenomen. Er was maar één waarheid, zoals er ook bij het IPCC
maar één milieuwaarheid, nl CO2 is de boosdoener, is. Waarom kiest het IPCC dezelfde koers?
Meervoudige antwoorden zijn verdacht. Van Asselt: 'Zo'n extra paragraaf met de ‘tegengeluiden’ zou wetenschappelijk meer integer
zijn geweest, maar politiek onhandig. Omdat we niet kunnen omgaan met pluralisme worden tegengeluiden opgeblazen. … dus blijft
de wetenschap quasi-zekerheden produceren terwijl men die eigenlijk niet heeft.'.

52
doortrekking van ontwikkelingen middels computermodellen van Forrester op
gebieden als bevolkingsgroei, industrialisatie, vervuiling, voedselproductie en
uitputting van natuurlijke hulpbronnen, tot een doemscenario leiden, dat zich
omstreeks 2025 zou realiseren als er geen politieke maatregelen zouden worden
getroffen. De conclusie was : ‘de aarde kan de exponentiële groei van het verbruik van
natuurlijke grondstoffen, vervuiling als gevolg van het verbruik van fossiele
brandstoffen o.a. CO2, de voortgaande groei van productie- en consumptie en de
bevolkingsgroei niet aan’. De politiek werd hierdoor wakker geschud. Er dienden
letterlijk ‘grenzen aan de groei’ te worden gesteld.

Het is inmiddels duidelijk dat ondanks dat er geen beperkingen aan het
grondstofgebruik zijn gekomen en de sterke groei van de consumptie, ook in de
ontwikkelingslanden, het doemscenario niet is uitgekomen. Daarvoor zijn vele redenen
aan te geven. De belangrijkste is echter dat het model geen rekening hield met
negatieve terugkoppelingen, technologische ontwikkelingen en intrinsieke
tekortkomingen van de modelstructuur o.a. exponentiële groei.

De politieke belangstelling voor het ‘klimaatprobleem’ nam in de jaren 70-tig en 80-tig


toe. Zo ontstond er een voedingsbodem voor vb. het eerste Wereldklimaatcongres in
Genève in 1985. Dit leidde ook tot een politiek draagvlak voor het geven van de
opdracht door de VN- World Commission on Environment and Development
(WCED)aan de Commissie Brundtland om de relaties tussen economische groei,
milieuvraagstukken en armoede- en ontwikkelingsproblematiek te onderzoeken.
De VN-Commissie Brundtland rondde zijn opdracht af in1987. Het Brundtland
onderzoek was niet specifiek gericht op de globale circulatie van CO2 binnen het kader
van de pwarming maar eerder op het meten van de gevolgen van het verstoken van
fossiele brandstoffen en op het effect van Koolstof-14 en van aerosolen. Dit onderzoek
leidde tot de overtuiging dat de mensheid verantwoordelijk is voor de
klimaatverandering. Het kernbegrip in het
Brundtland-rapport ‘Our Common Future’
(1987)was ‘duurzaamheid’.
De belangrijkste conclusie van het rapport was dat
de belangrijkste mondiale milieuproblemen het
gevolg waren van de armoede in het ene deel van
de wereld, en de niet-duurzame consumptie en
productie van het andere deel van de wereld. Het
rapport riep voor het eerst op tot duurzaam
ontwikkelen en tot het tegengaan de degradatie
van de natuur door de vervuiling en tot het
bestrijden van de armoede.
Dit werd ondersteund door de WCED, maar het
accent verschoof, helaas, daarna heel sterk in de
richting van het verminderen van CO2-emissies. Dit rapport gaf wellicht de doorslag
binnen de VN om het IPCC op te richten.

Natuurlijk speelden daarbij zeer veel verschillende belangen o.a. van


wetenschappelijke organisaties en instituten, van ontwikkelings- en ontwikkelde
landen, van bedrijven etc. Verderop in deze notitie kom ik hierop terug. Het thema

Zie:. https://www.volkskrant.nl/archief/schuivende-grenzen-aan-de-groei~a621587/

53
klimaat werd ook een strijdveld van voor- en tegenstanders, waar fake-news de
discussies verziekten. Dat was eigenlijk een belangrijke reden voor mij om deze
verkenningstocht te maken.
Als voorbeeld refereer ik naar Al Gore, een politicus, ondernemer en activist op het
terrein van de opwarming. Hij schakelde in 1984 Carl Dagan in om meer publiciteit te
krijgen voor klimaat problemen met voor het probleem van de AGW en voor de aanpak
hiervan middels emissierechten. Maar hij was niet onpartijdig: hij verdiende toen al
veel, en zou later nog meer verdienen, aan de emissierechtenhandel. De waarheid van
zijn film An Inconvient Truth is op zijn minst discutabel en zeker problematisch, omdat
deze een trend inzette richting mitigatie ten koste van adaptatie. Maar er waren veel
spelers op het speelveld van de klimaatverandering. Berucht zijn de klimaatrapporten
in opdracht van olieconcerns,. Recentelijk is het fake-news van mensen als Trump een
doorn in mijn oog. Het gaat daarbij om twijfel te zaaien, om de politieke
besluitvorming te dwarsbomen.

In deze omgeving was het ondanks een breed gedragen milieubesef eind Jaren 80-tig
moeilijk om een politiek draagvak te vinden voor integrale actie tegen de aantasting
van het milieu en de duurzaamheid, meer algemeen van de gevolgen van de
klimaatverandering. Veel wetenschappers claimden dat er een voldoende mate van
consensus was over de oorzaken van de klimaatverandering en over de noodzaak en
de aard van de maatregelen om hieraan iets te doen. Deze geluiden kwamen met
name uit de hoek van de UNEP en de WMO. Zie vb. de het rapport Context and Early
Origins of IPCC.
De vooronderstelde consensus59 over de juistheid van de oorzaken van de opwarming,
namelijk de uitstoot van CO2 door de westerse landen (aangeduid als AGW), paste
goed binnen de politieke klimaatdiscussie. Deze wetenschappers toonden de noodzaak
aan om deze opwarming tot maximaal 2 graden te beperken. De beperking van de
CO2-emissies werd een focuspunt in het klimaatbeleid ten koste van de andere
speerpunten die in rapporten als Grenzen aan de Groei en Our Commen Future
centraal stonden. Ik ondersteun ook om velerlei andere redenen het beperken en zo
mogelijk afschaffen van fossiele brandstoffen. Deze redenen dienen m.i. meer prioriteit
te krijgen. Dit zou een sterke stimulans kunnen geven aan technologische
ontwikkelingen en ook ten goede kunnen komen van ontwikkelingslanden.
De inperking tot de discussie over AGW en dus alleen over de vermindering van de
CO2 emissies vind ik extreem gevaarlijk. Daardoor wordt de politieke aandacht afgeleid
van grote problemen als vervuiling, vb. plastic, radioactiviteit, het tekort aan goed
drinkwater en natuurlijk van problemen m.b.t armoede en de
vluchtelingenproblematiek. Het draagvlak voor de aanpak van deze problemen wordt
hierdoor verkleind. Maar er zijn natuurlijk ook heel positieve ontwikkelingen, zoals vb.
Het onderzoek naar de ‘levende huid’ van de aarde in ‘Critical Zones’ (CZO’s).

Het beeld, dat door de klimaatwetenschappers werd geschetst van een opwarming in
de 20-ste eeuw van 0,5 graad Celsius en een opwarming van meer dan 2 graden op het
eind van de 21-ste eeuw, heeft een grote indruk op politici gemaakt. Zij werden er van
overtuigd dat een opwarming van 2 graden zou leiden tot een oncontroleerbare
milieuramp. Zij stonden in het Akkoord van Parijs achter het beleidsuitgangspunt dat
de opwarming in de 21-ste eeuw niet meer dan 1,5 graden mag bedragen. Aangezien
de huidige opwarming volgens het IPCC tussen 0.1 en 0,2 graden per decennium ligt is
onmiddellijke politieke actie vereist, zo staat er in het Akkoord.
59
Deze consensus was aanvankelijk veel minder groot dan de wetenschappers van het WCED, WMO, ICSU en GARP beweerden.
Later werd deze consensus door het IPCC als voorwaarde opgelegdbij de interpretatie van de peer reviewd, wetenschappelijke
rapporten. .

54
Ik wil op drie onderwerpen nader in gaan: een overzicht van klimaatconferenties, het
klimaatdebat in Nederland en het werk van het IPCC.

Internationale conferenties over milieu en klimaat


In de jaren 80-tig en later waren er veel rapporten over milieu,
ontwikkelingssamenwerking en klimaatverandering. Deze werden vaak als onderling
gerelateerd gezien. Wetenschappelijke instituten en bepaalde landen namen daarbij
het initiatief. Ook de VN speelde een steeds belangrijkere rol. In die tijd was de VS de
leader in het klimaatdebat en –beleid. Op dit moment is dat juist omgekeerd.

Ook op politiek niveau waren er veel conferenties over het klimaat60, waarvan ik er een
aantal chronologisch noem:
1972: Stockholm: UN Scientific Conference, ook wel First Earth Summit genoemd:
hierin werden in een resolutie de uitgangspunten voor de verbetering van de
leefomgeving, het verminderen van de vervuiling en de aanpak van de
klimaatverandering vast gelegd.
1979: Genève: Eerste Wereldklimaatconferentie van het WMO en UNEP(WCC-3).
Weersverwachtingen en klimaatmodellen vormden de aanleiding maar aals snel kwam
het probleemvan de klimaatverandering op tafel en werd dit probleem voor het eerst
erkend als een ernstig mondiaal probleem. Deze conferentie riep regeringen van over
heel de wereld op om mogelijke door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen te
voorkomen.
1985 New York: installatie binnen de VN van de Advies Groep voor Broeikasgassen
onder auspiciën van de International Council of Scientific Unions (ISCU), het United
Nations Environmental Program(UNEP) en de World Meteorological Organization
(WMO) . Deze commissie moest het probleem van de broeikasgassen bestuderen. Het
Amerikaanse GARP-programma werd hiermee verbreed tot een internationaal
programma, dat mede een basis vormde voor verdere actie binnen de VN. GARP
drukte wel een sterke stempel op de werking van deze commissie.
1985: conferentie in Villach georganiseerd door de UNEP, WMO en het ICSU. Deze
conferentie, de ‘Conference on the Assessment of the role of carbon dioxide and other
greenhouse gasses’ was het startpunt voor internationaal samenhangende pogingen
om begrip te krijgen voor de problemen met betrekking tot de uitputting van de
ozonlaag en de klimaatverandering.
1987: Villach en Bellagio: workshops van de Internationale Advisory Group on
Greenhouse Gases (AGGG , de voorloper van het IPCC), waarin voor het eerst
ecologische klimaatnormen warden voorgesteld . De absolute bovengrens van 2,0°C
baseerde de AGGG op het voorkómen van desintegratie van de Werst-Antarctische
ijskap. Immers, toen het 125.000 jaar geleden 2 tot 2,5°C warmer was, was deze ijskap
gesmolten en was de zeespiegel 5 tot 7 meter hoger dan nu.
1987: Mortreal: Het FCCC, gelieerd aan de Verenigde Naties met een secretariaat in
Bonn kwam voor het eerst bij elkaar in Montreal. Vijf jaar later vond de bijeenkomst
van het FCCC plaats in Rio de Janeiro. De laatste bijeenkomst vond plaats in 1997 in
Kyoto, waarbij vergaande afspraken zijn gemaakt over te behalen vermindering in de
uitstoot van broeikasgassen. Naast de vijfjaarlijkse bijeenkomsten van het FCCC komen
de deelnemende landen elk jaar bij elkaar in de zogenaamde COP (Conference of

60
Zie de volgende links:
http://www.klimaat.be/nl-be/klimaatbeleid/internationaal-klimaatbeleid/ overzicht van klimaatconferenties
http://www.europahuis.be/media/dossier_klimaat.pdf goed overzicht van het EU-klimaatbeleid
https://unchronicle.un.org/article/stockholm-kyoto-brief-history-climate-change

55
Parties, de ‘parties’ zijn de landen die het Kyoto rotocal hebben ondertekend). Tijdens
de COP wordt ondermeer gesproken over de voortgang van de afspraken, die in het
FCCC zijn vastgelegd.
Om te komen tot besluitvorming binnen het FCCC èn beïnvloeding van die
besluitvorming is er intensieve communicatie tussen FCCC afvaardigingen enerzijds en
het in 1988 opgerichte Intergovermental Panel on Climate Change (IPCC)
1987: Global Climate Protection Act , deze wet werd in de VS voorbereid maar
overleefde de stemming niet61.
1988 Toronto: Overleg binnen de VN met wetenschappers, politici en ambtenaren van
48 landen. Centraal stond de vraag ‘wat moeten we nū doen m de opwarming tot 2
graden te beperken? Daar kwam een oproep uit voort om een reductie van de CO2-
emisies met 20% tegen 2005 t.o.v. 1990 te realiseren.
1988: Genève: oprichting van International Panel on Climate Control (IPCC) door de VN
General Assembly Resolutiont 43/53 van 6 december. Hiermee werd een kader
geschapen voor het World Climate Program (WCP). Het IPCC staat onder auspiciën
van WMO en UNEP. De opdracht voor het IPCC werd vastgelegd in de ‘Principles
Governing IPCC Work’:
"...to assess on a comprehensive, objective, open and transparent basis the scientific,
technical and socio-economic information relevant to understanding the scientific basis
of risk of human-induced climate change, its potential impacts and options for
adaptation and mitigation. IPCC reports should be neutral with respect to policy,
although they may need to deal objectively with scientific, technical and socio-
economic factors relevant to the application of particular policies."

Daarbij kreeg een internationaal netwerk van meer dan 2000 wetenschappers de
opdracht een stand van zaken op te maken van tegen 1990 m.b.t. de bestaande
wetenschappelijke kennis van het klimaatsysteem, de gevolgen van klimaatverandering
voor het milieu, de economie en de samenlevingen m.b.t. de mogelijke strategieën om
de gewenste ontwikkelingen en maatregelen als antwoord op deze veranderingen.
1989: Ottawa: over Implementation of Global Security: er is een internationaal
verdrag nodig
1989: conferentie over bescherming atmosfeer en uitnodiging aan bevoegde nationale
organisaties om aan een raamovereenkomst mee te werken d.m.v. met juridisch en
wetenschappelijk onderzoek. De Nederlandse Raamovereenkomst heb ik helaas niet
meer kunnen vinden. Als iemand deze heeft dan heel graag informatie daarover!
1989: Noordwijk: ministersconferentie over luchtvervuiling en klimaatsverandering
1990: het Famework: Voorbereiding Raamverdrag voor de Klimaatverandering
(UUNFCCC) of (INC): bindende verplichtingen, streefdoelen en tijdschema’s voor
emissiereducties.
1992: "Earth Summit" conferential in Rio de Janeiro62 : UN Framework Convention on
Climate Change (UNFCCC). Hier worden afspraken bevestigd over de plichten, lasten en
lusten van het klimaatprogramma: antropogene CO2 emissies zijn vooral de schuld van
het de ontwikkelde, westerse landen en deze moeten voor de kosten van de
ontwikkelingslanden als gevolg van de opwarming opdraaien.
1992: New York: Raamverdrag bij de VN in New York opgesteld voor Conferentie over
Milieu en Ontwikkeling UNCED, het biodiversiteitsverdrag, dat in Rio door
deelnemende landen tot juni 1993 kon worden ondertekend. Het Raamverdrag trad in
1994 in werking.

61
Zie https://www.govtrack.us/congress/bills/100/s420/cebtraal stond dat ‘Anders denken is noodzakelijk is’:
https://annemariayritys.files.wordpress.com/2017/02/global-climate-change-think-act-tank.pdf
62
Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Klimaatverdrag

56
1992: EU onderschrijft de doelen UN Framework Conventie on Climate Change van 29
okt. 1990 art. 14: antropogene emissies van CO2 reduceren vlg. art 4/263.
1992: IPPC publiceert haar First Assessment Report (FAR), twee jaar na haar oprichting:
hierin staat dat het klimaat effectief opwarmt en dat de mensheid
hoogstwaarschijnlijk daarvoor verantwoordelijk is..
1997: Kyoto : Op de derde bijeenkomst van de ‘Parties’ en de UNFCCC (COP 3)
sluiten de ’Parties’ een akkoord: Het Kyoto Protocol, waarin regeringen beloven om
voor 2012 gemiddeld 5% minder broeikasgassen uit te stoten dan in 1990. Dit zou de
hoeksteen worden van het klimaatbeleid van de VN. De doelstellingen verschillen van
land tot land: Voor de EU als geheel gaat het om een vermindering met 8%. De EU
ondertekende als geheel in 2002. De VS ondertekenen het verdrag niet. Landen die wel
ondertekenen verplichten zich tot een Compliance aan de afspraken, welke zijn
vastgelegd in de Kyoto Reference Manual64
2002: Overleg van 63 academies in Tokio werd het InterAcademy Panel (IAP) opgericht.
Het IAP verklaarde haar bezorgdheid over een mogelijke klimaatsverandering. Er is
toen tevens een IAP-Council opgericht met daarin vijftien academies. De KNAW voerde
het secretariaat daarvan. De toenmalige directeur van de KNAW was Reneman?? 65.
2005: Het Kyoto Protocol66 wordt van kracht: meer dan 55 landen hebben het protocol
ondertekend en dat treedt nu in werking. Wetenschappers stellen dat er meer nodig is
om minder dan 2 graden C opwarming te krijgen.

Klimaat onderzoek en -beleid binnen de VN


Voor het klimaatonderzoek is deFramework Convention on Climate Change (FCCC) in
1992 erg belangrijk. Het Raamverdrag inzake Klimaatverandering (FCCC) werd open
gesteld voor ondertekening op de VN onferentie over milieu en ontwikkeling in Rio de
Janeiro in 1992. Dit verdrag is door 165 landen ondertekend, ook door Nederland. Het
verdrag trad begin 1994 in werking. Daarin verklaren deze landen dat zij vrijwillig
meewerken aan het stabiliseren van de uitstoot van broeikasgassen. Een belangrijk
aspect van dit verdrag was dat de deelnemende landen verklaarden bereid te zijn
nationale inventarisaties van de emissies van broeikasgassen te maken en deze
emissies te zullen verlagen op basis van nog volgende onderhandelingen over
internationale verdragen inzake klimaatverandering. In 1997 hebben deze
onderhandelingen geleid tot het Kyotoprotocol, waarin deze verlaging van de emissies
werd vastgelegd. Men wilde de uitstoot van broeikasgassen verminderen door middel
van een "cap and trade"-systeem, waarin een onderscheid gemaakt werd in de
verantwoordelijkheden van ontwikkelde en van ontwikkelingslanden. Veel landen
ondertekenden het Protocol van Kyoto en dat werd in 2005 van kracht67. Ondanks de
succesverhalen merkten veel commentatoren op dat het een relatief zwak,
ondoelmatig, en onuitvoerbaar protocol was. Dat is in feite ook wel gebleken. De
beperkte doelen werden niet gehaald, ook niet door Nederland. Er is veel kritiek
gekomen, o.a. uit hoek van ‘climate-gate’. De onderhandelingen gingen verder en
63
Zie https://en.wikipedia.org/wiki/United_Nations_Framework_Convention_on_Climate_Change Zie op deze link ook informatie
over het Kyoto Protocol en de Overeenkomst van Parijs.
64
The Compliance Committee was established to facilitate, promote and enforce compliance with the commitments under the Kyoto
Protocol. Zie de reference manual; file:///C:/Users/User/Documents/kyotp%20protocal%20beschrijving.pdf
65
Dit alles is belangrijk omdat de wetenschap zich hier en hiermee committeerde aan het uitgangspunt van de AGW
66
Zie http://unfccc.int/resource/docs/publications/08_unfccc_kp_ref_manual.pdf
67
Overzicht (dia-presentatie) van de verwerking van data voor Kyoto-2005.
Uitgangspunt voor alle verplichtingen is de UN Framework Convention van 1990. En de eerste COP uit 1995. Informatie over
procedures (secretariaat stelt de synthese-rapporten op o.b.v. de peerreviewed technische rapporten van wetenschappers, en ook de
assessment rapporten en de beleidsstukken voor de klimaatconferenties) en verplichtingen voor het aanleveren van data voor de
deelnemende landen .
http://mdgs.un.org/unsd/climate_change/docs/presentations/CCPresentation_UNFCCC.pdf

57
uiteindelijk werd in 2015 het Klimaatakkoord van Parijs getekend. De vraag is of de
doelen nu wel gehaald worden. Wereldwijd in elk geval niet omdat China, India,
Brazilië en nu ook de VS zich niet aan het akkoord gebonden voelen.

Als ik alle overleg binnen het kader an de Verenigde Naties overzie dan concludeer ik:
-1. Er was al vanaf he begin in de 70-er jaren veel aandacht voor de gevolgen van de
invloed van de mensheid op het milieu, het klimaat en op de (oneerlijke)
ontwikkelingen op aarde
-2. Door zowel de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden werd dit erkend en
vastgelegd in vele resoluties van zowel de Algemene Vergadering van de VN als in
specifieke commissies
-3. Er werden emissiedoelstellingen afgesproken, welke op het terrein van de
aerosolen en de zwaveluitstoot hebben bijgedragen aan de oplossing van het
probleem van de aantasting van de ozonlaag en de zure regen. Op het terrein van de
CO2-uitstoot worden deze doelstellingen niet gehaald.
-4. De oorzaken hiervan zijn velerlei. De grootste spelers verschuilen zich achter
argumenten als resp. ‘ontwikkelingslanden moeten de ruimte krijgen om te groeien’
(o.a. China, dat veel kolencentrales bouwt), ‘wij zorgen voor voldoende opvang van
CO2 middels ‘sinks’ (o.a. Rusland, dat zich beroept op de oneindig grote bossen) of ‘wij
laten ons niet politiek binden’ (o.a. Amerika, waar Republikeinse regeringen de
verdragen niet wilden ondertekenen en die nu ook het Klimaatakkoord van Parijs heeft
opgezegd).

Als men de teksten van de resoluties leest dan ziet men steeds dezelfde teksten, maar
steeds in formele, verhullende taal. Er worden bijna nooit harde afspraken gemaakt
om de AGW tegen te gaan, waaraan men de deelnemende landen kan houden. De
oorzaak daarvan is wellicht dat er steeds een sluimerende twijfel is over de oorzaken
van de opwarming en over de rol van de CO2 emissies daarin. Vooral de
ontwikkelingslanden hameren op het nemen van maatregelen, maar de grote
ontwikkelde landen tonen steeds reserves. Daarbij spelen minder de
wetenschappelijke inzichten maar meer de nationale belangen en de vrije handel
(neoliberalisme) een rol spelen.
Deze sluimerende tegenstellingen werden in het Kyoto Protocol nog overbrugd, maar
op de klimaatconferentie in Kopenhagen in 2012 barstte de bom. Daarbij speelden al
deze factoren een rol. Zie bijlage 1, waarin ik naast mijn zoektocht naar feiten ook kort
inga op deze tegenstellingen tijden de klimaatconferentie van 2012..

In Bijlage 2 zijn enige excerpten opgenomen van Resoluties van de VN en ook


verwijzingen naar literatuur over het klimaatbeleid. Uit al deze teksten blijkt dat de
grote problemen, waarvoor de mensheid thans staat, goed onderkend worden. Men
ziet de noodzaak daaraan iets te doen en men wil dit ook, getuige de vele resoluties.
De tegenstelling tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden m.b.t. maatregelen en de
financiering hiervan bleken echter telkens te groot te zijn.

Ik denk dat het klimaatbeleid te veel steunt op ‘wetenschappelijk bewijs’ en te weinig


op sociaal, culturele en ecologische ‘waarden’. Het accent in het klimaat beleid zou
moeten liggen op de waarden, normen en inzichten waarover binnen de VN
overeenstemming is. Van daar uit zou draagvlak gecreëerd moeten worden voor acties.
Er is een brede consensus dat het klimaat verandert en dat de aarde opwarmt. Er zijn
vele redenen om de uitstoot van het antropogene broeikasgas CO2 te beperken. Door
een bijna eendimensionale benadering te kiezen van ’het ligt aan AGW’ worden de

58
tegenstellingen op de spits gedreven. De energietransitie hoeft niet per se vanuit de
AGW maar kan ook vanuit een bredere visie op de aarde als systeem gestalte gegeven
kunnen worden. Het bedrijfsleven zou daarbij een voortrekkersrol kunnen spelen door
de energietransitie als een kans te zien. Daartoe zijn stimulansen beter dan
beperkingen. Daarbij moet ook de voedselproductie en schoon water betrokken
worden, kortom een integraal, inclusief beleid.

Klimaatbeleid in Nederland
Toen ik voor het eerst in 2005 met mijn zoektocht begon naar de pro’s en contra’s van
de argumenten m.b.t. AGW was de klimaatconferentie in Kyoto al meer dan 10 jaar
geleden. Ik probeerde in 2005 door een analyse van de vele papers en rapporten
rondom deze conferentie meer inzicht te krijgen in het wetenschappelijke proces, de
onderzoeken en argumenten. Veruit het meeste onderzoek was gericht op het invullen
van leemten in de kennis van de invloed van de klimaatverandering op velerlei terrein.
Ik zag geen directe relatie tussen dit onderzoek en klimaatmodellen en ik zag ook geen
enkel onderzoek naar de relaties tussen CO2 en AGW.
Ik ontdekte wel dat de Nederlandse regering vele resoluties van de Algemene
Vergadering van de VN, waaronder AGW maar vooral ook acties tegen armoede en
vervuiling, heeft gesteund. Zie bijlage 2.
De Nederlandse regering heeft zich geconformeerd aan de internationale afspraken
rondom het klimaatonderzoek zoals dat werd vastgelegd in het FCCC (Framework
Convention on Climate Change) en het Kyoto Protocol. In beide beleidsstukken werd
de AGW expliciet benoemd. Door het ondertekenen van het Kyoto Protocol heeft de
regering zich ook gecommitteerd aan de voorwaarden van het Compliance Committee,
welke zijn vastgelegd in een Reference Manual. Zie voor meer informatie de voetnoot
bij ‘1997: Kyoto’.
Daarmee heeft de politiek in Nederland zich in feite gebonden aan het uitgangspunt
van de AGW. In feite heeft ook de wetenschappelijke raad van het regeringsbeleid dit
uitgangspunt ondersteund. Ik zocht de teksten, die dit standpunt ondersteunden zowel
van de regering als die waarmee de academische gemeenschap (KNAW?). Deze had in
in 2007 ter beschikking, maar kan ze nu op internet niet meer vinden. Ik herinner me
dat ik, toen ik deze teksten zag, dat hierdoor de wetenschappelijke onafhankelijkheid
aangetast werd, althans voor die wetenschappers die met het IPCC samenwerken. Dit
omdat zij het uitgangspunt van het IPCC nl. de AGW moeten over nemen. Ik vond toen
ook dat deze verklaringen de wetenschap gevoelig voor kritiek zou kunnen maken. Dat
is inmiddels ook wel gebleken. .
Al bij al had ik toen weinig succes met mijn zoektocht naar beleidsinformatie m.b.t. het
klimaat. Ik heb me toen vooral gericht op argumentaties en feiten m.b.t. de pro’s en
contra’s van AGW. Deze zijn opgenomen in bijlage 1.

Het is erg moeilijk om een beeld te krijgen van de zeer complexe organisatie van het
klimaatbeleid in Nederland en van de vele beleidsstukken, die dit beleid schragen. Het
klimaat is een veelkoppig wezen en er zijn veel spelers op het speelveld, die zich met
verschillende facetten bezig houden. Veel organisaties en onderzoeksinstituten, zowel
op nationaal als op internationaal niveau, zijn actief bezig met beleid(-voorbereiding),
onderzoek en acties. Ik ben na veel zoeken nog steeds niet in staat om hiervan een
duidelijk beeld te schetsen. Ik verwijs voor een beschrijving van de situatie in 1999 naar
de publicatie: Omgevingsanalyse Klimaatonderzoek van Erwin Maathuis, Paval Kabat

59
Ronald Hutjes uit 199968. Hierin vinst men organisatieschema’s, onderzoeksprojecten
en betrokken wetenschappers en instituten. Enige fragmenten uit deze zeer
informatieve tekst zijn:
-‘rondom het (inter-)nationale klimaatonderzoek kunnen drie verschillende niveaus
onderscheiden worden, namelijk: een beleidsniveau, een onderzoeksniveau en een
‘financieel niveau’…. Op ‘beleidsniveau’ moeten afspraken gemaakt worden, die
geëffectueerd moeten worden en waarvoor protocollen voor registratie en monitoring
opgesteld moeten worden. De vertaling van de politieke afspraken in
gewenst/noodzakelijk onderzoek vindt plaats op het ‘onderzoeksniveau’. Tot slot moet
het onderzoek ook uitgevoerd en gefinancierd worden.
-in Nederland is de minister van VROM politiek verantwoordelijk voor het
klimaatbeleid. Hij is er verantwoordelijk voor dat de afspraken en doelstellingen, die
zijn overeengekomen in internationaal verband, ‘vertaald’ worden in het Nederlandse
beleid met betrekking tot het klimaat. De hoofdlijnen van het beleid van de
Nederlandse regering zijn verwoord in het Nationaal Milieubeleidsplan, 1998 (NMP3)
en in de Nota Milieu en Economie. …ook andere ministeries zijn betrokken bij het
opstellen en uitvoeren van het Nederlandse milieubeleid. In het bijzonder gaat het dan
om de ministeries van V&W, EZ en LNV.
-het Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en
Klimaatverandering (NOP) werd in 1990 opgericht. Het NOP werd voor 80%
gefinancierd door VROM, terwijl OC&W via het NWO de overige 20% financiert. Het
programmabureau is ondergebracht bij het RIVM.
-het Nederlandse klimaatonderzoek wordt uitgevoerd instituten als KNMI,
Wageningen UR, MNO, UU, VU, ECN e.a., die samenwerken binnen het Platform
Communication on Climate Change.’

Een ander rapport dat informatie over de relatie tussen het klimaatbeleid in Nederland
en het IPCC verschaft is de brochure69Het IPCC-Rapport en de Betekenis voor
Nederland, 2007. Hierin beschrijven Rob van Dorland (KNMI) en Bert Jansen
(Wageningen UR, Altera de betekenis van het AR4 voor Nederland, maar geven hier
ook heel voorzichtig kritiek op:
‘Bij het schrijven van deze brochure hebben wij ons de gevoeligheden goed
gerealiseerd. De brochure is, mede daarom, opgebouwd uit vier hoofdstukken. De
eerste drie hoofdstukken geven een samenvatting van het werk van de drie IPCC-
werkgroepen, waarbij wij zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke rapportages zijn
gebleven. Deze hoofdstukken zijn tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid
van de wetenschappelijke instituten KNMI (Hoofdstuk 1), Wageningen UR (Hoofdstuk
2) en MNP (Hoofdstuk 3). Daarbij is samengewerkt met UU, VU en ECN. Het vierde
hoofdstuk is een interpretatie van de conclusies uit de IPCC-rapportages, vooral
gericht op de Nederlandse situatie. Dit hoofdstuk is geschreven onder
verantwoordelijkheid van het Platform Communication on Climate Change, waarin de
bovengenoemde Nederlandse kennisinstellingen op het gebied van klimaatonderzoek
samenwerken.
Deze brochure is alleszins het lezen waard en geeft veel feitelijke informatie. Ik kan me
vinden in de conclusie: ‘De opwarming van de aarde is onmiskenbaar, zoals duidelijk
blijkt uit de toename van de middelde lucht- en oceaantemperaturen, het smelten op
grote schaal van sneeuw en ijs, en het stijgen van het mondiaal gemiddelde zeeniveau.
Er zijn echter ook grootheden die niet veranderd zijn.’

68
Zie :
file:///C:/Users/User/Documents/CO2%20en%20klimaat/raoopr%20LNV%20over%20klimaatonderzoek%20in%20Nederland%20199
9.pdf
69
Zie : http://cdn.knmi.nl/system/data_center_publications/files/000/052/284/original/ipcc_betekenis_voor_nl.pdf?1432900260

60
De laatste zin geeft een voorzichtige waarschuwing. ‘De gemiddelde
temperatuurtoename is beperkt , evenals de zeespiegelrijzing. De uitspraak van het
smelten van sneeuw en ijs moet ook met enige reserve bezien worden. Volgens
metingen van NASA is dat tot op heden niet het geval op Antarctica.’ De brochure
ondersteund in algemene zin het AR4, maar roept ook op tot reflectie.

Na AR4 kwamen er kritische geluiden m.b.t. het onderzoek dat door het IPCC werd
gebruikt. Deze kritiek kwam echter niet vanuit de ‘inner circle’ van
klimaatwetenschappers, maar vanuit de hoek van de klimaatcritici. Dat is sindsdien
veranderd. Later zou de kritiek op de rapporten van het IPCC feller worden. Een
voorbeeld daarvan is: Tinthors blog70, waarin kritiek wordt geleverd op de door het
IPCC gebruikte gegevens over de opwarming. Hierin wordt o.a. gesteld dat op bepaalde
plaatsen en in bepaalde lagen van de atmosfeer en de oceanen het eerder kouder dan
warmer wordt. Ook Climategate geeft m..i. houtsnijdende kritiek.

