Você está na página 1de 226

EUWE SLAAGT

EUWE SLAAGT
DOOR
HANS KMOCH
UITGEGEVEN DOOR HET WEEKBLAD
„DE SCHAAKWERELD"
BIJ W. L. SALM & Co.
AMSTERDAM MCMXXXVII
Droits de traduction, réservés pour tous pays.
Copyright 1937 by W. L. Salm & Co.
Dat „De Schaakwereld” een Euwe-boek uitgeeft,
juich ik toe, omdat dit evenals mijn match om het
wereldkampioenschap wellicht kan bijdragen tot de
propaganda voor het schaakspel in ons land. Ik heb
daarom gaarne mijn materiaal ter beschikking ge­
steld van mijn vriend Hans Kmoch.
Ik wensch „De Schaakwereld” en het Nederland-
sche schaakleven met deze uitgave veel succes.
VOORWOORD VAN DEN SCHRIJVER.
„Sterk door werk” is — om een actueele leuze te
gebruiken — het kenmerk van Euwe’s persoonlijk­
heid. Nooit heb ik iemand ontmoet, die zoo ongeloofe­
lijk veel arbeid kan verrichten, zonder een enkel
onderdeel van zijn taak te veronachtzamen. Euwe is
het genie van de orde. Door zijn concentratievermo­
gen en plichtsgevoel is hij in staat, iedere minuut
productief te maken. Het was dan ook niet gemak­
kelijk om aan den eisch „een beknopt overzicht” van
zijn carrière te geven, te voldoen. Het belangrijkste
was natuurlijk een keuze te doen uit zijn partijen,
om op deze wijze een idee te geven van zijn ontwik­
keling. Het was de voornaamste bedoeling zooveel
mogelijk partijen op te nemen, waardoor al te breed­
voerige analyses achterwege moesten blijven.
Ik wensch den lezers toe, dat ze bij het naspelen
van deze partijen hetzelfde genoegen zullen smaken
als ik bij het bestudeeren van het omvangrijke ma­
teriaal.
Het was voor mij als buitenlander een heele op­
dracht een boek in het Hollandsch te schrijven. Ik
hoop dat ik mij naar genoegen van het Nederland-
sche publiek van deze taak heb gekweten, maar
tevoren doe ik een beroep op de welwillendheid van
den lezer, wanneer hij zou stuiten op taaionzuiver­
heden.

HANS KMOCH.

Amsterdam, Augustus 1937.


INHOUD

Pag.
Eerste periode „Opkomst” 1911—1920 .. 1—24
Tweede periode „Wording” 1920—1923 .. 25—57
Derde periode „Bevesting” 1923—1926 .. 59—81
Vierde periode „Grootmeester” 1926—1933 82—156
Vijfde periode „Naar het Wereldkampioen­
schap” 1933—1935 ....................................... 157—177
Zesde periode „Wereldkampioen”
1935_1937 17
Partijregister ........................................... .. 204—206
EERSTE PERIODE.
Opkomst.
Onze held werd op 20 Mei 1901 in de Watergraafs­
meer, dat toen nog niet bij Amsterdam behoorde,
geboren. Reeds vóór hij op school kwam, leerde hij
van zijn ouders schaken. Nu ja, schaken, men kan
zich wel voorstellen hoe dat ging. Maxje vond zoo n
schaakbord met stukken erop een leuk ding, waar­
mede je zoo fijn kon schuiven. Kijk eens, daar is er
één met precies het hoofd van een paard. Langzamer­
hand had hij uitgevonden, dat er vier paarden waren,
twee witte en twee „’warte”. Reuzeleuk! Dagelijks
kwam hij bedelen: „Mammie-mag-Masje-effetjes-
’chaak-’pelen?” Op een goeden dag zei mammie:
„Neen jongen, met den looper mag je alleen maar
zóó doen, zie je wel? Zoo, zoo, zoo ....” Er kwam
nog zoo’n goeden dag, en daarna weer een, en zoo
werden het er velen. Enfin, toen Maxje zes jaar was,
rocheerde hij perfect en was de paardensprong een
kleinigheid voor hem.
Ja, maar als hij op school komt, zal hij dan door
dat schaken zijn plichten niet verwaarloozen?
Maxje kwam op school en de feiten stelden zijn
ouders gerust. Plichten verwaarloozen — wat is dat
eigenlijk? Bestaat zoo iets? Er kwam teekening in
het karakter van kleine Max. „Het genie van
de orde” openbaarde zich! En zoo ging het met
Maxje in alle opzichten prachtig voorwaarts.
In 1911, dus op 10-jarigen leeftijd, nam hij voor ’t
eerst in het openbaar aan een schaakwedstrijd deel.
Het was een ééndaagsche Kerstwedstrijd te Am­
sterdam. Maxje speelde in de vierde klasse. Hij werd

1
eerste met 100 %, t.w. 3 punten uit 3 partijen. De
omstandigheden in aanmerking genomen, droegen
deze partijen reeds het kenmerk van wetenschappe­
lijk schaken. Men ziet duidelijk, dat hij al begonnen
is theorie te bestudeer en. Hoe zou zoo’n ventje
anders op het idee komen een partij met Spaansch
te openen? Mevrouw en de Heer C. W. Euwe zijn
veel te verstandig om dit succes van hun zoontje te
overschatten. Wonderkind? Neen hoor, geen sprake
van. Maar ze vinden het natuurlijk heel aardig dat
Maxje zoo goed schaakt en ze geven hem gaarne
de gelegenheid om aan simultaanséances en andere
openbare schaakwedstrijden deel te nemen.
In Februari 1912 geeft J. Davidson in de scholie­
re nvereeniging S.D.C. („Schaak en Dam Club ) te
Amsterdam een séance. Maxje doet mee en wint.
Eerst maakt hij een foutieve combinatie en raakt
een stuk kwijt. Nadat echter de simultaanspeler on­
middellijke winst over het hoofd ziet, ontstaat een
eindspel, waarin zwart eenige pionnen heeft voor een
stuk. Dit eindspel behandelt kleine Max verbazend
goed en we laten daarom deze partij hier volgen.

Partij No. 1. Wit: J. DAVIDSON, simultaan.


Uit een seance te Amsterdam, Febr. 1912.
Fransche verdediging.
1. e2—e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. e4Xd5, e6
Xd5; 4. Lfl—d3, Pg8—f6; 5. Pgi—f3, Lf8—e7; 6. 0—0,
0—0; 7. Pbl—c3, Lc8—g4; 8. Lel—e3, Pb8—c6; 9.
Pc3—e2, Lg4Xf3; 10. g2Xï3, Pf6—h5; 11. Pe2—g3,
Le7—g5. Ziedaar, ’t jochie combineert al. Maar het
klopt nog niet. 12. Pg3Xh5, Lg5Xe3; 13. f2Xe3, Dd8
—g5f; 14. Ph5—g3. Een verrassing van zwart, wiens
combinatie op 14. Dh5: gebaseerd was. 14. .,,

2
Dg5Xe3f; 15. Kgl—g2, Pc6Xd4; 16. Tfl—el, De3—
g5; 17. Ld3Xh7f, Kg8Xh7; 18. DdlXd4, Ta8—c8; 19.
Tel—e5, Dg5—g6; 20. Te5—h5f, Kh7—g8; 21. Dd4—
h4, Dg6Xc2f; 22. Kg2—hl, f7—f6; 23. Th5—h8f, Kg8
—f7; 24. Dh4—h5f, Dc2—g6; 25. Th8Xf8f, Tc8Xf8;
26. Dh5Xg6f?. Na 26. Dd5:f was het uit. 26. .., Kf7
Xg6. Het nu volgende eindspel behandelt zwart uit­
stekend. 27. Tal—dl, c7—c6; 28. Tdl—el, Kg6—f7;
29. Pg3—f5, Tf8—b8!. De eenige goede zet. 30. Pf5—
dóf, Kf7—f8; 31. Khl—g2, Tb8—d8!. Thans gaat dit,
want na 32. Pb7:, Tb8; 33. Pd6 wordt pion b2 met
schaak genomen. 32. Pd6—f5, Td8—d7; 33. Kg2—f2,
Kf8—f7; 34. Kf2—e3, Kf7—g6; 35. Pf5—g3, Td7—e7f!.
De torenruil is gunstig voor zwart. 36. Ke3—f2, Te7
Xel; 37. Kf2Xel, d5—d4; 38. Kei—d2, có—c5; 39.
Kd2—d3, b7—b6; 40. a2—a4, Kg6—g5; 41. Pg3—e2,
Kg5—h4; 42. Pe2—gl, Kh4—g5; 43. Kd3—e4, f6—f5f!;
44. Ke4—e5, g7—g6; 45. b2—b3, Kg5—h4; 46. Ke5—
f4, g6—g5f!. Forceert de promotie van den d-pion.
47. Kf4Xf5, d4—d3; 48. f3—f4, g5—g4!; 49. h2—h3,
d3—d2; 50. h3Xg4, d2—dlD. Wit geeft het op.

In Mei 1912 doet hij mee aan een vierkamp te Bus-


sum, ditmaal in de derde klasse, en wint ook daar
den eersten prijs.
De elfjarige wordt dan lid van een schaakclub,
het is de reeds genoemde scholierenvereeniging
S.D.C. Hij speelt mee in een clubtournooi, behaalt
een behoorlijk resultaat, maar één wordt hij niet.
Onder de leden van deze vereeniging waren n.1. ver­
schillende goede spelers, o.m. H. Meyer en J. Meyer,
die later bekende figuren in het Nederlandsche
schaakleven zijn geworden.
Er volgt nu een tijd van gestadige ontwikkeling.
Met heiligen ijver speurt de jongeman de geheimen

3
van het schaakspel na. Ook met de compositie houdt
hij zich bezig, doch dit bleek slechts een flirt te zijn.
Hier een tweetal scheppingen.
TWEE COMPOSITIES UIT HET JAAR 1912.

Stadie:
Wit maakt remise.

1. Tel—e8f, La4Xe8; 2. Th7Xh8t, Kg8Xh8; 3. gó


—g7f, Tg2Xg7 of Kh8—g8; 4. pat.

Probleem:
Mat in 2 zetten.

1. Da4—dl, dreigt 2. Ddl—d3 mat; 1. .., K.e4Xed;


2. Ddl—el mat; 1. .., Ke4—f5; 2. Ddl—d3 mat; 1.
.., f4Xe3; 2. Ddl—f3 mat.

4
Deze twee composities laten duidelijk den voor­
uitgang zien. De studie is nog erg primitief, het pro­
bleem, dat waarschijnlijk eenige maanden later
ontstond, geeft echter reeds blijk van een behoorlijke
kennis van zaken.

In 1914 werd Euwe lid van de A.S.C. („Amster-


damsche Schaak Club”). We laten een partij volgen
uit een in die club gehouden simultaanseance van
Dr. Reeders. Ook hier past Euwe de Fransche ver­
dediging toe. In vergelijking met partij No. 1 ziet
men echter duidelijk de vorderingen, die de jonge­
man gemaakt heeft. De moeilijke Gladhill-variant
met 5. Dg4 behandelt hij goed en hij laat zich
in het vervolg door geen complicaties van zijn
stuk brengen. Zeer opmerkelijk is de tactische slag­
vaardigheid, met welke hij wit’s foutieven 19den
zet weerlegt.

Partij No. 2. Wit: Dr. J. C. REEDERS, simultaan.


Uit een seance in de A.S.C.
Fransche verdediging.
1. e2—e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. e4—e5, Pf6—d7; 5. Ddl—g4, h7—h5; 6.
Dg4—dl, c7—c5; 7. Pgl—f3, c5Xd4; 8. DdlXd4, Lf8
—c5; 9. Dd4—f4, Dd8—b6; 10. Pc3—a4, Dd6—b4f!.
Hij loopt niet in de val: na 10. .., Lf2:f; 11. Ke2 zou
Lf2 verloren gaan. 11. Df4Xb4, Lc5Xb4f; 12. Lel—
d2, Lb4Xd2f; 13. KelXd2, 0—0; 14. Lfl—d3, Pb8—
c6; 15. Tal—el, f7—f6!. Men ziet dat hij weet, waar
het in deze opening op aankomt. 16. e5Xf6, Pd7Xf6;
17. h2—h3, Pc6—b4; 18. a2—a3, Pb4Xd3; 19. Kd2X
d3?. Juist was 19. cd3:. Wit stond daarna vrij goed.
19. . Pf6—e4; 20. Thl—fl, b7—b6!. Daarmee komt

5
-wart geforceerd in beslissend voordeel. Het is op-
nerkelijk hoe energiek en doelbewust de jongeman
le partij behandelt. 21. Kd3—e3, Lc8—a6; 22. Tfl
;1, Ta8—c8; 23. Tel—cl, b6—b5!. De pointe van
swart’s laatste zetten. Wit verliest twee pionnen en
laarmee is de partij belist. 24. Pa4—c3, Pe4Xc3; 25.
l>2Xc3, Tc8Xc3f; 26. Ke3—d4, Tc3Xa3; 27. Kd4—e5,
La6—c8; 28. Pf3—d4, a7—a6; 29. f2—f4, Ta3—e3t;
30. Ke5—d6, Tf8Xf4; 31. Pd4—c6, Lc8—b7; 32. Pc6
—e7f, Kg8—h7; 33. g2—g4, Te3Xh3; 34. g4-g5, Th3
—e3; 35. g5—g6f, Kh7—h8!. Niet 35. .., Kh6??; 36.
Pg8 mat.
Gearbitreerd en gewonnen verklaard voor zwart.
Geregeld neemt hij nu deel aan de winterwed-
strijden van de A.S.C. De volgende uitslagen laten
duidelijk zien, welke vorderingen hij maakt.
Winterwedstrijden A.S.C.
1914/15 ....................... 4e klasse zonder succes
1915/16 ....................... 2e klasse le prijs
1916/17 ....................... le klasse 4e prijs
1917/18 ....................... le klasse le prijs
1918/19 ....................... hoofdklasse zonder succes
1919/20 ........................ hoofdklasse le prijs
1919/20 ....................... hoofdklasse le prijs.
De vooruitgang, welke blijkt uit de resultaten in
de A.S.C.-wedstrijden, wordt bevestigd in de wed­
strijden van den Nederlandschen schaakbond. In deze
„Bondswedstrijden” heeft Euwe vijf keer meege­
speeld en wel:
1915, Rotterdam, 2e klasse le prijs
1916, Amsterdam, le klasse 2e prijs
1917, Utrecht, le klasse le prijs
1918, Arnhem, hoofdklasse 2e prijs
1919, Haarlem, hoofdklasse le prijs.
6
Eind 1919 zien we Euwe reeds deelnemen aan den
te Den Haag gehouden wedstrijd om het kampioen-
schapschap van Nederland. Hij werd tweede en
derde te samen met R. A. J. Meijer, den kampioens­
titel behaalde M. Marchand.
Begin 1920 speelde Euwe tegen elk van deze twee
spelers een tweekamp; hij versloeg Meijer met 5J—i
en maakte met Marchand remise (5—5).
In Augustus 1919 speelt Euwe voor het eerst
in het buitenland. Het was in een schaakcongres te
Hastings (dat niets te maken heeft met de periodieke
Hastings-tournooien). Hij speelde daar in het „First
class tournament” en behaalde met 7 punten uit 11
partijen den 4en prijs.
Het tweede optreden van Euwe in het buitenland
vond plaats in den Paaschwedstrijd te Bromley 1920.
Dit tournooi met 36 deelnemers werd in 6 groepen ge­
speeld. Euwe kwam, na een verliespartij tegen
Kostitsch, in de tweede winnaarsgroep en behaalde
tezamen met Sergeant den len en 2en prijs.
In het winterseizoen 1919/20 speelde Euwe voor
het eerst mee in den winterwedstrijd van het Y.A.S.
(„Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap”)
hot lukte hem echter „nog niet” daar den eersten
prijs te winnen, deze werd in beslag genomen door
Weenink.
Te vermelden is hier nog de deelneming aan den
S. S. S.-wedstrijd (Scheveningsche bekerwedstrijd)
1920, welken Euwe won.
In Mei 1920 werd te Amsterdam een zevenkamp
georganiseerd met Maróczy, Réti, Dr. Tartakower
en de vier Nederlanders Euwe, Marchand, Schelf­
hout en Weenink. Hier behaalde Euwe den vierden
prijs.
Even daarna, in Juni 1920, speelde hij een match

7
ran 4 partijen tegen Réti en werd met 1—3 verslagen.
De partij, welke hij van Réti won, is echter zeer
karakteristiek voor Euwe’s toenmaligen stijl een
wijfelen tusschen de klassieke opvattingen van
Tarrasch en de moderne denkbeelden van Réti. In
de partij i.q. speelt hij door en door modern. In het
algemeen tracht hij echter levendiger te spelen dan
Tarrasch en gezonder dan Réti.
In Juli 1920 won hij een tweekamp van v. Har-
tingsvelt.
In Augustus 1920 nam Euwe deel in groep B van
het internationale tournooi te Göteborg, het eerste
groote tournooi na den oorlog. Hij is schitterend be­
gonnen, reeds in de eerste ronde won hij van P.
Johner, een waar devolle overwinning, want Johner
behaalde in den strijd van 16 concurrenten tenslotte
den eersten prijs. Doch hij behaalde hem op het
kantje af: vóór het begin van de laatste ronde ston­
den Johner en Euwe gelijk. Euwe moest met zijn
landgenoot dr. Olland spelen, die in dit tournooi
geenszins op dreef was (hij kwam op de 14e/15e
plaats uit). Juist tegen Euwe speelde dr. Olland
echter uitstekend en won in een mooie offerpartij.
Zoo werd dit tournooi voor Euwe toch een kleine
teleurstelling. Iets dergelijks is hem overigens ook
later herhaaldelijk te beurt gevallen. Dit struikelen
op het laatste oogenblik, onverwacht en geheel
onnoodig is slechts te verklaren met psycholo­
gische redenen. Was hij bang of voelde hij zich
reeds te zeker van het succes? Bij het naspelen van
een partij als die tegen dr. Olland in Göteborg
krijgt men den indruk, dat Euwe op het beslissende
moment in een labile stemming verkeerde. Het heeft
lang geduurd, voordat Euwe zich van de inclinatie
tot der gelijke stemmingen loswerkte, doch geheel

8
vrij daarvan is hij zelfs tegenwoordig nog niet. Mis­
schien zou Euwe wat meer moeten rusten om zijn
(overigens goede) zenuwen nog te sterken. Doch een
Euwe die rust, zou geen Euwe zijn. Zijn gesternte
is arbeid, arbeid, arbeid. De arbeid is zijn vermaak,
zijn sterkte en zijn noodlot.
Hier volgt nu een aantal partijen uit deze eerste
periode van Euwe’s schaakloopbaan.

Partij No. 3. Wit: H. VAN HARTINGSVELT.


Bondswedstrijd te Haarlem 1919, hoofdklasse.
Ponziani-opening.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—có; 3. c2—c3,
d7—d5; 4. Ddl—a4, f7—f6; 5. Lfl—b5, Pg8—e7; 6.
d2—d3. Beter 6. ed5:, Dd5:; 7. d4. 6. .., Lc8—g4; 7.
Pbl—d2, a7—a6!; 8. Lb5Xc6f, Pe7Xc6; 9. Da4—b3,
d5Xe4; 10. Db3Xb7, Pc6—b4!
Kleine tactische verrassingen — daar houdt hij
van. Na 10. .., ef3:; 11. Dc6:t, Ld7; 12. Df3: was de
situatie veel gemakkelijker voor wit. 11. c3Xb4, e4
Xf3; 12. Db7—c6f, Lg4—d7; 13. Dc6—e4. Ten ge­
volge van 10. .., Pb4! zou nu op 13. Df3:, 13. .., Lb4:
kunnen volgen. Zwart staat in elk geval overwegend.
13. .., f3Xg2; 14. De4Xg2, Ld7—b5; 15. 0—0, Lb5X
d3; 16. Tfl—el, Ta8—b8; 17. a2—a3, Dd8—d7; 18.
Pd2—e4, Ld3Xe4; 19. Dg2Xe4, Lf8—d6; 20. De4—c4,
Tb8—b5; 21. Lel—f4?. Verliest snel. Wit had 21. Ld2
moeten probeeren. 21. .., Dd7—g4f; 22. Kgl—hl,
Ke8—f8; 23. Dc4—c6, Dg4Xf4!. Natuurlijk. 24. Dc6
—a8f, Kf8—f7; 25. Da8Xh8, e5—e4; 26. Dh8Xh7,
Df4—f3f; 27. Khl—gl, Tb5—h5. Leidt tot verove­
ring van de dame. 28. Dh7Xe4, Th5—g5f; 29. Kgl
—fl, Df3—h3f; 30. Kfl—e2, Tg5—e5. Zwart geeft
het op.

9
Partij No. 4. Zwart: O’HANLON.
Tournooi te Hastings, 14 Augustus 1919.
Italiaansche partij.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgi—13, Pb8—c6; 3. Lfl—c4,
Lf8—c5: 4. c2—c3, Pg8—!6; 5. d2—d4, e5Xd4; 6. c3
Xd4, Lc5—b4f; 7. Pbl—e3, Pf6Xe4; 8. 0—0, Lb4Xc3;
9. d4—d5, Lc3—f6; 10. Tfl—el, Pc6—e7; 11. TelXe4,
d7—d6; 12. Lel—g5, Lf6Xg5; 13. Pf3Xg5, 0—0; 14.
Pg5Xh7. Alles theorie. Euwe heeft destijds van de
Möllervariant, t.w. 9. d5 enz., een bijzondere studie
gemaakt. In simultaanseances speelt hij ook tegen­
woordig bij voorkeur Italiaansch. 14. .., Kg8Xh7;
15. Te4—h4f, Kh7—g8; 16. Ddl-h5, f7—f5; 17. Tal
—el, Pe7—g6; 18. Th4—h3, f5—f4?. Noodzakelijk
was 18. .., Tf6. 19. Tel—e6ü. Een fraaie be­
slissing. 19. .., Tf8—f6. Er is geen voldoende
verdediging. Na 19. .., Le6:; 20. de6: is het
onmiddellijk uit. Een schitterende wending volgt
op 19. .., Pe5, nl. 20. Ld3ü, Pd3:; 21. Th6ü. 20. Dh5
—h7f, Kg8—f8. Of 20. .., Kf7; 21. Th6! en wint.
21. Dh7—h8f!. Aldus herovert wit het stuk en ver­
krijgt een gewonnen eindspel. 21. .., Pg6Xh8; 22.
Th3xh8f, Kf8—f7; 23. Th8Xd8, c7—c6; 24. Te6—e8,
Lc8—d7; 25. d5Xc6f, Ld7—e6; 26. Lc4Xe6f, Tf6X
e6; 27. Td8Xa8, Te6Xe8; 28. Ta8Xe8, Kf7Xe8; 29.
c6Xb7. Zwart geeft het op.

Partij No. 5 Wit: M. MARCHAND.


Achtste matchpartij, begin 1920.
Benoni-verdediging.
1. d2—d4, c7—c5. De eerste partij waar wij Euwe
als neo-romanticus zien. Een scherp op aanval ge­
richte opzet vol fijne tactische pointes. 2. d4—d5,

10
17—d6; 3. g2—g3, g7—g6; 4. c2—c4, Lf8—g7; 5. Pbl
—c3, Pb8—d7; 6. Ddl—c2, Pd7—b6; 7. b2—b3. Beter
_,g2. 7. Lc8—f5!; 8. Dc2—d2. Niet 8. e4 wegens
i. Le4:. 8. e7—e6!. Beoogt de volgende com­
binatie: 9. Lb2, ed5:; 10. Pd5:, Lb2:; 11. Db2:, Pd5:!;
L2. Dh8:?, Da5+ en zwart wint. 9. d5Xe6, d6—d5!.

Een zeer verrasseïide manier om de penning van


Pc3 uit te buiten. 10. e6Xf7t» Ke8Xf7; 11. Lfl—g2, d5
Xc4; 12. e2—e4, Lf5—e6; 13. Pgl—f3, Dd8Xd2f; 14.
LclXd2, h7—h6; 15. Tal—bl, Ta8—d8; 16. Pc3—e2I.
Wit heeft de opening niet sterk behandeld. Hij ver­
dedigt zich thans echter uitstekend. 16. .., g6—g'5!.
Tegen 17. Pf4 gericht. 17. Ld2—c3, Pg8—e7. Veiliger
17. .., Lc3f. 18. Pf3—e5t, Lg7Xe5; 19. Lc3Xe5, c4Xb3;
20. a2Xb3. Na 20. Lh8:, ba2: is wit in beslissend nadeel
20. .., Th8—e8; 21. f2—f4. Oogenschijnlijk zeer sterk.
21. .., Kf7—g8!. Zwart behandelt de geheele partij
buitengewoon vindingrijk. Op 22. f5 zou volgen 22.
.., Pf5:!; 23. ef5:, Lf5: met duidelijk voordeel voor
zwart. 22. h2—h4, g5—g4; 23. h4r—h5, Pe7—c6. Ver­
leidelijk was 23. .., Td3, doch daarop volgt 24. Pel,

11
Tg3:; 25. Kf2!. 24. Le5—c3, Td8—d3; 25. Thi—h4,
Kg8—17. Dreigt 26. .., Lf5; 27. ef5:, Tc3: waarna
zwart’s aanval in het centrum sterker is dan de witte
actie op den koningsvleugel. Onmiddellijk 25. .., Lf5
was minder goed omdat wit daarna in de gelegenheid
komt, pion g4 met schaak te slaan. 26. f4—f5?. Hierna
heeft zwart het veel gemakkelijker. 26. .., Le6Xf5!;
27. e4Xf5j Td3Xc3. Nu staat zwart gewonnen. 28.
Lg2Xc6, b7Xc6; 29. Kei—d2, Tc3—e3; 30. Th4—h2,
c5—c4; 31. Pe2—f4, c4Xb3; 32. Th2—e2, Pb6—c4f.
Wit geeft het op.
Dit is een van de meest belangwekkende partijen
uit deze periode.

Partij No. 6. Zwart: M. MARCHAND.


Gespeeld in het intern, tournooi te Amsterdam,
Mei 1920.
Hollandsche partij.
1. d2—d4, e7—e6; 2. c2—c4, f7—f5; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. e2—e3, Lf8—b4; 5. Lel—d2, b7—b6; 6.
Lfl—d3, Lc8—b7; 7. f2—f3. a la Steinitz en Rubin-
stein. De witte opstelling is zeer sterk. 7. .., c7—c5;
8. a2—a3, Lb4Xc3; 9. Ld2Xc3, d7—d6; 10. Pgl—e2,
0—0; 11. Ddl—c2!. Bij dezen zet maakt Réti de vol­
gende opmerking: „Euwe gaat zijn eigen weg.
Steinitz, tevreden met het nu verkregen kleine posi-
tievoordeel, rocheert kort en vervolgt later met e4.
Euwe treedt krachtig op, hij wil lang rocheeren en
daarna den pion tot doelpunt van den aanval nemen,
om door g2—g4 een open lijn en directen aanval op
de rochadestelling te verkrijgen”. 11. .., Dd8—e7;
12. 0—0—0, Pb8—a6. Minder goed. Zwart had moeten
trachten zoo vroeg mogelijk g6 en e5 door te zetten.
Als hij Pb8 wilde ontwikkelen, was Pbd7 aangewezen.

12
13. Kcl—bl, Ta8—c8. Beter gó of cd4:. 14. d4—d5!.
Zeer sterk. Zwart heeft gó verzuimd en kan daar­
om niet met e5 antwoorden. 14. .., g7—gó; 15. d5X
eó, De7Xeó; 16. g2—g4!, f5Xg4; 17. Ld3Xgó!.

Stelling na
17. Ld3Xg6!.

Een fraai offer. Op 17. hgó:; 18. Dg6:t> Kh8


volgt 19. h3! met de dreiging 20. hg4: en mat. 17. ..,
Lb7Xf3; 18. Lgó—f5, Deó—e7?. Niet 18. De3:
wegens 19. Lh7:f. Doch ook de tekstzet is fout. Juist
was 18. .., Df5:; 19. Df5:, Le4f; 20. De4:; wit speelt
dan 21. Thgl en herovert minstens den pion, maar ge­
wonnen was de partij daarmee nog niet. 19. Thl—gl,
Tc8—c7; 20. Tdl—fl. Dreigt 21. Tf3:. 20. .., De7Xe3;
21. TflXf3!. Een krachtig slot. 21. .., De3Xf3; 22.
Lc3Xfó, Tf8Xf6; 23. Lf5Xg4, Df3—f2; 24. Lg4—eóf,
Kg8—f8; 25. Tgl—g8f, Kf8—e7; 26. Dc2Xh7f. Zwart
geeft het op. Op 26. .., Keó: volgt 27. Te8f en mat.
Partij No. 7. Zwart: R. RETI.
Eerste matchpartij, Juni 1920.
Caro-Kann-verdediging.
1. e2—e4, c7—có; 2. b2—b3. Een poging om de ge­
wone varianten van deze opening te vermijden. 2.

13
... d7—d5; 3. e4Xd5, cóXdö; 4. Lel—b2, Pb8—có;
5, g2—g3, e7—e5; 6. Lfl—g2, Lc8—e6. Beter was Pf6.
Zwart had dan den volgenden aanval op pion e5 ge­
makkelijk kunnen pareeren met Ld6 en 0—0. 7. Ddl
—e2!. Hiermee verkrijgt wit een sterken aanval op
het vijandelijke centrum. 7. Dd8—c7; 8. Pgl—f3,
17—f6; 9. 0—0, Lf8—dó; 10. Pbl—c3, a7—aó; 11.
d2—d4!.

stelling na
11. d2—d4!.

Voortreffelijk. De pointe va.n dezen zet is, dat op


11. .., e4; 12. Pe4:!, de4: zou volgen 13. De4:, waar­
mee wit het geofferde stuk met voordeel herovert,
b.v. 13. .., De7; 14. Tael. De voornaamste dreiging
is 14. d5. 11. .., Pg8—e7; 12. d4Xe5, Ld6Xe5. De
eenige zet, die niet onmiddellijk tot duidelijk nadeel
leidt. 13. Pf3Xe5, f6Xe5; 14. Tal—dl, 0-0—0; 15.
Tfl—el, h7—h5. De beste tegenkans. Yoor zijn zwak
centrum zoekt zwart compensatie in een vleugel-
aanval. 16. Pc3—a4, e5—e4; 17. f2—f3, h5 h4; 18.
f3Xe4, h4Xg3. Kost een stuk. Zwart had 18. .., d4
moeten spelen. 19. e4Xd5, Le6Xd5; 20. Lg2Xd5, Pe7
Xd5. Op 20. .., Td5: volgt niet 21. Td5:? wegens 21.
.., gh2:f; 22. Khl, Pd5:; 23. De6f, Dd7 en nu faalt

14
24. Dd5:??, omdat zwart met schaak terugneemt.
Juist is na 20. .Td5:; 21. De6f, b.v. 21. .Td7; 22.
Td7:, Dd7:; 23. Pb6f. 21. De2—eóf, Kc8—b8. Op 21.
... Dd7 volgt 22. Dd7:t, Td7:; 23. Td5:, Td5:; 24.
Pb6f of ook direct 22. Dd5: enz. Foutief zou zijn 22.
Td5:? wegens 22. .., De6:; 23. Td8:j, Pd8: en zwart
wint. 22. TdlXdS, Td8—e8. Leidt tot belangwekken­
de complicaties. Wit wordt voor problemen geplaatst,
die hij echter op onberispelijke wijze oplost. 23. De6
Xe8f, Th8Xe8; 24. TelXe8f, Kb8—a7; 25. Td5—d8I.
Met eenige fraaie zetten forceert wit de winst. Er
dreigt 26. Ta8#, terwijl 25. .., Pd8: op 26. Ld4f faalt.
25. .b7—b6; 26. Lb2—a3!. Nu dreigt 27. Ld6 en
eventueel 28. Ta8=f=. Op 26. .Pd8: volgt 27. Te7. 26.
..,g3Xh2f; 27. Kgl—hl, Dc7—f7; 28. Te8—e7f!. De
laatste finesse. Zwart moet de dame geven of hij
wordt matgezet. 28. .., Pc6Xe7; 29. Td8—d7f, Ka7
—a8. 29. .., Kb8: 30. Ld6 komt op het zelfde neer.
30. Pa4Xb6f, Ka8—b8; 31. La3—dó,#. Een buitenge­
woon succes voor den jongen Euwe. Réti, die in het­
zelfde jaar eerste werd in den internationalen wed­
strijd te Göteborg, was toen een der vooraanstaande
meesters. Zij kracht berustte op een origineele en
geraffineerde behandeling der opening. In deze
partij werd hij met zijn eigen wapens verslagen.

Partij No. 8. Wit: G. MAROCZY.


Internationaal tournooi te Amsterdam, Mei 1920.
Spaansche partij.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Lfl—b5,
a7—a6; 4. Lb5—a4, Pg8—f6; 5. 0—0, Pf6Xe4. Men
treft bij Euwe even vaak klassieke als neo-roman-
tische speelwijzen. De open verdediging van de
Spaansche partij speelt hij bij voorkeur. O.m. won

15
lij daarmee tegen RescheWsky, toen deze in ïyiö te
\m sterdam in de „hoedanigheid van wonderkind een
iimultaanseance gaf. 6. d2—d4, b7—b5; 7. La4 b3,
17—d5; 8. d4Xe5, Lc8—e6; 9. c2—c3, Lf8—e7;; 10.
Odl—e2, Pe4—c5; 11. Tfl—dl. Wit laat zijn konings-
[ooper niet vrijwillig ruilen. Na 11. Lc2, d4! ver­
krijgt zwart het beste spel. 11. .., Pc5Xb3; 12. a2Xb3,
)—0; 13. h2—h3, Dd8—c8. Zwart heeft een voorsprong
in ontwikkeling. Met den tekstzet bereidt hij f6 voor,
hetgeen hij echter ook onmiddellijk spelen kon. 14.
Lel—g5, f7—f6; 15. e5Xf6, Le7Xf6; 16. Lg5Xf6, Tf8
Xf6; 17. Kgl—h2, Dc8—f8; 18. Pbl—d2, Ta8—e8;
19. De2—fl, LeÓ—c8. Zwart heeft zijn voorsprong
in ontwikkeling gehandhaafd. 20. Tdl—el, Df8
dóf; 21. Kh2—hl, Te8—f8; 22. Tel—e3, g7—g5. Als
Euwe een fout maakt, is het meestal een te
scherpe zet. De gekozen opmarsch verzwakt de ko-
ningsstelling. Zeer sterk was de manoeuvre Pc6—
d8—e6—f4. De situatie zou dan voor wit moeilijk ge­
weest zijn. 23. Dfl—el!, h7—h5» Op het beoogde 23.
g4; 24. hg4:, Lg4: zou 25. Ta6: volgen. Zwart
heeft dan geen voldoende compensatie voor den
verloren pion 24. Pf3Xg5!, Tf6Xf2; 25. Te3—f3..
Dwingt tot ruil. Met drie krachtzetten heeft Maróczy
den aanval afgeslagen en staat er nu het beste voor.
25. .., Tf2Xf3; 26. Pg5Xf3, Dd6—g6; 27. Del—h4,
Tf8—e8; 28. Tal—el, Te8Xel+; 29. Dh4Xel, Lc8—f5.
Een fout in tijdnood, die een belangrijken pion kost.
Wit stond trouwens reeds overwegend. 30. Pf3 h4,
Dg6—e6; 31. Del—g3f, Kg8—h8; 32. Ph4Xf5, Deó
Xf5; 33. Dg3Xc7, Df5—e6; 34. Pd2—f3, b5—b4; 35.
Dc7—f4, b4Xc3; 36. Df4—f8f!, Deó—g8; 37. Df8—
hóf!, Dg8—h7; 38. DhóXcó, c3Xb2; 39. Deó—e8f.
Zwart geeft het op.
Een voor Euwe karakteristieke verliespartij.

16
Partij No. 9. Wit: H. VAN HARTINGSVELT.
Elfde matchpartij, 19 Juli 1920.
Ponziani-opening.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. c2—c3,
d7—d5; 4. Ddl—a4, Lc8—d7. Zwart offert een pion
om een voorsprong in ontwikkeling te verkrijgen. 5.
e4Xd5, Pc6—d4; 6. Da4—dl, Pd4Xf3f; 7. DdlXf3,
Pg8—f6; 8. Lfl—c4, e5—e4. Zoo nu en dan een onge­
duldige zet, is een kleine zwakte van Euwe. Beter
was 8. .., Ld6. 9. Df3—e2, Lf8—d6; 10. d2—d4!. Het
gevolg van zwart’s 8en zet. 10. .., a7—a6; 11. Lel
—g5, 0—0; 12. Pbl—d2, b7—b5; 13. Lc4—b3, Tf8—
e8; 14. 0—0—0?. Juist was 14. 0—0. Zwart had daar­
na weinig compensatie voor den geofferden pion.
14. .., Ld7—g4!. Aldus verkrijgt zwart den geoffer­
den pion met overwegend spel terug. De volgende
afwikking is gedwongen. 15. De2Xg4, Pf6Xg4; 16.
Lg5Xd8, Ta8Xd8; 17. Tdl—fl, Pg4Xh2; 18. Tfl—
el, Ph2—g4; 19. Tel—e2, Ld6—f4; 20. Lb3—c2, f7—
f5: 21. Thl—el, Kg8—f8!; 22. f2—f3, e4Xf3; 23. g2
Xf3, Te8Xe2; 24. TelXe2, Pg4r-e3; 25. Le2—d3?,
Pe3—fl!. Wit geeft het op.

Partij No. 10. Wit: P. F. JOHNER.


Tournooi te Göteborg 1920, le ronde.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. Pgl—f3, c7—c5; 3. c2—c4, e7
—e6. De Tarrasch-verdediging. Een vrij spel voor
zijn stukken is voor Euwe hoofdzaak. 4. c4Xd5,
e6Xd5; 5. g2—g3, Pb8—c6; 6. Lfl—g2, Pg8—f6; 7.
0—0, Lf8—e7; 8. d4Xc5. Wit laat Pc3 achterwege.

17
)eze behandeling der opening is echter minder sterk.
I. .Le7Xc5; 9. Pbl—d2, 0—0; 10. Pd2—b3, Lc5—b6;
1. Pb3—d4, Pf6—e4; 12. Lel—e3. Pion d5 is nu goed
geblokkeerd, echter niet aangevallen. Wit staat
liet slecht, maar heeft geen aanval. 12. ..,
Dd8—f6; 13. Ddl—d3, Lc8—d7; 14. Tfl—dl, Ta8—
:8; 15. Dd3—b3, Ld7—e6. Zwart offert een pion om
lanval te verkrijgen. Er kon ook rustig 15. .., Pe7
geschieden. 16. Pd4Xe6. Wit moet het offer wel aan-
ïemen. Er dreigde zeer lastig 16. .., Pa5. 16. .., f7X
;6; 17. Le3Xb6, a7Xb6; 18. Db3Xb6, g7—g5!. De
pointe van het pionoffer. Er dreigt g4 gevolgd door
slaan op f2. 19. Tdl—dB!. De beste verdediging. Na
L9. h3, h5; 20. g4, hg4:; 21. hg4: zou de witte konings-
stelling te veel verzwakt zijn. Ook 19. Tfl is niet goed
wegens 19. .., g4; 20. Ph4, Pd2; 21. Tfdl, Pc4; 22.
Dc5, b6 en zwart komt in beslissend voordeel daar de
witte dame de dekking van f2 moet opgeven. 19. ..,
?5—g4; 20. Pf3—d2, Df6Xf2f; 21. Db6Xf2, Pe4Xf2;
22. Td3—e3. Noodzakelijk was 22. Tc3, waarna zwart
waarschijnlijk met Tc8—c7—f7 voortgezet had. 22.
Pc6—d4!. Hiermee komt zwart in beslissend voor­
deel, want het binnendringen van zijn toren is niet te
beletten. 23. Tal—fl, Tc8—c2! 24. TflXf2, Tc2Xd2;
25. Tf2Xf8fj Kg8Xf8; 26. Kgl—f2, Td2Xb2. Met een
pion meer en de beste stelling is het eindspel voor
zwart glad gewonnen. Er volgde nog: 27. a2—a3,
Kf8—f7; 28. Lg2—fl, Tb2—b3; 29. Te3Xb3, Pd4Xb3;
30. Kf2—e3„ e6—e5; 31. Lfl—g2, Kf7—e6; 32. Ke3—
d3, Ke6—d6; 33. Kd3—c3, Pb3—d4; 34. e2—e4, Pd4
—f3!; 35. e4Xd5, Pf3Xh2; 36. Kc3—d3, Ph2—f3; 37.
Kd3—e4, b7—b5; 38. Ke4—f5, Pf3—d4f 39. Kf5Xg4,
Pd4—c2; 40. Kg4—g5, Pc2Xa3; 41. Kg5—h6, b5—b4;
42. Lg2—e4, b4—b3; 43. Le4Xh7, b3—b2; 44. g3—g4,
b2—blD; 45. Lh7Xbl, Pa3Xbl; 46. g4—g5, Pbl—c3;

18
47. g5—g6, Pc3Xd5; 48. g6—g7, Pd5—e7. Wit geeft
het op.

Partij No. 11. Zwart: E. GRUENFELD.


Tournooi te Göteborg 1920, 2e ronde.
Damegambiet.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. Pgl—f3, d7—d5; 3. c2—c4,
c7—c6; 4. Pbl—c3, Pf6—e4; 5. e2—e3, e7—e6; 6. Pc3
Xe4, d5Xe4; 7. Pf3—d2, f7—f5; 8. b2—b3, Lf8—d6;
9. Lel—b2, Pb8—d7; 10. g2—g3!, 0—0; 11. Lfl—g2,
e6—e5!. Beide partijen hebben de opening doelbe­
wust behandeld. Wit heeft echter in deze variant
meer bewegingsvrijheid. 12. 0—0, e5Xd4: 13.
e3Xd4„ Dd8—g5; 14. Ddl—e2, Pd7—f6; 15. f2
—f3!, e4Xf3. Ongunstig is 15. .., e3 wegens
16. f4 Dh6 en nu niet 17. De3:??, waarop
Pg4! wint, doch kalm 17. Pf3 gevolgd door ver­
overing van pion e3. 16. Pd2Xf3, Dg5—h5; 17. Tal—
el, Pf6—g4; 18. Lg2—hl, f5—f4. Zwart speelt op aan­
val, maar deze komt al spoedig tot stilstand en wit
behoudt de beste stelling. 19. Pf3—e5, f4Xg3; 20. Tfl
Xf8f, Ld6Xf8; 21. h2Xg3, Dh5—h3; 22. De2—g2,
Pg4Xe5; 23. Dg2Xh3, Lc8Xh3; 24. TelXe5, Lf8—d6.
Oogenschijnlijk staat zwart niet slecht. Doch nu
gaat wit combineeren. 25. Te5—h.5, Lg4—d7; 26.
d4—d5!, g7—g6; 27. d5Xc6!.
Een pijnlijke verrassing. Na 27. .., gh5:; 28. cd7:,
Td8; 29. Lb7:, Td7:; 30. Ld5f heeft wit met zijn
pionnenmeerderheid op den damevleugel voortreffe­
lijke winstkansen. 27. .., b7Xc6. Op 27. .., Lc6: volgt
zeer sterk 28. Ld5f, Ld5:; 29. Td5:, Lg3:; 30. Td7.
28. Lhl—d5f!. Nog een schitterende voortzetting,
waarmee wit onder zeer gunstige omstandigheden

19
een pion verovert. 28. . c6Xd5; 29. Th5Xd5, Kg8
—f7. Zwart moet het stuk teruggeven. Hij doet het
echter zoo, dat er loopers van ongelijke kleur over
blijven. 30. Td5Xdó, Ld7—e6. Remise.
Remise?? Het is wel jammer dat Euwe deze partij
niet voortzet.
Als er loopers van ongelijke kleur aanwezig zijn,
kan een pluspion onder zekere omstandigheden niet
voldoende zijn voor de winst. Yan dergelijke om­
standigheden valt hier echter niets te bespeuren.

Partij No. 12. Wit: C. CARLS.


Tournooi te Göteborg 1920, 3e ronde.
Engelsche opening.
1. c2—c4, e7—e6; 2. Pbl—c3, c7—c5; 3. e2—e4, Pb8
—c6; 4. f2—f4. Deze opstelling is niet gunstig voor
wit wegens de zwakte van veld d4. Euwe verschaft
zich op waarlijk klassieke wijze overwegend spel.
4. .., Pg8—e7!; 5. Pgl—f3, d7—d5; 6. d2—d3, g7—gó!;
7. Lfl—e2, Lf8—g7; 8. 0—0, 0—0; 9. Lel—d2, Pcó—
d4; 10. Ld2—el, b7—bó; 11. Lel—h4, Lc8—b7. Alles
voortreffelijk en eenvoudig. 12. c4Xd5, e6Xd5; 13.
Pf3Xd4. Op 13. ed5: volgt Pdf5. Den pion krijgt
zwart zonder meer terug. I.p.v. den tekstzet kwam
13. Lf2 in aanmerking. 13. .., Lg7Xd4f; 14. Kgl—
hl, Dd8—d7; 15. f4—f5. Deze aanval schijnt zeer ge­
vaarlijk; het koelbloedig en tactisch volmaakt tegen­
spel doet echter blijken, dat wit daarmee zijn stel­
ling noodlottig compromitteert. 15. .., d5Xe4; 16.
d3Xe4, góXfS; 17. e4Xf5, Pe7Xf5!. Dit mag met het
oog op de volgende wending: 18. Lg4?, Ph4:!; 19.
Ld7:, Lg2:+. 18. Lh4—f2, Kg8—h8; 19. Le2—g4, Tf8

20
—g8!; 20. Lf2Xd4f, c5Xd4; 21. TflXf5. Of 21. Lf5:,
Lg2:f; 22. Kgl, Lc6f; 23. Kf2, Df5:f enz. 21. Tg8
Xg4! 22. DdlXg4, Ta8—g8; 23. Dg4Xg8f. Wanhoop.
Op 23. Df4 beslist nl. 23. Lg2:f; 24. Kgl, Le4f.
Wit krijgt twee torens voor de dame, maar verliest
daarna geforceerd een stuk. 23. .., Kh8Xg8; 24. Tf5
—g5f, Kg8—f8; 25. Pc3—dl, Dd7—e7I. Wit geeft
het op. Hij verliest een toren, b.v. 26. h4, Delf; 27.
Kh2, Dh4:f en Dg5:.

Partij No. 13. Wit: H. YON HENNIG.


Tournooi te Göteborg 1920, 11e ronde.
Spaansche partij.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Lfl—b5,
a7—a6; 4. Lb5—a4, Pg8—f6; 5. Pbl—c3. In den tijd
dat deze partij gespeeld werd, gold dit nog als een
sterke voortzetting. 5. .., Lf8—e7; 6. 0—0, b7—b5;
7. La4—b3, 0—0; 8. a2—a4. Yon Hennig is een zeer
begaafde combinatiespeler en houdt van ingewik­
kelde speelwijzen. In deze partij heeft hij echter
geen geluk met zijn tactiek. 8. .., b5—b4; 9. Pc3—d5,
Pf6Xe4; 10. d2—d4, e5Xd4; 11. Pd5Xe7f, Pc6Xe7!;
12. DdlXd4, d7—d5; 13. Dd4Xb4. Wit heeft den
pion heroverd en zelfs het voordeel van de beide
loopers verkregen. Toch staat hij niet goed met het
oog op het sterke centrum van zwart. 13. .., c7—c5;
14. Db4—a3. Geen mooie plaats voor de dame.
14. .., Ta8—b8; 15. c2—c3, Dd8—b6; 16. Lb3—
c2, Lc8—f5; 17. b2—b4. Deze combinatie mis­
lukt. 17. .., c5Xb4; 18. c3Xb4, Tf8—c8!. Al­
dus komt zwart in beslissend voordeel. Zeer
gevaarlijk was 18. .., Db4: geweest wegens 19. Db4:,

21
1)4:; 20. La3, Tb7; 21. Pd4 en wit heelt een sterken
anval. 19. Lc2Xe4, d5Xe4; 20. Lel—e3, Db6Xb4;
1. Da3Xb4, Tb8Xb4; 22. Pf3—d4, Tc8—c4. Een pion
ieer en bovendien een zeer goede stelling — de rest
s eenvoudig. Er volgde nog: 23. Pd4Xf5» Pe7Xï5?
4. a4—a5, Pf5Xe3; 25. f2Xe3, Tb4—b3; 26. Tfl—cl,
rc4Xclf; 27. TalXcl, g7—g6; 28. Tel—c6, Tb3Xe3;
!9. Tc6Xa6, Te3—a3; 30. Kgl—f2, Kg8—g7; 31. Ta6
_a8, !7—f5; 32. a5—a6, Kg7—h6; 33. a6—a7, Kh6—
f5; 34. K!2—e2, Kg5—f4. Wit geeft het op.

Partij No. 14. Wit: Dr. A. U. UULAi>u.


Tournooi te Göteborg, groep B, 15de ronde.
Spaansche partij.
1 e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. UI—b5,
i7—a6; 4. Lb5—a4, Pg8—f6; 5. 0-0, Pf6Xe4; 6. d2
_d4, b7—b5; 7. La4—b3, d7—d5; 8. d4Xe5, Lc8—e6;
>. c2—c3, Lf8—e7; 10. Tfl—el, 0—0; 11. Pbl—d2. Op
le Breslauer variant, welke ontstaat na 11. Pd4, Pe5:
;n zwart ten koste van een stuk een sterken
lanval geeft, wil een aanvalsspeler als Olland
sich natuurlijk niet inlaten. 11. .., Pe4 c5; 12.
Pd2_fl. Na 12. Lc2 verkrijgt zwart met 12. .., d4!
iet beste spel. De tekstzet was toen een opmerkelijk
aieuwtje. 12. .., Pc5Xb3; 13. a2Xb3, b5—b4l; 14.
Ddl—d3, Dd8—c8; 15. Pfl—g3, h7—h6. Om Pg5 of
Lg5 te beletten. De tekstzet is echter niet goed omdat
daarmee de koningsstelling verzwakt wordt. In een
latere partij tusschen dezelfde tegenstanders volgde
15. .., Db7! en zwart’s aanval op den damevleugel
bleek gevaarlijker te zijn dan de witte aanval op
den koningsvleugel. 16. Lel—f4, Dc8 b7. Thans was

22
16. .Td8 te prefereeren om eventueel met Lf8 voort
te zetten. 17. Pg3—h5, Kg8—h8. De aangewezen zet
was 17. .., Lg4, waarna wit geen goede offerwen-
ding tot zijn beschikking heeft. Ook Td8 was beter
geweest dan de tekstzet. Euwe behandelt deze partij
niet consequent. Men mist ook zijn anders zoo fris-
sche onbevangenheid. Hij maakt een angstvallige
zet en deze wordt hem noodlottig. Zou het de be­
roemde „zenuwachtigheid van de laatste ronde” zijn,
die hem parten speelt? 18. Dd3—d2. Nu dreigt Lh6:,
en daartegen heeft zwart geen goede verdediging.
In plaats van den tekstzet kwam ook De3 zeer
in aanmerking. 18. Kh8—h7; 19. Ph5Xg7!.
Een schitterende offercombinatie, waardoor wit
een onweerstaanbaren aanval verkrijgt. Hoewel dr.
Olland in het vervolg herhaaldelijk niet den kortsten
weg kiest, moet zwart de partij verliezen. 19. .
Kh7Xg7; 20. Lf4Xh6f, Kg7—h7; 21. Pf3—g5f!,
Kh7—g6; 22. Tel—e3. Volgens het tournooiboek kon
wit hier sneller winnen met 22. Df4. 22. .., b4Xc3;
23. b2Xc3, Le6—g4; 24. h2—h4. Sterker was de na­
tuurlijke voortzetting 24. Tg3. 24. .., Tf8—h8; 25.
Dd2Xd5, Pc6—d8; 26. Dd5—d4, Db7—c8; 27. e5—e6!,
Th8Xh6; 28. e6Xf7. En hier verdiende 28. Dg4: de
voorkeur. 28. .., Pd8—c6; 29. Dd4—e4f> Kg6—g7; 30.
Tal—a5!. Een geniale manier om Dc8—f5 te belet­
ten. 30. .., Th6—g6. Na 30. .., Pa5:; 31. De7:, Df8;
32. De5f behoudt wit een zeer sterken aanval. 31. h4
—h5!. Zeer pijnlijk voor zwart. De volgende tegenzet
is gedwongen, daar 31. .., Tg5: faalt op 32. Tg5:f,
Lg5:; 33. Dg6f enz. 31. .., Lg4Xh5; 32. Te3—g3,
Kg7—h6; 33. f7—f8Df!. Opnieuw zeer interessant
gespeeld. 33. .., Le7Xf8. Beter was 33. .., Df8:; na
34. Pe6, Pa5:!; 35. Pf8:, Tf8:; 36. Tg6:f, Lg6:; 37. De7:
is wit met D en 2 verbonden vrijpionnen tegen T, L

23
en P in het voordeel, maar de winst is zeer lastig.
34. Pg5—f7f, Kh6—g7; 35. Ta5Xh5, Tg6Xg3; 36. f2
Xg3, Pc6—e7. Op 36. .., Kf7: volgt 37. Dc6:. 37. Pf7
—e5, Dc8—e6; 38. Tli5—g5f, Kg7—f6; 39. Pe5—g4f,
Kf6—f7; 40. De4—f3f, Kf7—e8; 41. Df3Xa8f. Zwart
geeft het op.
Een landgenoot moest komen om Euwe den eersten
prijs te ontnemen.

24
TWEEDE PERIODE.
Wording.
Na zijn succes in den wedstrijd te Göteborg 1920,
krijgt Euwe snel een goede reputatie in de schaak­
wereld. Na een stilstand van ongeveer zes jaar als
gevolg van den oorlog is er weer opleving gekomen
in het internationale schaakleven. Yan de bekende
meesters zijn er verschillende reeds aan het tanen en
men wacht op nieuwe talenten. Onder de weinigen,
die de aandacht trekken, neemt Euwe een eereplaats
in. Zijn spel wekt bewondering zoowel wat betreft
de logica van den opbouw der partij als in combi-
natoir opzicht. Euwe komt met de internationale
schaakwereld in nauw contact, hij krijgt vele uit-
noodigingen voor het buitenland en maakt daarvan
zoo veel mogelijk gebruik. Zijn successen zijn nog
zeer wisselvallig, maar zijn talent doet zich deson­
danks meer en meer gelden. In Nederland is Euwe
voortdurend actief. Het is haast niet te gelooven,
dat hij er behalve schaken nog andere bezigheden
op na houdt. En toch is schaken slechts een tijd-
passeering voor hem, terwijl de studie hoofdzaak is.
Euwe wil leeraar worden en hij verliest dit doel nooit
uit het oog. De eerste etappe daartoe heeft hij in
Januari 1921 achter den rug door het afleggen van
het candidaatsexamen. Druk studeeren èn druk scha­
ken en toch in beiden uitstekende vorderingen
maken, dat kan slechts iemand met buitengewone
gaven.
In de eerste plaats openbaart zich het genie van
de orde, dat de wegbereider wordt voor alle groote
successen welke Euwe nog wachten.

25
Het duurt ongeveer drie jaar, van het tournooi te
Göteborg 1920 tot dat van Mahrisch-Ostrau 1923,
voor Euwe algemeen erkend wordt als veelbe­
lovend internationaal meester. Een reeks zijner
partijen uit dezen tijd is de voornaamste inhoud
van dit hoofdstuk. Alvorens echter tot de partijen
over te gaan, geven we een opsomming van de
verschillende wedstrijden, waaraan Euwe in dezen
tijd deelnam. Bij deze opsomming zullen we
zoo goed mogelijk de chronologische lijn volgen.
Eind 1920 won Euwe den eersten prijs in den
Scheveningschen bekerwedstrijd (ongeveer elke
maand één partij).
In September 1920 behaalde hij in een vierkamp
te Amsterdam met v. Hoorn, te Kolsté en Marchand
100 %.
In December 1920 en Januari 1921 won hij met
+ 2 — 0 = 2 een tweekamp tegen Mr. Oskam.
In den Winterwedstrijd van het Y.A.S. werd hij
tweede achter Speyer. Dezen versloeg hij echter
koit daarna (April 1921) in een oefenwedstrijd met
-f- 4 — 1.
Den Scheveningschen bekerwedstrijd in 1921 won
hij met 100 %.
Met Paschen 1921 maakt hij een uitstapje naar
Engeland. Hij neemt deel aan een congres te Broad-
stairs, komt in de winnaarsgroep en deelt den eersten
en tweeden prijs met O’Hanlon.
In Mei 1921 boekt hij een belangrijk succes te
Weenen: I Samisch, II Euwe, III Breyer, IY Tarta-
kower, V Vukovic, VI Grünfeld enz.
In dezelfde maand begint hij zijn tweede match
met dr. Olland, welke echter pas in November
1922 eindigt, omdat vrij onregelmatig gespeeld wordt.
Euwe wint met + 5 — 2 = 2.

26
In Augustus 1921, te Nijmegen, wordt hij voor het
jerst kampioen van Nederland.
Daarna volgt een succes van internationale be-
;eekenis: een match tegen Maróczy, waarvan de
;erste helft in Augustus en de tweede helft in
December gespeeld werd, maakt Euwe met + 2 — 2
= 8 remise.
In September 1921 volgt het sterk bezette tournooi
:e Budapest. Eerste ontmoeting met Aljechin! Deze
behaalt den eersten prijs, Euwe moet zich met den
zesden tevredenstellen. Evenwel een fraai succes
wanneer men bedenkt, dat b.v. Bogoljubow achter
Euwe uitkwam.
In October 1921 volgt het groote internationale
tournooi te ’s Gravenhage. De Nederlandsche schaak-
liefhebbers volgen met spanning de prestaties van
Euwe. Na de successen welke hij tot nu toe wist te
behalen, mocht men minstens een zeer eervol resul­
taat van hem verwachten. Doch helaas, er volgt een
bittere teleurstelling, Euwe wordt voorlaatste met
2 punten uit 9 partijen. Er hapert nog iets aan het
in practijk brengen van zijn groote kennis en be­
gaafdheid. Ook wekken zijn partijen uit dit tournooi
den indruk, dat hij iets te optimistisch gestemd was.
In de winterwedstrijden 1921/1922 van de A.S.C.
en het Y.A.S. nemen Euwe en Maróczy als hoofd­
concurrenten deel. De uitslag is een soort remise: in
de A.S.C. wordt Maróczy eerste en Euwe tweede,
in het Y.A.S. omgekeerd, Euwe eerste en Maróczy
tweede.
In den Scheveningschen bekerwedstrijd 1922 deelt
Euwe den eersten en tweeden prijs met mr. Fontein.
Nu volgt weer een internationaal tournooi:
Pistyan, April 1922. Het gaat hier beter dan in den
Haag, maar nog niet schitterend. Euwe komt met

27
8| punt uit 18 partijen op de negende plaats.
In Juni 1922 vindt te Berlijn een landenwedstrijd
Nederland—Duitschlan,d plaats; Euwe wint tegen
Post beide partijen.
Nu volgt, in Augustus 1922, het groote internatio­
nale tournooi te Londen. Eerste ontmoeting met den
toen nieuwen wereldkampioen Capablanca! Het
lukt Euwe ook in dezen wedstrijd niet, een belang­
rijke rol te spelen. Het échec van den Haag is nog
niet overwonnen. Een tikje beter gaat het wel, maar
nog lang niet goed. Hij eindigt op de elfde plaats,
de score luidt + 4 — 8 = 3. Men moet het leeren,
dat spel tegen de grootmeesters, die zoo ontzaglijk
veel routine hebben. Met optimisme komt men daar
niet ver, alleen met degelijkheid. Het is een bewijs
voor Euwe’s talent, dat hij de waarschuwingen van
den Haag en Londen goed begreep. Van toen af aan
begon hij zich geleidelijk los te werken van zijn
vlotten jeugdstijl om zich meer te verdiepen in
de geheimen van het positiespel.
De winterwedstrijden 1922/’23 in de A.S.C. en het
Y.A.S. heeft Euwe beide gewonnen.
In Januari 1923 won hij te Amsterdam een vier­
kamp met Tarrasch, Speyer en Weenink.
In Juli 1923 volgt dan het internationale tournooi
te Mahrisch—Ostrau. Eerste ontmoeting met Lasker!
De uitslag van dit tournooi luidde: I Lasker, II Réti,
III Grünfeld, IV Selesniew, Y—VI Euwe en Tar-
takower, verder Bogoljubow, Rubinstein, Spielmann,
Tarrasch e.a. Euwe heeft 4 partijen gewonnen, 2
verloren en 6 remise gemaakt. De inzinking is over­
wonnen, het gaat weer vooruit.
Gaan we nu over tot de partijen uit deze periode.

28
Partij No. 15. Wit: Mr. G. C. A. OSKAM.
3e Matchpartij, December 1920.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
c7—c5; 4. c4Xd5, e6Xd5; 5. e2—e4. Het Marshall-
gambiet, een volkomen ongebruikelijke voortzetting
van twijfelachtige waarde. 5. .., d5X©4; 6. d4—d5,
f7—f5. Om den pion te handhaven. Doch nu verkrijgt
wit goede aanvalskansen. 7. Lfl—b5f, Lc8—d7; 8.
Pgl—h3, Ld7Xb5; 9. Pc3Xb5, Dd8—a5f; 10. Pb5—
cB, Pb8—a6; 11. f2—f3, Pg8—fó; 12. 0—0, Lf8—e7;
13. Ph3—g5, 0—0; 14. d5—d6. De consequentie van
f3 — een zet die niet noodig was — is slaan op
e4. Wit speelt op verovering van de kwaliteit. Hij
houdt er echter geen rekening mee, dat hij daarna
met zijn ontwikkeling bedenkelijk ten achter raakt.
14. .., Le7—d8; 15. Ddl—b3f, c5—c4!. Hier komt
de tacticus te voorschijn. Euwe neemt zijn kan­
sen voortreffelijk waar. 16. Db3Xc4f, Kg8—h8; 17.
Pg5_f7f, Tf8Xf7; 18. Dc4Xf7, Ld8—bóf; 19. Kgl—
hl, e4—e3!. De witte damevleugel wordt dichtge­
spijkerd. Bovendien heeft zwart nu een sterken vrij­
pion. 20. Tfl—el, f5—f4; 21. Tal—bl, Paó—b4; 22.
Df7—c4, Pfó—h5!. Dekt f4 en dreigt het bekende
offer op g3. Wit heeft daartegen geen bevredigende
verdediging. Op 23. Pe2 volgt 23. .., Pd3! b.v. 24.
b4, Df5; nu dreigt zoowel Pel: als Pf2f benevens
Dbl:. De volgende tegenzet maakt het zwart
nog gemakkelijker. 23. Tel—e2, Ph5—g3f!; 24. h2X
g3. Ook na het weigeren van het offer heeft zwart
beslissend voordeel. 24. .., Da5—h5f; 25. Khl—gl,
f4Xg3; 26. Te2Xe3, Dh5—h2f; 27. Kgl—fl, Dh2—
hlf; 28. Kfl—e2, DhlXg2f; 29. Ke2—dl, Dg2—c2f;
30. Kdl—el, g3—g2; 31. Dc4—g4, Pb4—d3f; 32.
Te3Xd3, Lb2—f2 mat.
29
Partij No. 16. Zwart: G. MAROCZY.
Winterwedstrijd A.S.C., Januari 1921.
1. e2—e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. Lel—g5, Lf8—e7; 5. e4—e5, Pf6—d7; 6.
h2—h4, 0—0?. Een fout, waarna wit onweerstaan- '

baren aanval verkrijgt. Volgens de laatste onder­


vindingen schijnt 6. .., f6 het best. 7. Lil—d3, c7—c5;
8. Ddl—h5, g7—g6; 9. Dh5—h6, Tf8—e8; 10. Lg5Xe.\
Dd8Xe7; 11. h4—h5, Pd7—f8; 12. Pgl—f3, c5Xd4;
13. Pf3—g5I, Pb8—c6. Ook op 13. .., dc3: volgt de
tekstvoortzetting. 14. Pg5Xh7I, Pc6Xe5. Of 14. ..,
Ph7:; 15. hg6: enz. 15. h5Xg6, Pf8Xg6; 16. Ld3Xg6,
Pe5Xg6; 17. g2—g4!, d4Xc3; 18. 0—0—0. Met de
niet te pareeren dreiging 19. g5 benevens 20. Pf6j\
Zwart geeft het op.

Partij No. 17. Wit: A. SPEIJER.


Oefenpartij, April 1921.
Geweigerd damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. Pgl—f3, Pg8—f6; 3. c2—c4,
e7—e6; 4. Pbl—c3, c7—c5; 5. Lel—g5, c5Xd4; 6. Ddl
Xd4, Lf8—e7. Op 6. .., Pc6 volgt 7. Lf6:!. De tekst­
zet is het best. 7. c4Xd5, e6Xd5. Zwart heeft den ge-
isoleerden damepion; daar de witte dame minder
goed staat, zijn de kansen ongeveer gelijk. 8. e2
—e3, Pb8—e6; 9. Lfl—b5, 0—0; 10. Dd4—d2. Ook
hier staat de witte dame niet geheel veilig. 10. ..,
Lc8—e6; 11. 0—0, Ta8—c8; 12. Tfl—dl, Dd8—a5;
13. Lb5Xc6, b7Xc6; 14. Pf3—d4. Hier was de volgen­
de afwikkeling aangewezen: 14. Lf6:, Lf6:; 15. Pe4,
Dd2:; 16. Pf6:f, gf6:; 17. Td2:, c5; 18. Tel met onge­
veer gelijke kansen. Op 15. .., Pd8 volgt 16. Pf6:f,

30
Df6:; 17. Dd4 en op 15. .., Ld8; 16. Da5:, La5:; 17.
Pc5. Na den volgenden zet van zwart is deze afwikke­
ling minder goed omdat tenslotte c6—c5 met aanval
op Td4 volgen kan. 14. .., Tf8—d8; 15. Tal—cl, Kg8
—h8. Thans laat zwart de hierboven genoemde af­
wikkeling niet meer toe. Wit komt in moeilijkheden.
16. Pd4Xe6. Een voor zwart aangename ruil. 16. ..,
f7Xe6; 17. a2—a3, c6—c5; 18. Dd2—e2, c5—c4; 19.
De2—f3, Tc8—b8; 20. Tdl—d2, Pf6—e4I. Een fijne
zet, waarmee zwart zijn positioneel voordeel beslis­
send vergroot. 21. Lg5Xe7. Gedwongen. Na 21. Pe4:?,
de4:; 22. Td8:f, Td8: zou wit zijn looper verliezen.
21. .., Pe4Xd2; 22. Df3—dl, Pd2—b3; 23. Le7Xd8,
Da5Xd8; 24. Tel—c2, Pb3—c5. Zwart is nu heer en
meester der stelling. 25. Ddl—d4, Dd8—e7; 26. Dd4
—e5, Tb8—b7. Er dreigde Pd5:. 27. Pc3—e2, Pc5—d3;
28. De5—d4, De7Xa3ü.

Een fraaie combinatie. Na 29. ba3:, Tblf; 30. Pel,


Pel: dreigt 31. .., Pe2 mat, waardoor zwart de dame
herovert en een sterken pluspion behoudt. De eigen­
lijke pointe van den tekstzet blijkt echter pas

31
ils wit 29. Tc4: speelt; daarna dreigt 30. Tc8f
m mat, terwijl 29. .., dc4: ? op 30. Dd8f en mat faalt,
m 29. .., Dalf? na 30. Pel, Tb8; 31. Tc7 tot ver­
overing van Pd3 leidt, ’t Is alles even mooi. Zwart
beantwoordt echter 29. Tc4: met 29. .., Df8!!, drei­
gende zoowel 30. .., Df2:f en mat in 2 zetten als
30. .., dc4:, zoodat zwart minstens de kwaliteit ver­
overt. Aldus heeft zwart met den tekstzet een belang­
rijken pion verovert. De rest is eenvoudig. 29. h2—h4,
Da3—alf; 30. Kgl—h2, h7—h6; 31. Pe2—f4, Dal—
dl; 32. Tc2—e2, Tb7—f7; 33. Pf4—g6f, Kh8—h7; 34.
Dd4—g4, Pd3Xf21; 35. Dg4Xe6, Tf7—f6; 36. De6—
e7, Pf2—g4f. Wit geeft het op.

Partij No. 18. Zwart: A. SPEIJER.


Oefenpartij, April 1921.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Pbl—c3,
d7—d6; 4. Lfl—b5, Lc8—d7; 5. d2—d4, Pg8—f6; 6.
Lb6Xc6, Ld7Xc6; 7. Ddl—d3, e5Xd4. Op 7. .., Pd7,
om 8. d5 met 8/ .., Pc5 te beantwoorden, volgt 8. Le3
en de dreiging d5 is acuut. 8. Pf3Xd4, Lc6—d7. Zwart
staat benauwd en het is daarom zeer riskant een
tempo te verliezen om het looperpaar te behouden.
Beter was 8. .., Le7. 9. Lel—g5, Lf8—e7; 10. 0—0—0,
0—0; 11. f2—f4, Pf6—g4; 12. Lg5Xe7, Dd8Xe7; 13.
Pc3—d5, De7—d8; 14. Tdl—fl, Pg4—f6; 15. Pd5Xf6f,
Dd8Xf6; 16. g2—g4. Zeer energiek gespeeld. Op 16.
.., Lg4: volgt 17. f5 en zwart komt met zijn looper
in groote moeilijkheden. Trouwens, ook na de weige­
ring van het pionoffer staat wit overwegend. 16. ..,
Tf8—e8; 17. Pd4—f5, Df6—e6. Leidt tot materieel
nadeel. 18. Dd3—c3!, f7—f6; 19. Dc3Xc7. Nauwkeu­
rig berekend. 19. .., Ta8—c8; 20. Dc7Xb7. Dreigt
dameruil op d5 of b3. Dit is de reden waarom wit

32
den anders gevaarlijken pionnenroof aandurft. 20.
.., Tc8—c5; 21. Db7—b3, De6Xb3; 22. a2Xb3, Te8X
e4; 23. Pf5Xd6, Te4—e2; 24. c2—c4, Ld7Xg4. Zwart
heeft één pion heroverd, doch daarmee zijn tegen-
kansen uitgeput. De witte pluspion beslist. 25. Tfl
—el, Kg8—f8; 26. TelXe2, Lg4Xe2; 27. Thl—el,
Le2—h5; 28. Kei—d2, g7—g5; 29. b3—b4, Tc5—c6;
30. c4—c5, g5Xf4; 81. Tel—e6!, f4—f3; 32. Te6Xf6f,
Kf8—e7; 33. Tf6—f5, Lh5—g4; 34. Tf5—f4, h7—h5;
35. h2—h3, Lg4Xh3; 36. Tf4Xf3, Lh3—g4; 37. Tf3—
f7f, Ke7—e6; 38. Tf7Xa7, Ke6—d5; 39. Kd2—c3, Lg4
—e2; 40. Ta7—g7, Kd5—e6; 41. Kc3—d4, Ke6—f6 42.
Tg7—g2, Le2—g4; 43. b4—b5. Zwart geeft het op.

Partij No. 19. Wit: Dr. GRUBER.


Tournooi te Weenen, Mei 1921.
Schotsche partij.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. d2—d4,
e5Xd4; 4. Pf3Xd4, Pg8—f6; 5. Pd4Xc6, b7Xc6; 6.
Lfl—d3, d7—d5; 7. Ddl—e2. In deze variant moet
7. Pd2 geschieden. 7. .., d5Xe4; 8. Pbl—d2, Lf8—b4!.
Dit sterke antwoord heeft wit niet verwacht. Op 9.
c3 zou nu 9. .., Dd3: volgen, terwijl 9. a3 faalt op
9. .., Ld2:f; 10. Ld2:, 0—0 en wit mag op e4 niet
meer terugslaan. 9. Ld3Xe4, 0—01; 10. c2—c3, Lb8—
d6; 11. Le4Xc6, Ta8—b8; 12. 0—0. Wit mag de ro-
chade niet langer uitstellen. Met den tekstzet ver­
liest hij den pion onder ongunstige omstandigheden
terug. 12. .., Ld6Xh2f!; 13. KglXh2, Dd8—d6f; 14.
Kh2—gl, Dd6Xc6; 15. De2—f3, Dc6—a6. Gezien wit’s
verzwakte koningsstelling, voelt zwart natuurlijk
niets voor dameruil. Hij verkrijgt een snel beslis­
senden aanval. 16. Pd2—e4, Pf6Xe4; 17. Df3Xe4,
Tb8—b6; 18. b2—b3, Lc8—b7; 19. De4—f4, Lb7Xg2I.

33
Beslissend. Op 20. Kg2: wint 20. .., Tgbf daar Tfl
hangt. 20. Tfl—el, Tb6—g6; 21. c8—c4, Lg2—e4f.
Wit geeft het op.
Een vlot partijtje.

Partij No. 20. Zwart: J. W. TE KOLSTE.


Kampioenschap van Nederland, Nijmegen,
Augustus 1921.
Fransche verdediging.
I.e2—e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. Pbl—c3, Pg8
—16; 4. Lel—g5, Lf8—b4; 5. e4—e5, h7—h6; 6. Lg5
—d2, LbÜÜXc3; 7. b2Xc3, Pf6—e4; 8. Dgl—g4, g7—g6;
9. h2—h4, Pe4Xd2. Waarom vrijwillig ruilen? Juist
is 9. .., c5; 10. Ld3, Pd2:; 11. Kd2:, cd4:!; 12. cd4:,
Pc6. Ondanks de verzwakking van zijn koningsvleu-
gel heeft zwart in deze variant van de Mac-Cutcheon-
verdediging bijna gelijke kansen. 10. KelXd2, c7—c5;
11. Thl—h3, Dd8—a5. Beter 11. .., cd4: benevens
Pc6. 12. Lfl—d3!, c5Xd4; 13. Ld3Xg6. Beslissend.
Na 13. .., fg6:; 14. Dg6:f gaat Th8 verloren, terwijl
13 .., Tg8 op 14. Lf7:f gevolgd door 15. Tf3f faalt.
13. .d4Xc3f; 14. Kd2—dl, Da5—c7; 15. Th3—f3,
Th8—g8; 16. Dg4—a4f. Ook 16. Tf7:, Tg6:; 17. Tc7:,
Tg4:; 18. Tc8:f en 19. Th8 was goed. 16. .., Lc8—d7;
17. Lg6Xf7f, Ke8—d8; 18. Da4—a3, Dc7—e4; 19. Pgl
—e2, Ld7—b5; 20. Pe2Xc3, Tg8—h8; 21. Da3—a5f.
Zwart geeft het op.

Partij No. 21. Zwart: G. MAROCZY.


Vierde matchpartij, Augustus 1921.
Geweigerd koningsgambiet.
1. e2—e4, e7—e5; 2. f2—f4. Het koningsgambiet
was in die dagen een brandend vraagstuk der theorie.

34
2. L!8—c5. Waarschijnlijk verdient 2. ef4: of
2. .d5 de voorkeur. 3. Pgi—fB, d7—d6; 4. c2—c3,
Lc8—g4. Deze zet en 4. .f5 werden toen vaak ge­
speeld. In beide gevallen verkrijgt wit een sterk
initiatief. Het beste is 4. .., Lb6. 5. f4Xc5, d6Xe5;
6. Ddl—a4f, Lg4—d7. Gedwongen. Op 6. .., Dd7 kan
7. Lb5, c6; 8. Pe5: volgen. 7. Da4—c2, Dd8—e7. Beter
7. .., Pc6. Op 8. b4 moet dan Ld6 volgen. 8. d2—d4,
e5Xd4. Aangewezen was 8. .., Ld6. Wit kan daarna
het looperpaar verkrijgen, doch dit voordeel heeft
veel minder beteekenis dan dat waartoe de tekstzet
leidt: een sterk wit centrum, de beste ontwikkeling en
een open stelling. 9. c3Xd4, Lc5—b4j"; 10. Pbl c3,
Ld7—c6; 11. Lfl—d3, Lb4Xc3f. Het begin van een
poging om het witte centrum te verzwakken. 12. b2
Xc3, Lc6Xe4; 13. Ld3Xe4, f7—f5; 14. 0—0, f5Xe4;
15. Dc2—b3!. Dreigt 16. Db7: met torenwinst. Wit
heeft een overweldigende stelling. Euwe maakt een
fraai gebruik van zijn kansen. 15. .., c7—c5; 16. Lel
—a3!, Pg8—f6. Ook 16. .., Pd7; 17. Db7:, Tb8; 18.
Da7: is kansloos voor zwart. Op 16. .., b6 zou 17.
Dd5 volgen. 17. La3Xc5, De7—f7; 18. c3—c4!.

Stelling na
18. c3—c4!.
Alles zeer energiek. Nog steeds gaat ef3: niet, b.v.
18. ef3:; 19. Taelf, Kd8; 20. Te7, De7:; 21. Le7:t,
Ke7:; 22. Db7:f, Pbd7; 23. Df3: en wit wint met zijn
verbonden vrijpionnen. 18. b7—b6; 19. Pf3—g5,
Df7—d7. Of 19. Dg6; 20. Pe6 enz. 20. TflXf6!.
De kortste weg. 20. .., g7Xf6; 21. Pg5Xe4, Dd7—e6;
22. Tal—el, b6Xc5; 23. Pe4Xf6t, Ke8—f7; 24. Db3
—b7f!. Zwart geeft het op.
Partij No. 22. Zwart: G. MAROCZY.
Zesde matchpartij, Augustus 1921.
Fransche verdediging.
1. e2—e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. Lel—g5, Lf8—b4; 5. e4—e5, h7—h6; 6.
Lg5—d2, Lb4Xc3; 7. b2Xc3, Pf6—e4; 8; Ddl—g4,
g7—g6; 9. h2—h4, c7—c5; 10. Lfl—dB, Pe4Xd2; 11.
KelXd2, Dd8—a5. Juist is 11. .., cd4:. Op 12. Th3
volgt dan 12. .., Pc6 en wit mag niet 13. Lg6:
spelen wegens 13. .., Pe5:. Speelt wit echter 13. cd4:,
zoo volgt 13. .., Ld7, want nu faalt 14. Lg6: op Da5f
benevens fg6:. 12. Thl—h3!, c5Xd4; 13. Ld3Xg6!.
Hiermee verkrijgt wit beslissend voordeel. Het of­
fer mag niet aangenomen worden. 13. .., Da5—c7;
14. Th3—f3, Th8—g8; 15. Tf3Xf7, Dc7Xc3f. Of 15.
.., Tg6:; 16. Tc7:, Tg4:; 17. Tc8:f enz. 16. Kd2—e2,
d4—d3f; 17. c2xd3, Dc3Xe5f; 18. Ke2—f3, Tg8—f8.
Op 18. .., Dal: volgt 19. Tg7f, Kf8; 20. Df4f!. 19.
Tf7—f5f, Ke8—d7; 20. Tf5Xf8, De5Xal; 21. Tf8—
f7f, Kd7—d8; 22. Dg4—b4, Pb8—d7; 23. Db4—d6,
Dal—h8; 24. Pgl—e2, e6—e5; 25. Pe2—f4!. Fraai
gespeeld. De pointe blijkt dadelijk. 25. .., e5
Xf4; 26. Lg6—f5, Dh8—e8; 27. Lf5Xd7. Zonder
het inschakelen van 25. Pf4 zou deze zet falen op
27. .., Df7: met schaak! Thans verliest zwart de
dame. 27. .., Lc8Xd7; 28. Tf7—f8. Zwart geeft het op.

36
Partij No. 23. Zwart: E. BOGOLJUBOW.
Tournooi te Budapest, September 1921, 5e ronde.
Fransche verdediging.
1. e2—e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. Lel—g5, Lf8—b4; 5. e4—e5, h7—h6; 6.
Lg5—d2, Lb4Xc3; 7. b2Xc3, Pf6—e4; 8. Ddl—g4,
g7—g6; 9. h2—h4, c7—c5; 10. Lfl—d3, Pe4Xd2; 11.
KelXd2, Pb8—c6; 12. Thl—h3, Dd8—a5. Vergelijk
de 6de matchpartij tegen Maróczy. Ook Bogoljubow
doet het verkeerd. 13. Ld3Xg6, Th8—f8; 14. Th3—f3,
c5Xd4; 15. Lg6Xf7f!, Ke8—d8; 16. Dg4—g7, d4Xc3f;
17. Kd2—el, Da5—b4; 18. Lf7—g6!, Tf8Xf3; 19. Pgl
Xf3, Db4—f4; 20. Tal—dl, Ta8—b8; 21. Dg7—f6f.
De aanval gaat niet goed verder omdat de witte
toren niet ingrijpen kan. Wit ruilt daarom de dames,
waardoor hij op den koningsvleugel twee verbonden
vrijpionnen verkrijgt. Dit is beslissend, want zwart
is niet in staat zich op tijd eveneens vrijpionnen
te verschaffen. 21. .., Df4Xf6; 22. e5Xf6, Lc8—d7;
23. g2—g4, Kd8—c7; 24. g4—g5, Tb8—h8; 25. Lg6—
d3, h6Xg5; 26. h4Xg5, e6—e5; 27. g5—g6!, Lf7—e6;
28. Pf3—g5, Pc6—d4; 29. Pg5—h7I, Pd4—f3f; 30. Kei
—e2, e5—e4; 31. f6—f7, Pf3—d4f; 32. Ke2—e3, Pd4
—f5f; 33. Ke3—f4, Pf5—el. De laatste hoop: 34. f8D?,
Pg6:f. 34. g6—g7, Th8Xh7; 35. f7—f8D. Zwart geeft
het op.

Partij No. 24. Zwart: F. SAEMISCH.


Tournooi te Budapest, September 1921.
Koningsindische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, c7—c5; 3. d4—d5,
d7—d6; 4. Pbl—c3, g7—g6; 5. e2—e4, Lf8—g7; 6. f2
—f4, 0—0; 7. Pgl—f3, Pb8—d7; 8. Lfl—e2, Dd8—c7;

37
J. o—o, b7—b6; 10. b2—h3, Lc8—b7; 11. lldl—dd,
ra8—d8; 12. Lel—e3, a7—a6; 13. Tal—dl, Kg8—h8;
14. g2—g4, Lb7—c8; 15. Le3—f2!. Zwart heeft de ope-
aing op ouderwetsche wijze behandeld en staat erg
gedrongen. Wit bereidt nu de doorbraak e4—e5 voor.
15. .., Pf6—g8; 16. Lf2-g3!, Td8-e8 17. Tdl-d2,
De7—a7; 18. Kgl—h2, f7—f6; 19. Le2—dl, Pg8—h6;
20. Ldl—a4!. Zeer doelbewust. Wit beoogt Pd7 te rui­
len om de doorbraak e5 meer kracht bij te zetten.
20. Te8—d8; 21. Td2—e2, Ph6—f7; 22. Tfl—el.
Iets precieser was 22. Ld7:. 22. .., g6—g5!. Onder de
gegeven omstandigheden uitstekend. Zwart offert een
pion om de doorbraak e5 te beletten. Hij verkrijgt
bovendien een gevaarlijken tegenaanval. 23. f4Xg5,
Pd7—e5!; 24. Pf3Xe5, Pf7Xe5; 25. Lg3Xe5, d6Xe5;
26. Dd3—e3. Pion g5 is niet anders te dekken, doch
de witte dame komt nu geëxponeerd te staan. Na 26.
gf6:, Tf6: komt zwart tot de verdubbeling der torens
op de f-lijn. 26. .f6Xg5; 27. De3Xg5, Tf8-f4; 28.
Te2—g2, Td8—d6; 29. Pc3—e2!. Om na 29. .., Te4:
met 30. Lc2, Tc4:; 81. Dh5! te winnen. 29. .Td6—
g6; 30. Dg5—h5, Lc8Xg4. Leidt tot buitengewone
complicaties. Een goede kans voor zwart om in troe­
bel water te visschen. 31. h3Xg4, Tg6—h6; 32. Pe2X
f4, e5Xf4; 33. Dh5Xh6, Lg7Xh6. Men noemt zooiets
„verovering van de dame”. Juister ware het te zeg­
gen „zwart heeft twee torens geofferd voor de dame”.
34. g4—g5, Lh6—g7; 35. e4—e5, f4—f3!; 36. Tg2 d2,
Da7—b8; 37. d5—d6!, e7Xd6; 38. e5—e6! (zie diagr.).
Deze vrijpion beslist. Eerst moet wit echter een
reeks angstwekkende schaaks uithouden. 38. .., Db8
—f8. Of 38. ... d5f; 39. Kh3, Df4; 40. e7 met derge-
lijke consequenties als in de partij. 39. e6 e7!, Df8
—f4f; 40. Kh2—gl, Df4—g3f; 41. Kgl—fl, Dg3—h3f;
42 Kfl—f2, Dh3—h2f; 43. Kf2Xf3, Dh2—h3f; 44. Kf3

38
Stelling na
38. e5—e6!.

—e4, Dh3—e6f; 45. Ke4—d3, De6—f5f; 46. Tel—e4,


Df5—f3f; 47. Te4—e3, Df3—f5f; 48. Kd3—e2, Df5—
gif; 49. Ke2—fl. Zwart geeft het op.
Een staaltje van koelbloedigheid.

Partij No. 25. Zwart: Dr. S. TARTAKOWER.


Wedstrijd te ’s-Gravenhage, 28 October 1921.
Staunton-gambiet.
1. d2—d4, f7—f5; 2. e2—e4, f5Xe4; 3. Pbl—c3, Pg8
—f6; 4. Lel—g5, g7—g6; 5. f2—f3, e4Xf3; 6. PglXf3,
d7—d5; 7. Lfl—d3, Pb8—c6; 8. 0—0, Lf8—g7; 9. Ddl
—d2, 0—0; 10. Tal—el. Consequent was 10. Lh6. 10.
.., Pc6—b4; 11. Pf3—e5, Pb4Xd3; 12. Dd2Xd3. Zeer
in aanmerking kwam 12. cd3: om veld e4 ontoegan­
kelijk te maken voor de zwarte stukken. 12. .., Lc8
—f5; 13. TflXfS» Een overmoedig offer. L’art pour
1’art. We brengen deze partij alleen om te laten zien,
dat Euwe in dezen tijd nog pas in wording was, zoo-
als de titel van dit hoofdstuk zegt. Ook de wereld­
kampioen Euwe kan verliezen maar op deze wijze niet
meer. Tartakower maakt in het vervolg op fraaie wijze

39
gebruik van zijn voordeel. 13. .., góXfS; 14. Dd3X
f5, Dd8—dó; 15. Pc3—b5, Ddó—bó; 16. Df5—d3, Pfó
—e4; 17. Pe5—d7, Dbó—a5; 18. TelXe4, d5Xe4; 19.
DbS—c4f, Tf8—f7; 20. b2—b4, Lg7Xd4f!; 21. Pb5X
d4, Da5Xg5; 22. h2—h3, Dg5—elf; 23. Kgl—h2, Del
—f4f; 24. Kh2—gl, Ta8—d8; 25. Dc4—d5, e7—eó;
26. Dd5Xeó, Df4—e3f. Wit geeft het op.
Partij No. 26. Zwart: Jhr. A. E. VAN FOREEST.
Scheveningsche Bekerwedstrijd 1921.
Italiaansche partij.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—có; 3. Lfl—c4,
Lf8—c5; 4. c2—c3, Dd8—fó? 5. d2—d4, e5Xd4; 6.
e4—e5. Dit beschouwt men als de weerlegging van
4. .., Df6?. 6. .., Dfó—gó; 7. c3Xd4, Lc5—b4f; 8.
Pbl—c3, d7—dó. Op 8. ... Dg2: volgt 9. Tgl, Dh3;
10. Lf7:f!. 9. 0—0, Lb4Xc3. Er dreigde Pd5 benevens
Pf4. 10. b2Xc3, d6Xe5; 11. d4—d5I, Lc8—h3. Ver­
liest geforceerd. Doch ook Poó^; 12. Pe5: was kans­
loos voor wit. 12. Pf3—h4, Dgó—e4; 13. d5Xc6, De4
Xc4; 14. g2Xh3, Dc4Xh4; 15. Ddl—d7f, Ke8—f8;
16. Lel—a3f, Pg8—e7; 17. c6Xb7, Ta8—e8. Of 17. .
Tb8; 18. Dc8f en mat. 18. Dd7Xe8f, Kf8Xe8; 19. b7
—b8Df, Ke8—d7; 20. Tal—dlf, Kd7—eó; 21. Db8X
h8, Dh4Xh3; 22. f2—f3. Zwart geeft het op.
Partij No. 27. Zwart: Mr. G. S. FONTEIN.
Scheveningsche bekerwedstrijd, 1921.
Siciliaansche verdediging.
1. e2—e4, c7-c5; 2. Pgl—f3, Pg8-fó; 3. Pbl—c3,
Pb8—có; 4. d2—d4, c5Xd4; 5. Pf3Xd4, e7—eó; 6.
Lfl—e2, Lf8—e7; 7. 0—0, a7—aó; 8. Lel—e3, Dd8—
c7 9. f2—f4, d7—dó; 10. Le2—f3, Lc8—d7. Beter 10.
.., Pa5. Op 11. e5 kon daarna 11. .., Pc4 volgen. 11.

40
Ddl—e2, Ta8—c8. Thans kan 11. Pa5 met 12.
Tadl of Tael, Pc4; 13. Lel beantwoord worden. 12.
Tal—dl, 0—0; 13. De2—f2. De ideale opstelling voor
wit. 13. .., b7—b5; 14. Pd4—b3, Tc8—b8; 15. g2—g4!,
a6—a5; 16. g4—g5, Pf6—e8; 17. Lf3—e2. Deze zet
getuigt van een goed positieoordeel. Wit ziet in, dat
hij zijn operaties op den koningsvleugel niet zonder
meer voortzetten kan. Eerst moet zwart’s tegenaan­
val op den damevleugel gestuit worden. 17. .., Pc6
—b4; 18. Pb3—d4, Pb4Xc2. Ook zwart beoordeelt
de situatie zeer juist. Hij ziet in, dat passieve ver­
dediging hier niet baat. 19. Pd4Xc2, b5—b4; 20. Le3
—d4!, b4Xc3; 21. Ld4Xc3, Ld7—a4. Hier verdiende
21. .., f6 de voorkeur. 22. Le2—d3, e6—e5; 23. Tdl—
cl, e5Xf4; 24. Pc2—a3. Niet 24. Df4: wegens 24. ..,
Dc5f benevens Dg5:. Met den tekstzet dreigt Lg7:.
24. .., Dc7—c5; 25. Df2Xc5, d6Xc5. Het eindspel —
eigenlijk een middenspel zonder dames — staat gun­
stig voor wit. De zwartspeler verdedigt zich echter
zeer taai. 26. h2—h4, Pe8—d6. Op 26. .., f6 volgt 27.
Tf4:, fg5:; 28. Lc4f enz. 27. TflXf4, La4—d7; 28.
e4—e5, Pd6—c8; 29. Pa3—c4, a5—a4; 30. Tel—fl,
Ld7—e6; 31. Ld3—c2, Le6—d7; 32. Pc4—e3, Pc8—b6;
33. Lc3—a5, Ld7—e6; 34. La5—c3, Le6Xa2. Re­
latief beter was Ta8. 35. Pe3—f5!. Met dezen
en zijn volgenden zet verkrijgt wit beslissenden
aanval. 35. .., Le7—d8; 36. e5—e6!, La2Xe6.
Indien 36. .., fe6:? dan 37. Ph6f en mat. 37.
Pf5Xg?, Ld8—e7; 38. Lc3—e5, Tb8—c8; 39. Lc2—f5.
Dreigt 40. Pe6: met kwaliteitswinst. 39. .., Tc8—c6;
40. Pg7Xe6, !7Xe6; 41. Lf5Xh7t!, Kg8Xh7; 42. Tf8
Xf8, Le7Xf8; 43. TflXf8, Kh7—g6; 44. Tf8—f6f, Kg6
—h7. Of 44. .., Kh5; 45. Th6f, Kg4; 46. g6 enz. De
tekstzet leidt tot mat. 45. Tf6—hóf, Kh7—g8; 46.
g5—g6. Zwart geeft het op. Een moeilijke partij.

41
Partij No. 28. Wit; Dr. A. G. OLLAND.
Eerste match 1920/21.
Spaansche partij.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Lfl—b5,
E>g8—f6; 4. 0—0, d7—d6; 5. Pbl—c3, Lf8—e7; 6. d2—
14, Lc8—d7; 7. Tfl—el, e5Xd4; 8. Pf3Xd4, 0—0; 9.
Pd4Xc6. Gebruikelijker en ook sterker is 9. Lc6:.
). .b7Xc6; 10. Lb5—d3, Tf8—e8. Een andere goede
voortzetting is 10. Pg4. 11. b2—b3. Op dit oogen-
blik van twijfelachtige waarde. Beter 11. h3. 11.
16—d5!; 12. Lel—b2. Niet 12. e5 wegens 12. .. Lb4
of ook 12. .Pg4 met de dreiging Lb4. 12. .Le7—
b4; 13. a2—a3!. Goed gespeeld. Na 13. Lc3:; 14.
Lc3:, Pe4:; 15. Le4:, de4:; 16. Dd4 krijgt wit den pion
met goed spel terug. 13. .., Lb4—c5; 14. h2—h3, Ld7
—e6; 15. b3—b4, Lc5—b6; 16. e4—e5?. Daarmee be­
derft wit zijn stelling. Juist was 16. ed5:. 16..., Pf6
—d7. De zwarte centrumpion op d5 heeft nu
veel meer waarde dan de witte op e5. 17. Pc3—a4,
Dd8—g5; 18. Lb2—cl, Dg5—h4; 19. Pa4Xb*6. Op den
duur onvermijdelijk. Wit krijgt het looperpaar, daar­
tegenover staat echter een belangrijke versterking
van het zwarte centrum. 19. .., a7Xb6; 20. Tel—e3,
c6—c5!; 21. Ld3—b5. Dreigt Ld7: en Dd5;. 21. ..,
Te8—d8; 22. Lb5—c6, Ta8—a7; 23. Lc6Xd7. Op 23.
Ld5: kan 23. .., Pf8 of 23. .., cb4: volgen. Wit ver­
trouwt op de loopers van ongelijke kleur. Het sterke
zwarte centrum doet zich echter al spoedig gelden.
23. .Td8Xd7; 24. b4Xc5, b6Xc5; 25. Tal—bl, Ta7
—a8; 26. Te3—g3, Dh4—e4; 27. Lel—h6, g7—g6; 28.
f2—f4, Le6—f5; 29. Tbl—b2, Td7—d8; 30. Tg3—b3.
De aanval op den koningsvleugel gaat niet verder,
Zwart’s overwicht in het centrum beslist. 30. ..,
c5—c4; 31. Tb3—c3, Lf5—e6!; 32. Tc3—f3, d5 d4;

42
Ï3. Ddl—bl, d4—d3; 34. c2Xd3, c4Xd3; 35. Tb2—b4,
De4—d5; 36. Lh6—g5, Le6—f5!. Niet 36. .., Td7 we­
gens 37. Tb8f. Op 37. Ld8: volgt 37. .., Td8:. De
zwarte vrijpionnen zijn niet tegen te houden. 37.
Tf3—fl, c7—c5; 38. Lg5Xd8, c5Xb4; 39. Ld8—e7,
d3—d2; 40. Dbl—dl, b4—b8; 41. Tfl—f2, b3—b2.
Wit geeft het op.

Partij No. 29. Wit: Dr. A. G. OLLAND.


Tweede match 1921/22.
Siciliaansche verdediging.
1. e2—e4, c7—c5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6 3. d2—d4,
c5Xd4; 4. Pf3Xd4, Pg8—f6; 5. Pbl—c3, d7—d6; 6.
Lfl—c4. Dezen minder goeden zet speelde Dr. Olland
met voorliefde. De looper hoort naar e2. 6. .., e7—e6;
7. 0—0, Lf8—e7; 8. Lel—e3, 0—0; 9. Ddl—e2, Lc8—
d7; 10. f2—f3, Dd8—c7; 11. Pd4—b5, Dc7—b8; 12.
a2—a4, a7—a6; 13. Pb5—d4, Db8—c7; 14. Pd4Xc6,
Ld7Xc6; 15. Tfl—dl, Ta8—c8; 16. Lc4—b3, d6—d5!.
Daarmee neemt zwart het initiatief. Als wit pion d5
verovert, gaat c2 verloren. 17. e4Xd5, Pf6Xd5; 18.
Pc3Xd5, Lc6Xd5; 19. Lb3Xd5, e6Xd5; 20. c2—c3,
Tf8—e8!; 21. De2—f2, Le7—d6!; 22. TdlXd5. De
keuze was moeilijk voor zwart, want zoowel 22. g3
als ook 22. h3 beteekent een ernstige verzwakking
van de koningsstelling. Toch was wel 22. g3 relatief
het beste. Na den tekstzet ontstaat een soortgelijke
situatie als in de partij tegen Dr. Gruber, Weenen
1921: aanval tegen een koningsstelling waar de h-
pion ontbreekt. 22. .., Ld6Xh2f; 23. Kgl—hl, Lh2—
g3; 24. Df2—d2, Tc8—d8; 25. Tal—dl, Td8Xd5; 26.
Dd2Xd5; h7—h6; 27. Tdl—d3. Beter was 27. Dd2. 27.
.., Dc7—f4!.

43
Stelling na
27. .., Dc7—f4!

Op aardige wijze brengt zwart zijn dame naar den


koningsvleugel. Wit mag niet toehappen wegens mat.
Zwart’s aanval wordt nu beslissend. 28. Dd5—d4,
Df4—f5; 29. Khl—gl, Te8—e6; 30. Dd4—d8f, Kg8—
h7; 31. Le3—f2, Lg3Xf2f!; 32. KgiXf2, Df5—e5!; 33.
Td3—dl, De5—e2f; 34. Kf2—gi, Te6—g6; 35. g2—g4,
De2Xf3; 36. Tdl—d4, Tg6—e6. Wit geeft het op.

Partij No. 30. Zwart: G. KROONE.


Winterwedstrijd A.S.C. 1921/22, 3e ronde.
Damepionspel.
1. d2—d4, d7—d5; 2. Pgl—f3, c7—c5; 3. e2—e3,
e7—e6. Beter is 3. .., cd4:. Wit moet 4. ed4: antwoor­
den, waarmee de ruilvariant van de Caro-Kann-ver-
dediging ontstaat. Deze variant draagt een remiseka-
rakter. 4. b2—b3, Pb8—c6; 5. Lfl—d3, Pg8—f6; 6.0—0,
Lf8—dó; 7. Lel—b2, 0—0; 8. Pbl—d2, Tf8—e8. Een
zwakke zet, waarna wit een geweldige aanvals-
stelling verkrijgt. Juist was 8. De7, dreigende
zoowel 9. .., e5 als 9. .., cd4: gevolgd door La3.
9. Pf3—e5, Dd8—c7; 10. f2—f4, c5Xd4. Ook deze en

44
zwart’s volgende zet is minder goed. 11. e3xd4, Pc6
—b4; 12. Ld3—b5. Deze mogelijkheid om Ld3 aan
ruil te onttrekken, heeft zwart oogenschijnlijk over
het hoofd gezien. 12. . .,Te8—e7; 13. c2—c3, Pb4—c6;
14. Ddl—f3, Lc8—d7; 15. Lb5—d3, Ld7—e8; 16. Df3
—h3, g7—g6; 17. Dh3—h4, Pf6—d7; 18. c3—c4!. Be­
slissend. Het is duidelijk, dat zwart op c4 niet ruilen
mag, omdat daardoor wit in de gelegenheid zou ko­
men, de diagonaal al—h8 te openen. Niet ruilen is
echter evenmin bevredigend. 18. .., Pd7—f8?. Be­
spoedigt het verlies. 19. Pe5Xc6l, Dc7Xc6; 20. c4—c5.
Verovert een stuk. 20. .., Ld6Xc5; 21. Tal—cl, Pf8
—d7; 22. d4Xc5.
Zwart geeft het op.

Partij No. 31. Zwart: Mr. G. S. FONTEIN.


Scheveningsche bekerwedstrijd 1922.
Oud-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, d7—d6; 3. Pbl—c3,
Pb8—d7; 4. e2—e4, e7—e5; 5. Pgl—e2, Lf8—e7; 6.
g2—g3, 0—0; 7. Lfl—g2, Tf8—e8; 8. 0—0, Le7—f8;
9. b2—b3, g7—g6; 10. Lel—b2, Lf8—g7; 11. Ddl—c2,
e5Xd4. Tengevolge van de gekozen opening sukkelt
zwart aan gebrek in bewegingsvrijheid. Nu hij ook
nog het centrum opgeeft, wordt het nadeel i.q. nog
veel ernstiger. In aanmerking kwam 11. .., c6. Na
den tekstzet verkrijgt wit met eenige krachtige zet­
ten beslissend overwicht. 12.Pe2Xd4, Pd7—c5; 13.
Tal—dl, Lc8—d7; 14. b3—b4, Pc5—e6; 15. Pd4—b3,
Dd8—c8; 16. Tfl—el, Ta8—b8; 17. f2—f4, b7—b6;
18. Pc3—d5, Pf6Xd5; 19. c4Xd5, Pe6—d8; 20. Lb2X
g7, Kg8Xg7; 21. Tdl—cl, Tb8—b7; 22. Lg2—fl!. Ver­
overt óf de kwaliteit, óf pion c7. In beide gevallen
is het uit. 22. ..,Te8—e7; 23. Lfl—a6, Ld7—e8; 24.

45
Pb3—d4, Dc8—a8; 25. Dc2—c3, Kg7—g8; 26. Pd4—!5!.
Een aardig slot. Zie 26. gf5:; 27. ef5:, Telf; 28.
Tel:, La4; 29. b5 of 28. .Ld7; 29. Df6 met de drei­
ging 30. Dg5j" benevens 31. f6. Daar wit de kwaliteit
nog niet genomen heeft, kan de zwarte Dame niet
naar den koningsvleugel komen.
Zwart geeft het op.

Partij No. 32. Wit: Dr. TARRASCH.


Tournooi te Pistyan, April 1922.
Koningsindische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, d7—d6; 3. Pgl—f3,
Pb8—d7; 4. Pbl—c3, e7—e5; 5. e2—e4, g7—g6; 6.
Lel—e3. Minder sterk. De voorkeur verdient 6. Le2.
6. .., Lf8—g7; 7. d4Xe5, Wit hoopt langs de d-lijn
in het voordeel te komen. 7. .., d6X®5; 8. h2—h3,
c7—c6; 9. Ddl—d2, Dd8—e7; 10. 0—0—0, 0—0; 11.
Dd2—d6, De7Xd6; 12. TdlXdó, Tf8—e8; 13. Le3—
g5, Lg7—f8!. Een pijnlijke verrassing voor wit. Op
14. Tf6:? zou 14. .., Kg7! volgen met verovering van
de kwaliteit. Zeer origineel!. 14. Td6—d2, Kg8—g7;
15. Lfl—d3, Lf8—b4; 16. Kcl—c2, Pd7—c5. Zwart
heeft het initiatief. Euwe, die toen reeds een groot
expert was van Koningsindisch, heeft de opening
beter behandeld dan zijn tegenstander. 17. a2—a3,
Lb4Xc3; 18. Lg5Xf6f, Kg7Xf6; 19. Kc2Xc3, Te8-
d8. Dreigt 20. .., Td3f!. 20. Ld3—c2, Td8Xd2; 21.
Pf3Xd2, Pc5—e6. Dreigt 22. .., Pf4; 23. Tgl?, Pe2f.
22. g2—g3, a7—a5; 23. Pd2—f3, c6—c5. Vergelijk de
aanteekening bij 7. de5:. Niet wit, maar zwart heeft
kansen op de d-lijn. Zijn paard komt naar d4. 24.
Lc2—a4. Wit had de manoeuvre Pf3—d2—fl—e3—d5
moeten probeeren. 24. .., Ta8—a6; 25. Thl dl, Pe6
—d4!; 26. Pf3Xd4. Iets beter was 26. Pgl. Doch zwart

46
staat reeds overwegend. 26. .., e5Xd4f; 27. Kc3—d3,
Lc8Xh3; 28. La4—b6. Noodzakelijk. Op 28. Thl volgt
28. .., Lg2; 29. Th7:, Lflf en Lc4:. 28. Ta6—d6;
29. Tdi—hl, Lh3—g2; 30. ThlXh7, Td6—e6!. Op deze
wijze komt zwart toch een pion voor te staan en dit
beslist. 31. Th7—h4, g6-g5; 32. Th4—hóf, Kf6—e5;
33. f2—Ï4f, g5Xf4; 34. Th6—h5f, Ke5—d6; 35. g3X
f4, Lg2Xe4f; 36. Kd3—d2, Te6—g6; 37. Th5—h2, Tg6
—g2f; 38. Th2Xg2, Le4Xg2; 39. Kd2—e2, Lg2—c6I.
Wit geeft het op.
Een uitstekende positiepartij.

Partij No. 33. Wit: G. MARCO.


Tournooi te Pistyan, April 1922.
Spaansche partij.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Lfl—b5,
a7—a6; 4. Lb5Xc6, d7Xc6; 5. d2—d4, e5Xd4; 6. Ddl
Xd4, Dd8Xd4; 7. Pf3Xd4, Lc8—d7; 8. Lel—e3,
0—0—0; 9. Pbl—d2, g7—g6; 10. 0—0—0, Lf8—g7;
11. Pd4—e2, Pg8—e7; 12. Le3—d4, f7—f6; 13. c2—c4,
Th8—e8; 14. f2—f3?. Juist was 14. Thdl. 14. .., Pe7
—f5!. Daarmee verkrijgt zwart een sterk initiatief.
15. Thl—el. De keuze was moeilijk. Op 15. ef5:, Te2:
mag wit zich niet inlaten, doch 15. Lc3, Pe3 of 15.
Lf2, Lh6 is evenmin bevredigend voor wit. 15. ..,
Pf5Xd4; 16. Pe2Xd4, Lg7—h6; 17. g2—g3. Nood­
zakelijk was 17. P4b3.17. .., Ld7—g4!. Daarmee komt
zwart in beslissend voordeel. 18. Pd4Xc6. Op een
andere terugtocht van Pd4 volgt 18. .., Lf3:. Na 18.
fg4:, Td4: gaat c4 of e4 verloren. 18. .., Td8Xd2!.
Met deze afwikkeling maakt zwart een pion buit,
waarna de winst slechts maar een kwestie van tech­
niek is. 19. TdiXd2, Lg4Xf3; 20. Pc6—b4, Te8—d8;
Een andere winstvoortzetting was 20. .., Te4:. 21.

47
Pb4—d5, Lh6Xd2f; 22. KclXd2, c7—c6; 23. Kd2—e3,
c6Xd5; 24. Ke3Xf3, d5Xc4; 25. e4—e5, f6Xe5; 26.
TelXe5, b7—b5; 27. a2—a4, Td8—d3f; 28. Kf3—f4,
Td3—b3; 29. a4Xb5, a6Xb5; 30. Te5—e2, Kc8—c7;
31. Kf4—g5, Tb3—d3; 32. Kg5—h6, Td3—d7; 33. Te2
—e6, Td7—d2; 34. h2—h4, Td2Xb2; 35. Kh6Xh7,
c4—c3; 36. Te6—e3, b5—b4; 37. Te3—e4, c3—c2; 38.
Te4—c4f, Kc7—d6; 39. Kh7Xg6, b4—b3; 40. h4—h5,
Tb2—bl. Wit geeft het op.

Partij No. 34. Zwart: E. POST.


Match Duitschland—Nederland, Berlijn, Juni 1922.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. Pgi—f3, Pg8—f6; 3. c2-c4,
e7—e6; 4. Pbl—c3, c7—c5; 5. c4Xd5, e6Xd5. De voor­
keur verdient 5. .., Pd5:. 6. g2—g3, Pb8—c6; 7. Lfl
—g2, Lc8—e6. Iets beter is 7. .., Le7 en 8. .., 0—0.
8.0—0, Lf8—e7; 9. d4Xc5, Le7Xc5; 10. Pc3—a4, Lc5
—e7; 11. Lel—e3, b7—b6; 12. Pf3—d4, Pc6Xd4; 13.
Le3Xd4, 0—0; 14. Pa4—c3. De opening heeft wit een
klein, maar duidelijk voordeel opgeleverd: den ge-
isoleerden en geblokkeerden pion d5.14 ..Dd8—d7;
15. Ddl—bB, Pf6—e4. Om niet voortdurend met Lf6:
benevens slaan op d5 rekening te moeten houden. Na
den volgenden ruil verandert de verzwakking van de
zwarte pionnenstelling, maar ze verdwijnt niet. 16.
Pc3Xe4, d5Xe4; 17. Db3—e3, Ta8—d8. Ook f5 heeft
bezwaren met het oog op een spoedig volgend f3. 18.
Tal—dl. Dreigt 19. Lg7:, Ddl:; 20. Lf8:. 18. Dd7
—a4; 19. De3Xe4. De centrumpion is belangrijker.
19. Da4Xa2; 20. Tdl—al, Da2—c4; 21. e2—e3,
Td8—d7; 22. Tfl—cl, Dc4—b5; 23. Tel—c6!.
Dreigt 24. Te6:, terwijl 23. .., Ld5 faalt op 24. Dg4.
23. .., Db5—f5; 24. De4Xf5, Le6Xf5; 25. Tc6—c4!.