Zie ook:United Nations Climate Reports71, waar een overzicht van de vele rapporten te
vinden is.
Verder vrwijs ik naar: het Dossier EU en klimaat72en het genoemde IPCC rapport en de
betekenis hiervan voor Nederland73en Klimaatbeleid Rijksoverheid74

De laatste link naar de Rijksoverheid leert me dat het klimaatbeleid nu onder het
ministerie van Economische Zaken en Milieu valt. Het leert me ook dat het
klimaatbeleid zich nu vooral richt op minder uitstoot van broeikasgassen (AGW). Dit
lijkt me een onacceptabele inperking van de problematiek.
Nederland heeft ingestemd met een nieuw VN Klimaatakkoord (het Akkoord van Parijs)
op de Conference of Parties (COP21) dec. 2015. Dit akkoord is op 22 april 2016 door
staatssecretaris Dijksma ondertekend namens de 28 lidstaten van de Europese Unie.
Het akkoord gaat per 2020 in. Het akkoord heeft als doel: de opwarming van de aarde
beperken tot ruim onder 2 graden Celsius, met een duidelijk zicht op 1,5 graden
Celsius75. Daar ben Ik het natuurlijk mee eens, hoewel ik betwijfel of de Nederlandse
regering zich aan dat akkoord zal/kan houden.

Er worden door het kabinet Rutte afspraken gemaakt over de beperking van CO2
uitstoot, zonder aan te geven hoe. Erger nog is dat alle andere problemen als gevolg
van de klimaatverandering onvermeld blijven: armoede, vervuiling, schoon drinkwater
etc. Natuurlijk worden deze problemen ook wel ergens beleidsmatig aangepakt, maar
niet vanuit een integrale visie op de problematiek, welke veroorzaakt wordt door de
klimaatverandering. Het lijkt wel of het maakbaarheidsdenken uit de Jaren 60-tig weer
terug is: we zorgen voor minder CO2 en dan komt het wel in orde met het klimaat!
Ik herhaal mijn vraag: als CO2 niet de enige of grootste ‘driving force’ is achter de
klimaatverandering is, hoe pakken we de negatieve gevolgen hiervan dan aan en

70
Zie blog van Ton Nuiten 4-12-2016: https://tinthor.org/2016/12/04/klimaat-hoax-het-tijdperk-der-groene-zwendelaars-
klimatologische-bedriegers/
71
Zie: http://unfccc.int/national_reports/items/1408.php
72
Zie: http://www.europahuis.be/media/dossier_klimaat.pdf
73
Zie: http://cdn.knmi.nl/system/data_center_publications/files/000/052/284/original/ipcc_betekenis_voor_nl.pdf?1432900260
74
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/klimaatbeleid
75
Dit akkoord is een wassen neus. Alle signalen wijzen er op dat de we de opwarming met 1,5 graad deze eeuw niet zullen halen. De
klimaatverandering zal volgens de normen geen probleem zijn. De politiek loopt geen risico. Maar wat is het gevolg hiervan voor de
geloofwaardigheid van e politiek en voor de ‘slachtoffers’ van de klimaatverandering, welke toch plaats vindt?

61
wanneer? Zie verder op internet voor de discussie over het klimaatdebat in
Nederland76

Over deze vraag wordt niet en mag niet openlijk worden gediscussieerd in Nederland.
Zie vb. de inbreng van het KNMI77, dat vanaf het begin een grote rol speelde in de
kwantificerende van de gevolgen van verhoogde CO2 uitstoot. Het KNMI volgde de
grote lijn van het IPCC en ondersteunde deze. Zo werd in 2010 verklaard dat er, als we
niets doen aan de CO2 uitstoot, de opwarming in 2050 afhankelijk van de
verschillende modellen tussen de 1,0 en 2,3 graden zou bedragenen in 2085 zou tussen
de 1,3 en 3,7 graden. Waarom doet het KNMI dat? Waarom baseert het KNMI zich zo
sterk op klimaatmodellen en weermodellen? Zij moeten toch beter weten dan wie ook
hoe onzeker deze voorspellingen zijn. Zij moeten deze onzekerheidsmarges in hun
publicaties vermelden om misverstanden te voorkomen. Gezien de vele
kanttekeningen, welke ik bij het gebruik van modellen als instrument voor het doen
van voorspellingen heb gezet, kan ik deze ‘voorspellingen’ niet serieus nemen zonder
dat de zekerheidsmarges worden aangegeven. Het gebruiken van een spreiding van vb.
1,0 tot 2,3 graden, welke ontstaat door gebruik te maken van verschillende modellen,
zegt niets over de onzekerheidsmarges.

Ik geef hier een tweetal voorbeelden om mijn punt toe te lichten:


Onderstaand worden twee weerkaarten getoond, welke de extra neerslag aangeven
als gevolg van een opwarming van 1 graad C.

Bron:http://www.klimaatscenarios.nl/toekomstig_weer/augustus_2010.html
‘Situatie met meer dan 100 mm neerslag in twee dagen in augustus 2010 (links), en de
transformatie naar een 2˚C warmer klimaat (rechts).

‘’Bovenstaande figuur toont een voorbeeld van twee overeenstemmende


weerpatronen, nu en in de toekomst. Dit voorbeeld betreft een situatie met hevige
neerslag gedurende twee dagen in augustus 2010 in het oosten van Nederland. Met
het gedetailleerde model is deze situatie volgens het WH-scenario getransformeerd
naar een 2˚C warmer klimaat, resulterend in een beschrijving van alle
klimaatindicatoren met ruimtelijke details tot op 2,5 km. Toegepast op de situatie in

76
Klimaatdebat in Nederland: Communicatie over klimaatverandering in Nederland, Art Dewulf, Daan Boezeman,Martinus Vink, zie
link: http://climatescience.oxfordre.com/view/10.1093/acrefore/9780190228620.001.0001/acrefore-9780190228620-e-455
Beyond consensus: Reflections from a democratic perspective on the interaction between climate politics and science. Current
Opinion in Environmental Sustainability, Jeroen van der Sluijs, J. P., Est, R. van, & Riphagen, M. (2010). 2(5–6), 409–415.Zie link:
http://climatescience.oxfordre.com/view/10.1093/acrefore/9780190228620.001.0001/acrefore-9780190228620-e-455
77
Zie:http://www.klimaatscenarios.nl/ en/of http://www.knmi.nl/producten-en-diensten/verhalen/Klimaatwetenschap-Hoe-het-
begon

62
augustus 2010 geeft het fijnmazige model de extreme neerslaghoeveelheid van 130
mm nabij de Duitse grens, vergeleken met waarnemingen van de regenradar,
realistisch weer. Transformatie van deze extreme situatie naar een toekomstig klimaat
leidt tot een aanzienlijke toename van de berekende hoeveelheid neerslag. De
maximale hoeveelheid neemt toe van 130 mm naar 180 mm en het gebied met meer
dan 100 mm neerslag is bijna twee keer zo groot.
Het volledige beeld van het toekomstige weer dat zo is verkregen maakt gedetailleerd
onderzoek naar de ontwrichtende gevolgen van extreem weer mogelijk.’

Als onderzoeker vind ik dergelijke presentaties fantastisch. Het zijn ‘werkstukken’,


‘voorbeelden van work in progress’. Maar in de handen van beleidsmakers zijn deze
‘gevaarlijk’. Vragen die ik n.a.v. hiervan zou willen stellen zijn:
-ik zie weinig echte klimaatverandering, behalve dan dat er meer neerslag komt. Voor
Nederland pakt dat wel gunstig uit, of niet?
-heeft 1 graad opwarming geen effect op de weersystemen op mondiale schaal?
Minder ijs op de Noordpool, afremming Golfstroom, verschuivingen in de baan van
straalstromen ed. Maakt dat geen verschil in de verdeling van de klimaatzones in
Nederland?

Een tweede voorbeeld: algemene klimaatinformatie volgens KNMI'14-


klimaatscenario's: Scenario veranderingen voor het klimaat rond 2030 (2016-2045) ten
opzichte van de referentieperiode 1981-2010.
De tabel toont de gevolgen voor het klimaat in Nederland van door de mens
veroorzaakte wereldwijde klimaatverandering. Daarbij is in de laatste kolom een
schatting gegeven van het aandeel van natuurlijke variaties in het klimaat. Bron: de
KNMI'14-samenvattingstabel.

SeizoenA) Variabele Indicator KlimaatB) Gemiddelde Natuurlijke


1981-2010 verandering variaties
=referentieperiode voor het gemiddeld over
klimaat rond 30 jaarD)
2030C)
(2016-2045)
Jaar Zeespiegel bij absolute niveauE) 3 cm boven NAP +10 tot +25 cm ± 1,4 cm
Noordzeekust
tempo van verandering 2,0 mm/jaar +1 tot +6 mm/jaar ± 1,4 mm/jaar
Temperatuur gemiddelde 10,1 °C +1,0 °C ± 0,16 °C
Neerslag gemiddelde hoeveelheid 851 mm +5% ± 4,2%
Zonnestraling zonnestraling 354 kJ/cm2 +0,2% ± 1,6%
Verdamping potentiele verdamping 559 mm +2,5% ± 1,9%
(Makkink)
Mist aantal uren met zicht minder 300 uurG) -100 uur ± 39 uur
dan 1 km
Winter Temperatuur gemiddelde 3,4 °C +1,2 °C ± 0,48 °C
Neerslag gemiddelde hoeveelheid 211 mm +8,5% ± 8,3%
10-daagse neerslagsom die 89 mm +9% ± 11%
eens in de 10 jaar wordt
overschredenI)
aantal natte dagen (≥ 0,1 mm) 55 dagen +1,5% ± 4,7%
Wind gemiddelde windsnelheid 6,9 m/s +0,5% ± 3,6%
hoogste daggemiddelde 15 m/s -1% ± 3,9%
windsnelheid per jaar
aantal dagen met windrichting 49 dagen +2,5% ± 6,4%
tussen zuid en west
Lente Temperatuur gemiddelde 9,5 °C +0,8 °C ± 0,24 °C
Neerslag gemiddelde hoeveelheid 173 mm +5,5% ± 8,0%
Zomer Temperatuur gemiddelde 17,0 °C +0,9 °C ± 0,25 °C
Neerslag gemiddelde hoeveelheid 224 mm +0,2% ± 9,2%

63
dagelijkse hoeveelheid die eens 44 mm +1,7 tot +10% ± 15%
in de 10 jaar wordt
overschredenI)
maximum uurneerslag per jaar 15,1 mm/uur +5,5 tot +11% ± 14%
aantal natte dagen (≥ 0,1 mm) 43 dagen +0,5% ± 6,4%
Zonnestraling zonnestraling 153 kJ/cm2 +1,9% ± 2,4%
Vochtigheid relatieve vochtigheid 77% -0,6% ± 0,86%
Verdamping potentiele verdamping 266 mm +3,5% ± 2,8%
(Makkink)
Droogte gemiddeld hoogste 144 mm +4% ± 13%
neerslagtekort gedurende het
groeiseizoenJ)
Herfst Temperatuur gemiddelde 10,6 °C +1,0 °C ± 0,27 °C
Neerslag gemidd

Toelichting
‘De tabel maakt het mogelijk de trend in de toekomstige veranderingen van het
klimaat te vergelijken met de waargenomen trend in het verleden. De toekomstige
veranderingen moeten daartoe worden vergeleken met het verschil tussen de
gemiddelden voor 1951-1980 (gegeven in de 2050 en 2085 tabel) en voor de
referentieperiode 1981-2010.
De scenariotabel voor 2030 is niet rechtstreeks te vergelijken met de tabellen voor
2050 en 2085. Er is één 2030-scenario ontwikkeld, terwijl voor 2050 en 2085 vier
hoekpunt-scenario’s zijn gegeven. Nadere uitleg over het klimaat rond 2030.
A) winter = december, januari, februari; lente = maart, april, mei; zomer = juni, juli,
augustus; herfst = september, oktober, november
B) gemiddelden voor Nederland; voor temperatuur zijn alleen waarnemingen van De
Bilt gebruikt en voor wind alleen van Den Helder / De Kooy; voor neerslag is het aantal
stations waarvoor 60 jaar data beschikbaar is kleiner dan in de klimaatatlas; het
verschil tussen de gemiddelden voor 1951-1980 en voor de referentieperiode 1981-
2010 komt ruwweg overeen met een trend over 30 jaar
C) scenario-waarden zijn afgerond rekening houdend met de grootte van de
verandering en de verschillen tussen de vier scenario’s
D) 30-jaargemiddelden vallen met 90% kans binnen de genoemde bandbreedte
E) de absolute stijging bij de scenario’s, zonder bodemdaling, valt met 90% kans binnen
de genoemde bandbreedte
F) waarneemreeks van de zonnestraling, die ook is gebruikt voor de potentiële
verdamping en het neerslagtekort, begint in 1958
G) klimaat 1971-2000 omdat de visuele waarneemreeks voor mist eindigt in 2002
H) jaargemiddelden vallen met 90% kans binnen de genoemde bandbreedte
I) voor deze indicatoren zijn 30-jaar perioden eigenlijk te kort om de gemiddelde
waarden goed te bepalen
J) groeiseizoen loopt van 1 april tot en met 30 september
Referenties:
KNMI, 2014: KNMI’14-klimaatscenario’s voor Nederland; Leidraad voor professionals in
klimaatadaptatie, KNMI, De Bilt, 36 pp
KNMI, 2014: Climate Change scenarios for the 21st Century – A Netherlands
perspective. Scientific Report WR2014-1, De Bilt’

Ook in dit voorbeeld worden de onzekerheidsmarges niet aangegeven. De


nauwkeurigheid van e cijfers suggereert en betrouwbare prognose. Een verwijzing
naar ‘een leidraad voor professionals’ is niet genoeg. Het is de taak van de onderzoeker
zijn resultaten open, transparant en eerlijk te communiceren, ook naar leken, ook naar

64
politici. Daarbij hoort een basisinzicht in welke de belangrijkste aannamen zijn over de
modellering, de betrouwbaarheden en onzekerheden.
Deze presentatie roept bij mij veel vragen op:
-als de opwarming werkelijk 2 graden zou zijn, zou dan de Golfstroom al niet van
richting veranderd zijn?
-waarom kiest het KNMI juist dit scenario, daar waar er zoveel zijn?
-waarom wordt niet vermeld dat er naast de mens ook nog vele andere oorzaken voor
de klimaatverandering aan te wijzen zijn? Wat is de antropogene bijdrage?
- de mensheid is toch niet de enige factor in de komende klimaatveranderingen, daar
waar het klimaat altij aan verandering onderhevig is geweest?
- de zeespiegel bij de Noordzeekust is in de periode 1981-2010 3 cm gestegen. Dit ligt
aanzienlijk onder het langjarig gemiddelde van ongeveer 20 cm per eeuw. Hoeveel
daarvan is verklaarbaar door de bodemdaling als gevolg van de vorige ijstijd? Deze
bevindingen zouden eerder wijzen op een daling van de zeespiegel. Dit is niet
onmogelijk, als we de gegevens van NASA mogen geloven dat er een sterke opbouw
plaats vindt van de sneeuw- en ijsmassa’s in Centraal Antarctica. Waren de
klimaatvluchtelingen op vb. Schokland en recentelijk van Tuvalu geen slachtoffers van
bodemdaling?
Ik ontkom hierbij niet aan een gevoel dat vanuit bepaalde groepen de urgentie,
wellicht op de rand van alarmering, overdreven wordt om snel meer werk te maken
van de reductie van CO2-emissies. Dit gevoel wordt bij mij versterkt doordat ik weinig
uitwerking vindt van de grote problemen met vb. verdroging, drinkwater, vervuiling,
‘leefomstandigheden’ voor de flora etc. Deze problemen worden een op een
gekoppeld aan de verhoogde uitstoot van CO2. Ik ben al heel lang een sterke
voorstander van beperking van de uitstoot van CO2, maar heb toch ook mijn twijfels of
dit voor al deze problemen de oplossing is. Ik sta dan ook niet achter de politieke
beslissing om binnen enkele jaren ‘van het gas af te gaan’. Dat is niet alleen
onmogelijk, maar ook misleidend. Dit zal ten koste gaan van een fundamentele aanpak
om tot een werkelijk duurzame, circulaire economie te komen. Daarvoor is het nodig
mondiaal niet alleen het energieprobleem, maar ook het grondstoffenprobleem en het
vervuilingsprobleem aan te pakken. Oor de lieve vrede geldt dat ook voor de vele
sociale problemen die de wereld teisteren.

Over het klimaatbeleid in Nederland valt natuurlijk zeer veel meer te onderzoeken en
verkennen. Maar mijn tijd is beperkt en een geïnteresseerde lezer heeft hiermee
voldoende links voor een eigen zoektocht. Ik weet niet goed hoe ik me moet voelen:
onbevredigd omdat ik nergens een goed, integraal en objectief overzicht van het beleid
en de aanpak van de klimaatverandering heb kunnen ontdekken. Of ben ik toch
gerustgesteld, omdat er veel signalen zijn dat de soep niet zo heet gegeten zal hoeven
te worden. Of ben ik boos en gefrustreerd omdat er zo weinig gedaan wordt vanuit de
officiële instanties aan de problemen van en voor mensen, die last hebben van de
klimaatveranderingen. Klimaatveranderingen kunnen op lokaal niveau zeer ingrijpend
kunnen zijn vb. in de Sahellanden of in de poolgebieden. Ook de problemen door de
olie- en gaswinning en de winning van andere grondstoffen kan het ‘klimaat’ op lokaal
niveau ernstig aantasten. Zie vb. de problemen in Groningen.
De wetenschap kan deze problematiek niet eenduidig analyseren en beschrijven.
Daarvoor is deze te complex. Het is dus jammer dat er teruggevallen wordt op een
geloofsargument van de verkettering. Natuurlijk moet men klimaatontkenners, zie
Bijlage 3, bestrijden. Maar integere wetenschappers, die alleen gericht zijn op
wetenschappelijke vraagstellingen, in die hoek drukken is onwetenschappelijk en

65
schaadt de aanpak van de problematiek van de klimaatverandering en ook het
klimaatbeleid zeer.

Ik ga verder met weinig enthousiasme, maar door mijn drift naar meer inzicht
gedwongen, met mijn verkenning van het werk van het IPCC.

66
67
De werking van het IPCC vanaf 1988
In 1987 kwam het Framework Convention on Climate Change (FCCC) voor het eerst bij
elkaar in Montreal. Vijf jaar later vond de bijeenkomst van het FCCC plaats in Rio de
Janeiro, waar internationale afspraken rondom het klimaatonderzoek werden
vastgelegd. Tijdens de “Rio Convention”, ook wel “Rio Earth Summit” genoemd. In
1992 werden drie conventies opgesteld: naast het FCCC ook de UN Convention on
Biological Diversity (CBD) en de Convention to Combat Desertification (CCD). Deze
drie conventies zijn intrinsiek met elkaar verbonden. De laatste bijeenkomst vond
plaats in 1997 in Kyoto, waar vergaande afspraken zijn gemaakt o.a. over te behalen
verminderingen in de uitstoot van van broeikasgassen.
Naast de vijfjaarlijkse bijeenkomsten van het FCCC komen de deelnemende landen elk
jaar bij elkaar in de zogenaamde COP (Conference of Parties). Tijdens de COP wordt
ondermeer gesproken over de voortgang van de afspraken, die in het FCCC zijn
vastgelegd.
Het FCCC is gelieerd aan de Verenigde Naties , vandaar ook wel UNFCCC.

Het Intergouvernamental Panel on Climate Change (IPCC) is een agentschap van de


VN. Dit Panel kreeg in 1988 als opdracht om de klimaatverandering te onderzoeken en
beleidsvoorstellen te doen om de klimaatverandering, meer concreet de opwarming,
tegen te gaan. Om te komen tot besluitvorming binnen het FCCC is er intensieve
communicatie noodzakelijk tussen FCCC afvaardigingen enerzijds en het IPCC en met
‘special groups’, zoals wetenschappelijke kaders en diverse belangengroepen, vaak
lobbies van de sector van de fossiele brandstoffen.

De oprichting van het IPCC ging niet zonder slag of stoot. Er waren onderlinge
spanningen tussen verschillende onderzoeksinstituten en organisaties. . De regering
Reagen, die een neoliberale koers wenste te varen en in conflict kwam met
klimaatwetenschappers, pleitte voor een meer onafhankelijke IPCC. In het boek A
Vast Machine lees ik op blz. blz 385 lees ik:
‘The desire of the Reagan and George H. W. Bush administrations to stem
environmental regulation and prevent a possible carbon tax — balanced against their
own agencies ’ and staffers ’ growing concern over global warming — l ed those
administrations to a strategy of avoiding policy decisions by arguing for further basic
research.103 Though this strategy succeeded in holding the line against policy action, it
required expanding research budgets, leading ultimately to the world ’s largest
climate-research effort: 104
Since 1990, the GCRP has coordinated most US-government-sponsored research
related to global environmental change, broadly defined. It has supported a wide range
of research and operational programs, including thousands of individual projects as
well as satellite and other observing systems. The organization’s annual budget has
typically ranged between $1 billion and $1.5 billion, marking it as one of the largest
science programs in history. Although some projects traveling under the GCRP
umbrella predated the program (notably NASA ’s Earth-observing satellite systems),
much of the budget was “ new money” — an unprecedented level of investment in
environmental science. Ever since, the GCRP has supported major portions of the
global climate knowledge infrastructure, especially (very expensive) satellites. ‘

Ondanks de kritiek op de regeringen Reagan en Bush moet wel erkend worden dat
door hen in 1990 wel het Global Change Research Program (GCRP) werd opgericht . Dit
was veruit het grootste onderzoeksprogramma in de wereld en legde de basis voor het

68
moderne klimaatonderzoek. De reden dat zij dit programma zo groots optuigden had
echter weinig met het klimaat te maken, maar eerder met de neo-liberalistische angst
voor CO2-heffingen en de wens om het raketschild Star Wars te bouwen. Dit laatste
vereiste ook veel onderzoek naar de klimaat en vooral nieuwe meettechnieken voor
verkenning vanuit de ruimte. . Dit programma werd in de periode 2003-2008 het
Climate Change Science Program genoemd. Ik kan niet ontdekken wat de relatie is met
het hieronder genoemde World Climate Research Program (WCRP) en het
International Geosphere Biosphere Programme (IGBP), welke in de Omgevingsanalyse
Klimaat, zie verder, genoemd worden.

Het IPCC is in 1988 ingesteld door de World Meteorological Organization(WMO) en het


United Nations Environment Program(UNEP). Uiteindelijk werd er voor de organisatie
van het IPCC een hybride constructie gevonden. Onafhankelijke wetenschappers en
politieke organisaties werken daarin samen. Het IPCC werkt daarbij steeds intensief
samen met het FCCC. Bij de besluitvorming van het FCCC spelen naast de resultaten
van het werk van het IPCC ook de hiervoor genoemde ‘special groups’ een belangrijke
rol.
Het doel van het IPCC is om de beschikbare wetenschappelijke, technische en socio-
economische informatie op het terrein van klimaatveranderingen toegankelijk te
maken. Dit doet zij door het uitbrengen van zogenaamde Assessment Reports. Naast de
Assessment Reports brengt het IPCC ook Technical Papers uit en ontwikkelt het
methoden, vb. voor de inventarisatie van de nationale ‘productie’ van broeikasgassen,
welke door de deelnemende landen aan het FCCC gebruikt kunnen of moeten worden.
Het IPCC is niet volledig onafhankelijk, omdat het steeds met het FCCC moet
samenwerken.
Het FCCC kan besluiten om per onderwerp een ‘special group’ van deskundigen aan te
stellen, die over dit onderwerp rechtstreeks aan het FCCC kan adviseren. Het
klimaatonderzoek, of meer algemeen het Global Change Onderzoek, wordt
internationaal gecoördineerd door een drietal organisaties: het World Climate
Research Program (WCRP, het International Geosphere Biosphere Programme (IGBP)
en het International Human Dimensions Programme on Global Environmental Change
(IHDP).Veel wetenschappers, die hieraan gelieerd zijn, hebben tevens zitting in de IPCC
en/of ‘special groups’. In die laatste rol staan zij echter veel sterker aan politieke
beïnvloeding en die van belangengroepen bloot.

COP Formele en informele

communicatielijnen
rond ICSU het FCCC bron78
Formele communicatie
IPCC&
Informele

communicatie

78
Rapport Omgevingsanalyse Klimaatonderzoek, Erwin Maathuis ea , 1999, LNVfile:
file:///C:/Users/User/Documents/CO2%20en%20klimaat/raoopr%20LNV%20over%20klimaatonderzoek%20in%20Nederland%2019
99.pdf

69
*De lobbies en de media spelen een extreem belangrijke rol in de beleidsvorming79.

Binnen de VN werden de Principles Governing IPCC Works vastgelegd . Het IPCC kreeg
de opdracht van de VN om het wereldwijde klimaatonderzoek te combineren en
beleidsmaatregelen voor te bereiden.
Dit zou het IPCC realiseren door onafhankelijke onderzoeksinstellingen en
wetenschappers te laten rapporteren en op basis daarvan elke 5 jaar een
klimaatconferenties te organiseren.
het IPCC moet daartoe met de steun van nationale wetenschappelijke instituten
rapporten van onderzoeken binnen een aantal onderzoeksterreinen verzamelen. Het
IPCC laat vervolgens op basis van deze rapporten (meest al Papers van onderzoekers)
rapporten opstellen zoals Methodology Reports, Special Reports en Technical Reports.
Deze vormen de basis voor Assessment Reports (AR), die elke 5 jaar opgesteld worden
ter voorbereiding van klimaatconferenties en klimaat protocollen.
Voor de politieke besluitvorming worden tevens Synthesis Reports voorbereid, welke
de basis vormen voor de politieke besluitvorming op de 5-jaarlijkse
klimaatconferenties. Deze rapporten worden door alle landen woord voor woord
doorgenomen. Dat geeft dus vaak politiek gebakkelei en wellicht tast het ook de
integriteit van het rapport aan. Dit is ook de eden dat de conclusies i.h.a. zeer ‘breed
interpreteerbaar’ zijn.

Het IPCC begon zijn werk met het vragen van steun bij de overkoepelende
wetenschappelijke instituten van de deelnemende landen. Dat zijn die landen, die het
besluit van de Algemene Vergadering van de VN 43/53 in 1988 ondertekend hebben.
Daartoe had het IPCC een standaardbrief opgesteld voor de nationale
wetenschappelijke koepelorganisaties, waarin deze steun werd gevraagd en evt. met
mandementen werd toegezegd. Op deze wijze werd het nodige draagvlak gecreëerd
binnen de nationale organisaties voor wetenschappelijk onderzoek op basis van deze
en voorgaande resoluties. In deze resoluties was o.a. vastgelegd: ‘de antropogene
uitstoot van broeikasgassen is verantwoordelijk voor de opwarming van de dampkring
(AGW)’.
Daarmee kwam de uitstoot van CO2 door de Westerse landen direct in het centrum
van de aandacht. De ontwikkelingslanden zouden tegemoetkomingen krijgen voor het
nodige onderzoek en voor de nodige maatregelen om de negatieve gevolgen van de
opwarming tegen te gaan. Zij zouden ook nog lange tijd vrijwaring krijgen voor de taak
om de CO2 emissie s te verlagen. Zo mag China tot 2030 doorgaan met het verstoken
van fossiele brandstof.

Later zouden deze afspraken een bron worden van twistpunten op allerlei terreinen
zoals de kostenverdeling (zie klimaatcongres 2007) en de verdeling van de
emissierechten (zie klimaatcongres 2012) en ook voor de tweespalt binnen de
klimaatwetenschap (zie bijlage 3).
.
Om deze zeer complexe belangenverstrengelingen en verschillen in wetenschappelijke
opvattingen over het klimaat en de -verandering het hoofd te kunnen bieden koos het
IPCC voor een aanpak, waarin drie elementen centraal stonden en og steeds staan:
-peer review: de nationale IPCC-contacten leveren alleen peer rreviewed
onderzoekspapers aan

79
Zie Youtube fimpjes: https://www.youtube.com/watch?v=iV6A4CZkOXg en https://www.youtube.com/watch?v=GXRuxuTyrxo

70
-consensus: er wordt van uitgegaan dat iedereen die deze papers aanlevert, het
uitgangspunt van AGW deelt
-in de afwegingen wordt een groter gewicht toegekend aan de resultaten van
klimaatmodellen dan op experimenteel onderzoek en empirische data

Ad Peer review
Peer revieuw houdt in dat de inbreng van onderzoeksresultaten of theorieën beperkt is
tot onderzoeken, waarvan verslag is gedaan in belangrijke wetenschappelijke
tijdschriften, waarbij er uitgegaan wordt van AGW. Dit beperkt het spectrum van
meningen en informatie. Het sluit veel wetenschappers uit en versterkt het accent op
politiekcorrect onderzoek. Dit uitgangspunt is ook moeilijk of niet werkbaar, omdat
volgens de regel van Collins and Evans: ‘The speed of political decision making faster is
then the speed of scientific knowledge’. Het wetenschappelijk onderzoek komt dus
altijd achterop.

Ad Consensus
Consensus kan een sterke stimulans zijn om gezamenlijk onderzoek te doen. Als de
consensus op gedegen argumenten berust is dat zeker een voordeel. Maar als dat niet
zo is, zullen bepaalde wetenschappers zich niet gehoord voelen en zullen zij met hun
kritiek in de oppositie gedreven worden. Dit was al merkbaar in een commentaar op
FAR in 1992 The authority of FAR of the IPCC and the manifacture of consensus. Daarin
werd opgemerkt:
‘there is a minority of visions which we have not been able to accomodate. The
peerreview has helped to ensure a high degree of consensus.’
Men erkende dat er wetenschappers zijn met een andere, afwijkende visie, maar men
gaf ze geen ruimte, v.b. in de vorm van minderheidsstandpunten in de rapporteringen,
om gehoord te worden. Dit heeft de kritiek op het werk van het IPCCC in latere jaren
gestimuleerd. Er zijn veel websites, waar deze kritiek te vinden is. Zie v.b. voetnoot80.
De consensus werd versterkt door publicaties en media-aandacht van en voor het
werk van het IPCC zoals vb. de ‘prognoses’ van Al Gore An Inconvenient Truth, 2006
en The Assault on Reason (Penguin, 2007).
Ook het Rathenau Instituut wijst op het gevaar dat consensus. Consensus is gebaseerd
op autoriteit en het biojna onmogelijk voor een ‘autoriteit’ om lang stand kan houden.
Zij pleit dan ook voor meer openheid en transparantie in de publicaties van het IPCC.

Ad Klimaatmodellen
Klimaatmodellen zijn een onontbeerlijk instrument in de bestudering van de
klimaatverandering. Maar zij zijn ook complex, moeilijk te doorgronden en afhankelijk
van de inzichten van de modelbouwers en de data, die er in gestopt worden. Ook hier
moet de presentatie open en transparant zijn. Over dat punt is in de literatuur veel
kritiek te vinden, welke ik niet kan beoordelen wegens gebrek aan kennis en inzicht.
In het voorgaande heb ik al vaak in meer algemene termen verwezen naar problemen
met het gebruik van modellen, zeker als men deze gebruikt om een prognose te maken
van toekomstige ontwikkelingen. Ik wil nogmaals verwijzen naar A Vast Machine,
Computer Models, Climate Data, and the Politics of Global Warming, waarin Paul N.
Edwards de ontwikkeling van klimaatmodellen uitvoerig heeft beschreven.

80
Zievoor achtergrondinformatie: https://www.climategate.nl/2018/01/oude-doos-ontstaansgeschiedenis-opwarmingshype/

71
Samenvattend denk ik dat de gekozen werkwijze door het IPCC, hoe begrijpelijk ik deze
ook vind, onnodige kritiek heeft opgeroepen. Naar het ‘waarom’ het IPCC deze
werkwijze heeft gekozen en hierin volhardt, kan ik slechts gissen. Ik vermoed dat de
politieke, beleidsmatige kant, die om ‘zekerheden’ vraagt, het gewonnen heeft van de
wetenschappelijke, onderzoeksmatige kant, die naar wetenschappelijke
verantwoording zoekt door hypothesevorming en door toetsing van deze hypothesen.
Kort door de bocht: het IPCC is meer beleidsmatig bezig in de voorbereiding van het
klimaatbeleid dan als een wetenschappelijke organisatie, die de theorieën over de
klimaatverandering centraal stelt.
Ik hoop dat het IPCC in de toekomst meer open staat voor wetenschappelijke kritiek en
transparanter wordt in zijn rapportages. Daarbij hoop ik dat het IPCC zijn
aandachtsveld verbreed van AGW naar alle directe gevolgen van de
klimaatverandering zoals de verwoestijning, armoede, klimaatvluchtelingen, schoon
drinkwater...

Gedurende deze zoektocht werd ik steeds weer, net als in mijn studie naar Wat
iedereen moet weten over Fukushima, overvallen door een angst dat de VN in zijn rol
als ‘mediator wen beschermer’ van het ‘zwakke en bedreigde deel van de mensheid’
door al dit getwist tussen wetenschappers bedreigd wordt. Als er dan de mensheid
bedreigende ontwikkelingen plaats gaan vinden, dan zal de VN nog minder krachtig
kunnen optreden. En dat zou de klimaatverandering tot een klimaatramp kunnen
maken.

Werkwijze IPCC81
Omdat ik het niet beter kan samenvatten heb ik de tekst van Wiki 82letterlijk is
overgenomen:
‘Om het geschetste doel te bereiken wordt elk rapport van IPCC volgens een vaste
werkwijze opgesteld: aan de hand van een tevoren opgestelde inhoudsopgave wordt
door een groot aantal auteurs de beschikbare kennis en wetenschap bijeengebracht in
een concept-rapport. In twee commentaarronden wordt vervolgens iedereen
uitgenodigd om wetenschappelijk commentaar en kritiek te leveren, aanvullende
informatie aan te dragen en de auteurs te wijzen op mogelijk over het hoofd geziene
literatuur. De eerste ronde is open voor elke wetenschapper ter wereld. Na die eerste
ronde wordt het commentaar verwerkt en wordt een nieuw concept opgesteld. De
tweede commentaarronde verloopt via de regeringen, die op hun beurt de eigen
deskundigen en wetenschappers vragen om wetenschappelijk, feitelijk commentaar te
leveren. Na deze twee ronden wordt het definitieve rapport opgesteld. Alle rapporten
en de daarbij behorende Technical Summaries (TS) worden volledig door de betrokken
wetenschappers geschreven, zonder enige bemoeienis van politici of beleidsmakers.
Bij een IPCC-rapport wordt ook een zogenaamde Summary for Policymakers (SPM)
opgesteld. Hierover wordt een kleine week vergaderd met afgevaardigden van vele
landen. Iedere uitspraak in de SPM moet consistent zijn met en onderbouwd zijn door
het hoofdrapport en moet begrijpelijk en relevant zijn voor beleidsmakers. Bij de
goedkeuring van de SPM wordt gestreefd naar consensus over de tekst tussen alle
landendelegaties. De aanwezige hoofdauteurs hebben daarbij de taak om te bewaken
dat de tekst van de SPM conform het hoofdrapport blijft. De hoofdauteurs kunnen zelf
voorstellen doen om aan landencommentaren tegemoet te komen. Vanwege de

81
Zie voor toegang tot alle informaties van het IPCC: https://www.ipcc.ch/index.htm
82
Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Intergovernmental_Panel_on_Climate_Change

72
betrokkenheid van de landen bij de opstelling van de SPM nemen de politici de
conclusies van de wetenschappers meestal grotendeels over.’

De meest bekende rapporten zijn de Assessment Reports (AR’s), die sedert 1990 om de
paar jaar gepubliceerd worden, en een algemeen overzicht bieden van de
klimaatverandering. De jongste edities van deze rapporten bestaan uit 3 delen: 1 voor
elke werkgroep plus een syntheserapport.
Daarnaast publiceert het IPCC ook nog:
-Special Reports over specifieke aspecten van het klimaat zoals natuurrampen,
hernieuwbare energie, of koolstofopslag
-Methodology Reports met richtlijnen en toelichtingen voor de aangesloten
wetenschappelijke instellingen.
Alle rapporten van het IPCC worden onderworpen aan een grondige peerreview.’
.
Het IPCC verzorgt al het nodige overleg ter voorbereiding en voor de opstelling van
deze rapporten. Daartoe heeft het IPCC een aantal werkgroepen, die elk bepaalde
aspecten van het klimaatonderzoek beheren zoals fysische principes (de oorzaken van
de opwarming, theorie), de gevolgen (zoals kwetsbaarheid van bevolkingsgroepen,
ecosystemen ed. en aanpassing aan de klimaatverandering), mitigatie (terugdringen
van broeikasgasemissies) en het National Greenhouse Gas Inventories Program (dat op
verzoek van het klimaatverdrag methoden ontwikkelt voor het schatten van de emissie
van de gassen, die het broeikaseffect veroorzaken).
Verder publiceert het IPCC Special Reports over onderwerpen, die van groot belang zijn
voor de studie van de ontwikkelingen en de gevolgen van de klimaatverandering vb.
over socio-economische scenario's en over CO2-afvang en -opslag.’

Assessment Reports en Klimaatconferenties83


1990 Eerste Assessment Report (FAR)84: oprichting UNFCCC en voorbereiding Top in
Rio in 1992
‘Het eerste IPCC assessment report (FAR)werd gepubliceerd in 1990, en vormde de
aanzet tot de United Nations Climate Change Conference, de aanzet tot het
Klimaatverdrag (UNFCCC).
In de Samenvatting voor het beleid (Summary for Policymakers, SPM) zegt Werkgroep I
er zeker van te zijn dat emissies uit menselijke activiteiten in grote mate bijdragen tot
de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer. Dit heeft tot gevolg dat ewr een
bijkomende opwarming van het aardoppervlak plaats vindt. Volgens hun berekeningen
is koolstofdioxide (CO2) verantwoordelijk voor meer dan de helft van het toegenomen
broeikaseffect. Hun prognose geeft aan dat in een ongewijzigd scenario de globale
gemiddelde temperatuur ongeveer 0,3°C per decennium zal stijgen gedurende de 21e
eeuw. De werkgroep schat dat de gemiddelde oppervlaktetemperatuur de jongste 100
jaar met 0,3 tot 0,6°C is toegenomen. Dit stemt overeen met de klimaatmodellen, maar
ligt ook in dezelfde grootteorde als de natuurlijke klimaatvariaties. Het kan echter nog
een tiental jaren of langer duren voor het toegenomen broeikaseffect onomstotelijk is
aangetoond.
In 1992 werd naar aanleiding van de VN-conferentie betreffende Milieu en
Ontwikkeling |(Top van Rio) een bijvoegsel gepubliceerd, waarin het rapport van 1990

83
Zie: https://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_and_data_reports.shtml
84
Zie: https://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_ipcc_90_92_assessments_far.shtml en
https://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_ipcc_first_assessment_1990_wg1.shtml

73
in grote lijnen werd bevestigd. Deze ‘onomstotelijke effecten’ werden later echter
onderuit gehaald, zie vb. voetnoot85.

1995 Tweede Assessment Report (AR2): voorbereiding van de conferentie in Kyoto in


1997
Er werd zeer veel basismateriaal bijeengebracht ter voorbeweiding van het Kyoto
Protocol. Aan de orde kwam de kwetsbaarheid van de sociaaleconomische en
natuurlijke systemen voor de klimaatverandering en de potentiële negatieve en
positieve gevolgen hiervan.
Dit rapport gaf de nodige input voor de conferentie van Kyoto, waar harde afspraken
warden gemaakt over het terugdringen van CO2 emissies.

2001 Derde Assessment Report(AR3): vaststellingen en onzekerheden


De synthese van het derde IPCC-rapport, gepubliceerd in 2001, omvat een overzicht
van vaststellingen en overgebleven onzekerheden:
Vaststellingen:
-Opwarming van het aardoppervlak: metingen, toewijzing ervan aan menselijke
activiteiten en prognoses; stijging van het zeeniveau en toename van het aantal
hittegolven.
-Toekomstige opwarming heeft zowel positieve als negatieve gevolgen, maar een
sterkere opwarming heeft vooral negatieve effecten.
-Ontwikkelingslanden en armere bevolkingsgroepen zijn het meest kwetsbaar voor
klimaatverandering.
Onzekerheden:
-Raming van de stralingsforcering door natuurlijke klimaatfactoren en menselijke
aerosolen, toekomstige veranderingen in de emissie van broeikasgassen, en de rol van
feedback-mechanismen, die een verdere opwarming kunnen versterken of
verzwakken.
-Het inschatten van de stijging van het zeeniveau en de temperatuur.
-Het opstellen van prognoses per regio

2007 Kopenhagen, Vierde Assessment Report (AR4): meer zekerheid over


klimaatverandering en meer aandacht voor duurzame ontwikkeling, maar ook meer
geopolitieke strijd
Het vierde rapport kan steunen op een langere reeks waarnemingen, waardoor
uitspraken met een grotere mate van zekerheid gedaan kunnen worden. De
belangrijkste conclusie is dat het klimaat beslist zal veranderen, en dat maatregelen
noodzakelijk zijn. Er kwam meer aandacht voor de relatie tussen klimaatverandering en
duurzame ontwikkeling. Er ontstond veel kritiek, toen bleek dat sommige data wellicht
niet klopten. Dat leidde tot ‘climate gate’. Zoals ik al in mijn notitie uit 2007 (zie Bijlage
1) opmerkte, zou dit de geloofwaardigheid van de VN kunnen aantasten. De
politisering van het wetenschappelijke IPPC kwam duidelijk in het voetlicht. Zo merkte
minister Koenders van ontwikkelingshulp op dat het einde van de vleugellamme VN
nabij was. Ook dat was, gelukkig, sterk overdreven. De arme landen wilden minimaal
een continuering van Kyoto, en de daarbij behorende geldstromen, waarin is
vastgelegd dat de schuld aan de klimaatverandering en de negatieve gevolgen hiervan
bij de westerse landen ligt. Hierin waren ook afspraken over financiële compensaties.
Vastgelegd. Cramer, onze minister van milieu, voelde zich door de arme landen in de
tang gehouden en zag Europa als grootste verliezer, omdat dit totaal niet gekend was

85
http://joannenova.com.au/2012/05/the-ipcc-1990-far-predictions-were-wrong/

74
in de voorbereiding van dit nieuwe “akkoord”. Europa had dit akkoord, dat door
Amerika en de BIC landen werd gesloten, voor “kennisneming” aangenomen. Zoals ik
dat toen zag ,had Europa en ook Nederland niet in de gaten dat hier de eerste signalen
zichtbaar werden dat vooral China wereldleider wil en waarschijnlijk gaat worden op
het gebied van duurzame technologie en energie. Dit is voor China een zaak van leven
en dood. Zij werken hieraan veel harder dan Europa en zullen pas vanuit een positie
van kracht met de rest van de wereld onderhandelen over CO2 emissies ed. Deze
klimaattop bevestigt volgens mij dat de wereldorde is veranderd. De Pacific Rim is
definitief het nieuwe centrum van de wereld geworden. De opkomende landen, en
vooral de BIC-landen en voorlopig natuurlijk ook Amerika, zullen de hoofdrol gaan
spelen. Het werd me duidelijk dat Europa nooit een sterke rol heeft gespeeld in het
klimaatdebat.

2013 Vijfde Assessment Report (AR5): de opwarming zal minstens 1.5 graad bedragen
en wellicht meer.
Het vijfde rapport, gepubliceerd in 2014, bevestigt eerdere conclusies, en acht het
waarschijnlijk dat de opwarming van de Aarde 1,5 graden zal overschrijden,
onafhankelijk van de gekozen emissiescenario's. Onderneemt men weinig of geen
actie, dan is een temperatuurstijging van meer dan 2 graden te voorzien. Hoe langer
actie wordt uitgesteld, hoe duurder de aanpassing zal uitvallen. AR5 werd in vier delen
vrijgegeven tussen september 2013 en december 2014. Het bevat een samenvatting
van vele rapporten in drie verslagen van werkgroepen en in een synthese rapport. Het
vijfde rapport zorgde voor een belangrijke doorbraak in de ontwikkelingen van het
klimaatbeleid aangezien het de laatste "wetenschappelijke onzekerheden" voor eens
en altijd wegnam. Dit was een politieke uitspraak, waaraan steeds meer
wetenschappers twijfelen. AR5 legde, samen met AR6, de basis voor het Akkoord in
Parijs.

2015 Zesde Assessment Report . Uitwerking van de aanbevelingen uit AR5 en het
voorlopige AR6 in het Akkoord van Parijs.
Men verwacht dat het definitieve AR6 pas in 2021 zal worden gefinaliseerd.
In het Akkoord van Parijs warden afspraken gemaakt over de beperking van CO2
emissies. Of deze afspraken hetzelfde lot als die van Kyoto zullen ondergaan is
afwachten. Ik denk, helaas, dat dit wel waarschijnlijk is.

Na al deze rapporten en conferenties zou een analyse van de effectiviteit op zijn plaats
zijn. Dat is een taak voor het IPCC, die dit onderzoek door een onafhankelijk
onderzoeksbureau zou moeten laten uitvoeren. Wellicht is dat gebeurd. In dat geval
zou ik daarvan graag kennis nemen.

Een positief punt is zeker dat al dat overleg er toe heeft geleid dat duurzaamheid en
klimaatverandering als onderlegger op bijna alle beleidsagenda’s ligt. De
energietransitie is begonnen. Ik vind het jammer dat Europa hier achter loopt. Ook de
circulaire economie is op de kaart gezet. Hierin speelt Nederland een grotere rol. De
aanpak van de vervuiling en de armoede als gevolg van verdroging en extreme
klimaatverschijnselen laat sterk te wensen over.

75
Kritiek op de aanpak en werking van het IPCC
Ik heb me in het voorgaande kritisch opgesteld t.a.v. het werk van het IPCC. Dat was
ook mijn opgave: zoeken naar de waarheid achter het effect van CO2 op de
opwarming, vooral AGW . Ik heb veel respect gekregen voor de organisatie en de open
en transparante aanpak van de gegevensverwerking binnen de randvoorwaarden
gesteld door het IPCC. Het is geen geringe prestatie om een dergelijk complexe
opdracht op het kruispunt van wetenschap en politiek, tot een goed einde te brengen.
Het IPCC staat onder druk van velerlei belangengroepen en wordt onder de loep van
alle mogelijke actiegroepen bekeken. Het IPCC had het zich gemakkelijker kunnen
maken door al deze belangen en opvattingen in alle openheid mee te nemen. Ik weet
niet of dat beter was geweest of niet. De politiek houdt niet van nuance, onzekerheden
en publiekelijk toegeven aan andere belangen dan wat zij zien als het Algemeen
Belang. Het IPCC had wellicht geen andere keus.

Toch wil ik hier naar een aantal kritieken verwijzen, die meegenomen moeten worden
in de toekomstige werking van het IPCC:
-wetenschappers van gerenommeerde organisaties, vb. Reiter van het Pasteur Instituut
in Parijs, hebben hun medewerking beëindigd, zonder dat de meningsverschillen in der
minne geregeld kon worden. Zij werden vaak als klimaatontkenners of -criticasters uit
de kring van de ‘correcte wetenschappers’ verstoten of voelden zich als zodanig
verstoten.
-in een rapport van het Rathenau Instituut wordt gepleit voor meer openheid en
transparantie en voor het meenemen van afwijkende standpunten. Daarop is nooit een
reactie gekomen.
-astrofysici, geologen en paleo-klimatologen en andere aardwetenschappers maar ook
meteorologen zijn vaak afwijzend over het IPCC, omdat zij vinden dat er onvoldoende
gebruik wordt gemaakt van kennis en inzichten uit hun vakgebieden en dat er te zwaar
wordt geleund op klimaatmodellen, welke grotendeels door niet-
klimaatwetenschappers worden gemaakt.
- James Lovelock (Gaia-theorie) verwijt het IPCC, dat het teveel steunt op modellen, en
te weinig op feitelijke waarnemingen. Meermaals blijken de modellen die het IPCC
gebruikt niet overeen te komen met de realiteit. Een voorbeeld is de overschatting van
de ‘negatieve effecten’. Dat was in de studies van de Club van Rome net zo. Sommige
journalisten merken op: ‘de werkelijkheid weigert zich aan te passen aan de
modellen’. Modellen lijken binnen de besluitvorming van de overheid
overgewaardeerd te worden, doordat onbetrouwbaarheden en onzekerheden niet
meegenomen worden. .
-Climate Gate, een veelkoppig monster, dat m.i. vaak te ver gaat in zijn kritiek, (vb. het
benoemen van de klimaatlobby als de grootse zwendel ooit) maar dat vaak ook
waardevolle inzichten geeft in vele aspecten van de klimaatverandering en dan vooral
van de theoretische kanten daarvan. Althans zo komt dat mij als leek over.
-wellicht is mijn grootste kritiek, maar daar kan het IPCC weinig aan doen, het afhaken
van de politiek van de mainstream, welke in resoluties van de Algemene Vergadering
van de VN is vastgelegd. Voorbeelden zijn de regering Trump, die het Akkoord van
Parijs unilateraal opzegt, China, dat zich gedraagt als een ontwikkelingsland met alle
voorrechten van dien, maar feitelijk een ontwikkeld land is en zich zou moeten houden
aan dat dit Akkoord. Maar ik vrees dat ook Nederland zich niet zal houden aan de
afgesproken emissiedoelen.

76
Deze kritieken kunnen met vele en velerlei grafieken ondersteund worden. Een
voorbeeld, waarin de afwijking tussen modelberekening en observaties worden
aangetoond.

Bron: KNMI Climate Explorer, JR Christy, University of Alabama


Vergelijking tussen observaties en modelberekeningen.

Wellicht is dit de reden dat het IPCC recentelijk een steeds alarmerender taal gebruikt
m.b.t. de dreiging van een niet meer te voorkomen opwarming met meer dan 2
graden. Dit zou desastreuze gevolgen hebben voor de zeespiegelrijzing, de fauna in
poolgebieden en vooral voor de mensen in droogtegebieden etc. De klimaatgegevens
ondersteunen deze alarmistische taal, die steunt op modelberekeningen ,niet. Ik vind
het contraproductief om een prognose te presenteren voor de stijging van zeespiegel
in 2100 die varieert van 2 meter tot 9 meter, ja mogelijk wellicht wel 15 meter.
Rijkswaterstaat en het KNMI komen op basis van dezelfde klimaatgegevens en eigen
klimaatmodellen tot andere inzichten, waarin een stijging van 20 tot 60 cm op het
einde van deze eeuw mogelijk is tot maximaal 85 cm over 100 jaar. Op een dergelijke
stijging kan een deltaland als Nederland zich goed voorbereiden. Het mooie is dat dit
niet ten koste hoeft te gaan van de natuur, maar date r daardoor juist nieuwe kansen
ontstaan. Dat is weinig alarmistisch.

Als laatste punt van kritiek wil ik hier de inperking binnen de klimaatdiscussie noemen
met zijn steeds sterkere accent op de AGW. Deze inperking begon al met het inperken
van de problematiek tot de menselijke ecologie, zie Grenzen een de Groei en het
Brundtland rapport. Later werd dit verengd tot AGW, en daarbinnen ligt het accent nu
helemaal op het reduceren van de an de CO2 emissies. Daardoor draait de discussie
om de macht van de fossiele brandstoffen in de geopolitieke en sociaaleconomische
ontwikkeling, waarin landen als China, Rusland en de Arabische landen het spel (willen)
bepalen. Ook in Nederland ziet men de invloed hiervan in het klimaatdebat, vb. in de
afbouw van de gaswinning in Groningen met het argument van ‘CO2 beperking’ en de
vestiging van kolencentrales in de Botlek en Eemshaven met het argument van ‘we
kunnen niet zonder fossiele energie’.
Het IPCC komt door deze kritieken vanuit vele verschillende kanten steeds meer in een
onmogelijk spagaat tussen wetenschap en politieke belangen. Het wordt daardoor
bijna onmogelijk om een oplossing te vinden, ondanks dat er bijna unanimiteit is over
het inzicht dat er zich een klimaatverandering voor doet en ook over noodzaak van het
verminderen van de verbranding van fossiele brandstoffen. De twistpunten hierover
worden steeds feller, omdat ook de machtsspelletjes steeds dominanter worden als
gevolg van de steeds grotere geopolitieke belangen in een globaliserende wereld.

77
Als men de literatuur doorneemt dan k an men duidelijk herkennen, welke
wetenschappers onderzoek doen om de uitgangspunten en doelstellingen van de VN te
ondersteunen. Men kan ook zien welke wetenschappers kanttekeningen zetten bij
deze uitgangspunten vanuit empirisch en theoretisch onderzoek naar elementen van
de klimaattheorie. En het is ook goed herkenbaar welke ‘wetenschappers’ vragen
stellen met de bedoeling om twijfel te zaaien over de bevindingen de eerder
genoemde wetenschappers, niet vanuit eigen onderzoek maar vanuit de belangen van
vb. de fossiele brandstofindustrie. Ik kom daarop in Bijlage 3 terug.

Tot slot: Het IPCC steunt op modellen. Ik werk graag met modellen en ik zie de
noodzaak hiervan in. Modellen waren en zijn een essentieel onderdeel om inzicht in
complexe systemen te krijgen. Maar theorieën, gevalideerd door empirische toetsing
van hypothesen, moeten die modellen ondersteunen. Deze theorieën komen vaak van
kritische wetenschappers. Daar moet het IPCC meer ruimte voor geven door meer
open en transparant te zijn over het werk van alle wetenschappers.

78
Afronding
Alles overziend is het voor mij duidelijk dat de strijd tussen wetenschappers, die de
politiek correcte lijn van AGW volgen, en kritische wetenschappers, die hier op
bepaalde punten vragen bij stellen, improductief is. Hierdoor wordt een fundamentele
aanpak van de problemen, veroorzaakt door de klimaatverandering, verzwakt.
In feite zijn beide groepen ervan overtuigd dat er een klimaatverandering gaande is en
dat CO2-emissies daarbij een rol spelen. Het verschil is de mate waarin.
De fixatie op CO2 als de belangrijkste ‘driver’ van de opwarming gaat ten koste van
meer aandacht voor andere ‘drivers’ en ten koste van de aandacht en aanpak van
andere negatieve effecten van de opwarming. Voorbeelden zijn: de ‘verdroging’, de
vervuiling door o.a. chemische stoffen, intensieve landbouw en veeteelt. Ook is er een
indirecte invloed op de klimaatverandering door de en door de winning van
delfstoffen. Daarnaast zijn er enorme problemen, die de natuur op negatieve wijze
beïnvloeden, die door de fixatie op CO2 als belangrijkste probleem te weinig aan bod
komen. Ik doel hier op de verspreiding van radioactiviteit in de atmosfeer en de
oceanen en de plasticsoep. De Grote Oceaan dreigt hierdoor ‘vergiftigd’ te worden en
onleefbaar voor vele zeedieren.

De interne strijd tussen wetenschappers om de mate waarin ‘CO2 als driver’ van AGW
gezien wordt, komt de klimaatontkenners goed uit. Klimaatontkenners zijn mensen die
niet geloven in de werking van CO2 als ‘driver’ van de opwarming of in het geheel niet
geloven in de opwarming. Soms zijn dat gerespecteerde wetenschappers uit andere
disciplines, die de belangen van grote bedrijven dienen. Deze hebben vaak grote
fondsen en grote politieke invloed. Soms zijn het kritische wetenschappers, die een
heel eigen theorie over de klimaatontwikkeling hebben. En de feiten vanuit die theorie
anders verklaren. Door het accent zo sterk op de CO2-emissies te leggen en minder op
de gevolgen van de klimaatverandering komen bedrijven, die verantwoordelijk zijn
voor negatieve gevolgen voor ecosystemen en het klimaat meer in de luwte staan.

Mijn verkenning levert mij geen ander beeld op dan 10 jaar geleden. Alleen de
standpunten zijn in die tijd eerder verhard dan verzoend. De opwarming blijft achter bij
de voorspellingen, ondanks het feit dat de CO2-emisssies sterker groeien dan
verwacht. Dat doet niets af aan het feit dat er momenteel een opwarming plaats vindt,
welke mede door antropogene emissies wordt veroorzaakt. Maar we moeten wel
kritisch blijven. We moeten beseffen dat het klimaat steeds verandert en dat de
mensheid zich daaraan steeds heeft aangepast en dat ook nu weer moet doen. Door
de grote milieuproblemen, die in elk geval antropogeen zijn en die mede veroorzaakt
worde door het verbranden van fossiele brandstoffen, is deze aanpassing nu extreem
moeilijk.
Niet alleen het klimaat verandert voortdurend, ook de leefbare bodem, de ‘huid’, van
de aarde. Deze relatief zeer dunnen laag, waarin al het leven zich afspeelt, is niet
stabiel. Er zijn veel invloeden deze dunnen ‘huid’ kunnen aantasten. De bodem kan
‘uitgeput’ raken of ‘verziekt’ door vervuiling of ‘verdwijnen’ door vb. afgraving,
overspoeling of verdroging. Een voorbeeld van instabiliteit is de rijzing en daling van de
zeespiegel. In Nederland versterken de bodemdaling door geologische werkingen en
de rijzing van de zeespiegel door de klimaatverandering elkaar. Maar zelfs in Nederland
zijn de gevolgen in de komende eeuw beperkt. Ook als de voorspellingen van versnelde
opwarming uitkomen, houden wij het nog vele honderden jaren droog.

79
k denk niet dat er reden is voor alarmisme, ook al leven we in een tijd van snelle
klimaatverandering. Toch wil ik het probleem van de klimaatverandering niet
bagatelliseren, integendeel. De gevolgen van de snelle klimaatverandering zijn
dreigend genoeg, vooral op het gebied van het milieu en de toenemende
sociaaleconomische onevenwichtigheden. Ik hoop dat het IPCC een breed draagvalk zal
weten te creëren voor de aanpak van vooral de milieuproblemen en de problemen
rondom armoede ende voedsel- en watervoorziening. Deze worden direct beïnvloed
door de opwarming en de huidige ongebreidelde exploitatie van grondstoffen,
waaronder olie en gas. De klimaatontkenners moeten ontmaskerd worden als
ontkenners van het aanbrengen van schade aan de natuur en de mensheid in de
‘leefbare huid’ van de aarde. Vanuit die optiek is er een noodzaak om het verbruik van
fossiele brandstoffen krachtiger aan te pakken, niet alleen vanwege de opwarming
door CO2 maar vooral ook vanuit het oogpunt van duurzaam omgaan met kostbare,
niet-vernieuwbare brandstoffen en , vanwege het belang van duurzame energie.

In de motivatie voor deze verkenning verwees ik naar vragen, welke bij mij opkwamen
toen onze regering bekend maakte de gaswinning in Groningen drastisch te beperken.
Dergelijke vragen heb ik me steeds gesteld tijdens deze verkenning o.a. ook bij het
bericht over de eerste klimaatvluchtelingen van Tuvalu. Natuurlijk is het rampzalig als
men zijn land moet ontvluchten, omdat de zeespiegel alsmaar stijgt. In Nederland
hebben we dat o.a. gezien bij de ontruiming van het eiland Schokland86 in 1859. Door
de bodemdaling en de kwetsbare, veenachtige ondergrond kwam de zee steeds hoger
en werd het eiland letterlijk weggespoeld. Deze gebeurtenis is niet uniek, integendeel.
Klimaatvluchtelingen zijn er altijd geweest.
Bodemdaling treed op veel plaatsen op waar de aardkorst extra belast wordt door vb.
dikke ijslagen of onder pasgevormde vulkanen. Naar ik heb begrepen verdwijnen vele
kleine, atollen in de Stille Zuidzee. ,Ook daar zakt de zeebodem weg en stijgt de
zeespiegel relatief. Veel van deze atollen zijn ontstaan en bestaan op de rand van een
delicaat evenwicht: wegzakken als gevolg van bodemdaling, de bergtop die in de zee
verdwijnt, en aangroei van koraalriffen om net boven de zeespiegel te blijven.
Luchtfoto’s tonen aan dat er boven oude vulkanen zeer veel atollen onder de
zeespiegel zijn verdwenen. Het zou zo maar kunnen dat er, net als in Nederland door
de ‘waterwolf’ veel eilandjes zijn verdwenen door de bodemdaling. We moeten meer
en betere informatie hebben om dergelijke verschijnselen te kunnen interpreteren.
Klimaatvluchtelingen zijn van alle tijden als gevolg van vb. oprukkend ijs in de ‘ijstijden’,
enorme vulkaanerupties met wereldwijde gevolgen, overstromingen van vb. het
bekken van de Zwarte Zee etc. De mensheid wist zich steeds weer aan de nieuwe
omstandigheden aan te passen. We zullen de klimatologische problemen, die de
huidige vluchtelingenstromen veroorzaken, beter moeten analyseren.

Ik denk dat de mensheid problemen met vb. de voedselvoorziening, het drinkwater, de


energievoorziening, de nodige productie van goederen etc. technologisch kan oplossen
binnen de grenzen van een duurzame groei. Het probleem en het gevaar zit in de
diepgewortelde verschillen in politieke, culturele, godsdienstige , sociaaleconomische
en ethische zaken. Deze verschillen maken mondiale problemen bijna onoplosbaar. Het
klimaatdebat is daar een voorbeeld van. De VN heeft de nodige kennis maar niet de
nodige macht om tot fundamentele maatregelen te komen. De CO2 discussie en het
beleid en de uiteindelijke realisatie van mitigerende maatregelen zijn daar een
voorbeeld van.
Als elementen van een oplossing voor dit dilemma zie ik:

86
Zie : https://schokland.nl/de-geschiedenis-van-schokland

80
-de vervuiler betaald: gebruik de emissierechten als een fonds voor de aanpak van
negatieve gevolgen van de klimaatverandering
-streef naar volledig duurzame energie door deze transitie voor energiebedrijven
mogelijk te maken. Ook hierbij zouden emissierechten een rol kunnen spelen.
-streef naar een volledig circulaire economie binnen alle bedrijfstakken
-controleer de circulaire economie middels blok-chain technieken
-streef naar lokale, cultuurgebonden productie, uitgaande van globale
productietechnieken
-maak werk van het realiseren van gelijkberechtiging, met uitbanning van armoede
-streef naar een verkleining van de bevolkingsgroei

Maar wie of wat kan dit realiseren? Als niemand of niets dit kan zal de mensheid
zichzelf niet weten te redden. In dat opzicht is de klimaatverandering een
lakmoesproef. De groei van de menselijke vermogens om zichzelf op velerlei wijzen te
vernietigen gaat veel sneller dan het vermogen van de mensheid om zichzelf tot de
orde te roepen. Op een supranationaal niveau zullen er organisaties moeten komen,
die supranationale bevoegdheden hebben, om ingrijpende maatregelen te nemen om
de vele bedreigingen, waar de mensheid zich voor geplaatst ziet, aan te pakken. Ik heb
geen idee hoe de VN deze bevoegdheden kan krijgen.
Ik kan daarbij alleen maar vertrouwen op de Werking van Affiniteit87. Maar dat is weer
een andere studie.

Ik besluit met een verwijzing naar een aantal bijlagen, welke elk voor zich onderwerp
van uitgebreide studies zouden kunnen zijn. Uitwerking hiervan zou het klimaatdebat
een meer stabiele basis kunnen geven en de spraakverwarring kunnen verkleinen.

Zie voor verdere toelichting de volgende bijlagen:


Bijlage 1: Verslag van mijn speurtocht naar klimaatverandering uit 2007 met enige
aanvullingen
Bijlage 2: Resoluties van de Verenigde Naties en besluiten van de Nederlandse
Regering
Bijlage 3: de peer reviewed klimaatwetenschappers, versus klimaatcritici en
klimaatontkenners

87
De werking van Affiniteit heb ik beschreven in de notitie ‘De Oerknal Reconsidered’

81
82
Bijlage 1: Samenvatting speurtocht naar de
klimaatverandering 2007

Verkennende Studie naar CO2 en het KLIMAAT

JWM Korsmit
2007-2009

Samenvatting speurtocht naar de waarheid achter de klimaatverandering


Het klimaat verandert en CO2 is de boosdoener, zo stelt onze regering het.
De regering gelooft niet meer zo in een maakbare samenleving maar nog wel in een
maakbare natuur: verminder de CO2-emissies en de aarde zal minder opwarmen.
Vervolgens wordt de uitstoot van CO2 met torenhoge heffingen belast. Niet alleen
heffingen maar ook belastingen en bedrijfsvoorwaarden worden ingezet om de CO2
uitstoot van mensen en bedrijven te beperken.

Is dit zinvol? Is dit terecht? Zijn deze uitgangspunten wetenschappelijk onderbouwd?


Mijn stellige overtuiging is dat op alle vragen geen overtuigend ‘ja’ kan worden
gegeven.
Analyse van wetenschappelijke artikelen toont naar mijn mening aan dat de toename
van CO2 in de dampkring voor een deel een gevolg is van de klimaatverandering, niet
de oorzaak daarvan. Het kan natuurlijk wel een versterkende factor zijn, want CO2 is
wel een broeikasgas. Men moet ook niet vergeten dat CO2 heel positieve effecten,
heeft zoals o.a. een beter functionerende flora met daarvan afgeleid betere
levensvoorwaarden voor de fauna.

Natuurlijk veroorzaakt het veranderende klimaat problemen. Deze worden nog eens
versterkt door het ongebreidelde gebruik van beperkt voorhanden grondstoffen en van
landbouwgronden, bossen en de zee. De onmatige consumptie draagt daartoe bij,
zodat onze aardglobe niet meer dan een derde of een vierde van de wereldbevolking
op het “welvaartspeil” van de westerse samenleving duurzaam kan “onderhouden”.
Maar dat alles is niet het gevolg van de CO2.

Inleiding
Men wordt wat onzeker bij de stelligheid, waarmee onze regering bepaalde
problematieken aan de orde stelt. Natuurlijk dekt de overheid zich steeds in met
“wetenschappelijke rapporten”, waaraan wetenschappers, die steeds meer
‘embedded’ zijn, graag meewerken als er voor alternatieven totaal geen geld
beschikbaar gesteld word. Het lijkt me dat daar recentelijk een kentering zichtbaar is.
Er zijn sterke signalen dat het klimaat verandert. Daar zet ik geen vraagtekens bij,
integendeel. De omvang van deze problemen is zo groot dat we ons niet kunnen
veroorloven tijd en geld te verspillen. En dat is exact wat er nu gebeurt. Door te

83
suggereren dat de klimaatverandering beïnvloedbaar is, wordt gesuggereerd dat we
door het beperken van de CO2 uitstoot de klimaatverandering kunnen beïnvloeden.
We nemen daarbij een risico, want stel dat CO2 alleen een ondersteunende factor is,
dan gaan we te laat pas wat doen, als we dat al kunnen, aan het echte probleem of
aan de negatieve gevolgen hiervan. Ik pleit niet voor het opgeven van de inspanningen
om de CO2-emissies te verminderen. Integendeel, ik wind dat we dat veel strenger
moeten aanpakken en duurzame energie moeten ontwikkelen. Daarbij is volgens mij
de Antropogene Global Warming (AGW) niet de belangrijkste overweging, maar zijn
ecologische en sociaal-politieke overwegingen minstens even belangrijk.
Door te lang de weg te volgen van beperking van de CO2 wordt er te laat werk
gemaakt van het werkelijk effectief beperken van de negatieve gevolgen van de
klimaatverandering. Daardoor zal er te laat en te weinig worden gedaan aan de
verlichting van de problemen, die vooral de arme landen en de kwetsbare
ecosystemen treffen. Een duurzame ontwikkeling moet niet gebaseerd worden op een
streven naar een stabiel, onveranderlijk klimaat. Aan het klimaat kan de mensheid niet
veel doen, wel aan de uitwassen die bepaalde gevolgen hebben voor het klimaat en de
ecosystemen op aarde. Deze gevolgen kunnen voor de sociale en ecologische
ontwikkeling heel negatief zijn en ook voor het welzijn van bepaalde
bevolkingsgroepen.