48
Een verrassende beslissing. Er dreigt 26. Tca4 en
daartegen heeft zwart geen parade. 25. ..,Tf8—d8;
26. Tc4—a4, a7—a5; 27. Ld4Xb6, Td7—dlf; 28. Lg2
—fl!, TdlXal; 29. Ta4Xal, Td8—b8; 30. Lb6—c7I.
Opnieuw een verrassende, sterke zet. Men zou 30.
Ld4 verwachten. De gekozen voortzetting is beter.
Op 30. .., Tb2: zou 31. Ta5: volgen met de dubbele
dreiging 32. Tf5: en 32. Ta8f benevens 33. Ld6.
30. ... Tb8—b7; 31. TalXaö, Tb7Xc7; 32. Ta5Xf5.
Met twee pionnen vóór staat wit gewonnen, ondanks
de aanwezigheid der loopers van ongelijke kleur.
Dergelijke eindspelen zijn bovendien een speciali­
teit van Euwe. 32. ..,g7—g6; 33. Tf5—b5, Tc7—c2;
34.Tb5—b7, Le7—f6; 35. b2—b3, Kg8—f8; 36. Lfl—
c4, Lf6—e7; 37. Kgl—g2, h7—h5; 38. h2—h3, Tc2—
b2; 39. Tb7—c7, Tb2—c2; 40. Kg2—f3, Tc2—b2; 41.
Lc4—d5, Tc2—d2; 42. e3—e4, h5—h4; 43. g3Xh4,
Td2—d3f; 44. Kf3—g2, Td3—d2; 45. Ld5—c4, Td2—
c2; 46. Tc7—b7, Tc2—c3; 47. f2—f3, Tc3—c2f; 48.
Kg2—g3, Le7—dóf; 49. f3—f4, Tc2—c3f; 50. Kg3—g4,
Ld6-e7; 51. f4—f5, g6Xf5f; 52. e4Xf5, f7—f6; 53.
h4—h5. Zwart geeft het op.

Partij No. 35. Wit: E. SNOSKO-BOROWSKY.


Tournooi te Londen, Augustus 1922, 7e ronde.
Siciliaansche verdediging.
1. e2—e4, c7—c5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. d2—d4,
c5Xd4; 4. Pf3Xd4, Pg8—f6; 5. Pbl—c3, d7—d6;
6. Lfl—e2, e7—e6; 7. 0—0, Lf8—e7; 8. Kgl—hl, 0—0;
9. Lel—e3, Lc8—d7; 10. f2—f4, Dd8—c7; 11. Le2-
f3, Ta8—c8; 12. Pd4—b5?, Dc7—b8; 13. e4—e5?, d6
Xe5; 14. f4Xe5, Db8Xe5; 15. Tfl—el, De5—b8;
16. Ddl—d2, Tf8—d8; 17. Le3—f4, e6—e5; 18.
Lf4—g3, a7—a6; 19. Pb5—a3, Ld7—g4; 20. Dd2

49
—e3, Lg4Xf3; 21. g2Xf3, Le7Xa3; 22. b2Xa3.
Wit heeft in de opening twee zwakke zetten ge­
maakt, waarvan zwart op energieke wijze partij
trok. Met een pion meer en bovendien een reeks
ran positioneele voordeelen staat zwart gewonnen.
In het vervolg maakt Euwe echter twee zenuw­
achtige zetten, welke hem de kwaliteit en de partij
kosten. Wij brengen deze partij omdat ze karakteris­
tiek is voor Euwe: moeilijke problemen schitte­
rend oplossen en daarna falen voor een relatief
gemakkelijke taak, dat heeft hem herhaaldelijk
schade gedaan. 22. .., Db8—dó; 23. Lg3—h4, Td8
—e8?. Juist was 23. .., Pd4. 24. Tel—gl. Thans moet
zwart met de mogelijkheid Tg7:f! rekening houden.
24. .., Pcó—e7?. Deze tweede fout kost de partij.
Volgens Capablanca had zwart met 24. .., Ph5; 25.
Pe4, De6; 26. Dg5, f5! voldoende voordeel kunnen
behouden. 25. Tal—dl, Ddó—có; 26. Lh4Xfó, Dcó
Xfó; 27. Pc3—e4, Dfó—có; 28. Pe4—dó, Pe7—gó;
29Pd6Xe8, Dc6Xe8; 30. De3—bó, De8—e7; 31. Tdl
—d2, h7—hó; 32. Tgl—dl, Kg8—h7; 33. Td2—d7,
De7—h4; 34. Dbó—b3, Pgó—e7; 35. Tdl—gl, Dh4
f6; 36. Db3Xb7, Tc8—có; 37. Db7—b3, e5—e4; 38.
Db3—e3, Tcó—eó; 39. f3Xe4, Dfó—h4; 40. e4—e5,
Dh4—h5; 41. De3—e4f, g7—gó; 42. De4—f4, Kh7—
g7; 43. Tgl—fl, Pe7—f5; 44. Tfl—el, Dh5—h3; 45.
Td7—d3, Dh3—h5; 46. c2—c4, Teó—e7; 47. c4—c5,
Te7—b7; 48. e5—eó, Pf5—h4; 49. eó—e7, Dh5—e2;
50. Df4—d4f!. Zwart geeft het op.

Partij No. 36. Wit: H. E. ATKINS.


Tournooi te Londen, Augustus 1922, 10e ronde.
Koningsindisch.
1. d2—d4, Pg8—fó; 2. Pgl—f3, g7—gó; 3. e2—e3,

50
Lf8—g7; 4. b2—b3, d7—d6; 5. Lel—b2, 0—0; 6. Lfi
—d3, Pb8—d7; 7. 0—0, e7—e5!. Om 8. de5: met 8. .
Pg4 te beantwoorden. Zwart staat reeds beter. De
witspeler heeft de opening niet sterk behandeld. 8.
Ld3—e2, Tf8—e8; 9. c2—c4, e5—e4; 10. Pf3—d2, c7
—c6; 11. Pbl—c3, a7—a6. Na 11. .d5; 12. cd5:, cd5:;
13. Pb5 zou zwart in moeilijkheden komen. 12. Ddl
—c2, dó—d5; 13. Tal—cl, Lg7—f8. Moderne strate­
gie. Het gaat er niet om, alle stukken zoo vlug moge­
lijk te ontwikkelen, maar zoo goed mogelijk. Al­
vorens Pf8 te spelen brengt zwart zijn koningslooper
naar d6, waar dit stuk veel beter werkt dan op g7.
14. Pc3—bl, Lf8—dó; 15. Lb2—a3, Ldó—b8!; 16. c4X
do, c6Xd5; 17. Tfl—el, Pd7—f8; 18. Pd2—fl, Pfó—g4.
Een eenigszins riskante combinatie, want wit kan
nu 3 lichte stukken krijgen voor D en pion: 19. Dc8:,
Lh2:f; 20. Ph2:, Tc8:; 21. Pg4:. Wit had zich op
afwikkeling moeten inlaten. 19. Pbl—c3, Dd8—g5;
20. Pc3—dl, h7—h5; 21. La3—b4, Dg5—h4I; 22. Le2
Xg4. Wit is op zijn hoede. Na 22. h3, Ph6 zou het
beslissende offer Lh3: niet te verhinderen zijn. 22.
.., Lc8Xg4; 23. Pdl—c3, Dh4—g5; 24. Kgl—hl, h5
—h4; 25. Pfl—d2, Dg5—f5; 26. Khl—gl. Beide spelers
zien den sterken zet 26. f3 over het hoofd. 26. .., Df5
—g5; 27. Kgl—hl, h4—h3; 28. g2—g3, Dg5—f5; 29.
f2—f4, Lb8—a7. Deze looper staat zeer sterk met het
oog op allerlei offercombinaties op d4. 30. Pc3—dl.
Bespoedigt het verlies omdat zwart de beschikking
over de c-lijn krijgt. 30. .., Ta8—c8; 31. Dc2—b2,
Tc8Xcl; 32. Db2Xcl, Te8—c8; 33. Del—bl, Pf8—eó;
34. Dbl—b2, Pe6Xd4!. Een aardig offer dat gefor­
ceerd tot winst leidt. 35. e3Xd4, Lg4Xdl; 36. TelX
dl, e4—e3; 37. Pd2—f3, Tc8—c2; 38. Db2—bl, e3—e2;
39. Tdl—d2, Df5—e4. Wit geeft het op.

51
V

Partij No. 37. Zwart: H. WEENINK.

Vierkamp V.A.S., Januari 1923.

Hollandsche verdediging.

1. d2—d4, 17—15; 2. e2—e4, d7—d6. Verschillende


theoretici, in het bijzonder Dr. Krause en Dr. Balogh,
hebben deze weigering van het Stauntongambiet
grondig onderzocht en kwamen tot geen slechte
resultaten voor zwart. Balogh tracht zelfs deze
stelling te bereiken na 1. e4, nl. 1. .., d6; 2. d4, f5.
Desondanks heeft de tekstzet in de practijk geen
aanhangers gevonden. 3. e4Xf5j Lc8Xf5; 4. Ddl—f8,
Dd8—c8; 5. Lfl—dB!, Lf5Xd3; 6. D!3Xd3. Wit staat
beter. Door den looperruil is e6 met de aangrenzen­
de witte velden eenigszins zwak geworden. Er
dreigt eventueel d4—d5. Zwart kan niet goed
e5 spelen omdat daarna zijn e-pion zwak wordt. 6.
.., Pb8—c6; 7. Pgl—f3, e7—e6. Op deze wijze wordt
de zwakte der witte centrumvelden opgeheven.
Zwart blijft nu echter sukkelen met een gebrek aan
bewegingsvrijheid. 8. 0—0, Dc8—d7; 9. c2—c4,
0—0—0; 10. Tfl—el, Pg8—f6; 11. Lel—d2. Wit leidt
nu op zeer krachtige wijze een koningsaanval in. 11.
Td8—e8; 12. Pbl—a3I, Lf8—e7; 13. b2—b4J, Th8
—f8; 14. b4—b5, Pc6—d8; 15. Pa3—c2, Pf6—h5; 16.
a2—a4, g7—g5; 17. a4—a5, g5—g4; 18. Pf3—g5, d6—
d5; 19. b5—b6!, c7Xb6; 20. a5Xb6, a7—a6; 21. c4—c5,
Le7Xg5; 22. Ld2Xg5, Pd8—c6; 23. Tel—bl, Dd7—g7;
24. Lg5—e3, Kc8—d7; 25. Pc2—b4I, Pc6Xb4; 26.
TblXb4, Tc8—e8. Zwart heeft zich onder moei­
lijke omstandigheden zeer goed verdedigd. De
moeite was echter vergeefs 27. TalX»6!. De
bom ontploft. Een offer op a6 hing al lang in

52
de lucht. 27. .., b7Xa6; 28. b6—b7, Tc8—b8; 29. Db3
Xa6, Dg7—e7; 30. Le3—g5!, De7Xg5. Op 30. .., Pf6
volgt 31. Lf4. 31. Da6—dóf» Kd7—e8; 32. DdóXb8f,
Ke8—f7; 33. Db8Xf8f, Kf7Xf8; 34. b7—b8Df. Zwart
geeft het op.

Partij No. 38. Wit: Dr. S. TARRASCH.


Vierkamp V.A.S., Januari 1923.

Koningsindische verdediging.

1. d2—d4, Pg8—f6; 2. Pgl—f3, g7—g6; 3. c2—c4,


Lf8—g7; 4. Pbl—c3, 0—0; 5. e2—e4, d7—dó; 6. Lfl
—d3. Deze looper staat beter op e2. 6. e7—e5!.
Om na 7. de5:, de5:; 8. Pe5: met 8. .Pe4:; 9. Pf7:?,
Pc3: voort te zetten. 7. d4—d5, a7—a5; 8. h2—h3;
Pb8—aó; 9. Lel—e3, h7—hó. Zorgvuldig gespeeld. Er
dreigde Dd2 benevens Lg5 waarna h6 niet meer
mogelijk is en Lg5 zeer sterk staat. Met deze manoeu­
vre won Tarrasch in Triest 1923 een mooie partij
tegen Yates. 10. Ddl—d2, Kg8—h7; 11. g2—g4, Pfó
—g8. Anders zou 12. g5 volgen en wit krijgt op den
koningsvleugel een open torenlijn. 12. 0—0—0, b7—
bó; 13. g4—g5. Wit moet trachten een koningsaanval
te verkrijgen, doch dit gaat zeer moeilijk en zeker
niet zonder ’t een of ander offer. De tekstzet, waarna
h5 gedwongen is, dient ter voorbereiding van een
offer op h5. Het idee is kansrijk, doch met de uit­
voering daarvan faalt de witspeler. 13. .., hó—h5;
14. Pc3—e2?. Dit is verkeerd. Juist was 14. Ph4 met
de dreiging Ld3—e2Xh5 benevens De2. 14. .., Paó—
c5; 15. Pe2—g3, Pc5Xd3f; 16. Dd2Xd3, Pg8—e7; 17.
Dd3—e2, Dd8—e8; 18. Kcl—bl. Op 18. Ph4 met de
dreiging 19. Ph5: volgt 18. .., f5 of ook 18. .., Th8.
Wit krijgt geen gelegenheid meer om op h5 te of-

53
teren. 18. .., Lc8—a6; 19. Tdl—cl, De8—d7; 20. PI3
—el, b6—b5!; 21. c4—c5. Het offer op h5 biedt nu
sjeen kansen omdat zwart reeds een sterk tegenspel
verkregen heeft. 21. .., Tf8—h8; 22. Pgl—f3, d6Xc5;
23. TclXcö, c7—c6!; 24. Thl—dl. Als wit op c6 slaat,
komt het vijandelijke paard naar d4. 24. .., c6Xd5;
25. e4Xd5, Ta8—c8; 26. Tc5Xc8, Th8Xc8; 27. Le3—
b6, Pe7Xd5. Nauwkeurig berekend. Er volgen nu
prachtige complicaties, waarbij zwart echter in ieder
geval beslissend voordeel verkrijgt. 28. Pg3—e4. Op
28. La5: kan volgen 28. .., b4; 29. Dd2, Dc6 met de
dreiging Pf4 en Ld3f. 28. .., Dd7—b7I; 29. Pe4—d6.
Wit hoopt de kwaliteit te winnen: 29. Db6:; 30.
Pc8:, Lc8:; 31. Td5:. 29. .., b5—b4!. Een fraaie pa­
rade. De witte dame moet spelen omdat 30. Pb7: faalt
op 30. .., Le2:; 31. Td5:, Lf3:; 32. Td7, Le4f en mat.
30. De2—d2, Pd5—c3f!; 31. b2Xc3, Db7Xf3.

Nu kan wit weliswaar de kwaliteit nemen, doch


de partij is voor hem verloren, b.v. 32. Pc8:, bc3:; 33.
Dd5, De2 of 33. Dc2, Lc8: met de dreiging Lf5. 32.

54
c3Xb4, Tc8—c6; 33. Lb6Xa5, La6—e2. Nu mag Tdl
niet spelen wegens 34. .., Ld3f. 34. b4—b5, Tc6Xd6.
Wit geeft het op. Een voortreffelijke prestatie.

Partij No. 39. Zwart: F. D. YATES.


Teamwedstrijd Amsterdam—Hastings, 23 Mei 1923.
Max-Lange-aanval.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Lfl—c4,
Pg8—f6; 4. d2—d4, e5Xd4; 5. 0—0, Lf8—c5; 6. e4—e5,
d7—<15; 7. e5Xf6, d5Xc4; 8. f6Xg7. Dit, in combinatie
met wit’s volgenden zet, is volgens Euwe de sterkste
voortzetting. Gewoonlijk speelt men 8. Telf, Le6;
9. Pg5, Dd5; 10. Pc3 enz. 8. .., Th8—g8; 9. Lel—g5,
Lc5—e7; 10. Lg5Xe7, Ke8Xe7; 11. Tfl—elf, Lc8—
e6; 12. Tel—e4, Tg8Xg7. Beter 12. Dd5. Zwart
had moeten trachten pion d4 te handhaven. 13. Pf3
Xd4, Pc6Xd4; 14. Te4Xd4. Wit staat overwegend.
14. Dd8—g8; 15. g2—g3, Ta8—d8; 16. Pbl—c3,
c7—c6. Op 16. Tg4 volgt 17. Pd5f. 17. Ddl—d2,
Tg7—g4; 18. Pc3—e4, Td8—d5; 19. Dd2—b4f. Zoo­
doende verovert wit de kwaliteit. 19. .., Ke7—d8;
20. Td4Xd5f, c6Xd5; 21. Pe4—f6, Dg8—g5; 22. Pf6
Xg4; Dg5Xg4; 23. Db4Xb7. De partij is nu zonder
meer gewonnen voor wit. 23. .., Dg4—e4; 24. Db7—
b8f, Kd8—e7; 25. Db8Xa7f, Ke7—f8; 26. c2—c3,
De4—e2; 27. Da7—e3;, De2Xb2; 28. De3—cl, Db2—
e2; 29. Tal—bl, De2—h5; 30. Del—f4, Kf8—g7; 31.
a2—a4, Dh5—g6; 32. Tbl—b8, Le6—f5; 33. Df4—e5f,
Kg7—h6; 34. a4—a5, d5—d4; 35. De5—f4f. Zwart
geeft het op.

55
Partij No. 40. Zwart: A. RUBINSTEIN.
Tournooi te Mahrisch-Ostrau, Juli 1923.
Damepionspel.
1. Pgl—fB, d7—d5; 2. d2—d4, Pg8—f6; 3. e2—e3,
e7—e6. De voorkeur verdient 3. .., Lf5. 4. Lfl—d3,
c7—c5; 5. b2—b3, Pb8—c6; 6. 0—0, Lf8—d6; 7. Lel—
b2, 0—0; 8. a2—a3, b7—b6. Zeer in aanmerking komt
8. .., De7; 9. Pe5, Pd7. 9. Pf3—e5, Lc8—b7; 10. Pbl—
d2, Dd8—e7; 11. f2—f4, Tf8—d8; 12. Tfl—f3, Pf6—
e4!; 13. Tf3—h3, f7—f5; 14. Ld3Xe4, d5Xe4; 15. Ddl
—h5, Ld6Xe5!. Belangwekkend gespeeld. Op 15. ..,
g6? zou 16. Pg6: volgen. Ook .., h6 is zeer bedenke­
lijk omdat wit de diagonaal van Lb2 openen kan.
16. Dh5Xh7f, Kg8—f7; 17. f4—e5, Td8—h8; 18. Dh7
Xh8, Ta8Xh8; 19. Th3Xb8. Met 2 T + pion voor de
D heeft wit materieel voordeel. De torens zijn echter
niet verbonden en dit maakt de zaak moeilijk voor
wit. 19. .., Lb7—a6!. Tegen Pc4 gericht. 20. Pd2—fl,
De7—d7?. Juist was 20. .., Lfl: gevolgd door 21. ..,
Dg5. 21. Tal—dl!. Deze fraaie voortzetting had zwart
oogenschijnlijk niet verwacht. Hij rekende slechts
op 21. c3, waarop 21. .., Ld3 ten gunste van zwart
zou volgen. 21. .., Pc6Xe5; 22. d4—d5!, Pe5—g4; 23.
d5Xe6f, Dd7Xe6; 24. Th8—d8. Thans zijn de torens
verbonden en wit verkrijgt beslissenden aanval. Er
volgen nog scherpe wendingen. 24. .., La6—b5; 25.
c2—c4, Lb5—e8; 26. Tdl—d5, f5—f4!; 27. h2—h3, f4
Xe3; 28. Pfl—g3!, e3—e2; 29. Pg3Xe2, Pg4r-e3; 30.
Td5—g5, g7—g6; 31. Pe2—f4!, De6—e7; 32. Tg5Xg6!.
Toren d8 mag wegens mat in twee zetten niet ge­
nomen worden. 32. .., Pe3-f5; 33. Tg6—f6f, Kf7-
g8; 34. Td8Xe8f, De7Xe8; 35. Tf6Xf5, e4—e3; 3b.
Tf5—g5f, Kg8—h7. Verliest onmiddellijk. Na 36. ..,
Kf8, waarop 37. Pg6f benevens 38. Ph8 volgt, zou het

56
eenige zetten langer geduurd hebben. 37. Tg5—h5f.
Zwart geeft het op.

Partij No. 41. Wit: H. WOLF.


Tournooi te Mahrisch-Ostrau, Juli 1923.
Siciliaansche verdediging.
1. e2—e4, c7—c5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. d2—d4, c5Xd4; 5. Pf3Xd4, d7—d6; 6.
Lfl—e2, e7—e6; 7. Lel—e3, Lf8—e7; 8. Ddl—d2,
0—0; 9. 0—0, a7—a6; 10. f2—f3. Deze zet is niet aan
te bevelen. Alleen in combinatie met de pionnen­
formatie c4 en e4 is f3 goed. I.p.v. den tekstzet was
10. Pb3 aangewezen. 10. .., Dd8—c7; 11. Tfl—dl.
Hierheen had de dametoren moeten komen. 11. ..,
b7—b5; 12. Le2—fl, Lc8—b7; 13. Tal—cl, Pc6—a5;
14. Dd2—f2, Pa5—c4. Nu staat zwart er het beste
voor. 15. LflXc4, Dc7Xc4; 16. Pd4—b3, Ta8—c8; 17.
Le3—b6. Belangwekkend gespeeld. Door de drei­
ging 18. Pa5 komt de zwarte dame in moeilijk­
heden. Toch was 17. Pa5 benevens Pb7: beter. 17.
.., Lb7—a8; 18. Pb3—a5, Dc4—b4; 19. Tel—bl, d6
—d5; 20. e4—e5, Pf6—d7; 21. Tdl—d4. Wit heeft zijn
doel bereikt, hij verovert de dame tegen toren en
looper. Desondanks blijft zwart in het voordeel om­
dat hij een sterken aanval verkrijgt. Wit verdedigt
zich taai, maar hij slaagt er toch niet in de moei­
lijkheden te boven te komen. 21. .., Pd7Xb6; 22.
Td4Xb4, Le7Xb4; 23. Pa5—b3, Pb6—c4; 24. Df2—
d4, a6—a5!; 25. Pc3Xb5, a5—a4; 26. c2—c3, Lb4—e7;
27. Dd4—a7, a4Xb3; 28. Da7Xe7, b3Xa2; 29. Tbl—al,
Tc8—b8!. Beslissend. De zwarte toren dringt binnen
en wit kan de promotie van pion a2 slechts met wan­
hopige middelen beletten. 30. De7—d7, Pc4Xe5; 31.
Dd7—d6; Tb8Xb5; 32. Dd6Xe5, Tb5Xb2; 33. c3—c4.

57
jedwongen. Er dreigde Tblf. Op 33. Del beslist 33.
Tfb8. 33. Tb2—c2; 34. De5—c7. Op 34. cd5:
rolgt 34. .., Ld5: en zwart handhaaft pion a2. Speelt
vit 34. c5, zoo kan 34. .d4; 35. Dd4:, Tb8 volgen.
14. d5Xc4; 35. Dc7—a5. Aldus verovert wit den
i-pion, maar nu beslist de c-pion. 35. .., La8—d5;
16. Da5—a4, Tc2—b2; 37. TalXa2, Tb2Xa2; 38. Da4
Xa2, c4—c3; 39. Da2—a3, c3—c2; 40. Da3—c3, Ld5
—b3; 41. Kgl—f2, h7—h6; 42. Kf2—e2, Tf8—d8; 43.
Dc3—c7, Td8—dl; 44. Dc7—b8f, Kg8—h7; 45. Db8
Xb3, c2—clPf!. Wit geeft het op. Een fraaie partij.

58
DERDE PERIODE.
Bevestiging.
Dit hoofdstuk behandelt een tijdsbestek van onge­
veer drie jaar, t.w. van den zomer 1923 tot den zo­
mer 1926. Zooals reeds de titel aanduidt is dit
de periode, waar al de grondstellingen en theo­
rieën, de ideeën, opvattingen, wenschen en droomen
in „hem” rijpen en zich vereenigen tot een har­
monisch geheel. De periode waarin hij geen andere
leuze kende dan „vooruit maar!” gaat zachtjes voor­
bij en hij begint den ernst van het leven te beseffen.
Verschillende levensomstandigheden doen in dat
opzicht hun invloed gelden. In November 1923 legt
hij het doctoraalexamen af en in April 1926 volgt
de promotie tot doctor in de wis- en natuurkunde.
In Januari 1924 verhuist hij naar Winterswijk waar
hij een betrekking krijgt als leeraar. De stilte daar
doet hem goed. Hij kan bezadigd nadenken over
allerlei problemen en zuivere conclusies trek­
ken. Hij krijgt een goed overzicht van zijn geleverde
prestaties, hij voelt zijn kracht, herkent zijn fouten
en kan op grond daarvan gewaarschuwd en vol ver­
trouwen de toekomst tegemoet zien. Als een berg-
klimmer is hij, die halverwege stopt om even te ver­
ademen en een blik terug te werpen in het dal. Daar
beneden ligt de bedwongen wereld in den zonne­
glans, een verrukkelijk mooi gezicht. Zou het niet
goed zijn zich nu tevreden te stellen met het bereik­
te? Neen, men moet met zichzelf nooit tevreden zijn,
want dat beteekent tanen! Dus weer vooruit, voor­
uit naar den top. Doch de top is nog oneindig ver en
in nevelen gehuld.

59
Tot practisch spel had Euwe in dezen tijd maar
weinig gelegenheid. Het waren meestal kleine wed­
strijden, net voldoende om het zwaard niet te
laten roesten. Als hij in September 1924 weer in
een groote stad gaat wonen, te Rotterdam, wordt het
evenmin al te druk voor hem. Doch waar hij speelt,
speelt hij goed en succesvol. De Nederlandsche
spelers zijn al lang niet meer tegen hem opgewas­
sen en zich metende met dezen heeft hij dan ook
eenige moeite om niet tot lichtzinnigheid te vervallen.
Hieronder volgt de opsomming der eenigszins
belangrijke wedstrijden, waaraan Euwe in deze
periode deelnam.
De winterwedstrijden 1923/24 van de A.S.C. en
het Y.A.S. heeft hij beide gewonnen. Spannend was
het verloop van de Y.A.S.-wedstrijd: Davidson was
uitgespeeld en had met 12 punten uit 14 partijen de
leiding, terwijl Euwe slechts 4 partijen achter den
rug had, waarvan hij 1 i punt heeft afgegeven. Om
nog alleen eerste te kunnen worden, moest hij dus
de volgende tien partijen alle winnen, hetgeen hem
echter gelukte.
Tn den kerstwedstrijd te Hastings 1923/24 werd hij
eerste, gevolgd door Maróczy als tweede en Colle
en Yates, welke den derden en vierden prijs deel­
den. Colle was in dit tournooi de eenige die van
Euwe won. Dit was de aanleiding tot de eerste match
met Colle, die georganiseerd werd in April 1924 te
Zutphen. Euwe speelde onder minder gunstige om­
standigheden, tusschen zijn werk door, hij behaalde
echter evenwel met + 5 — 3 = 0 de overwinning.
Tusschen Hastings en de match met Colle ligt de
paaschwedstrijd te Weston-Supermare. Euwe werd
daar eerste, Thomas tweede en Snosko-Borowsky
derde.

60
In Juli 1924 volgt te Parijs de eerste landenwed-
strijd („Schaak-Olympiade” genoemd, hoewel dit
feitelijk geen Olympiade was). Euwe werd daar in
de voorgroep eerste, in de winnaars groep echter
moest hij met de vierde plaats genoegen nemen,
terwijl Mattisson eerste, Apschenieks tweede en
Colle derde werd.
In Augustus 1924 won Euwe het kampioenschap
van Nederland, tweede was Davidson. De uitslag van
dit tournooi werd bevestigd door de volgende
(eerste) match met Davidson (November—Decem­
ber 1924), welke door Euwe met + 5 — 1 = 3 over­
tuigend gewonnen werd.
Nu volgen de winterwedstrijden 1924/25 van de
A.S.C. en het Y.A.S., welke Euwe beide met 100 %
won, voorts de Scheveningsche bekerwedstrijd 1925
(S.S.S.-wedstrijd), waar Euwe de eerste plaats bezette.
De belangrijkste prestatie uit deze periode is de
dubbelrondige vierkamp te Wiesbaden met Paschen
1925. De concurrenten waren Samisch, Shories en
Spielmann. Euwe behaalde tegen elk van hun 1 h
punt en daarmee den eersten prijs. Op te merken valt,
dat Samisch toen een zeer gevaarlijk concurrent was,
hetgeen blijkt uit zijn schitterend succes in het on­
middellijk daarop volgende groote tournooi te
Baden-Baden.
In October 1925 volgt een vierkamp met Davidson,
Samisch en Weenink, ditmaal zegevierde echter
Davidson met 100 %, terwijl Euwe 2 punten boekte.
De winterwedstrijd 1925/26 van het V.A.S. wordt
weer een buit voor Euwe. Ter gelegenheid van den
steden-wedstrijd Rotterdam—Antwerpen, Januari-
1926, verslaat hij Colle met 2 : 0. Den paaschwedstrijd
te Weston-Supermare wint hij vóór Colle, doch in
den vlak daarna gehouden A.S.C.-vierkamp loopt

61!
bet minder goed voor hem: Colle 2h, Tartakower 2,
Euwe lh punt. Met het behalen van den kampioens­
titel van Nederland in den te Utrecht gehouden
wedstrijd sluit deze periode.

Partij No. 42. Zwart: H. v. HARTINGSVELT.


Zomerwedstrijd Y.A.S. 1923, 8 September.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pbl—c3.
Beter 3. Pf3. 3. .Pg8—f6. Sterker is 3. .., dc4:. Ook
het Winawer-gambiet, 3. .., e5, is geenszins weer­
legd. 4. e2—e3, e7—e6; 5. Pgl—f3, Lf8—b4. Hier staat
deze looper niet goed. De „Meraner”, Pbd7; 6. Ld3,
dc4;, was toen nog niet bekend. 6. Lfl—d3, Pb8—
d7; 7. 0—0, 0—0; 8. Ddl—b3, a7—a5; 9. Pc3—e2.
Dreigt 9. c5 gevolgd door a3. 9. .., Lb4—d6; 10. Db3
—c3. Tegen e6—e5 gericht. 10. .., Tf8—e8; 11. Pf3—
e5, Ld6Xe5; 12. d4Xe5, Pf6—g4, 13. f2—f4, Pd7—c5;
14. Ld3—c2, b7—b6; 15. b2—b3, Lc8—a6. Zwart heeft
de opening minder goed behandeld. Hij verdedigt
zich nu echter handig. 16. h2—h3, Pg4—h6; 17. g2
—g4. Om Pf5 te beletten. 17. .., Dd8—h4; 18. Kgl—
g2, f7—f5; 19. e5Xf6 e.p., Dh4Xf6; 20. Pe2—d4.
Met het oog op pion c4 mag wit niet de dames ruilen.
De partij wordt nu zeer ingewikkeld. 20. .., e6—e5;
21. g4—g5, e5Xd4; 22. e3Xd4, Te8—e2f; 23. Tfl—f2,
Te2Xf2f; 24. Kg2Xf2, Df6—e7; 25. d4Xc5, Ta8—e8.
Niet 25 .., Dc5:f wegens 26. Le3 en wit wint een
stuk. Na den tekstzet kan Ph6 echter niet genomen
worden wegens 26. .., Dh4f enz. 26. Lel—b2,
b6Xc5; 27. Tal—el!. Nog steeds zou 27. gh6:
niet goed zijn wegens 27. .Dh4f b.v. 28. Kgl,
d4; 29. Dd3, Dh6:; 30. Tfl, Te3 en zwart’s aanval is
buitengewoon gevaarlijk. 27. .., De7Xeif; 28. Dc3
Xel, Te8Xel; 29. Kf2Xel, Ph6—f7; 30. a2—a4!.

62
Verrassend en zeer sterk. Wit legt pion a5 vast om
dezen te veroveren in ruil voor pion c4. Het resultaat
is een verwijderde vrijpion, die de beslissing moet
brengen. 30. .., d5Xc4; 31. Lb2—c3I, c4Xb3; 32. Lc2
Xb3, c5—c4; 33. Lb3—c2, Pf7—d6; 34. Lc3Xa5, g7—
g6; 35. La5—b4, Pd6—15; 36. Lc2Xf5I. Uitstekend.
Ondanks de loopers van ongelijke kleur wint wit ge­
makkelijk omdat bij op eiken vleugel een vrijpion
verkrijgt. Het volgende eindspel is zeer instructief.
36. .., g6Xf5; 37. h3—h4!, Kg8—f7; 38. h4—h5I, Kf7
—e8; 39. Kei—d2, La6—c8; 40. Kd2—c3, Lc8—e6; 41.
Kc3—d4, Le6—f7; 42. g5—g6I, h7Xg6; 43. h5—h6,
Lf7—g8; 44. Kd4—e5, Lg8—h7. Of 44. .., Kf7; 45. a5'
resp. 44. .., Kd7; 45. Kf6 benevens Kg7. 45. Ke5—f6,
c6—c5; 46. Lb4—d2, Ke8—f8; 47. a4—a5, g6—g5; 48.
a5—a6. Zwart geeft het op.

Partij No. 43. Wit: G. KROONE.


Matchpartij 1923, 18 September.
Siciliaansche verdediging.
1. e2—e4, c7—c5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. d2—d4,
c5xd4; 4. Pf3Xd4, Pg8—f6; 5. Pbl—c3, d7—d6; 6.
Lfl—e2, e7—e6; 7. 0—0, Lf8—e7; 8. Lel—e3, 0—0;
9. Ddl—d2, a7—a6; 10. f2—f4, Dd8—c7; 11. Le2—f3.
Juist was 11. Pb3. Na den minder goeden tekstzet
komt het zwarte damepaard via a5 naar c4,
hetgeen zeer lastig is voor wit. 11. .., Pc6
—a5I; 12. Dd2—f2, Pa5—c4; 13. Le3—cl, e6—e5I;
14. f4Xe5. Als wit onmiddellijk Pb3 speelt, volgt 14.
.., ef4: met pionwinst. 14. .., d6Xe5; 15. Pd4—b3,
Lc8—e6; 16. Kgl—hl, Tf8—d8; 17. a2—a4, Le7—b4;
18. Pb3—a2, Lb4—f8; 19. Df2—g3, Kg8—h8; 20. Pa2
—c3, Ta8—c8; 21. Pc3—dl, Dc7—c6; 22. Lel—g5.
Eindelijk kan deze looper spelen omdat b2 gedekt

63
taat door Pdl. Er volgt echter een verrassing. 22.
., Pc4Xb2!. Dus toch! De met den tekstzet inge-
eide combinatie leidt snel tot winst. 23. PdlXb2,
Dc6Xc2; 24. Lf3—dl, Dc2Xb2; 25. TflXfó, Db2Xal!.
Wit geeft het op.

Partij No. 44. Zwart: R. J. LOMAN.


Bekerwedstrijd S.S.S. 1923, 4 October.
Réti-systeem.
1. Pgi—f3, d7—d5; 2. c2—c4, d5—d4; 3. b2—b4,
*7—g6. Deze variant is niet ongunstig voor zwart,
alleen moet vroeg c5 volgen. Wit wordt daardoor ge­
dwongen tot b5 of bXc. In beide gevallen heeft zwart
met de dekking van d4 geen moeilijkheden; in het
eene geval is d4 gedekt door c5, in het andere geval
kan Pc6 volgen. 4. Lel—b2, Lf8—g7; 5. Pbl a3, e7
_e5; 6. Pa3—c2, Lc8—g4. Een anti-positioneele zet.
7. e2—e3, Pg8—e7; 8. e3Xd4, e5Xd4; 9. h2—h3, Lg4
Xf3; 10. DdlXfB, c7—có; 11. h3—h4!, 0—0. Riskant.
12. h4—h5, Tf8—e8; 13. 0—0—0!. Een ongewone ro-
chade, notabene in deze opening. Wit verkrijgt een
onweerstaanbaren aanval. 13. .., a7—a5; 14. h5Xg6,
h7Xg6; 15. Df3—h3, a5Xb4; 16. Pc2Xd4!. Dreigt 17.
Dh7f, Kf8; 18. Pe6f en mat. 16. .., Lg7Xd4. Verliest
onmiddellijk. Zwart had 16. .., Pf5 moeten probee-
ren. 17. Dh3—h8f! en mat op den volgenden zet.
Een bekoorlijk partijtje.

Partij No. 45. Wit: A. SPEIJER.


Matchpartij 1923.
Indische partij.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. Pgl—f3, d7—d6; 3. b2—b3,
g7—g6; 4. Lel—b2, Lf8—g7; 5. Pbl—d2, 0-0; 6. e2

64
—e3, Pb8—d7; 7. Lfi—e2. Wit behandelt de opening
zeer bescheiden. 7. e7—e5; 8. d4Xe5, Pf6—g4; 9.
Pd2—c4, Pg4Xe5; 10. Pc4Xe5, Pd7X©5; 11. Pf3Xe5,
d6Xe5; 12. Lb2—a3. Aangewezen was 12. Dd8:, Td8:;
13. Tdl met ongeveer gelijk spel. 12. .., e5—e4!.
Fraai gespeeld. Zwart offert de kwaliteit om de
vijandelijke ontwikkeling te belemmeren. Er blijkt
spoedig dat Euwe dit offer uitstekend getaxeerd
heeft. 13. La3Xf8. Na 13. Dd8:, Td8:; 14. Tdl, Lc3f
staat zwart overwegend. 13. .., Lg7—c3f!; 14. Kei—
fl, Dd8Xf8; 15. h2—h4. Of 15. Tbl,Le6 benevens Td8
met ongeveer dezelfde consequenties als in de partij.
15. .., Lc8—e6. Dit is veel sterker dan Lal:. 16. h4
—h5, Ta8—d8; 17. Ddl—cl, Df8—c5; 18. Tal—bl,
Td8—d2. Dreigt onmiddellijk te winnen door 19. .
Te2:!; 20. Ke2:, Db5f; 21. Kdl, Lg4f. Wit heeft geen
voldoende verdediging meer. Op b.v. 19. Lc4 volgt
19. .., Lc4:f; 20. bc4:, Df5! en wint. 19. b3—b4, Dc5
—e5; 20. Tbl—b3, Le6Xb3; 21. a2Xb3, Lc3Xb4; 22.
h5Xg6, h7Xg6; 23. Thl—h4, De5—c3; 24. Th4Xe4.
Of 24. Ldl, Tf2:f!; 25. Kf2:, Del* resp. 25. Kgl, Tflf;
26. Kh2, Del enz. 24. .., Td2Xc2. Wit geeft het op.

Partij No. 46. Zwart: J. H. LOHR.


Winterwedstrijd A.S.C. 1923/24, 24 October.
Réti systeem.
1. Pgl—f3, Pg8—f6; 2. c2—c4, g7-g6; 3. g2-g3,
Lf8—g7; 4. Lfl—g2, c7—c6; 5. 0—0, d7—d5. Een goede
opstelling. 6. Pf3—e5. Deze variant leidt meestal tot
vervelende remisestellingen. Euwe brengt op belang­
wekkende wijze leven in de brouwerij. 6. .., Pb8—
d7; 7. f2—f4, h7—h5. Ook zwart speelt onder­
nemend. Hij wil de h-lijn openen. Wit had goed
gedaan dit met h3 te beletten. 8. c4Xd5, c6

65
Xd5; 9. Pbl—c3, e7—e6; 10. b2—b3, h5—h4; 11.
Lel—a3. Hierna ontstaan wilde complicaties; het is
moeilijk te taxeeren wie de beste kansen heeft. 11.
.., h4Xg3; 12. h2Xg3, Pd7Xe5; 13. f4Xe5, Pf6—g4;
14. e2—e3, Dd8—g5; 15. Tfl—f4, Pg4Xe5; 16. Pc3—
b5, Dg5Xg3; 17. Ddl—e2. Wit heeft twee pionnen in-
^eboet, maar hij beschikt over gevaarlijke dreigingen.
Minder goed dan de tekstzet was 17. Pc7f, Kd8; 18.
Pa8: wegens 18. .., Pd3. 17. .., g6—g5; 18. Pb5—dóf,
Ke8—d8; 19. Tf4Xf7!, Pe5—g4. Schijnbaar beslis­
send. Er dreigt Thlf en mat. 20. De2Xg4!. Een
fraai dameoffer. Wit verkrijgt twee lichte stuk­
ken en een zeer sterken aanval. 20. .., Dg3Xg4;
21. Tf7Xg7, Th8—f8; 22. Tal—cl!. Dreigt mat. Zwart
heeft geen voldoende parade. 22. .., Ta8—b8. Met
22. .., Tf5 kon zwart aan onmiddellijk mat ontko­
men, b.v. 23. Pc8:, Tc8:; 24. Tg8f, Kd7; 25. Tgc8:, e5
enz. 23. TclXc8f, Tb8Xc8; 24. Pd6Xb7f, Kd8—e8;
25. Tg7—e7 mat.

Partij No. 47. Wit: I. H. BLAKE.


Kerstwedstrijd te Hastings 1923/’24.
Siciliaansche verdediging.
1. e2—e4, c7—c5; 2. Pgl—f3, Pb8—có; 3. d2—d4,
c5Xd4; 4. Pf3Xd4, Pg8—fó; 5. Pbl—c3, d7—dó; 6.
Lfl—e2, e7—eó; 7. 0—0, Lf8—e7; 8. Lel—e3, 0—0;
9. Ddl—d2, a7—aó; 10. h2—h3, Dd8—c7; 11. f2—f4,
Pcó—a5!. Hiermee verkrijgt zwart het initiatief. Wit
moet in deze variant op tijd Pb3 en f4 spelen, ten­
einde de manoeuvre Pcó—a5—c4 of Pcó—e5—c4 te
beletten. 12. Dd2—d3. Wit had zich er nu op moeten
instellen, Pc4 met Lc4: te beantwoorden. 12. .., b7—
b5; 13. Le2—f3, Lc8—b7; 14. a2—a4. Maakt de zaak
erger. 14. .., b5—b4; 15. Pc3—e2, dó—d5!; 16. Pe2

66
g3, d5Xe4; 17. Pg3Xe4, Pf6—d5!; 18. g2—g3, Pd5X
e3; 19. Dd3Xe3, Pa5—c4; 20. De3—cl, Ta8—d8; 21.
c2—c3, Lb7Xe4; 22. Lf3Xe4, Le7—c5!. Met deze pen­
ning behaalt zwart materieel voordeel. 23. Tfl—dl,
Dc7—a7. Ook 23. .., Pb2: was zeer sterk, b.v. 24.
Db2:, bc3:; 25. Df2, e5; 26. fe5:, De5: enz. 24. Kgl—
g2, Lc5Xd4; 25. c3xd4, Td7Xd4; 26. Le4—d3, Tf8—
d8; 27. Ld3Xc4, Td4Xdl; 28. DciXdl, Td8Xdl; 29.
TalXdl, g7—g5!. Na 29. .., g6; 30. b3 zou wit kans
op remise behouden. De tekstzet bezorgt wit zwak­
ten in de pionnenstelling want op 30. b3 volgt 30.
.., gf4:. 30. f4Xg5, Da7—b7f; 31. Kg2—h2, b4—b3!.
De pointe van zwart’s 29en zet. Met het oog op
de zwakten a4, b2 en g5 verkrijgt de zwarte dame
groote activiteit, temeer omdat de witte stukken geen
steunpunten hebben. 32. h3—b4, Db7—b4; 33. Lc4X
a6; Db4Xa4; 34. La6—d3, Kg8—g7; 35. Kh2—h3, Da4
—d4; 36. Tdl—d2, e6—e5. Wit geeft het op.
Partij No. 48. Wit: H. E. PRICE.
Kerstwedstrijd te Hastings, 1923/24.
Koningsindische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, g7—g6; 3. Pbl—c3,
Lf8—g7; 4. e2—e4, d7—d6; 5. f2—f4, 0—0; 6. Pgl—
f3, Lc8—g4; 7. UI—e2, Pb8—d7; 8. 0—0, e7—e5; 9.
Lel—e3; e5Xf4; 10. Le3Xf4, Dd8—e7; 11. Ddl—c2,
Ta8—e8; 12. Le2—d3, c7—c6; 13. Tal—el. Beter was
13. Lg5. 13. .., Lg4Xf3; 14. TflXf3. Leidt snel tot be­
slissend nadeel. Aangewezen was 14. gf3: om zoo
noodig pion d4 met Le3 te dekken. 14. .., Pf6—g4!
15. Pc3—e2, f7—f5!. Daartegen heeft wit geen ver­
dediging meer. Op 16. ef5: volgt 16. .., Ld4:f enz.
16. Lf4—g3, f5Xe4; 17. Tf3Xf8f, Pd7xf8; 18. Pe2—
cl, Lg7Xd4f; 19. Kgl—hl, Pg4—e3; 20. Dc2—d2, e4
Xd3. Wit geeft het op.

67
Partij No. 49. Zwart: J. MIESES.
Kerstwedstrijd te Hastings 1923/24.
Budapester gambiet.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e5; 3. d4Xe5,
Pf6—g4; 4. e2—e4, h7—h5. Relatief beter is 4. .
Pc6. De tekstzet werd vroeger gaarne gespeeld. Hij
verzwakt echter den koningsvleugel. 5. Pbi—c3,
Lf8—c5; 6. Pgl—h3, Pb8—c6; 7. Pc3—d5, Pg4Xe5;
8. Lel—g5, f7—f6; 9. Lg5—e3, d7—d6; 10. Ph3—f4.
Wit heeft de opening zeer goed behandeld. In de Bu­
dapester partij is wit gewoonlijk in het voordeel
wanneer het hem gelukt een paard naar d5 te
brengen. Hier heeft wit voor d5 ook het tweede
paard in reserve. 10. .., Lc8—g4; 11. Lfl—e2. Hierna
zou 11. ... Le2:; 12. De2:, Le3: falen op 13. Pe6 enz.
11. .., Dd8—d7; 12. f2—f3, Lc5Xe8. Het eenige. 13.
Pd5Xe3, Lg4—e6; 14. Pf4Xe6, Dd7Xe6; 15. 0—0,0—0;
16. Pe3—d5. Zie de opmerking bij den lOen zet van
wit. 16. .., Ta8—c8; 17. Ddl—d2, f6—f5. Dit openen
van de stelling is gunstig voor wit. 18. e4Xf5, De6X
f5; 19. Tal—el, Tf8-e8; 20. f3—f4. Deze pion begint
nu een zegetocht. 20. .., Pe5—g6; 21. Le2 d3, Df5
f7; 22. Ld3Xg6, Df7Xg6; 23. f4—f5, Dg6—g4; 24.
f5—f6, Te8Xel; 25. Dd2Xel, Tc8—f8; 26. f6—f7f.

stelling na
26. f6—f7f.
Leidt snel tot winst, omdat zwart den pion niet
mag nemen. 26. .Kg8—h7; 27. Del—e8, Dg4—d4f;
28. Pd5—eBI, Pc6—e5; 29. De8Xf8, Dd4Xe3f; 30.
Kgi—hl, Pe5—g4; 31. Df8—g8f. Zwart geeft het op.

Partij No. 50. Wit: R. P. MICHELL.


Kerstwedstrijd te Hastings 1923/24.
Koningsindische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, g7—g6; 3. Pgl—f3,
Lf8—g7; 4. Pbl—c3, 0—0; 5. g2—g3. Scherper is 5.
e4. 5. .., d7—d5I. Het idee van de Grünfeld-variant:
1. d4, Pf6; 2. c4, g6; 3. Pc3, d5. 6. c4Xd5, Pf6Xd5; 7.
Lfl—g2, c7—c5; 8. 0—0, Pd5Xc3; 9. b2Xc3, Pb8—c6;
10. e2—e3, Dd8—a5; 11. Lel—d2, Lc8—d7; 12. Ddl
—b3. In aanmerking kwam 12. d5. 12. .b7—b6; 13.
Tal—cl, Ta8—c8; 14. c3—c4, Da5—a6; 15. d4Xc5.
Dit openen van de b-lijn brengt zwart in het voor­
deel. Juist was 15. d5. 15. .b6Xc5; 16. Ld2—c3, Tc8
—b8; 17. Db3—dl, Tf8—d8; 18. Lc3Xg7, Kg8Xg7;
19. Ddl—d5, Da6—a3; 20. Dd5—d2, Tb8—b2; 21. Dd2
—c3f, Da3Xc3; 22. TclXc3, Tb2Xa2. Met een pion
vóór en de beste stelling is de winst niet moeilijk
voor zwart. 23. Pf3—g5, Pc6—b4; 24. Pg5—e4, Td8
—c8; 25. Tc3—cl, Ld7—e6; 26. Pe4—g5, Le6—g4; 27.
f2—f3, Lg4—f5; 28. e3—e4, Lf5—d7; 29. Tel—al, Ta2
Xal; 30. TflXal, a7—a6; 31. f3—f4, Ld7—c6; 32. Tal
—a5, Tc8—d8!; 83. Lg2—f3, Td8—d3; 34. Lf3—e2,
Td3—d2; 35. Kgl—fl, Td2—a2; 36. Ta5Xa2, Pb4X
a2; 37. e4—e5, a6—a5; 38. Kfl—el, a5—a4; 39. Kei
—d2, a4—a3; 40. Le2—f3, Pa2—b4; 41. Kd2—c3, Lc6
—a4; 42. Lf3—e4, Pb4—a2f; 43. Ke3—d2, La4—b3;
44. Le4—bl, Lb3Xc4; 45. LblXa2, Lc4Xa2; 46. Pg5
—e4, La2—d5. Wit geeft het op.

69
Partij No. 51. Wit: E. SNOSKO-BOROWSKY.
Paaschwedstrijd te Weston Super Mare, 1924.
Siciliaansche verdediging.
1. e2—e4, c7—c5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. d2—d4,
c5Xd4; 4. Pf3Xd4, Pg8—f6; 5. Pbl—c3, d7—d6; 6.
Lfl—e2, e7—e6; 7. 0—0, Lf8—e7; 8. Lel—e3, 0—0;
9. Pd4—b3, a7—a6; 10. f2—f4. Wit had beter 10. a4
kunnen inscbakelen. 10. .., b7—b5; 11. Le2—f3, Lc8
—b7; 12. Pc3—e2. Deze vrijwillige terugtocht leidt
tot moeilijkheden. Het paard streeft naar g3, doch
zou daar veel sterker staan wanneer wit eerst g4
gespeeld had. In dat geval kon wit zoo noodig g5
spelen om den opmarsch d5, waarmee zwart het ini­
tiatief verkrijgt, te beletten. 12. .., Pc6—a5I; 13. Pb3
Xa5, Dd8Xa5; 14. Pe2—g3, Ta8—c8; 15. c2—c3, Tf8
—d8; 16. Ddl—b3. Juist was 16. Del. Na 16. .., d5;
17. e5 zou dan 17. .., Pe4 falen op 18. Le4, de4:; 19.
Ld4. 16. .., d6—d5I; 17. e4—e5, Pf6—e4I. Thans zou
de ruil op e4 gunstig zijn voor zwart, omdat pion e4
buiten gevaar is. 18. Pg3—e2, Le7—c5; 19. Le3Xc5,
Tc8Xc5; 20. Tal—dl, Tc5—c4; 21. Pe2—d4, g7—g6;
22. Kgl—hl, Lb7—a8. Zwart bereidt de doorbraak
b5—b4 voor. 23. Lf3—e2, Tc4—c5; 24. Db3—c2, Da5
—b6; 25. a2—a3, a6—a5; 26. Le2—d3, b5—b4l; 27.
a3Xb4, a5Xb4; 28. Pd4—b3. Wit staat slecht. Mis­
schien had hij de partij nog kunnen houden wanneer
hij zijn P gebruikt had om c3 te dekken, dus 28. Le4:,
de4:; 29. Pe2. 28. .., Tc5—c8; 29. Ld3Xe4, d5Xe4; 30.
c3—c4, La8—d5. De inleiding tot een aardige com­
binatie, welke echter slechts na een fout van wit tot
succes leidt. Juist was 30. .., Tdl:; 31. Tdl:, De3 met
verovering van pion f4. 31. Tdl—d4, Ld5Xc4; 32.
Td4Xc4, Db6—a6. De pointe van zwart’s combinatie:
Tc4 mag niet spelen wegens Dfl:+, terwijl ook 33.

70
Tel niet gaat wegens 33. .Tc4:; 34. Dc4:, Dc4:; 35.
Tc4:, Tdl+. Doch na 33. Pa5! heeft zwart geen win­
nende voortzetting want 33. .., Tc5 leidt slechts
tot herovering van het stuk bij ongeveer gelijk spel.
Wit’s volgende zet is echter een blunder, die ge­
forceerd verliest 33. Pb3—d2?, e4—e3I; 34. b2—
b3, e3Xd2; 35. Tfl—dl, Tc8Xc4; 36. b3Xc4, Da6—a3;
37. g2—g3, Da3—c3; 38. Dc2—e4, b4—b8; 39. Khl
—g2, Dc3—c2. Wit geeft het op.

Partij No. 52. Zwart: E. COLLE.