De voor 2009 aangekondigde klimaattop in Kopenhagen zal een onomkeerbare stap op


de verkeerde weg zijn als het blijft bij CO2- heffingen. Kopenhagen kan alleen een stap
in de goede richting zijn als er onomkeerbare afspraken worden gemaakt over de
aanpak van de problemen als gevolg van de klimaatverandering. De CO2-heffingen
moeten volgens mij volledig ten dienste komen van de aanpak van een duurzame
ontwikkeling. De ontwikkeling van duurzame energie is daar slechts een onderdeel van.

De politiek moet verantwoordelijk gesteld worden voor het volgen van de heilloze weg
van de CO2-emissierechten, welke niet direct gekoppeld worden aan de vermindering
van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering voor grote gebieden en brede
lagen van de bevolkingen in grote regio’s en van de natuur in onze wereld. De heilloze
weg van de CO2-emissierechten , waarvan de opbrengsten ten goede komen aan de
algemene middelen of in onduidelijke zakken verdwijnen, ,al niets aan de
klimaatverandering en aan de negatieve gevolgen hiervan veranderen. Alleen een
onafhankelijk fonds voor de ontwikkeling van een sociale en rcologisch duurzame
wereld kan de talloze ongewenste ontwikkelingen, welke in deze notitie kort worden
aangeduid, voorkomen.

Natuurlijk is het beperken van het gebruik van schaarse grondstoffen door het
verhogen van de kostprijs van deze grondstoffen alleszins te rechtvaardigen, zeker als
deze extra opbrengsten worden geïnvesteerd in meer duurzame oplossingen.
Overheden zullen hierin een intermediaire rol moeten spelen.
In Trouw van 7 maart jl. was een katern opgenomen deduurzame100. Op initiatief van
omroep Llink hebben zij samen een lijst gemaakt van Nederlanders, die zich inzetten
voor een duurzame samenleving. Dit wordt breder gezien dan alleen het milieu en
zeker dan alleen CO2-beperking. Ook het creëren van banen, transparant bankieren,
maatregelen om de voedselcrisis in arme landen en de energiecrisis in het Westen het
hoofd te bieden ed. vallen daaronder.
Winnaars zijn Pieter Winsemius, de Minister van Milieu begin jaren 80-tig, die de basis
legde voor een milieubeleid, en Herman Wijffels, de man die de succesvolle Rabobank
een solide basis gaf. Als verliezer wordt impliciet de overheid genoemd. Cramer staat

84
op de 35-e plaats en Balkenende komt in het geheel niet voor. Toch had hij met de
gebruikte criteria best in de lijst voor kunnen komen. Ruud Lubbers staat op de 49-e
plaats vanwege zijn contacten en charisma. Niet vanwege zijn daadkracht, waaraan het
ook hem ontbrak toen hij minister- president was.
Na het ministerschap van Winsemius ging het bergafwaarts met de politieke
belangstelling voor duurzaamheid in Nederland. Volgens een onderzoek van de
Amerikaanse Universiteit van Yale staat Nederland nu op de 55-e plaats, onder
Jamaica.

Wij, de westerse samenlevingen, worden verantwoordelijk gesteld voor de


klimaatverandering. Een als film als An InconvenientTruth van Al Gore ondersteunt dat
en dat wordt ook officieel bevestigd door het klimaatpanel van de VN het IPCC.

Duurzaamheid en milieu staan hoog op de politieke agenda. Maar wat merken wij daar
van? Om eerlijk te zijn, bijna niets. Hoe wordt duurzaamheid en milieu op de politieke
agenda geplaatst? Er is momenteel een focus op de energiecrisis, welke op de korte
termijn evenals in 1973 een volledig politieke inventie is, en op het hiermee in
verband gebrachte milieuprobleem ten gevolge van de klimaatverandering. Er wordt
een ‘ één op één’ relatie gelegd tussen energietekort, klimaat, milieu en en CO2-
vermindering. Als de CO2 uitstoot vermindert, vermindert ook de energiebehoefte en
verbetert het klimaat en het milieu. Al bij al vond ik de discussies over oorzaak en
gevolg mb.t. emissierechten, over de bewijsvoering m.b.t. het verband tussen CO2-
concentatie in nde atmosfeer en de opwarming en het negeren van de directe relatie
tussen klimaatverandering en ecologische en sociaaleconomische en politieke
problemen verwarrend. Ik wilde graag meer wetenschappelijk inzicht in deze
problemen.

In deze notitie wil ik een aantal punten aan de orde stellen:


-is er een oorzakelijke relatie tussen CO2 en temperatuurverandering en de daaruit
volgende klimaatverandering?
-wat zijn de effecten van de doorgedreven visie op CO2 als probleem?
-hoe verder met mijn verkenning?

Is er een oorzakelijke relatie tussen CO2 en klimaatverandering?


Wetenschappers en milieulobby zijn het er in grote lijnen wel over eens dat het klimaat
verandert. Waar ze het minder over eens zijn is wat de oorzaak is van de huidige
klimaatverandering. Klimaatveranderingen zijn er altijd al in wisselende mate van
omvang geweest. Zo hebben we om de ruim 100.000 jaar een grote ijstijd en zijn er elk
2000 jaar wel “kleine ijstijden” en warmere periodes. Zelfs daarbinnen zijn er weer
kleinere
ijstijden geweest, zoals onlangs nog in de Middeleeuwen. We zitten al een tijdje in zo
een warme periode.

Geologen en paleoklimatologen zijn wetenschappers, die kijken naar geologische,


klimatologische en biologische ontwikkelingen over tijdvakken van duizenden en
miljoenen jaren. Zij kijken daarbij vooral naar globale verschuivingen in het klimaat.
Deze wetenschappers brengen de klimaatveranderingen meestal in verband met
natuurlijke processen en wetmatigheden. Duurzaamheid wordt dan in termen van

85
flexibiliteit, aanpassing- en herstelvermogen en evolutie uitgedrukt. Meestal benadrukt
men bij de huidige klimaatverandering het verlies aan soorten. Zou het niet kunnen zijn
dat de soortenrijkdom toeneemt door de klimaatverandering? Of kent deze alleen
maar verliezers?

De milieulobby koos altijd al voor duurzaamheid en dan meestal binnen specifieke


regionale gebieden, bijvoorbeeld Antarctica of de Noordpool of de oerwouden in de
tropen etc. Hun standpunten zijn door ‘peer reviewed’ klimatologen grotendeel
overgenomen. De klimaatveranderingen worden in verband gebracht met de
toegenomen menselijke activiteiten en dan is specifiek met de uitstoot van CO2 in de
laatste eeuwen. Zij zien in de klimaatverandering een ‘onheil’ en zij hebben de
‘politiek’ hiervan weten te overtuigen. Dit ‘onheil’ wordt veroorzaakt door de leefstijl
van de bevolking in de westerse landen. Niet dat hieruit niet veel ellende
voortgekomen zou zijn, maar toch ook veel goeds, toch? Daar komt bij dat je bij
klimaatveranderingen niet over ‘onheil’ in algemene zin kunt praten, want het onheil
voor de een is wellicht een heil voor de ander. Natuurlijk lijkt het plausibel dat er een
verband is tussen meer CO2 en opwarming, welke op zijn beurt een verandering van
het klimaat teweeg brengt met naast positieve ook veel negatieve gevolgen.

Voor de goede orde wil ik hier de door mij aangebrachte tweedeling in


“wetenschappers” en “milieulobby” toelichten. Binnen de milieulobby zitten naast
milieubewuste mensen veel wetenschappers, die op een wetenschappelijke wijze met
de milieuproblematiek bezig zijn. In feite zijn bijna alle wetenschappers die ik ken
milieubewust bezig. Onder al deze wetenschappers zitten veel wetenschappers, die
direct of indirect voor het IPCC werken. Er zijn echter ook veel wetenschappers, die
volledig onafhankelijk en kritisch naar de klimaatverandering kijken en die op
onderdelen kritiek hebben op d uitgangspunten van het IPCC zoals vb. op het
uitgangspunt van AGW. De eerste groep noem ik, niet denigrerend bedoeld, de
“milieulobby” en de tweede groep ‘’de kritische wetenschappers”. Daarnaast heb je
nog de ‘klimaatontkenners’ en wetenschappers, die vanuit bepaalde belangen twijfel
zaaien over het klimaatonderzoek.

Indien men deze discussie verbreedt naar duurzaamheid in termen van milieu en
sociaal- economische ontwikkelingen, dan zou men bij het onderzoek naar
klimaatverandering en naar de bevolkingsgroepen, die daarvan negatieve gevolgen
ondervinden, wellicht moeten spreken in termen van rechtvaardigheid en
barmhartigheid en gelijke kansen. Men mag ook de definitie van Brundtland
gebruiken:
‘duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden
zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te
voorzien in gevaar te brengen.’

De wereldgemeenschap lijkt het eens te zijn geworden dat CO2 hierin een sleutelfactor
is. Er is in Resoluties van de Algemene Vergadering van de VN vastgelegd dat de relatie
tussen CO2 en klimaatverandering is aangetoond. Het broeikaseffect ligt grotendeels
aan de uitstoot van het CO2 door de mensheid en vooral aan de westerse leefstijl. We
zullen voor de emissies van CO2 (o.a. emissierechten moeten kopen,. Maar op nog vele
andere manieren zullen voor het verbruik van fossiele brandstoffen moeten betalen,
zodat het prijsmechanisme ons zal dwingen de uitstoot te beperken.

86
Wat is waarheid?
Als buitenstaander in deze discussie ben ik gaan zoeken naar houvast, naar zekerheid.
Heeft de milieulobby gelijk en moeten we snel onze leefstijl aanpassen vanwege het
argument van de CO2-uitstoot? Of ligt de echte oorzaak van de klimaatverandering
elders, bijvoorbeeld in endogene processen van de aarde, zoals sommige
wetenschappers stellen? Men kan zich afvragen of deze processen nu juist geen
onderdeel zijn van de duurzaamheid van het leven op aarde. ,Zou de mensheid zich
hieraan niet flexibel moeten aanpassen om te overleven? Ligt daar niet de wezenlijke
probleemstelling: hoe te komen tot een meer duurzame globale samenleving in een
wereld met een veranderend klimaat? Dit uitgangspunt legt een sterk accent op
adaptatie, daar waar het andere uitgangspunt van AGW het accent legt op mitigatie.
Men kan concluderen dat de milieulobby en het IPCC sterk inzetten op mitigatie en de
kritische wetenschappers vaker op adaptatie.
Het IPCC van de VN speelt hierin een belangrijke rol. Het lijkt me dat er een strijd
tussen de “milieulobby” en de “kritische wetenschappers” uitgevochten wordt.
Hierdoor komen er tegenstrijdige signalen vanuit het IPCC. Enerzijds is er een
alarmerende taal, welke voor de milieulobby nog niet alarmerend genoeg is en
anderzijds zijn er de vele wetenschappelijke studies, die deze taal niet zo direct
ondersteunen. Een voorbeeld is de prognose voor de stijging van zeespiegel in 2100:
enerzijds alarmerend 2 meter, 9 meter ja mogelijk wel 15 meter en anderzijds een
beperkte stijging van 20 tot 50 cm.

Ik weet het: CO2 ter discussie stellen is na Kyoto vloeken in de kerk en wellicht
onwettig. Maar het is wel belangrijk, want het gaat over zaken, die niet alleen de
ontwikkeling van Nederland en elk van ons direct raken, maar de hele wereld en vooral
de zwakkere bevolkingen en de natuur.

Wat zijn de effecten van de doorgedreven visie op CO2 als probleem?


Het lijkt, in Nederland althans, dat de klimaatdiscussie, de discussie over biodiversiteit
en andere milieuproblemen en zelfs de discussie over de eindigheid van grondstoffen
is verengd tot een CO2probleem. Dit wordt versterkt door de afspraken in Kyoto, welke
in wetgeving zijn vastgelegd. Niet het toetsen van elk plan of project op
duurzaamheiddoelstellingen staat meer centraal, maar het voldoen aan
emissienormen, milieucriteria ed. Deze beperken de keuzevrijheid in het vinden van
oplossingen en wellicht ook een werkelijk Duurzame Ontwikkeling, die zo goed als
mogelijk is recht doet aan een eerlijker en rechtvaardiger wereld. Een duurzame
sociaal- ecologische ontwikkeling verdwijnt uit beeld en wordt vervangen door een
discussie over CO2 en de eindigheid van grondstoffen.

Koolstofemissierechten moeten de juiste balans bewerken tussen milieu en economie.


Het geloof in de effectiviteit van de vrije markt op dit gebied is blijkbaar nog
ongeschonden. Deze markt kan in 2010 meer dan 35 miljard euro bedragen en
betrekking hebben op 4,5 miljard ton CO2. Maar of een “markt van emissierechten” de
beste manier is om de gevolgen van klimaatverandering aan te pakken is zeer de vraag.
Zie de opmerkingen hierover van Labohm verder op.

Door een dergelijke beperkte visie op duurzaamheid verengd de aandacht zich tot
economische aspecten en dan alleen nog die aspecten, die kwantificeerbaar zijn en
door de overheid kunnen worden gecontroleerd.

87
Als voorbeeld: Trouw 26-02-09: `marktpositie Europees staal in gevaar. De
kostenheffing over de CO2-uitstoot verslechtert de marktpositie, waardoor
verplaatsing van de productie naar landen met soepeler regels dreigt. Een ander
voorbeeld op diezelfde bladzijde: Geef opbrengst vliegtaks aan derde wereldlanden,
die te lijden hebben onder de klimaatcrisis. Op TV ’s-avonds nog een voorbeeld: De
vliegtaks kost Schiphol 900000 passagiers en Nederland 1200 miljoen aan inkomsten
per jaar . De vraag is of de CO2-heffing of de vliegtaks het beoogde effect hebben.
Wellicht werken zij eerder averechts. Er zal wellicht meer CO2 worden uitgestoten en
het milieu zal zwaarder worden belast. Het is opvallend dat de overheid naar deze
effecten geen onderzoek doet, noch vooraf noch achteraf.

Nederland weet nog niet uit de kringloop van de clams, claims en clamps te
ontsnappen: een lobby (clam), die vanuit zijn eigen gezichtshoek en belangen zijn
eisen etaleert (claims) en probeert deze vast te leggen in harde normen en criteria
(clamps). De milieulobby, maar niet alleen zij natuurlijk, is hiervan een voorbeeld met
klimaateisen en harde CO2-normen. De motivering hiervoor wordt aangepast aan de
“noden van de dag”. Het maakt hen ook niet uit, als er maar aan de eisen voldaan
wordt. Eerst was het stijgende gehalte aan CO2 in de lucht verantwoordelijk voor de
opwarming. Toen dat gedeeltelijk weerlegd werd, was het een versterkend effect van
de opwarming en zou door een hoger CO2-gehalte de temperatuur tot nog grotere
hoogte stijgen. Later bleek dat weer mee te vallen, omdat het zeewater regulerend zou
optreden. Nu is de verzuring van de zee, met als gevolg afbraak van koraal en
schelpdieren de argumentatie om de eisen kracht bij te zetten. Dat ook dit laatste is
helemaal niet bewezen is en op de langere termijn van enige eeuwen onjuist is, wordt
terzijde gelaten.

De overheid slaagt er niet in om te gaan met een dergelijke discussie en om tot


“redelijke” normen en criteria te komen. Een van de gevolgen is een wildgroei aan
administraties, overlegfora, juridische procedures en een stagnatie van vele processen,
welke de duurzaamheid in algemene zin zouden kunnen bevorderen. Gelukkig is er de
niet te stuiten nieuwsgierigheid en ondernemingsdrift van vele individuen, welke de
wereld draaiend houdt.

Wat zijn de gevolgen van deze doorgedreven visie?


-verlies aan inspiratie om de gevolgen van de klimaatramp, met name voor volken en
culturen die ver weg zijn, in hun volle draagwijdte aan het publiek te presenteren. Het
betreft hier geen “ontwikkelingshulp” maar een “herverdeling van de resources en
belangen” voor alle volken van de wereld, dus ook voor Nederland in een
veranderende wereld.
-verlies aan het zicht op de werkelijk belangrijke problemen als gevolg van de
klimaatverandering, omdat de discussie verengd wordt tot het broeikaseffect en de
temperatuurstijging. Het gaat om eerlijk delen en om overlevingsstrategieën op
velerlei terreinen.
-verlies aan draagvlak voor de echt nodige maatregelen, omdat men meent al genoeg
te doen door minder CO2 uit te stoten door het besparen op energie. Het gaat om
mondiale maatregelen op gebied van productie en consumptie, financiële structuren,
land- en watermanagement en leefomstandigheden voor mensen, dieren en planten.
Zal de reactie niet zijn: ik doe als burger toch al mijn plicht! Ik betaal me blauw, wat wil
je nog meer?

88
De zelfredzame mens, de mens mag over deze zaken zijn eigen mening vormen. Hij
mag luisteren naar anderen, naar Obama bijvoorbeeld. Obama praat niet zo direct over
CO2. Wel over biodiversiteit, het milieu en de sociaaleconomische ellende van de crisis
en de noodzaak van een duurzaam, zelfvoorzienend energiesysteem, maar amper over
CO2. Hij inspireert om de huidige economische crisis binnen een groter geheel van
duurzame ontwikkeling te zien. Maar ook hij is, wellicht onder dwang van zijn
achterban, toch de weg van de CO2-emissierechten opgegaan.

Hoe verder met mijn verkenning?


Deze verkenning zal noodgedwongen wat verder moeten gaan dan de boodschap van
films als An Unconveniable Truth. Het probleem is te groot om hierover niet zelf een
oordeel te willen vormen. Internet is een goed middel om snel een eerste oriëntatie uit
te voeren. Maar is dit middel wel zo betrouwbaar?
Wat te doen met een verzuchting van Timothy Ball88?
‘’lobal Warming, as we think we know it, doesn't exist. And I am not the only one trying
to make people open up their eyes and see the truth. But few listen, despite the fact
that I was one of the first Canadian Ph.Ds. in Climatology and I have an extensive
background in climatology, especially the reconstruction of past climates and the
impact of climate change on human history and the human condition. Few listen, even
though I have a Ph.D of science from the University of London, England and was a
climatology professor at the University of Winnipeg. For some reason (actually for
many), the World is not listening. Here is why. ‘’
Na lezing van zijn waarschuwingskreet ,en van zeer vele anderen, heb ik niet veel hoop
dat het hier en nu in Nederland anders zal gaan. Maar de vraag is natuurlijk “hoe groot
is zijn gelijk?”

Ik doe een poging om hierop voor mijzelf een antwoord te vinden. Daartoe probeer ik
na deze inleiding de volgende zaken wat meer in beeld te krijgen:
-Historie van de CO2-discussie
-Is CO2 de echte boosdoener?
-Fundamentele problemen in relatie tot de klimaatverandering
-Opmerkingen n.a.v. Kopenhagen 2009

Zie deze onderdelen, welke ik heb gebaseerd op literatuuronderzoek. Daarna volgen 2


paragrafen, die meer feitelijke informatie geven over:
-CO2 is het probleem!
en
-Is CO2 wel het probleem?

Historie van de CO2-discussie


Medio 20-e eeuw kwam de discussie over klimaatverandering in alle hevigheid los. De
invloed van de mens daarop stond voor velen buiten kijf. Door de industriële revolutie
was de mens zeer veel meer kolen, olie en gas gaan verbranden en werd de lucht
vervuild. Tegelijk met deze toename constateerde men een toename van de

88
Zie: http://www.canadafreepress.com/2007/global-warming020507.htm

89
temperatuur. CO2 zou hierbij een belangrijke oorzaak zijn. In een grafiek uitgezet valt
de overeenkomst tussen de temperatuur en de CO2 uitstoot op. Zie in onderstaande
figuur bijvoorbeeld de periode na WO-II. Logisch toch dat hier een verband bestaat?
In onderstaande figuur is ook het verband tussen temperatuur en zonneactiviteit
uitgezet.
Dit verband lijkt nog sterker. Maar ook hierbij worden door anderen weer vraagtekens
gezet. Bovendien is het temperatuurverloop in de Arctische gebieden niet gelijk aan
dat over de gehele aarde. En dat is weer afhankelijk van de hoogte waarop men meet.
Zo eenvoudig is het dus niet om een verband aan te tonen. Als men een relatie zu
leggen tussen de opwarming en de omvang van de wereldbevolking zou de correlatie
ook zeer hoog zijn. Een correlatie is nog geen verband!

Arctic surface air temperature compared with total solar irradiance as measured by
sunspot cycle amplitude, sunspot cycle length, solar equatorial rotation rate, fraction
of penumbral spots, and decay rate of the 11-year sunspot cycle. Solar irradiance
correlates well with Arctic temperature, while hydrocarbon use does not correlate.
Bron: Environmental Effects of Increased Atmospheric Carbon Dioxide, A.R. Robinson
e.a., 2007.

In de jaren 60- en 70-tig werd de temperatuurstijging ontkend. De discussie


verzandde, omdat niet overtuigend bewezen kon worden dat de temperatuur op aarde
werkelijk stijgt. In 2001 achtte het internationale gezelschap van klimaatdeskundigen
van de VN, het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het overtuigend
bewezen dat de temperatuur van de dampkring en het zeewater gestegen is en dat
deze stijging steeds sneller verloopt. Deze overtuiging wordt echter door een zeer
groot aantal wetenschappers niet gedeeld. Het is niet mogelijk om hier alle punten van
kritiek van de wetenschappers te benoemen. Enige zijn:
-het “feit” dat de temperatuur na 2000 niet meer gestegen is, maar eerder gedaald
-grote regionale verschillen in de temperatuurveranderingen
-de verontrustende claim dat de temperatuurveranderingen ongekend snel verlopen
klopt niet omdat deze veranderingen helemaal niet uniek of extreem zijn.

De oorzaak voor de temperatuurstijging en de hiermee samenhangende


klimaatverandering werd zonder veel onderbouwing toegeschreven aan de toename
van broeikasgassen als gevolg van het grotere energieverbruik voor menselijke
activiteiten (AGW)., welke vooral na WO-II exponentieel zijn gestegen. Uit de metingen
en grafieken werd het verband tussen de CO2- uitstoot en de temperatuurstijging als
bewezen verklaard.

90
CO2 werd de zondebok en de mens, vooral de westerse mens was hiervoor
verantwoordelijk. Het feit, dat de menselijke bijdrage in de totale CO2 uitstoot in de
atmosfeer slechts ongeveer 2% (volgens vele wetenschappers) of 33% (volgens de
milieulobby) is, wordt als niet belangrijk terzijde geschoven. Milieuactivisten wisten
deze boodschap bij de politici goed over te brengen, die sowieso gevoelig waren voor
het argument “de westerse cultuur is schuldig”. De CO2-lobby, die met 35000 man
sterk in Kyoto aanwezig was, heeft de weg vrijgemaakt voor CO2-wetgeving, CO2-
belastingen, CO2- emissierechten etc. Kyoto is een begrip en een maatstaf geworden.
CO2 ter discussie stellen is nu tegen de wet. Kopenhagen moet dit alles eind dit jaar
nog aanscherpen.

Alle media-aandacht, alle geldstromen, alle politiek correcte taal, die gaat over “wij zijn
schuldig aan de klimaatverandering en wij moeten veel minder CO2 uitstoten” en
“door het prijsmechanisme komt er minder CO2 en dat zal de klimaatverandering
afremmen tot een acceptabele grens, waardoor het water niet tot de lippen en
wellicht slechts tot de knieën komt te staan “ zijn voor mij geen bewijs. Deze
alarmistische boodschap wordt er met films als An Unconveniable Truth van Al Gore en
meer verfijnd bijvoorbeeld met Planet Earth en vele documentaires ingeramd. Wie
kent de arme ijsbeer niet, die na een moeizaam leven op afbrokkelend ijs bij de
Walrussen sterft. Maar er moest wel nauwkeurig gefilmd worden om niet de meute
ijsberen in de naaste omgeving in beeld te krijgen en de illusie te verstoren dat wij hier
een van de laatste ijsberen zagen sterven. De werkelijkheid is dat ijsberen daar een
plaag beginnen te vormen.

Niet alleen de alarmistische boodschap maar ook de koppeling van boodschappen is


verontrustend. Veel invloedrijke mensen, zoals o.a. Al Gore koppelen alle grote
problemen aan elkaar: de klimaatcrisis, de economische crisis, de milieucrisis, de
recessie. Al deze crises zijn onderling gerelateerd en de schuld ligt bij de westerse op
groei gerichte leefstijl. In feite is dit totaal onbewezen en doet het geen recht aan de
verworvenheden van de westerse beschaving. Maar erger nog het staat de oplossing
van de genoemde crises in de weg. Als de klimaatcrisis niet door de mensen wordt
veroorzaakt, dan is er een andere oorzaak. Dat geldt niet voor de vervuiling, de
armoede, het verlies aan goede landbouwgronden en drinkwater etc. Daar speelt het
“Westen” wel een belangrijke rol. De CO2 hype belemmert vaak de vrijheid om
“goede” oplossingen ter discussie te stellen.
Dat men de excessen van de westerse leefstijl aan de kaak stelt, prima, maar deze als
oorzaak zien voor alle ellende in de wereld lijkt mij gevaarlijke retoriek. Ik ben er meer
dan wie ook van overtuigd dat we eindelijk aan het energieprobleem moeten gaan
werken en ook aan een eerlijker en rechtvaardiger verdeling van de welvaart en het
welzijn over alle volken en culturen. Maar dat kan niet vanuit een door schuldgevoel
gevoede CO2-hype.. Benoem de problemen één voor één en zie wat de oorzaken zijn
en doe er wat aan.

De boodschappen zijn niet simpel en helder. Bij mij als buitenstaander blijven vele
vragen knagen. Met alle euforie over het binnenhalen van het verdrag van Kyoto lijkt
een wettig en overtuigend bewijs dat CO2 verantwoordelijk is voor de
temperatuurstijging niet meer nodig. Daar wordt ook niet meer aan gewerkt. Nergens
in de rapporten van IPCC of het KNMI wordt dit bewijs geleverd en dit wordt eigenlijk
ook niet meer als ter zaken doende gezien. Ik heb op dit terrein nergens
onderzoeksrapporten kunnen vinden.

91
Het KNMI is iets voorzichtiger en stelt dat klimaatverandering komtdoor natuurlijke
processen én het menselijke gedrag. Men kan in recente rapporten van het IPCC (zie
….) lezen dat “ook als CO2 niet de oorzaak is van de temperatuurstijging, dat deze dan
toch de temperatuurstijging versterkt”. Ook hiervoor is geen enkel bewijs, maar het
klinkt wel waarschijnlijk. In Nederland ondersteunt Climate Quest de standpunten van
het IPCC en voert actie voor een krachtige klimaatwet, welke vooral neerkomt op het
beperken van de CO2-uitstoot. Maar toch merken ook zij op in Klimaatverandering:
oorzaken, gevolgen en oplossingen, Wetenschappelijke achtergrond bij het on-line
platform Climate Quest ‘….als we kijken naar het CO2-gehalte in de atmosfeer over de
laatste 150.000 jaar, dan is er in koude periodes weinig CO2 en in warme periodes veel
CO2. We kunnen niet precies vaststellen of het CO2 gehalte het klimaat ‘volgde’ of
‘stuurde’.
In een promotiestudie van Appy Sluijs ,Global Change during the Paleocene-Eocene
thermalmaximum, Universiteit van Utrecht 2006, waarin een periode omstreeks 55,5
miljoen jaar geleden (bij de overgang van het Paleoceen naar het Eoceen) wordt
beschreven, wordt aangetoond dat over de hele wereld een thermisch maximum werd
bereikt, dat niet door de huidige klimaatmodellen kan worden verklaard. Sluijs ziet
overeenkomsten met de huidige situatie. Ook toen was er een plotseling sterke
temperatuurstijging op een afstand van 2- 3000 jaar gevolgd door een sterke stijging
van CO2-concentraties. Dergelijke gebeurtenissen hebben zich toen meermaals
voorgedaan. Waarom is niet duidelijk, maar Sluijs vermoedt endogene oorzaken.
Over endogene oorzaken wordt in de literatuur zeer veel gespeculeerd, van
onderzeese vulkanen, aardmagnetische velden, cycli in de aardbaan en –stand etc.

Klimatologen zoeken de oorzaak eerder in processen in de dampkring. De


uitgangspunten van klimatologen zijn vooral gebaseerd op modeluitkomsten, waarin
een buitenstaander weinig inzicht kan krijgen. De klimaatdeskundigen zijn vooral
modeldeskundigen, vaak met een wiskundige achtergrond. Dit maakt de discussie
moeilijk, want de “tegenstanders” (in meer correcte taal: zij die een
minderheidsstandpunt innemen) zijn meestal wetenschappers, geologen vooral. En
deze kijken eerder naar de werkelijkheid van de natuurlijke ontwikkeling, naar de
realiteit. Zij zoeken naar oorzaak en gevolg, naar wetmatigheden. Modellenmensen
zoeken eerder naar een perfecte beschrijving van kwantificeerbare relaties.

Ik heb een overweldigende hoeveelheid rapporten gezien met pro en contra het
standpunt of CO2 nu wel of niet de boosdoener is bij de klimaatverandering. Contra
meestal met feiten en theorieën die aantonen dat bepaalde relaties en feiten niet
kloppen. Pro met argumentaties, dat de Contra ongelijk hebben en omdat alles in de
wijsheid van het IPCC reeds is meegenomen en dat de meerderheid van de
wetenschappers en van de wetenschappelijke instituten in de wereld het hiermee toch
eens zijn.
Nu is consensus wetenschappelijk gezien geen bewijsgrond, integendeel, als men de
geschiedenis van de natuurkunde en van vele andere wetenschappen nagaat. De
wetenschappelijke waarheid is lang niet altijd eenduidig. Zeer vaak wordt de “politiek
niet- correcte” leer of boodschap verketterd of dood gezwegen. Vooral dit laatste
brengt wetenschappers als Timothy Ball tot wanhoop. De overheid wil niet luisteren,
verzucht hij. Daarom gebruik hij, naar mijn mening vanuit frustratie, extreme taal: “the
greatest swindle in human history”.
Maar toch blijft een verwijzing naar een tekst van Lowell Ponte uit 1976 mij bij:
“Maybe for the same reason we believed, 30 years ago, that global cooling was the
biggest threat: a matter of faith. "It is a cold fact: the Global Cooling presents

92
humankind with the most important social, political, and adaptive challenge we have
had to deal with for ten thousand years. Your stake in the decisions we make
concerning it is of ultimate importance; the survival of ourselves, our children, our
species.”
Dit was de tijd van de Club van Rome en van onze angst voor een komende ijstijd.
Luttele decennia later moet ik me zorgen maken over een rampzalige opwarming?

De geslotenheid, het eigen gelijk en de rechtlijnigheid van het klimaatdebat valt op. In
een dergelijke situatie is nodig: openheid, nieuwsgierigheid en vrijheid van denken.
Maar juist daar lijkt het erg aan te schorten in het klimaatdebat, of liever het CO2-
debat. Op het eind van deze bijlage zijn verwijzingen opgenomen naar websites, waar
men zich verder kan verdiepen. Een voorbeeld van een dergelijk debat kan men op de
voet volgen in bijvoorbeeld de presentaties voor de US Senate Commission
Environment and Public Works, waarin zowel het meerderheidsstandpunt maar ook
het minderheidsstandpunt ten aanzien van CO2- wetgeving volledig wordt
weergegeven. Ik denk dat de Nederlandse overheid nog zeer veel kan leren van de
Amerikaanse overheid met betrekking tot de openheid van de discussies en de
verantwoording van standpunten en maatregelen, onderverdeeld naar majority en
minority office89.

De natuur kent enorm veel terugkoppelingen, de meeste negatief, maar helaas niet
alle. Zo zou het gehalte CO2 en methaan in de dampkring positief teruggekoppeld zijn
aan de temperatuur van het zeewater. De centrale vraag blijft “waarom wordt het
zeewater warmer?” Dit kan m.i. slechts zeer langzaam door een temperatuurverhoging
van de dampkring. Hiervoor is de verhouding tussen de calorische waarde van de
dampkring en die van het zeewater te ongelijk. De temperatuur van de dampkring
wordt door de temperatuur van het zeewater mede beïnvloed maar amper andersom.
Maar de mens kan niet hebben bewerkstelligd dat het zeewater warmer werd, zeker
niet in zo een korte periode. De temperatuurstijging van het zeewater kan een gevolg
kan zijn van een veelheid van factoren: endogene factoren, cyclische veranderingen in
de aardstand en aardbaan, zonneactiviteit, magnetische velden etc.? Hierover zijn de
wetenschappers het niet eens en ook niet of de temperatuurstijging over de gehele
aardbol in gelijke mate zo is. Zij doen nog steeds ontdekkingen. We dachten
bijvoorbeeld tot voor kort nog dat het niveau van de zeeën overal even hoog was? Dat
is niet zo, er kunnen verschillen tot meer dan 50 meter zijn. Met name in de diepzee
worden momenteel fantastische ontdekkingen gedaan, die ons idee van waar leven
mogelijk is en wat leven eigenlijk is totaal zullen veranderen. We weten nu ook dat de
opwarming van het zeewater en de atmosfeer in het gebied van de Noordpool veel
sterker is dan in Antarctica, waar in het centraal hoogland afkoeling plaats vindt en
accumulatie van sneeuw en ijs. .