Eerste match 1924, 5 April.
Damepionspel.
1. d2—d4, d7—d5; 2. Pgl—!3, Pb8—c6. Een soort
Tschigorin-verdediging: 1. d4, d5; 2. c4, Pc6. 3. Lel—
f4, Lc8—f5; 4. e2—e3, e7—e6; 5. Lfl—d3, Pg8—f6;
6. Ld3Xf5, e6Xf5; 7. Ddl—d3, Pf6—e4. Hierna ver­
krijgt wit een sterken aanval. Juist was 7. .., Dc8.
8. Dd3—b5J, Dd8—d7; 9. 0—0, b7—b6; 10. c2—c4,
Pc6—b4; 11. Pbl—c3!, c7—c6; 12. Db5—a4, d5Xc4;
13. Pf3—e5, Dd7—e6; 14. Pc3—b5!. Verrassend en zeer
sterk. Euwe heeft in zijn spel iets, wat ik zou willen
noemen „’t gevoel voor de doorbraak”, d.w.z. hij voelt
het juiste moment wanneer men met de eigenlijke be­
storming van de vijandelijke stelling moet beginnen.
Het paard kan niet goed genomen worden, b.v. 14.
.., cb5:; 15. Db5:f, Kd8; 16. d5, Pd5:; 17. Tfdl, Pef6;
18. Pc6f, Kc8; 19. Da6f en wit wint. Of 16. .De8;
17. Pc6f, Pc6:; 18. dc6:, Ld6; 19. Tfdl, Kc7; 20. Ld6:f,
Pd6:; 21. Td6:, Kd6:; 22. Tdlf en wit verkrijgt in
alle varianten de D voor 2 T, echter met goede winst­
kansen, omdat hij aanval behoudt. Toch had zwart
zich op deze voortzetting moeten inlaten, want zoo-
als hij speelt, komt hij spoedig hopeloos te staan. 14.

71
.Pb4—d5?; 15. Pb5Xa7, b6—b5; 16. Da4—a6, f7—
F6; 17. Da6—b7, Ta8Xa7; 18. Db7—b8f!, Ke8—e7; 19.
Db8Xa7f, Ke7—e8; 20. Da7—a8f, Ke8—e7; 21. Pe5
Xc6f, Ke7—d7; 22. Da8—b7f, Kd7—e8; 23. f2—f3!,
Pe4—d6; 24. Lf4Xd6, De6Xd6; 25. e3—e4!, Pd5—c7;
26. e4—e5, f6Xe5; 27. d4Xe5, Db6—c5f; 28. Kgl—
bi, Pc7—e6; 29. Tal—dl. Zwart geeft het op

Partij No. 53. Zwart: E. COLLE.


Eerste match 1924. 20 April.
Réti-systeem.
1. Pgl—f3, Pg8—f6; 2. c2—c4, c7—c5; 3. g2—g3,
g7—g6; 4. Lfl—g2, Lf8—g7; 5. d2—d4, c5Xd4; 6. Pf3
Xd4, 0—0; 7. 0—0, Pb8—c6. Aangewezen was 7. ..,
d5. In deze opening komt zwart altijd in het nadeel
wanneer hij d5 niet doorzet. Er ontstaat dan een voor
wit gunstige variant van de Siciliaansche verdedi­
ging. Euwe behandelt de partij zeer consequent en
komt langzamerhand in beslissend positievoordeel.
8. Pbl—c3, Pc6Xd4?; 9. DdlXd4, d7—d6; 10. Dd4—h4,
Tf8—e8; 11. Lel—h6, Lg7—h8; 12. h2—h3, Dd8—b6;
13. b2—b3, Lc8—d7, 14. Tal—cl, Ld7—c6; 15. e2—e4,
Db6—a5; 16. Tel—c2, Ta8—c8; 17. Pc3—d5!, Lc6X
d5; 18. e4Xd5, b7—b5. Deze poging om wat tegenspel
te verkrijgen werkt wit in de hand. 19. Lh6—d2, Da5
—a6; 20. Tfl—cl, b5Xc4; 21. Lg2—fi!, Pf6—d7; 22.
LflXc4. Men ziet nu de gevolgen van zwart’s 18en
zet: wit beheerscht de c-lijn en heeft bovendien de
pionnenmeerderheid op den damevleugel. Euwe weet
deze voordeelen verbazend snel in winst om te zetten.
22. .., Da6—b7; 23. Dh4—e4, Pd7—b6; 24. Lc4—b5!,
Tc8Xc2; 25. TclXc2, Te8—c8; 26. TclXc8f, Pb6X
c8; 27. De4—c4, Pc8—b6; 28. Dc4—c6, Db7—c8; 29.
Ld2—e3, Dc8—b8; 30. a2—a4, Lh8—f6; 31. a4—a5,

72
Pb8—a8; 32. a5—a6. Zwart geeft het op. De drei­
gingen 33. Db7 of De8f zijn niet te pareeren. Een
zeer goede positiepartij.

Partij No. 54. Wit: K. HAVASI.


Olympiade te Parijs, finale, 17 Juli 1924.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. Pgl—f3, Pg8—f6; 3. c2—c4,
c7—c6; 4. Pbl—c3, d5Xc4; 5. e2—e3. Tegenwoordig
speelt men bij voorkeur 5. a4. 5. .., b7—b5; 6. a2—a4,
b5—b4; 7. Pc3—bl. Juist is 7. Pa2. Na den tekstzet
beeft wit moeilijkheden met de heroveing van den
gambietpion. 7. .., Lc8—a6; 8. Pf3—e5; Dd8—d5; 9.
Ddl—c2, b4—b3!; 10. Dc2—e2, e7—e6; 11. Lel—d2.
Of 11. Pc4:, Pe4 met soortgelijke consequenties als in
de partij. 11. .., Pf6—e4; 12. Pe5Xc4. Eindelijk heeft
wit den pion terug gekregen. Hij raakt nu echter
de rochade kwijt en komt in een zeer ongunstige stel­
ling. 12. .., Pe4Xd2; 13. PblXd2, Lf&—b4!; 14. De2
—d3, Lb4Xd2f; 15. KelXd2, 0—0; 16. Kd2—el. Na
16. Db3:, Pbd7 is zwart’s aanval nog veel sterker. Op
16. e4 kan 16. .., Lc4:; 17. ed5:, Ld3:; 18. Ld3:, cd5:
volgen ten gunste van zwart. 16. .., Pb8—d7; 17. Dd3
—c3, c6—c5; 18. Tal—dl, Tf8—d8; 19. f2—f3, Pd7—
b6; 20. Pc4Xb6, a7Xb6; 21. Lfl—e2, Dd5—g5I; 22.
g2—g3, c5Xd4; 23. TdlXd4, Ta8—c8; 24. f3—f4.
Wanhoop. Ook na andere zetten moet wit verliezen,
b.v. 24. Td8:f, Dd8:; 25. Dd2, Dd2:f; 26. Kd2:, Tc2f
met stukwinst, of 24. Dd2, Td4:; 25. Dd4:, Da5t; 26.
Dd2, Tc2! resp. 26. Kf2, Le2: enz. 24. .., Tc8Xc3; 25.
f4Xg5, Td8Xd4; 26. b2Xc3. Of 26. ed4:, Te3 enz. 26.
.., b3—b2. Wit geeft het op, want na 27. Kf2, Td2
gaat Le2 verloren.

73
Partij No. 55. Zwart: A. SPEIJER.
Wedstrijd te Amsterdam om het kampioenschap van
Nederland, Augustus 1924, le ronde.
Damegambiet.
i. d2—d4, d7—d5; 2. Pgi—f3, Pg8—!6; 3. e2—e3,
c7—có; 4. c2—c4, e7—e6; 5. Pbl—d2, Pb8—d7. Men
beschouwt 5. .., c5 als beste voortzetting. 6. Lf1—d3,
c6—c5. Thans is deze zet minder sterk omdat zwart
niet meer Pc6 spelen kan. 7. 0—0, b7—b6. Te vroeg
zooals dadelijk blijkt. Zwart had eerst op de rochade
moeten aansturen. 8. c4Xd5, e6Xd5; 9. e3—e4J. De
positioneele weerlegging van 7. .., b6. 9. .., Lc8—b7;
10. e4Xd5I, Lb7Xd5; 11. Tfl—elf, LI8—e7; 12. d4X
c5, Pd7Xc5; 13. LdB—b5f, Ke8—18. Op 13. ... Pcd7
volgt zeer sterk 14. Pe5. 14. b2—b3, Ld5—b7; 15. Lel
—b2, Pc5—d3; 16. Lb5Xd3, Dd8Xd3; 17. Tal—cl,
Ta8—d8; 18. TelXe7I.

Stelling na
18. TelXe7I.

Een schitterende combinatie, welke onmiddellijk


tot winst leidt. Op 18. .., Ke7: volgt 19. La3f en
eventueel 20. Delf enz. 18. .., Lb7Xï3; 19. Lb2—a3ü.

74
De pointe. Op 19. .., Ldl: volgt 20. Te3f, Kg8; 21.
Td3: en wit wint. 19. .., Dd3—a6; 20. Tel—c7!, Da6
Xa3. Of 20. .., Ldl:; 21. Tf7:f en mat. 21. Te7Xf7f,
Kf8—e8; 22. Ddl—elf* Zwart geeft het op.

Partij No. 56. Zwart: J. DAYIDSON.


Eerste match, 9e partij, 24 December 1924.
Réti-systeem.

1. Pgl—f3, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. g2—g3,


d7—d5; 4. Lfi—g2, Pb8—d7; 5. 0—0, Lf8—d6; 6. b2
—b3, c7—c6; 7. d2—d4, 0—0; 8. Lel—b2, Tf8—e8.
Zwart heeft een ongunstige opstelling gekozen. Men
speelt beter Le7, c5 en Pc6. 9. Pf3—e5!. Om 9. ..,
Le5:; 10. de5:, Pg4 met 11. e4, Pge5:; 12. ed5: enz. te
beantwoorden, waarbij de witte loopers een voor­
treffelijke werkzaamheid krijgen. 9. .., Dd8—c7; 10.
f2—f4, b7—b6; 11. Pbl—d2, Lc8—b7; 12. e2—e4, d5
Xe4; 13. Pd2Xe4, Pf6Xe4; 14. Lg2Xe4, Pd7—f6. Op
14. .., c5 volgt 15. Lh7:f!. 15. Le4—g2, c6—c5; 16. d4
—d5I, e6Xd5; 17. c4Xd5, Ld6—f8. Er dreigde 18.
Pg4. Nu echter volgt een andere winnende voortzet­
ting, waarmee wit geforceerd de kwaliteit verovert.
18. d5—d6l, Dc7—b8. Gedwongen. Wit wint nu ge­
makkelijk. 19. d6—d7. Te8—d8; 20. Pe5—c6!, Lb7X
c6; 21. Lg2Xc6, Pf6Xd7; 22. Ddl—f3!, a7—a5; 23.
Lc6Xa8, Db8Xa8; 24. Df3Xa8; Td8Xa8; 25. Tal—dl,
Ta8—a7; 26. Tfl—el, f7—f6; 27. a2—a4, Kg8—f7; 28.
f4—f5, Ta7—b7; 29. Tel—e4, Lf8—e7; 30. Kgl—fl,
Pd7—b8; 31. Lb2—c3, Pb8—c6; 32. Kfl—e2, Pc6—d8;
33. Tdl—d5, Pd8—c6; 34. Ke2—d3, Pc6—a7; 35. Te4
—e6, Pa7—c8; 36. Kd3—c4, Pc8—a7; 37. Lc3—d2, g7
—g5; 38. g3—g4. Zwart geeft het op.

75
Partij No. 57. Wit: G. SHORIES.
Vierkamp te Wiesbaden, 5 April 1925.
Siciliaansche vedediging.
1. e2—e4, c7—c5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. d2—d4,
c5Xd4; 4. PfBXd4, Pg8—f6; 5. Pbl—c3, d7—d6; 6.
Lfl—e2, e7—e6; 7. 0—0, Lf8—e7; 8. Kgl—hl, 0—0;
9. f2—f4, Lc8—d7; 10. Pd4—b3. Eindelijk iemand die
zich wapent tegen Pc6—a5—c4 en Pc6—e5—c4. 10.
.., Ta8—c8; 11. Lel—e3, Dd8—c7; 12. Le2—f3, Pc6—
a5; 13. Pb3Xa5, Dc7Xa5; 14. Ddl—d2. Dreigt 15. Pd5.
14. .., b7—b6. Dekt de dame en pareert zoodoende
de dreiging. Toch is deze zet gevaarlijk omdat Da5
in het nauw komt. 15. a2—a3, Tf8—d8; 16. Dd2—d3.
Dreigt 17. b4. 16. .b6—b5. 17. Tfl—cl. Dekt c2 en
dreigt 18. b4, Dc7; 19. Pb5:. Zwart kan echter deze
dreiging gemakkelijk pareeren. 17. .., a7—a6; 18.
DdB—d2. Dreigt opnieuw Pd5. 18. .., Da5—c7; 19.
Dd2—f2, Tc8—b8; 20. g2—g4. Deze aanval is kansrijk.
Met zijn volgende zetten doet wit echter te ontstui-
mig. Hij had eerst de torens naar den koningsvleugel
moeten brengen. 20. .., Ld7—c6; 21. g4—g5, Pf6—d7;
22. h2—h4, Dc7—b7; 23. h4--h5, f7—f5!. Uitstekend
gespeeld. Door aanval op de witte pionnen e4
en f4 komt zwart nu in beslissend voordeel.
24. Df2—g2. Of 24. gf6: e.p., Lf6: met de dreiging 25.
.., Lc3: enz. Op 25. Ld4 kan zeer sterk 25. .., e5
volgen. 24. .., Pd7—c5! 25. Le3Xc5. Het P dat e4
aanvalt verdwijnt, maar nu rijst de dreiging b4. 25.
.., d6Xc5; 26. Tel—el, b5—b4; 27. a3Xb4, c5Xb4;
28. Pc3—dl, Le7—d6!. Nu kan wit de pionnen e4 en
f4 niet tegelijkertijd dekken. 29. Dg2—g3, f5Xe4; 30.
Lf3—g4, Td8—f8!. Pion f4 is veel belangrijker dan
pion e6. Zwart’s aanval is onweerstaanbaar. 31. Dg3
—b3, Ld6Xf4; 32. Db3Xe6f, Kg8—h8; 33. h5—h6,

76
g7Xh6; 34. De6Xh6, e4—e3f; 35. Khl—gl, Lc6—f3!;
36. Lg4Xf3, Db7Xf3; 37. Dh6—hl, Df3—g3f; 38. Kgl
—fl, e3—e2f!. Wit geeft het op.

Partij No. 58. Wit: R. SPIELMANN.


Vierkamp te Wiesbaden, 6 April 1925.
Looperspel (overgaand tot de Weener partij).
1. e2—e4, e7—e5; 2. Lfl—c4, Pg8—f6; 3. d2—d3,
Pb8—c6; 4. Pbl—c3, Lf8—b4; 5. Pgl—e2, d7—d5; 6.
e4Xd5, Pf6Xd5; 7. 0—0, Lc8—e6; 8. Pc3—e4, Lb4—
e7; 9. c2—c3, f7—f5; 10. Ddl—b3. Belangwekkend
gespeeld. Na 10. .., fe4:; 11. de4: krijgt wit het ge­
offerde stuk met voordeel terug. Ook in het vervolg
werkt Spielmann voortdurend met allerlei tactische
finesses. Euwe verdedigt zich echter energiek en
doelbewust en tenslotte viert zijn strategie een mooie
overwinning op de tactiek van zijn tegenstander. 10.
.., Pc6—a5; 11. Db3—a4f, c7—c6; 12. Lc4Xd5, Le6X
d5; 13. Pe4—g3, b7—b5; 14. Da4—c2, 0—0; 15. f2—f4,
e5Xf4; 16. Pe2Xf4, g7—g6; 17. b2—b4, Pa5—b7; 18.
Lel—b2, Le7—f6; 19. Tal—el, Dd8—d7; 20. c3—c4.
Een tijdelijk pionoffer. Wit mag niet passief spelen
omdat hij verschillende zwakten heeft in zijn pion­
nenstelling. 20. .., Lf6Xb2; 21. c4Xd5, Lb2—d4f;
22. Kgl—hl, c6Xd5; 23. Dc2—b3. Niet 23. Pe6 wegens
23. .., Tfc8. Zwart kan pion d5 niet dekken. 23.
Tf8—e8; 24. Pf4Xd5, Kg8—h8; 25. Pg3—e2, Ld4—g7;
26. Pe2—f4, Te8Xel; 27. TflXel, Ta8—e8; 28. Tel—
cl, Pb7—d8; 29. h2—h3, Pd8—e6. Het is nu duidelijk
dat zwart beter staat omdat hij een sterken L heeft
en de beste pionnenstelling, terwijl hij er in geslaagd
is, de stelling der vijandelijke paarden te ondermij­
nen. 30. Pf4Xe6, Dd7Xe6; 31. Pd5—c7. Wit hoopt,
in het eindspel remise te bereiken. 31. .., De6Xb3;

77
32. a2Xb3, Te8—c8; 33. Tel—ei, Lg7—c3!; 34. Tel—
e7, Lc3Xb4; 35. Te7—d7, Lb4—d6!. Aldus brengt
zwart zijn pluspion in veiligheid. De winst is echter
nog een probleem. 36. Td7Xd6; Tc8Xc7; 37. b3—b4,
Kh8—g7; 38. Khl—h2, Tc7—c3; 39. g2—g4. Om met
zijn K te kunnen manoeuvreeren tracht wit zijn pion­
nen op den koningsvleugel te ruilen. Deze poging
mislukt echter. Relatief beter was direct Tc7f enz.
39. f5Xg4; 40. h3Xg4, Tc3—b3; 41. g4—g5. Al
spoedig blijkt, dat deze pion zeer zwak is. 41.
Kg7—f7!; 42. Td6—d7f, Kf7—e6; 43. Td7Xh7, Tb3X
d3; 44. Th7Xa7, Td3—d4; 45. Ta6—a3, Ke6—f5. Thans
is de partij gewonnen voor zwart. 46. Ta3—b3, Kf5X
g5; 47. Kh2—g3, Kg5—f5; 48. Kg3—f3, Kf5—e5; 49.
Kf3—e3, Ke5—d5; 50. Tb3—bl, g6—g5; 51. Tel—fi,
Td4Xb4; 52. Tfl—f5f, Kd5—c4, 53. Tf5Xg5, Tb4—
b2; 54. Tg5—g8, b5—b4; 55. Tg8—c8f, Kc4—b3; 56.
Ke3—d3, Tb2—h2. Wit geeft het op. Een zeer goede
prestatie, alhoewel zonder schitterende momenten.

Partij No. 59. Wit: F. SAEMISCH.


Vierkamp te Wiesbaden, 8 April 1925.
Koningsindische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, g7—g6; 3. Pbl—c3,
Lf8—g7; 4. e2—e4, d7—d6; 5. f2—f4. Deze opstelling
beschouwde men vroeger als het scherpst. Tegen­
woordig huldigt men andere opvattingen. Het In­
dische vierpionnenspel brengt voor wit moeilijk­
heden mede in het centrum. 5. .., 0—0; 6. Pgl—f3,
c7—c5; 7. d4—d5, e7—e6; 8. Lfl—d3, e6Xd5; 9. c4X
d5, Dd8—b6. Belet 10. 0—0. 10. Pf3—d2, Pf6—g4!; 11.
Pd2—c4, Db6—d8. Thans zou 12. 0—0 falen op 12. ..,
Ld4f; 13. Khl, Ph2: of 13. .., Dh4. 12. Ld3—e2, h7—
h5!; 13. Pc3—b5.

78
Stelling na
13. Pc3—b5.

Een wanhopige poging om tegenspel te verkrijgen.


Wit heeft thans geen goede zetten meer. 13. .., a7—
a6!; 14. Pb5Xd6. Kost een stuk. Echter was 14. Pc3,
b5 enz. eveneens hopeloos voor wit. 14. .., b7—b5;
15. Pd6Xc8, b5Xc4I. Nu heeft Pc8 geen veld van
terugtocht. 16. e4—e5, Dd8Xc8; 17. h2—h3, Pg4—h6;
18. g2—g4, Pb8—d7; 19. g4Xh5, Dc8—d8I; 20. 0—0,
Dd8—h4; 21. Tfl—f3, g6Xh5; 22. Tf3—c3, Ta8—e8;
23. Lel—d2, Pd7Xe5. Zwart maakt nu korte metten.
24. f4Xe5, Te8Xe5; 25. Ld2—el, Dh4—e7; 26. d5—
d6, De7—e6; 27. Le2—fl, Te5—g5f; 28. Tc3—g3, De6
—e3f; 29. Kgl—g2, Lg7—d4; 30. Tg3Xg5f, De3Xg5f.
Wit geeft het op. Een voor de theorie van deze vari­
ant zeer belangrijke partij. Deze had tengevolge dat
men betreffende het Indische vierpionnenspel tot de
tegenwoordige inzichten kwam.

Partij No. 60. Wit: E. COLLE.


Stedenwedstrijd Antwerpen—Rotterdam te
Antwerpen, 24 Januari 1926.
Koningsindische verdediging.
1. c2—c4, Pg8—f6; 2. d2—d4, g7—g6; 3. Pbl—c3,

79
Lf8—g7; 4. e2—e4, O—0; 5. f2—f4, d7—d6; 6. Pgi—f3,
c7—c5; 7. d4—d5, e7—e6; 8. Lfi—d3, e6Xd5; 9. c4
Xd5, Dd8—b6; 10. Ld3—c2. Wat betreft 10. Pd2, zie
de partij tegen Samisch uit Wiesbaden 1925. De tekst­
zet is evenmin bevredigend. 10. c5—c4!; 11. Ddl
—e2, Tf8—e8; 12. Lc2—a4. Op 12. Dc4: kan Pe4:
volgen. 12. .., Lc8—d7; 13. La4Xd7, Pb8Xd7; 14.
Pf3—d2, Pf6Xe4!; 15. Pc3Xe4, Ta8—c8!. Zwart
kan zich de weelde veroorloven eerst nog een
nieuw stuk te ontwikkelen, want de dreiging
f5 is toch niet te pareeren. 16. Kei—fl, f7—f5; 17.
Pd2Xc4, Tc8Xc4; 18. Pe4—f6f. Of 18. Dc4:, Te4:;
19. Dc8f, Pf8 resp. 19. Dd3, Pc5. Zwart wint, zijn
sterkste dreiging is een schaak op de diagonaal a6
—fl. 18. .., Pd7Xf6; 19. De2Xc4, Pf6—g4. Wit geeft
het op.

Partij No. 61. Zwart: E. COLLE.


A.S.C.-vierkamp te Amsterdam, April 1926.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. Ddl—c2, c7—c5; 5. Pgl—f3, Pb8—c6; 6.
d4Xc5, Lb4Xc5; 7. Lel—g5, Lc5—e7; 8. 0—0—0. Zeer
riskant. 8. .., Dd8—a5; 9. a2—a3. Beter was 9. Kbl.
9. .., a7—a6; 10. e2—e3, b7—b6; 11. Lfl—e2, Lc8—
b7; 12. Pc3—bl. De situatie is zeer moeilijk voor wit.
Nog steeds verdiende Kbl de voorkeur. 12. .., b6—
b5! 13. c4Xb5, a6Xb5; 14. Dc2—d3, Ta8—c8!. Pareert
de dreigingen 15. Db5: en 15. Lf6: benevens
Dd7:f, want er dreigt damewinst. Zwart staat
gewonnen. 15. Pbl—c3, Le7Xa3. Beslissend. Op
16- ba3: heeft zwart verschillende sterke voort­
zettingen. Het eenvoudigst is 16. .., Pe5. 16.
Lg5Xf6, g7Xf6; 17. Kcl—bl. Op 17. Dd7:f, Kf8;

80
18. Db7: volgt Dc3:f en mat. 17. La8Xb2!; 18.
pc3—a2. Daarna volgt een onmiddellijke beslissing.
Wit had moeten nemen; op 18. .b4 kon dan 19. Pbl
volgen. 18. .., Pc6—e5; 19. Pf3Xe5, Lb7—da!. Wit
geeft het op. Wie uit vrees voor een dergelijke neder­
laag altijd solide speelt, wordt nooit een goede
schaker.

81
VIERDE PERIODE.
Grootmeester.
Wij komen nu tot het belangrijkste bedrijf van
ons schouwspel. Weliswaar zijn de twee volgende
periodes roemrijker, doch deze is het rijkst aan in-
houd. In deze periode voltooit Euwe zijn werk, dat
nu nog slechts zijn bekroning tegemoet ziet.
Reeds de lange duur van deze periode, acht-en-
een-half jaar, doet haar beteekenis vermoeden. Wij
laten haar beginnen met 3 Augustus 1926, den dag
waarop Euwe in het huwelijk treedt, en eindigen
met December 1933, dus vlak voor het historische
oogenblik, dat de grootmeester den wereldkampioen
uitdaagt.
Was de derde periode in hoofdzaak een tijd van
zelfkritiek en plannen-smeden, in de vierde periode
wordt de opmarsch met hernieuwde kracht voort­
gezet. Het gaat echter heel langzaam vooruit. De
vergelijking met den bergklimmer komt ook hier
te pas: hoe hooger deze komt, hoe moeilijker wordt
het terrein en juist het laatste stukje is vol met
schier onoverwinnelijke obstakels. Doch Euwe, dr.
Euwe thans, houdt vol. De nieuwe levensomstandig­
heden maken hem bezadigder, zijn spel wordt fijner
en dieper. Op een breede wetenschappelijke basis
komt zijn ondernemingslust tot ontplooiing. Een
opening als de vroeger zoo gefavoriseerde Italiaan-
sche partij, stelt hem al lang niet meer teveden. Hij
heeft openingen noodig, waar zijn onderzoekings-
geest tot zijn recht komt, waar nog het een of ander
gevonden kan worden. Dat zijn dus voornamelijk de
1. d2—d4-openingen.

82
In 1928 begint hij boeken te schrijven. Hij bestu­
deert alle grootheden der schaakgeschiedenis, in de
eerste plaats Steinitz, en gaat zoodoende de laatste
geheimen der strategie na. Dit brengt hem vele voor-
deelen maar ook het nadeel, dat de tactiek bij hem
eenigszins op den achtergrond geraakt en hij dan
ook eenige moeite heeft om het evenwicht te hand­
haven. Terwijl hij alle soorten strategische problemen
schitterend weet op te lossen, struikelt hij relatief
vaak in tactisch opzicht. De grootste moeite bezorgt
hem het omzetten van voordeel in winst, hetgeen
hem b.v. de match kostte tegen Capablanca. Toch
is er maar weinig gevaar voor een ontwikkeling in
verkeerde richting, want Euwe is van natuur een
voortreffelijk tacticus, hij moest slechts leeren de
strategie niet te overschatten, waartoe hij — oogen-
schijnlijk onder den invloed van Steinitz — een tijd
lang neigt. Trouwens, dit kost tijd, tijd en nog eens
tijd. Hij moet trachten weer het volle vertrouwen in
de tactiek te herkrijgen en dat gelukt hem — volgens
zijn eigen uitlating — in deze periode nog niet.
Daarentegen ontwikkelt Euwe zich — bewust of on­
bewust — tot een sterken psycholoog. Sterke psy­
choloog? Nu ja, het komt er bij een schaakpartij
in hoogen mate op aan, welken moreelen invloed
men op zijn tegenstander uitoefent of kan uit­
oefenen. Er zijn spelers die trachten te intimideeren
door b.v. telkens het betreffende stuk neer te zetten
met een luide bons en zegevierend hun stem verhef­
fen zoodra ze schaak bieden. En er zijn anderen, die
opvallen door angstvallige beleefdheid en voordu­
rende remiseofferten. En tenslotte zijn er, die on­
weerstaanbaar imponeeren door een superieur zelf­
vertrouwen, herkenbaar aan hun vlot spel, hun
onbewogen gelaatsuitdrukking en het feit, dat ze

83
I

alles achterwege laten, wat op de een of andere


manier invloed zou kunnen uitoefenen op den
tegenstander. Ze doen niets, doch juist daarom
zijn ze de sterkste psychologen. Er zijn van dit soort
maar heel weinige. Capablanca misschien, wiens ge­
laat getuigt dat hij trotsch is op zichzelven, of Flohr
met zijn eenigszins duistere onverschilligheid. Euwe
kijkt ernstig, en toch is er iets als een waas van een
glimlach in zijn trekken.
Dit glimlachje echter is een geducht wapen, spe­
ciaal tegen iemand die Euwe wil imponeeren. Het is
alsof dit glimlachje wilde zeggen: „Ik weet wat je
bedoelt en maak mij vroolijk over je!
Meer en meer krijgt Euwe in deze periode contact
met de internationale grootmeesters en hij levert het
bewijs dat hij even sterk is als deze. De schaak­
wereld volgt zijn prestaties met buitengewone be­
langstelling. Het wordt langzamerhand ondenkbaar
een groot internationaal tournooi te organiseeren,
zonder Euwe uit te noodigen. Hij echter moet reke­
ning houden met zijn schoolplichten en kan slechts
nu en dan zoo’n uitnoodiging accepteeren. Dit ver­
langzaamt het tempo van zijn verdere ontwikkeling.
Gelukkig woont hij echter sinds Augustus 1926
in Amsterdam en krijgt daardoor vaak gelegenheid
om het tegen verschillende internationale groot­
meesters op te nemen. Bij voorkeur speelt hij dan
tweekampen, want zoodoende kan hij van de ge­
legenheid tot oefening met grootheden het meest
profiteeren. Men kan dan ook deze periode de
„match-periode” noemen. Deze matches beteekenen
trouwens een handicap voor hem, want zijn school­
werk blijft hem daarbij niet bespaard, hij werkt dus
quasi simultaan. Doch ook zijn halve kracht is vol­
doende om schitterend partij te bieden tegen Alje-

84
chili, Bogoljubow, Capablanca e.a. Vier van deze
groote tweekampen verliest hij, en toch verbetert
hij daarmee zijn reputatie. De omstandigheden in
aanmerking genomen ziet de schaakwereld in zijn
resultaten tegen Aljechin (4J : 5J), Bogoljubow (2
X 4-h : 5i) en Capablanca (4 : 6) het bewijs van ge­
lijkwaardigheid. Hij zelf bevestigt deze opvatting
door Spielmann te verslaan (3 : 1) en met Flohr
remise te spelen (8 : 8) en voorts in het bijzonder
door het fraaie resultaat in den wedstrijd te Bern
1932. Hij was daar de eenige, die geen partij verloor
en deelde met Flohr den 2en en 3en prijs. Eerste
werd, met sprookjesachtig veel geluk, Aljechin.
Hieronder volgt nu de opsomming van Euwe’s
prestaties in deze periode.
In October 1926 wint hij de tweede match van
Davidson met + 3 — 0 = 2.
Met Kerstmis speelt hij een match tegen Aljechin
en verliest met + 2 — 3 = 5. Na de 9e partij was
de stand 41 : 4J, en in de laatste partij stond Euwe
ver overwegend. Dit doet weer eens denken aan het
tournooi te Göteborg (zie eerste hoofdstuk).
In het seizoen 1926/27 wint hij de winterwedstrij-
den van de A.S.C. en het V.A.S. en eveneens een
dubbelrondigen zeskamp in het V.A.S.
In Juli 1927 neemt Nederland deel aan den landen-
wedstrijd te Londen en komt op de vierde plaats.
Euwe heeft 10i punt uit 15 partijen bereikt en ver­
wierf den 4den specialen prijs.
In Augustus 1927 volgt de derde match met Da­
vidson. De strijd werd echter gestaakt nadat Euwe
2 partijen won en in de derde op winst stond.
In de winterwedstrijden van de A.S.C. en het V.A.S.
behaalt hij weer den eersten prijs, hoewel in de
A.S.C. ook Réti van de partij is.

85
Even voor Paschen 1928 wint hij overtuigend de
tweede match tegen Colle: + 5 — 0 = 1.
Met Paschen 1928 volgt de eerste match met Bo-
goljubow. Het schijnt een sensatie te worden, want
na de 5e partij heeft Euwe met 3J : 2J de leiding.
Tenslotte moet hij echter met + 2 — 3 = 5 het
onderspit delven.
In Juli 1928 neemt hij deel aan het individueele
tournooi van den landenwedstrijd te den Haag en
behaalt den titel Amateur-wereldkampioen.
In Aug. 1928 behaalt hij in het tournooi te Kissin-
gen den derden en vierden prijs met Rubinstein (I
Bogoljubow, II Capablanca, V Nimzowitsch, YI Réti).
Opmerkelijk is, dat hij wat betreft de prijswinnaars
onderling met 3J punt het beste resultaat heeft.
Met Kerstmis 1928 volgt zijn tweede match tegen
Bogoljubow, hij blijft echter ook ditmaal één punt
achter: + 1 — 2 = 7.
In Juli 1929 behaalt hij te Amsterdam met 8| punt
uit 9 partijen het kampioenschap van Nederland. Het
is een felle strijd geweest, want v. d. Bosch heeft uit
zijn eerste 6 partijen 100 % gehaald.
In Juli en Augustus volgt het groote internationale
tournooi te Karlsbad. Het viel daar niet mee, Euwe
sukkelde aan een tactische onzekerheid. Toch deelde
hij met Becker en Vidmar den 5en, 6en en 7en
prijs (I Nimzowitsch, ÏI/III Capablanca en Spielmann,
IV Rubinstein, VIII Bogoljubow enz.).
In Februari 1930 volgt een zeskamp te Amsterdam
waar Weenink eerste, Euwe tweede werd en Spiel­
mann den derden en vierden prijs deelde.
In Augustus en September 1930 maakt hij een tour­
nee door Oost-Indië. Voor de aardigheid is er een
van zijn daar gespeelde partijen in deze verzameling
opgenomen.

86
Er volgt de kerstwedstrijd te Hastings 1930/31,
welke Euwe een fraai succes brengt. Deze over­
vleugelt Capablanca en behaalt den eersten prijs.
In de winterwedstrijden 1930/31 van den A.S.C.
;n het Y.A.S. zegeviert hij op de gewone wijze.
In Maart 1931 speelt hij twee consultatiepartijen
tegen Aljechin, die beide met remise eindigen.
In Juni verslaat hij Landau met + 3 — 1 = 2, in
Juli Noteboom met + 3 — 0 = 3. Deze tweekampen
waren bedoeld als voorbereiding voor de match
tegen Capablanca, die één dag na afloop van het
schooljaar begon, zoodat Euwe reeds uitgeput in den
strijd moest trekken. Het resultaat van + 0 — 2 = 8
is relatief zeer goed en dwingt tot achting wanneer
men de partijen kent. Euwe had eigenlijk minstens
remise moeten bereiken.
Ook de rest van dit jaar loopt het niet bui­
tengewoon goed voor Euwe. In een zeskamp te
Rotterdam deelt hij met Landau de twee eerste prij­
zen, en in den kerstwedstrijd te Hastings moet hij
met den derden prijs genoegen nemen (I Flohr,
II Kashdan).
Des te beter gaat het in 1932. Euwe speelt in dit
jaar niet veel, maar zeer succesvol. In Maart ver­
slaat hij Spielmann met + 2 — 0 = 2. Een match
tegen Flohr, waarvan 8 partijen in Maart te Amster­
dam gespeeld werden en 8 partijen in Augustus te
Karlsbad, eindigt onbeslist met 8 : 8, d.w.z. + 2 — 2
= 4 in Amsterdam en + 1 — 1 = 6 in Karlsbad.
Tusschen deze match met Flohr is het tournooi van
Bern ingeschoven, waarvan reeds sprake was. Met
elk 11 h punt uit 16 partijen deelden Euwe en Flohr
den tweeden en derden prijs, terwijl Aljechin met
12J punt eerste werd.
In September wint Euwe een vierkamp in het

87
V.A.S. en met Kerstmis zegeviert hij in den Keus­
bekerwedstrijd te den Haag. In het winterseizoen
1932/33 wint hij een zestienkamp in het Y.A.S.
In Maart wint hij te Amsterdam een zeskamp
waaraan ook Spielmann deel nam en in Juli wint
hij te den Haag het tournooi om het kampioenschap
van Nederland.
Daarna volgt echter een lange rust. Euwe hervat
de studie der wiskunde. Hij wil professor worden
aan een hoogeschool en trekt zich voorloopig van
het schaakspel terug. Slechts voor de aardigheid
neemt hij in December 1933 deel aan een intramu-
rane, dubbelrondige vijfkamp met v. d. Bosch, Fel-
derhof, Kmoch en Pannekoek en bereikt — misschien
ook slechts voor de aardigheid — 100 %.

Partij No. 62. Zwart: J. DAVIDSON.


Tweede match, 3e partij, 29 September 1926.
Dame-Indische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. Pgl—f3, e7—e6; 3. e2—e3,
b7—b6; 4. Lfl—d3, Lc8—b7; 5. Pbl—d2, d7—d5. Meer
in de lijn van de gekozen verdediging ligt 5. .., c5.
De tekstzet leidt tot een variant van het damepion-
spel. 6. 0—0, Pb8—d7; 7. Ddl—e2, Lf8—e7; 8. Ld3—
a6, Lb7Xa6. Beter 8. .., Dc8. Op zichzelf is hier
de ruil van Lb7 geen nadeel voor zwart. 9.
De2Xa6, 0—0; 10. b2—b3, c7—c5; 11. Lei—b2, c5
Xd4; 12. e3Xd4, Dd8—c7; 13. Tal—cl, Dc7—f4. Hier
staat de dame niet goed. Bij de latere afwikkeling
komt zwart daardoor in het nadeel. 14. Da6—e2, Ta8
—c8; 15. Pf3—e5, Pd7Xe5; 16. d4Xe5, Pf6—d7; 17.
c2—c4, d5Xc4; 18. TclXc4, Tc8Xc4; 19. Pd2Xc4,
Pd7—c5; 20. Tfl—dl. Wit heeft nu de beste stelling.
20. .., Tf8—d8; 21. TdlXd8f, Le7Xd8; 22. Pc4—dó,

88
Ld8—e7; 23. g2—g3, Df4—b4; 24. De2—f3. De
winnende zet. 24. .., f7—f5; 25. Lb2—c3. Wit is
voorzichtig. Hij vermijdt de volgende variant: 25.
Da8f, Lf8; 26. De8, Delf; 27. Kg2, h6; 28. Df7f, Kh7;
29. Df8:, Pd3; 30. Ld4, De2 met de dreiging 31. . ..
Pelf enz. Na den tekstzet krijgt zwart voor dezen
tegenaanval geen gelegenheid meer. 25. .., Db4—a3;
26. Df3—a8f, Le7—f8; 27. Da8—e8, h7—h6; 28. Lc3
—d4. Er dreigde Delf en Dc3:. Wit verovert nu het
stuk en wint zonder veel moeilijkheden. 28. .., Da3
Xa2; 29. De8—f7f, Kg8—h7; 30. Df7Xf8, Da2—e2;
31. Ld4Xc5, b6Xc5; 32. Df8—a8, De2Xe5; 33. Pd6
—e8, De5—elf; 34. Kgl—g2, Del—e5; 35. Da8—c6,
De5—d5f; 36. Dc6Xd5, e6Xd5; 37. Kg2—f3, c5—c4;
38. b3—b4!, d5—d4; 39. Pe8—d6, c4—c3; 40. Kf3—e2,
Kh7—g6; 41. Ke2—d3, a7—a6; 42. Pd6—b7, Kg6—f6;
43. Pb7—c5, Kf6—e5; 44. Pc5Xa6, Ke5—d5; 45. Pa6
—c5, g7—g5; 46. Pc5—b3, c3—c2; 47. Kd3Xc2, Kd5
—c4; 48. b4—b5, d4—d3f; 49. Kc2—d2. Zwart geeft
het op.

Partij No. 63. Wit: Dr. A. A. ALJECHIN.


Eerste match, 5e partij, 29 December 1926.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3,
Pg8—f6; 4. e2—e3, e7—e6; 5. Lfl—d3, Pf6—e4. Op
5. .., Pbd7 volgt 6. Pbd2 en zwart komt niet tot de
Meraner verdediging, omdat 6. .., dc4: beantwoord
wordt met 7. Pc4:. Met 5. .., dc4:; 6. Lc4:, c5 komt
men tot het aangenomen damegambiet. De tekstzet
leidt tot de Stonewall. 6. Pbi—d2, f7—f5; 7. Pf3—e5,
Dd8—h4; 8. 0—0, Lf8—d6; 9. f2—f4, 0—0; 10. Pd2—
f3, Dh4—h6; 11. Lel—d2, Pb8—d7; 12. Ld2—el, Pd7
—f6; 13. Ddl—e2, Lc8—d7; 14. Pe5Xd7. Bij de Stone-

89
wall heeft de damelooper met het oog op de pionnen-
stelling niet veel waarde. Het beteekent dus meestal
geen voordeel wanneer een van beide partijen er in
slaagt, zich door ruil van den vijandelijken dame­
looper het looperpaar te verschaffen. 14. .Pf6Xd7;
15. c4—c5. In den strijd tusschen Stonewall, d.w.z. de
pionnenstelling c6—d5—e6—f5, tegen Anti-Stone-
wall, gekenmerkt door de pionnenstelling c4—d4—e3
—f4, heeft wit aanvalskansen op den damevleugel,
omdat hij op een gegeven oogenblik c5 gevolgd b2—
b4—b5 dreigen kan. Euwe weet hier dit gevaar te
bannen. 15. .., Ld6—c7; 16. b2—b4, Pd7—f6; 17. Pf3
—e5, Lc7Xe5; 18. d4Xe5, Pf6—d7; 19. g2—g4, Dh6
—g6!; 20. Ld3Xe4. Na dezen ruil behoudt wit den
damelooper, die zooals reeds gezegd in deze opening
minder goed te gebruiken is, en zwart een paard. Het
P is opzichzelf sterker dan de L, wit heeft echter een
dubbele kans voor een doorbraak, t.w. b5 en — na het
volgende antwoord — f5. Dit maakt, dat het even­
wicht der kansen gehandhaafd blijft. 20. f5Xe4;
21. Tal—cl, a7—a6; 22. Lel—g3, Dg6—e8; 23. Tfl—
f2, De8—e7; 24. De2—b2, g7—g6; 25. a2—a4, Tf8—
f7; 26. Db2—d4, Pd7—f8; 27. Tel—fl, Ta8—e8; 28.
Tf2—c2, Te8—a8; 29. Dd4—d2, Pf8—d7; 30. Dd2—
d4, Ta8—f8; 31. a4—a5. Wit doet afstand van de door­
braak met b5 en zet alles op deze met f5. Zwart leidt
nu echter een krachtige tegenactie in. 31. .h7—h5!;
32. h2—h3, Tf7—g7; 33. Tc2—f2, Tf8—f7; 34. Tf2—g2,
Pd7—f8; 35. Dd4r-dl, h5Xg4; 36. h3Xg4, Kg8—h8;
37. Lg3—h4, De7Xh4!. (Zie diagram).
Met dit offer van de D tegen T en L verkrijgt
zwart een sterken aanval. Wit moet fijn spelen om
de partij te redden. 38. Tg2—h2, Tg7—h7; 39. Th2X
h4, Th7Xh4; 40. Ddl—e2, Tf7—h7; 41. De2—g2, Th4
—h3; 42. f4—f5!. Uitstekend gespeeld. Zwart kan nu

90
de dame heroveren, maar niet zooals het schijnt voor
een T, doch slechts voor T en P. Bij dit laatste be­
rust de fijnheid van wit’s combinatie. 42. .., g6XP>?
43. g4Xf5, Th7—g7; 44. f5Xe6! Pf8Xe6. Niet 44. ...
Tg2:f; 45. Kg2: en nu staan Th3 en Pf8 aangevallen,
terwijl bovendien 46. e7 dreigt. 45. Tfl—f6!, Th3—g3.
Zwart heeft niets beters. 46. Dg2Xg3, Tg7Xg3t; 47.
Kgl—h2I, Tg3Xe3; 48. Tf6Xe6, d5—d4; 49. Te6—g6,
Te3—f3. Remise. Na 50. Tg4 krijgt wit voor zijn e-
pion den zwarten d- en e-pion.

Partij No. 64. Zwart: Dr. A. A. ALJECHIN.


Eerste match, 8e partij, 6 Januari 1927.
Réti-systeem.
1. Pgl—f3, d7—d5; 2. c2—c4, d5—d4; 3. b2—b4,
g7—g6. Sterker is 3. .., f6. 4. e2—e3, a7—a5; 5. b4—
b5, c7—c5; 6. e3Xd4, Lf8—g7; 7. d2—d3, c5Xd4; 8.
g2—g3, Pb8—d7; 9. Pbl—d2, Pd7—c5; 10. Pd2—b3,
Dd8—b6; 11. Pb3Xc5, Db6Xc5; 12. Lfl—g2, Pg8
—h6; 13. 0—0, 0—0; 14. a2—a4. Wit staat zeer
gunstig, want zijn pionnenmeerderheid op den

91
damevleugel is veel gevaarlijker dan de vijande­
lijke meerderheid in het centrum. Aljechin heeft de
opening van strategisch- oogpunt te riskant behan­
deld. Als zwart c4—c5 zou kunnen beletten, was de
situatie niet erg voor hem. Maar c5 volgt spoedig.
14. Tf8—e8; 15. Tfl—el, Lc8—f5; 16. Lel—a3,
Dc5—c7; 17. c4—c5I, Ta8—d8; 18. Pf3—g5, Lg7—f6;
19. Pg5—e4, Lf6—g7; 20. Ddl—d2, Ph6—g4; 21. b5—
b6, Dc7—c8; 22. c5—c6!.

Stelling na
22. c5—c6!.

Beslissend. Wit verkrijgt nu twee ver opgerukte


verbonden vrijpionnen. 22. .., b7Xc6. Op 22. .Dc6:
volgt 23. Pd6 met verovering van de kwaliteit. 23.
Dd2Xa5, Pg4—e5; 24. Da5—d2, Dc8—a6; 25. a4—a5,
Pc5Xd3; 26. Pel—c5, Pd3Xc5; 27. La3Xc5, Da6
—b5; 28. Lc5Xe7, Td8—c8; 29. Lg2—fl, Db5—b3;
30. Tal—a3, Db3—d5; 31. b6—b7, Tc8—b8; 32. a5—a6,
Lf5—c8. Wanhoop. 33. b7Xc8D, Tb8Xc8; 34. Lfl—g2,
Dd5—d7; 35. Le7—c5, Te8Xelt; 36. Dd2Xel,
h7—h5; 37. a6—a7, Tc8—a8; 38. Del—e4, d4—d3;
39. Ta3Xd3, Dd7—b7; 40. De4Xc6, Db7—bif; 41.
Lg2—fl, Ta8X»7; 42. Lc5X»7. Zwart geeft het op.
Een door Euwe zeer consequent doorgezette partij.

92
Partij No. 65. Zwart: F. D. YATES.
Landenwedstrijd te Londen, Juli 1927.
Spaansche opening.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Lfl—b5,
a7—a6; 4. Lb5—a4, d7—d6; 5. d2—d4, Lc8—d7; 6.
La4Xc6, Ld7Xc6; 7. Pbl—c3, Pg8—f6; 8. Ddl—d3,
Dd8—e7. Met dezen en zijn volgenden zet tracht
zwart het centrum te handhaven. Deze poging vindt
echter een fraaie weerlegging. 9. 0—0, g7—g6; 10.
Dd3—c4!. Een zeer sterke zet. Er dreigt 11. d5 met
pionwinst. Zwart mag niet 10. .., Pe4: spelen wegens
11. d5, Pc3:; 12. dc6: enz., en ook niet 10. Le4:
wegens 11. Pe4:, Pe4:; 12. de5: enz. 10. .., Pf6—d7.
Om 11. d5 met 11. .., Pb6 te pareeren. 11. Lel—e3.
Dreigt opnieuw d5. Zwart is nu gedwongen op d4 te
ruilen. 11. .., e5Xd4; 12. Le3Xd4, Pd7—e5; 13.
Ld4Xe5!, d6Xe5; 14. Pc3—d5!. Hiermee ver­
krijgt wit een winnenden aanval. Er volgen
aardige wendingen. 14. .., De7—d6. Na 14. ..,
Ld5:; 15. Dd5: wint wit een pion. 15. Tfl—dl.
Dreigt 16. Pb6. Na 15. Tadl zou wit met Lb5 reke­
ning moeten houden. 15. .., Ta8—d8; 16. Pd5—c3, Dd6
—f6; 17. TdlXd8f, Ke8Xd8; 18. Pc3—d5, Df6—d6.
Zwart maakt voortdurend gedwongen zetten. 19. Tal
—dl, Kd8—e8; 20. Pf3—g5!. Dreigt 21. Pf7: met even­
tueel damewinst. Zwart heeft geen enkele verdedi­
ging meer. 20. .., Lc6Xd5; 21. TdlXd5, Dd6—f6; 22.
Dc4Xc7, Lf8—d6; 23. Dc7Xd6. Zwart geeft het op.

Partij No. 66. Wit: G. KOLTANOWSKI.


Landenwedstrijd te Londen, Juli 1927.
Koningsindische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. Pgl—f3, g7—g6; 3. c2—c4,
Lf8—g7; 4. Pbl—c3, 0—0; 5. e2—e4, d7—d6; 6. h2—h3.

93
Het is de vraag of deze zet, die destijds door Grün-
feld aanbevolen werd, geen tempoverlies beteekent.
6. c7—c5; 7. Lel—e3, c5Xd4; 8. Pf3Xd4, b7—b6;
9. Ddl—d2. Hierna is pion e4 niet gemakkelijk te
dekken, want f3 verzwakt den koningsvleugel. Zeer
in aanmerking kwam g3 of g4 benevens Lg2. 9. ...
Lc8—b7; 10. f2—f3, Pg6—h51; 11. g2—g4. Met een
der paarden naar e2 te gaan is ook niet mooi. Na den
tekstzet wordt de strijd zeer scherp. Wit gaat de h-
lijn openen en zwart een lijn in het centrum. Er blijkt
al spoedig dat zwart’s actie gevaarlijker is. 11. ..,
Ph5—g3; 12. Thl—h2, Pg3Xfl; 13. KelXfl, Tf8—e8;
14. h3—h4, Pb8—d7; 15. h4—h5, Lg7—e5; 16. Th2—
h3, e7—e6; 17. Kfl—f2, Pd7—f8; 18. Pc3—e2, d6—d5!;
19. h5Xg6, f7Xg6. Hun doel een lijn te openen, heb­
ben beide partijen bereikt, doch alleen zwart ver­
krijgt den gewenschten aanval. Dit is dan ook de
beslissing. 20. c4Xd5, e6Xd5; 21. e4Xd5, Dd8Xd5;
22 pe2—c3, Dd5—f7; 23. Tal—dl, Ta8—d8; 24. Dd2
—c2, Td8—d7; 25. Dd4r-b3, Td7—e7; 26. Le3—d4,
Le5—f4; 27. Dc2—d3, Pf8—e6; 28. Tdl—hl, Pe6—g5;
29. Th3—h6, Lf4—e3f!. Wit geeft het op.

Partij No. 67. Wit. J. DAVLDSON.


Derde match, 2e partij, 13 Augustus 1927.
Indische partij.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. Pgl—f3, e7—e6; 3. g2—g3.
Dit noemt Tartakower de „Catalaansche opening .
3. .., c7—c5; 4. Lfl—g2, d7—d5; 5. 0—0. Een scherpe
opzet. Wit stelt zijn tegenstander in de gelegenheid
een sterk centrum te vormen omdat hij hoopt, dit
centrum met succes te kunnen aanvallen. 5. .., c5X
d4; 6. Pf3Xd4, e6—e5; 7. Pd4—b3, Lf8—e7; 8. Pbl
—c3. Sterker was 8. Lg5, b.v. 8. .., Le6; 9. Lf6:, Lf6:;

94
10. c4. 8. d5—d4; 9. Pc3—e4, Pf6Xe4; 10. Lg2
Xe4, f7—f5; 11. Le4—g2, Pb8—c6; 12. e2—e3. Con­
sequent was 12. Lc6:f, bc6:; 13. f4. Oogenscbijnlijk
heeft echter wit zijn oorspronkelijk plan verworpen
en speelt nu slechts op vereenvoudiging. 12. .., d4X
e3; 13. DdlXd8f, Pc6Xd8; 14. LclXe3, 0—0; 15. Le3
—c5. Wit overdrijft. De partijen staan ongeveer ge­
lijk. In dergelijke situaties mag men echter geen tijd
verliezen door ruilmanoeuvres. Aangewezen was
Tfdl of eventueel Tadl. 15. .., Tf8—e8; 16. Lc5Xef,
Te8Xe7; 17. Tal—dl, Lc8—e6; 18. Lg2—d5, Ta8—
c8; 19. c2—c3, Kg8—f7; 20. Tdl—d2, Te7—d7; 21.
Tfl—dl, Td7Xd5; 22. Td2xd5, Le6Xd5; 23. TdlXd5,
Kf7—e6. Thans staat zwart beter omdat hij — ondanks
de groote vereenvoudiging — een duidelijken voor­
sprong in ontwikkeling heeft. 24. Td5—d2. Beter 24.
Tdl, Pf7; 25. Kfl. 24. .., Pd8—f7; 25. Td2—d3, Pf7
—d6; 26. Pb3—d2, Tc8—c6; 27. Kgl—fl, Tc6—a6;
28. a2—a3, Ta6—b6; 29. b2—b4. Deze opmarsch was
niet noodig omdat 29. .., Tb2:? op 30. Td6:f zou
falen. 29. .., Tb6—c6; 30. Kfl—e2, e5—e4; 31. Td3—
e3* g7—g5; 32. Ke2—dl, Pb6—c4; 33. Pd2Xc4, Tc6X
c4; 34. Kdl—c2, Ke6—e5; 35. Te3—e2. De stelling is
moeilijk voor wit. Het was zeer belangrijk a4 te
spelen. 35. .., Tc4—c6; 36. f2—f3, Tc6—a6; 37. Kc2
—b3, b7—b5!. Nu de pionnen a3 en c3 vastgelegd zijn,
is de witte stelling onhoudbaar. De rest is eenvou­
dig en toch leerrijk. 38. Kb3—b2, h7—h5; 39. Kb2—
b3, h5—h4; 40. Kb3—b2, h4—h3; 41. Kb2—b3, Ta6—
d6; 42. Kb3—c2, Td6—d3; 43. f3Xe4, f5Xe4; 44. Te2
—f2, Td3—f3; 45. Tf2—e2, Tf3—fl; 46. Kc2—d2, Tfl
—al 47. Kd2—e3, TalXa3; 48. Te2—c2, Ta3—al; 49.
c3—c4, Tal—a3f; 50. Ke3—f2, b5Xc4; 51. Tc2Xc4,
Ke5—f5; 52. Tc4—c5f, Kf5—g4; 53. Tc5—c2, Ta3—b3;
54. Tc2—a2, Tb3Xb4; 55. Kf2—e3, a7—a5. Wit geeft

95
het op. Slaat hij den a-pion, dan verliest hij den h-
en g-pion.

Partij No. 68. Wit: PH. H. HARTZ.