Een tweede vraag is of de positieve terugkoppeling tussen CO2 en temperatuurstijging


van de atmosfeer effectief wel een zo grote invloed heeft. Het warmere zeewater
neemt namelijk meer CO2 op en veroorzaakt een negatieve terugkoppeling. De vraag
hoe sterk beide terugkoppelingen zijn en of deze over de hele aardbol in gelijke mate
zo zijn is nog niet afdoende beantwoord. Ook wijzen de klimaatmodellen uit dat de
toename van de CO2 niet de toename van de temperatuur van de oceanen kan
verklaren. Deze blijkt namelijk sterker te zijn dan volgens de modellen berekend werd.

89
Zie: discussies binnen amerikaanse overheid:http://epw.senate.gov/public/index.cfm?FuseAction=Home.Homeen
http://epw.senate.gov/public/index.cfm?FuseAction=Minority.SenateReport

93
Zou de relatie dan toch andersom zijn? Deze vraag ben ik nergens tegengekomen in de
officiële litteratuur.

Met zoveel onbeantwoorde vragen zou de westerse mens wellicht toch niet de
hoofdschuldige zijn aan het veranderende klimaat maar mede slachtoffer, samen met
alle andere mensen en de hele natuur.
Dit laat natuurlijk onverlet, zie eerdere opmerking, dat de westerse cultuur wellicht wel
schuldig is aan de eerder genoemde fundamentele problemen met betrekking tot de
energiecrisis, de afname van de biodiversiteit, de verarming en wellicht ook de
verwoestijning van grote delen van de wereld. Maar dat is een andere discussie, die
niet verward mag worden met de CO2 discussie.

Is CO2 de echte boosdoener?


Als buitenstaander heb ik gezocht naar een sluitend bewijs dat CO2 de oorzaak is van
de temperatuurstijging en van de klimaatverandering. Ik had dat bewijs graag
gevonden, want dan was de zaak helder en konden we verder leven met de CO2-
belastingen, in de hoop dat deze zouden worden aangewend voor een “betere wereld”
en niet zouden worden misbruikt door machthebbers.

De temperatuurstijging van zowel het zeewater als de dampkring lijkt overtuigend


aangetoond, de relatie tussen temperatuur en CO2 ook. Maar over het oorzakelijk
verband valt bitter weinig te lezen. Voor mij is het bewijs dat de mensheid, en dan
vooral de westerse mens, de schuldige is voor de temperatuurverhoging van de
dampkring en de hiermee samenhangende klimaatverandering valt uit de openbare
stukken voor mij niet af te leiden. Als men zoekt naar een state-of-the-art op dit gebied
dan valt op dat er zeer veel van elkaar wordt overgenomen. Door de herhaling van de
standpunten lijkt een bewijs niet meer nodig. Dit geldt vooral voor de politiek correcte
opvattingen. Deze nogal alarmistische en vaak opportunistische opvattingen worden
thans overal, in het onderwijs, in de informatiestukken van allerhande organisaties als
een “zekerheid” aangeboden.
Als men de literatuurverwijzingen na loopt dan valt op dat diegenen, die er aan
twijfelen of CO2 de oorzaak is van de klimaatverandering, inhoudelijk worden
doodgezwegen, hun opvattingen komen amper aan bod, hun filmpjes worden
geblokkeerd door copyright ed., en geld voor onderzoek wordt hen onthouden.
Wellicht heeft de lezer een andere mening, maar probeer dit zelf te ontdekken door op
het web te surfen.
Het IPCC schermt In zijn officiële stukken met de overweldigende massa van
wetenschappers en instituten, die het eens zijn met hun opvattingen. Maar op dit
algemene niveau kan iedereen het eens zijn met de doelstellingen van het IPCC. Wie is
tegen een verslechterend milieu, afbraak van biotopen, armoede etc.? Maar het eens
zijn met specifieke onderzoeken en de hieruit getrokken conclusies is een andere zaak.
Het aantal wetenschappers dat de conclusies van onderzoeken deelt is eerder beperkt.
De verkenning via internet leert mij dat er veel meer wetenschappers zijn, die de
conclusies of de extreme interpretatie hiervan, niet delen. Maar een al te duidelijk
standpunt hiertegen innemen is enerzijds vaak niet wetenschappelijk en anderzijds
vaak bedreigend. Zij worden afgedaan als betweters, als achterhoedevechters.
Dit is een weinig wetenschappelijke houding, welke binnen het IPCC opgeld doet. Ik
kom veel oprechte wetenschappers tegen met wetenschappelijke vragen, waarop ik in
de vele openbare stukken van het IPCC geen duidelijk wetenschappelijk, maar helaas

94
meestal wel emotioneel en politiek, antwoord kan vinden. De stukken van het IPCC
blinken uit in het beschrijven van de verwachte gevolgen. Over een wetenschappelijke
onderbouwing van de oorzaken en achtergronden ziet men niet veel, althans niet in
de officiële publicaties.

Voorbeelden van vragen van wetenschappers zijn:


-in de gehele historie loopt de temperatuurstijging 200 tot 600 soms wel 2000 jaar
voor op de toename van CO2 in de atmosfeer. Dit bleek ook zo te zijn in de analyse van
ijsmonsters. Dit was in het Eoceen kennelijk ook al zo. Waarom is het zo moeilijk om dit
ofwel toe te geven ofwel het belang hiervan te ontkrachten?
-ondanks de grote uitstoot van CO2 door de moderne mens is dit een beperkt
percentage (van 2 tot maximaal 33%) van de natuurlijke productie van CO2? Hoe kan
dit dan een zo grote impact hebben op de temperatuur?
-CO2 is een zeer nuttig gas, dat de plantengroei sterk beïnvloed. Als voorbeeld: door de
verhoging van de CO2-concentraties is het volume hout in de VS over een halve eeuw
met 40% toegenomen. Waarom komt men in de stukken van het IPCC daar niets over
tegen? -Een hogere concentratie CO2 in de atmosfeer zou rampzalig zijn Maar is het
huidige niveau niet eerder nuttig dan schadelijk en op de zeer lange termijn zelfs
noodzakelijk voor het overleven van de mens, omdat het CO2 in de dampkring door
natuurlijke processen (welke o.a. de dampkring van Mars hebben “opgelost”) steeds
minder wordt, doordat het steeds meer gebonden wordt. Het huidige CO2-niveau CO
is al zeer veel lager dan miljoenen jaren geleden. Is het zo gevaarlijk dat het CO2-
gehalte stijgt? Is het gevaar van een komende ijstijd niet zeer veel groter dan dat van
een opwarming?
-om calorische redenen kan temperatuurverhoging van de atmosfeer kan geen oorzaak
zijn van de opwarming van het zeewater. Hoe en waarom het zeewater opwarmt is nog
een grote vraag, al zoeken sommigen de oorzaak in de aarde en niet er op of er buiten.
Ook Sluijs wijst op mogelijke endogene oorzaken. Waarom wordt deze lijn niet
intensief onderzocht? -het zeewaterpijl heeft enorm gefluctueerd over de laatste
150000 jaar. De verschillen kunnen wel 150 meter bedragen hebben. Maar nu zitten
we bijna op een historisch hoog waterpeil, al kan het theoretisch nog wel 15 meter
stijgen. Waarom wordt er alarmistisch gedaan over mogelijke stijgingen op korte
termijn van 2 tot 9 meter? Het KNMI berekent toch zeer veel kleinere stijgingen, in de
orde van decimeters?
-de opwarming van het zeewater lijkt een voorwaarde (en voorbode) voor de vorming
van een ijstijd. Allerlei reeksanalyses, gebaseerd op verschillende cycli, zouden
aantonen dat we weer op een ijstijd afstevenen, om precies te zijn in 20012, sic. De
afkoeling zou in feite al begonnen kunnen zijn sinds 2000. Moeten we de oceaan niet
afkoelen, door voortaan alle energie met warmtekoppelingen uit de oceaan te halen?
Liggen daar geen grote kansen voor de nieuwe economie? Of is menselijk handelen in
deze wel futiel?

Wat mij bij alle studies opvalt is het gebruik van klimaatmodellen. Er is zeer veel
detailonderzoek en er zijn zeer veel modellen. Helaas vergroot dit het inzicht in de
processen van de klimaatverandering niet en maakt het de materie alleen maar
complexer. Ik heb op geheel andere terreinen met modellen gewerkt en in die wereld
was het gebruik van modellen als onderdeel van de bewijsvoering volslagen absurd.
Het gaat bij modellen niet om nauwkeurigheid, maar om betrouwbaarheid. De
theoretische basis moet onaanvechtbaar zijn. Over deze basis lees ik in de rapporten
haast of helemaal niets. Ben ik ver van de waarheid als ik stel dat modellen net zo lang

95
worden gemanipuleerd totdat het verleden perfect wordt beschreven en er voor de
toekomst een politiek correct beeld uit komt? Ik weet het niet en de modellenbouwers
zullen het in alle toonaarden ontkennen.

Fundamentele problemen in relatie tot klimaatverandering


Als men als buitenstaander de zeer vele rapporten en reacties hierop leest dan
ontkomt men niet aan de indruk dat hier een strijd wordt geleverd, die vergelijkbaar is
met die tussen de creationisten en de evolutionisten. Maar wellicht ligt deze ook wel
op hetzelfde niveau: tussen gelovigen en ongelovigen, tussen zekerheid en twijfel,
tussen doem en uitdaging, tussen dogmatiek en ratio.

Deze discussie doet me denken aan de discussie rondom de resultaten van de Club van
Rome.
Deze resultaten waren dramatisch en voorspelden veel ellende, ook zonder de CO2-
emissies. De resultaten waren gebaseerd op modellen, welke erg nauwkeurig ‘leken’.
Niet dat de resultaten in grote lijnen onjuist waren, maar zij hielden te weinig rekening
met de negatieve terugkoppelingen in de sociaaleconomische en vooral ook natuurlijke
processen, waardoor bepaalde ontwikkelingen zich langzamer voltrokken dan
voorspeld was. Doordat de werkelijkheid steeds meer achter bleef bij de prognoses
ebde het gevoel van urgentie weg en werd er te weinig gedaan met de voorstellen,
welk op zich correct waren.
Dit breekt ons nu op. Laten we niet weer dezelfde fout maken. Alleen door een heldere
argumentatie en bewijsvoering ontstaat een draagvlak voor ‘moeilijke’ beslissingen en
voor een effectief beleid. Ik mis een dergelijke houding in de publicaties van het IPCC.
Wellicht is dit niet mogelijk, omdat dit eerder een politiek forum is dan een
wetenschappelijk forum. Dit forum bepaald echter wel de geldstromen van de
wetenschappers en zo ontstaan er allerlei extreme tegenstellingen tussen de
“milieulobby’s”, die steeds weer alarmistische boodschappen doen uit gaan, en de
“kritische wetenschappers” binnen en buiten het IPCC, die steeds meer
gemarginaliseerd worden.
We kunnen het toch niet weer beleven, dat over bijvoorbeeld 30 jaar de afkoeling van
de aarde weer als het grote probleem gezien wordt en niet meer de
temperatuurstijging? Ik acht die kans niet groot, maar over perioden van eeuwen zou
ik niets durven zeggen.
En dat de milieulobby’s dan met dezelfde verve het CO2 als boosdoener zien? Ik moet
daar niet aan denken, maar ik heb het eerder beleefd. Mocht een dergelijk scenario
zich ontvouwen of als de opwarming veel minder zal blijken te zijn dan het IPCC
voorspelt, dan zal het IPCC op den duur alle vertrouwen verliezen. Dit zou rampzalig
zijn voor de hele discussie over de gevolgen van klimaatverandering op alle genoemde
probleemgebieden: biodiversiteit, energie, de eerlijke en rechtvaardige verdeling van
de “economische bronnen’.

Waarom zouden we een dergelijke confrontatie riskeren? Waarom kijken we niet in de


eerste plaats naar de oplossing van de fundamentele problemen, waar
overeenstemming over is, en bereiden we ons flexibel voor op klimaatveranderingen,
die toch buiten het menselijk vermogen om hierop in te grijpen, vallen? Als CO2 de
katalysator is 0m de fundamentele oplossingen te effectueren, dan is dit prima. Maar
dan moet de discussie wel over deze problemen blijven gaan.

96
Laten we deze heilloze discussie stoppen en ons met de gevolgen, welke we over een
periode van jaren en decennia kunnen voorzien, bezig houden. Hoe gaat de wereld om
met de huidige opwarming?
De discussie moet gaan over de fundamentele problemen als gevolg van de huidige
opwarming en over het voorkomen van een klimaatramp:
-als de temperatuur van het zeewater en van de dampkring stijgt: wat zijn dan de
gevolgen hiervan voor de klimaatverandering, de zeespiegelstijging, de verwoestijning
etc. En belangrijk: wat zijn de gevolgen voor de verschillende regio’s, landen en
culturen en voor het milieu en de natuur? Hoe gaan we als wereldgemeenschap deze
problemen aanpakken? -de energiecrisis is een van de signalen van de eindigheid van
grondstoffen: wanneer wordt duurzame energie nu echt aangepakt? En wie zal daarbij
aan energiearmoede ten onder gaan? Meer algemeen: op welke terreinen is er een
schaarste aan grondstoffen: water, bebouwbaar land, metalen etc.? Hoe gaat de
wereldgemeenschap deze schaarse goederen verdelen?
-de biodiversiteit is op vele plaatsen nu al in gevaar: wat doen we hieraan op dit
moment en wat gaan we doen als deze in een veranderend klimaat nog meer in gevaar
komt? Wat is duurzaamheid in een veranderend klimaat?
-door de globalisering komen samenlevingen, culturen en bevolkingsgroepen onder
druk: welke wereldorde kan hier effectief ingrijpen? Is de VN nog wel een acceptabele
partner? Hoe kan de westerse wereld zich herpakken en een positieve bijdrage geven
aan een meer rechtvaardiger wereld en een eerlijker verdeling van de goederen? Is er
een andere orde denkbaar, die dit beter zou kunnen?
-het milieu wordt lokaal negatief beïnvloed door menselijke activiteiten: hoe worden
deze negatieve externe effecten bepaald en “verrekend”? Zijn de CO2-emissierechten
daar een goed instrument voor? Hoe kunnen de betalingen en de uitgaven onder
eenzelfde noemer gebracht worden?

Aan de oplossing van deze problemen zou vanuit een multinationaal gezag moeten
worden gewerkt. Het IPCC lijkt mij in deze steeds minder effectief. Naar mijn mening
wordt geen enkel van de bovengenoemde problemen door de huidige aanpak van de
CO2 emissies opgelost, zelfs niet verminderd. Kopenhagen is voor mij eerder een
piketpaaltje dan een eindpunt. Ik hoop dat dit piketpaaltje het eindpunt niet verder
weg brengt.

De overheid is mijns inziens veel te ver mee gegaan in de populistische hype van de
CO2-moet-in-de-ban. Ik vrees voor een steeds toenemend verlies van vertrouwen in
overheden om deze problemen te kunnen oplossen. Deze visie levert meer verliezers
op dan winnaars:
- hoeveel aandacht krijgen de echte probleemhebbers nog?
-wat wordt er echt aan biodiversiteit gedaan? Zie de rapporten van hetzelfde IPCC
hierover.
-hoeveel aandacht krijgt duurzame energie werkelijk? Deze is niet alleen vanwege het
klimaat maar ook vanuit het oogpunt van beperkte grondstoffen en politieke
onafhankelijkheid van groot belang.
-het wordt steeds moeilijker om, als het echt moet, de bevolking van de nodige actie te
overtuigen. Wat kan de bevolking nog voor “waar” aannemen? Rationaliteit is te vaak
ondergesneeuwd door geloof of partijbelang.

Het is om al deze redenen zo jammer de het IPCC en de VN zo weinig ruimte laten voor
open en transparantie discussies. Als mijn analyse juist is dan laadt de overheid en het
IPCC een schuld op zich van pas veel te laat in te grijpen in de reorganisatie van de

97
globale samenleving, om de gevolgen van de klimaatverandering voor de mensheid
“eerlijk en gelijkwaardig” op te vangen.

Aanvulling n.a.v. Kopenhagen 2009

Update Kerst 2009: na Kopenhagen

Het IPCC stelt: Het is voor 95% zeker dat de mens verantwoordelijk is voor de
klimaatverandering: door zijn uitstoot van CO2. Dit wordt door de peers in het
klimaatpanel algemeen ondersteund. Hierop aansluitend stel ik de vraag: Ging het in
Kopenhagen over de fundamentele oorzaken en problemen van de
klimaatverandering?
Nee. Het ging om geld en macht. De “arme” landen onder aanvoering van Soedan
wilden meer geld. De grote ontwikkelingslanden, verenigd onder de naam BIC-landen
(kennelijk is Rusland daar gaan deel meer van), wilden de vrijheid hebben om te
groeien en te vervuilen. America koos eieren voor zijn geld en beloofde eveneens een
grote inspanning te doen om de temperatuurstijging onder de 2 graden Celsius te
houden. Over CO2 werden echter geen harde afspraken gemaakt.
De arme landen dachten in het Kyotoprotocol een instrument te hebben om hun oude
kolonisators te kunnen afpersen. Het oude en nog steeds verdeelde Europa had
daaraan graag meegewerkt, bedolven als het is onder de zelf opgeroepen
schuldgevoelens. Maar Europa speelde slechts een bescheiden rol.

Mijn verwachtingen zijn uitgekomen, die waren anders dan de opgeblazen


verwachtingen van het IPCC. Jammer dat onze Yvo de Boer daar de leiding heeft. Hij
verdient beter, maar hij is wel mede verantwoordelijk voor de politisering van het
wetenschappelijke IPPC. Onze minister van ontwikkelingshulp Koenders ziet het einde
van de vleugellamme VN nabij. Maar hij is dan ook de Nederlandse spreekbuis van de
arme landen, die zich bekocht voelen met de resultaten van deze conferentie. Zij
wilden minimaal een continuering van Kyoto, waarin de schuld van de westerse wereld
aan de klimaatverandering is vastgelegd compleet met afspraken over financiële
bijdragen als tegemoetkoming in de kosten van de negatieve gevolgen hiervan zoals
verdroging, watergebrek, overstromingen ed. Onze minister van milieu Cramer voelde
zich door de arme landen in de tang gehouden en ergerde zich groen en geel.
De grootste verliezer is echter Europa. Europa werd totaal niet gekend in het
“akkoord” dat door Amerika en de BIC landen werd gesloten en dat voor
“kennisneming” is aangenomen. Dat was zuur en volgens de EU onverdiend. Maar onze
Jan Peter Balkenende zag in dit “akkoord” toch een “stap in de goede richting”. Hij
heeft kennelijk niet in de gaten dat vooral China wereldleider wil en waarschijnlijk gaat
worden op het gebied van duurzame technologie en energie. Dit is voor China een
zaak van leven en dood. Zij werken hieraan veel harder dan Europa en zullen pas vanuit
een positie van kracht met de rest van de wereld, inclusief Europa, onderhandelen
over klimaatissues en over CO2, dat voor hen dan geen zwakte meer is maar een
sterkte.
Deze klimaattop bevestigt dat de wereldorde is veranderd. De Pacific Rim is definitief
het nieuwe centrum van de wereld geworden. De opkomende landen, en vooral de
BIC- landen en voorlopig natuurlijk ook Amerika, zullen de hoofdrol gaan spelen. Dat
was mijn eerste les.

98
De arme landen hebben dit beter begrepen dan het oude Europa, dat met zijn
schuldgevoelens tot wel tot 80% reductie van de CO2-uitstoot had willen gaan, althans
op papier. Dat zou mijns inziens overigens niets hebben opgeleverd aan
klimaatverandering, het zou alleen maar een hoop geld kosten, geld dat China beter
weet te besteden aan duurzame technologie en energie. Zelfs het Wereldnatuurfonds
ziet dit in en stapt af van de CO2 reductie en verlegt het accent naar de gevolgen van
de klimaatverandering.

Een tweede les, welke de klimaattop mij heeft geleerd, is dat de media een totaal
onacceptabele rol spelen in dit alles. De klimaatsceptici kregen praktische geen
aandacht en dan ook nog geheel vertekend. Wat te denken van een cryptische
samenvatting van de standpunten van de klimaatsceptici op radio en TV met daarop
een commentaar van de voorzitter van de Nederlandse delegatie in het IPCC, zonder
dat er vervolgens een weerwoord kan worden gegeven door de critici.
Wat te denken van precies op tijd uitlekkende rapporten van het IPCC, die zowat
apocalyptische ontwikkelingen aankondigen. Daar staan natuurlijk ook de onthullende
E- mails van de klimaatwetenschappers tegenover, die eveneens op een gevoelig
moment werden geopenbaard. Waar bleef de pers om dit soort zaken te duiden?

Een derde les is dat ik bespeur dat veel klimaatwetenschappers ongemerkt het
standpunt van de critici aan het overnemen zijn: ‘Als de klimaatverandering dan niet
aan de CO2 ligt, dan zijn de maatregelen toch ook wel goed voor de oplossing van de
problemen van duurzame energie en dan komen er toch fondsen voor de aanpak van
de gevolgen van de klimaatverandering?’
De pers zou toch minimaal dit soort denken ter discussie moeten stellen! Het gaat
daarbij niet meer om de waarheid, om wetenschappelijke onderbouwing, maar het
gaat duidelijk en expliciet om geld en macht. Het maakt kennelijk niet uit met welke
argumentatie het geld er komt. Men kijkt niet naar de schade toegebracht aan de
waarheid, de wetenschap en de controleerbaarheid van politieke afwegingen.
.
Als het IPCC deze politieke draai niet kan maken, dan is er geen hoop voor een
effectief voortbestaan van de VN, denk ik wel eens in een sombere bui.

Een voorstel en enkele vragen

Het klimaatdebat lijkt me te zeer verengd te zijn tot een CO2-debat. De bewijslast dat
het CO2 meer negatieve dan positieve effecten heeft lijkt me zeer mager en voor mij
zeker niet overtuigend. Ik begrijp niet waarom er alleen naar de menselijke activiteiten
gekeken wordt en niet of weinig naar endogene processen, zoals vulkanische
activiteiten in de oceanen, of naar exogene processen, zoals bijvoorbeeld zonnestraling
De verantwoording van de CO2-heffingen en de emissierechten mist volgens mij een
degelijke wetenschappelijke grondslag. Maar dit verhindert niet dat er grote
overeenstemming is over een aantal zaken zoals bijvoorbeeld de nodige reductie van
de CO2 uitstoot en de aanwending van de emissierechten voor het bestrijden van
negatieve effecten. Hierdoor dreigt er te weinig te worden gedaan aan de aanpak van
de werkelijk fundamentele problemen van de mensheid:
-oneerlijke en onrechtvaardige verdeling van de kansen, middelen en macht over de
verschillende volkeren en culturen

99
- uitputting van grondstoffen en energieschaarste; aantasting leefmilieus en
biodiversiteit
- verlies van cultuurgoed ed.

Voorstel
Ik stel voor om een andere basis te vinden voor de aanpak van genoemde
fundamentele problemen. Richtinggevend daarbij zou, aansluitend bij de definitie van
Brundtland, moeten zijn:
‘een duurzame ontwikkeling, die aansluit op de behoeften van het heden zonder het
vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in
gevaar te brengen.’

Voortgaand op het vele werk dat binnen het IPCC is en wordt verricht met betrekking
tot de “meting” van alle componenten van de aantasting van een duurzame
ontwikkeling zou een meer directe relatie gelegd moeten worden tussen de
“veroorzaking” en het “compenseren” van de schade.
Men dient dan eindelijk af te stappen van het uitgangspunt dat “vervuiling” alleen
meetbare en zichtbare zaken betreft zijn zoals CO2, fijnstof ed., maar vooral ook de
aantasting van bovengenoemde fundamentele zaken. Diegenen die “vervuilen”
moeten “betalen” maar bepalen de aanwending van het fonds niet. Daarvoor zouden
supranationale organen moeten worden aangewezen. Dit zou nu al in praktijk gebracht
kunnen worden door de markt van de verhandelbare emissierechten voor CO2 niet als
een vrije markt te bezien, maar als een door een supranationaal orgaan gereguleerde
markt. Daarbij zouden niet vraag en aanbod en economische principes leidraad
moeten zijn, maar een stimulering van duurzame ontwikkeling. Als voorbeeld kunnen
de structuurfondsen van de EU gelden.

CO2 is het probleem!


De officiële leer is dat CO2 als broeikasgas verantwoordelijk is voor de
klimaatverandering.
Zie selectie van teksten uit Wikipedia om dit standpunt te onderbouwen:
In de loop van de twintigste eeuw zijn er verscheidene modellen ontworpen die een
systematische stijging van de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer beschrijven.
Dit wordt het versterkt broeikaseffect genoemd. Eind jaren vijftig begon men
systematisch de koolstofdioxideconcentratie in de atmosfeer te meten. Pionier op dit
gebied was Charles David Keeling (1928-2005), die als eerste de concentraties met
grote nauwkeurigheid en langdurig registreerde. Dit deed hij zowel op de Mauna Loa-
vulkaan op Hawaï, als op het Amerikaanse militaire Zuidpoolstation. Na twee jaar
meten meldde hij dat de kooldioxideconcentratie in de atmosfeer wereldwijd aan het
stijgen was. Metingen uit 2005 laten een gemiddelde concentratie van circa 372 ppm
(parts per million) CO2 zien. Toen Keeling begon te meten was dit 315 ppm en uit
luchtbelletjes opgesloten in de ijskap van Antarctica wordt geconcludeerd dat deze
concentratie voor aanvang van de Industriële Revolutie ongeveer 280 ppm was. Het is
zeer waarschijnlijk dat deze stijging is te wijten aan menselijke activiteiten; ruwweg
75% door verbranding van fossiele brandstoffen en 25% door massale ontbossing en
daaraan verwante erosie.

100
This figure shows the history ofCO2 concentrations directly measured at Mauna Loa,
Hawaii. This curve is known as the Keeling curve90, and is an essential piece of evidence
of the man-made increases in greenhouse gases that are believed to be the cause of
global warming.

De gemeten hoeveelheid CO2 in de atmosfeer is sinds de Industriële Revolutie


gestegen van ca. 270 naar ca. 370 ppm. Uit ijsboringen is bekend dat de concentratie
CO2 in de afgelopen 400.000 jaar niet eerder zo hoog is geweest als nu. De herkomst
van deze stoffen is met zekerheid vast te stellen uit metingen van
isotopenconcentraties van de koolstof hierin. Koolstof uit fossiele brandstof bevat
nauwelijks de isotoop koolstof-14 door de 200 miljoen jaar ondergrondse opslagtijd,
die koolstof-14 radioactief laat vervallen. In de atmosfeer wordt gedurig koolstof-14
bijgemaakt. De samenstelling van de toegenomen CO2 in de atmosfeer bevat weinig
koolstof-14, wat wijst op herkomst van fossiele brandstof. Ook in de oceanen neemt de
concentratie CO2 toe, wat resulteerde in een afname van de zuurgraad pH met 0,1 tot
dusver. CO2 vormt in water immers koolzuur H2CO3 en dit is een zuur.

In AR4 stelt het IPCC: "het is zeer waarschijnlij,k dat het grootste deel van de
opwarming van de laatste 50 jaren kan worden toegeschreven aan menselijke
activiteit". Tevens stelt dit rapport dat de opwarming van de aarde "onmiskenbaar"
aan de gang is. Alle nationale academies van wetenschap van de G8+5 landen
onderschrijven deze conclusies van het IPCC91.

De belangrijkste gevolgen zijn


•Een zeespiegelstijging tussen de 18 en 59 cm in 2100 ten opzichte van 1990. De
snelheid van de stijging groeit van 1 à 2 mm per jaar in de vorige eeuw naar 3 mm per
jaar sinds 1992. Het aantal mensen dat getroffen wordt door overstromingen zal
toenemen van 13 naar 94 miljoen per jaar;

90
Zie: https://www.acs.org/content/acs/en/education/whatischemistry/landmarks/keeling-curve.html
91
Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Opwarming
Hoe rapporten worden opgesteld en verkregen kunnen worden http://www.ipcc.ch/ipccreports/index.htm
Historisch overzicht van de wetenschap van klimaatverandering http://ipcc-wg1.ucar.edu/wg1/Report/AR4WG1_Print_Ch01.pdf
Achtergronden bij klimaatverandering; van globale effecten tot regionale effecten
http://www.ucar.edu/news/features/climatechange/index.jsp
Relatie tussen klimaatverandering en watermanagement Integraal rapport 2007
http://www.ipcc.ch/ipccr eports/tp-climate-change-water.htm
Climate Quest; http://www.climatequest.org/files/Background_Document_Climate_Quest _nl.pdf

101
•Afname in landbouwproductiviteit: dit wordt verwacht in gebieden waar droogte
door klimaatverandering toeneemt, zoals in het Midden-Oosten en India;
•Toename van extreme weersomstandigheden en verandering van neerslagpatronen.
In Nederland verwacht het KNMI een toename van de neerslag in de winter, wat
gevolgen heeft voor de waterafvoer van infrastructuur en riolering;
•Verspreiding van ziekten zoals malaria;
•Aantasting van ecosystemen: klimaatverandering gaat samen met de verschuiving van
klimaatzones. De biodiversiteit op Aarde verandert: soorten die in koudere gebieden
beter gedijen zullen in aantal afnemen bij opwarming en soorten die warmere klimaten
prefereren zullen in aantal afnemen bij afkoeling.
•Klimaatverandering kan op een aantal plaatsen leiden tot meer droogte, wat kan
leiden tot meer bosbranden en woestijnvorming.;
•Zoetwatertekort: een groot gedeelte van de wereldbevolking leeft in landen waar een
tekort is aan schoon drinkwater. Klimaatverandering kan het watertekort in diverse
regio's, zoals het Midden-Oosten, de Sahel en Australië, groter maken; Voor andere
gebieden kan er een gunstig effect optreden: in sommige klimaatscenario's wordt in
Noord-Afrika een toename van neerslag voorspeld.
•Vernietiging van het koraalrif, al is dit technisch gezien een rechtstreeks gevolg van de
toename van CO2 en de daarmee samenhangende verzuring van het zeewater;
•Eveneens door de verzuring van het zeewater wordt een verminderde van
vruchtbaarheid van zee-egels verwacht;
•Opwarming van de Noordelijke IJszee waardoor er minder Krill hierin kan leven met
als gevolg dat de populatie van Blauwe vinvis terugloopt. Het ijs op de noordpool zal
verdwijnen in de zomer voor 2050, mogelijk al in 2013;
•Het terugtrekken van gletsjers en het verdwijnen van skigebieden;
•Afname van de ozonlaag.

Een belangrijke bron voor informatie over oorzaken, gevolgen en oplossingen m.b.t.
klimaatverandering is is Climate Quest. Daar zijn ook wetenschappelijke achtergronden
te vinden op het on-line platform Climate Quest.
Zie verder ook de websites van vb. het KNMI, VROM92

Recent onderzoek van het KNMI geeft aan dat de opmerkelijk warme periode aan het
eind van de twintigste eeuw in Nederland deels samenhangt met de wereldwijde
opwarming. Ongeveer de helft van de opwarming sinds de jaren '60 kan hiermee
verklaard worden, de andere helft hangt samen met de grilligheid van het Nederlandse
klimaat.

92
Zie vb.: Verder o.a. http://www.vrom.nl/pagina.html?id=31570

102
Tien jaar gemiddelde wintertemperatuur 800-2000 voor de Lage Landen (de blauwe
lijn is het lopend gemiddelde over 150 jaar) gereconstrueerd door Buisman, IJnsen en
Van Engelen
(Bron: de toestand van het klimaat in Nederland 1999, KNMI, 1999, data)

Bron93: Van Ulden, A.P., and R. van Dorland, Natural variability of the global mean
temperatures.
Bij de temperatuurveranderingen spelen o.a. mee: veranderingen in zonnestraling,
vulkaanuitbarstingen en El Nino. De bovenste figuur geeft een schatting van drie
natuurlijke temperatuursignalen, ten gevolge van: Variaties in zonnestraling (rood,
Vulkaanuitbarstingen (blauw) en El Niño (groen). De onderste figuur toont de rest die
overblijft als je de som van de drie natuurlijke processen aftrekt van de waarnemingen.
Er blijft dan een signaal over dat consistent is met de verwachte menselijke invloed. Dit
lijkt overtuigend AGW aan te tonen. De twee grafieken zijn voor mij niet direct
vergelijkbaar: de ene geeft de jaarlijkse schommelingen weer, de andere het
cumulatieve effect.

Zonder klimaatbeleidsmaatregelen verwacht het IPCC voor de komende eeuw:


stijging van de wereldtemperatuur met 1,1 tot 6,4 graden, een toename van de
hevigheid van regenbuien, een stijging van de zeespiegel met 18 tot 59 cm.
De rekenmodellen van de atmosfeer zijn echter nog niet goed in staat om regionale
klimaatvoorspellingen te doen, dus we kunnen daarover weinig met zekerheid zeggen.

93
Proc. 1st Solar and Space Weather Euroconference: The Solar Cycle and Terrestrial Climate, (ESA SP-463) 2000.

103
Een mogelijk scenario voor Nederland rond 2050 voor de rest van de 21e eeuw schetst
het KNMI in haar KNMI’06 klimaatscenario’s:
-de opwarming zet door, hierdoor komen zachte winters en warme zomers vaker voor;
de winters worden gemiddeld natter en ook de extreme neerslaghoeveelheden nemen
toe;
-de hevigheid van extreme regenbuien in de zomer neemt toe, maar het aantal
zomerse regendagen wordt juist minder;
-de berekende veranderingen in het windklimaat zijn klein ten opzichte van de
natuurlijke grilligheid;
-de zeespiegel blijft stijgen.

Aangezien de warmte in de recente jaren deels door toevallige oorzaken bepaald lijkt
te zijn, zou een terugval naar gemiddelde waardes de temperatuurstijging de eerste
tien jaar kunnen compenseren.
Over het klimaat (ruim) na de 21e eeuw kunnen we alleen maar speculeren. Volgens
de scenario's van het IPCC zullen de effecten van verhoogde broeikasgasconcentraties,
ook al wordt de CO2uitstoot gestopt, nog lang merkbaar zijn. Zo zal de
zeespiegelstijging in ieder geval honderden jaren doorgaan.

104
Atmosferische concentraties van koolstofdioxide, methaan en lachgas van de laatste
10.000 jaren sinds 1750(kleine kaders) De waarnemingen van ijsboringen worden voor

105
verschillende studies met symbolen weergegeven; de atmosferische- met een rode lijn.
De overeenkomstige stralingsforcering staat rechts in de uitvergrote kaders. Bron: ;
http://www.knmi.nl/

Bronnen voor verdieping: Wikipedia94, KNMI95, CO2-feiten96,

Is CO2 wel het probleem?


Er zijn veel bronnen, die kritisch zijn over de invloed van de relatie tussen CO2 en
opwarming. Sommige wetenschappers stellen dat de conclusies van het IPCC niet
kloppen, anderen stellen dat het data verkeerd interpreteert of dat de onzekerheden
veel groter zijn dan het IPCC aangeeft. Hieronder volgt een overzicht van kritiekpunten.
Slechts een beperkt deel ervan is gepubliceerd in peer reviewed tijdschriften:
-het eerste punt is dat de temperatuurmeetreeksen, die gebruikt zijn volgens hen te
kort van duur zijn om vast te stellen dat de huidige opwarming significant afwijkt van
natuurlijke variaties. De Canadese onderzoekers McIntyre en McKitrick wezen in 2005
op statistische onjuistheden in temperatuurreconstructies, die stonden in het IPCC
Third Assessment Report uit 2001.
-onzekerheidsmarges. Er is nauwelijks nog een debat gevoerd over de mate van de
temperatuurstijging sinds 1900.
-het derde kritiekpunt gaat over de oorzaak van de opwarming. Er wordt soms
gesuggereerd dat de toename van de CO2-concentratie het gevolg was van de
opwarming van de Aarde in plaats van de oorzaak. Deze positieve terugkoppeling
speelde inderdaad in het geologische verleden. De huidige toename van CO2 wordt
voornamelijk veroorzaakt door de mens (AGW).
-sommige onderzoeken wijzen op de correlatie tussen de zonneactiviteit en de
temperatuur tussen 1940 en 1980. Volgens hen zal er tussen 2006 en 2035 een periode
van relatieve afkoeling plaatsvinden. Het IPCC en het KNMI verwachten echter dat de
opwarming van de Aarde zal doorzetten in de komende eeuw mede doordat volgens
hun berekeningen de zonneactiviteit niet sterk genoeg is om de opwarming van de
afgelopen decennia te verklaren. Sinds 1980 is de zonneactiviteit, hoewel historisch
gezien hoog, niet significant toegenomen terwijl de temperatuur wel sterk steeg.
-het vijfde kritiekpunt betreft de klimaatscenario's. Zoals beschreven onder Modellen
zijn klimaatmodellen niet goed in staat om klimaatveranderingen op subcontinentale
schaal te beschrijven. De gesimuleerde opwarming van de troposfeer in de tropen is
niet conform de waarnemingen.
-het zesde kritiekpunt is dat het IPCC niet onafhankelijk zou zijn en dat kritiek van
sommige wetenschappers niet is opgenomen in de eindrapportages. De commissie
economische zaken van de House of Lords had in 2005 twijfel of de IPCC
emissiescenario's en de samenvattingen wel vrij waren van politieke invloed. Deze
twijfels werden later verworpen door de Britse regering. Sommige critici hebben hun

94
Wikipedia , er zijn zeer veel verwijzingen, zowel informatief en beschrijvend:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Opwarming_van_de_Aarde
95
KNMI: http://www.knmi.nl/klimaatverandering_en_broeikaseffect/ en
http://www.zqcentral.com/index/news/show/6347 http://www.knmi.nl/toekomstig_klimaat/ en
http://www.knmi.nl/kenniscentrum/ipcc_2007/inleiding/
96
CO2 Feiten, Informaties over de relatie tussen CO2 in de dampkring en temperatuur http://www.co2-feiten.nl/disclaimer.php

106
zorgen geuit dat de rapporten van het IPCC de neiging hebben de gevolgen en risico's
van klimaatverandering te overschatten.
-het zevende kritiekpunt betreft de implicaties van de opwarming van de Aarde.
Geoloog Salomon Kroonenberg (naar eigen zeggen geen klimaatscepticus ) relativeert
de IPCC- conclusies, omdat volgens hem over 10.000 jaar het interglaciaal afloopt en
de aarde dan in ieder geval weer afkoelt. Hij stelt dat we beter kunnen investeren in
hogere dijken dan in het terugdringen van broeikasgasemissies. Bjørn Lomborg wijst op
de hoge kosten van het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en ook hij
propageert aanpassing aan klimaatverandering. Volgens de Stern Review en de IPCC is
mitigatie echter wel kosteneffectief97.

Zie ook algemene informaties en standpunten van de US Senate Commission on


Environment and Public Works98 en informatie over het minderheidsstandpunt: U. S.
Senate Minority Report:
More Than 650 International Scientists Dissent Over Man-Made Global Warming
Claims; Scientists Continue to Debunk “Consensus”, 2008:
‘Over 650 dissenting scientists from around the globe challenged man-made global
warming claims made by the United Nations Intergovernmental Panel on Climate
Change (IPCC) and former Vice President Al Gore. This new 231-page U.S. Senate
Minority Report -- updated from 2007’s groundbreaking report of over 400 scientists
who voiced skepticism about the so-called global warming “consensus” -- features the
skeptical voices of over 650 prominent international scientists, including many current
and former UN IPCC scientists, who have now turned against the UN IPCC. This
updated report includes an additional 250 (and growing) scientists and climate
researchers since the initial release in December 2007. The over 650 dissenting
scientists are more than 12 times the number of UN scientists (52) who authored the
media-hyped IPCC 2007 Summary for Policymakers.’
‘The chorus of skeptical scientific voices grow louder in 2008 as a steady stream of
peer- reviewed studies, analyses, real world data and inconvenient developments
challenged the UN’s and former Vice President Al Gore's claims that the "science is
settled" and there is a "consensus." On a range of issues, 2008 proved to be
challenging for the promoters of man- made climate fears. Promoters of
anthropogenic warming fears endured the following: Global temperatures failing to
warm; Peerreviewed studies predicting a continued lack of warming; a failed attempt
to revive the discredited “Hockey Stick”; inconvenient developments and studies
regarding rising CO2; the Spotless Sun; Clouds; Antarctica; the Arctic; Greenland’s ice;
Mount Kilimanjaro; Global sea ice; Causes of Hurricanes; Extreme Storms; Extinctions;
Floods; Droughts; Ocean Acidification; Polar Bears; Extreme weather deaths; Frogs;
lack of atmospheric dust; Malaria; the failure of oceans to warm and rise as predicted.’
‘In addition, the following developments further secured 2008 as the year the
“consensus” collapsed. Russian scientists “rejected the very idea that carbon dioxide
may be responsible for global warming”. An American Physical Society editor conceded
that a “considerable presence” of scientific skeptics exists. An International team of
scientists countered the UN IPCC, declaring: “Nature, Not Human Activity, Rules the
Climate”. India Issued a report challenging global warming fears. International
Scientists demanded the UN IPCC “be called to account and cease its deceptive
practices,” and a canvass of more than 51,000 Canadian scientists revealed 68%
disagree that global warming science is “settled.’

97
Zie Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Opwarming_van_de_Aarde
98
http://www.epw.senate.gov/public/index.cfm?FuseAction=Home.Home

107
Dit is slechts een voorbeeld van vele rapporten, welke ik heb gelezen, die een
tegenwicht bieden aan de claim van het IPCC dat 95 of 97% van alle wetenschappers
de uitgangspunten en de rapporten van het IPCC ondersteunen. Dat is zeer
aanvechtbaar. Van alle peerreviewed wetenschappers, die wetenschappelijke
bijdragen v aan het werk van het IPCC, zal waarschijnlijk iedereen deze uitgangspunten
ondersteunen. Van de kritische of sceptische wetenschappers en dan vooral de
klimaatwetenschappers als aardwetenschapper en meteorologen en
palaeoklimatologen, die direct of indirect met klimaatverandering bezig zijn, is dat
aandeel kleiner, maar wellicht nog meer dan 50%. Maar de massa van
wetenschappers, die slechts zeer zijdelings of helemaal niets met klimaat of CO2 te
maken hebben kunnen of mogen geen uitgesproken oordeel hebben.

Heeft CO2 werkelijk invloed op de temperatuur?


Recent onderzoek naar ijskernen bewijst dat CO2-concentraties niet in de pas lopen
met de temperatuur. Dennis T. Avery van het Caillonteam zegt dat het resultaat van dit
onderzoek de Fischer bevindingen bevestigt. (dat CO2 toename dus een achterstand
laat zien t.o.v. de Antarctische opwarming). Maar, zegt hij: argon geeft hun een meer
precieze inschatting gegeven over de grootte van de gap tussen opwarming en CO2.
Deze ligt tussen 200 en 800 jaar.
De bevindingen van Avery99 zijn te downloaden “The Physical Evidence of Earth’s
Unstopable 1.500 Year Climate Cycle” , ( NCPA Report #279. Hierin zou het bewijs voor
deze cyclus geleverd worden.

Ook Hans Labohm , zie rapport okt. 2002, heeft kritiek op de aanpak van het IPCC en
scetich over de opwarming van de aarde. In tegenstelling tot wat vele mensen denken,
bestaat er onder gekwalificeerde wetenschappers geen overeenstemming over de
vraag of de door de mens veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen tot een opwarming
van de aarde zal leiden en of dit allerlei schadelijke gevolgen zal hebben. Zij wijzen er
op daat de werkwijze van het IPCC belangrijke gevolgen heeft. voor de eindrapportage.
Hij vindt het opmerkelijk dat er in de 'Summaries for Policymakers' van de IPCC-
rapporten aan de ene kant voortdurend gewag wordt gemaakt van de onzekerheden,
waarmee de verwachtingen zijn omringd, terwijl er aan de andere kant expliciete
waarschuwingen worden gegeven voor de nadelige gevolgen van
klimaatveranderingen. De klimaatveranderingen worden als ‘’waarschijnlijk ‘’
afgeschilderd. In feite neemt het IPCC hier een heel duidelijke stelling in, die er op neer
komt dat toekomstige rampen onvermijdelijk zijn tenzij er door de mens drastisch
wordt ingegrepen…
Men zou dit een alarmistisch standpunt van het IPCC kunnen noemen.
De vrij ongenuanceerde stellingname van het IPCC heeft reeds in 1990 geleid tot kritiek
van wetenschappers van buiten de kringen van het IPCC. Na de tweede rapportage in
1996 nam de kritiek aanzienlijk toe. Overigens waren de uitspraken van het IPCC toen
nog vrij voorzichtig: 'The balance of evidence suggests a discernable human influence
on global climate'.
Tch werden daarna uitspraken gedaan die konden worden uitgelegd als dramatische
voorspellingen. Na het derde rapport in 2001 nam de kritiek nog verder toe. Juist
omdat de media en de politici de onheilsvoorspellingen als zekerheden verkondigden,
werden veel wetenschappers geprikkeld hun kritiek luid en duidelijk uit te spreken. In
Amerika nam deze de vorm aan van een publieke discussie, die vooral op gang is

99
Zie ook : ncpa.org

108
gebracht door S.F. Singer en R.S Lindzen. In Europa werd de kritiek door de media tot
voor kort grotendeels doodgezwegen…..
De belangrijkste punten van de wetenschappelijke kritiek op de uitspraken van het
IPCC zijn de volgende:
-de bepaling van een stijging van de gemiddelde temperatuur van de aarde uit
oppervlaktemetingen is niet voldoende betrouwbaar. Satellietmetingen, die wijzen op
een niet veranderende temperatuur, lijken betrouwbaarder.
-het is nog niet goed mogelijk om eventuele korte termijn klimaatveranderingen te
scheiden van de lange termijn klimaatveranderingen, zoals de opwarming na de laatste
ijstijd.
-de voorspellingen van de toekomstige ontwikkelingen van het CO2-gehalte van de
atmosfeer zijn gebaseerd op veronderstellingen die wellicht onjuist zijn.
-de grootste onzekerheden betreffen de snelheid van CO2-opname door planten en
door oceanen. - de klimaatmodellen, die gebruikt worden om verwachtingen over de
toekomst uit te rekenen, zijn niet specifiek daarvoor gemaakt en dus onbetrouwbaar.
Bovendien zijn nog vele terugkoppelingen onbekend en worden belangrijker ‘drivers’
van de opwarming niet meegenomen zoals: de invloed van variaties in de
zonneactiviteit, het wisselende wolkendek, aërosolen (zeer fijne stofdeeltjes) en de
invloed van water (vloeibaar en ijs en sneeuw; waterdruppels als wolken en
waterdamp in de tropsfeer).

Het klimaatonderzoek van het IPCC rust sterk op klimaatmodellen. Door sommigen
wordt geargumenteerd dat men zelfs met de beste modellen en de grootste
computers nooit voorspellingen kan doen over een periode van meer dan enkele jaren.
.
Over de aanpak van de CO2-emissies merkt Labohm op: bij een stelsel van
emissierechten creëren overheden kunstmatige schaarste aan energie en wijzen zij
vervolgens de rechten om deze energie te gebruiken toe aan bepaalde bedrijven. Deze
krijgen daarbij een soort monopolie. Daardoor krijgen zij er belang bij om te vermijden
dat de kunstmatige schaarste n ooit wordt opgeheven, bijvoorbeeld als gevolg van
technologische doorbraken of nieuwe klimatologische inzichten waaruit blijkt dat de
antropogene uitstoot van broeikasgassen nauwelijks invloed heeft op het klimaat.
Want in dat geval zouden hun emissierechten, die zij misschien voor (veel) geld hebben
gekocht, immers waardeloos worden. Over emissierechten stelt hij zich de volgende
vragen:
-hoe dienen emissierechten te worden verdeeld?
-hoe kunnen we voorkomen dat schone bedrijven worden benadeeld ten opzichte van
concurrenten die meer CO2 uitstoten?
-hoe voorkomt men fraude?
-hoe voorkomt men conflicten, handelsoorlogen, internationale spanningen en
beschuldigingen van eco-imperialisme?
-gaat de aankoop van emissierechten door westerse bedrijven in de derde wereld
aldaar een rem gaat vormen op lokale industrialisatie?.
-wordt er niet te veel macht gegeven aan politieke leiders om te bepalen wie energie
mag gebruiken in de samenleving?
- vormt dit geen grote bedreiging voor de individuele vrijheid van de burger?
-zullen minderheidsgroeperingen “buitenstaanders” niet aan het kortste eind trekken
bij gepolitiseerde verdelingsschema's?

109
Labohm100 is niet de enige, die ernstige vragen stelt bij het instrument van de
emissierechten om de CO2-emissies te verlagen.

Opwarming van de aarde kent perioden van stilstand


Als de theorie klopt moet de opwarming groter worden als er steeds meer CO in de
dampkring aanwezig is. In het eerste decennium van de 21-ste eeuw was dit niet het
geval. Tal van wetenschappers hebben hier reeds op gewezen, maar de voorstanders
AGW baseren zich liever op theoretische modellen, waarin berekend wordt wat er zou
moeten gebeuren, dan op wat er werkelijk gebeurt. De meetgegevens laten zien dat de
temperatuursstijging (tijdelijk) tot stilstand is gekomen.
Hieronder staat een grafiek met daarop de ontwikkeling van de temperatuur op aarde.
Het betreft hier satellietmetingen, die zijn het meest nauwkeurig, maar bestaan pas
sinds 1979. Men moet bij alle grafieken en data goed beseffen, dat temperaturen op
verschillende hoogten de lucht en diepten in de zee zich heel anders kunnen
ontwikkelen.

Goed is te zien hoe uitzonderlijk warm het jaar 1998 was, een fenomeen dat
ondermeer toegeschreven wordt aan een extra krachtige El Nino in dat jaar (een
periodieke stroming in de Stille Oceaan met grote invloed op het weer). Aan het einde
van de jaren 90 veroorzaakte La Nina [Een periodieke opwarming van het zeewater in
de zuidelijke Pacific met grote gevolgen voor het weer.] afkoeling. NB: dit is niet
omstreden: skeptici en alarmisten zijn het er over eens dat deze fenomenen deze

100
Bron: http://www.meervrijheid.nl/index.php

110
effecten hadden, alleen denken alarmisten dat ook CO2 hier een belangrijke rol heeft
gespeeld.
De temperatuur svarieert rondom een langzaam stijgende lijn, die een stuk lager ligt
dan de temperatuur in het ‘topjaar’ 1998. Deze vrij stabiele en relatieve lage
temperatuur valt niet te rijnen met de forse toename van de hoeveelheid CO2 in de
lucht.
Hoe de temperatuur zich verder zal ontwikkelen weet niemand. De alarmisten
voorspelden een verdere stijging , maar dat klopt niet. Astrofysici voorzien een
afkoeling, maar dat moeten we ook nog maar zien. Goed nieuws dus: de mens
veroorzaakt weliswaar een toename van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer, maar
dat heeft relatief weinig effect op de opwarming.

Er zijn veel invloedsfactoren, die het klimaat op aarde bepalen

Ascentie
Is de mens hoofdverantwoordelijk voor de globale temperatuurstijging (middels het
versterkte broeikaseffect) of zijn er andere oorzaken? Op deze site wordt een totaal
andere invalshoek voor de opwarming verkend. Binnen deze theorie wordt gesteld dat
de huidige klimaatverandering het gevolg is van het ascentieproces van de Aarde zelf.
Indien dat daadwerkelijk het geval zou zijn dan zou dat logischerwijs moeten inhouden
dat de klimaatverandering niet volledig verklaard kan worden door andere factoren.
Dit Centrum101 onderzoekt de aannemelijkheid van het idee dat de aarde bezig is met
een zogenaamd 'ascentieproces'. Er is zeer veel informatie verzameld over
verschillende klimaatonderzoeken. Er is een zeer uitgebreid literatuuronderzoek.
Indien er sprake zou zijn van een 'ascenderende planeet' dan zou de oorzaak van de
temperatuurveranderingen vooral te vinden zijn door verwarming vanuit de Aarde zelf
.

Astronomische oorzaken voor temperatuurverandering op aarde102.J


ohn R. Christy beschrijft in Global Warming: A Chilling Perspective, 1997,een kort
overzicht van de geschiedenis van de IJstijden en van de verschillende cycli in het
klimaat van de aarde als gevolg van Astronomical Causes. Er bestaan kennelijk cycli ,
welke verschillen in tijdsduur en die elkaar soms kunnen versterken of verzwakken.
Deze cycli zijn:
- 21,000 jaar cyclus als gevolg van asverschuiving (tilt en de precession van de
equinox) van de aarde en de baan om de zon. Deze cyclus wordt in verband gebracht
met zonnevlekken en zonne-energie.
-41,000 jaar cyclus waarin de aarde +/- 1.5° wankelt. De is de cyclus van de tilt van de
aarde.
-100,000 jaar cycluse als gevolg van variaties in de vorm van de eliptische baan van de
aarde (excentriciteit van de baan an de aarde). Dez e cyclus wordt in verband gebracht
met de ijstijden.

Atmosferische oorzaken voor klimaatverandering


-veranderingen in Albedo, de reflectie van straling (energie).
-warmteretentie: Daarbij spelen waterdamp en waterdruppels (wolken) een grote rol

101
Bron; http://www.ascentie.dds.nl/2004-01-09.htm
102
Zie: http://www.geocraft.com/WVFossils/ice_ages.html

111
Er er zijn veel meer stoffen welke enerzijds een broeikaseffect hebben, vb. CO2 en
methaan en anderzijds de opwarming tegengaan zoals aerosolen en fijn stof, zoals vb.
vulkanische as.

Invloeden van continentale drift en vulkanisme op het klimaat


-de verdeling van de landmassa’s bepaalt de polariteit. Noor- en Zuidpool wiswelen
regelmatig van plaats. Het verschuiven van de continenten beïnvloed de
oceaanstromingen en het klimaat.
-het verschuiven van continentale platen veroorzaakt een tektoniek met aardbevingen
en vulkanisme. Beide beïnvloeden het klimaat.
-opwarming door vulkanische erupties en warmwaterbronnen zowel op land als in de
diepzee.

Een voorbeeld: gedurende de laatste eeuw zijn er in Amerika twee cycli van opwarming
en afkoeling te onderscheiden. Zie afbeelding:

Satelietwaarnemeingen tonen pver de periode van 1998-2017 geen significante


opwarming aan.

Er is nog een onverlaarbare factor: Charles R. Anderson, Ph.D merkt op dat het volume
CO2 in de laatste 50 jaar is verzesvouigd, maar de CO2 concentratie in de atmosfeer is
slechts 22% toegenomen. Hierdoor is de plantengroei sterk toegenomen, niet alleen in
natte limaten maar ook in droge klimaten103.

In mijn literatuuronderzok kom ik zeer veel wetenschappers tegen, die vragen stellen
bij de negatieve invloed van CO2 op het klimaat. Zie vb. de Origon Petitie, 1998,
ondertekend door 17.000 wetenschappers, gebaseerd op het artikel: A.B. Robinson,
S.L. Baliunas, W. Soon en Z.W. Robinson, “Environmental Effects of Increased
Atmospheric Carbon Dioxide”.104.

103
Zie: http://objectivistindividualist.blogspot.com/2009/01/environmental-effects-of- increased.html
104
Zie: www.oism.org/pproject

112
Enige figuren uit dit rapport ter informatie:

Surface temperatures in the Sargasso Sea, a 2 million square mile region of the Atlantic
Ocean, with time resolution of 50 to 100 years and ending in 1975, as determined by
isotope ratios of marine organism remains in sediment at the bottom of the se. The
horizontal line is the average temperature for this 3,000-year period. The Little Ice Age
and Medieval Climate Optimum were naturally occurring, extended intervals of climate
departures from the mean. A value of 0.25 °C, which is the change in Sargasso Sea
temperature between 1975 and 2006, has been added to the 1975 data in order to
provide a 2006 temperature value.

Average length of 169 glaciers from 1700 to 2000 (4). The principal source of melt
energy is solar radiation. Variations in glacier mass and length are primarily due to
temperature and precipitation. This melting trend lags the temperature in crease by
about 20 years, so it pre dates the 6-fold in crease in hydrocarbon use even more than
shown in the figure. Hydrocarbon use could not have caused this shortening trend.

113
Global sea level measured by surface gauges between 1807 and 2002 (24) and by
satellite between 1993 and 2006. Satellite measurements are shown in gray and agree
with tide gauge measurements. The overall trend is an increase of 7 inches per
century. Intermediate trends are 9, 0, 12, 0, and 12 inches per century, respectively.
This trend lags the temperature increase, so it predates the increase in hydrocarbon
use even more than is shown. It is unaffected by the very large increase in hydrocarbon
use.

U.S. surface temperature as com pared with total solar irradiance

IPCC computer-projected global temperature increase for the coming century. Gray
area is the range of IPCC predictions; red line is the Easterbrook projection based on
past cyclic climate changes.

114
Comparison of IPCC global warming predictions to 2050 and the Easterbrook
projection.

Global temperature projection for the coming century, based on warming/cooling


cycles of the past several centuries. The 30-year global cooling prediction was first
made in 1998 and reaffirmed in 2001. The recent setting up of the cool phase of the
PDO appears to confirm the strong likelihood that the prediction will indeed happen.

Summary data from 279 published experiments in which plants of all types were grown
under paired stressed (open red circles) and unstressed (closed blue circles) conditions.
There were 208, 50, and 21 sets at 300, 600, and an average of about 1350 ppm CO2,
respectively. The plant mixture in the 279 studies was slightly biased toward plant

115
types that respond less to CO2 fertilization than does the actual global mixture.
Therefore, the figure underestimates the expected global response. CO2 enrichment
also allows plants to grow in drier regions, further increasing the response.

Temperature rise versus CO2 rise from seven ice-core measured interglacial periods;
from calculations and measurements of sea water out-gassing; and as measured during
the 20th and 21st centuries rises through (10,72). The interglacial temperature
increases caused the CO2 release of ocean CO2. The CO2 rises did not cause the
temperature rises.
In addition to the agreement between the out-gassing estimates and measurements,
this conclusion is also verified by the small temperature rise during the 20th and 21st
centuries. If the CO2 versus temperature correlation during the seven interglacials had
been caused by CO2 green house warming, then the temperature rise per CO2 rise
would have been as high during the 20th and 21st centuries as it was during the seven
interglacial periods.

Ook op theoretische gronden is er twijfel aan de opwarming als gevolg van CO2-
emissies.
Dipl. Biol. Ernst-Georg Beck rtoont aan in 180 jaar CO2 analyse van CO2 in de
atmosfeer, Freiburg, 2007 aan dat op basis van wetenschappelijke analyse het IPCC of
liever Arrhenius, Calendar en Keeling de verkeerde conclusies hebben getrokken uit
hun metingen. Hij geeft ook een diapresentatie105, waarin dit standpunt wordt
toegelicht.

Ook Don J. Easterbrook106. Dept. of Geology. Western Washington University stelt


vragen bij de voorspellinge van het IPCC op basis van AGW:
‘’As shown in the Greenland GISP2 ice cores, late Pleistocene abrupt temperature
fluctuations occurred in only 20–100 years, clearly not caused by atmospheric CO2
because they occurred thousands of years before atmospheric CO2 levels began to
rise. Global temperature curves show a cool reversal from 1950 to 1977, inferring that

105
http://www.biokurs.de/treibhaus/180CO2/Bad_Honnef/bhonnef1e.htm
106
Bron: http://www.ac.wwu.edu/~dbunny/research/global/geoev.pdf

116
The official claim by the IPCC is that only 1/3 of the global warming is caused directly by CO2,

global temperatures then were not driven by atmospheric CO2. Solar irradiance curves
almost exactly match the global temperature curve and satellite data suggest that the
earth has received increased solar radiation over the past 25 years, coinciding with the
present 25–year warm cycle. If the cycles continue as in the past, the current warm
cycle should end soon, and global warming should abate, rather than increase, in the
next 25-30 years. Using these data as a basis, the coming century should experience a
cooler climate from 2006 to 2035, a warmer period (probably warmer than the 1977–
2005 warm period) from 2035 to 2065, followed by another cooler period from 2065 to
about the end of the century. The coming decades will test this prediction.’’

We zullen zien of deze voorspelling van Easterbrook hout snijdt en of de


temperaratuur in de periode 2006-2045 niet veel oploopt.

Gary Novakgeeft in The Science of Global Warming in Perspective aan waarom AGW
niet de oorzaak van de klimaatverandering kan zijn:
-de meeste warmte ontsnapt niet van het aardoppervlak door ‘uitstraling’ maar door
geleiding, convectie en verdamping
-veruit het meeste CO2 wordt in de atmosfeer gebracht door de natuur : 26 maal meer
dan het antropogene CO2
-van alle ‘uitstraling’ wordt slechts 8% geabsorbeerd door CO2
-20% van het CO2 wordt verbruikt door natuurlijke processen
-oceanen absorberen bijna al het antropogene CO2
I
Ik heb te weinig kennis en inzicht om te kunnen beoordelen of dit werkelijk DE AGW
ontkracht.

Prof. Lance Endersbee107 stelt dat de opwarming meer verdamping van het
oppervlaktewater van de oceanen veroorzaakt. Hij vraagt zich af of een hogere
luchtvochtigheid als gevolg van meer CO2 meer droogte kan veroorzaken. Hij geeft het
voorbeeld van El Niño, welke veroorzaakt wordt door een relatief erg warme
watermassa op de Grote Oceaan, die enorme regens veroorzaakt in Centraal- en Zuid-
Amerika. Door een grote verdamping van het oceaanwater. Dit in tegenstelling tot El
Nina, welke veroorzaakt wordt door een relatief koude watermasa, die juist voor
koude en extreme droogte zorgt in Centraal0 en Zuid-Amerika.
Wetenschappers weten niet wat de El Nino’s en El Nina’s veroorzaakt. Wel weten we
dat deze een relatief vast patroon volgen van Het IPCC gaat niet in op dit verschijnsel.
Zij hebben dus geen inzicht in een belangrijke invloedsfactor die het klimaat beïnvloed.

107 Bron: http://www.seafriends.org.nz/issues/global/acid2.htmh en ttp://nov55.com/gbwm.html

117
Kaart van afwijkende watertemperatuur [°C] in de oceanen gedurende de laatste
sterke El Niño in december 1997
Bron: Wikipedia108

Ik heb nog zeer veel meer informatie gevonden, onder andere op websites waar de
klimaatverandering vanuit een metafysische of astrologische optiek wordt verklaard.
Deze verklaringen staan meestal haaks op de rationele, meetbare invloedsfactoren,
waarop het IPCC zich baseert. Wellicht hebben deze invalshoeken te maken met
periodieke, cyclische processen of verschijnselen zoals vb. El Niño.

Men kan zichzelf op het klimaatprobleem oriënteren door op het web te surfen. Tik
bijvoorbeeld een zoekterm in als
CO2, temperatuurstijging
CO2, klimaatverandering
Dit surfen op internet levert veel nieuwe inzichten op. Wellicht is het hovaardig van de
mensheid te denken dat we de natuur kunnen beïnvloeden. We zijn slechts een
onderdeel van de totale natuur. Het klimaat wordt bepaald door processen, welke
waarschijnlijk een bredere context hebben dan de natuur alleen. Natuurlijk moeten we
ons best doen de natuur te respecteren en zeer zeker om de CO2-emissies als gevolg
van het verbranden van fossiele brandstoffen te beperken. Maar er zijn nog zoveel
andere, dringender zaken die ook moeten gebeuren: vervuiling (o.a. plastic en
radioactiviteit, chemische stoffen etc) , armoede, voedsel en drinkwater voorziening.

Wij zouden meer moeten beseffen dat de mensheid ook maar een experiment van de
natuur is. Als we werkelijk in een duurzame relatie met de natuur willen leven dan
passen we ons aan de mogelijkheden van de natuur aan. De CO2 hype verdoezelt deze
vereiste. De wereldgemeenschap is niet eens begonnen aan het scheppen van een
kader om als gemeenschap de moderne tijd te kunnen overleven. Natuurlijk is de VN
van goede wil. Maar goede wil is lang niet genoeg.
Nodig is een ‘macht ‘, die een gedegen en gedragen klimaatbeleid kan afdwingen. De
CO2- problematiek dreigt een spaak in het wiel te steken van het vehikel dat hiervoor
bedoeld was, de VN. Zie de enorme vertrouwensbreuk tussen wat het IPCC beweert en

108
Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/El_Niño_(natuurverschijnsel)

118
de politiek, die wel zegt te ondersteunen maar dit niet echt doet, en de vele kritische
wetenschappers . Problemen moeten bij de wortel aangepakt worden. Daarover zou
het in de klimaatdiscussie moeten gaan. Helaas heb ik hierover zeer weinig
teruggevonden in de literatuur en in de rapporten van de VN en het IPCC109.
Binnen dit beleid zal de rol van het bedrijfsleven in de transitieprocessen moeten worden erkend
en middels beleidsmaatregelen moeten worden ondersteund. Voorbeelden waar het bedrijfsleven
het voortouw kan nemen zijn: de voedselcrisis in de arme landen, de watervoorziening, de
ontwikkeling van duurzame energie en de aanpak van de vervuiling. Ik verwijs naar de volgende
links voor meer informaie.110

Een afrondend voorbeeld: Zeespiegel


Zakt Nederland weg in de zee, of overspoelt de zee Nederland door de opwarming en
de grote ‘smelt’
Het niveau van de zeespiegel, en opzichte van vb. Normaal Amsterdams Peil, is van velerlei
factoren afhankelijk o.a. de absolute zeespiegelrijzing en de absolute bodemdaling de inklinking
van de bode men de factoren zal eb en vloed, wind en de stand van de maan. Vrij algemeen
verwacht men een zeespiegelrijzing van 1-3 mm per jaar. De hoogste inschattingen voor 2100 zijn
30 tot max. 60 cm.. Ik meen dat RWS voor de waterstaatswerken uitgaat van maximaal 85 cm over
100 - 150 jaar inclusief de bodemdaling. Daarnaast is voor RWS de vergroting van het maximale
debiet van de afvoer van de rivieren door meer extreme weer een belangrijke factor voor deze
werken. Zie o.a. Ruimte voor de Rivier. Alles bijeen is dit voor RWS eerder een uitdaging om
Nederland mooier te maken dan een een dreiging voor een grote watersnood. Maar er zijn ook
veel rampscenario’s, zie voetnoot

In Nederland is de bodemdaling positief ten westen van de lijn Breda-Amersfoort-Emmen. De


daling bedraagt daar maximaal tussen 20 en 60 cm per eeuw. Nederland bevindt zich al ruim zestig
miljoen jaar in de randzone van een dalend Noordzeebekken. Het noordwesten van ons land en het
Nederlands deel van de Noordzee dalen, terwijl de oost- en zuidranden van het bekken
omhoogkomen. De scheidslijn tussen het daling- en het stijgingsgebied, de as van kanteling, ligt
ruwweg langs de lijn Breda-Amersfoort-Emmen. Deze daling is geheel natuurlijk van aard. Het
noordwesten daalt hierdoor tot 2015 met tussen de 20 en 60 cm. Ook andere oorzaken dragen bij
aan de bodemdaling. Door de gaswinning n Gronngen wordt teen extra daling veroorzaakt van 20
tot 35 cm. Zie voor meer informatie Bijlage 4.