Winterwedstrijd Y.A.S. 1927/28, 3 December 1927.
Caro-Kann-verdediging.
1. e2—e4, c7—c6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. e4Xd5, c6
Xd5; 4. Lfl—d3, Pb8—c6; 5. c2—c3, Pg8—f6; 6. h2
—h3, e7—e5; 7. d4Xe5, Pc6Xe5; 8. Ld3—b5f. In deze
variant heeft wit de beste pionnenstelling en zwart
een kleinen voorsprong in ontwikkeling. Wit mag
niets doen om dezen voorsprong te vergrooten. Daar­
om is de tekstzet van twijfelachtige waarde. Nog
sterker is dit het geval met de twee volgende zetten
van wit. 8. .., Pe5—c6; 9. Lel—g5?, Lf8—c5; 10. Ddl
—e2f?, Lc8—e6; 11. Pgl—f3, Dd8—b6; 12. 0—0, Pf6
—e4; 13. Lg5—h4. Noodzakelijk was 13. Le3. 13. ..„
h7__h6!. Dreigt stukwinst. Zwart verkrijgt nu een
snel beslissenden aanval. 14. Kgl—hl, g7—g5; 15.
Lh4—g3, g5—g4!; 16. h3Xg4, Pe4Xg3f; 17- f2Xg3,
0—0—0; 18. Pbl—d2, Td8—g8; 19. Pd2—b3, Lc5—d6;
20. Pb3—d4, Le6Xg4; 21. De2—f2, Lg4Xf3; 22. Pd4X
c6, Lf3Xg2f. Wit geeft het op.

Partij No. 69. Zwart: E. COLLE.


Tweede match, 2e partij, 17 Maart 1928.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8_b4; 4. Ddl—c2, b7—b6. Een zwakke voortzet­
ting. Het beste is — althans volgens de tegenwoor­
dige inzichten — 4. .., Pc6. Na den tekstzet verkrijgt
wit snel een gewonnen stelling. 5. e2—e4, Lc8 b7;
6. Lfl—d3, Lb4Xc3f; 7. b2Xc3, d7—d6; 8. Pgi—e2,

96
hi7—h6; 9. 0—0, 0—0; 10. f2—f4, Pb8—d7; 11. e4—e5,
Pf6—e8; 12. Pe2—g3, c7—c5; 13. Dc2—e2, Dd8—h4;
14. f4—f5, c5Xd4; 15. Tfl—f4, Dh4—d8; 16. c3Xd4,
d6Xe5; 17. d4Xe5, Pe8—c7. Op 17. ... Pe5: volgt het
best 18. Lc2. De zwarte stelling is in ieder geval on­
houdbaar. 18. Tf4—g4, Dd8—e7; 19. Tg4Xg7f- Zwart
geeft het op.

Partij No. 70. Zwart: E. COLLE.


Tweede match, 6e partij, 28 Maart 1928.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. Ddl—c2, c7—c5; 5. d4Xc5, Pb8—c6; 6.
Pgl—f3, Lb4Xc5; 7. Lel—g5, Pc6—d4; 8. Pf3Xd4,
Lc5Xd4; 9. e2—e3, Ld4Xc3f. De juiste voortzetting
is 9. .., Da5. De gekozen afwikkeling leidt tot een
eindspel waarin wit belangrijk voordeel heeft. 10.
Dc2Xc3, Pf6—©4; 11. Lg5Xd8. Natuurlijk niet 11.
Dg7:? wegens 11. .., Da5f. 11. Pe4Xc3; 12. Ld8
—c7, Pc3—e4; 13. f2—f3, Pe4—c5. Iets beter was 13.
.., Pf6. 14. b2—b4, Pc5—a6; 15. Lc7—d6. Een treurige
situatie voor zwart. Wit wint het volgende eindspel
op zijn gemak. 15. .., b7—b6; 16. a2—a4, Lc8—b7;
17. a4—a5, f7—f6; 18. b4—b5, Pa6—c5; 19. a5—a6,
Lb7—c8; 20. Tal—dl, Ke8—f7; 21. Kei—d2, e6—e5;
22. Kd2—c3, Th8—e8; 23. Kc3—b4, e5—e4; 24. f3—
f4, Te8—e6; 25. Lfl—e2, f6—f5; 26. Tdl—d5, Te6X
d6; 27. Td5Xd6, Kf7—e7; 28. Thl—dl, Ta8—b8; 29.
Tdl—d5, Pc5—e6; 30. g2—g4, Pe6—c7; 31. Td5—dl,
Pc7—e8; 32. Td6—d5, f5Xg4; 33. Td5—e5f, Ke7—f7;
34. Le2Xg4, d7—d6; 35. Te5Xe8, Kf7Xe8; 36. Lg4X
c8, Tb8Xc8; 37. TdlXd6, Tc8—c5; 38. Td6—c6, Tc5
Xc6; 39. b5Xc6, Ke8—e7; 40. c4—c5. Zwart geeft
het op.

97
Partij No. 71. Zwart: E. BOGOLJUBOW.
Eerste match, 6e partij, 27 April 1928.
Koningsindisch in de voorhand.
1. Pgl—f3, d7—d5; 2. g2—g3, c7—c6; 3. Lfl—g2,
Pg8—f6; 4. 0—0, Lc8—g4; 5. d2—d3, Pb8—d7; 6. Pbl
—d2, e7—e6; 7. e2—e4. De opening is belangwek­
kend. Euwe speelt zijn geliefkoosd koningsindisch,
echter met een tempo meer. 7. .Lf8—e7; 8. h2—h3,
Lg4—h5; 9. Tfl—el, d5X®4; 10. d3Xe4, 0—0; 11.
b2—b3, Le7—b4. Eenigszins ontstuimg gespeeld. So­
lider was 11. .., Dc7. 12. Lel—b2, Pd7—c5. In aan­
merking kwam 12. .., Lf3:; 13. Lf3:, Ld2:; 14. Dd2:,
Pe5; 15. De3, Pf3:f; 16. Df3:, Pd7. 13. g3—g41, Lh5—
g6; 14. a2—a3, Lb4Xd2; 15. Pf3Xd2, Dd8—c7.
Zwart is het looperpaar kwijt geraakt zonder
voldoende compensatie. 16. Ddl—f3, e6—e5; 17.
Df3—c3, Pf6—d7; 18. f2—f4!, f7—f6; 19. b3—b4!,
Pc5—a6; 20. f4—f5, Lg6—f7; 21. Lg2—fl, Tf8—d8;
22. Kgl—g2. Om eventueel 23. La6: te spelen. Op
direct 22. La6: zou kunnen volgen 22. .., Db6f en
23. .., Da6:. 22. .., Pd7—b6; 23. Lb2—cl. Er dreigde
23. ... Pa4. 23. ... Pb6—a4; 24. Dc3—g3, Dc7—d6;
25. g4—g5I.

Stelling na
25. g4—g5!.
Met deze doorbraak verkrijgt wit beslissend voor-
ieel. Er dreigt zoowel 26. gf6: als 26. g6. 25. .., f6X
?5; 26. Pd2—f3, h7—h6, 27. Pf3Xe5, b7—b5; 28. Pe5
Xf7, DdóXgSf; 29. Kg2XgB, Kg8Xf7; 30. c2—c4!,
Pa6—c7; 31. h3—h4. Om Lel het veld f4 te verschaf­
fen. 31. .., g5Xh4f; 32. Kg3Xh4, Td8—d4; 33. Lel—
f4. Verovert pion b5. 33. .., Pc7—e8; 34. Lf4—e5, Td4
—d2; 35. c4Xb5, c6Xb5; 36. LflXb5. Met twee loo-
pers en een sterken pluspion staat wit glad gewon­
nen. 36. .., Pa4—b6; 37. Tal—cl, Ta8—c8; 38. TclX
c8, Pb6Xc8; 39. Lb5Xe8f, Kf7Xe8; 40. Le5Xg7, Pc8
—d6; 41. Lg7—e5, Pd6—c4; 42. Le5—f4, Td2—f2; 43.
Kh4—g3, Tf2—a2; 44. e4—e5, Ta2Xa3f; 45. Kg3—g4,
Ta3—b3; 46. f5—f6, Tb3Xb4; 47. Kg4—f5, Pc4—b2;
48. e5—e6!, Tb4Xf4f; 49. Kf5Xf4, Pd2—d3f; 50. Kf4
—f5, Pd3Xel; 51. f6—f7f, Ke8—e7; 52. Kf5—g6.
Zwart geeft het op, want de dreiging 53. Kg7 en 54.
f8Df is niet te pareeren.

Partij No. 72. Wit: A. BECKER.


Landenwedstrijd te den Haag, 2e ronde, 22 Juli 1928.
Spaansche opening.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Lfl b5,
a7—a6; 4. Lb5—a4, Pg8—f6; 5. 0—0, Pf6Xe4; 6. d2
—d4, b7—b5; 7. La4—b3, d7—d5; 8. d4Xe5, Lc8—e6;
9. c2—c3, Lf8—e7; 10. Lel—e3, 0—0; 11. Pbl—d2, Pe4
Xd2; 12. DdlXd2, Pc6—a5; 13. Lb3—c2, Pa5—c4;
14.Dd2—d3, g7—g6; 15. Le3—cl. In deze variant, ge­
kenmerkt door 10. Le3, kan wit slechts met het pion-
offer 15. Lh6 aanval verkrijgen. 15. ..,Le6—f5; 16.
Dd3—e2, Lf5Xc2; 17. De2Xc2, f7—f6!; 18. Lel—h6,
Tf8—e8; 19. e5Xf6, Le7Xf6; 20. Tal—dl. Het begin
van een ongelukkige torenmanoeuvre. Beter was 20.
a4. 20. . .,c7—c6; 21. Pf3—d4, Dd8—d7; 22. Tdl—d3,

99
Te8—e4; 23. Te3—g3, Ta8—e8. Door het beheerschen
van de open e-lijn staat zwart overwegend. De toren
op g3 is slecht geposteerd, omdat wit zijn begon­
nen aanval niet versterken kan. 24. b2—b3, Pc4—d6;
25. f2—f3, Lf6Xd4f; 26. c3Xd4, Te4—e2!; 27. Dc2—cl,
Pd6—f5; 28. Tg3—g4, Te2Xa2; 29. h2—h4, Te8—e2.
Dreigt 30. Ph6:; 31. Dh6:, Dg4:; 32. fg4:,
Tg2:f en # in twee zetten. Wit heeft geen vol­
doende verdegiging meer. 30. Kgl—hl, Pf5Xh6;
31. DclXhó, Te2Xg2!; 32. Dh6—f4, Tg2Xg4; 33.
f3Xg4, Dd7—e7; 34. h4—h5, g6Xh5; 35. g4Xh5, De7
—e4f; 36. Df4Xe4, d5Xe4; 37. Tfl—el, Ta2—b2; 38.
TelXe4, Tb2Xb3; 39. Te4—e6, a6—a5; 40. Te6Xc6,
a5—a4; 41. d4—d5, a4—a3; 42. Tc6—a6, b5—b4; 43.
Khl—g2, Tb3—b2f; 44. Kg2—f3, a3—a2; 45. Kf3—f4,
b4—b3; 46. d5—d6, Tb2—d2; 47. Kf4r-e5. Wit geeft
het tegelijkertijd op.

Partij No. 73. Zwart: A. TSCHEPURNOFF.


Landenwedstrijd te den Haag, 6e ronde, 25 Juli 1928.
Siciliaansche verdediging.
1. e2—e4, c7—c5; 2. Pgl—f3, Pb&-c6; 3. d2—d4, c5
Xd4; 4. Pf3Xd4, e7—e5. Deze zet staat als slecht te
boek, doch een weerlegging is nog niet gevonden. 5.
Pd4—f3, Pg8—f6; 6. Lel—g5. Op 6. Pc3 kan Lb4 vol­
gen. Wit besluit zijn damelooper te ruilen tegen Pf6,
teneinde d7—d5 te beletten. 6. .., Lf8—c5; 7. Lg5Xf6,
g7Xf6. Het is moeilijk te begrijpen waarom zwart
zijn pionnenstelling verminkt. 8. Lfl—c4, Dd8—b6;
9. 0—0, d7—d6; 10. Pbl—c3, Pc6—e7; 11. Pf3—h4, h7
—h5; 12. Lc4—b5f, Lc8—d7; 13. Lb5Xd7+. Met dezen
en den volgenden ruil verkrijgt wit een gewonnen
stelling. Immers, hij is superieur op de velden van de
witte kleur, zijn P is beter dan de L en de vijandelijke

100
[ staat geëxponeerd. 13. .., Ke8Xd7; 14. Ddl f3,
Ti8—h6; 15. Ph4—f5!, Pe7Xf5; 16. Df3Xf5f, Kd7—c6;
7 PcB—d5, Db6—d8; 18. b2—b4, Lc5—b6; 19. a2—a4,
i7—a6; 20. b4—b5f!, a6Xb5; 21. a4Xb5t, Kc6—c5; 22.
)f5—!3, Lb6—a5; 23. Df3—e3f, Kc5Xb5; 24. De3Xh6.
[wart geeft liet op.

Partij No. 74. Wit: A. NILSSON.


,andenwedstrijd te den Haag, 7e ronde, 26 Juli 1928.
Siciliaansche verdediging.
1. e2—e4, c7—c5; 2. Pbl—c3, Pb8—c6; 3. g2—g3,
?7—g6; 4. UI—g2, Lf8—g7; 5. Pgl—e2, d7—d6; 6.
)—0, Ta8—b8; 7. d2—d3. Aangewezen was 7. a4.
£wart kan met a6 en b5 voortzetten, doch daarna
verkrijgt wit de open a-lijn. 7. .., b7—b5; 8. Pc3—d5,
;7—e6; 9. Pd5—e3, Pg8—e7; 10. c2—c3, b5—b4; 11.
Lel—d2, 0—0; 12. Ddl—cl, b4Xc3; 13. b2Xc3. In
partijen met deze variant komt bet vaak tot den ruil
b4Xc3. Wit antwoordt steeds b2Xc3 en staat slecht,
want hij krijgt geen gelegenheid tot een effectief d3
—d4. In de meeste gevallen, zoo ook hier, is het
beter op c3 met een stuk terug te slaan. Na 13. Lc3:
kon wit veel beter partij bieden. 13. .., Lc8—a6; 14.
Del—c2, Dd8—a5; 15. Tal—bl, Pc6—e5I; 16. c3—c4,
Da5—a3; 17. Ld2—c3, Pe7—c6; 18. f2—f4, Pc6—d4!.
Dwingt tot de volgende afwikkeling, welke voor
zwart een groot positioneel overwicht oplevert, t.w.
het looperpaar, een sterken vrijpion en de superiori­
teit op de velden van de zwarte kleur. 19. Lc3Xd4,
c5Xd4; 20. f4Xe5, d4Xe3; 21. e5Xd6, Da3Xd6; 22.
TblXb8, Tf8Xb8; 23. Tfl—bl, Tb8—b4!; 24. Tbl—
b3, Dd6—b6; 25. Lg2—f3, Db6—a5. Dreigt 26. .., Tb3:
benevens Del j" enz. 26. Pe2—cl, Lg7 d4; 27. Kgl
fl, e6—e5; 28. Tb3Xb4, Da5Xb4; 29. Pel—b3. La6
101
—c8; 30. Kfl—e2, a7—a5. Het oprukken van dezen
pion beslist. Zwart verschaft zijn D een steunpunt en
dringt het vijandelijke spel binnen. 31. Pb3Xd4, e5
Xd4; 32. c4—c5, a5—a4; 33. c5—c6, a4—a3; 34. c6—
c7, Db4—b2; 35. Ke2—dl, Db2—alf; 36. Kdl—e2,
Dal—gl!. Wit geeft het op.
Partij No. 75. Zwart: H. MATTISON.
Landenwedstrijd te den Haag, 12e ronde, 30 Juli 1928.
Damegambiet.
1. Pgl—f3, d7—d5; 2. c2—c4, Pg8—f6; 3. c4Xd5, Pf6
Xd5; 4. d2—d4. Met verwisseling van zetten ontstond
een stelling uit de 2. .., Pf6-verdediging van het da­
megambiet. Wit staat beter. 4. .., e7—e6; 5. e2—e4,
Pd5—b6; 6. Pbl—c3, Lf8—e7; 7. Lfl—d3,0—0; 8. 0—0,
c7—c5. Eerst Le7 en daarna c5, zoodat wit met dc5:
een belangrijk tempo kan winnen — dat moet nadee-
lige gevolgen hebben. 9. d4Xch!, Le7Xc5; 10. e4—e5.
Dreigt reeds 10. Lh7:f enz. 10. .., Lc5—e7; 11. Ddl
—e2, Pb8—c6; 12. Tfl—dl, Pb6—d5; 13. Lda~e4!
Beslissend. Op 13. .., Pcb4 kan volgen 14. a3, Pc3:; 15.
bc3:, Pd5; 16. Dc2 met de dreigingen 17. Lh7:f; 17. c4.
13. .., Pd5Xc3; 14. Le4Xh7f, Kg8—h8. Niet 14. ..,
Kh7: wegens 15. Dc2f en damewinst. 15. b2Xc3, Dd8
a5; 16. Lh7—c2, Da5Xc3. Zwart heeft den pion her­
overd, doch staat positioneel verloren. 17. De2—e4,
g7—g6; 18. Pf3—g5!. Dreigt mat in 2 zetten. 18. ..,
Dc3—b4; 19.Pg5Xf7fb De korste weg. 19..., Tf8Xf7;
20. De4Xg6, Tf7—g7; 21. Dg6—h5f, Kh8—g8; 22. Lel
—h6, Le7—f8; 23. Lh6Xg?, Lf8Xg7; 24. Tdl—d3!.
Zwart geeft het op.
Partij No. 76. Zwart: C. CARLS.
Landenwedstrijd te den Haag, 14e ronde, 3 Aug. 1928.
Engelsche partij.
1. Pgl—f3, Pg8—f6; 2. c2—c4; c7—c5; 3. g2—g3,

102
b8—c6. Beter 3. d5. 4. Lfl—g2, g7—g6; 5. b2—bd,
f8—g7; 6. Lel—b2, d7—dó; 7. d2—d4. Hiermee ver-
rijgt wit overwegend spel. 7. .c5Xd4; 8. Pf3Xd4,
c8—d7; 9. 0—0, 0—0; 10. Pbl—cB, Pc6Xd4; 11. Ddl
(d4, Ld7—c6; 12. Pc3—d5I, Pf6—h5; 13. Dd4—d2,
,g7Xb2; 14. Dd2Xb2, Lc6Xd5; 15. Lg2Xd5. De ruil
an drie lichte stukken heeft de zaak niet vergemak-
elijkt voor zwart. Wit’s voordeel berust op zijn
rootsten invloed in het centrum. Daarbij komt
og, dat in deze stelling een L beter te gebruiken is
an een P. 15. .., Dd8—b6; 16. Tfl—di, Ph5—f6; 17.
,d5—f3, Tf8—c8; 18. Tdl—d4, a7—a5; 19. Tal—dl,
"c8—c7; 20. h2—h4!. Sterk gespeeld. Wit dreigt de
-ijandelijke koningsstelling met h5 enz. te verzwak-
:en. Dit kan voor zwart, die maar weinig vrijheid
an beweging heeft, noodlottige gevolgen hebben.
Vandaar zwart’s volgende zet. 20. .., h7 h5; 21.
rd4Xd6!.

Stelling na
tl. Td4Xd6!.

Een prachtig kwaliteitsoffer, dat gebaseerd is op


jositioneele overwegingen: de zwarte koningsstel-
ing is door g6 en h5 verzwakt, alle witte stukken

103
staan op hun best geposteerd en er bestaat de moge­
lijkheid, de vijandelijke rochadestelling met g3—g4
open te breken. Het vervolg leert, dat wit zijn kan­
sen volkomen juist getaxeerd heeft. 21. .., e7Xd6;
22. Db2Xf6, Ta8—f8. Zwart moet pion dó in den
steek laten. Op 22. .., Td7 volgt 23. Ld5 met de drei­
ging 24. Dgó:f, terwijl de eenige parade, 23. .., Kh7,
op 24. Lf7: faalt. Zwart geeft daarom pion f7 een
extra dekking, om Ld5 wèl met Kh7 te kunnen be­
antwoorden. 23. TdlXdó, Db6—c5; 24. Lf3—d5, Kg8
—h7; 25. g3—g4!. Daarmee is het uit. Op 25. .hg4:
volgt 26. h5 en indien 26. .gh5:, dan 27. Dh6f en
mat. 25. .., Dc5—a3; 26. g4Xh5, Da3—elf; 27. Kgl
—h2, Del—h6; 28. Ld5Xf7I, Dh6—g7; 29. h5Xg6f,
Kh7—h8; 30. Df6—g5. Zwart geeft het op.
Partij No. 77. Wit: R. RETL
Tournooi te Kissingen, 2e ronde, 13 Augustus 1928.
Koningsindische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, g7—g6; 3. g2—g3, d7—
d5; 4. c4Xd5, Pf6Xd5; 5. e2—e4, Pd5—b6; 6. Lfl—g2,
Lf8—g7; 7. Pgl—e2, Lc8—g4; 8. f2—f8, Lg4—d7; 9.
Pbl—c3, Dd8—c8. Zwart behandelt de opening in den
stijl van zijn tegenstander. 10. 0—0, Ld7—h3; 11. Lel
—e3, Lh3Xg2; 12. KglXg2, 0—0; 13. Ddl—cl. Geen
mooie zet. Wit moet oppassen op Pc4. Hij kon
echter eenvoudig 13. b3 spelen en op 13. ..,
Td8; 14. Del. Dit bood betere aanvalskansen
dan de tekstzet. 13. .., Tf8—d8; 14. d4—d5. Beter
14. Tdl. Wit hoopt met de volgende afwikkeling
in het voordeel te komen. 14. .., c7—c6; 15. Le3Xb6,
a7Xb6; 16. Del—e3, c6Xd5; 17. Pc3Xd5, Dc8—c5!.
Deze fijne parade heeft wit buiten beschouwing ge­
laten. Na 18. Dc5:, bc5:; 19. Pe7:f, Kf8 krijgt zwart
de pionnen b2 en a2. 18. De3—b3, Pb8—c6. Opnieuw

104
:eer goed gespeeld. Pion b6 mag niet genom m wor-
len, men zie 19. Db6:; 19. .., Td5:! of 19. Pb6:, Pa5!
;nz. 19. Tal—cl, Dc5—a5; 20. a2—aB, e7—e6; 21. Pd5
—c3. Nu zou op 21. Pb6: kunnen volgen 21. .Td2;
12. Tf2, Pd4; 23. Pd4:, Tf2:f!, benevens 24. .., Ld4:f
;n slaan op b6. 21. .., Td8—d2; 22. Tfl—f2. Niet 22.
rdl? wegens 22. Lc3:. 22. Ta8—d8; 23. Tel c2,
rd2—d3; 24. Db3—b5, Td3—d2; 25. Db5Xa5. Wit had
iveer 25. Db3 moeten spelen. Misschien zou zwart
lich met remise hebben tevreden gesteld. 25. .b6
Xa5; 26. Tc2Xd2, Td8Xd2; 27. Pe2—cl, Lg7Xc3!. Be-
sorgt wit een beslissende verzwakking van de pion-
ïenstelling. 28. b2Xc3, Td2—dl; 29. Tf2—fl, Tdl d7;
10. Tfl—f2, Pc6—e5; 31. Pel—b3, Pe5—c4; 32. f3—f4,
rd7—d3. Verovert een pion, daar 33. Tc2? op 33. .
Pe3f faalt, terwijl na 33. Tf3, Tf3:; 34. Kf3:, b6 wit s a-
pion niet te dekken is. De partij is daarmee beslist. 33.
Pb3—c5, Td3Xc3; 34. Pc5Xb7, Tc3Xa3; 35. Kg2—h3,
ra3—b3; 36. Tf2—c2, Tb3xb7; 37. Tc2Xc4, Tb7-a7;
38. Tc4—a4, Kg8—f8; 39. Kh3—g4, Kf8—e7; 40. e4—
e5, Ke7—d7; 41. Kg4^-g5, h7—h5; 42. Ta4—c4, a5—a4;
13. Kg5—f6, a4—a3; 44. Tc4—cl, a3—a2; 45. Tel—al,
Kd7—c6; 46. h2—h3, Kc6—d5; 47. g3—g4, h5—h4;
48. f4—f5, e6Xf5; 49. g4Xf5, g6Xf5; 50- Kf6Xf5, Kd5
—d4; 51. Kf5—g5, Kd4—c3; 52. Kg5Xh4, Kc3—b2;
53. TalXa2f, Ta7Xa2; 54. Kh4—g5, Kb2—c3. Wit
geeft het op.

Partij No. 78. Wit: F. MARSHALL.


Tournooi te Kissingen, 4e ronde, 15 Augustus 1928.
Koningsindische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. Pgl—f3, g7—g6; 3. Lel—g5,
Lf8—g7; 4. Pbl—d2, c7—c5; 5. c2—c3, c5Xd4; 6. c3
Xd4, Pb8—c6; 7. e2—e3, 0—0; 8. Lfl—d3. Wit behan-

105
lelt de opening op ouderwetsche manier. Hij ver­
krijgt een goede ontwikkeling, doch geen initiatief.
J ... d7—d6; 9. 0—0, h7—h6; 10. Lg5xf6, Lg7Xf6;
LI. Tal—cl, Lc8—d7; 12. a2—a3, Kg8—h7; 13. h2—h4.
Vlet dezen en zijn volgenden zet ontketent Marshall
spannende complicaties. Zwart verdedigt zich voor­
treffelijk en tenslotte blijkt, dat wit slechts de
ïigen stelling verzwakt heeft. 13. .., Ld7—g4!; 14.
Pf3—g5f. Een tijdelijk pionoffer. 14. .., h6Xg5; 15.
DdlXg4, g5Xh4; 16. f2—f4, d6—d5; 17. Pd2—f3. Op
17. f5 volgt 17. .., g5; 18. Pf3, Kh6! of 18. Dh5f, Kg7;
19. Pf3, Th8; 20. Dg4, Kh6. 17. .., e7—e6; 18. Pf3—
g5f, Lf6Xg5; 19. f4Xg5, Kh7—g7; 20. Tfl—f6, Dd8
—d6. Dreigt 21. .., Dg3. 21. Tf6-f3, Tf8—h8; 22. Tci
-fl, Ta8—f8; 23. Tf3—h3, Pc6—e7J; 24. Th3Xh4,
Pe7—f5!. De partijen staan materieel gelijk, doch in
positioneel opzicht bevindt zwart zich duidelijk in
het voordeel; hij verkrijgt de open h-lijn en wit is
daardoor gedwongen zijn heil te zoeken in het
toren-eindspel. Zwart blijft echter in het voor­
deel. 25. Th4Xh8; Tf8Xh8; 26. Ld3Xf5, g6Xf5;
27. Dg4r-f4, Dd6Xf4; 28. e3Xf4, Th8—c8!. De
zwarte T dringt nu binnen en dit brengt in
combinatie met de zwakten in de witte pionnenstel­
ling de beslissing. Marshall verdedigt zich in het ver­
volg zeer vindingrijk en maakt het zijn tegenstander
zoo moeilijk mogelijk. 29. Tfl—f3. Of 29. Tf2, Telj;
30. Tfl, Tc4; 31. Tdl, Td2 enz. 29. .., Tc8—elf; 30.
Kgl—h2, Tel—dl; 31. Tf3-b3, TdlXd4!; 32. Tb3X
b7, Td4Xf4; 33. Tb7Xa7. Nu wordt het eindspel zeer
spannend, omdat beide partijen verbonden vrijpion­
nen hebben. Zwart’s plan luidt: zijn d-pion te geven
voor den witten a- of b-pion, daarna pion g5 te ver­
overen en tenslotte zijn voorsten f-pion te ruilen voor
den witten g-pion. Dit plan gaat door met het resul-

106
iaat, dat wit slechts één vrijpion behoudt tegen twee
verbonden vrijpionnen van zwart en dat is dan defi-
aitief de beslissing. 33. .Tf4—f2; 34. b2—b4, Tf2—
b2; 35. Ta7—b7, Tb2—a2; 36. Tb7—a7, Kg7—g6; 37.
b4—b5, d5—d4; 38. b5—b6, Ta2—b2; 39. Ta7—a4,
rb2Xb6; 40. Ta4Xd4, Tbó—b3; 41. Td4—a4, KgóXg5;
12. Ta4—a8, f5—f4; 43. a3—a4, f4—f3; 44. Ta8—g8f,
Kg5—h6!. De K gaat niet op de f-lijn wegens 45. Tg3,
[2; 46. Tb3:, flD; 47. Tf3f. 45. g2Xf3, Tb3Xf3. Het
hierboven gekenschetste plan is verwezenlijkt. Zwart
wint nu zonder veel moeite, hoewel het nog relatief
lang duurt. 46. Tg8—g3, Tf3—f5; 47. Tg3—g4, Tf5
c5; 48. Tg4—b4, Tc5—c3; 49. Kh2—g2, Kh6—g6; 50.
Kg2—f2, f7—f5; 51. Kf2—e2, e6—e5; 52. Ke2—d2, Tc3
—a3; 53. Kd2—c2, f5—f4; 54. Kc2—b2, Ta3—h3; 55.
a4—a5, f4—f3; 56, Kb2—c2, Th3—h2f; 57. Kc2—d3,
Th2-e2; 58. Tb4—b8, Kg6-f7; 59. Tb8—b7f, Kf7-
e6; 60. Tb7—bóf, Keó—d5; 61. a5—aó, e5—e4f; 62.
Kd3—c3, Te2—a2; 63. Tbó—b5f, Kd5—có; 64. Tb5—
f5, Kcó—bó; 65. Kc3—d4, Ta2—e2; 66. Tf5—fóf, Kbó
—a7; 67. Kd4—c5, f3—f2; 68. Kc5—b5, Te2—b2f; 69.
Kb5—a5, Tb2—a2f; 70. Ka5—b5, e4-e3; 71. Tfó—
f7f, Ka7—b8; 72. Kb5—bó, Ta2—b2f; 73. Kbó—a5,
Tb2—bl. Wit geeft het op.

Partij No. 79. Zwart: J. R. CAPABLANCA.


Tournooi te Kissingen, 7e ronde, 19 Augustus 1928.
Réti-systeem.
1. Pgl—f3, Pg8—fó; 2. c2—c4, c7—c5; 3. g2—g3,
b7—bó; 4. Lfl—g2, Lc8—b7; 5. 0—0, g7—gó; 6. d2—
d4, c5Xd4; 7. Pf3Xd4, Lb7Xg2; 8. KglXg2, Lf8—g7;
9. Pbl—c3, 0—0; 10. Lel—g5, Pb8—có; 11. Pd4Xcó,
d7Xcó; 12. DdlXd8, Tf8Xd8; 13. Tal—dl, Kg8—f8!;
14. TdlXd8f, Ta8Xd8; 15. LgöXfó, Lg7Xfó; 16. Tfl

107
—dl, Kf8—e8!; 17. TdlXd8f, Ke8Xd8; 18. Pc3—dl.
Wit heeft de partij maar weinig ambitieus behandeld.
In zijn vooruitberekening dacht hij waarschijnlijk,
dat het nu ontstane eindspel zonder meer remise
moet worden. Doch spoedig blijkt, dat dit een vergis­
sing was: zwart dringt met zijn K binnen en verkrijgt
een gewonnen stelling. 18. .., Kd8—d7; 19. Kg2—f3,
Kd7—d6; 20. Kf3—e3, Kd6—c5; 21. Ke3—d3, Kc5—
b4. De stelling schijnt nu volkomen hopeloos te zijn
voor wit. Weliswaar zijn er voorloopig nog geen di­
recte dreigingen aanwezig, wit komt echter in tem-
podwang. Zijn K immers mag niet spelen en het P
evenmin. In deze critieke situatie bewijst Euwe nu
uitstekende tactische bekwaamheden. Hij behandelt
het volgende gedeelte van deze partij buitengewoon
vindingrijk en maakt het zijn tegenstander zoo
moeilijk, dat deze tenslotte faalt. 22. f2—f4, e7—e5!;
23. e2—e4, e5Xf4; 24. g3Xf4, Lf6—g7!; 25. e4—e5. Er
dreigde Lh6 of c5, gevolgd door Ld4, waarna zwart
gemakkelijk zou winnen. Na den tekstzet gaat een
pion verloren, doch wit heeft goed gezien, dat hij nu
voortreffelijke tegenkansen verkrijgt. 25. .., Lg7—
h6; 26. Pdl—e3I, Lh6Xf4.

Stelling na
26. .., Lh6Xf4.
Men verwacht nu, dat zwart zonder meer wint. Er
rolgen echter aardige wendingen en spoedig blijkt,
lat het voor zwart zeer lastig is, zijn voordeel te
ïandhaven. 27. Pe3—c2f!, Kb4—a5. Gedwongen. Op
!7. .., Kc5? volgt 28. b4+. Na 27. .., Ka4; 28. b3f
noet de zwarte K toch naar a5 gaan en wit heeft
iet voordeel, dat pion c4 gedekt is. De beteekenis
ran dit laatste blijkt uit de volgende zetten. 28. Kd3
_e4!, L!4Xh2; 29. Pc2—d4. De pointe van wit’s
egenactie; er dreigt Pd4Xc6f—d8Xf7 gevolgd door
iet oprukken van den e-pion. Zwart is gedwongen
djn looper te offeren. 29. .., Ka5—b4; 30. Pd4Xc6f,
ECb4Xc4; 31. Pc6—d8, Lh2Xe5!; 32. Ke4Xe5, Kc4—
13. Dit leidt tot remise. Ondanks zijn bijzonder fraaie
verdediging had wit de partij moeten verliezen,
wanneer zwart hier 31. .., f5 gespeeld had. 33. Pd8
Xf7, Kd3—c2; 34. b2—b4!, Kc2—c3; 35. b4—b5!, Kc3
b4; 36. Pf7—d6, h7—h5; 37. Ke5—f4, Kb4^-c5; 38.
Pd6—c8, Kc5Xb5; 39. Pc8Xa7f, Kh5—b4; 40. Pa7—
c8, b6—b5; 41. Pc8—e7, Kb4—a3; 42. Pe7Xë6, Ka3X
a2; 43. Pg6—e5. Remise. Mag men zooiets „geluk”
noemen? Zeker niet, want om een kans voor remise
te krijgen moest wit een geniale prestatie volbrengen.

Partij No. 80. Zwart: J. MIESES.


Partij No. 92.
Tournooi te Kissingen, 9e ronde, 21 Augustus 1928.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3,
Pg8—f6; 4. e2—e3, e7—e6; 5. Lfl—d3, Pf6—e4; 6.
Pbl—d2, f7—f5; 7. Pf3—e5, Dd8—h4. Deze behan­
deling van de Stonewall is tegenwoordig ongebruike­
lijk. Zwart komt niet tot het gewenschte tegenspel.
8. fr-0, Pb8—d7; 9. f2—f3, Pd7Xe5; 10. d4Xe5, Pe4

109
—c5; 11. Ld3—c2, Pc5—d7; 12. c4Xd5I. Hiermee be­
reikt wit voordeel omdat zwart met den c-pion moet
terugslaan. Daardoor komt de c-lijn open en deze
wordt basis voor een witten aanval op den damevleu-
gel. 12. .., c6Xd5; 13. f3—f4, 08—c5. Zwart beoogt
Lc5 te laten ruilen om tijd te winnen voor zijn ont­
wikkeling. Na 13. .., Le7 zou de open c-lijn nog meer
beteekenis krijgen omdat Dd8 onmogelijk zou zijn.
14. Pd2—b3, O—0; 15. Pb3Xc5, Pd7Xc5; 16. b2—b4,
Pc5—e4; 17. Lc2—b3, b7—b6. Een val: 18. Ld5:? faalt
op 18. .., Pc3. De tekstzet verzwakt echter den
damevleugel, waarvan wit dadelijk gebruik maakt.
Beter was 17. .., Dd8. 18. a2—a4!, Lc8—a6; 19. b4—
b5, La6—b7; 20. Ddl—d4, Tf8—c8; 21. a4—a5, b6X
a5; 22. TalXa5, Pe4—c5. Tartakower zet in het tour-
nooiboek uiteen, dat zwart hier met 22. .., Pc3 nog
juist gelijk spel kon bereiken. 23. Lb3—c2, Dh4—d8;
24. Lel—d2, a7—a6; 25. Tfl—al. Belet 25. .., ab5: en
leidt tot verovering van een pion. Wit staat gewon­
nen. 25. .., Dd8—c7; 26. Ld2—b4!, Pc5—d7; 27. b5X
a6, Ta8Xa6; 28. Ta5Xa6, Lb7Xa6; 29. Lc2Xf5, Dc7
—c6. Op 29. .., ef5: volgt het best onmiddellijk 30.
Ta6:. 30. Lf5—g4, g7—g6; 31. Lb4—d6, Kg8—f7;
32. Dd4—dl, Pd7—f6; 33. e5Xf6, Dc6Xd6; 34. Ddl—
d4, La6—b5; 35. Dd4—e5, Dd6—c6; 36. Tal—a7f,
Kf7—f8; 37. h2—h3. Zwart geeft het op.

Partij No. 81. Wit: E. BOGOLJUBOW.


Tweede match, 3e partij.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. Ddl—c2, d7—d5; 5. a2—a3, Lb4Xc3f; 6.
Dc2Xc3, Pf6—e4; 7. Dc3—c2, 0—0. De voortzetting

110
7. Pc6 beschouwt men tegenwoordig als weer­
legd en in verband daarmee ook den zet 4. , d5.
Eigenaardig genoeg werd er bij de nieuwste theore­
tische onderzoekingen geen rekening gehouden met
de onderhavige, van theoretisch oogpunt zeer belang­
wekkende partij. Zwart verkrijgt hier een goed
tegenspel. 8. e2—eB, b7—b6; 9. Lfl—d3, Lc8—a6.
Fraai gespeeld. Op 10. Le4:, de4:; 11. De4: volgt 11.
.., Lc4:; 12. Da8:, Ld5 en Lg2:. 10. Pgl—e2, Pb8—d7;
11. 0—0, c7—c5; 12. b2—b3. Thans dreigt werkelijk
Le4: enz. 12. c5Xd4; 13. Pe2Xd4. Hierna komt
wit in moeilijkheden. Aangewezen was 13. ed4:. 13.
Pd7—c5; 14. Lel—b2. Beter was 14. Le2. 14.
Pc5Xd3; 15. Dc2Xd3, Ta8—c8. De penning van pion
c4, die nog verder aangevallen kan worden, is zeer
lastig voor wit. 16. Tfl—cl, Dd8—h4. Dreigt Df2:f
en dekt aldus met tempowinst Pe4, zoodat op 17. Tc2
17. .., dc4: met ernstige verzwakking van de witte
pionnenstelling volgen kan. 17. g2—g3, Pe4Xf2I.

De eigenlijke pointe van zwart’s vorigen zet. Op


18. Kf2: volgt 18. .., Dh2:f en Db2:. Zwart komt in

111
Deslissend voordeel. 18. Dd3—e2, Pf2—h3f; 19. Kgl
—g2, Dh4—h6; 20. De2—g4, Ph3—f2. De voorkeur
srerdiende 20. .., dc4: met de dreiging 21. .., Lb7f;
aa 21. Pf3, Lb7; 22. e4 volgt 22. .., f5!; 23. Dh3:, fe4:
en daar wit Dd2f niet toelaten mag, gaat Pf3 verlo­
ren en zwart wint, b.v. 24. Dh6:, ef3:f; 25. Kf2, gh6:
enz. Na den tekstzet verkrijgt wit tegenkansen. 21.
Kg2Xf2, Dh6Xb2f; 22. Kf2—f3, Dh2Xb2; 23. Tal—
bl, Db2—d2. Na 23. .., Da3:; 24. Tal, Db2; 25. Tcbl
gaat La6 verloren. 24. Tel—dl, Dd2—a5; 25. b3—b4,
Da5—a4; 26. Tdl—hl, d5Xc4; 27. Dg4—e4l, f7—f5.
Op 27. .., h6 volgt 28. b5 met verovering van La6.
28. De4Xe6f, Tf8—f7. Natuurlijk niet Kh8? wegens
29. Th7:f en mat. 29. ThlXh7, Da4—e8!. Dwingt tot
dameruil. Zwart verkrijgt nu een gewonnen eindspel.
30. De6Xe8t, Tc8Xe8; 31. Th7—h2, La6—b7f; 32.
Kf3—e2, Tf7—e7. Eenvoudiger was 32. .., Le4. 33.
Pd4Xf5, Te7—e5; 34. g3—g4, Lb7—e4; 35. Tbl—gl;
Le4Xf&; 36. g4Xf5, Te5Xe3f. Zwart had beter ge­
daan, zich met één gezonden pluspion tevreden te
stellen: 36. .., Tf5:. 37. Ke2—d2, Te3Xa3; 38. Th2
g2, Ta3-a2f; 39. Kd2-c3, Ta2Xg2; 40. TglXg2, Te8
—f8; 41. Tg2—g5, b6—b5; 42. f5—f6. Bogoljubow
verdedigt zich voortdurend zoo goed mogelijk. 42.
.., Tf8Xf6. Een interessante winstpoging was 42. ..,
a6, b.v. 43. Tg7:f, Kh8; 44. Tg6, Kh7; 45. Tg7f, Kh6
en 46. .., Tf6:; of 43. fg7:, Tf7; 44. Tg6, Tg7:; 45. Ta6:,
Kf8 enz. Na den tekstzet ontstaat een eigenaardige
remisestelling; zwart heeft geen mogelijkheid om zijn
g-pion zonder offer te doen oprukken. 43. Tg5Xb5,
Tf6—c6; 44. Tb5—a5, a7—a6; 45. Ta5—g5, g7—g6; 46.
Tg5—g2, Kg8—g7; 47. Tg2—gl, Kg7—f7; 48. Tgl—flf,
Tc6—f6; 49. Tfl—gl, Tf6—f4; 50. Tgl—al, g6—g5;
51. TalXaö, g5—g4; 52. Ta6—a7f, Kf7—f6; 53. Ta7
—a8, Tf4—f5; 54. Ta8—g8. Remise. Technische on-

112
tauwkeurigheid als gevolg van vermoeidheid of te
reinig oefening met grootmeesters.

Partij No. 82. Zwart: E. BOGOLJUBOW.


Tweede match, 6e partij, 29 December 1928.
Damegambiet.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
17—d5; 4. Lei—g5, Pb8—d7; 5. e2—e3, Lf8—e7; 6.
Jgl—f3, 0—0; 7. Tal—cl, c7—c6; 8. Lfl—d3, a7—a6;
>. c4Xd5, c6Xd5. Waarschijnlijk voldoende. Toch le­
gert deze zet meer moeilijkheden op voor zwart dan
iet gebruikelijke 9. .., ed5:. 10. 0—0, b7—b5; 11. Pf3
;5, Pd7Xe5. Solider is 11. .., Lb7; 12. f4, h6!; 13. Lh4
—Pe5:. 14. fe5:, Pe4b.v. 15. Le7:, De7:; 16. Le4:, de4:;
L7. Dg4, Dg5. 12. d4Xe5, Pf6—d7; 13. Lg5—f4, Lc8—
b7. Beter is 13. .., f5. 14. Pc3—e2, Dd8—b8. Een stoot
in de lucht. Wit kan pion e5 gemakkelijk dekken. 15.
Pe2—d4, g7—g6. Niet 15. .., Pe5: wegens 16. Dh5. 16.
Lf4—h6, Tf8—c8. In aanmerking kwam 16. .., Pe5:!
17. Lf8:, Lf8:. Een centrumpion en het looperpaar, dat
beteekent ongeveer voldoende compensatie voor de
kwaliteit. 17. TclXc8t, Db8Xc8; 18. f2—f4, Pd7—c5;
19. g2—g4, Pc5Xd3; 20. DdlXd3, Dc8—c4. Met dezen
en zijn volgenden zet drijft zwart de vijandelijke da­
me op betere velden. Juist was 20. .., Dc7 om f4—f5
roorloopig te beletten. Met het oog op dezen opmarsch
mag zwart pion a2 niet slaan. 21. Dd3—d2, Le7 b4;
22. Dd2—f2, Dc4—d3; 23. f4—f5. Hiermee verkrijgt
wit beslissenden aanval. 23. .., Dd3—e4; 24. Df2 g3,
e6Xf5; 25. g4Xf5, Lb4—f8; 26. Lh6Xf8, Ta8Xf8; 27.
f5—f6, h7—h5; 28. Dg3—g5, De4—g4+. Gedwongen
met het oog op de dreiging 29. Dh6. 29. Dg5Xg4, h5
X g4; 30. e5—e6. Wit wint onmiddellijk. Zwart mag
niet 30. .., fe6: spelen wegens 31. Pe6:, Tf7; 32. Pd8,

113
Td7; 33. f7f, Kf8; 34. Pe6f. 30. .., Kg8—h7; 31. e6—e7,
Tf8—e8; 32. Tfl—cl, Kh7—h6; 33. Pd4—e6!. Een aar­
dig slot. Er dreigt Pc7 of Pg7, terwijl 33. .., fe6: op
34. f7 faalt. Zwart geeft Eet op.
Partij No. 83. Wit: S. LANDAU.
Massakamp A.S.C.—Y.A.S., 10 Juni 1929, le bord.
Damegambiet.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
d7—d5; 4. Pgl—f3, Pb8—d7; 5. Lel—g5; c7—c6; 6.
e2—e3, Dd8—a5; 7. Pf3—d2, Lf8—b4; 8. Ddl—c2, d5
Xc4; 9. Lg5Xf6, Pd7Xf6; 10. LflXc4. De tbeoretisebe
voortzetting is 10. Pc4:. Na den minder sterken tekst­
zet komt zwart zonder meer tot bevrijding van zijn
spel en het looperpaar doet zich gelden. 10. .., e6—
e5; 11. 0—0, e5Xd4; 12. Pd2—b3. Wit vermijdt den ge-
isoleerden damepion, hij wordt nu echter gedwongen
tot een verzwakking van zijn koningsstelling. 12. ..,
Da5—h5; 13. Pb3Xd4, Lb4—d6; 14. f2—f4. Ook na
andere zetten staat zwart er het beste voor. 14. ..,
0—0; 15. Lc4—e2, Lc8—g4!; 16. Tal—el. Niet 16. Lg4:
wegens 16. .., Pg4: en zwart wint. 16. .., Tf8—e8;
17. h2—h3, Lg4Xe2; 18. TeiXe2, Ld6—c5. Dreigt 19.
.., Te3:. 19. Tfl—dl, Ta8—d8. Opnieuw met de drei­
ging Te3:. Op 20. Te3: zou dan 20. .., Td4: volgen en
zwart herovert de kwaliteit. Wit heeft geen voldoen­
de verdediging meer, want 20. Pa4 faalt op 20. ..,
Ld4:. 20. Pd4—f5, Td8Xdlt; 21. Pc3Xdl, PI6—e4I;
22. g2—g4. Op 22. Pd4 volgt 22. .., Pg3 benevens
23. .., Ld4: en eventueel 24. .., Pe2f. 22. .., Dh5Xh3;
23. Pdl—f2, Pe4Xf2; 24. Dc2Xc5, Pf2Xg4; 25. Te2—
d2, g7—g6; 26. Dc5—e7, Dh3—g3f!; 27. Kgl—fl, Pg4
Xe3f; 28. De7Xe3, Dg3Xe3; 29. Pf5Xe3, Te8Xe3;
30. Td2—d7, Te3—f3f; 31. Kfl—g2, Tf3Xf4; 32. Td7
Xb7, Tf4—c4; 33. a2—a3, a7—a5. Wit geeft het op.

114
Partij No. 84. Zwart: Jhr. J. H. O. v. d. BOSCH.
Wedstrijd om het kampioenschap van Nederland,
9e ronde, Amsterdam 24 Juli 1929.
Damegambiet.
1. d2—d4, Pg8—16; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
d7—d5; 4. Lel—g5, Pb8—d7; 5. e2—e3, c7—c6; 6. Pgl
—13, Dd8—a5; 7. Pf3—d2, Lf8—b4; 8. Ddl—c2, d5X
c4; 9. Lg5Xl6, Pd7Xf6; 10. Pd2Xc4, Da5—d5. Ge­
bruikelijker en beter is Dc7. In het vervolg speelt
zwart voorbarig op aanval. 11. 0—0—0, Lb4Xc3; 12.
b2Xc3, b7—b5; 13. e3—e4l. Een zeer sterke zet. Op
13. .., Pe4: volgt 14. Pe3 met stukwinst, terwijl 13.
.., De4: op 14. Pd6f faalt. 13. .., Dd5—d8; 14. Pc4—
e3, Dd8—b6; 15. c3—c4I. Opnieuw uitstekend ge­
speeld. Wit bouwt deze partij met Morphyaansche
vlotheid op. 15. .c6—c5; 16. c4Xb5, c5Xd4; 17. Pe3
—c4, Db6—b8; 18. e4—e5, Pf6—d7; 19. Pc4—dóf,
Ke8—e7; 20. TdlXd4, a7—a6. Op 20. .., Pe5: wint
21. Dc5. 21. Td4—c4, Pd7Xe5. De zwarte partij is ook
na andere zetten verloren. 22. Tc4—c7f, Pe5—d7; 23.
Dc2—c5, Ke7—f6; 24. Pd6—e4f en mat op den vol­
genden zet.
Partij No. 85. Wit: P. JOHNER.
Tournooi te Karlsbad, Augustus 1929, 6e ronde.
Damegambiet.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
d7—d5; 4. Lel—g5, Pb8—d7; 5. e2—e3, Lf8—e7; 6.
Pgl—f3, 0—0; 7. Tal—cl, c7—c6; 8. Lfl—d3, a7—a6;
9. c4Xd5 c6Xd5; 10. Pf3—e5, Pd7Xe5; 11. d4Xe5,
Pf6—d7; 12. Lg5—f4, b7—b5; 13. Ddl—g4. Wat be­
treft de opening vergelijk de 6e partij uit de twee­
de match met Bogoljubow. Wit stelt hier de
rochade uit, oogenschijnlijk een kansrijke tactiek.

115
Doch zwart neemt de juiste tegenmaatregel: een
actie in het centrum. 13. .., f7—f5; 14. e5Xfó, Pd7Xfó;
15. Dg4—g3, e6—e5!. Een pijnlijke verrassing voor wit.
Dergelijke gelegenheden verzuimt Euwe zelden. 16.
Lf4Xe5. Kost de kwaliteit. Doch wit had weinig keus.
Op 16. Lh6 volgt 16. .., Pg4 met de dreigingen 17. ..,
Ph6: en 17. .., Lh4. Ook 16. Lg5 is niet bevredigend,
b.v. 16. .., Ph5; 17. Le7:, Pg3: enz. met hetzelfde
resultaat als in de partij; of 16. Lg5, Ph5; 17. De5:,
Lg5:; 18. h4, Pf4! enz.; of eindelijk 16. Lg5, Ph5; 17.
Dh4, Lg5:; 18. Dh5:, e4 en zwart staat ver over­
wegend, op 19. Le2? volgt 19. .., g6 met damewinst.
16. .., Pf6—h5; 17. Le5—c7. Het eenige. 17. .., Ph5
Xg3; 18. Lc7Xd8, Pg3Xhl; 19. Ld8Xe7; PhlXf2; 20.
Ld3—e2, Tf8—f7; 21. Le7—h4. Op 21. Pd5: kan volgen
21. .., Lb7; 22. Pc7, Tc8 enz. 21. .., Pf2—e4; 22. Pc3
Xe4. Of 22. Pd5:, Lb7, en er dreigt o.m. 23. ..,
g5. 22. .., d5Xe4. Zwart staat gewonnen. Gezien
wit’s looperpaar kost de winst nog veel moeite,
Euwe echter geeft zijn tegenstander geen kans meer.
23. Tel—c6, Lc8—b7; 24. Tc6—d6, Tf7—c7; 25. Le2
—g4, Kg8—h8; 26. Lh4—g3, Tc7—e7; 27. Lg3—h4,
Te7—e8; 28. Lg4—h5, Te8—e5; 29. Lh5—f7, Ta8—f8;
30. g2—g4, Lb7—c8; 31. h2—h3, h7—h6; 32. Lf7—d5,
h6—h5; 33. g4—g5, g7—g6; 34. Lh4—g3, Te5Xg5; 35.
Lg3—f4, Tg5—gif; 36. Kei—f2, Tgl—dl; 37. Kf2—
e2, Tdl—d3; 38. Lf4—e5f, Kh8—h7; 39. Le5—d4, Td3
Xd4!; 40. e3Xd4, Lc8Xh3; 41. Ld5Xe4, Lh3—f5; 42.
Le4Xf5, Tf8Xf5; 43. Td6Xa6, h5—h4; 44. Ta6—a3,
g6—g5; 45. Ta3—f3, Kh7—g6l; 46. Tf3—d3, g5—g4;
47. d4—d5, h4—h3; 48. d5—dó, h3—h2; 49. Td3—dl,
g4—g3; 50. dó—d7, Tf5—f8; 51. Tdl—fl, Tf8Xfl; 52.
d7—d8D, h2—hlD; 53. Dd8—g8f, Kgó—h5; 54. Dg8
—e8f, Kh5—g4; 55. De8—d7f, Tfl—f5; 56. Dd7—d4f,
Kg4—h3; 57. Dd4—h8f, Kh3—g2. Wit geeft het op.