Rijkswaterstaat lijkt de grote dreiging t.g.v. de ‘opwarming’ als een uitdaging te zien om Nederland
beter en mooier te maken. Daar sta ik volledig achter. Beter en mooier, ook door minder vervuiling
van ecosystemen en door meer samenwerking binnen sociaaleconomisch en politieke organisaties
en door meer mededogen met ecosystemen en bevolkingsgroepen, die getroffen worden door de
negatieve gevolgen van de klimaatverandering. We moeten minder naar schuldigen zoeken en
meer naar slachtoffers.

109
Opm. zie mijn aanvulling n.a..v. de klimaatconferentie in Kopenhagen in 2009.
110
http://www.djeppink.eu/nl/blog/de-klimaatbedwingers (Op zijn minst vragen bij de klimaatpolitiek
http://kloptdatwel.nl/2014/03/24/klimaatsceptici-scoren-puntje-tegen-lewandowsky-recursive-fury-ingetrokken/
http://www.kritischdenken.info/climategate-deel-2/ (interessante video over kritisch denken over het klimaat; toepassing van Poppers
denken)
http://www.djeppink.eu/nl/blog/de-klimaatbedwingers (over de ‘kosten’ van eenzijdige kijk op het manipuleren van de energie uit olie)
http://www.ademloos.be/nieuws/had-ik-vroeger-ongelijk-nee-te-weinig-bewijs (een bekeerde klimaatcirticus)

119
120
Bijlage 2: Beleid, klimaat en duurzame ontwikkeling
Beleidsbepaling m.b.t. milieu, klimaatverandering en regionale ontwikkeling op het
niveau van de VN

Wie de moeite neemt om de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN door


te nemen ziet dat de problemen van beperkte grondstoffen, vervuiling van het milieu,
duurzame en rechtvaardige ontwikkeling en de opwarming als sinds 1962 duidelijk
onderkent en onderschreven worden. Bijna alle landen onderschrijven deze
ontwikkelingen en geven aan daaraan wat te willen doen. Helaas schort het bijna altijd
aan concrete acties. Soms lukt het ,zoals met de aanpak van het ozongat en de zure
regen, om heldere en kwantificeerbare afspraken te maken om het probleem aan te
pakken.
De opwarming en de daarmee samenhangende milieuproblemen worden veroorzaakt
door antropogene uitstoot van CO2 door de ontwikkelde, westerse, landen. Deze zijn
verantwoordelijk voor de gevolgen en moeten de kosten voor onderzoek, maatregelen
en negatieve gevolgen dragen. In de volgende resoluties, een kleine keus uit vele,
wordt dit aangegeven.

1992 United Nations Framework Convention on Climate Change


Enige uitreksels
‘Concerned that human activities have been substantially increasing the atmospheric
concentrations of greenhouse gases, that these increases enhance the natural
greenhouse effect, and that this will result on average in an additional warming of the
Earth’s surface and atmosphere and may adversely affect natural ecosystems and
humankind,
Noting that the largest share of historical and current global emissions of greenhouse
gases has originated in developed countries, that per capita emissions in developing
countries are still relatively low and that the share of global emissions originating in
developing countries will grow to meet their social and development needs,
Aware of the role and importance in terrestrial and marine ecosystems of sinks and
reservoirs of greenhouse gases,
Noting that there are many uncertainties in predictions of climate change, particularly
with regard to the timing, magnitude and regional patterns thereof,
Acknowledging that the global nature of climate change calls for the widest possible
cooperation by all countries and their participation in an effective and appropriate
international response, in accordance with their common but differentiated
responsibilities and respective capabilities and their social and economic conditions,
Recalling the pertinent provisions of the Declaration of the United Nations Conference
on the Human Environment, adopted at Stockholm on 16 June 1972’
en
‘ Affirming that responses to climate change should be coordinated with social and
economic development in an integrated manner with a view to avoiding adverse
impacts on the latter, taking into full account the legitimate priority needs of
developing countries for the achievement of sustained economic growth and the
eradication of poverty…’,
en
‘A subsidiary body for scientific and technological advice is hereby established to
provide the Conference of the Parties and, as appropriate, its other subsidiary bodies
with timely information and advice on scientific and technological matters relating to

121
the Convention. This body shall be open to participation by all Parties and shall be
multidisciplinary. It shall comprise government representatives competent in the
relevant field of expertise. It shall report regularly to the Conference of the Parties on
all aspects of its work.’
en
‘Developing country Parties may, on a voluntary basis, propose projects for financing,
including specific technologies, materials, equipment, techniques or practices that
would be needed to implement such projects, along with, if possible, an estimate of all
incremental costs, of the reductions of emissions and increments of removals of
greenhouse gases, as well as an estimate of the consequent benefits.’
en
‘The developed country Parties and other developed Parties included in Annex II shall
provide new and additional financial resources to meet the agreed full costs incurred
by developing country Parties in complying with their obligations under Article 12,
paragraph 1. They shall also provide such financial resources, including for the transfer
of technology, needed by the developing country Parties to meet the agreed full
incremental costs of implementing measures that are covered by paragraph 1 of this
Article and that are agreed between a developing country Party and the international
entity or entities referred to in Article 11, in accordance with that Article. The
implementation of these commitments shall take into account the need for adequacy
and predictability in the flow of funds and the importance of appropriate burden
sharing among the developed country Parties.
The developed country Parties and other developed Parties included in Annex II shall
also assist the developing country Parties that are particularly vulnerable to the
adverse effects of climate change in meeting costs of adaptation to those adverse
effects. ‘

70-ste Algemene Vergadering VN A/RES/43/53, 5 dec. 1988111

Protection of global climate for present and future generations of mankind

The General Assembly,

Welcoming with appreciation the initiative taken by the Government ofMalta in


proposing for consideration by the Assembly the item entitled"Conservation of climate
as part of the common heritage of mankind",
Concerned that certain human activities could change global climate patterns,
threatening present and future generations with potentially severe economic and
social consequences,
Noting with concern that the emerging evidence indicates that continued growth in
atmospheric concentrations of "greenhouse" gases could produce global warming with
an eventual rise in sea levels, the effects of which could be disastrous for mankind if
timely steps are not taken at all levels,
Recognizing the need for additional research and scientific studies into all sources and
causes of climate change,
Concerned also that emissions of certain substances are depleting the ozone layer
and thereby exposing the earth's surface to increased ultra-violet radiation, which may
pose a threat to, inter alia, human health, agricultural productivity and animal and

111
Zie http://www.un.org/documents/ga/res/43/a43r053.htm

122
marine life, and reaffirming in this context the appeal, contained in its resolution
42/182 of 11 December 1987, to all States
that have not yet done so to consider becoming parties to the Vienna Convention for
the Protection of the Ozone Layer, adopted on 22 March 1985, and the Montreal
Protocol on Substances that Deplete the Ozone Layer, adopted on 16 September 1987,
as soon as possible,
Recalling its resolutions 42/186 and 42/187 of 11 December 1987 on the
Environmental Perspective to the Year 2000 and Beyond and on the report of the
World Commission on Environment and Development, respectively,
Convinced that changes in climate have an impact on development,
Aware that a considerable amount of valuable work, particularly at the scientific
level and in the legal field, has already been initiated on climate change, in particular
by the United Nations Environment Programme, the World Meteorological
Organization and the International Council of Scientific Unions and under the auspices
of individual States,
Welcoming the convening in 1990 of a second World Climate Conference,
Recalling also the conclusions of the meeting held at Villach, Austria, in 1985, which,
inter alia, recommended a programme on climate change to be promoted by
Governments and the scientific community with the collaboration of the World
Meteorological Organization, the United Nations Environment Programme and the
International Council of Scientific Unions,
Convinced that climate change affects humanity as a whole and should be
confronted within a global framework so as to take into account the vital interests of
all mankind,
1. Recognizes that climate change is a common concern of mankind, since climate
is an essential condition which sustains life on earth;
2. Determines that necessary and timely action should be taken to deal
with climate change within a global framework;
3. Reaffirms its resolution 42/184 of 11 December 1987, in which, inter alia, it
agreed with the Governing Council of the United Nations Environment Programme that
the Programme should attach importance to the problem of global climate change and
that the Executive Director of the United Nations Environment Programme should
ensure that the Programme co-operates closely with the World Meteorological
Organization and the International Council of Scientific Unions and maintains an active,
influential role in the World Climate Programme;
4. Considers that activities in support of the World Climate Programme, approved
by the Congress and Executive Council of the World Meteorological Organization and
elaborated in the system-wide medium-term environment programme for the period
1990-1995, which was approved by the Governing Council of the United Nations
Environment Programme,be accorded high priority by the relevant organs and
programmes of the United Nations system;
5. Endorses the action of the World Meteorological Organization and the United
Nations Environment Programme in jointly establishing an Intergovernmental Panel on
Climate Change to provide internationally co-ordinated scientific assessments of the
magnitude, timing and potential environmental and socio-economic impact of climate
change and realistic response strategies, and expresses appreciation for the work
already initiated by the Panel;
6. Urges Governments, intergovernmental and non-governmental organizations
and scientific institutions to treat climate change as a priority issue, to undertake and
promote specific, co-operative action-oriented programmes and research so as to
increase understanding on all sources and causes of climate change, including its

123
regional aspects and specific time-frames as well as the cause and effect relationship of
human activities and climate, and to contribute, as appropriate, with human and
financial resources to efforts to protect the global climate;
7. Calls upon all relevant organizations and programmes of the United Nations
system to support the work of the Intergovernmental Panel on Climate Change;
8. Encourages the convening of conferences on climate change, particularly on
global warming, at the national, regional and global levels in order to make the
international community better aware of the importance of dealing effectively and in a
timely manner with all aspects of climate change resulting from certain human
activities;
9. Calls upon Governments and intergovernmental organizations to collaborate in
making every effort to prevent detrimental effects on climate and activities which
affect the ecological balance, and also calls upon and non-governmental organizations,
industry and other productive sectors to play their due role;
10. Requests the Secretary-General of the World Meteorological Organization and
the Executive Director of the United Nations Environment Programme, through the
ntergovernmental Panel on Climate Change, immediately to initiate action leading, as
soon as possible, to a comprehensive review and recommendations with respect to:
(a) The state of knowledge of the science of climate and climatic change;
(b) Programmes and studies on the social and economic impact of climate change,
including global warming;
(c) Possible response strategies to delay, limit or mitigate the impact of adverse
climate change;
(d) The identification and possible strengthening of relevant existing international
legal instruments having a bearing on climate;
(e) Elements for inclusion in a possible future international convention on climate;
11. Also requests the Secretary-General to bring the present resolution to the
attention of all Governments, as well as intergovernmental organizations, non-
governmental organizations in consultative status with the Economic and Social
Council and well-established scientific institutions with expertise in matters concerning
climate;
12. Further requests the Secretary-General to report to the General Assembly at its
forty-fourth session on the implementation of the present resolution;
13. Decides to include this question in the provisional agenda of its forty-fourth
session, without prejudice to the application of the principle of biennialization

85-ste Algemene Vergadering VN 22 December 1989112


Resolutie 44/228. United Nations Conference on Environment and Development
Waarin zij verwijzen naar de Resolutie 43/196 of 20 December 1988
Deze bijeenkomst legde de basis voor Vervolgbijeenkomsten m.b.t. het beleid t.a.v. de
klimaatverandering

The General Assembly,


Recalling its resolution 43/196 of 20 December 1988 on a United Nations
conference on environment and development,
Taking note of decision 15/3 of 25 May 1989 of the Governing Council of
the United Nations Environment Programmeon a United Nations conference on

112
Zie: http://www.un.org/documents/ga/res/44/ares44-228.htm of
http://www.refworld.org/docid/3b00f2220.html

124
environment and development,
Taking note also of Economic and Social Council resolution 1989/87 of
26 July 1989 on the convening of a United Nations conference on environment
and development,
Taking note further of Economic and Social Council resolution 1989/101 of
27 July 1989 on strengthening international co-operation on environment
through the provision of additional financial resources to developing
countries,
Recalling its resolutions 42/186 of 11 December 1987 on the Environmental
Perspective to the Year 2000 and Beyond and resolution 42/187 of
11 December 1987 on the report of the World Commission on Environment and
Development,
….
Gravely concerned that the major cause of the continuing deterioration of
the global environment is the unsustainable pattern of production and
consumption, particularly in industrialized countries,
Stressing that poverty and environmental degradation are closely
interrelated and that environmental protection in developing countries must,
in this context, be viewed as an integral part of the development process and
cannot be considered in isolation from it,

Affirming that the responsibility for containing, reducing and
eliminating global environmental damage must be borne by the countries causing
such damage, must be in relation to the damage caused and must be in
accordance with their respective capabilities and responsibilities,
….
Recognizing that new and additional financial resources will have to be
channelled to developing countries in order to ensure their full participation
in global efforts for environmental protection,
1. Decides to convene the United Nations Conference on Environment and
Development, which shall be of two weeks' duration and shall have the highest
possible level of participation, to coincide with World Environment Day, on
5 June 1992;
2. Accepts with deep appreciation the generous offer of the Government
of Brazil to act as host to the Conference;

9. Notes that the largest part of the current emission of pollutants
into the environment, including toxic and hazardous wastes, originates in
developed countries, and therefore recognizes that those countries have the
main responsibility for combating such pollution;
….
13. Emphasizes the need to strengthen international co-operation for the
management of the environment to ensure its protection and enhancement and the
need to explore the issue of benefits derived from activities, including
research and development, related to the protection and development of
biological diversity;
..
15. Decides that the Conference, in addressing environmental issues in
the developmental context, should have the following objectives:

(f) To examine strategies for national and international action with a

125
view to arriving at specific agreements and commitments by Governments for
defined activities to deal with major environmental issues in order to restore
the global ecological balance and to prevent further deterioration of the
environment, taking into account the fact that the largest part of the current
emission of pollutants into the environment, including toxic and hazardous
wastes, originates in developed countries, and therefore recognizing that
those countries have the main responsibility for combating such pollution;
….
(r) To promote the development or strengthening of appropriate
institutions at the national, regional and global levels to deal with
environmental matters in the context of the socio-economic development
processes of all countries;
….
1. Decides to establish the Preparatory Committee for (in 1990 in Rio de Janeiro) the
United
Nations Conference on Environment and Development , which shall be open to all
States Members of the United Nations or members of the specialized agencies,
with the participation of observers, in accordance with the established
practice of the General Assembly;
2. Decides that the Preparatory Committee shall hold an organizational
session of two weeks' duration in March 1990 and a final session, both at
United Nations Headquarters, as well as three additional substantive sessions,
the first at Nairobi and the following two at Geneva, the timing and duration
of which shall be determined by the Preparatory Committee at its
organizational session;
…..
9. Requests the United Nations Environment Programme, as the main organ
dealing with environmental issues, and other organs, organizations and
programmes of the United Nations system, as well as other relevant
intergovernmental organizations, to contribute fully to the preparations for
the Conference on the basis of guidelines and requirements to be established
by the Preparatory Committee;
11. Invites all States to take an active part in the preparations for
the Conference, to prepare national reports, as appropriate, to be submitted
to the Preparatory Committee in a timely manner, and to promote international
co-operation and broad-based national preparatory processes involving the
scientific community, industry, trade unions and concerned non-governmental
organizations

Zie voor meer informatie113:


-resolution adopted by the General Assembly, 22 December 1989, A/RES/44/227
-Conference of the Parties:
https://unfccc.int/resource/docs/convkp/conveng.pdf
-beleid en acties VN

113
Zie de volgende websites:
https://unfccc.int/resource/docs/convkp/conveng.pdf
http://legal.un.org/avl/ha/ccc/ccc.html
https://www.revolvy.com/topic/List%20of%20UN%20General%20Assembly%20Resolutions&item_type=topic
https://www.pbs.org/wghh/frontline/article/timeline-the-politic-of-climate-changewww.climategate.nl
https://www.cigionline.org/sites/default/files/documents/UNEPUNEABackground%20Guide2017.pdf

126
http://legal.un.org/avl/ha/ccc/ccc.html
-lijst van alle VN resoluties van de Algemene /vergadering:
https://www.revolvy.com/topic/List%20of%20UN%20General%20Assembly%20Resolu
tions&item_type=topic

-politieke geschiedenis klimaatoverleg USA114:


https://www.pbs.org/wghh/frontline/article/timeline-the-politic-of-climate-
changewww.climategate.nl
- overzicht van de geschiedenis van de aanpak van Climate Change binnen de UN
Environment Program Mitigating and Adapting to Climate Change115:
https://www.cigionline.org/sites/default/files/documents/UNEPUNEABackground%20
Guide2017.pdf

Beleidsbepaling m.b.t. klimaatverandering in Nederland


Nederland volgt in grote lijnen het klimaatbeleid van de VN. Als gidsland heeft
Nederland de mond vol van opwarming en de noodzaak om hieraan iets te doen. In de
praktijk valt dit tegen.

Vanuit Nederland waren de volgende wetenschappers betrokken bij het opstellen de


First Assessment Report (FAR): A. Baede T. Buishand J. de Ronde W. de Ruijter A.
Kattenberg J. Rozema C. Schuurmans R. J. Swart H. Tennekes R. Van Dorland A. van
Ulden, het KNMI, Rijkswaterstaat, Ministerie van OW, Meteorologishe en
Oceanografischt Instituut, Universiteit Utrecht en het RIVM. Ook bij de volgende
Assessments Reports was Nederland intensief betrokken.

Het KNAW werd nauwe betrokken bij het klimaatbeleid, door de vraag van de
Algemene Vergadering van de VN om de medewerking van de nationale regeringen te
laten onderbouwen met een verklaring van de nationale associaties van
wetenschappen. Daartoe was een ‘modelverklaring’ opgesteld dat door de meeste
landen bijna letterlik is overgenomen. Dat was op zich een heel begrijpelijk en
acceptabel verzoek, ware het niet dat in de resoluties van de VN en ook in de
‘modelverklaring ’de oorzaak van de opwarming expliciet benoemd werd: het lag aan
de de uitstoot van antropogene broeikasgassen door de westerse landen. De uitstoot
van CO2 wordt daarbij als het belangrijkste broeikasgas gezien. Sommige landen, vb.
de VS, maakten daarbij een voorbehoud. Nederland heft dat niet gedaan. Daardoor
ontstond er een spagaat: wetenschappers moeten onderbouwen dat de opwarming
door de uistoot van CO2 komt. Een dergelijke opdracht mag aan de wetenschap niet
gegeven wworden. Deze opdracht zou later tot veel problemen leiden.

De Nederlandse overheid heeft het IPCC daarmee de rol toebedeeld om het juiste
klimaatbeleid te onderzoeken, voorbereiden en te laten accorderen op de
klimaatconferenties. . Daarmee is het gevaar ontstaan dat het politieke conflict over
klimaatverandering en de onderliggen ideologische conflicten over vb. de vrije markt of
.. conflicten kunnen veroorzaken binnen de klimaatwetenschap. Deze conflicten zijn
tweeërlei: conflicten binnen de vrije wetenschapsuitoefening en conflicten m.b.t. de
belangenverstrengeling van politiek, opdrachtgevers en wetenschappelijke peerreview.
Hiermee werd de klimaatwetenschap ten dele gepolitiseerd. Daarbij kan men denken

114
https://www.pbs.org/wghh/frontline/article/timeline-the-politic-of-climate-change www.climategate.nl
115https://www.cigionline.org/sites/default/files/documents/UNEPUNEABackground%20Guide2017.pdf

127
aan vb. beleidskeuzes als, welk energiebron is het meest geschikt en hoe kunnen we
dat onderzoeken.
Dergelijke conflicten veroorzaakten onnodig felle discussies tussen wetenschappers,
welke ik in drie categorieën wil indelen: wetenschappers die vanuit de stanspunten van
de VN onderzoek doen naar de relatie CO2 – duurzaamheid in algemene zin,
wetenschappers die vanuit een meteorologische of paleoklimatologische of
natuurkundige achtergrond de opwarming bestuderen en wetenschappers die vanuit
de positie van belangengroepen bepaald bevindingen van de eerste twee groepen
aanvechten met de bedoeling om twijfel te zaaien en/of onderliggende belangen te
promoten. Deze drie ingangen naar het klimaatonderzoek leiden naar een doolhof,
waarin men verdwaalt maar helaas ook gevechten in het duister meemaakt. Een goede
plek om dit te ervaren is de website van de Stichting Milieu, Wetenschap & Beleid116,
waar Hans Labohm hoofdredacteur is. Labohm is zeker geen conformistische
klimaatwetenschapper en ook geen wetenschapper met een natuurkundige
achtergrond. Ik zie ook niet welke belangen hij zou willen verdedigen, behalve wellicht
de rol van klimaat criticaster. Ik begrijp dat al deze ingangen legitiem kunnen zijn, maar
het levert een heleboel confrontaties op, waar de politiek naar believen ut kan putten.
Trump doet dat door te stellen dat AGW niet bestaat of bewezen is eb vervolgens het
Akkoord van Parijs eenzijdig op te zeggen. Rutte doet het wat subtieler en stelt dat het
akkoord belangrijk en nodig is en dat we doelen in de toekomst halen maar nu nog
even niet vanwege economische en energetische belangen. In feite verwijzen zij beiden
naar de noden en de waan van de dag. Er zijn geen spelregels voor politieke
besluitvorming en de wetenschap zou zich ver daarvan moeten houden.

Ondanks d toenemende consensus van de klimaatwetenschappers uit de kring van het


IPCC neemt de kritiek toe. Dat bleek vb. uit de bijeenkomst van de top-G8 in Duitsland
in 2017, waar de klimaatproblematiek centraal stond. Ook rondom Live Earth, een
wereldwijd concert in het teken van de klimaatverandering, ontstond veel herrie. Ook
de film An Inconvenient Truth van Al Gore riep naast veel belangstelling ook veel
tegenstelling op. De documentaire The Great Global Swindle, die een jaar later in 2007
door de BBC werd uitgezonden, trok de onafhankelijkheid en de eerlijkheid van veel
klimaatwetenschappers en van het IPCC in twijfel. Het werd sinds 2007 niet beter.
Vooral rond 2010 werd na Climategate het klimaatbeleid van het IPCC opnieuw
aangevallen op ‘onnauwkeurigheden, ‘fake news’ zou Trump riepen.
Ook al waren dat volgens mij vaak overdreven reacties op bepaalde ‘feiten’ uit
technische rapporten van het IPCC, zij maakten wel duidelijk dat er conflicten waren
tussen verschillende wetenschappers. In Nederland zette vooral de PVV het IPCC weg
als een door linkse politiek gedreven activiteit. De klimaatwetenschap werd er tevens
van beschuldigd dat ze geprofiteerd had van de politieke vraag naar meer
wetenschappelijke zekerheid. Ondanks deze grotendeels onterechte kritiek bleek
hieruit wel dat er in de samenleving, en ook in de politiek, veel kritiek was/is op het
werk van het IPCC.

Hier wreekt zich de weeffout, die er bij de oprichting van het IPCC gemaakt is. Niet
alleen de wetenschappers maar vooral ook het IPCC moeten twee heren dienen: een
politieke meerderheid (consensus) bereiken en wetenschappelijk verantwoord
onderzoek doen en de resultaten hiervan beleidsmatig vertalen. Kort door de bocht: de
politiek eiste een onderbouwing van de politieke beleidsuitgangspunten, zie
voorgaande resoluties van de Algemene Vergadering van de VN, en het IPCC moest
hiervoor een wetenschappelijk verantwoorde oplossing vinden. Natuurlijk zijn er in de

116
Zie: https://www.climategate.nl/

128
honderden rapporten met duizenden onderzoeksresultaten, ‘onjuist feiten’, ‘fouten’ te
vinden, afhankelijk van de optiek waarmee men hiernaar kijkt. Vanuit de wetenschap
kwamen excuses voor die fouten of liever toelichtingen op de ‘feiten’. De
wetenschappers moesten steeds weer uitleggen dat die ‘fouten niets afdoen aan de
hoofdboodschap van het IPCC: aan de oorzaak van de klimaatverandering, of aan de
inzichten over de opwarming, welke wordt veroorzaakt door de antropogene uitstoot
van CO2 door de mensheid. Het valt me op dat de stelligheid waarmee het IPCC dit
beweerd toeneemt, naarmate de kritiek hierop lijkt te groeien en de modellen meer
afwijken van de gemeten temperatuurstijging, van de werkelijkheid. Het IPCC is er nu
voor 95% zeker van de dat de minimale opwarming op het eind van deze eeuw, hier en
daar lees ik zelfs voor 2015, 2 graden zal zijn, tenzij er snel een drastische beperking
van de CO2-emissies komt.

Met zoveel rapporten, overleggen kunnen politici altijd wel ergens een ‘fout’ vinden,
welke zij als stok kunnen gebruiken om te slaan. Een voorbeeld: minister Cramer van
VROM noemde het foute jaartal in het klimaatrapport voor het verdwijnen van
gletsjers in de Himalaya verontrustend. De regering moet blind kunnen varen op het
klimaatpanel, stelde ze (NRC Handelsblad 27 januari 2010). “Op dat stevig
wetenschappelijke fundament bouwen we ons klimaatbeleid” Zei ze. De minister
maakt duidelijk dat zij het IPCC ziet als een instrument ziet, dat een wetenschappelijk
onbetwistbare autoriteit representeert. Zij zegt ook “Politici en wetenschappers zullen
ervoor moeten zorgen dat mensen zich een realistische voorstelling kunnen maken van
de gevolgen van de klimaatverandering. Die voorstelling van zaken moet gebaseerd zijn
op onafhankelijk onderzoek en verifieerbare gegevens.” Het IPCC moet de rol spelen
van het wetenschappelijk onderbouwen en verklaren van het overheidsbeleid. In feite
wentelt de politiek de rechtvaardiging van zijn beleid af op de wetenschap. Dat kan
natuurlijk niet. Wetenschappers kunnen en mogen deze rol niet spelen. Dat Cramer in
dit kader praat over onafhankelijk onderzoek is een gotspe. Noch de wetenschappers,
noch het IPCC mogen een volledig vrije, onafhankelijke koers varen. De politiek zou,
natuurlijk op basis van de beste wetenschappelijke inzichten inclusief de
onzekerheden, zijn eiegen koers moeten varen. In deite doet zij dat ook steeds. De
politiek heeft een zeer slecht trackrecord als het gaat om het opvolgen van
wetenschappelijke adviezen.

Dat ingrijpen, waarover in de resoluties van de VN en in de klimaatbeleidsstukken van


de Nederlandse overheid gesproken wordt, blijkt in de werkelijkheid vaak niet van de
grond te komen. De werkelijk van he klimaatbeleid, en vooral van de aanpak van CO2-
emissies in Nederland, is totaal anders. Nederland behoort tot de meest vervuilende
landen in Europa. Dat komt doordat de economie van Nederland zwaar steunt op het
transport en de overslag, op de veestapel en op de aanwezigheid van fossiele
brandstoffen. Het delven van kolen werd, om economische redenen, gestopt en
vervangen door het oppompen van aardgas in Groningen. Gelukkig dat daar nu de
eerste stappen ezet worden om dat af te bouwen.
We staan voor de uitdaging de energietransitie naar duurzame energie tot stand te
brengen. Nederland kiest daarbij momenteel vooral voor het verstoken van biomassa,
windmolens en zonnepanelen. In de komende 10 jaar wordt hierin ongeveer 100
miljard euro geïnvesteerd. De vraag is of dit geld goed beteed wordt. We zien dat er in
China meer kolencentrales worden gebouwd, omdat zij volgens de klimaatverdragen
nog tot 2030 hogere CO2-emissies mogen hebben. Maar naast het bouwen van
kolencentrales is China daarnaast volop bezig de energietransitie voor te bereiden. Er
wordt veel geld geïnvesteerd in onderzoek naar veilige kernenergie op basis van

129
thorium en kernfusie en ook op andere terreinen zijn zij actief bezig. . Wij liggen nu al
ongeveer 10 jaar achter in kennis en technologie op dit terrein. Over 10 jaar zijn we
100 miljard armer, relatief t.o.v. China, die deze investeringen niet maakt en is onze
achterstand nog groter geworden.
We hebben ondanks onze grote investering amper, waarschijnlijk in het geheel niet,
minder CO2 uitgestoten en weinig geïnvesteerd in ‘duurzame, ‘oneindig beschikbare’
nen ‘schone’ energie. Ondanks onze investeringen staan we zeer zwak t.o.v. China, dat
tegen die tijd wel over ‘oneindig voorradige en schone’ energie beschikt. Nederland
zou zich meer op de geopolitieke kant van de energietransitie moeten richten. Daar
zou het energiebeleid van de overheid op gericht moeten zijn. Naast schone en veilige
kernenergie zou meer geïnvesteerd moeten worden in aardwarmte, getijdencentrales ,
energieneutraal bouwen, alternatieve vormen van windenergie en waterkracht.

Problemen als gevolg van de werkwijze van het IPCC


Toen in 1988 het IPCC werd opgericht leek dit een goede zet. Daarmee zou vanaf het
hoogste niveau nl. de Algemene Vergadering van de VN richting gegeven kunnen
worden aan de aanpak van het klimaatprobleem. Zo eenvoudig lijkt dit niet te gaan.
Hiervoor is al het probleem genoemd van de verstrengeling van wetenschap en
politiek. Maar er is nog een ander probleem nl. de afstemming van de beleidsvorming
en de beleidsuitvoering. De beleidsvoorbereiding ligt op het internationale niveau van
de VN en de uitvoering van het beleid ligt op het niveau van individuele staten. Dit
geeft belangenconflicten niet alleen tussen staten maar vooral ook binnen staten. Als
men de verslagen van de Algemene Vergadering leest dan wordt fit probleem duidelijk.
Het IPCC heeft steeds getracht binnen deze conflictvelden te opereren. Als ik de vele
Assessment Reports en Synthesis Reports bekijk en zie hoeveel honderden Technical
Papers dit alles schragen, dan heb ik respect voor de inzet en het organisatievermogen
van het IPCC. Dat neemt niet weg dat ik zie dat het IPCC een aantal fundamentele
fouten heeft gemaakt:
Peerreview:
-beperking van de acceptatie van Tehnical Papers tot peer reviewed papers. De
oorzaak hiervan ligt in de gevolgde procedure:
-vastlegging van de oorzaken van het klimaatprobleem in resoluties van de Algemene
Vergadering van de VN, welke
-werden onderschreven door individuele lidstaten, die
-samen met hun nationale wetenschappelijke associaties een verklaring
ondertekenden om het nodige wetenschappelijk onderzoek te doen naar de
invloedsfactoren naar de gevolgen en mogelijke maatregelen in overleg en
samenleving met het IPCC via nationale vertegenwoordiging in het IPCC ,
-via welke de inbreng van peer reviewed papers en de verwerking hiervan in de
Assessment Reports werd verzorgd.

Deze procedure heb ik in 2007 uit officiële stukken, afgeleid. Helaas ben ik niet meer
in het bezit van deze stukken. De zoektocht daarnaar wordt voortgezet. Hulp daarbij is
zeer gewenst. Deze stukken beschrijven het lineaire interactiemodel, dat de
overheden en de VN hanteren.

Problemen veroorzaakt door het uitgangspunt van ‘Consensus’:


-in feite werd de consensus verkregen door de peer review en

130
-door de toewijzing van budgetten voor onderzoek door de nationale
wetenschappelijke associaties, de universiteiten en de vertegenwoordiging in het IPCC
dat gericht was/is op AGW
-wordt de inbreng van kritische ‘vak’-wetenschappers zoals meteorologen,
paleoklimatologen en natuurkundigen beperkt
-vooral van die wetenschappers die zich niet kunnen vinden in de ‘mainstream’-
klimaatwetenschap, of in de uitgangspunten van de VN over de oorzaak en aanpak van
de klimaatproblemen
-met name de ‘aardwetenschappers’ voelden zich tekort gedaan door het sterke
accent op simulatiemodellen door o.a. wiskundigen.
-veel kritische wetenschappers leggen andere accenten binnen de negatieve gevolgen
van de klimaatverandering en op de aanpak van zowel de mitigatie en vooral adaptatie
en
-vragen aandacht voor andere theorieën en onderzoek, dat buien de bestaande
consensus valt.
-consensus wordt door belangenbehartigers van bedrijven, sectoren en wellicht ook
door bepaalde landen aangegrepen om met fake news twijfel te zaaien over de
integriteit van het IPCC. . Op deze groep ga ik in Bijlage 3 verder in.

Door al deze spanningen en uitsluitingen is het wetenschappelijke klimaatdebat


uiteengevallen in ‘peer reviewed’ en ‘kritische’ klimaatwetenschappers.

Eerder heb ik opgemerkt:


‘Door het grote maatschappelijke belang van de klimaatdiscussie werd de wetenschap
door de politiek onder druk gezet om het klimaatbeleid met wetenschappelijke
argumenten te ondersteunen.’.

Ik heb dit impliciet, en op mijn eigen wijze, in het voorgaande herhaaldelijk als de
oorsprong van veel ongewenste ontwikkelingen benoemd. Ik zie dat het het rapport
van het Rathenau Instituut Ruimte voor klimaatdebat: zicht op interactie tussen
klimaatpolitiek, wetenschap en media. Den Haag, 2010, dit veel scherper formuleert.
Enige excerpten uit dit rapport:.

‘Om het besmeurde blazoen van het IPCC weer op te poetsen, heeft de (inter)nationale
politiek de evaluatie van de wetenschappelijke werkwijze van het IPCC verordonneerd:
‘Doordat de (inter)nationale politiek het lineaire model heeft omarmd, is de
klimaatwetenschap in het hart van het politieke conflict terechtgekomen. Anders
gezegd: het wetenschappelijke klimaatdebat is een belangrijke arena voor het politieke
gevecht geworden. Als gevolg daarvan zoeken diverse politieke visies rechtvaardiging
voor hun positie in het wetenschappelijke debat. Daarbij gebruiken voorstanders van
klimaatbeleid de IPCC-rapporten om het klimaatdebat te depolitiseren en zo te
monopoliseren. Met het IPCC-rapport in de hand claimen ze een voorkeurspositie in
het politieke debat. Aan de andere kant proberen tegenstanders juist het politieke
debat open te breken door de onzekerheden en onvolmaaktheden in die wetenschap
uit te vergroten. Dit verklaart dat op blogs uit de klimaatsceptische hoek zoals
climategate.nl en klimatosof.nl de pijlen nu vooral op de wetenschap gericht zijn en
niet op de politiek. Ook het voorstel om de wetenschappelijke procedures en
werkwijze van het IPCC politiek te evalueren past in dit plaatje. De verwachting
daarachter is dat de huidige controverse te beslechten is door de beleidsgeoriënteerde
klimaatwetenschap te perfectioneren. Men ziet dus wetenschappelijke onzekerheid als

131
de hoofdoorzaak van het uitblijven van (solide draagvlak voor) beleid. Dit is exact de
centrale kern van het technocratische lineaire model voor het politiek omgaan met
wetenschappelijke onzekerheden…
‘Reparatie van het technocratische model door evaluatie van het IPCC is gelet op de
storm van kritiek e en logische en goede stap. Een goed beeld van de stand van de
klimaatwetenschap is namelijk een belangrijke randvoorwaarde voor (inter)nationaal
klimaatbeleid. Toch is er meer nodig. De huidige aanpak kent namelijk twee
fundamentele beperkingen: een wetenschappelijke en een politieke. Ten eerste zullen
door de complexiteit van het klimaatsysteem er altijd grote onzekerheden blijven in de
kennisbasis. Zekere kennis over toekomstige klimaatverandering is een onhaalbaar
ideaal, evenals een foutloos IPCC-rapport. Ten tweede wordt te weinig onderkend dat
wetenschappelijke onzekerheid en dissensus niet slechts een wetenschappelijk
fenomeen is. Ze zijn tevens een manifestatie van politieke verdeeldheid en een context
waarin de wetenschap bedreven en in stelling gebracht wordt om een politiek geschil
over belangen en waarden te slechten. Vaak is voor elke politieke visie wel een
wetenschappelijke studie te vinden die die waarden positie ondersteunt (Sarewitz
2004). Meer of foutloze wetenschap helpt dus ook niet om politieke waardeconflicten
uit de wereld te helpen….
‘De uitdaging voor de politiek is om andere criteria of principes te ontwikkelen voor de
rechtvaardiging van beleidskeuzes in een context van een inherent onzekere
kennisbasis. Ook het voorzorgsprincipe biedt politici onvoldoende houvast om
beleidskeuzes te rechtvaardigen, want dat doet de roep om zeker en eenduidige
wetenschap geenszins verstommen, zelfs al is zulke kennis door de aard van het
vraagstuk onmogelijk.’’

Het rapport pleit voor een depolitisering van de wetenschap:


‘Het lineaire model heeft de politisering van de klimaatwetenschap bevorderd. Meer
pluralisme in de klimaatwetenschap en een betere communicatie daarover biedt
mogelijkheden om de wetenschap tedepolitiseren. Daarnaast is het van belang dat de
invloed van beleidsmakers op het wetenschappelijke proces zelf tot een minimum
beperkt wordt….
Stimuleer en faciliteer pluralisme in de wetenschap….
Met betrekking tot het IPCC betekent een pleidooi voor meer pluralisme dat behalve
aan onzekerheden en dissensus, en communicatie daarover, ook aandacht wordt
geschonken aan andersoortige wetenschappelijke paradigma’s. Het is belangrijk om
met dissidenten binnen de wetenschap in dialoog te treden en daar binnen de agenda
van de wetenschap, ook wat onderzoek financiering betreft, ruimtevoor te bieden.
Klimaatsceptici kunnen daar zelf ook een positieve rol in spelen. Nu gooien zij nog
regelmatig argumenten in de politieke strijd die wetenschappelijk gezien al een hele
tijd achterhaald zijn.
Op die manier ondermijnen klimaatsceptici hun eigen legitimiteit en geloofwaardigheid
in het politieke en wetenschappelijke debat. Het zou goed zijn voor het publieke debat
wanneer klimaatsceptici meer aan zelfregulering zouden doen en in eigen kring het ‘kaf
van het koren scheiden’. (Zie voor voorbeeldenklimaatportaal.nl) Dat vereist een
heldere scheiding tussen wetenschappelijk gezien houdbare kritiek diede ‘toets der
peerreview’ heeft doorstaan en anderzijds speculatieve en retorische argumenten die
(nog)niet of niet langer meer in gepubliceerd wetenschappelijk werk zijn gegrond. Op
deze wijze kunnen valide klimaatsceptische geluiden ook een helderder en
constructieve rol binnen het wetenschappelijke discours claimen……..’

Het rapport waarschuwt voor een te grote afhankelijkheid van wetenschap van beleid:

132
‘Het IPCC is een hybride forum, met daarin naast wetenschappers ook beleidsmakers.
Ook de wetenschappelijke status van de drie delen van het IPCC rapport – deel I:
klimaatsysteem en oorzaken,deel II: gevolgen, aanpassing en kwetsbaarheid, deel III:
mitigatie – is verschillend. Verder worden het wetenschappelijk rapport zelf en de
beleidsmakersamenvatting vaak ten onrechte door elkaar gehaald.
Voor de interactie tussen wetenschap en politiek is het van belang het verschil in
wetenschappelijke status van de drie deelrapporten en de beleid samenvatting te
verhelderen. Het is verstandig om deelrapport I (kennis over klimaatsysteem en
oorzaken) als een apart wetenschappelijk rapport te publiceren. Daarin gaat het om
fundamentele kennis over het klimaatsysteem. Bij de totstandkoming van dat
deelrapport hoeven beleidsmakers geen enkele te rol spelen. De toepassingsgerichte
deelrapporten II en III, waarbij inbreng vanuit de beleidspraktijk wel noodzakelijk is,
kunnen zich dan consistent baseren op de wetenschappelijke basis uit deelrapport I.’

Naar mijn mening geeft het Rapport Ruimte voor klimaatdebat: zicht op interactie
tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media heldere aanwijzingen voor depolitisering
van de klimaatwetenschap en voor meer politisering van het klimaatdebat. De politiek
moet zijn verantwoording nemen en hierover r met de bevolking communiceren. De
politiek kan en moet gebruik maken van wetenschappelijke bevindingen, maar mag
zich hier niet achter verschuilen. Dat geldt ook oor de VN, dat zich geadviseerd moet
voelen door het IPCC, maar zich niet achter de wetenschappelijke zekerheden van het
IPCC mag verschuilen. Het probleem is dat zowel onze overheid als de VN op basis van
het politieke krachtveld beslissingen nemen, die vaak afwijkend zijn van de
aanbevelingen vanuit het klimaatonderzoek, maar dat dit omgekeerd niet getolereerd
wordt.
Het rapport geeft voldoende aanknopingspunten voor een meer open aanpak. Het is
jammer dat noch de regering noch het KNAW noch onze vertegenwoordiging in het
IPCC daar, naar mijn weten, niets mee gedaan hebben.

Ik wil de aandacht vestigen op twee voorstellen in het rapport:


-lineair model: het rapport spreekt over een ‘lineair model’ als het gaat over de
interactie tussen politiek en wetenschap. Dit model zou moeten worden aangepast. In
de richting van een mer open model. Prima.
De terminologie ‘lineair model ’roept bij mij een connotatie op met de
klimaatmodellen. De huidige klimaatmodellen, evenals die van de Club van Rome, zijn
exponentiële groeimodellen. Dergelijke modellen houden te veel rekening met
positieve terugkoppelingen en te weinig met negatieve terugkoppelingen. Wanneer
dergelijke modellen afgestemd worden op de beste schattingen uit het verleden over
de bijdragen van broeikasgassen, vulkanisch stof, variaties in de zonnestraling,
antropogene emissies van vb. aërosolen etc. aan de opwarming en men extrapoleert
deze modellen op basis van groeifactoren m.b.t. de invloedsvariabelen voor de
toekomst, dan komen daar altijd extreem hoge waarden uit.
De werkelijkheid blijkt veelal anders te zijn omdat de groei niet per definitie altijd
doorzet en omdat er steeds weer onvoorzien invloedsfactoren blijken te zijn, die een
negatieve terugkoppeling veroorzaken. Daarvan ken men vele voorbeelden geven.
Beter is het om uit te gaan van lineaire groeimodellen, trendlijnen, waarbij de
jaarlijkse groei constant is. veelal. Hierbij moet men wel bedenken dat de modellen op
diezelfde observaties geijkt.

133
Ook in het rapport van het Rathenau instituut wordt opgemerkt dat de exponentiële
klimaatmodellen strikt genomen geen voorspellende waarde voor klimaatsysteem
hebben, omdat de klimaatcondities wijzigen.

-peer review: het rapport wil de peerreview verbreden naar wetenschappers die vanuit
andere wetenschappelijke disciplines kijken naar de klimaatverandering, ook al zijn
geen onderdeel van de huidige generatie ‘klimaatwetenschappers’. Daar ben ik het
volledig mee eens. Meteorologen zoals …, paleoklimatologen als Marc Crok hebben
wellicht een afwijkende visie op de huidige klimaatontwikkeling, maar hun stem dient
wel gehoord te worden, zolang zij binnen hun wetenschappelijke discipline peer
reviewed papers publiceren. Het is belangrijk dat zij de ‘state of the art’ binnen hun
vakgebied inbrengen in het klimaatdebat. We begeven ons hiermee op glad ijs, want
waar ligt de grens? Mijn persoonlijke mening is dat deze mensen op een of andere
manier gehoord moeten worden. Dat geldt niet voor klimaatontkenners, die zich
vanuit een zakelijk belang, of een verouderd of een niet-wetenschappelijk inzicht in het
klimaatdebat mengen. Hierop kom ik in Bijlage 3 terug.

Samenvattend
Er is niets mis met de beleidsuitgangspunten van de VN, welk in vele Resoluties werden
bekrachtigd, te beginnen in de eerste klimaatconferentie in 1972 en die werden
onderschreven in de Framework Conference in 1992 en in het Kyotoprotocol in 2000.
De negatieve effecten van de klimaatverandering werden benoemd en de opwarming
werd als een gevolg van de antropogene emissies van CO2 gezien.
Dit riep reacties op bij kritische vakwetenschappers en ook bij partijen, die zich
benadeeld voelden door deze uitgangspunten. De laatsten waren actief in lobbyen en
gaven ook bekende wetenschappers onderzoeksopdrachten, die gericht waren op het
zaaien van twijfel over deze uitgangspunten. Deze wetenschappers schaar ik onder de
klimaatontkenners.
De aanpak van het IPCC, welke gebaseerd is op consensus en peerreview, heeft veel
negatieve reacties opgeleverd en heeft zijn houdbaarheidsdatum volgens mij bereikt.
Veel wetenschappers pleiten voor een meer open en transparante aanpak.
Ik constateer dat het accent binnen het onderzoek van het IPCC zeer sterk is komen te
leggen op ADW ten koste van e andere negatieve effecten van de klimaatverandering.
Dat vind ik een verkeerde ontwikkeling, die geen recht doet aan de ‘slachtoffers’ van
de klimaatverandering.

134
135
Bijlage 3: De strijd tussen de wetenschappers
Het is duidelijk dat er veel onenigheid bestaat tussen wetenschappers. In het
voorgaande heb ik een driedeling gemaakt in ‘wetenschappers’:
-A- wetenschappers, die werken vanuit de beleidsuitgangspunten, welke in de
resoluties van de VN zijn vastgelegd en die de basis vormen voor het werk binnen het
IPCC. Deze wetenschappers doen vooral onderzoek naar de relatie tussen CO2 en
opwarming in het kader van AGW . Veel wetenschappers werken aan
klimaatmodellen, waarbij veel onderzoek gedaan wordt om deze te onderbouwen en
te valideren. Ik noem deze wetenschappers: peerreviewed wetenschappers

-B- wetenschappers, die vanuit allerlei disciplines naar de klimaatverandering kijken en


onderzoek doen naar de oorzaken en gevolgen hiervan op velerlei terreinen o.a.
straling, astronomische cycli, natuurlijke processen, milieu en duurzaamheid etc. . Deze
wetenschappers stellen vragen bij bepaalde uitgangspunten van het IPCC zoals vb.
AGW. Ik noem deze wetenschappers: klimaatcritici, alhoewel deze wetenschappers de
klimaatverandering niet betwisten.

-C- wetenschappers, die vanuit een heel bepaalde optiek en/of belang kritisch naar het
werk van wetenschappers ‘a’ en ‘b’ kijken, met de bedoeling om dit werk in diskrediet
te brengen. Zij betwisten de uitgangspunten van AGW en vaak ook van de
klimaatverandering. Zij voeren hiervoor echter zelden gedegen, wetenschappelijke
onderbouwingen aan. Ik noem deze wetenschappers: klimaatontkenners

Deze indeling is vrij arbitrair en geeft veel overlappen en onduidelijkheden. Maar ik kan
geen betere vinden om deze mêlee van wetenschappers, die alle op een of andere
manier met het onderzoek naar de klimaatverandering bezig zijn, te ontrafelen. Als
men naar de personen kijkt dan is het vaak moeilijk deze in te delen.
Ik begeef me met deze indeling op glad ijs want voor ik het weet word ik zelf in een
kamp ingedeeld en is alles wat ik zeg slechts een echo van het beeld, dat men van dat
kamp heeft.

Als men de literatuur doorneemt dan ontkomt men niet aan de indruk dat er heel veel
onderlinge haat en nijd is en ook belangenverstrengelingen. Discussiëren met
vertegenwoordigers van andere kampen wordt als verraad gezien. Het ‘eigen-gelijk’
wordt vaak als niet-bespreekbaar gezien.
Juist daarom is het belangrijk om dit onderscheid te maken, zodat men weet welke
wetenschappers in welk kamp zitten. Men kan dan inschatten welke
financieringsbronnen, welk belangen en welke wetenschappelijke ethiek deze
wetenschappers hebben. Dat te weten is al een grote stap in de goede richting van
vruchtbaar overleg.

Ad. A: In kamp A zitten de peerreviewed wetenschappers, die onderzoek doen naar


het aantonen van de opwarming en de gevolgen hiervan op allerlei gebieden.
Aangezien hier klimaatmodellen een belangrijke rol spelen is er veel onderzoek naar
elementen van deze modellen: interrelaties tussen invloedsgrootheden, de sterkte van
verbanden, theorievorming op allerlei deelterreinen vb. fysische verschijnselen,
energie-uitwisseling en conversie, wiskundige modellen.

136
Deze wetenschappers werken vaak in collectieve verbanden onder koepel van het IPCC
samen en hebben onderling veel contact. Hun onderzoek wordt vaak door overheden
of nationale wetenschappelijke instituten of universiteiten gefinancierd.
Deze wetenschappers hebben vaak relaties met bewegingen of organisaties, die zich
met het milieu en de duurzaamheid bezig houden. Maar ten diepste zijn deze
wetenschappers met fundamenteel en toegepast onderzoek bezig.

Ad. B: In kamp B zitten veel wetenschappers, die binnen universiteiten en vaak ook
zelfstandige onderzoeksinstituten onafhankelijk onderzoek doen op een van de vele
terreinen, die aan de natuur, het klimaat en de geologie raken. Hier vind men veel
aardwetenschappers, meteorologen en paleoklimatologen, die vaak theoretisch bezig,
zijn, vaak ook aangevuld met empirisch onderzoek, met onderzoek naar
natuurverschijnselen. hun theorieën en inzichten zijn soms moeilijk in te passen in
klimaatmodellen en meteorologische modellen. Hun onderzoekshorizon is i.h.a. zeer
veel verder dan die van de modellenbouwers. Hun onderzoeksveld is vaak ook breder:
astronomie en astrologie, evolutie en veranderingsprocessen, fysica en wiskunde etc.
Veel van deze wetenschappers zijn ook met milieu- en duurzaamheidvraagstukken
bezig. Zij hebben vaak contacten met belangenorganisatie op het gebied van milieu en
duurzaamheid, ruimte en astronomie of Earth system Science. Zij zijn vaak mondig en
dragen hun mening uit via velerlei websites. Zij voelen zich vaak niet thuis in kamp ‘A’,
omdat hun opvattingen daar niet worden ‘gehoord.’
Ik noem deze de groep ‘klimaatcritici’, niet zozeer omdat zij kritisch zijn t.a.v. de
klimaatverandering maar kritisch t.a.v. het uitgangspunt van de AGV van het IPCC.
Deze groep is zeer groot, zoals niet alleen uit de literatuur blijkt maar ook uit
onderzoek. Zie vb.:
‘This new report issued by the Senate Environment and Public Works Committee's
office of the GOP Ranking Member is the latest evidence of the growing groundswell of
scientific opposition challenging significant aspects of the claims of the UN IPCC and Al
Gore. Scientific meetings are now being dominated by a growing number of skeptical
scientists. The prestigious International Geological Congress, dubbed the geologists'
equivalent of the Olympic Games, was held in Norway in August 2008 and prominently
featured the voices of scientists skeptical of man-made global warming fears. [See:
Skeptical scientists overwhelm conference: '2/3 of presenters and question-askers
were hostile to, even dismissive of, the UN IPCC'

Ad. C: In kamp ‘B’ zitten vaak gerenommeerde wetenschappers, die vanuit die positie
onderzoek doen voor belangengroepen, meestal met het doel om bepaalde
bevindingen van de eerste twee groepen aan te vechten. Daarmee wordt niet beoogd
een betere verklaring van de oorzaken en effecten van de klimaatverandering te geven,
maar om twijfel te zaaien over de bevindingen van wetenschappers uit de kampen ‘A
‘en ‘B’ en/of om de opwarming of de klimaatverandering te ontkennen. Zij proberen
vaak aan te tonen dat vb. AGW niet wordt veroorzaakt door het verbranden van
fossiele brandstof.
Het onderzoek van deze wetenschappers is zelden fundamenteel of toegepast en
omvat bijna nooit afweging vanuit het algemene belang. De meeste van deze
wetenschappers zijn geen klimaatwetenschappers., maar vaak systeemanalisten en
wiskundigen, die gebruik maken van wetenschappelijke methoden en technieken om
gaten in het onderzoek van de wetenschappers ‘A’ en ‘B’ te schieten.

137
Deze wetenschappers hebben vaak grote fondsen tot hun beschikking en hebben vaak
directe toegang tot beleidsmakers buiten het IPCC om. Vaak gaat het om economische
belangen. vb. van de oliesector. Hun onderzoek krijgt vaak buitenproportionele
aandacht van politici, die daarmee hun voordeel kunnen doen, en de daaraan gelieerde
media. Anderzijds worden hun onderzoeken door andere journalisten vaak ontmaskerd
als fake. Door hen worden deze Klimaatontkenners vaak tegenover de ‘good guys’
geplaatst.

Aangezien het eerste kamp ‘A’ i n het voorgaande duidelijk in beeld gebracht is en
omdat kamp ‘C’ mij niet boeit, zal ik mijn aandacht vooral richten op het tweede kamp.
Dit kamp verdient meer aandacht omdat het enerzijds door kamp ‘A ‘ in een hoek
gedrukt wordt en anderzijds omdat er volgens mij vanuit dit kamp een waardevolle
inbreng in de klimaat- en milieudiscussie mogelijk is. Ik verwijs naar onderstaand
commentaar om het belang van de klimaatcritici aan te tonen.

Zie bron: U.S. Senate Environment and Public Works Committee Minority Staff Report
117
(Inhofe) www.epw.senate.gov/minority , Released: December 11, 2008
‘Even the mainstream media has begun to take notice of the expanding number of
scientists serving as “consensus busters.” A November 25, 2008, article in Politico
noted that a “growing accumulation” of science is challenging warming fears, and
added that the “science behind global warming may still be too shaky to warrant cap-
and-trade legislation.” Canada’s National Post noted on October 20, 2008, that “the
number of climate change skeptics is growing rapidly.” New York Times environmental
reporter Andrew Revkin noted on March 6, 2008, "As we all know, climate science is
not a numbers game (there are heaps of signed statements by folks with advanced
degrees on all sides of this issue)," ….In 2007, Washington Post Staff Writer Juliet
Eilperin conceded the obvious, writing that climate skeptics "appear to be expanding
rather than shrinking."….
….Skeptical scientists are gaining recognition despite what many say is a bias against
them in parts of the scientific community and are facing significant funding
disadvantages. Dr. William M. Briggs, a climate statistician who serves on the American
Meteorological Society's Probability and Statistics Committee, explained that his
colleagues described “absolute horror stories of what happened to them when they
tried getting papers published that explored non-‘consensus’ views.” In a March 4,
2008, report Briggs described the behavior as “really outrageous and unethical … on
the parts of some editors. I was shocked.” [Note: An August 2007 report detailed how
proponents of man-made global warming fears enjoy a monumental funding
advantage over skeptical scientists. A July 2007 Senate report details how skeptical
scientists have faced threats and intimidation ……’’

Het Minderheidsrapport118van de Senaat uit 2008 , is erg informatief en toont aan dat
er in 2008 een reikende hand werd uitgestrekt naar het IPCC. Deze hand werd niet
gegrepen, evenmin als de hand, die het Ratheneau Instituut in 2007 uitstrekte.
Dit rapport werd ondersteunt door 650 wetenschappers. Ik heb meer kritische
rapporten uit de VS gezien ,waar 6500 wetenschappers zich achter schaarden.

117
https://www.inhofe.senate.gov/download/?id=c94cb1b0-747e-4d6b-984a-f27664a23831&download=1
118
Zie minderheidsrapport, senaat 2008
http://epw.senate.gov/public/index.cfm?FuseAction=Minority.Blogs&ContentRecord_id=2674e64f-802a-23ad-490b-bd9faf4dcdb7

138
Ik heb mijn verkenning op mijn eigen wijze gedaan. Het heeft me veel inzichten en
weinig bemoedigends opgeleverd. Maar het is slechts ‘mijn zoektocht’. Meer mensen
zouden dat in alle vrijheid moeten doen. Ik raad die mensen aan: ga zelf zoeken op het
internet!.
-

139
Bijlage 4 De stijging van de zeespiegel
De stijging van de zeespiegel moet altijd als een relatieve zaak bekeken worden.
Enerzijds kan het watervolume toenemen door opwarming en door het smelten van
landijs, anderzijds kan de bodem lokaal dalen of stijgen of kan door plaattektoniek ook
de bodem van de oceanen stijgen of dalen. Er zijn nog een aantal factoren die de
relatieve stijging van de zeespiegel op een specifieke locatie bepalen. We nemen hier
het voorbeeld van de Nederlandse kust. Verderop geef ik ook een verwijzing naar de
situatie in Tuvalu.
https://www.clo.nl/indicatoren/nl0229-zeespiegelstand-nederland-en-mondiaal

Uit deze grafiek valt af te leiden dat de trendlijn zeer stabiel is. De
zeespiegelstijging bedraagt 1,9 mm/jaar. Ook de jaarlijkse variaties zijn relatief
stabiel. De spreiding hiervan is relatief groot met een van en jaarlijkse variaties
van ongeveer 10 mm. Zo kon het gebeuren dat de zeespiegel in 1918 even hoog
was dan in 1995. Dit zijn gemiddelden ver een jaar. De werkelijke hoogte van de
zeespiegel per getijde kan zeer sterk variëren. Dit plaatje over de afgelopen 120
jaar is wel heel anders dan het plaatje dat Deltares voor de komende 80 jaar
schetst, geen trendmatige stijging met 16 cm maar een ‘mogelijke’ stijging van
300 cm:
‘De huidige scenario’s voor het Deltaprogramma gaan voor Nederland uit van een
zeespiegelstijging tussen 0,35 meter en 1 meter tot 2100. Nieuwe projecties van het
KNMI (april 2017) wijzen er echter op dat de zeespiegel tot wel 2 meter kan stijgen.
Ook als de doelen van het klimaatakkoord van Parijs -een temperatuurstijging van
maximaal 2°C in deze eeuw- worden gehaald. Bij een sterkere opwarming van de aarde
(met 4°C in 2100) kan de zeespiegel stijgen tot 3 meter.’

140
Verklaring van de trendmatige ontwikkeling in het compendium voor de
Leefomgeving
Het trendmatige patroon over de periode 1890-2014 is voor een klein deel te verklaren
uit factoren die lokaal langs de Nederlandse kust invloed hebben. Voor het grootste
deel wordt de trend verklaard uit factoren die op wereldschaal spelen (Katsman et al.,
2011). De meest relevante lokale factor is een bodemdaling over eeuwen. Deze daling
is het gevolg van een herstel van de bodem na het wegsmelten van de ijskappen aan
het einde van de laatste ijstijd (Peltier, 1999). De bodemdaling wordt voor de
Nederlandse kust geschat op 0,2 mm per jaar. Als we deze lokale bodemdaling
verdisconteren in de jaarlijkse toename van 1,9 mm per jaar, dan vinden we een
stijging van de zeespiegel sec van 1,7 mm per jaar.
Een tweede lokale factor is een luchtdrukverandering over de afgelopen eeuw (Ponte,
2006). Of zo'n luchtdrukverandering heeft plaats gevonden langs de Nederlandse kust,
is afgeleid uit de historische luchtdruk-dataset HadSLP2.0r, afkomstig van het Britse
Hadley Centre. Het blijkt dat de luchtdruk over de periode 1890-2014 trendmatig
toegenomen is met 0,43 mbar. Dat is omgerekend een verlaging van de zeespiegel van
slechts 0,04 mm per jaar. Op de jaarlijkse toename van 1,9 mm per jaar is deze bijdrage
dus gering.
Daarnaast zijn er mondiale factoren, die de zeespiegstijging langs de Nederlandse kust
verklaren uit de stijging van de mondiale zeespiegel. Deze stijging wordt verklaard uit
vier processen: thermische uitzetting van opwarmend zeewater (ongeveer 1,1 mm per
jaar); het wereldwijd smelten van gletsjers en kleine ijskappen (ongeveer 1,4 mm per
jaar); smelten van de ijskap op Groenland en het smelten van landijs op Antartica
(ongeveer 0,6 mm per jaar); het gebruik van grondwater (zeer gering, ongeveer 0,02
mm per jaar).

Opmerking Korsmit
De berekening van de mondiale zeespiegelstijging is niet sluitend: de stijging is gemiddeld 1,7 mm/jaar,
maar de verklarende oorzaken, excl. Antarctica, leveren een totaal van 2,5 mm/jaar op. Daarenboven
wordt opgemerkt dat ook de randen van Antarctica door een grote ijssmelt een bijdrage leveren aan de
zeespiegelstijging. Deze bijdrage aan de zeespiegelstijging wordt geschat op 0,6 mm/jaar. Dit alles levert
een ‘gat’ in de berekeningen op van 1,4 (3,1 minus 1,7) mm/jaar. In feite is de huidige inschatting van de
zeespiegelrijzing op basis van de veronderstellingen waarschijnlijk te hoog.

De verklaring voor dit ’gat’ van 0,8 resp. 1,4 mm/jaar moet gevonden worden in de opslag van sneeuw in
het centrale gedeelte van Antarctica, welke door NASA is berekend op basis van satellietwaarnemingen:
de netto aangroei van de ijsmassa is 112 biljoen ton per jaar in de periode 1992 tot 2001 en 82 biljoen ton
per jaar in de periode e 2003 tot 2008. Deze trend lineair doortrekkend zou dit in 2020 ongeveer 40
biljoen ton per jaar zijn. Dit zou de zeespiegel ongeveer 0,30mm/jaar omstreeks 1995 hebben doen dalen,
omstreeks 2005 met 0,22 mm/jaar en zou dit effect op dit moment ongeveer 0,10 mm/jaar bedragen. Zie
vb.
https://www.nasa.gov/feature/goddard/nasa-study-mass-gains-of-antarctic-ice-sheet-greater-than-losses

141
Map showing the rates of mass changes from
ICESat 2003-2008 over Antarctica. Sums are
for all of Antarctica: East Antarctica (EA, 2-17);
interior West Antarctica (WA2, 1, 18, 19, and
23); coastal West Antarctica (WA1, 20-21); and
the Antarctic Peninsula (24-27). A gigaton (Gt)
corresponds to a billion metric tons, or 1.1
billion U.S. tons.
Credits: Jay Zwally/ Journal of Glaciology
Voor Zeespiegelstijging zie ook link:
https://klimaatgek.nl/wordpress/zeespiegel/

Aangezien de berekeningen van NASA ook de smelt aan de randen van Antarctica meenemen is hiermede
het gat ten dele verklaard: in plaats van een bijdrage van plus 0,6 mm/jaar aan de zeespiegelrijzing is er
een daling van de zeespiegel 0,3 mm/jaar aflopend naar 0,1 mm/jaar. Het gat zou dan eind vorige eeuw
verkleind zijn tot ongeveer 0,5 mm/jaar eind vorige eeuw en tot ongeveer 0,3 nu. Wellicht dat hiervoor
een nog weinig besproken oorzaak gezocht moet worden in de platentektoniek en in de bewegingen van
de bodem als gevolg van geologische processen gedurende lange tijdsperioden. Een voorbeeld is het
‘wegzakken van vulkanische eilanden in de oceanen’. Een voorbeeld is Tuvalu, waar de complexiteit van
deze processen duidelijk wordt: een klein gedeelte zinkt weg in de oceaan, een groter gedeelte groeit aan.
Op lokaal niveau kan de relatieve zeespiegelstijging veel groter zijn en veel dramatischer gevolgen hebben
dan in Nederland.
Voorlopig is er weinig reden om aan te nemen dat de lineaire ontwikkeling van de zeespiegelstijging in de
nabije toekomst sterk gaat veranderen. Voorlopig wijst de som van alle verklarende oorzaken niet op een
knik in de trendlijn. Ook de invloed van CO2 lijkt hierop weinig invloed te hebben. De reden daarvoor is
dat er zeer waarschijnlijk nog onbekende negatieve terugkoppelingen zijn, die deze invloed beperken. Op
internet zijn een aantal van deze terugkoppelingen te vinden. Een andere factor is dat door opwarming en
meer CO2 de neerslag sterk kan vergroten en dat dat een invloed heeft op de zeespiegelstijging. In de
alarmistische boodschap van Deltares, gebaseerd op een n.m.m. eenzijdige interpretatie van KNMI-
inschattingen, kan ik mij niet vinden. Natuurlijk moeten we vooruit denken en alle mogelijke
ontwikkelingen verkennen en hiervoor plannen maken, maar dat hoeft niet meteen tot
beleidsuitgangspunten te worden verheven. Op deze wijze is er geen wetenschappelijk onderzoek meer
mogelijk. Zie vb. de link:

https://wetenschap.infonu.nl/weer/17794-de-verwachte-zeespiegelstijging-in-de-21e-eeuw.htm l

Verwijzingen naar bodemdaling en Zeespiegelstijging: Tuvalu


De bodem van de oceanen is continu in beweging. Zo ontstaat er op de breuklijnen van de platen, die van
elkaar afdrijven, een aangroei van de bodem door opwellend gesteente met veel vulkanische activiteit.
Deze vulkanen komen soms boven de zeespiegel uit en vormen dan vulkanische eilanden. Zo zijn bijna alle
eilanden in de oceanen ontstaan, zoals vb. Tuvalu. Deze vulkanen zijn relatief, t.o.v. de vulkanen op het
‘vaste land’, zeer hoog en zwaar. Zij zinken dan ook weer langzaaam weg in de zeebodem. Als zij onder het
wateroppervlak verdwijnen ontstaan er atollen. Zie vb. Google maps om hier een beeld van te krijgen op
en rond Tuvalu.

142
Dit alles is een natuurlijk proces en geen gevolg van meer CO2, klimaatverandering of zeespiegelstijging.
Dit proces beïnvloed wel de relatieve hoogte van de zeespiegel en wellicht ook het lokale klimaat.
Hierdoor kunnen er ernstige gevolgen zijn voor de lokale bevolking die moet ‘vluchten’. Dit zijn geen
klimaatvluchtelingen, maar mensen, die vanwege natuurlijke veranderingen een andere leefplek moeten
zoeken. Dergelijke processen zijn van alle tijden en de mensheid heeft zich hieraan altijd weten aan te
passen. Dit mag niet worden ‘misbruikt’ om de angst over zeespiegelstijging aan te wakkeren of om de
gevolgen van de klimaatverandering te dramatiseren.

Zie vb. de volgende links:


https://www.scientias.nl/tuvalu-minder-onderhevig-aan-klimaatverandering-dan-gedacht-landoppervlak-
neemt-toe/
https://www.nature.com/articles/s41467-018-02954-1
http://salomonkroonenberg.nl/doc/De-zeespiegel-van-Tuvalu.html

143

Você também pode gostar