116
Partij No. 86. Wit: A. NIMZOWITSCH.
Tournooi Karlsbad, Augustus 1929, 8e ronde.
Nimzowitsch-systeem.
1. e2—e3, Pg8—f6; 2. b2—b3, g7—g6; 3. Lel—b2,
Lf8—g7; 4. f2—f4. Een lievelingsopstelling van Nim-
zowitsch. 4. .., d7—d6. Zwart stuurt op e5 aan en ver­
krijgt zoodoende een goed spel. 5. Ddl—cl, 0 0; 6.
Pgl—f3, Lc8—g4; 7. Lfl—e2, Pb8—c6; 8. 0—0, e7—e5.
Maakt gebruik van bet feit, dat Le2 niet gedekt staat.
9. f4Xe5, Pc6Xe5; 10. d2—d3, Pe5Xf3f; 11. Le2Xï3,
Lg4Xf3; 12. TflXf3, d6—d5!. Om e4 te beletten. 13.
Del—fl, Pf6—g4; 14. Lb2Xg7, Kg8Xg7; 15. h2—h3,
Pg4—e5; 16. Tf3—g3, f7—f5. Thans staat zwart over­
wegend. Hij is beter ontwikkeld en bovendien vormt
de achtergebleven koningspion een lastige zwakte
van het witte spel. 17. Dfl—f4, Dd8—f6. Met indirecte
bedreiging van Tal. 18. d3—d4. Er is geen betere zet.
18. Pe5—f7; 19. Df4Xc7. Zeer riskant. Wit moet

echter het heil zoeken in complicaties, want bij rustig


spelen is zijn partij verloren. 19. .., Ta8—c8; 20. Dc7
117
Xb7, Df6—h4!; 21. Kgl—h2. Na 21. Tf3, Delf; 22.
Kh2, Del beslist de dreiging Db2. Intusschen is ook
de tekstzet onvoldoende. 21. .., f5—f4!; 22. TgB—f3,
f4Xe3. De beslissing. Er dreigt 23. .., e2 met toren­
winst, terwijl 23. Te3: op 23. .., Dd4: faalt. Wit heeft
geen enkele verdediging meer. 23. Pbl—c3. Wan­
hoop, 23. .., Tc8Xc3??. Een verschrikkelijke over­
ijling. Na 23. .., Dd4: was ’t uit, zie 24. Tf7:f, Tf7:; 25.
Dc8:, De5f; 26. Kgl, e2; 27. Tel, De3f enz. of 24. Tafl,
De5f; 25. Khl, Tc7 en Dc3:. 24. Tal—fl. Fataal voor
zwart omdat Pf7 niet te dekken is. 24. .., e3—e2.
Zwart had nog 24. .., Kh6; 25. Tf7:, Th8 kunnen pro-
beeren. 25. Tf3Xf7f, Tf8Xf7; 26. Db7Xf7f, Kg7—h6;
27. Df7—f8f. Zwart geeft het op. Jammer voor deze
uitstekende partij, die eigenlijk na 22. .., fe3: al af-
geloopen was.

Partij No. 87. Zwart: J. R. CAPABLANCA.


Tournooi Karlsbad, Augustus 1929, 10e ronde.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4. e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. Ddl—c2, d7—d5; 5. a2—a3, Lb4Xc3f; 6.
Dc2Xc3, d5Xc4- Geen goede behandeling van deze
opening. Vergelijk de 3e partij uit de tweede match
met Bogoljubow. 7. Dc3Xc4, 0—0; 8. Lel—g5, c7—
c6; 9. Pgl—f3, Pb8—d7; 10. e2—e3, Dd8—a5f; 11.
b2—b4, Da5—d5; 12. Dc4—c2, h7—h6; 13. Lfl—c4,
Dd5—d6; 14. Lg5Xf6. Na 14. Lh4 kan 14. .., a5 lastig
worden en ook 14. Lf4, De7 levert niet veel op, daar
nu zoowel 15. .., a5 als 15. .., Ph5 dreigt. Wit heeft
het looperpaar niet noodig, hij staat ook na den tekst­
zet zeer gunstig omdat hij den goeden looper
behoudt tegenover den slechten van zwart. 14. ...
Pd7Xf6; 15. e3—e4, Dd6—e7; 16. 0—0, a7—a5; 17.

118
al—bl, a5Xb4; 18. aBXb4, Lc8—d7; 19. Lc4—dB,
18—d8; 20. Dc2—cB, Pf6—e8; 21. Dc3—c5, Kg8—f8.
/wart verdedigt zich goed. 22. Tbl al, De7Xc5.
,eidt tot een eindspel dat zeer ongunstig is voor
wart. Zooals Tartakower aantoont, was hier 22.
>6! de juiste zet. Wit had daarna niet beter dan met
ijn dame naar c3 terug te keeren. 23. b4Xc5, Kf8 e7;
14. Tfl—bl!, Ta8Xal; 25. TblXal, Ld7—c8; 26. Kgl
_fi, e6—e5. Ook deze aardige voortzetting brengt
wart geen opluchting. Wit houdt zijn voordeel on-
rerbiddelijk vast. 27. Pf3Xe5, Td8Xd4; 28. Kfl—e2,
7—f6; 29. Pe5—c4, Td4—d8; 30. Tal—a7, Ke7—d7;
II. Pc4—bót, Kd7—c7; 32. Ld3—a6!. Een fijne zet.
^wart mag nu niet 32. .Kb8 spelen wegens 33. Pc8:,
>a6:; 34. Pe7! en wit blijft minstens een pion voor.
^ogenschijnlijk is zwart nu zonder verdediging. 32.
.t pe8—d6. Een verrassende ressource. Capablanca
ituurt aan op een toreneindspel, waarin hij materieel
ichterstaat, echter een sterken vrijpion behoudt.
13. Pb6Xc8, Kc7Xc8; 34. c5Xd6, b7Xa6; 35. Ta7—
;7f, Kc8—b8; 36. Tc7Xc6, Kb8—b7; 37. Tc6—c7f,
0,7—b6; 38. Tc7Xg7, Td8Xd6; 39. Tg7—g6. Dreigt
19. e5. 39. .., Kb6—c5; 40. Tg6Xh6, Kc5—d4; 41.
Ke2—f3, a6—a5. ___________________________

Stelling na
tl. .., a6—a5.
Hier kon wit met de door Becker aangegeven
voortzetting 42. e5! gemakkelijk winnen, b.v. 42. ..,
Ke5:; 43. Th5f, £5; 44. g4, Tf6; 45. Ke3! enz. In plaats
daarvan maakt wit twee minder goede zetten, waar­
na een remisestelling ontstaat. 42. Kf3—f4, a5—a4;
43. Th6—h5. Yolgens Tartakower had 43. Th3
zeer waarschijnlijk tot winst geleid. 43. .., Td6—a6;
44. Th5—d5f, Kd4—c3; 45. Td5—dl, a4—a3; 46. Kf4
—f5, a3—a2; 47. f2—f4, a2—alD; 48. TdlXal, Ta6X
al; 49. Kf5Xf6. Yier verbonden vrijpionnen tegen
een toren! Blijkbaar taxeerde Euwe dit eindspel in
zijn vooruitberekening als gewonnen voor hem. In-
tusschen kan zwart de partij houden omdat geen der
pionnen ver opgerukt is. 49. .., Tal—a6f; 50. Kf6—f5,
Kc3—d4; 51. e4—e5, Kd4—d5; 52. g2—g3, Ta6—a8;
53. Kf5—f6, Ta8—a6f; 54. Kf6—f5, Ta6—a8. Remise.
Partij No. 88. Zwart: F. ENGELS.
Massakamp Holland-Rijnland, 2e ronde, 15 Sept. 1929.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c3—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. Lel—g5, Pb8—d7; 5. e2—e3, c7—c6; 6.
Pgl—f3, Dd8—a5; 7. Pf3—d2, Lf8—b4; 8. Ddl—c2,
0—0; 9. Lg5Xf6. Yolgens theorie leidt deze voortzet­
ting slechts tot gelijk spel. 9. .., Pd7Xf6; 10. Lfl—d3,
Tf8—e8; 11. 0—0, e6—e5. Eenvoudiger was eerst Lc3:.
12. d4Xe5, Te8Xe5; 13. c4Xd5, c6Xd5. Het schijnt,
dat Lc3: nog steeds mogelijk was; na 14. Pc4, Dd5:
15. Tadl, De6 heeft wit geen tijd om de kwaliteit te
nemen. De geïsoleerde damepion is hier nadeelig
voor zwart. 14. Pd2—b3, Da5—d8; 15. a2—a3, Lb4—
d6; 16. Pc3—b5!, Te5—h5. Op een zet van Ld6 volgt
17. Tacl. De met den tekstzet ingeleide aanval levert
niets op en de zwarte koningstoren speelt in het ver­
volg een bescheiden rol. 17. Pb5Xd6, Dd8Xd6; 18.

120
f2—f4, Lc8—d7; 19. Dc2—c5, Dd6—e6; 20. Dc5—d4,
Ta8—e8; 21. Tfl—f3, b7—b6; 22. Tal—cl, De6—d6;
23. Tf3—g3, Te8—c8; 24. TclXc8f, Ld7Xc8; 25. Tg3
—f3!. Juist. Deze toren moet de c-lijn bezetten. 25. ..,
Dd6—e7; 26. Tf3—fl, Th5—h6; 27. Tfl—cl, Lc8—b7;
28. Dd4—e5!. Beslissend. Zwart heeft niet beter dan
de dames te ruilen. Het volgende eindspel is echter
verloren voor hem, omdat de witte toren een buiten­
gewone activiteit verkrijgt. 28. .., De7Xe5; 29. f4Xe5,
Pf6—e8; 30. Pb3—d4, a7—a6; 31. Pd4r-f5, Th6—e6; 32.
Pf5—d6, Te6—e7. Of 32. .., Pd6:; 33. edó:, Td6:; 34.
Tc7 en wit wint een stuk. 33. Pd6Xb7, Te7Xb7; 34.
Tel—c8, Kg8—f8; 35. Le2Xa6, Tb7—c7; 36. Tc8—b8,
Tc7—elf; 37. La6—fl!, Kf8—e7. Op 37. .., Tc6 wint 38
Te8:f, Ke8:; 39. Lb5, Kd7; 40. Kf2, Kc7; 41. Lc6:, Kc6:;
42. Ke2 enz. 38. Tb8Xb6, Pe8—c7; 39. Kgl—f2, Tel
c2f; 40. Kf2—f3, h7—h6; 41. Lfl—d3, Tc2—d2; 42.
Ld3—f5, g7—g6; 43. Lf5—h3. Zwart geeft het op.

Partij No. 89. Zwart: ABDOEL ISTAR.


Indische tournee, Augustus-September 1930.
Fransche verdediging.
1. e2—e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. e4—e5, c7—
c5; 4. c2—c3, Pb8—c6; 5. Pgl—f3, Lc8—d7. De voor­
keur verdient de gebruikelijke zet 5. .., Db6. 6. d4X
c5, Lf8Xc5; 7. Lfl—d3, Dd8—c7; 8. Ddl—e2, Pg8—e7;
9. b2—b4! Lc5—b6; 10. 0—0, Pe7—g6; 11. Tfl—el,
a7—a5; 12. b4—b5, Pc6—e7; 13. a2—a4, Lb6—c5; 14.
Lel—d2, Ta8—d8. Aangewezen was de manoeuvre
Pe7—c8—b6. 15. Pbl—a3, Ld7—c8; 16. Pa3—c2, Pe7
—f5. Zwart is reeds om goede zetten verlegen. 17.
Pc2—d4, Dc7—b6; 18. Ld3Xf5, e6Xf5; 19. Ld2—g5!,
Lc5—e7; 20. Lg5Xe7, Pg6Xe7; 21. e5—e6!. Hier­
mede verkrijgt wit beslissend voordeel. 21. ..,

121
Ï7—f6. Op 21. Le6: of fe6: volgt 22. Pg5!. De
tekstzet is evenmin bevredigend. 22. PfB—h4. Ver­
overt pion f5, want op 22. .., g6 zou 23. Pdf5:! volgen.
22. .., 0—0; 23. Ph4Xf5, Pe7Xf5; 24. Pd4Xf5, Tf8—
e8; 25. De2—g4, g7—g6; 26. Pf5—d4, Td8—d6; 27.
Dg4—f3!, Db6—d8; 28. Tel—e3, Lc8Xe6. De herove­
ring van den pion baat niet. Wit dringt nu langs
de e-lijn het vijandelijke spel binnen. 29. Tal—el,
Le6—f7; 30. Te3Xe8t, Lf7Xe8; 31. DfB—e3, Le8—f7.
Ook op 31. .., Ld7 volgt 32. De7. Het eindspel na
dameruil is verloren voor zwart. 32. De3—e7, Dd8—
b6; 33. h2—h4, Td6—d8; 34. Tel—e6!. Verovert de
dame. 34. .., Db6Xe6; 35. Pd4Xe6, Td8—e8; 36. De7
Xf6 en wit wint.

Partij No. 90. Zwart: R. SPIELMANN.


Zeskamp te Amsterdam, 3e ronde, 19 Februari 1930.
Damegambiet.
1. d2—d4, e7—e6; 2. c2—c4, Pg8—f6; 3. Pgl—f3,
d7—d5; 4. Lel—g5, Pb8—d7; 5. e2—e3, c7—c6; 6.
Pbl—d2, Lf8—e7; 7. Lfl—dB, 0—0; 8. 0—0, c6—c5;
9. c4Xd5, e6Xd5; 10. Tal—cl, c5—c4. Leidt tot de
beroemde Pillsbury-opstelling, waarbij wit aanvals-
kansen heeft op den koningsvleugel en zwart de
pionnenmeerderheid op den damevleugel. De taak
is voor beide partijen moeilijk, doch wit heeft de
beste kansen. 11. Ld3—bl, b7—b5; 12. Pf3 e5, Lc8
—b7; 13. f2—f4, Pf6—e4; 14. Lg5Xe7, Dd8Xe7; 15.
LblXe4, d5Xe4; 16. Pe5Xd7, De7Xd7; 17. f4—f5.
Dat alles is bekend. Er dreigt 18. f6. Zwart moet 17.
.., f6 spelen en daarna kan wit afwisselend de vij­
andelijke koningsstelling bedreigen en den pion op
e4. 17. .., f7—f6; 18. Tfl-f4, Tf8—e8; 19. Pd2-fl,
Lb7—d5; 20. Pfl—g3, Ld5—f7; 21. Ddl—g4!, Dd7—c6;

122
22. Kgl—f2. Dekt pion e3 en dreigt nu op e4 te slaan.
Onmiddellijk slaan was minder goed, b.v. 22. Te4:,
Te4:; 23. De4:, De4:; 24. Pe4:, Te8; 25. Pd6, Te3:;
26. Pb5:, Te2; 27. Tbl, Ld5 enz. of 22. Pe4:, Ld5 enz.
22. .., Lf7—d5; 23. Dg4r-h3, Te8—e7; 24. Tf4—h4,
h7—h6; 25. Dh3—g4, Kg8—f8; 26. Pg3—h5, Ta8—d8;
27. Th4—h3, Td8—d7; 28. Ph5—f4, Kf8—e8; 29. Dg4
—e2. Met de stukken alleen gaat de aanval niet ver­
der, daarom bereidt wit een bestorming van pionnen
voor. 29. .., Td7—c7; 30. g2—g4, b5—b4; 31. Th3—g3,
c4—c3. Zwart heeft zich tot nu toe zeer goed verde­
digd. De tekstzet echter is een overijling, waarna wit
duidelijk voordeel bereikt. 32. b2Xc3, b4Xc3; 33.
TclXc3!, Dc6Xc3; 34. Pf4Xd5, Dc3—d3; 35. Pd5X
c7f, Te7Xc7; 36. De2Xd3, e4Xd3; 37. Tg3—gl. Het
eindspel staat ten gunste van wit. Deze immers
kan met zijn sterke centrumpionnen ongehinderd
oprukken, terwijl de zwarte pionnen niets prestee-
ren. 37. .., Tc8—c2f; 38. Kf2—f3, Tc2Xh2; 39.
Tgl—dl, d3—d2. Na 39. .., Ta2:; 40. Td3: heeft wit
’t nog gemakkelijker. 40. Kf3—g3, Th2—e2; 41. Kg3
f3, Te2—h2; 42. e3—e4, Ke8—d7; 43. Kf3—e3, Th2—
g2: 44. TdlXd2, Tg2Xg4; 45. Ke3—f3, Tg4—gl; 46.
Td2—g2!.

Stelling na
46. Td2—g2!.
Een fraaie beslissing. Zwart moet de torens ruilen,
want na 46. Tfif; 47. Ke2 zou pion g7 verloren
gaan. Het volgende pionneneindspel is verloren voor
zwart, alhoewel deze een gedekten vrijpion bezit.
Beslissend is, dat wit vrij manoeuvreeren kan, ter­
wijl zwart afwachten moet. 46. .., TglXg2; 47. Kf3
Xg2, Kd7—e7; 48. Kg2—g3, Ke7—f7; 49. Kg3—g4,
Kf7—e7; 50. Kg4—h5, Ke7—f7; 51. e4—e5, f6Xe5.
Op 51. .., Ke7 volgt 52. Kg6 en zwart moet toch op
e5 ruilen. 52. d4Xe5, a7—a6; 53. a2—a3, a6—a5; 54.
a3—a4, Kf7—f8; 55. Kh5—g6, h6—h5. Er is geen ver­
dediging meer. Op 55. .., Kg8 volgt 56. e6, Kf8; 57.
e7f, Ke7:; 58. Kg7: en wit wint. 56. Kg6Xh5, Kf8—f7;
57. Kh5—g5. Zwart geeft het op.
Partij No. 91. Wit: W. WINTER.
Kerstwedstrijd te Hastings 1930/31, le ronde,
29 December 1930.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3,
Pg8—f6; 4. e2—e3, Lc8—f5. De Euwe-variant, welke
bewijst, dat zwart na 4. e3 i.p.v. 4. Pc3 zonder moeite
gelijk spel bereikt. 5. Ddl—b3, Dd8—b6. Zeer juist.
Ook op 5. cd5:, cd5:; 6. Db3 volgt Db6. De conse­
quenties van 5. .., of 6. .., Dc8 zijn onduidelijk om­
dat wit — na ruil op d5 — met de Landau-voortzet-
ting Pa3 zeer snel tot de bezetting van de open c-
lijn komt. 6. Pbl—c3, e7—e6; 7. Pc3—a4, Db6 c7;
8. c4Xd5, e6Xd5; 9. Lel—d2, Pb8—d7; 10. Ld2—b4.
Wit gaat zijn slechten looper tegen zwart’s looper
ruilen. Deze onderneming is echter eenigszins voor­
barig. 10. .., Lf5—c2I; 11. Db3Xc2. De voorkeur ver­
diende 11. Da3. 11. .., Lf8Xb4f; 12. Pa4—c3, 0—0;
13. Lfl—d3, c6—c5I. Zeer sterk. Zwart heeft een voor-

124
sprong in ontwikkeling en neemt nu het initiatief.
14. d4Xc5, Pd7Xc5; 15. 0—0, Pc5Xd3; 16. Dc2Xd3,
Lb4Xc3; 17. Tfl—cl. Om geen pion op c3 te krijgen.
Mocht dit gelukken, dan zou wit er het beste voor
staan. 17. .., Pf6—e4l. Hiermee heeft wit’s plan ge­
faald. 18. b2Xc3. Er is geen betere zet. Op 18. Dd5:
volgt 18. .., Da5; 19. De4:, Lb2: en zwart wint. 18. ..,
Ta8—c8; 19. c3—c4, Tf8—d8; 20. Dd3—bl, b7—b6; 21.
h2—h3. Op 21. cd5: volgt 21. .., Pc3 benevens 22. ..,
Td5.\ 21. .., Dc7—c6; 22. c4Xd5, Dc6Xd5. Wit is erin
geslaagd zijn zwakken c-pion te ruilen. Desondanks
bevindt zwart zich in het voordeel omdat hij de beste
ontwikkeling heeft en de pionnenmeerderheid op den
damevleugel. Beide omstandigheden doen zich ook
na de volgende vereenvoudiging gelden. 23. TclXc8,
Td8Xc8; 24. Dbl—dl, DdöXdlf; 25. TalXdl, h7—h6;
26. Pf3—d4, Tc8—c5; 27. f2—f3. Noodzakelijk was
27. a3. Na den tekstzet wordt de witte a-pion onhoud­
baar en daarmee is de strijd beslist. In materieel op­
zicht verkrijgt wit op den koningsvleugel compen­
satie, deze blijft echter zonder beteekenis. 27. ..,
Pe4—c3; 28. Tdl—d2, Tc5—a5; 29. Pd4—c6, Ta5—a3I;
30. Td2—d8f, Kg8—h7; 31. Td8—d7; a7—a5; 32. Td7
Xf7, Ta3Xa2; 33. e3—e4, a5—a4; 34. e4—e5, a4—a3;
35. Tf7—a7, Ta2—c2!. Yerovert een stuk. Op 36. Ta3:
volgt 36. .., Pe2f; 37. Kfl, Pg3f resp. 37. Kf2, Pd4f
enz. 36. Pc6—d4, Tc2—elf; 37. Kgl—f2, a3—a2; 38.
Pd4—b3, Tel—bl; 39. e5—e6, TblXb3. Wit geeft het
op. Een door Euwe zeer logisch doorgezette positie-
partij.
Partij No. 92. Wit: R. P. MICHELL.
Kerstwedstrijd te Hastings 1930/31.
Damegambiet.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,

125
d7—d5; 4. Lel—g5, Pb8—d7; 5. e2—e3, Lf8—e7; 6.
Pgl—fS, O—0; 7. Tal—cl, c7—c6; 8. c4Xd5, e6Xd5;
9. Lfl—d3, Tf8—e8; 10. 0—0, Pd7—f8; 11. Pf3—e5.
Geen sterke zet. Kansrijker is Dc2 of h3. 11. Pf6
—e4; 12. Lg5Xe7, Dd8Xe7; 13. Ddl—c2. Na twee
keer slaan op e4 zou f6 volgen en zwart verovert een
stuk, b.v. 13. Pe4:, de4:; 14. Le4:, f6; 15. Lc6:, bc6:;
16. Pc6:; wit heeft drie pionnen als compensatie, dit
is echter niet voldoende omdat hij geen aanval heeft
en geen pionnen die met kans op succes snel kunnen
oprukken. 13. .., f7—f6; 14. Pe5—f3, Kg8—h8; 15.
Ld3Xe4, d5Xe4; 16. Pf3—d2, f6—f5; 17. d4—d5. Te
vroeg. Wit slaagt erin de vijandelijke pionnenstel­
ling te verzwakken, hij laat echter buiten beschou­
wing, dat nu in zijn eigen stelling een positioneele
zwakte ontstaat, welke zwaarder weegt. 17. Pf8
—g6!; 18. d5Xc6, b7Xc6; 19. Pc3—a4, Lc8—a6.
Thans ziet men het verkeerde van wit’s strategie.
De zwakte van veld d3 is noodlottig. 20. Tfl—el,
Pg6—e5; 21. Pa4—c5, La6—d3; 22. Dc2—c3, De7—g5;
23. h2—h3, Ta8—d8; 24. Kgl—h2, Dg5—h4!; 25. g2
—g3. Of 25. Kgl, Td6 enz. Zwart verkrijgt in ieder
geval een beslissenden koningsaanval. 25. .., Dh4—
h5; 26. Pc5—b3, Td8—d6; 27. Pb3—d4, Td6—h6; 28.
h3—h4, Pe5—g6I; 29. Dc3Xc6, Pg6Xh4! Wit geeft
het op. Een modelprestatie over het thema „Hoe moet
men zwakten taxeeren”.

Partij No. 93.


Wit: Dr. A. ALJECHIN en Dr. J. H. O. v. d. BOSCH.
Zwart: Dr. M. EUWE en H. WEENINK.
Consultatiepartij, Amsterdam, 21 Maart 1931.
Caro-Kann-verdediging.
1. e2—e4, c7—c6; 2. Pbl—c3, d7—d5; 3. Pgl—f3,

126
Pg8—f6; 4. e4—e5, Pf6—e4; 5. Ddl—e2. Om de ge­
bruikelijke varianten te vermijden. Deze behande­
ling van de Caro-Kann-partij is van Spielmann af­
komstig. Zwart bereikt zonder moeite gelijk spel. 5.
... Pe4Xc3; 6. d2Xc3, Lc8—g4; 7. h2—h3, Lg4Xf3;
8. De2Xf3. Het looperpaar heeft hier maar weinig
beteekenis. De stelling is gesloten en de pion op e5
belemmert de werkzaamheid van den damelooper.
8. .., e7—e6; 9. Lel—f4, Pb8—d7; 10. Lfl—d3, Pd7—
c5; 11. Ld3—e2, Pc5—e4; 12. c3—c4. Oogenschijnlijk
dachten de witspelers, dat het hun nu zou gelukken
de stelling van Pe4 met succes te ondermijnen. 12.
.., g7—g5!. Een sterke zet. Op 13. Lh2 verkrijgt zwart
met 13. .., Lc5 het initiatief, terwijl na 13. Le3, Dc7 of
Lg7 pion e5 zwak wordt. De witspelers besluiten daar­
om tot de volgende afwikkeling, welke tot een remise-
eindspel leidt. 13. c4Xd5, g5Xf4; 14. Df3Xe4, Dd8X
d5; 15. De4Xf4, Lf8—g7; 16. Le2—f3, Dd5Xe5t; 17.
Df4Xe5, Lg7Xe5; 18. 0—0—0, Ke8—e7; 19. c2—c3,
Ta8—d8; 20. Kcl—c2, Le5—c7; 21. Thl—el, Lc7—b6;
22. TdlXd8, Th8Xd8; 23. Tel—e2, f7—f5; 24. b2—b4,
Ke7—f6; 25. g2—g4, a7—a5; 26. b4Xa5; Lb6Xa5; 27.
g4—g5f, Kf6Xg5; 28. Te2Xe6, Td8—a8!; 29. Te6—
e7, La5Xc3!; 30. Te7Xb7, Lc3—d4. Remise.

Partij No. 94.


Wit: Dr. M. EUWE en H. WEENINK.
Zwart: Dr. A. ALJECHIN en Dr. J. H. O. v. d. BOSCH
Consultatiepartij, Amsterdam, 23 Maart 1931.
Dame-gambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3,
Pg8—f6; 4. Pbl—c3, e7—e6; 5. Lel—g5, Pb8—d7. Tot
een zeer ingewikkeld en moeilijk te taxeeren spel

127
leidt 5. dc4:; 6. e4, b5; 7. e5, h6; 8. Lh4, gö; 9.
Pg5:, hg5:; 10. Lg5:, Pbd7; 11. ef6:, Lb7. 6. e2—e3,
Dd8—a5; 7. c4Xd5. Ook deze voortzetting staat als
onduidelijk te boek. 7. .., Pf6Xd5; 8. Ddl—b3.
Tegenwoordig geeft men de voorkeur aan 8. Dd2. 8.
.., Lf8—b4; 9. Tal—cl, e6—e5; 10. Lfl—c4. Na 10.
Pe5:, Pe5:; 11. de5:, Pc3:; 12. bc3:, La3 benevens
Le6 of Lf5 staat zwart beter. 10. .., Pd7—b6; 11. Lc4
Xd5, Pb6Xd5; 12. Pf3Xe5, Lc8—e6; 13. Pe5—c4,
Pd5Xc3. Zoodoende krijgt zwart den geofferden pion
met goed spel terug. 14. Pc4Xa5, Pc3Xa2f; 15. Db3
Xb4, Pa2Xb4; 16. 0—0. Er dreigde 16. .., Pd3f. 16.
.., f7—f6; 17. Lg5—h4, 0—0—0; 18. Lh4—g3, Th8—e8;
19. b2—b3, Le6—d5; 20. Pa5—c4, Ld5Xc4; 21. b3X
c4, b7—b6. De pionnenmeerderbeid op den dame-
vleugel geeft zwart winstkansen. 22. Tel—al, Kc8—
b7; 23. Tal—a4, c6—c5; 24. d4Xc5, b6Xc5; 25. f2—
f3!. Om 25. .Te3: met 26. Lf2, Te5; 27. Lc5: te be­
antwoorden en aldus volkomen gelijk spel te berei­
ken. Ook voor het geval dat zwart niet neemt op e3,
is de tekstzet belangrijk: wit bereidt den opmarsch
van zijn pionnenmeerderheid op den koningsvleugel
voor. Deze tactiek brengt ook tenslotte redding.
25. .., Te8—e6; 26. e3—e4, Te6—a6!. Na ruil
van een toren kan de zwarte koning actief op­
treden. 27. Ta4Xa6, Kb7Xa6; 28. e4—e5, f6Xe5;
29. Lg3Xe5, Td8—d7; 30. f3—f4, Ka6—a5; 31.
Tfl—alf, Ka5—b6; 32. Kgl—f2, a7—a5; 33. Kf2—f3,
Pb4—c2; 34. Tal—fl, Pc2—d4f; 35. Kf3—e4, a5—a4;
36. g2—g4, Kb6—a5; 37. f4—f5, Ka5—b4; 38. g±-g5,
Pd4—b3; 39. Ke4—f4, Kb4Xc4; 40. f5—f6. De witte
partij heeft een pion verloren, doch de vrije f-pion
is buitengewoon sterk, bovendien bewijst in deze
stelling de looper betere diensten dan het paard. 40.
.., g7Xf6; 41. g5Xf6, Kc4—d5; 42. Tfl—gl, Pb3—d4;

128
43. Le5Xd4. Leidt tot een toreDeindspel waarin de
zwarte pluspion niet voldoende is voor de winst. 43.
.., c5Xd4; 44. Tgl—al, Td7—a7; 45. Tal—a3, Ta7—a6.

In deze stelling moest de partij afgebroken en ge­


arbitreerd worden. Dit laatste bleek een zeer lastige
taak te zijn en er werd derhalve besloten er een ana-
lyse-wedstrijd van te maken, voor welken de heer
van Dien een prijs uitloofde. Schrijver dezes heeft
aan dezen wedstrijd meegedaan en een zeer uitge­
breide analyse ingediend, waarin bewezen werd, dat
de stelling i.q. remise is. Deze analyse werd de prijs
toegekend, doch de copie is zoek geraakt. Euwe heeft
deze copie aan Aljechin gezonden en zag ze nooit
meer terug.
Partij No. 95. Zwart: D. NOTEBOOM.
Yierde matchpartij, Haarlem, 4 Juli 1931.
Indische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pgl—f3,
Lf8—b4f; 4. Lel—d2, Dd8—e7; 5. g2—g3, 0—0; 6.
Lfl—g2, Lb4Xd2f; 7. DdlXd2, d7-d6; 8. Pbi—c3,

129
c7—c6. Om na e5 het antwoord Pd5 uit te schakelen.
In dergelijke stellingen is echter niet e5 maar c5
de juiste voortzetting 9. 0—0, e6—e5; 10. d4X
e5, d6Xe5; 11. Tal—dl, Tf8—e8; 12. Dd2—d6.
Wit stuurt op het eindspel aan, omdat hij drie kleine
voordeelen heeft, t.w. een voorsprong in ontwikke­
ling, het beheerschen van de d-lijn en de kans voor
een pionnenbestorming op den damevleugel. 12. ..,
De7Xd6; 13. TdiXdó, Lc8—g4; 14. Tfl—dl, Pb8—d7;
15. h2—h3, Lg4Xf3; 16. Lg2xf3, Pd7—c5. Deze fout
leidt geforceerd tot beslissend nadeel. Juist was 16.
.., Pb6, en na het gedwongen antwoord 17. b3, 17. ..,
Te7 of 17. .., Pc8 met kans op remise. 17. b2—b4!,
Pc5—e6; 18. b4—b5!. Hiermede verovert wit onder
gunstige omstandigheden een pion en daarna is de
winst niet moeilijk. 18. .., Pe6—d4; 19. b5Xc6, Pd4
Xf3f; 20. e2Xf3, b7Xc6; 21. Td6Xc6, Te8—c8; 22.
Tc6Xc8f, Ta8Xc8; 23. Pc3—b5, Kg8—f8; 24. Pb5X
a7, Tc8X c4; 25. Tdl—d8f, Kf8—e7; 26. Td8—a8, Pf6
d5; 27. Pa7—b5, Pd5—c3; 28. Ta8—a7f, Ke7—f6; 29.
Ta7—a6f!, Kf6—e7; 30. Pb5—d6!, Tc4-b4; 31. Pd6
f5f, Ke7—d8; 32. Pf5Xg7, TbA-blf; 33. Kgl—g2,
Pc3—e2; 34. Ta6—d6f, Kd8—c7; 35. Td6—d2, Pe2—
d4; 36. f3—f4, Pd4—c6; 37. Pg7—e8f, Kc7—b6; 38.
f4Xe5, PcéXeS; 39. Pe8—f6, Kb6—c6; 40. Pf6Xh7.
Zwart geeft het op.
Partij No. 96. Zwart: J. R. CAPABLANCA.
Achtste matchpartij, 26 Juli 1931.
Dame-Indische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pgl—f3,
b7—b6; 4. g2—g3, Lc8—b7; 5. Lfl—g2, Lf8—b4f; 6.
Lel—d2, Lb4Xd2f; 7. DdiXd2, 0—0; 8. Pbl—c3, Pf6
—e4; 9. Dd2—c2, Pe4Xc3. Een kwaliteitsoffer van
twijfelachtige waarde. De solide voortzetting is f5 en

130
eventueel d5. 10. Pf3—g5!, Pc3—e4; 11. Lg2Xe4, Lb7
Xe4; 12. Dc2Xe4, Dd8Xg5; 13. De4Xa8, Pb8—c6;
14. Da8—b7, Pc6Xd4; 15. Tal—dl, Dg5—e5. Ook
15. .., Dc5 komt in aanmerking. Het sterkst is echter
15. .., c5, b.v. 16. e3, Pc2f; 17. Kd2, Df5; of 17. Ke2,
Dg4f; of 17. Kfl, Dg4; 18. Kg2, Pe3:f! en remise door
eeuwig schaak. De voortzetting 15. .., c5 heeft Euwe
aanbevolen, waarop Capablanca ze in de 10de match-
partij toepaste. Het resultaat was remise. Na den
tekstzet komt wit’s materieele voordeel tot zijn recht.
16. e2—e3, Pd4—c2f; 17. Kei—e2, d7—d5; 18. Tdl—
d2, De5Xb2; 19. c4Xd5.

Stelling na
19. c4Xd5.

Sterker was 19. Dc6!. Er dreigde dan 20. cd5: met


stukwinst, omdat 20. .., Db5f verhinderd was. Na
de gedwongen voortzetting 19. .., Pb4; 20. Tb2:, Pc6:;
21. cd5: verkrijgt wit een gewonnen eindspel, b.v.
21. .., ed5:; 22. Tel enz. of 21. .., Pe7; 22. Tel, Pd5:;
23. e4, Pf6; 24. Tc7: enz. 19. .., Db2—b5f; 20. Ke2—
f3, Pc2—b4; 21. Thl—cl. Zeer in aanmerking kwam
21. Dc7: of ook direct 21. d6. 21. .., Db5—a5. De voor­
keur verdiende 21. .., Pd5:, want op 22. e4 kan 22. ..,
Db4 volgen. 22. d5—d6. Om den vijandelijken toren

131
te ruilen. Zeer sterk was ook 22. Tc7:, Pd5:; 23.
Tcc2. 22. . .,c7Xd6; 23. Tel—c8, g7—g6; 24. Tc8Xf8f.
Sterker was 24. Da8 om den zwarten koning niet
naar e7 te laten komen. 24. . .,Kg8Xf8; 25. Db7—c8f,
Kf8—e7; 26. Dc8—c7f, Ke7—f6; 27. Dc7—c3f, Kf6
—e7; 28. Dc3—c7f, Ké7—f6; 29. Dc7—d8f. Beter
direct 29. Dd6:. 29. .., Kf6—g7; 30. Dd8Xd6, Pb4X
a2; 31. Dd6—d4f, e6—e5. Veiliger was 31. .., Kg8.
32. Dd4—d5, Da5Xd5; 33. Td2Xd5. Een belangwek­
kend eindspel. 33. .., e5—e4f; 34. Kf3—f4, Pa2—b4;
35. Td5—b5, Pb4—d3f; 36. Kf4Xe4, Pd3Xf2f; 37.
Ke4—d4, f7—f5; 38. Tb5—b2, Pf2—g4; 39. h2—h3,
Pg4—f6; 40. Tb2—c2, Pf6—e4; 41. g3—g4, Kg7—f6;
42. g4Xf5, Kf6Xf5. Riskant, daar wit nu een vrijpion
heeft. 43. Tc2—c7, Pe4—g5; 44. Tc7Xa7; h7—h5; 45.
Ta7—a3, Pg5—f3f; 46. Kd4—d3. Hier had wit in ieder
geval 46. Kd5 moeten spelen, hetgeen zeer goede
winstkansen bood. De tekstzet leidt definitief tot een
remisestelling. 46. .., Pf3—gl; 47. Kd3—d2, g6—g5;
48. Ta3—b3, h5—h4; 49. Tb3Xb6, PglXh3; 50. Kd2
—e2, g5—g4; 51. Tb6—b5f, Kf5—e4; 52. Tb5—b4f,
Ke4—f5; 53. Ke2—fl, Kf5—g5; 54. Tb4-b5f, Kg5—
g6; 55. Tb5—b4, Kg6—h5; 56. Tb4—b5f, PhB—g5.
Remise.
Partij No. 97. Wit: J. R. CAPABLANCA.
Vijfde matchpartij, Rotterdam, 20 Juli 1931.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
c7—c5. Wat betreft de voorliefde voor een vrij stuk-
kenspel, komt de stijl van Euwe overeen met die van
Tarrasch. Vandaar dat Euwe de Tarrasch-verdedi-
ging, die op zichzelf van twijfelachtige waarde is,
voortreffelijk weet te behandelen. In het onderhavige
geval komt er nog bij, dat Euwe zeker op zijn betere

132
theoretische kennis vertrouwde. 4. c4Xd5, e6Xd5;
5. Pgl—f3, Pb8—c6; 6. g2—g3, Pg8—f6; 7. Lfl—g2,
Lf8—e7; 8. 0—0, 0—0; 9. d4Xc5. Als sterker be­
schouwt men 9. Lg5. 9. .Le7Xc5. Waarschijnlijk is
is hier de gambiet-voortzetting 9. d4 het sterkst.
Toen deze partij gespeeld werd, was echter 9. .., d4
nog maar weinig onderzocht. 10. Lel—g5. Hierna
verkrijgt zwart met den volgenden opmarsch een
zeer goede stelling. Sterker is 10. Pa4 en op 10.
Le7; 11. Le3. 10. .., d5—d4!; 11. Pc3—e4, Lc5—e7;
12. Pe4Xf6f, Le7Xf6; 13. Ddl—d2, Lc8—g4; 14. h2
—h3. Daarop volgt een fraaie weerlegging. 14. .
Lf6Xg5! 15. Pf3Xg5, Lg4Xe2I; 16. Pg5Xf7. Zoodoen­
de vermijdt wit pionverlies. Hij blijft echter in be­
narde omstandigheden verkeeren. 16. .., Dd8—e7;
17. Tfl—el, d4—d3. Een geweldige vrijpion, die op
den duur de beslissing moet brengen. 18. Pf7—g5,
Ta8—d8; 19. Tal—cl, Pc6—d4; 20. h3—h4, h7—h6;
21. Pg5—h3, De7—f7. Na 21. .., Pc2; 22. Tc2:, dc2:;
23. Dc2:, Ld3; 24. Te7: krijgt wit meer dan voldoende
compensatie voor de kwaliteit. 22. Ph3—f4, Le2—f3.
Volgens Tarrasch was 22. .., Da2: sterker. 23. Tel
—c3, Pd4—e2f; 24. Pf4Xe2, d3Xe2; 25. Dd2—e3,
Td8—dl; 26. Tc3—cl.

Stelling na
26. Tc3—cl.
In deze stelling heeft Dr. Lasker de volgende
winstvoortzetting voor zwart aangetoond: 26. .Te8;
27. Dc3, Lg4 met de dreiging 28. .Te8, b.v. 28. Db4,
Dd7 en nu dreigt 29. .., Tel:; 30. Tel:, Ddlf; 31.
Del, Del: enz. Het schijnt, dat wit de kwaliteit ver­
liezen moet en daarmee ook de partij.
Na den volgenden ruil raakt zwart zijn voordeel
bijna volkomen kwijt. 26. .., TdlXcl?; 27. TelXci»
Tf8—e8; 28. De3—d2, Lf3Xg2; 29. KglXg2, Df7Xa2;
30. Tel—el, Da2—e6; 31. f2—f3, b7—b6; 32. Kg2—f2,
De6—h3; 33. TelXe2, Dh3—h2f; 34. Kf2—fl, Te8X
e2; 35. Dd2x©2, Dh2Xg3; 36. De2—e4, a7—a5; 37.
De4—d5f, Kg8—h8; 38. h4—h5, Dg3—b8; 39. Dd5—
b5, Dd8—c8; 40. Db5Xb6, Dc8—hBf; 41. Kfl—f2,
Dh3—h2f; 42. Kf2—fl, Dh2Xh5; 43. Db6—d8f; Kh8
—h7; 44. Dd8—d3f, Dh5—g6; 45. Dd3—b5, Dg6—blf;
46. Kfl—g2, Dbl—c2f; 47. Kg2—h3, a5—a4; 48. Kh3
—g3, Dc2—c7f; 49. Kg3—g4, Dc7—c8f; 50. Kg4—g3,
Dc8—c2; 51. Kg3—h3, Dc2—c8+; 52. Kh3—g2, Dc8
—a8; 53. Db5—f5f, Kh7—h8; 54. Df5—b5, Da8—a7;
55. Db5—e8f, Kh8—h7; 56. De8—e4f, g7—g6; 57.
Kg2—g3, h6—h5; 58. Kg3—g2, Da7—d7; 59. Kg2—g3.
Remise. De pionnenformatie is van dien aard, dat
de zwarte pluspion niet tot zijn recht kan komen.

Partij No. 98. Zwart: S. LANDAU.


Tientallenwedstrijd A.S.C.—N.R.S.Y.,
15 November 1931.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. Ddl—c2, c7—c5. Tegenwoordig geldt 4.
.., Pc6 als de beste voortzetting. 5. d4Xc5, Pb8—c6;
6. Pgl—f3, Dd8—a5; 7. Lel—d2, Da5Xc5; 8. e2—e3,
Dc5—e7. Beter is 8. .., d5, hoewel wit ook daarna

134
een openingsvoordeel behoudt. 9. 0—0—0, 0—0; 10.
Lfl—d3, Lb4—d6; 11. a2—a3, b7—b6; 12. Pf3—g5,
h7—h6; 13. Pg5—e4, Pf6Xe4; 14. Pc3Xe4, Ld6—c7;
15. g2—g4, Lc8—b7; 16. Thl—gl, d7—d5. Een goede
zet, waarmee zwart bijna gelijk spel bereikt. 17. c4
Xd5, e6Xd5; 18. Pe4^g3, Lc7Xg3; 19. TglXg3, Ta8
—c8; 20. Ld2—c3, Pc6—e5; 21. f2—f4, Pe5Xd3f; 22.
De2Xd3, Tc8—c4. Kansrijker was 22. .., Tc3:f. 23.
g4—g5. Aldus handhaaft wit het initiatief. 23. ..,
h6—h5; 24. g5—g6, De7—e4. Op 24. .., f6 zou 25. De2
volgen. 25. Dd3Xe4, Tc4Xe4; 26. g6Xf7'f, Tf8Xf^?
27. Tdl—gl, Te4—e7; 28. f4—f5. Met de niet te pa-
reeren dreiging f5—f6. Op 28. .., Kf8 zou tóch 29.
f6 volgen, terwijl 28. .., Kh7 beantwoord wordt met
29. Tg5. De dameruil heeft de situatie niet verge­
makkelijkt voor zwart. 28. .., Te7—c7; 29. Kcl—d2,
Lb7—c8; 30. f5—f6, Lc8—f5; 31. Tg3Xg7f, Tf7Xg7;
32. f6Xg7. Deze pluspion brengt indirect de beslissing
omdat hij de manoeuvreervrijheid van de zwarte
stukken ernstig belemmert. Euwe, die mettertijd
specialiteit is geworden in eindspelen met loopers
van ongelijke kleur, laat zijn tegenstander geen kans
meer. 32. .., Lf5—g4; 33. Tgl—fl, Tc7—f7; 34. Lc3—
f6, Lg4—e6; 35. Kd2—d3, Kg8—h7; 36. Tfl—f2, Tf7
—c7; 37. Lf6—e5, Tc7—f7; 38. Tf2—g2, Tf7—f5; 39.
Kd3—d4; Le6—g8; 40. Tg2—c2, Tf5—fl; 41. Kd4—
c3, Tfl—f5; 42. Le5—d4, h5—h4; 43. Tc2—g2, Kh7—
h6; 44. Kc3—b4, Tf5—f3; 45. Kb4—b5, h4—h3; 46.
Tg2—c2, Tf3—f5; 47. Tc2—c6f, Kh6—h7; 48. Tc6—f6,
Tf5—g5; 49. Tf6—f4, Lg8—e6; 50. Tf4—h4f, Kh7—g6;
51. Th4Xh3, Kg6—f5, 52. Th3—g3, Tg5Xg3; 53. h2X
g3, Kf5—g4; 54. Kb5—a6, Kg4Xg3, 55. Ka6X»7.
Zwart geeft het op.

135
Partij No. 99. Zwart: G. STOLTZ.
Kerstwedstrijd te Hastings 1931/32.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
c7—c5; 4. c4Xd5, e6Xd5; 5. Pgl—f3, Pb8—c6; 6. g2
—g3, Pg8—f6; 7. Lfl—g2, Lc8—g4. Door meester
Wagner uit Hamburg aanbevolen. 8. Pf3—e5. Deze
voortzetting schijnt het sterkst te zijn. 8. c5Xd4.
Op 8. .., Pd4: volgt 9. Pg4:, Pg4:; 10. Ld5: of Pd5:.
9. Pe5Xg4, d4Xc3; 10. Pg4Xf6f, Dd8Xf6; 11. b2Xc3,
Df6Xc3f. Beter was 11. .., Lb4.12. Lel—d2, Dc3—f6;
13. 0—0, Ta8—d8. Zwart had zoo snel mogelijk moe­
ten rocheeren, b.v. 13. .., Le7; 14. Db3.0—0.14. Ddl—
b3, b7—b6. De voorkeur verdiende 14. .., Td7.15. Ld2
—c3!. Een zeer sterke zet. Op 15. .., d4 zou nu volgen
16. Da4! b.v. 16. .., dc3:; 17. Lc6:f of 16. .., Td6; 17.
Lc6:f, Tc6:; 18. Ld4:, of eindelijk 16. .., Tc8; 17. Ld4:
ten gunste van wit. Wanneer zwart pion d5 met zijn
dame dekt, volgt 16. Tfdl enz. Aldus komt wit met
den tekstzet in beslissend voordeel. 15. .., Df6—g6;
16. Lg2xd5, Lf8—c5; 17. Ld5Xc6f> Dg6Xc6; 18. Lc3
Xg7, Th8—g8; 19. Db3—c3, Dc6—e6; 20. Tal—dl,
Td8Xdl; 21. TflXdl, De6Xe2; 22. Tdl—d2, De2—
elf; 23. Kgl—g2, Tg8Xg7. Zwart heeft niet beter dan
de dame te offeren. Er dreigde in de eerste plaats 24.
Lf6, b.v. 23. .., De4f; 24. f3, De3; 25. Lf6, Dglf; 26.
Kh3 enz. 24. Td2—d8f, Ke8Xd8; 25. Dc3Xel. Wit
staat gewonnen. Het volgende eindspel vereischt nog
nauwkeurige behandeling, doch deze is aan Euwe
wel toevertrouwd. Wit verschaft zich eerst een plus-
pion en dreigt daarna voortdurend met het offer van
de dame tegen toren en looper. Daardoor komt zwart
meer en meer in het nauw. 25. .., Tg7—g6; 26. Del—
e4, h7—h6; 27. De4—a8f, Kd8—e7; 28. Da8Xa7t, Ke7

136
—f8; 29. a2—a4, Lc5—b4; 30. Da7—b8f; Kf8—g7; 31.
Db8—e5f, Kg7—g8; 32. f2—f4, Tg6—e6; 33. De5—b5,
Lb4—f8; 34. f4—f5, Teó—dó; 35. Kg2—f3, Tdó—d4;
36. Kf3—e3, Td4—b4; 37. Db5—e8, Kg8—g7; 38. Ke3
—d3, Kg7—g8; 39. Kd3—c3, Tb4—g4; 40. De8—b5,
Lf8—c5; 41. Kc3—b3, Kg8—g7; 42. a4—a5I. Zwart
geeft bet op. Na 42. .., Tb4j wint 43. Db4: en 44. a6!.

Partij No. 100. Wit: R. SPIELMANN.


Oefenmatch, le partij, 7 Maart 1932.
Damegambiet.

1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—có; 3. Pgl—f3,


Pg8—f6; 4. Pbl—c3, e7—eó; 5. e2—e3, Pb8—d7; 6.
Pf3—e5. Rubinstein’s anti-Meranervariant. Deze
leidt gewoonlijk tot levendig spel. 6. ... Lf8—e7; 7.
Lfl—d3, 0—0; 8. f2—f4. De consequente voortzetting.
8. .., có—c5. 9. c4Xd5. Deze ruil werkt zwart’s ont­
wikkeling in de hand. Juist was 9.0—0. 9. .., Pf6Xd5;
10. Pc3Xd5, e6Xd5; 11. 0—0, Pd7—fó; 12. Lel—d2, c5
Xd4!; 13. e3Xd4, Pfó—e4!; 14. Ld2—e3, Dd8—bó; 15.
f4—f5. Solider was 15. De2 met ongeveer gelijk
spel. De tekstzet schijnt kansrijk te zijn, hij wordt
echter door Euwe op fraaie wijze weerlegd. 15. ..,
Db6Xb2; 16. Ddl—f3, Le7—g5I; 17. Ld8Xe4. Op 17.
Lg5: kan 17. .., Dd4:f volgen. 17. .., d5Xe4; 18.
Df3—g3. Wit ziet in, dat 18. De4: ongunstig is
wegens 18. .., Lf5:!. De tekstzet is echter ook niet
voldoende. 18. .., Lg5Xe3f; 19. Dg3Xe3, Lc8Xf5.
Beslissend. Wit probeert nu nog in troebel water
te visschen. 20. Tfl—bl, Db2—c2; 21. TblXb7,
Ta8—b8!; 22. Tal—cl, Dc2Xa2; 23. Tb7Xb8, Tf8X
b8; 24. Pe5—có, Tb8—e8; 25. h2—h3, h7—hó; 26. Tel

137
—c5, Da2—blf; 27. Kgl—f2. Op 27. Kh2 kan 27. ..,
Dd3 volgen, b.v. 28. Dd3:, ed3:; 29. Tf5:, d2; 30. Tfl,
Tel. 27. .., Lf5—d7; 28. d4—d5, f7—f5; 29. Tc5—cl,
Dbl—a2f; 30. Kf2—gl, Da2Xd5. Wit geeft het op.

Partij No. 101. Zwart: R. SPIELMANN.


Oefenmatch, 4e partij, 16 Maart 1932.
Dame-Indische verdediging.

1. d2—d4, e7—e6; 2. c2—c4, Pg8—f6; 3. Pgl—f3,


b7—b6; 4. g2—g3, Lc8—b7; 5. Lfl—g2, Lf8—b4f 6.
Lel—d2, Dd8—e7; 7. 0—0, Lb4Xd2; 8. DdlXd2, 0—0;
9. Tfl—el. Met het oog op de volgende mogelijkheid:
9. .., dó; 10. Pc3, Pe4, 11. Dc2, Pc3:?; 12. Pg5! ten
gunste van wit. Zonder den tekstzet zou Pg5 op Pe2:f
falen. 9. .., d7—d5; 10. Pf3—e5, Pf6—e4; 11. Dd2—
c2, f7—f6; 12. c4Xd5, e6Xd5; 13. Pe5—d3, Pb8—c6;
14. Dc2—a4. Dekt d4 en pareert 14. .., Pb4. 14. ..,
a7—a6; 15. Pbl—c3, b6—b5; 16. Da4—dl, Pc6Xd4;
17. Pd3—f4, De7—e5; 18. Pf4Xd5, Lb7Xd5; 19. Pc3
Xd5, Ta8—d8. Beide partijen behandelen de partij
ondernemend, maar wit heeft het heft in handen.
Op 19. .., Dd5: was eveneens 20. e3 gevolgd. 20. e2
—e3, Pd4—e6. Betere kansen bood 20. .., Td5:; 21.
ed4:, Td4:; 22. Db3f, Kh8; 23. Da3, b4 resp. 23. De3,
Te8. Op 23. f3 zou 23. .., Dc5 volgen. 21. Pd5—e7f,
Kg8—h8. Niet 21. .., Kf7 wegens 22. Pc6. 22.
Ddl—c2, De5—c5I; 23. Dc2Xe4!. Beter dan 23.
Le4:, hoewel de daar uit voortvloeiende complicaties
misschien niet ongunstig waren voor wit. 23. .., Dc5
Xe7; 24. Tel—dl. De situatie is kalmer geworden,
ze vertoont echter eenige voor wit gunstige omstan­
digheden, in de eerste plaats een sterken looper en

138
aanvalskansen op den damevleugel. Euwe bereikt
dan ook al spoedig tastbaar voordeel. 24. .., Td8—
d6; 25. Lg2—h3, Tf8—e8; 26. TdlXdó, De7Xd6; 27.
Tal—cl, g7—g6; 28. De4—c6!, Dd6Xc6; 29. TclXcó,
pe6—g5; 30. Lh3—d7J, Te8—e7; 31. Tc6Xc7, Kh8—
g7; 32. Tc7—b7, Pg5—f3f; 33. Kgl—g2, Pf3—elf; 34.
Kg2—fl, Pel—d3; 35. Ld7—c8, Te7Xb7; 36. Lc8Xb7,
Pd3—c5; 37. Lb7—d5I.

Stelling na
37. Lb7—d5!

Met dezen nauwkeurig berekenden zet houdt wit


zijn voordeel vast. De pointe zetelt in de volgende
variant: 37. Pd3; 38. Ke2!, Pb2:; 39. Lb3!, a5;
40. a3! benevens Ke2—d2—c2 en wit wint. 37. .., a6
—a5; 38. e3—e4, Kg7—f8; 39. Kfl—e2, Kf8—e7; 40.
Ke2—e3, Ke7—d6; 41. Ke3—d4, g6—g5; 42. f2—f4,
g5Xf4; 43. g3Xf4, Pc5—d7; 44. Ld5—f7, h7—h6; 45.
Lf7—e8, Pd7—f8; 46. e4—e5f, f6Xe5; 47. f4Xe5f,
Kd6—c7; 48. Le8Xb5, Pf8—e6f; 49. Kd4—d5, Pe6—
g5; 50. e5—e6, Kc7—d8; 51. h2—h4. Zwart geeft het
op. Een uitstekende prestatie.

139
Partij No. 102.
Wit: Dr. M. EUWE en A. SPEIJER.
Zwart: S. FLOHR en R. SPIELMANN.
Consultatiepartij, Y.A.S., 26 Maart 1932.
Réti-systeem.
1. Pgl—f3, Pg8—f6; 2. c2—c4, c7—c6; 3. b2—b3,
d7—d5; 4. Lel—b2, Lc8—f5; 5. g2—g3, e7—e6; 6.
Lfl—g2, Lf8—d6. In deze variant doet zwart goed de
ontwikkeling van Lf8 uit te stellen totdat wit zijn
d-pion gespeeld heeft; na d4 is dan Ld6 goed, na d3
echter verdient Le7 de voorkeur. 7. 0—0, Pb8—d7;
8. d2—d3, Dd8—e7; 9. Pbl—c3, h7—h6; 10. c4Xd5,
e6Xd5; 11. e2—e4!, d5Xe4; 12. Pc3Xe4!; Lf5Xe4.
Zwart heeft niet beter. Wit’s looperpaar is echter in
deze stelling bijzonder sterk. 13. d3Xe4, 0—0—0. Op
13. .., 0—0 is wit’s volgende zet nog sterker. 14. Pf3
—d4!, Ld6—e5; 15. f2—f4, Le5Xd4f; 16. DdlXd4,
Pd7—c5; 17. Dd4—e5!. Een uitstekende dekking van
pion e4. Na 17. .., De5:; 18. fe5:, Pfe4:; 19. Tf7: staat
zwart zeer slecht. Intusschen zijn ook andere voort­
zettingen niet bevredigend. 17. .Pc5—e6; 18. Tal—
cl. Belet Dc5f en dreigt 19. f5, Pd7; 20. Da5.18. .., De7
—b4; 19. De5—f5!. Beslissend. 19. .., Td8—d2; 20.
Lb2Xf6; g7Xf6; 21. Df5Xf6, Th8—d8; 22. Df6Xf7,
Td2Xg2f- De laatste kans. 23. KglXg2, Db4Xe4f;
24. Kg2—h3, Pe6—d4; 25. Tfl—el; Pd4—e2; 26. Tel
—dl, Td8—d5; 27. TdlXd5, c6Xd5; 28. Df7—g8f,
Kc8—c7; 29. Dg8—g4. Zwart geeft het op. Na 29. ..,
Pf4 :f zou wit met schaak terugnemen.
Partij No. 103. Zwart: S. FLOHR.
Tweede matchpartij, Amsterdam, 27 Maart 1932.
Dame-Indische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6 3. Pgl—f3,

140
b7—b6; 4. g2—g3, Lc8—b7; 5. Lfl—g2, Lf8—b4f; 6.
Lel—d2, Lb4Xd2f; 7. DdiXd2, 0—0; 8. Pbl—c3,
Pf6—e4; 9. Dd2—c2, f7—f5. Vergelijk de achtste
matchpartij tegen Capablanca. Flohr voelt niets voor
het daar toegepaste kwaliteitsoffer 9. Pe3:; 10.
Pg5 enz. Wit verkrijgt echter ook na den tekstzet het
beste spel. 10. Pf3—e5! d7—d5. Niet 10. .., d6? wegens
11. Pe4:L 11. c4Xd5, e6Xd5; 12. 0—0, Pb8—d7; 13.
f2—f4, Pd7—f6; 14. Tal—cl. Wit beheerscht de c-
lijn en heeft bovendien het voordeel van den besten
looper. Deze omstandigheden bepalen den verderen
gang van zaken. 14. .., Pe4Xc3; 15. Dc2Xc3, Ta8—
c8; 16. b2—b4, c7—c6; 17. Tel—c2, Pf6—d7. Op 17.
.., Pe4 zou wit zijn voordeel met 18. Le4: vergrooten.
Hij behoudt dan immers een sterk paard tegen een
slechten looper. 18. Dc3—a3, Pd7Xe5; 19. f4Xe5, a7
—a6; 20. Da3—e3, Dd8—e7; 21. a2—a3, Tc8—a8; 22.
De3—b3. Nu gaat 22. .., a5 niet wegens 23. b5. 22. ..,
Kg8—b8; 23. a3—a4. Dreigt 24. b5. Zwart’s volgende
zet is gedwongen. 23. .., b6—b5; 24. a4—a5. De
zwarte looper speelt nu een zielige rol. 24. .., De7—
e6; 25. Lg2—h3. Dreigt 26. e4. Ook op 25. .., Tae8
of 25. .., Lc8 zou deze zet volgen. 25. .., De6—h6!;
26. Lh3Xf5, g7—g6; 27. Lf5—g4, Tf8Xflf; 28. KglX
fl, Ta8—f8f. De beslissende fout. Op 28. .., Dh2:
vreesde Flohr 29. Df3. Becker toont echter aan, dat
zwart dan de partij met 29. Kg7!; 30. Df6f, Kh6
houden kon. Dit leidt tot de conclusie, dat wit, die
nog net te voren ver overwegend stond, ergens een
minder goeden zet deed. Als versterking komt in
aanmerking 25. e3 in plaats van 25. Lh3. Na den
tekstzet behoudt wit een sterken pluspion en
wint gemakkelijk. 29. Kfl—gl, Dh6—g5; 30. Lg4
—f3, h7—h5; 31. Db3—c3, Kh8—g7; 32. Dc3—d2, Dg5
—e7; 33. Tc2—cl, h5—h4; 34. Lf3—g2, h4Xg3; 35.

141
h2Xg3, De7—e6; 36. Dd2—g5, Lb7—c8; 37. e2—e4,
d5Xe4; 38. Lg2Xe4, Lc8—d7; 39. Tel—c2, De6—f7;
40. Le4—d3, Ld7—e8; 41. Tc2—h2, Tf8—h8; 42. Dg5
—f6f, Df7Xf6; 43. e5Xf6f, Kg7—g8; 44. Th2Xh8f,
Kg8Xh8; 45. Ld3—e4, Kh8—g8; 46. d4—d5!. Zwart
geeft het op.

Partij No. 104. Zwart: S. FLOHR.


Tiende matchpartij, Karlsbad. 13 Augustus 1932.
Fransche verdediging.

1. e2—e4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. Pbl—c3,


Pg8—f6; 4. Lel—g5, d5x©4; 5. Pc3Xe4, Lf8—e7; 6.
Lg5Xf6, g7Xf6. Nadat Le7 al gebeurd is, verdient
Lf6: de voorkeur. Het slaan met den pion is alleen
goed wanneer wit op den 5en zet Lf6: speelt. 7. Ddl
—d2, f6—f5. 8. Pe4—c3, c7—c6; 9. 0—0—0, Pb8—d7;
10. g2—g3, b7—b6; 11. Lfl—g2, Lc8—b7; 12. Pgl—h3,
Dd8—c7; 13. Dd2—e2I. Nu gaat 13. .., 0—0—0 niet
goed wegens 14. d5!. 13. .., Pd7—f6; 14. Thi—el,
Ke8—f8. Zooals dadelijk blijkt, staat de koning op
f8 erg onveilig. Noodzakelijk was 14. .., 0—0—0. Na
15. Pg5 mocht dan pion f7 niet met een toren gedekt
worden wegens 16. Pf7:!, doch 15.- .., Lb4 ging. 15.
Ph3—g5!. Dreigt in de eerste plaats 16. De6:!. 15. ..,
Dc7—d6; 16. f2—f4, h7—h6; 17. Pg5—f3, Pf6—d5; 18.
Pf3—e5, Th8—h7. Na 18. .., Pc3:; 19. bc3:, Da3f; 20.
Kd2, Da2:; 21. Tal zou zwart de dame verliezen.
19. Lg2Xd5I, c6Xd5; 20. g3—g4. Hiermee leidt wit
den beslissenden aanval in. 20. .., f5Xg4; 21. De2X
g4, h6—h5; 22. Dg4—f3, a7—a6; 23. f4—f5, Le7—g5f;
24. Kei—bl, Kf8—e7; 25. f5Xe6, f7Xe6; 26. Tel—gl,
Lg5—h6. Gedwongen. 27. Tdl—fl. Dreigt 28. Df6f,

142
Ke8; 29. Tg8f of eventueel Dg6f. 27. .., Dd6—b4;
28. a2—a3!.

Stelling na
28. a2—aSI.

Zwart geeft het op, want 28. .., Dd6 faalt op 29.
Df6f, terwijl 28. ... Da5 na 29. Df7f! mat in enkele
zetten ten'gevolge heeft. Een fraaie partij.

Partij No. 105. Zwart: E. D. BOGOLJUBOW.


Tournooi te Bern, 2e ronde, 17 Juli 1932.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3,
Pg8—f6; 4. Pbl—c3, d5Xc4; 5. a2—a4, Lc8—f5; 6.
e2—e3, e7—e6; 7. LflXc4, Pb8—d7. Gebruikelijker
en ook wel beter is 7. .., Lb4. 8. 0—0, Lf8—d6; 9.
Ddl—e2, Lf5—g4; 10. h2—h3, Lg4—h5. Zwart be­
oogt een offer, dat echter niet voldoende aanval op­
levert. Juist was 10. .., Lf3:. 11. e3—e4, e6—e5.
Verzuimt de laatste gelegenheid om op f3 te ruilen.
12. g2—g4!, Pf6Xg4. Vrij gedwongen. Op 12. .., Lgó
volgt 13. de5:, Pe5:; 14. Pe5:, Le5:; 15. f4 resp. 13. ..,
Le5:; 14. Pe5:, Pe5:; 15. Tdl met beslissend voordeel
voor wit. 13. h3Xg4, Lh5Xg4; 14. De2—e3!. Zwart

143
heeft nu te weinig stukken tot zijn beschikking om
profijt te trekken van wit’s verzwakte rochadestelling.
Het gevolg daarvan is, dat het materieele overwicht
van wit geleidelijk tot zijn recht komt. 14. .., Dd8—f6;
15. d4Xe5, Ld6Xe5; 16. Pf3Xe5, Pd7X ©5; 17. Lc4—
e2, Pe5—f3f; 18. Le2Xf3, Lg4Xf3; 19. De3—g5, Df6
Xg5t; 20. LclXgSj f7—f6; 21. Lg5—e3, Ke8—f7; 22.
a4—a5, h7—h5; 23. Kgl—h2, h5—h4; 24. Tal—a4, b7
—b6 25. a5Xb6, a7Xb6 26. Tfl—al, Ta8Xa4; 27. Tal
Xa4 b6—b5; 28. Ta4—a7f, Kf7—e6; 29. Le3—c5, f6
—f5; 30. e4Xf5f, Ke6Xf5; 31. Ta7—f7f, Kf5—g4; 32.
Tf7Xg7f, Kg4—h5; 33. Lc5—e3, b5—b4; 34. Tg7—g5f,
Kh5—h6; 35. Tg5—g3f. Zwart geeft het op.

Partij No. 106. Wit: Dr. A. ALJECHIN.


Tournooi te Bern, Juli 1932.
Caro-Kann verdediging.
1. e2—e4, c7—c6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. e4Xd5, c6
Xd5; 4. c2—c4, Pg8—f6; 5. Pbl—c3, g7—g6; 6. Ddl—
b3, Lf8—g7I. Een belangwekkende opbouw. Na 6.
.., dc4:; 7. Lc4: zou wit ver overwegend staan. Thans
echter wint hij weliswaar een pion, doch het is bui­
tengewoon lastig om van dit voordeel gebruik te
maken. 7. c4Xd5, 0—0; 8. Lfl—c4. Geen gelukkige
manier om den pion te handhaven. Zwart verkrijgt
nu het looperpaar. 8. .., Pb8—d7; 9. Pgl—e2, Pd7—
b6; 10. 0—0, Pb6Xc4; 11. Db3Xc4, b7—b6; 12. Lel
—g5, Lc8—b7; 13. Pe2—f4, Dd8—d7; 14. Tfl—el, Tf8
—d8. Solider was 14. .., Tad8. 15. Dc4—b4!, Dd7—
g4J. Een verrassend antwoord. Op 16. De7: zou nu
volgen 16. .., Td7; 17. De5, Pd5:; 18. De8f, Lf8! ten
gunste van zwart, terwijl op 16. Te7: zoowel 16. ..,
Lf8 als 16. .., Dg5:; 17. Ph3, Pd5: mogelijk is. 16.
Lg5Xf6, Lg7Xf6; 17. Tel-e4, Dg4-f5; 18. g2-g3,

144
el—e6. „Hierdoor komt zwart in het voordeel”, zegt.
Euwe. „Hierdoor had zwart de partij moeten verlie­
zen; juist was Td7” zegt Aljechin. 19. Pl4Xe6!.

Stelling na
19. Pf4Xe6!.

Een geniale, buitengewoon ingewikkelde combina­


tie. Op 19. .., fe6: volgt 20. Tf4, Dg5; 21. h4, Le7; 22.
Op 19. .., fe6: volgt 20. Tf4, Dg5; 21. h4, Le7; 22.
d6, of 21. Pe4, Le7; 22. d6 enz. ten gunste van wit.
19. .., Lb7Xd5. Juist was volgens Euwe 19. .., Td5:;
20. Pc7, Td7; 21. Tf4, Dh3; 22. Pe4, Td4:!. Aljechin
e.a. laten dezen laatsten zet van zwart buiten be­
schouwing en komen na 22. . ., Lg5; 23. d5! resp.
22. .., Le4:; 23. Te4:, Tc7:; 24. Dd6 tot de conclusie,
dat ook 19. .., Td5: onvoldoende was geweest.
De tekstzet brengt zwart in duidelijk nadeel. 20.
Pe6Xd8, Ld5Xe4; 21. Pc3Xe4, Ta8Xd8; 22. Pe4X
f6f, Df5Xf6; 23. Tal—dl. Men zou nu verwachten,
dat wit dank zij zijn gezonden pluspion wint.
23. .., Td8—d5; 24. Tdl—el, h7—h5; 25. Tel—e8f,
Kg8—h7; 26. Db4—e7. Beter was 26. Te4. 26. .., Df6
—f3; 27. De7—f8, Df3—f6; 28. Df8—e7, Df6—f3; 29.
Te8—d8. Opnieuw een minder goede zet. Aangewe­
zen was 29. Df8, Df6; 30. Dg8f, Kh6; 31. Dh8f, Dh8:;

145
32. Th8:f, Kg7; 33. Ta8. Thans kan zwart remise be­
reiken. 29. ... Td5—f5; 30. De7—e3, Df3—dlf; 31.
Kgl—g2, h5—h4!; 32. h2—h3, h4Xg3; 33. De3Xg3,
Ddl—d2. Een misgreep. Juist was 33. .., Del; 34.
Kh2!, Kg7! 35. Dh4, Th5; 36. De7, Df4f enz. 34. Dg3
—h4f, Tf5—h5; 35. Dh4—f6!, Dd2—g5f; 36. Df6Xg5,
Th5Xg5t; 37. Kg2—f3. Wit heeft nu opnieuw goede
winstkansen. 37. .., Tg5—a5; 38. a2—a3, Ta5—b5;
39. Td8—d7I, Kh7—g7; 40. Td7Xa7, Tb5Xb2; 41. Ta7
—e7, Kg7—f6; 42. Te7—e2, Tb2—b3f; 43. Te2—e3,
Tb3—b2; 44. h3—h4. Volgens Aljechin had wit met
44. Te8, Tb3f; 45. Ke4 kunnen winnen. 44. .., Tb2—
d2; 45. Kf3—e4, Td2Xf2; 46. Te3—b3, Tf2—e2f;
47. Ke4—d5, Te2—e6; 48. Tb3—c3, Kf6—e7; 49.
Tc3—c7f, Ke7—e8; 50. a3—a4, g6—g5!. De situ­
atie was nog steeds zeer moeilijk voor zwart.
De fraaie tekstvoortzetting echter brengt uit­
komst. 51. h4Xg5, Te6—g6; 52. Tc7—b7, TgóXg5f;
53. Kd5—c6, Tg5—góf; 54. Kc6—c7, f7—f5; 55. d4—
d5, Tg6—g7f; 56. Kc7Xb6, Tg7Xb7f; 57. Kb6Xb7;
Ke8—d7I; 58. a4—a5, f5—f4; 59. a5—a6, f4—f3; 60.
a6—a7, f3—f2; 61. a7—a8D, f2—flD; 62. Da8—c8f,
Kd7—e7; 63. Dc8—e6f, Ke7—d8; 64. De6—dóf, Kd8
—e8; 65. Dd6—c6f, Ke8—d8; 66. Dc6—dóf, Kd8—e8;
67. Kb7—c7, Dfl—f7f; 68. Kc7—b8, Df7—d7; 69. Ddó
—e5f, Ke8—f8; 70. d5—dó, Kf8—f7. Remise.
Een titanenkamp.

Partij No. 107. Zwart: W. HENNEBERGER.


Tournooi te Bern, Juli 1932.
Indische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—fó; 2. Pgl—f3, e7—eó; 3. c2—c4,
Lf8—b4f; 4. Lel—d2, Lb4Xd2f; 5. DdiXd2, d7—dó;
6. Pbl—c3, Dd8—e7; 7. g2—g3, 0—0; 8. Lfl—g2, Pb8

146
—c6; 9. O—O, e6—e5; 10. Pc3—d5!, De7—d8. Op
10. .., Pd5:; 11. cd5:, Pd4:; 12. Pd4:, ed4:, volgt
13. Tfel en wit krijgt den pion met voordeel terug
Zwart heeft de opening niet goed behandeld. De
opbouw met dó en e5 is niet aan te bevelen wanneer
wit daarbij de gelegenheid verkrijgt, met tempowinst
Pd5 te spelen. 11. Tal—dl, Lc8—g4; 12. d4Xe5, d6
Xe5. Niet 12. .Lf3: wegens 13. efó:, Lg2:; 14. Dg5,
gó; 15. Dhó. Het slaan met het paard leidt na 13. Pe5:
enz. tot verlies van pion b7. 13. Dd2—e3!, Pf6—d7;
14. Tdl—d2, Lg4Xf3; 15. e2Xf3I, Pc6—b8. Zwart be­
vindt zich reeds in onoverkomelijke moeilijkheden.
Op 15. .., Pe7 volgt het eenvoudigst 16. Tfdl. 16.
De3—a3!, Tf8—e8; 17. Lg2—h3, c7—c6; 18. Tfl—dl!.
Een aardige voortzetting. Na 18. .., cd5:; 19.
Td5: krijgt wit het geofferde stuk met rente
terug 18. .., Pd7—f6; 19. Pd5—e3, Dd8—c7; 20. Pe3
—f5, Pb8—a6; 21. Da3—e3, Te8—e6; 22. Pf5Xg7I. Om
na 22. .., Kg7: met 23. Dg5f benevens 24. Leó: te
winnen. Zwart geeft het op.

Partij No. 108. Wit: PROF. Dr. O. NAEGELI.


Tournooi te Bern, 12e ronde, 27 Juli 1932.
Aljechin-verdediging.
i.e2—e4, Pg8—f6; 2. e4—e5, Pf6—d5; 3. d2—d4, d7
d6; 4. c2—c4, Pd5—b6; 5. f2—f4, Lc8—f5; 6. Pgl—f3,
d6Xe5; 7. f4Xe5, e7—e6; 8. Pbl—c3, Pb8—c6; 9. Lel
—e3, Dd8—d7; 10. Lfl—e2, 0—0—0; 11. Ddl—d2, f7
f6; 12. e5Xf6, g7Xf6; 13. 0—0, Th8—g8; 14. Tfl—dl,
Dd7—g7; 15. Le2—fl, Pc6—e5; 16. Pf3Xe5, f6Xe5;
17. Dd2—f2, Lf5—g4; 18. Tdl—d2, e5Xd4; 19. Le3X
d4. Tot nu toe verliep de partij vrij gewoon. De tekst­
zet echter is een fout, waarna zwart het initiatief
verkrijgt. Juist was 19. Td4: met gelijk spel. 19. .., Td8
Xd4!; 20. Td2Xd4, Lf8—c5; 21. Td4—d8f, Tg8Xd8;

147
22, Df2Xc5, Td8—d2; 23. Pc3—e4. Een fijne zet, waar­
mee wit zich tegenkansen verschaft. 23. .., Td2Xb2.
Met 23. .., Dd4f bereikt zwart niets, daar na 24.
Dd4:, Td4:; 25. Pc3, de zet 25. Pc4: faalt
op 26. Pb5. 24. Pe4—d6f> Kc8—d7. Een val. Na
25. Dc7:f, Kc7:; 26. Pe8f, Kd7; 27. Pg7:, Ke7; 28. h3,
Kf7 enz. verkrijgt zwart een gunstig eindspel, ter­
wijl 25. Pb7: op 25. .Lf3 faalt. 25. Pd6—b5, Kd7—
c8; 26. Tal—el. De voorkeur verdiende 26. Pd6f op
26. .., Kb8 kon dan 27. Pe8 volgen met allerlei tegen­
kansen, gebaseerd op een eventueel Dd4 met aanval
op Tb2 en Lg4. Zwart was van plan 27. Pe8 met 27. ..,
Pa4 te beantwoorden. 26. .., Kc8—b8; 27. Tel—e5.
Hier en op den volgenden zet had wit Te3 moeten
probeeren. 27. Lg4—f5; 28. Dc5—d4, Tb2—d2!;
29. Dd4—e3. Relatief beter was 29. Dd2:. Na den
tekstzet forceert zwart de winst. 29. .., Td2—dl!;
3a Kgl—f2, Dg7—f6! 31. Lfl—e2, Lf5—e4f. Wit geeft
het op, want 32. Lf3 leidt na 32. .., Dh4f tot mat.

Partij No. 109. Zwart: A. SPEIJER.


Jubileumwiedstrijd Y.A.S., le ronde, 14 Sept. 1932.
Engelsche partij.
1. Pgl—f3, Pg8—f6; 2. c2—c4, c7—c5; 3. Pbl—c3,
Pb8—c6. De voorkeur verdient 3. .., d5. 4. d2—d4,
c5Xd4; 5. Pf3Xd4, g7—g6; 6. e2—e4. Thans heeft
wit de Maróczy-opstelling van de Siciliaansche partij
bereikt. Deze opstelling is gunstig voor wit. 6. ..,
Lf8—g7; 7. Pd4—c2, 0—0; 8. Lfl—e2, d7—d6; 9. 0—0,
Pf6—e8; 10. Pc3—d5, Pe8—c7; 11. Tal—bl, Pc7—e6;
12. Tfl—el, Pc6—d4. Het zwarte damepaard staat
minder goed dan het witte, omdat het gemakkelijker
verdreven kan worden. 13. Le2—d3, Tf8—e8; 14. Lel
—d2, Lc8—d7; 15. Ld2—c3, Ld7—c6; 16. Tbl—cl,

148
Ta8—c.8; 17. Ld3—fl, Pd4Xc2; 18. TclXc2, b7—b6;
19. g2—gB, Lc6—a4; 20. b2—b3, Lg7Xc3; 21. Tc2X
c3, La4—c6; 22. h2—h4, Pe6—g7; 23. Tc3—d3, b6—b5.
Een kansrijke tegenactie. 24. e4—e5!. Met dezen ener-
gieken opmarsch houdt wit zijn voordeel vast. 24. ..,
b5Xc4; 25. b3Xc4, Lc6Xd5; 26. Td3Xd5, Tc8—c6;
27. Ddl—a4, Dd8—c7; 28. Td5—a5!, d6Xe5. Op 28. ..,
Ta8 kan volgen 29. ed6:, ed6: — niet 29. .., Dd6:
wegens 30. Lg2 — 30. Te7, De7:; 31. Dc6: en spoedig
pionwinst. 29. Ta5Xa7, Dc7—d6; 30. TelXc5, Tc6X
c4; 31. Da4Xc4, Dd6Xe5; 32. a2—a4. Deze vrijpion
brengt de beslissing. 32. .., Pg7—f5; 33. Dc4—b5,
De5—b8; 34. Db5Xb8, Te8Xb8; 35. a4—a5, Pf5—d4;
36. a5—a6, Tb8—bl; 37. Ta7—d7, e7—e5; 38. Td7—
d8fj Kg8—g7; 39. a6—a7. Zwart geeft het op.

Partij No. 110. Zwart: A. SPEIJER.


Tientallenwedstrijd A.S.C.—V.A.S., 19. Dec. 1932.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3,
Pg8—f6; 4. Pbl—c3, e7—e6; 5. e2—e3, Pb8—d7; 6.
Lfl—d3, Lf8—dó; 7. e3—e4, d5Xe4; 8. Pc3Xe4, Pf6
Xe4; 9. Ld3Xe4, Pd7—f6; 10. Le4—c2, Ld6—b4f;
11. Lel—d2, Lb4Xd2f; 12. DdlXd2. Er is al dikwijls
gebleken, dat de hier door zwart toegepaste behan­
deling der opening niet deugt. I.p.v. 4. .., e6 is 4. ..,
dc4: beter, voorts is de ruil van den zwarten konings*
looper tegen den witten damelooper beslist gunstig
voor wit. Zwart heeft een zoodanige opstelling ge­
kozen, dat de ontwikkeling van Lc8 op bijzondere
moeilijkheden stuiten moet. 12. .., b7—b6; 13. 0—0,
Lc8—b7; 14. Dd2—f4, Dd8—e7; 15. a2—a4, 0—0; 16.
Tfl—el. Om 16. .., c5 met 17. d5 te beantwoorden.
16. .., Tf8—e8; 17. a4—a5, Pf6—h5; 18. Df4—e4. In

149
de hoop, dat zwart zijn koningsstelling met g6 zal
verzwakken. 18. .., Ph5—f6; 19. De4—f4, Pf6—h5;
20. Df4—e5, Ph5—f6; 21. Tal—a3I, De7—b4; 22. a5—
a6!, Lb7—c8; 23. De5—e2. Met indirecte dekking van
pion b2. 23. .., Db4—d6; 24. Pf3—e5, Te8—e7; 25.
Ta3—h3. Dreigt 26. Lh7:f, Ph7:; 27. Dh5 enz. 25. ..,
h7—h6; 26. De2—f3, Lc8Xa6; 27. Th3Xh6!. Een
krachtig slot. Na 27. .., gh6:; 28. Df6: is de dreiging
29. Te3 enz. niet te pareeren. 27. .., Te7—e8; 28.
Th6Xf6. Om na 28. .., gf6:; 29. Dg3f, Kf8 met 30.
Pg6f de dame te veroveren. Ook na 28. Th8f was het
onmiddellijk uit. Zwart geeft het op.
Partij No. 111. Wit: L. PRINS.
Jubileumwedstrijd van de Schaakclub „Max Euwe”,
22 Januari 1933.
Caro-Kann verdediging.
1. e2—e4, c7—c6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. e4—e5. Deze
opmarsch is niet aan te bevelen. 3. .., Lc8—f5;
4. Lel—e3. Relatief het beste is 4. Ld3. 4. .., e7—e6;
5. Pbl—d2, c6—c5; 6. Pd2—f3, c5—c4; 7. Pgl—e2,
Pb8—c6; 8. Pe2—g3, Lf5—g6; 9. c2—c3, h7—h5; 10.
Lfl—e2. Noodzakelijk was 10. h4. 10. h5—h4!;
11. Le3—g5. Daar heeft zwart op geloerd. Er was
niet beter dan 11. Pfl. 11. .., f7—f6!. Beslissend. De
pointe is, dat op 12. ef6:, gf6:; 13. Lh4: 13. .., Le4
volgt en Lh4 verloren gaat. Wit doet nog een wan­
hopige poging om aanval te verkrijgen. 12. Pf3Xh4,
Lg6—f7; 13. Le2—h5, Th8Xh5!; 14. Pg3Xh5, f6Xg5;
15. f2—f4, g5Xh4. Wit geeft het op.
Partij No. 112. Zwart: L. G. WESTERMAN.
Zestienkamp te Amsterdam, 9e ronde, 6 Maart 1933.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. Pgl—f3, Pg8—f6; 3. c2—c4,

150
c7—c6; 4. e2—e3, e7—e6. Beter is de Euwe-variant
4. .Lf5. 5. Lfl—dB, Pb8—d7. Ondernemender is 5.
.Pe4 of 5. .dc4: benevens 6. .c5 met over gang
tot het aangenomen damegambiet. 6. Pbl—d2, Lf8—
e7. Hier en op den volgenden zet van zwart verdien­
de c6—c5 de voorkeur. 7. 0—0, Dd8—c7; 8. e3—e4,
d5Xe4; 9. Pd2Xe4, b7—b6; 10. Lel—g5, Lc8—b7; 11.
Tfl—el, 0—0; 12. Ddl—c2. Dreigt pionwinst. Wit
staat reeds overwegend. 12. .h7—h6; 13. Lg5—h4,
c6—c5; 14. Lh4r-g3, Dc7—c6; 15. Tal—dl, Tf8—e8;
16 Pe4Xf6f, Pd7Xf6. Op 16. Lf6: kan volgen 17.
Le4, Dc8; 18. Lh7f, Kh8; 19. Pe5 of 18. Kf8; 19.
d5! met beslissend voordeel voor wit. 17. d4—d5I.
Deze doorbraak leidt tot een aardig slot. 17. ..,
e6Xd5. 17. Dc8 is evenmin voldoende. Wit heeft
daarna de keuze tusschen 18. de6:, 18. d6 en 18. Pe5.
18. Pf3—e5, Dc6—c8. Gedwongen. 19. Ld3—f5!, Dc8
—d8; 20. Pe5Xf7!, Kg8Xf7; 21. Lf5—e6f, Kf7—f8;
22. Dc2—g6 en mat op den volgenden zet.
Een lief partijtje.

Partij No. 113. Zwart: H. W. FELDERHOF.


Zeskamp te Amsterdam, 2e ronde, 27 Maart 1933.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3,
Pg8—f6; 4. e2—e3, e7—e6; 5. Lfl—d3, Pb8—d7; 6.
Pbl—d2, Lf8—e7; 7. 0—0, 0—0. Wat betreft de ope-
ning, zie de partij tegen Westerman. De tekstzet is
beter dan Dc7. 8. e3—e4, d5Xe4; 9. Pd2Xe4, c6—c5.
Te vroeg. Volgens Bogoljubow moet men in derge­
lijke stellingen eerst b6 spelen om een eventueel dc5:
met bc5: te beantwoorden. 10. Pe4Xc5, Pd7Xc5; 11.
d4Xc5, Le7Xc5; 12. Lel—g5, h7—h6; 13. Lg5—h4,
Dd8—e7. Een zeer ongunstige opstelling, want nu is

151
de penning van Pf6 bijzonder lastig. Beter was 13.
.Le7. 14. Ddl—e2, Lc8—d7; 15. Pf5—e5. Dreigt 16.
Pg4. 15. .., ,g7—g5. Deze noodlottige verzwakking ia
een gevolg van zwart’s 13en zet. 16. Lh4—g3, Ld7
--e8; 17. Kgl—hl!, Pf6—d7; 18. 12—f4, f7—f5; 19.
f4Xg5, h6Xg5; 20. Pe5Xd7, Le8Xd7; 21. Lg3—e5,
g5—g4; 22. De2—d2I, Tf8—f7. Noodzakelijk was 22.
Kh7. 23. Dd2—h6, Tf7—h7; 24. Dh6—g6f, Kg8—
f8; 25. DgóXgL Thans wint wit gemakkelijk. 25. ..,
Th7—h4; 26. Dg4—g3, De7—h7; 27. Tal—el, Kf8—
f7; 28. Le5—dó, Lc5Xdó; 29. Dg3Xd6, Kf7—fó; 30.
TflXföf. Zwart geeft het op.

Partij No. 114. Wit: H. KLEEFSTRA.


Zeskamp te Amsterdam, 3e ronde, 29 Maart 1933.
Réti-systeem.
1. Pgl—f3, d7—d5; 2. c2—c4, d5—d4; 3. b2—b4,
f7—fó. Een zeer sterke behandeling van deze ope-
ning. De pointe is, dat op 4. e3, e5; 5. ed4: 5. .., e4 f
volgt. 4. Lel—b2. In aanmerking komt 4. e4. 4. ..,
e7—e5; 5. a2—a3, c7—c5; 6. b4Xc5, Lf8Xc5; 7. d2—
d3, Pb8—có; 8. Pbl—d2, fó—f5; 9. g2—g3. Beter was
9. Pb3, waarna 9. .., e4 niet ging wegens 10. Pc5:,
Da5f; 11. Pd2. Op 9. .., Ld6 kon 10. e3 volgen en
zelfs op 9. .., Lb6 is 10. e3 mogelijk, b.v. 10. .., de3:;
11. fe3:, Le3:; 12. Pe5: met complicaties, die niet on­
gunstig zijn voor wit. De ontwikkeling van Lfl via
g2 is onder de gegeven omstandigheden te tijdroo-
vend. 9. . .,Pg8—fó; 10. Lfl—g2, 0—0; 11. 0—0, DdS
—e8; 12. Pd2—b3, Lc5—dó; 13. e2—e3. Wanneer
wit een passieve houding aaneemt, komt zwart
gemakkelijk tot den aanval. De tekstzet leidt
echter tot een verzwakking van de witte ko-
ningsstelling. 13.......... . d4Xe3; 14. f2Xe3, Pfó

152
—g4; 15. Ddl—d2, De8—h5. Nu moet wit met de drei­
gingen e4 en f4 rekening houden. Op b.v. 16. Lhl
kan volgen 16. .., Dh6; 17. Tael, e4 enz. 16. e3—e4.
Wat anders? 16. .., f5-f4; 17. g3Xf4, Tf8Xf4l; 18.
Lb2—cl, Pc6—d4; 19. Pb3Xd4, e5Xd4; 20. Dd2—e2,
Tf4Xf3I.

Na dit kwaliteitsoffer wordt zwart’s aanval on­


weerstaanbaar. 21. TflXfS. Ook 21. Lf3: baat niet:
21. .., Lh2:f; 22. Kg2, Pe3f; 23. Le3:, Dh3f; 24. Khl,
Lf4f; 25. Kgl, Le3:t; 26. Tf2, Dg3f; 27. Lg2, Lh3 enz.
of 21. .., Lh2:f; 22. Kg2, Pe3f; 3. Khl, Lg4 enz. 21.
.., Dh5Xh2f; 22. Kgl—fl, Dh2—h4; 23. Kfl—gl, Pg4
—h2; 24. Tf3—f2, Lc8—g4; 25. De2—d2, Ld6—g3; 26.
Tf2—f4, Lg3xf4; 27. Dd2Xf4, Ta8—f8; 28. Df4—g5,
Tf8—flf!. Wit geeft het op. „Een glanspartij, zoowel
strategisch als tactisch”, zegt Dr. Tarrasch.

Partij No. 115. Zwart: E. MULDER.


Zeskamp te Amsterdam, 4e ronde, 30 Maart 1933.
Siciliaansche aanval.
1. c2—c4, e7—e5; 2. g2—g3, Pg8—f6; 3. Lfl—g2,

153
d7—d5; 4. c4Xd5, Pf6Xd5; 5. Pbl—cB, c7—c6. Juist
is 5. .Pb6. Zwart behandelt de opening niet goed
en komt spoedig in het nadeel. 6. Pgl—g3, Dd8—c7;
7. d2—d4. e5Xd4; 8. Pc3Xd5!, Dc7—a5f. Tever­
geefs tracht zwart den geïsoleerden damepion te
vermijden. 9. Pf3—d2I, c6Xd5; 10. 0—0, Lc8—e6; 11.
Pd2—b3, Da5—b6; 12. Pb3Xd4. Wit staat overwegend
en buit zijn voordeel in het vervolg op de meest
energieke wijze uit. 12. .., Pb8—c6; 13. Pd4Xe6, f7
Xe6; 14. Lg2—h3, Pc6—d8; 15. e2—e4!, d5—d4; 16.
Ddl—a4f!, Ke8—f7. Gedwongen, daar anders
minstens een pion verloren gaat. 17. Da4—d7f, Lf8
—e7; 18. Lel—e3!. Een verrassende beslissing. Wit
gaat de f-lijn openen om een onweerstaanbaren aan­
val te verkrijgen, b.v. 18. de3:; 19. fe3:f, Kg6;
20. De7:, De3:f; 21. De4:f; 22. Lg2 benevens 23.
Tael; of 18. .., e5; 19. f4, de3:, 20. fe5:f, Kg6; 21.
De7:, e2f; 22. Tf2 enz. Zwart heeft geen middel om
èn de f-lijn gesloten te houden en pion d4 te redden.
Slaan op b2 is even kansloos als de partijvoortzetting.
18. Db6—d6; 19. Dd7Xd6, Le7Xd6; 20. Le3Xd4,
e6—e5; 21. Ld4—c3, Pd8—e6; 22. Tal—dl, Ta8—d8;
23 f2—f4, Ld6—c5f; 24. Kgl—g2, e5Xf4; 25. Lh3X
e6f, Kf7Xe6; 26. g3Xf4, Ke6—f7; 27. f4—f5, Lc5—b6;
28. e4—e5. Zwart geeft het op.

Partij No. 116. Zwart: E. MULDER.


Wedstrijd te Den Haag om het kampioenschap van
Nederland 1933, le ronde, 15 Juli.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
c7—c6; 4. Pgl—f3, Pb8—d7. Belangwekkend is de
Noteboom-variant: 4. .., dc4:; 5. e3, b5; 6. a4, Lb4;
7. Ld2, a5; 8. ab5:, Lc3:; 9. Lc3:, cb5:; 10. b3, Lb7;

154
11. bc4:, b4 met een zeer ingewikkeld, moeilijk te
taxeeren spel. 5. e2—e4, d5X©4; 6. Pc3Xe4, Pg8—16;
7. Lfl—d3, Dd8—c7. Het begin van een reeks minder
goede zetten. 8. 0—0, b7—b6; 9. Tfl—el, Lc8 b7;
10. Lel—g5, h7—h6; 11. Lg5—h4, Pf6Xe4; 12. Ld3X
e4, g7—g5; 13. Lh4—g3, Lf8—d6; 14. d4—d5I. Een
krachtzet. De al te romantische opbouw van zwart
leidt nu tot een débacle. 14. .., Ld6Xg3; 15. d5Xe6!,
E7Xe6; 16. Le4—g6f, Ke8—e7; 17. h2Xg3, c6—c5; 18.
Ddl—c2, Ta8—!8; 19. Lg6—f5, Tf8—!6; 20. Lf5Xe6!.
Zwart geeft het op, daar 20. .., Te6: op 21. Te6:f,
Ke6:; 22. Dg6f, Pf6; 23. Telf enz. faalt.

Partij No. 117. Wit: H. W. FELDERHOF.


Wedstrijd te Den Haag om het kampioenschap van
Nederland 1933, 4e ronde, 18 Juli.
Caro-Kann-verdediging.
1. e2—e4, c7—c6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. Pbl—c3,
d5Xe4; 4. Pc3Xe4, Lc8—f5; 5. Ddl—f3. Deze zet is
nog weinig onderzocht. Zijn waarde is twijfelachtig.
5. .., e7—e6; 6. Lel—e3, Dd8—a5f; 7. Le3—d2. Beter
was 7. c3 om 7. .., La3 met 8. b4 te beantwoorden.
Met den tekstzet offert wit een pion om een voor­
sprong in ontwikkeling te verkrijgen. 7. .., Da5—d5;
8. Lfl—d3, Dd5Xd4; 9. 0—0—0, Pb8—d7; 10. Pgl—
e2, Lf5Xe4!. Zoodoende verschaft zwart zijn dame
het veld c4. 11. Ld3Xe4, Dd4—c4; 12. Ld2—c3. Om
12. .., Da2:? met 13. Td7:! te beantwoorden. De vol­
gende tusschenzet weerlegt echter deze combinatie.
Juist was 12. Pc3, Pgf6; 13. Thel met eenige compen­
satie voor den geofferden pion. I.p.v. 13. Thel is 13.
Ld3 minder goed wegens 13. .., Dg4. 12. .., Pg8—f6!;
13. Tdl—d4. Er schiet niets anders over dan verder

155
te combineeren. 13. ... Dc4Xa2; 14. Le4Xc6. Oogen-
schijnlijk een kansrijk offer. 14. ... b7Xc6; 15. Df3
Xc6, Ta8—b8; 16. Thl—dl, Lf8—a3!. Dit tegenoffer
bezorgt zwart een snelle overwinning. 17. Td4—a4.
Er is geen bevredigende voortzetting. Op 17. Td7:
volgt 17. .., Lb2:t; 18. Lb2:, Db2f; 19. Kd2, Pd7:.
Evenmin gaat 17. .., ba3: wegens 17. .., 0—0 met be­
slissenden aanval voor zwart. Slaan op d7 zou dan
falen op 18. .., Da3:f; 19. Kd2:, Pd7:; 20. Dd7:, Td8.
17. .., La3Xb2f; 18. Lc3Xb2, Da2Xb2f; 19. Kcl—d2,
0—0. Wit geeft het op.

156
VIJFDE PERIODE.
Naar het Wereldkampioenschap.
In Januari 1934 logeerde ik bij Dr. Euwe. Op een
goeden avond zaten we te praten over het laatste
Kersttournooi te Hastings, waar Flohr den eersten
prijs won, terwijl Aljechin en Lilienthal de twee
volgende prijzen deelden.
Het beteekende toen nog een groote sensatie, dat
Aljechin in een tournooi niet als eerste eindigde, en
ons gesprek draaide dan ook spoedig alleen om den
wereldkampioen. Natuurlijk kwamen ook de resul­
taten tusschen Aljechin en Euwe ter sprake: 7—7
uit de laatste 14 partijen, een schitterend succes van
den Nederlander. Geen ander meester ter wereld
is het immers gelukt, Aljechin zoo goed partij te
geven (terloops zij opgemerkt, dat daar ook tegen­
woordig geen wijziging in is gekomen).
Een en ander maakte, dat Euwe op dezen avond
het besluit nam, Aljechin uit te dagen voor een
tweekamp om het wereldkampioenschap.
Hoe dat nu verder ging, hoe het Euwe-Aljechin-
Comité de moeilijke organisatie van dezen twee­
kamp in handen nam, hoe Aljechin — volgens zijn
eigen uitlatingen overtuigd dat hij zou winnen —
de uitdaging aannam, hoe Nederland en de geheele
schaakwereld op deze sensatie reageerden, hoe ten­
slotte de match op 3 October 1935 begon en wel met
een échec voor Euwe, hoe de overwinning van Al­
jechin reeds een feit scheen, hoe echter Euwe de
geheele schaakwereld verraste door een ongekende

157
taaiheid, volharding en wilskracht, hoe hij daardoor
zijn tegenstander in verwarring bracht, het verlo­
ren terrein langzamerhand heroverde om pas met de
25ste partij, laat, maar dan ook definitief de leiding
te nemen en onder onbeschrijflijke geestdrift van
geheel Nederland den wereldtitel op zijn naam te
brengen — over dat alles behoeven we hier niet uit
te weiden, want het stond al in duizende bladen en
werd uitvoerig beschreven in speciale boeken, waar­
van het officieele matchboek wel het voornaamste is.
In het partijgedeelte van dit hoofdstuk brengen
we slechts een enkele proef uit deze match.
De inhoud van dit hoofdstuk is dan ook relatief
klein. Het gaat slechts om een tijdsbestek van 21
maanden, t.w. van Januari 1934 tot October 1935.
Na Aljechin te hebben uitgedaagd moest Euwe
zijn plan om hoogleeraar te worden voorloopig op­
geven. Zijn doel was nu, om zich op den tweekamp
i.q. zoo goed mogelijk voor te bereiden. Waarin be­
stond nu deze voorbereiding? Euwe zelf heeft op
deze vraag in een radiovoordracht scherpzinnig ge­
antwoord: theoretische studie, practische oefening
en lichamelijke training was noodig. Het belang­
rijkste achtte Euwe de physische kwestie, want in
schaaktechnisch opzicht had hij — zooals de hier­
boven genoemde resultaten bewijzen — Aljechin
niet te vreezen, terwijl elke poging om Aljechin’s
geweldigen voorsprong in routine in te loopen, on­
begonnen werk zou zijn geweest. Inderdaad gaf dan
ook de physieke conditie den doorslag. De regel, dat
slechts in een gezond lichaam een gezonde geest kan
wonen, vond zijn bevestiging. Euwe doorstond den
moeilijken en vermoeienden strijd veel beter dan zijn
tegenstander en langzamerhand bleek, dat hij ook in
psychologisch opzicht de sterkste was. De Byzan-

158
tijnsche vuurtjes van Aljechin’s trotschheid ver­
bleekten, de steenen muur van Euwe’s zelfvertrou­
wen bleef staan.
In schaaktechnisch opzicht moest Euwe alleen pro-
beeren om het evenwicht tusschen strategie en tac­
tiek te handhaven. Zooals in het vierde hoofdstuk
uiteengezet, moest Euwe trachten het volle vertrou­
wen in de tactiek te herkrijgen. En dit gelukte hem.
Hij zelf beschouwt in dat opzicht den wedstrijd te
Zürich 1934 als keerpunt. Niet dat hij nu tactisch
feilloos begon te spelen, neen, zooiets is „überhaupt”
onmogelijk, maar het evenwicht in vertrouwen op
strategie en tactiek was bereikt.
De opsomming der gelegenheden waar Euwe in
dezen tijd speelde is gauw gebeurd.
Als voorbereiding voor het tournooi in Zürich
speelde hij in Juni 1934 twee matches tegen resp. v.
d. Bosch (gewonnen met + 6 — 0 = 0) en 1. and au
(gewonnen met + 4 — 1 = 1). De eerste partij van
deze laatste match werd remise, de tweede heeft
Euwe verloren, maar hij liet zich daardoor niet van
zijn stuk brengen. Op soortgelijke wijze ging het in
den wedstrijd te Zürich, waar hij in de le ronde van
Lasker verloor. De uitslag van dit tournooi luidde:
Aljechin 13 punten uit 15 partijen, Euwe en Flohr
elk 12, Bogoljubow ith, Lasker 10, Bernstein en
Nimzowitsch elk 9, Stahlberg 8 enz. In de 4e ronde
won Euwe op fraaie wijze van Aljechin en dit was
een goed voorteeken voor den aanstaanden twee­
kamp. Op te merken valt, dat Aljechin in Zürich
veel betere partijen leverde dan twee jaar te voren
te Bern.
Op het tournooi te Zürich volgde een uitstapje
naar Rusland, waar te Leningrad een tournooi ge­
houden werd met 10 Russische meesters, Euwe en

159
schrijver dezes. Het werd een groote teleurstelling
voor den candidaat-wereldkampioen en zijn aan­
hangers. Euwe behaalde slechts 50 % en werd zesde,
met twee punten minder dan Botwinnik, den eersten
prijswinnaar. Men trachtte dit échec op verschillen­
de wijze te verklaren, o.m. door ziekte. Inderdaad
was Euwe ongesteld. De voornaamste reden voor zijn
falen moest echter gezocht worden in oververmoeid­
heid: direct na het schooljaar in Zürich spelen en
daarna via Amsterdam — Berlijn — Warschau —
Moskou — Sebastopol — Jalta — Odessa naar Le­
ningrad reizen met slechts één week rust in Jalta,
dat was natuurlijk te veel voor hem.
In December 1934, als voorbereiding voor den
Kerstwedstrijd te Hastings, speelde hij twee oefen­
partijen met Landau, die hij won. Het tournooi zelf,
dat buitengewoon sterk bezet was, bracht hem weer
een schitterend succes: Euwe, Flohr en Thomas elk
6| punt uit 9 partijen, Capablanca 5J, Botwinnik en
Lilienthal elk 5, Michell 4 enz. Euwe versloeg Bot­
winnik en gaf zijn laatste partij (tegen Norrnan) in
veelbelovende stelling remise, omdat alle andere par­
tijen reeds beëindigd waren.
Nu volgde, in Maart 1935 nog slechts één vierkamp
te Amsterdam met v. d. Bosch, Landau en Wackers.
Euwe werd eerste met 2^ punt. Daarna speelde hij,
vóór zijn match om het wereldkampioenschap, niet
meer in het openbaar.
Een huiselijke oefenmatch met Spielmann bracht
hem echter weer een teleurstellend resultaat: Spiel­
mann won met + 4 — 2 = 4. Ook hier was intusschen
„overbelasting” de eenige reden voor zijn falen. Zoo
moest hij b.v., omdat Spielmann niet wachten kon,
juist in de drukste schoolweek tijdens de examens,
5 partijen spelen. Overigens was het misschien juist

160
goed voor hem dat hij in Leningrad en van Spielmann
twee waarschuwingen kreeg. Hij vatte daardoor zijn
verdere voorbereiding nog ernstiger op en leerde
ook de beteekenis der rust waardeeren.
Tijdens de match tegen Aljechin speelde Euwe
voor de eerste keer zooals het eigenlijk moet: uit­
gerust en zonder afleiding door andere werkzaam­
heden. Het bleek dat hij beter speelde dan bij andere
gelegenheden.

Partij No. 118. Zwart: Jhr. Mr. Dr. J. v. d. BOSCH.


Derde matchpartij, 10 Juni 1934.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. a2—a3, Lb4Xc3f; 5. b2Xc3, 0—0; 6. f2
—f3, d7—d5; 7. e2—e3, c7—c5; 8. c4Xd5, e6Xd5; 9.
Lfl—d3, b7—b6; 10. Pgl—e2, Lc8—a6; 11. 0—0, La6
Xd3; 12. DdlXd3, Pb8—c6. Zwart verzuimt den be­
langrijken zet 12. .., Te8 in te schakelen, waarna het
voor wit veel moeilijker is den opmarsch e4 door te
zetten. Na den tekstzet komt zwart in moeilijkheden.
13. e3—e4!, c5Xd4; 14. c3Xd4, Dd8—d7; 15. Lel—g5,
Pf6—e8; 16. Tal—cl, Pe8—d6. Dit tijdelijk pionoffer
is de inleiding tot een actie op den damevleugel,
welke op zichzelf goede kansen biedt. Het bezwaar
daarvan is echter, dat de zwarte koningsvleugel in
den loop van deze actie geheel ontbloot wordt van
bescherming door stukken. Euwe trekt nu met groote
tactische slagvaardigheid de noodige consequenties.
17. e4Xd5, Pc6—a5; 18. Lg5—d2, Pd6—b7; 19. Pe2—
f4, h7—h6; 20. Tfl—el, b6—b5; 21. Pf4—h5. Dreigt
22. Lh6:. 21. .., Dd7Xd5; 22. Tel—e5, Dd5—a2; 23.
Ph5Xg7!. Dit offer beslist onmiddellijk. Op 23. ..,
Kg7: volgt 24. Lh6:f, Kh6:; 25. De3f en mat in enkele

161
zetten. 23. .., Pa5—b3; 24. Pg7—h5!. Nu faalt 24. ..,
Dd2: op 25. Pf6f, Kg7; 26. Dh7f, Kf6:; 27. Tc6f, en 24.
Pel: op 25. Pf6f, Kg7; 26. Dh7f, Kf6:; 27. Dh6:+.
De eenige zet is 24. .., f5, waarop echter wit de keuze
heeft tusschen verschillende winstvoortzettingen, b.v.
25. Tf5:, Pel:; 26. Tf8:t, KfS:; 27. Lb4f, Ke8; 28.
Db5:f, Kd8; 29. Db7: enz. Zwart geeft het op.

Partij No. 119. Zwart: S. LANDAU.


Vijfde matchpartij, 26 Juni 1934.
Engelsche partij.
1. Pgl—f3, Pg8—f6; 2. c2—c4, c7—c5; 3. d2—d4,
c5Xd4; 4. Pf3Xd4, g7—g6; 5. Pbl—c3, Lf8—g7. Beter
4. .., d5. Na den tekstzet bereikt wit de gunstige
Maróczy-opstelling van de Siciliaansche partij. 6. e2
—e4!, Pb8—c6; 7. Pd4—c2, d7—d6; 8. Lfl—e2, Pf6—
d7; 9. Ddl—d2!. Goed gespeeld. Wit beoogt zijn
damelooper naar b2 te ontwikkelen. 9. ..,0—0; 10.
0—0, Pd7—c5; 11. f2—f3, Dd8—a5. Om te beletten dat
wit de beoogde opstelling voltooit. Er volgt nu echter
een verrassing. 12. b2—b4!.

Stelling na
12. b2—b4!.
Met deze fraaie tactische wending houdt wit zijn
voordeel vast. 12. Pc6Xb4. Na 12. .., Lc3:; 13.
Dc3:, Pa4; 14. Db3, Da6; 15. Le3 is de situatie vol­
komen hopeloos voor zwart. 13. Pc3—d5I, Lg7Xal.
Op 13. .., Pca6 kan eenvoudig 14. Tbl volgen. Rela­
tief het beste was echter 13. .., Pc6; 14. Pe7:f, Kh8.
14. Pc2Xai, Pc5—a6. Of 14. .., Pcó; 15. Pe7:f, Kh8;
16. Lb2f, f6; 17. Pg6:f! enz. even als in de partij. 15.
Pd5Xe7f> Kg8—h8. Gedwongen, daar 15. .., Kg7 op
16. Dh6f faalt. 16. Lel—b2f, f7—f6; 17. Pe7Xg6f!,
h7Xg6; 18. Dd2—hóf, Kh8—g8; 19. DhóXgóf, Kg8
—h8; 20. Lb2Xf6f, Tf8Xf6; 21. Dg6Xf6f, Kh8—g8;
22. f3—f4. De dreiging Tfl—f3—g3f is nu niet te pa-
reeren. 22. .., Pb4—c6; 23. Tfl—f3, Da5—bóf; 24.
c4—c5!, Db6Xc5f; 25. Kgl—hl, Dc5—elf; 26. Le2
—fl, Lc8—g4; 27. Pel—b3. Deze belangrijke tusschen-
zet verklaart de voornaamste beteekenis van 24. c5!.
27. ... Del—bl; 28. Df6—g6f, Kg8—f8; 29. Dg6Xg4.
Zwart geeft het op.

Partij No. 120. Zwart: Dr. A. ALJECHIN.


Tournooi te Zürich, 5e ronde, 18 Juli 1934.
Damegambiet.
1. c2—c4, e7—e6; 2. d2—d4, d7—d5; 3. Pbl—c3,
a7—a6; 4. c4Xd5, e6Xd5; 5. Lel—f4, Pg8—f6; 6. e2
—e3, Lf8—d6; 7. Lf4Xd6, Dd8Xd6; 8. Lfl—d3, Pb8
—c6; 9. Pgl—e2, 0—0; 10. a2—a3, Pcó—e7; 11. Ddl—
c2, b7—b6. Zwart heeft een minder goede verdediging
gekozen en maakt nu een fout, die een pion had moe­
ten kosten. 12. b2—b4. Ook wit ziet over het hoofd,
dat 12. e4! minstens tot verovering van pion h7
leidt. 12. .., Lc8—b7; 13. 0—0, Tf8—e8; 14. Pe2
g3, Pe7—g6; 15. Tfl—cl, Pg6—h4; 16. Pc3—e2,
c7—c6. Geen fraaie zet. Zwart had c6 zoo lang

163
mogelijk moeten vermijden. 17. Tal—bl, Te8—e7;
18. a3—a4!, Ta8—e8; 19. a4—a5!. Hiermee ver­
schaft wit zich een overwegende stelling. 19.
b6—b5; 20. Pe2—f4, Te7—c7; 21. Dc2—c5; Ddó—
d7; 22. Tel—el, Ph4—gó; 23. Ld3—f5, Dd7—d8; 24.
Pf4—d3, Lb7—c8; 25. Tbl—cl, Pgó—e7; 26. Lf5Xc8,
Pe7Xc8. Een kleine tegenkans: Pc8 dreigt eventueel
naar c4 te komen. 27. Pd3—e5, Te8—eó; 28. e3—e4.
Volgens Aljechin geeft wit daarmee zijn voordeel uit
handen en was Dc2 benevens Pd3 de aangewezen
voortzetting. Intusschen is de tekstzet gebaseerd op
een val en leidt tot een verrassend succes. 28. .., Pfó
X e4; 29. Pg3Xe4, d5Xe4; 30. TelXe4, f7—f6?. Zwart
loopt erin. Juist was 30. .., Pe7. Aljechin is van mee-
ning dat zwart dan de partij gemakkelijk houden
kan. 31. Pe5—f7!.

Stelling na
11. Pe5—f7!.

De slimme pointe. Zwart dacht een stuk te verove­


ren, doch hij verliest nu een pion. Het witte paard
is taboe, men zie: 31. .., Kf7:?; 32. Dh5f, Ke7; 33.
re6:f, Ke6:; 34. Telf, Kd6; 35. Dc5f, Kd7; 36. Df5f,
ECd6; 37. De64=. Zwart moet den aangevallen toren met

164
zijn dame dekken en daarna volgt nog een tweede
pointe. 31. .., Dd8—e8; 32. Te4Xe6, De8Xe6; 33.
Pf?—d8. Deze nl.: het ingesloten paard, komt met
tempowinst naar buiten en neemt een pionnetje mee.
Euwe laat nu zijn tegenstander geen kans meer. 33.
.., De6—e4; 34. Pd8Xc6; h7—h6; 35. d4—d5, De4—
d3; 36. h2—h3, Dd3—d2; 37. g2—g3, Kg8—h8 38. Kgl
—g2, Dd2—d3; 39. Tel—el, Kh8—h7; 40. Tel—e3,
Dd3—d2; 41. TeB—e8, Dd2—d3; 42. Dc5—d4, Dd3—
c4; 43. Dd4—e4f, Dc4Xe4; 44. Te8Xe4, Kh7—g8; 45.
Pc6—b8!, Kg8—f7; 46. Pb8Xa6, Tc7—d7; 47. Te4—d4,
Pc8—e7; 48. d5—d6, Pe7—f5; 49. Td4—d5, Pf5Xd6;
50. Pa6—c5, Td7—d8; 51. Pc5—e4, Pd6—b7; 52. a5—
a6!. Om na 52. .., Td5: met 53. ab7:, Td8; 54. Pd6f,
K~; 55. Pc8 voort te zetten. 52. .., Kf7—e6; 53. Td5
Xd8. Zwart geeft bet op.
Dat Euwe met zijn combinatie („Witz”) slaagde,
acht Aljechin in bet tournooiboek een zeldzaam ge­
val van geluk, minstens gelijkwaardig met een en-
plein-winst in Monte Carlo. Wij achten deze kritiek
minstens gelijkwaardig met een zeldzaam geval van
kleineering.

Partij No. 121. Wit: Dr. BERNSTEIN.


Tournooi te Ziirich, 11e ronde, 24 Juli 1934.
Koningsindische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. Pgl—f3, g7—gó; 3. e2—c4,
Lf8—g7; 4. Pbl—c3, 0—0; 5. Lel—f4. Een ouderwet-
sche voortzetting. Sterker is 5. e4. 5. .., d7—d6; 6.
Ddl—d2, Tf8—e8; 7. h2—h3, Pb8—c6; 8. Tal—dl,
Lc8—f5; 9. d4—d5, e7—e5J. Zeer sterk. Na 10. dc6:,
ef4:; 11. cb7:, Tb8; 12. Df4:, Tb7: beeft zwart meer
dan voldoende compensatie voor den geofferden
pion. 10. Lf4—g5, Pc6—e7; 11. Pf3—h4, Pf6—e4; 12.

165
Pc3Xe4, LI5Xe4; 13. Dd2—e3. Een hallucinatie. Wit
denkt, dat nu 13. .., Lf5 gedwongen is. Aangewezen
was 13. f3. Zwart kon daarna een kansrijk pionoffer
brengen: 13. f6; 14. fe4:, fg5:; 15. Dg5:, Tf8. Wit
zet echter beter met 14. Lh6 voort. 13. .., Le4—
c2; 14. Tdl—cl, Lc2—a4; 15. b2—b3, La4—d7; 16.
De3—f3. Maakt de zaak nog erger. In aanmerking
kwam 16. g4. 16. .., h7—h6; 17. Lg5Xe7, Dd8Xe7;
18. g2—g3, e5—e4; 19. Df3—e3, c7—c6!. Zwart staat
gewonnen. 20. d5Xc6, b7Xc6; 21. De3—d2, d6—d5I.
Om na 22. cd5:, cd5:; 23. Dd5: met 23. .., e3 voort te
zetten. 22. e2—e3, d5—d4!. Opnieuw een krachtzet.
Op 23. ed4: volgt 23. .., e3; 24. fe3:, De3:f; 25. De3:,
Te3.f; 26. Kf2, Ld4: met beslissenden aanval. 23. Ph4
—g2, d4—d3; 24. Pg2—f4, a7—a5; 25. f2—f3, f7—f5!.
Om 26. Pg6: met 26. .., Dg5 te beantwoorden. 26.
h3—h4, a5—a4; 27. f3Xe4. Thans faalt 27. Pg6: op
27. .., Da3, b.v. 28. ba4:, Lb2 enz. 27. .., a4Xb3; 28.
a2Xb3, f5Xe4; 29. Lfl—g2, Ta8—a3; 30. 0—0, Kg8—
h7; 31. Tel—bl, Ld7—g4; 32. c4—c5. Deze tegen­
actie vindt een verrassende weerlegging. 32. .., De7
Xc5; 33. Tfl—cl, Dc5—a7; 34. TclXcó, Ta3—a2; 35.
Tc6—c7, Da7Xc7; 36. Dd2Xa2, Dc7—c2!. Het is aar­
dig dat deze zet een vollen toren opbrengt. Wit kan
de partij gerust opgeven. 37. Da2—a6, Dc2Xblf; 38.
Kgl—h2, Lg4—f5; 39. g3—g4, Dbl—al; 40. Da6—c6,
Te8—c8; 41. Dc6—b7, Lf5Xg4; 42. h4—h5, d3—d2;
43. Db7X©4, d2—dlD; 44. De4Xg6f, Kh7—h8; 45.
Dg6—e4, Dal—e5. Wit geeft het op.

Partij No. 122. Zwart: E. D. BOGOLJUBOW.


Tournooi te Zürich, 12e ronde, 25 Juli 1934.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,

166
Lf8—b4; 4. a2—a3, Lb4Xc3f; 5. b2Xc3, c7—c5; 6.
f2—f3, d7—d5; 7. e2—e3, Pb8—c6; 8. c4Xd5, e6Xd5;
9. Lfl—d3, Pc6—e7; 10. Pgl—e2, Lc8—f5; 11. 0—0,
0—0. Een fout, welke wit de gelegenheid geeft tot
den belangrijken opmarsch e4. Volgens Aljechin was
11. .., Dc8 aangewezen. 12. Ld3Xf5, Pe7xf5;13. e3—
e4!, d5Xe4; 14. f3Xe4, Pf5—e7; 15. Ddl—d3, Pf6—d7;
16. Lel—f4, c5Xd4; 17. c3Xd4, Pd7—c5; 18. Dd3—e3,
Pc5—e6; 19. Lf4—g3, Ta8—c8; 20. d4—d5. Wit staat
overwegend. Zijn vrije damepion krijgt spoedig be­
slissende beteekenis. 20. .., Pe6—c5; 21. Tal—cl, b7
—b6; 22. Pe2—d4, Dd8—d7; 23. De3—f3, f7—f6; 24.
h2—h4, Tf8—f7; 25. Pd4—b3!, Pc5Xb3; 26. Df3Xb3,
Pe7—g6; 27. dö—d6!. Dreigt 28. Tc7. Deze dreiging
zou na torenruil herleven en niet meer te pareeren
zijn. Het volgende antwoord kost een pion. 27. .., Tc8
—c5; 28. TclXcö, b6Xc5; 29. Tfl—f5!, Pg6—f8; 30.
Tf5Xc5, Pf8—e6; 31. Tc5—b5, g7—g6; 32. Tb5—b8f,
Kg8—g7.

Stelling na
32. .., Kg8—g7.

Het is duidelijk dat wit gewonnen staat. Een zeer


sterke voortzetting was 33. Dd5. Aljechin beveelt

167
33. e5, f5; 34. Lf2 met de dreiging 35. Ta8 aan. Wit
kiest echter een minder sterke voortzetting. 33. Db3
—b5. Te vroeg afwikkelen is een zwakte in Euwe’s
spel. Zelfs in de match om bet wereldkampioen­
schap was hij daarvan niet vrij te pleiten. Men kan
verwachten, dat hij op het gebied der techniek nog
vorderingen zal maken. Door den tekstzet raakt wit
bijna zijn geheele voordeel kwijt. 33. .., Pe6—d4;
34. Db5Xd7, T!7Xd7; 35. Kgl—f2, Kg7—f7; 36. Kf2
e3. Volgens Aljechin had wit dadelijk met a4 een
belangrijk tempo kunnen winnen. 36. .., Pd4—c6;
37. Tb8—c8, Pc6—e5; 38. Lg3Xe5, f6Xe5; 39. Tc8—c6,
Kf7—e6; 40. Tc6—a6, h7—h5; 41. a3—a4, Td7Xd6;
42. Ta6Xa7, Td6—b6; 43. Ke3—d3, Tb6—d6f; 44.
Kd3—e3, Td6—b6; 45. a4—a5, Tb6—b3f; 46. Ke3—f2,
Tb3—b2f. De natuurlijke en betere voortzetting was
46. .., Tb4. Wit’s pluspion heeft maar weinig
waarde. 47. Kf2—g3, Tb2—b3f; 48. Kg3—h2, Tb3—a3;
49. a5—a6, Ke6—d6; 50. Ta7—g7, Kd6—c5; 51. Tg7
Xg6, Kc5—d4; 52. g2—g4. De laatste winstpoging.
52. .., h5Xg4. Aljechin schrijft in het tournooiboek,
dat zwart met 52. .., Ta2f gemakkelijk remise be­
reiken kon en hij geeft een lange variant. Euwe acht
deze variant niet overtuigend. Zonder twijfel is
echter hg4: een fout en had Ta2f moeten gebeuren.
Na den tekstzet wint wit gemakkelijk, omdat zijn
koning op eventueele schaaks via g3 en g4 naar bui­
ten kan komen. 53. h4—h5!, Kd4Xe4; 54. h5—h6, Ke4
—f5; 55. Tg6—b6, e5—e4; 56. Kh2—g2!, Ta3—a2f;
57. Kg2—fl, Ta2—alf; 58. Kfl—e2, Tal—a2f; 59. Ke2
—e3, Ta2—a3f; 60. Ke3—d2, g4—g3; 61. h6—h7, e4
—e3t; 62. Kd2—e2, g3—g2; 63. h7—h8D, g2—glPf;
64. Ke2—fl, e3—e2f; 65. Kfl—el. Zwart geeft het op.

168
Partij No. 123. Zwart: E. KAN.
Tournooi te Leningrad, Augustus 1934, le ronde.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. a2—a3, Lb4Xc3f; 5. b2Xc3, d7—d5; 6.
f2—13, b7—b6; 7. Lel—g5, Lc8—b7; 8. e2—e3, Pb8—
d7; 9. Lfl—d3, h7—h6; 10. Lg5—h4, c7—c5; 11. Pgl—
e2, Ta8—c8. Zooals spoedig blijkt is dit een zwakke
zet. Volgens het tournooiboek was 11. .., Dc7 de
juiste voortzetting. 12. c4Xd5, e6Xd5; 13. 0—0, 0—0;
14. Ld3—f5!. Met dezen en zijn volgenden zet komt
wit in duidelijk voordeel. Er dreigt 15. Lf6:. Men ziet
nu waarom 11. .., Tc8 een fout was. 14. .., Lb7—c6;
15. e3—e4!. g7—g5; 16. e4Xd5, Pf6Xd5; 17. Lh4—f2,
c5—c4. Zwart verschaft zich de pionnenmeerderheid
op den damevleugel en het sterke veld d5 voor zijn
stukken. Deze voordeelen wegen echter niet op tegen
wit’s aanvalskansen op den koningsvleugel. 18. Ddl
—d2, Dd8—f6; 19. Pe2—g3, Tc8—e8; 20. Tal—el,
Te8Xel; 21. TflXel, b6—b5; 22. Lf5—bl, Pd7—b6;
23. Pg3—h5, Df6—d6; 24. Tel—e5!.

Stelling na
24. Tel—e5!.
Beslissend. Er dreigt zoowel 25. Tg5:f! als even­
tueel Dc2, b.v. 24. .., Pe7; 25. Tg5:f, hg5:; 26. Dg5:f,
Pg6; 27. Dh6. Zwart heeft niets beters dan den vol­
genden ruil van zijn f-pion tegen wit’s a-pion. Echter
wordt daardoor zijn koningsstelling nog meer ver­
zwakt. 24. .., f7—f5; 25. LblXfö, Dd6Xa3; 26. Lf2—
elf Pd5—f6; 27. Lf5—e6f, Kg8—h8; 28. Ph5xf6, Tf8
Xf6; 29. d4—d5, Lc6—d7; 30. h2—h4, Da3—d6; 31.
Dd2 d4, Tf6—f4; 32. Dd4—e3. Dit is nog sterker dan
32. Te4f, Kh7; 33. Lg3 met kwaliteitswinst. 32. ..,
Ld7Xe6; 33. d5Xe6, Tf4—f8; 34. e6—e7, Tf8—e8;
35. Te5 e6. Zwart geeft het op. Deze partij werd be­
kroond met een schoonheidsprijs.

Partij No. 124. Wit: M. BOTWINNIK.


Tournooi te Leningrad, Augustus 1934, 5e ronde.
Spaansche opening.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Lfl—b5,
a7—a6; 4. Lb5—a4, Pg8—f6; 5. 0—0, Pf6Xe4; 6. d2—
d4, b7—b5; 7. La4—b3, d7—d5; 8. d4Xe5, Lc8—e6;
9. c2—c3, Lf8—e7; 10. Pbl—d2, 0—0; 11. Ddl—e2,
Pe^—c5; 12. Pf3—d4. Niet 12. Lc2 wegens 12. .., d4!.
12. .., Pc5Xb3!; 13. Pd2Xb3, Dd8—d7; 14. Pd4Xc6,
Dd7Xc6; 15. Lel—e3, Le6—f5; 16. Tfl—dl, Tf8—d8.
Een valstrik. Schijnbaar komt wit na 17. Pa5, Dg6;
18. Pb7 met tempowinst tot de bezetting van het be­
langrijke veld c5. Er volgt echter 18. .., d4!; 19. Pd8:,
de3:; 20. Pb7, Le4 en zwart wint. Euwe heeft weer
zijn lievelingsvariant 5. .., Pe4: gekozen en staat vol­
komen bevredigend. 17. f2—d3, Le7—f8; 18. De2—f2,
a6—a5I; 19. Tdl—d2. Juist was 19. Tacl. Wit komt
nu in moeilijkheden. 19. .., b5—b4; 20. Tal—cl. Hij
rekent op 20. .., a4; 21. cb4:, ab3:; 22. Tc6:, ba2:,
23. Tdl!, Lbl; 24. Teel! tengunste van wit. 20. ..,

170
Dc6—a4!; 21. Pb3—d4, Lf5—g6; 22. b2—b3 Da4—e8;
23. c3Xb4, Lf8Xb4; 24. Td2—dl, c7—c5; 25. Pd4—c2,
Lg6Xc2. Met 25. .., c4 had zwart een zeer kansrijk
spel kunnen behouden. 26. TciXc2, d5—d4; 27. Le3
—g5, Td8—d5. Aangewezen was Td7. Na den tekst­
zet keeren de kansen omdat wit spoedig door aan­
val op Td5 een belangrijk tempo wint. 28. f3—f4, a5
—a4; 29. Df2—f3, a4Xb3; 30. a2Xb3, Td5—d7; 31.
f4—f5!, Td7—a7; 32. Df3—g3, Ta7—al; 33. Tc2—cl,
TalXcl; 34. TdlXcl, Kg8—h8; 35. Tel—fl, Ta8—a6.
Zwart mag de mogelijkheid f6, g6, e6 niet uit het oog
verliezen. Na b.v. 35. .., Ta2 zou deze wending voor
wit winnen. 36. h2—h3. Zeer sterk was 36. e6, waarna
36. .., fe6: niet ging wegens 37. f6!. 36. .., De8—a8;
37. Kgl—h2, Da8—e8; 38. Tfl—f3, Lb4—a5; 39. Lg5
—f4, La5—c7. Nadat zwart erin geslaagd is dit
stuk weer in het spel te brengen, is hij buiten ge­
vaar. 40. Tf3—fl, Ta6—a8; 41. Tfl—el, De8—c6; 42.
e5—e6, Lc7Xf4; 43. Dg3Xf4, f7X«6; 44. f5Xe6. Op
44. f6 volgt 44. .., Dd7. 44. .., Ta8—e8; 45. e6—e7,
h7—h6; 46. Df4—f5, Dc6—d6f; 47. Kh2—hl, Kh8—
g8; 48. Tel—e6, Dd6—d7; 49. Df5—e5. Remise. Zwart
speelt 49. .., d3 en krijgt voor dezen pion den witten
e-pion. Een zeer moeilijke partij.

Partij No. 125. Wit: M. BOTWINNIK.


Kerstwedstrijd te Hastings 1934/35.
Aangenomen damegambiet (met verwisseling
van zetten).
i. c2—c4, c7—c6; 2. e2—e4, d7—d5; 3. e4Xd5, c6
Xd5; 4. d2—d4, Pg8—f6; 5. Pbl—c3, Pb3-c6; 6. Lel
—g5. e7—e6; 7. Pgl—f3. Botwinnik deinst terug voor
de scherpe voortzetting 7. c5. Nu ontstaat na het vol­
gende antwoord een variant van het aangenomen

171
damegambiet. 7. d5Xc4; 8. LflXc4, Lf8—e7; 9.
0—0, 0—0; 10. Tal—cl, a7—a6; 11. Lc4—d3, h7—h6;
12. Lg5—e3, Pc6—b4; 13. Ld3—bl, b7—b5; 14. Pf3—
e5, Lc8—b7; 15. Ddl—d2, Tf8—e8; 16. f2—f4. Wit is
niet beter ontwikkeld dan zwart. Deze poging om
een koningsaanval in te leiden is dan ook niet ge­
rechtvaardigd en leidt alleen tot een ernstige ver­
zwakking van de witte stelling. 16. .., Pb4—d5; 17.
Pc3Xd5, Dd8Xd5; 18. f4—f5, Le7—d6; 19. föXeój
Te8Xe6; 20. Lbl—f5, Te6—e7; 21. Lf5—h3. Wit heeft
zijn kruit al gauw verschoten en nu is plotseling
pionverlies niet te vermijden. Op 21. Pg4 zou 21.
Pg4: benevens Te3: voor zwart winnen. 21. .., Ld6
Xe5; 22. d4Xe5, Dd5Xe5; 23. Le3—f4, De5—d5; 24.
Dd2xd5, Pf6Xd5. Niettegenstaande den pluspion is
de winst nog een lastige taak. Euwe behandelt echter
het volgende eindspel uitstekend. Men lette op zijn
stijl: voortdurend aanvalszetten! 25. Lf4—d2, Ta8—eS;
26. b2—b3, Te7—e2; 27. Tfl—f2, Pd5—f6; 28. Ld2—
a5, Te2Xf2; 29. KglXf2, Pf6—e4f; 30. Kf2—fl, Pe4
—g5; 31. Lh3—d7, Te8—e7; 32. Ld7—f5, Te7—e5; 33.
Lf5—bl, Lb7—e4; 34. LblXe4, Pg5Xe4; 35. Tel—c6,
Te5—f5f; 36. Kfl—el, Tf5—f2; 37. a2—a4. Wit ver­
schaft zich nog een gevaarlijke tegenkans. 37. ..,
Tf2Xg2; 38. Tc6Xa6, b5Xa4; 39. b3Xa4, Tg2Xh2;
40. Ta6—a8f, Kg8—h7; 41. La5—b6, Th2—a2; 42. a4
a5, h6—h5!; 43. a5—a6, h5—h4; 44. a6—a7, h4—h3;
45. Lb6—gl, Pe4—f6; 46. Kei—dl, Pf6—g4; 47. Ta8
—e8, h3—h2I. Alles klopt als een bus. Zwart verkrijgt
au een schoone winststelling. 48. LglXh2, Ta2Xa7;
49. Lh2—b8, Ta7—a8; 50. Te8—d8, Pg4—e5; 51. Lb8
—c7, Ta8Xd8; 52. Lc7Xd8, Kh7—g6; 53. Kdl—e2,
£g6—f5; 54. Ke2—e3, Kf5—g4; 55. Ld8—c7, Pe5—f3;
>6. Ke3—f2, f7—f5. Wit geeft het op.

172
Partij No. 126. Zwart: SIR G. A. THOMAS.
Kerstwedstrijd te Hastings 1934/35.
Damegambiet.
1. c2—c4, e7—e6; 2. Pbl—c3, d7—d5; 3. d2—d4,
Pg8—16; 4. Lel—g5, Lf8—e7; 5. e2—e3, 0—0; 6. Pgl
—f3, Pb8—d7; 7. Tal—cl, c7—c6; 8. Lfl—d3, d5Xc4;
9. Ld3Xc4, Pf6—d5; 10. Lg5Xe7, Dd8Xe7; 11. 0—0,
Pd5Xc3; 12. TclXc3, e6—e5; 13. Pf3Xe5. In combi­
natie met de drie volgende zetten van wit is dit de
scherpste behandeling der hoofdvariant van het or­
thodoxe damegambiet. Deze behandeling is van Ru-
binstein afkomstig. Wit verkrijgt voortreffelijke
aanvalskansen, het staat echter nog niet vast of hij
definitief voordeel kan bereiken. 13. .., Pd7Xe5; 14.
d4Xe5, De7Xe5; 15. f2—f4, De5—e7. Het beste is 15.
.., Df6. Na den tekstzet evenals na 15. .., De4 is de
zaak buitengewoon moeilijk voor zwart. 16. f4—f5,
b7—b5; 17. Lc4—b3, b5—b4; 18. f5—f6!. Een sterke
tusschenzet. 18. .., g7Xf6; 19. Tc3Xc6, De7Xe3f; 20.
Kgl—hl, Lc8—b7; 21. Tc6Xf6. Wit staat gewonnen,
er zitten echter nog vele finesses in de stelling. Zie
het Tijdschrift van den K.N.S.B. 1935. 21. .., De3—
e4; 22. Ddl—d2, Kg8—h8; 23. Lb3Xf7, Ta8—c8; 24.
Tf6—f2, Tc8—d8; 25. Dd2—g5, Td8—d6; 26. Lf7—d5!.
Zwart geeft het op.
Partij No. 127. Zwart: R. P. MICHELL.
Kerstwedstrijd te Hastings 1934/35.
Damegambiet.
1. Pgl—f3, d7—d5; 2. d2—d4, Pg8—f6; 3. c2—c4,
e7—e6; 4. Pbl—c3, c7—c6; 5. Lel—g5. Solider is 5.
e3. De tekstzet kan na 5. .., dc4:; 6. e3, b5 tot buiten­
gewone en onduidelijke complicaties leiden. 5. ..,
Pb8—d7; 6. e2—e3, Dd8—a5; 7. c4Xd5. Deze bestrij­
ding der Cambridge-Springs-verdediging is weer

173
modern. 7. Pf6Xd5; 8. Ddl—d2, Lf8—b4; 9. Tal
—cl, c6—c5; 10. e3—e4, Pd5Xc3; 11. b2Xc3, Lb4—a3;
12. Tel—bl, 0—0; 13. Lïl—d3, a7—a6; 14. 0-0, b7—
b5; 15. d4—d5, Pd7—b6. Noodzakelijk was 15. .., ed5:
en op 16. ed5: 16. .c4. Na den tekstzet komt zwart
spoedig in een hopelooze situatie. 16. Lg5—e7. Tf8—
e8; 17. d5—d6, c5—c4; 18. Ld3—c2, Pb6—d7; 19. e4—
e5, h7—h6; 20. Tfl—el, Lc8—b7; 21. PI3—d4, La3—
c5; 22. Tel—e3, Pd7—!8; 23. Te3—g3, Lc5Xd4; 24.
Tg3Xg7f!. Een aardige matwending. 24. .., Kg8Xg7;
25. Le7—fóf, Kg7—g8; 26. Dd2Xb6. Zwart geeft
het op.
Partij No. 128. Wit: S. LANDAU.
Vierkamp Schaakafdeeling V. V. G. A., Amsterdam,
15—29 Maart 1935.
Konings-Indische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, g7—g6; 3. g2—g3, c7
—c6; 4. d4—d5. Anders volgt d7—d5 met ongeveer
gelijk spel. Den tekstzet heeft Rubinstein eenige
keeren met succes toegepast. 4. .., Lf8—g7; 5. Lfl—
0—0; 6. e2—e4, d7—d6; 7. Pgl—e2, e7—e6. Dit is
veel sterker dan onmiddellijk op d5 te ruilen. Wit
staat voor een moeilijke keuze: ruil op c6 of e6 ver­
sterkt het vijandelijke centrum, terwijl ook de voort­
zetting in de partij ernstige bezwaren heeft. 8. Pbl
—c3, e6Xd5; 9. c4Xd5, c6Xd5; 10. Pc3Xd5. Beter was
10. ed5:. 10. Pf6Xd5; 11. DdlXdS. Wit hoopt een
dankbaar aanvalsobject te vinden in den pion d6.
11. .., Lc8—e6!. Een pijnlijke verrassing. Zwart
wint minstens een belangrijk tempo. 12. Dd5Xb7.
Hierna verkrijgt zwart een beslissenden voorsprong
in ontwikkeling. 12. . .,Pb8—d7; 13. Db7—b4. De ro-
chade faalt op 13. .Lc4; 14. Tel, Pc5; 15. Db4, Pd3
resp. 15. Dc6, Tc8. 13. .., Ta8—b8; 14. Db4—d2, Pd7

174
—e5; 15. Pe2—c3, Le6—c4; 16. Kei—dl, Dd8—a5; 17.
f2—f4, Pe5—d3; 18. Lg2—fl, Pd3Xb2f. Zwart heeft
de partij superieur opgebouwd en forceert nu met
eenige krachtige zetten de winst. 19. LciXb2, Tb8X
b2; 20. Dd2Xb2, Lg7Xc3; 21. Db2—cl, Lc4Xfl; 22.
ThlXflj Da5—h5f. Wit geeft het op.

Partij No. 129. Zwart: Dr. A. ALJECHIN.


Match om het wereldkampioenschap, 26e partij,
3 December 1935.
Hollandsche verdediging.
1. d2—d4, e7—e6; 2. c2—c4, f7—f5; 3. g2—g3, Lf8
—b4f; 4. Lel—d2, Lb4—e7 5. Lfl—g2, Pg8—f6; 6.
Pbl—c3, 0—0; 7. Pgl—f3, Pf6—e4; 8. 0—0, b7—b6;
9. Ddl—c2, Lc8—b7; 10. Pf3—e5, Pe4Xc3; 11. Ld2X
c3I. Niet 11. Lb7:, Pe2:f; 12. Kg2, Pd4: met voordeel
voor zwart. 11. .., Lb7Xg2; 12. KglXg2, Dd8—c8;
13. d4—d5I, d7—dó; 14. Pe5—d3, e6—e5; 15. Kg2—hl,
c7—c6; 16. Dc2—b3. Dreigt 17. c5, b.v. 17. .., bc5:;
18. Pe5:, de5:; 19. d6f enz. 16. .., Kg8—h8; 17. f2—f4,
e5—e4; 18. Pd3—b4, c6—c5; 19. Pb4—c2, Pb8—d7; 20.
Pc2—e3, Le7—f6; 21. Pe3Xf5!.

Stelling na
21. Pe3Xf5!.
Met één punt achter en nog slechts 5 partijen te
spelen, verkeerde Aljechin in groot gevaar zijn titel
te verliezen. Hij moest daarom zoo ingewikkeld mo­
gelijk spelen om remise te vermijden. Het succes van
deze tactiek bleef echter uit, omdat Euwe niet angst­
vallig werd, veeleer elke gelegenheid benutte om het
initiatief te nemen. De tekstzet, waarmee een stuk
geofferd wordt voor drie pionnen, is een mooi voor­
beeld van zijn ondernemingslust. 21. Lf6Xc3; 22.
Pf5Xd6, Dc8—b8; 23. Pd6Xe4, Lc3—f6; 24. Pe4—d2!.
Thans dreigt wit met e2—e4—e5 een beslissend ge­
bruik te maken van zijn vrijpionnen. 24. .., g7—g5.
De beste kans. Zwart tracht een tegenaanval te ver­
krijgen. 25. e2—e4, g5Xf4; 26. g3Xf4, Lf6—d4; 27.
e4—e5, Db8—e8; 28. e5—e6, Tf8—g8; 29. Pd2—f3.
Niet 29. ed7: wegens 29. .., De2. Intusschen is ook
de tekstzet minder sterk. Juist was 29. Dh3! met be­
slissend voordeel voor wit. 29. .., De8—g6; 30. Tfl
—glI» Ld4Xgl; 31. TalXgl; Dg6—f6. Zwart verzuimt
zijn tegenkans. Na 31. .., Df5! had wit niet beter
dan 32. ed7:, Tgl:f; 33. Kgl:, Dd7:; 34. Kf2 en waar-
schijnlijk remise. 32. Pf3—g5!. Hiermee verkrijgt wit
opnieuw een gewonnen stelling. Er dreigt 33. Pf7f
met onmiddellijke beslissing, terwijl 32. .., h6 faalt
op 33. Pf7f, Kh7; 34. Dd3f, Tg6; 35. Pe5!, Pe5:; 36.
fe5:, Dg7; 37. d6 en de witte vrijpionnen zijn niet
tegen te houden. Men merke op, dat zwart deze voort­
zetting met 31. .., Df5! i.p.v. 32. .., Df6? verhinde­
ren kon; in dat geval zou zwart na 32. Pg5?, h6; 33.
Pf7, Kh7 in het voordeel komen, omdat wit den
zet 34. Dd3f niet tot zijn beschikking heeft. 32. ..,
Tg8—g7; 33. e6Xd7, Tg7Xd7; 34. Db3—e3, Td7—e7.
Op 34. .., Db2: volgt 35. De6!. 35. Pg5—e6, Ta8—f8.
En nu was 35. .., Db2: niet goed wegens 36. d6! enz.
36. De3—e5, Df6Xe5; 37. f4Xe5, Tf8—f5. Met 37. ...

176
Te6:; 38. de6:, Tf5!; 39. Tel, Kg8 kon zwart veel meer
tegenstand bieden. Het beste voor wit was dan ge­
weest 40. Te3!, K£8; 41. Ta3. 38. Tgl—el. Nauwkeuri­
ger was 38. Tg5!. Na den tekstzet heeft zwart nog
steeds gelegenheid om op e6 te offeren. 38. .., h7—h6.
Zwart mist zijn laatste kleine kans. Beide spelers
waren in tijdnood. 39. Pe6—d8l. Hierna is het pleit
beslecht. 39. .., Tf5—f2; 40. e5—e6, Tf2—d2; 41. Pd8
—c6, Te7—e8; 42. e6—e7, b6—b5; 43. Pc6—d8I, Kh8
—g7; 44. Pd8—b7, Kg7—f6; 45. Tel—e6f, Kf6—g5;
46. Pb7—d6, Te8Xe7; 47. Pd6—e4fl. Zwart gaf het op.
„De parel van Zandvoort” noemt Tartakower deze
spannende partij.

177
ZESDE PERIODE.
Wer eldkampioen.
Zwart: Dr. A. ALJECHIN.

Wit: Dr. M. EUWE.


Toen in bovenstaande stelling na wit’s 40en zet
Tfl—gl het oogenblik gekomen was om deze partij,
de 30ste en laatste van de match om het wereldkam­
pioenschap, af te breken, zag Aljechin geen schaduw
van een kans meer om den wereldtitel voor zich
te redden. Immers hij had dan in bovenstaande stel­
ling de overwinning moeten behalen, doch daar kon
natuurlijk geen sprake van zijn, integendeel, zwart
staat zonder eenigen twijfel glad verloren. Daarom
verklaarde Aljechin zich bereid, het eenige zetten te
voren door Euwe gedane remise-aanbod te aanvaar­
den, hetgeen beteekende, dat hij zich definitief ge­
wonnen gaf. Euwe ging daarmede accoord en hij
geeft daartoe in het matchboek de volgende verkla-

178
ring: „De buitengewone omstandigheden in aanmer­
king nemend, is de uitslag remise toch wel gerecht­
vaardigd; door riskant spel heeft zwart zijn tegen­
stander abnormaal groote kansen gegeven”.
Aldus is Dr. Max Euwe op 15 December 1935 we­
reldkampioen schaken geworden, na Aljechin met
15J—14è te hebben verslagen. Het genie van de orde
heeft na 20 jaar staag arbeiden zijn belooning ge­
vonden in het bereiken van den hoogsten eeretitel.
Wij moeten echter verder gaan, want zooals reeds
in het vorige hoofdstuk uiteengezet, is de match op
zichzelf een thema voor een boek, en dit boek is al
geschreven.
Men had kunnen verwachten, dat wereldkampioen
Euwe nu eens op zijn lauweren zou gaan rusten,
evenals ook andere wereldkampioenen deden. Doch
„rusten” is voor Euwe een vreemd woord. Rusten
kent hij slechts in zooverre, als rusten plicht kan zijn.
Zoo willigt Euwe reeds in het voorjaar van 1936
in, dat de revanchematch tegen Aljechin in het na­
jaar van 1937 zal beginnen.
Wij stipuleeren hier, dat Euwe wèl verplicht was
tot de revanchematch, mits Aljechin de noodige
voorwaarden vervulde, dat hij echter betreffende
den datum volkomen de vrije hand had. Zoo b.v.
had Euwe zonder meer kunnen bepalen, dat de re­
vanchematch pas in 1940 zou plaats vinden. Hij was
dan alleen maar verplicht geweest, niet eerder met
een ander om het kampioenschap te spelen. Euwe
echter is gewend zijn tijd te benutten. Hij stelt niets
uit zonder dringende noodzakelijkheid. Revanche­
match in 1937? Accoord!
Maar bovendien heeft Euwe in den tijd, dat hij
wereldkampioen is, aan een relatief groot aantal
wedstrijden deelgenomen. Het begon in Mei 1936 met

179
den Noteboom-wedstrijd te Leiden, een vierkamp,
dien hij won met 2£ punt.
Daarna volgde in Juli de eerste internationale
wedstrijd, t.w. het tournooi te Zandvoort. De uitslag
was: Fine 8i, Euwe 7J, Keres en Tartakower 6J, Bo-
goljubow en Maróczy 6, Grünfeld, Landau en Spiel-
mann 5J, v. Doesburgh 4, Becker 3 en Prins IJ punt.
Euwe is dus niet eerste geworden, doch — het is al
ontelbare malen gezegd — de omstandigheid dat hij
geen beroepsspeler is in aanmerking genomen, was
zijn succes uitstekend.
Ylak na Zandvoort volgde het grootmeestertour-
nooi te Nottingham. Hier begon Euwe prachtig, maar
kon het niet volhouden. Hij werd oogenschijnlijk moe
(men zie de in het partijgedeelte van dit hoofdstuk
opgenomen partij tegen Lasker). Hij was er al heel
dicht bij om het grootste tournooi-succes van zijn
leven te behalen en had dit zeker ook behaald, als
hij maar de mogelijkheid gehad zou hebben om te
voren eens terdege uit te rusten.
Het resultaat van Nottingham was: Botwinnik en
Capablanca elk 10, Euwe, Fine en Reschewsky elk
9h punt.

Ylak na Nottingham begon weer het schooljaar,


en tóch zien we Euwe reeds in October 1936 weer
optreden in een internationalen wedstrijd, t.w. den
achtkamp der Arbeiderspers, gehouden te Amster­
dam, Den Haag en Rotterdam. Hier behaalde Euwe
samen met Fine den len en 2en prijs (elk 5 punten),
terwijl Aljechin derde werd. Voor Euwe, die te Not­
tingham van Aljechin verloren had, was het een bij­
zondere voldoening, dat hij ditmaal revanche kon
nemen, door Aljechin in een buitengewoon moeilijke
partij te verslaan.

180
En nu komen we aan het eind, d.w.z. tot de gebeur­
tenissen van de eerste acht maanden in 1937.
Het begon met een kleine teleurstelling: in den
Noteboom-wedstrijd te Leiden, weer een vierkamp,
werd Euwe door P. F. van Hoorn verslagen en beide
spelers bereikten een score van 2 punten. Daar de
prijs, een beker, niet gedeeld kon worden, moest het
lot beslissen en Euwe werd daardoor uitgeschakeld.
Met Pinksteren had in Amsterdam een landen-
wedstrijd, Nederland-Engeland, plaats. Euwe speelde
aan het eerste bord en won beide partijen van Win­
ter, den Engelschen kampioen.
Na afloop van het schooljaar begon weer een
groote drukte.
In de tweede helft van Juli nam Euwe in Duitsch-
land (Nauheim-Stuttgart-Garmisch) deel aan een
dubbelrondigen vierkamp met Aljechin, Bogoljubow
en Samisch. Hij begon schitterend (3J punt uit 4 par­
tijen) en werd tenslotte ook eerste na Aljechin met
IJ—J en Samisch met 2—0 te hebben verslagen.
Tegen Bogoljubow moest hij het echter met J—IJ
afleggen. Het is eigenaardig, dat Euwe sinds hij we­
reldkampioen is, tegen Bogoljubow ongelukkig
speelt; in Zandvoort verloor hij door een blunder,
in Nottingham maakte hij remise en in den vierkamp
i.q. zag hij in een weliswaar moeilijke, echter niet
verloren stelling, een mat op de onderste rij over
het hoofd.
Van Duitschland ging Euwe direct naar Stockholm,
om aan den landenwedstrijd van den Wereldschaak­
bond deel te nemen. Na een pauze van tien jaar
(Londen 1927) werd hij weer de aanvoerder van de
Nederlandsche ploeg. Ten slotte speelde hij op den
Semmering twee partijen tegen Flohr op 5 en 6 Sep­
tember. Hij won met zwart de eerste partij, terwijl
de tweede remise werd.
181
Laat ons, alvorens met het partijgedeelte van dit
laatste hoofdstuk te beginnen, een kort resumé geven
over Euwe als wereldkampioen.
Euwe staat op het hoogtepunt van zijn kunnen.
Zijn ontwikkeling als schaker is in ieder opzicht vol­
tooid en er is — blijven we bescheiden — in den
tegenwoordigen tijd zeker geen schaakmeester, die
men als sterker zou kunnen beschouwen. Tusschen
het prestatievermogen en de werkelijke prestaties
van Euwe bestaat echter een disharmonie, omdat hij
nooit de gelegenheid heeft zich met volle kracht op
zijn spel te concentreeren. De wereld bewondert zijn
kunst, doch de wereld weet niet hoe onbeschrijfelijk
moeilijk het voor hem was om zich naar boven te
werken en hoe moeilijk het is zich daar te handha­
ven. Time is money, en volmaakt schaken kost ont­
zettend veel tijd. Weet gij, lezer, dat men soms maan­
denlang moet werken om de finesses van een enkele
variant te door gronden? Weet gij ook, hoeveel tijd
men offeren moet om de routine niet kwijt te raken?
Het valt haast te betreuren, dat Euwe geen wereld­
kampioen boksen is. Het is niet de bedoeling om
hier te oreeren over de disharmonie tusschen roem
en rijkdom, we moesten echter dit thema raken om­
dat er wèl vooraanstaande schaakmeesters zijn, die
onder betrekkelijk veel gunstiger omstandigheden
leven en dan ook hun kracht veel gemakkelijker
kunnen ontplooien. De kleine foutjes en zwakten,
die men soms nog bij Euwe aantreft, zijn o.i. alleen
te wijten aan de omstandigheden hierboven uiteen­
gezet. De verdere vooruitgang van Eüwe, op zichzelf
beslist mogelijk, is dan ook geen schaaktechnische
kwestie meer.
Over enkele weken begint de revanchematch
Euwe-Aljechin. Het zal zeker weer een zeer moei-

182
lijke strijd worden met winstkansen voor beiden.
Uit het feit echter, dat Euwe, sinds hij wereldkam­
pioen is, tegen Aljechin het gunstige resultaat van
2—1 =1 behaalde, dat hij zich in drie tournooien
(Nottingham, Nederlandsche achtkamp en Duitsche
vierkamp) vóór Aljechin wist te plaatsen en dat hij
daarbij bovendien weer eens in de gelegenheid zal
komen om zich met volle kracht op zijn spel te con-
centreeren, komt men tot de gevolgtrekking, dat zijn
kansen ditmaal beter zijn dan vóór de match van 1935.

Partij No. 130. Zwart: Mr. P. L. J. RASSERS.


Noteboomwedstrijd te Leiden, le ronde,
16 Mei 1936.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. a2—a3. De Samisch-variant, een scherpe
voortzetting, welke Euwe bijzonder goed ligt. 4. ..,
Lb4Xc3f; 5. b2Xc3, 0—0; 6. f2—f3, d7—d6; 7 e2—
e4, e6—e5; 8. Lfl—d3, Tf8—e8; 9. Pgl—e2, Pb8—d7.
Zwart behandelt de opening te passief. De strategi­
sche richtlijn voor dergelijke stellingen berust bij
den zet d4—d5. Wanneer zwart er in slaagt, dezen
opmarsch af te dwingen, verkrijgt hij kansen om van
de verzwakking der vijandelijke pionnenstelling pro­
fijt te trekken. In het andere geval staat wit er het
beste voor. 10. 0—0, Pd7—f8; 11. Lel—g5, h7—h6; 12.
Lg5—e3!, Pf8—g6; 13. Ddl—d2, Dd8—e7; 14. Pe2—
g3, Lc8—d7; 15;. Tal—el, De7—f8. Zwart is reeds om
goede zetten verlegen. 16. Pg3—f5, Ld7Xf5; 17. e4X
f5, Pg6—e7; 18. g2—g4. De beslissende aanval begint.
18. .., e5Xd4; 19. c3Xd4, Pe7—c6; 20. h2—h4, Pf6—
d7; 21. g4—g5, h6—h5. Deze pion is ten doode opge­
schreven. Intusschen was ook de ruil op g5 niet vol-

183
doende, want daarna had wit de beschikking gekre­
gen over de open h-lijn. 22. f8—f4, dó—d5; 23. c4—c5,
Df8—e7; 24. Dd2—dl, Pd7—f8; 25. DdiXh5. Hiermee
is het pleit beslecht. 25. .., De7—d7; 26. f5—fó, Te8
—e4, 27. f6Xg7, Kg8Xg7; 28. Ld3Xe4, d5Xe4; 29.
f4—f5, Pc6Xd4; 30. Tel—dl, Pd4—f3f; 31. Kgl—hl,
Dd7Xf5; 32. Le3—d4f, Pf3Xd4; 33. Dh5—hóf, Kg7—
g8; 34. TflXfö, Pd4Xf5; 35. Dhó—fó, Pf5Xh4; 36.
Dfó—f4, Ph4—gó; 37. Df4Xe4, c7—có; 38. Tdl—dó,
Kg8—g7; 39. De4—d4f, Kg7—g8; 40. Tdó—d8. Zwart
geeft het op.
Dit is de eerste tournooipartij, welke Euwe in de
hoedanigheid van wereldkampioen speelde.

Partij No. 131. Wit: P. KERES.


Tournooi te Zandvoort, 2e ronde, 19 Juli 1936.
Fransche verdediging.
1. e2—e4, e7—eó; 2. d2—d4, d7—d5; 3. e4—e5. Een
lievelingsvariant van Keres. 3. .., c7—c5; 4. Pgl—f3,
c5Xd4; 5. DdlXd4, Pb8—có; 6. Dd4—f4, f7—f5; 7.
Lfl—d3, Pg8—e7; 8. 0—0, Pe7—gó; 9. Df4—g3, Lf8
—e7; 10. Tfl—el, 0—0; 11. a2—a3, Pcó—b8. Het begin
van een manoeuvre, die bijzonder lastig te taxeeren
was. Het zwarte damepaard streeft naar e4, maar zal
deze tijdroovende onderneming wit geen gelegenheid
geven tot een aanval op den koningsvleugel ? Neen,
zegt Euwe en het vervolg van de partij stelt hem in
het gelijk. 12. Pbl—d2, a7—a5; 13. Pd2—b3, Pb8—aó;
14. a3—a4. Zwart dreigde zijn plan met a4 benevens
Pc5 door te zetten. Wit echter wil Pc5 met Pc5: be­
antwoorden en beveiligt daarom Pb3. Intusschen ver­
diende 14. La6: de voorkeur. 14. .., Paó—b4; 15. Pf3
—d4, Lc8—d7; 16. Ld3—b5, Pb4—có. Dit paard is in
vier zetten van c6 naar c6 gekomen. Schijnbaar heeft

184
zwart veel tijd verloren. Wit kon echter in den tus-
schentijd niets ondernemen omdat hij bezig gehouden
werd door zwart’s plan. 17. c2—c4. Met deze te
scherpe voortzetting verzwakt wit zijn stelling. Er
dreigde eventueel Lh4 benevens Pce5:. Een goede
parade daartegen bestond in 17. Lc6:, bc6:;' 18. Dc3.
17. .., Pc6Xd4; 18. Pb3Xd4, Le7—c5!. Zeer sterk,
want Pd4 is moeilijk te dekken en heeft ook geen
goede zetten. Op 19. Pb3 volgt 19. .., Lb4, b.v.
20. Tdl, Lb5:; 21. ab5:, a4; 22. Pd4, dc4:; 23. Lg5,
Dc8. 19. Dg3—d3, Ld7Xb5; 20. Pd4Xh5. Andere zet­
ten leiden tot materieel verlies, b.v. 20. ab5:?, dc4:
en zwart wint; of 20. Pe6: ?, Lc4: en wint; of eindelijk
20. cb5:, Db6 en zwart verovert minstens een pion.
20. .., Dd8—h4l. Zoodoende verkrijgt zwart een zeer
sterken koningsaanval. Op 21. g3 kan volgen 21.
dc4:; 22. Dd7, Dh3; 23. De6:f, Kh8; 24. Le3, Tae8 en
zwart wint; of 21. .., dc4:; 22. Dfl, De7; 23. Dc4:,
Tac8 of f4 met onweerstaanbaren aanval. 21. Dd3—
fl, Ta8—d8; 22. Lel—e3. Op 22. cd5:, Td5:; 23. Pc7
kan 23. .., Pe5: volgen met de dreiging Pg4. Met den
tekstzet wil wit de d-lijn gesloten houden door d4
uit te lokken. Ook deze verdediging blijkt intusschen
onvoldoende. 22. .., d5—d4; 23. Le3—d2, d4—d3. Nu
faalt 24 Le3 op 24. .., Lb4. 24. b2—b3, f5—f4; 25.
Tel—e4, Tf8—f5. Het ingrijpen van deze toren beslist.
26. Tal—el, Tf5—h5; 27. h2—h3, Th5—g5. Verovert
een der pionnen h3 of f2. 28. Pb5—d6, Dh4Xh3; 29.
Ld2Xf4, Pg6Xf4; 30. Te4Xf4, Dh3—g3!; 31. Tf4—e4,
Tg5—h5. Wit geeft het op.
Partij No. 132. Zwart: E. GRUENFELD.
Tournooi te Zandvoort, 4e ronde, 22 Juli 1936.
Aangenomen damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, d5Xc4; 3. Pgl—f3,

185
a7—a6; 4. e2—e3, e7—e6; 5. LflXc4, Pg8—f6; 6. O—O,
c7—c5; 7. Ddl—e2, Pb8—c6; 8. Tfl—dl, b7—b5; 9.
Lc4—b3. De moderne voortzetting. Na 9. dc5:, Dc7;
10. Ld3, Pb4! bereikt zwart zonder meer gelijk spel.
9. .., c5—c4; 10. Lb3—c2, Pc6—b4; 11. Pbl—c3, Pb4
Xc2; 12. De2Xc2, Lc8—b7; 13. d4—d5I, e6Xd5. Beter
is 13. .., Dc7 zooals in de partij Reschewsky—Flohr,
Nottingham 1936 geschiedde. 14. e3—e4I, Lf8—e7;
15. e4—e5. Dit is sterker dan 15. ed5:. Om den plus-
pion te handhaven zou zwart 15. .., Pg8 moeten
spelen, waarna hij in vreeselijke moeilijkheden met
zijn ontwikkeling geraakt. 15. .., Pf6—d7; 16. Pc3X
d5, 0—0; 17. Dc2—f5, Pd7—c5. Een dameoffer dat
goede kansen op remise biedt. Er was geen betere
parade tegen de dreiging 18. Pe7:f benevens 19. Td7:.
Zie eenige varianten: 17. .., Ld5:; 18. Td5:, Ta7; 19.
Le3 benevens Tadl en wit wint; 17. .., Te8; 18. Pe7:f,
Te7:; 19. Lg5 en wit wint; 17. .., Lc6 of 17. .., Lc8;
18. e6 met beslissenden aanval. 18. Pd5—f6f, Le7X
f6; 19. TdlXd8, Lf6Xd8. Wit’s eenige winstkans be­
rust nu bij een koningsaanval. 20. Pf3—g5, Ld8Xg5;
21. LclXgö, Tf8—e8; 22. Tal—el, Te8—e6. Zwart
moest 21. .., f6 probeeren. 23. Tel—e3, Ta8—e8. En
hier was 23. .., Tg6 beter. 24. h2—h4!. Uitstekend! Nu
baat 24. .., Tg6 niet meer wegens 25. h5. Bovendien
heeft wit nu een verrassing in petto. 24. .., h7—li6;
25. Lg5—f6!. Met dit fraaie offer forceert wit een be­
slissende verzwakking van de vijandelije konings-
stelling. Op 25. .., gf6: volgt eenvoudig 26. ef6:. 25.
... g7—g6; 26. Df5—f4, Kg8—h7; 27. Lf6—g5!. Een
nieuwe verrassing. Op 27. .., hg5: volgt 28. Df7:f,
Kh6; 29. hg5:f, Kg5: 30. Tg3f, Kh6; 31. f4! enz. 27.
.., f7—f5; 28. e5Xf6 e.p. Zwart geeft het op.

186
Partij No. 133. Wit: R. FINE.
Tournooi te Zandvoort, 5e ronde, 23 Juli 1936.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pbl—c3.
Dit is minder sterk dan 3. P£3. De reden blijkt uit
de voortzetting. 3. .d5Xc4; 4. a2—a4, e7—e5!; 5.
d4Xe5, Dd8Xdlf; 6. KelXdl, Pb8—a6; 7. e2—e3,
Lc8—e6; 8. Pgl—f3, 0—0—Of; 9. Lel—d2, Pg8—h6;
10. Kdl—el, Pa6—b4. Zwart staat overwegend. 11.
Tal—cl, Pb4—d3f; 12. LflXd3, Td8Xd3; 13. h2—h3,
Lf8—e7; 14. Pf3—d4, Th8—d8; 15. Pd4Xe6, f7Xe6;
16. Tel—c2, Ph6—f7; 17. f2—f4, g7—g5I; 18. Kei—e2,
g5Xf4; 19. e3Xf4, Td3—g3; 20. Pc3—e4!. Een belang­
wekkende verdediging. 20. .., Tg3Xg2f; 21. Ke2—
f3, Td8—g8; 22. Tc2Xc4, Pf7—h6; 23. Tc4—cl, Ph6
—f5; 24. Ld2—c3, Le7—c5. Een aardige zet. Er dreigt
25. .Ph4=K terwijl 25. Pc5: op 25. .., T8g3f; 26. Ke3,
TeS# faalt. 25. Pe4—g5. Leidt onmiddellijk tot be­
slissend nadeel. Zwart bad 25. h4 moeten spelen,
hoewel ook deze voortzetting allesbehalve bevredi­
gend was, b.v. 25. .., Le3; 26. Teel, T8g4; 27. Te3:,
T4g3t; 28. Pg3:, Tg3:t; 29. Kf2, Te3:; 30. Tgl, Th3;
31. Tg8f, Kc7; 32. Te8, Th4:; 33. Te6:, Tf4:f; 34. Ke2,
Kd7! enz. Ook eenvoudig 30. .., Td3 is zeer sterk.
26. .., Tg2—f2f; 26. Kf3—e4, Pf5—g3f; 27. Ke4r-d3,
Pg3Xhl; 28. TclXhl, Tf2Xf4; 29. Pg5Xe6, Tg8—g3f;
30. Kd3—c2, Tf4—f2f. De eerste misgreep van zwart.
Juist was 30. .., Tc4. Thans herovert wit de kwali­
teit. 31. Kc2—bl, Lc5—e7; 32. Lc3—el!, Tg3—g2; 33.
LelXf2, Tg2Xf2; 34. Pe6—d4. Er dreigde 34. .., Te2
met pionwinst. Ook na 34. Tel, Tf3! verovert zwart
een pion. Wit bevindt zich nog steeds in duidelijk
nadeel. 34. .., c6—c5. De tweede misgreep, waarna
de partij remise wordt. Juist was 34. .., Tf4!. Wit had

187
daarmee bij overwegende stelling een pion veroverd,
b.v. 35. Tdl, Te4; 36. e6, Lf6, en dit had de beslissing
moeten brengen. De tekstzet verzwakt de zwarte
pionnenstelling. 35. Pd4—b5, a7—a6; 36. Pb5—c3,
Kc8—d7; 37. Pc3—d5!, Le7—d8; 38. Thi—cl!, TI2—
f3; 39. TclXc5, Tf3Xh3; 40. e5—eóf!, Kd7—d6; 41.
Tc5—c8, Kd6Xd5; 42. Tc8Xd8f, Kd5Xe6; 43. Td8~
b8, Th3—d3; 44. Tb8Xb7, Td3-d7; 45. Tb7—b8, Ke6
—f5; 46. Kbl—c2. Remise. Aan het begin van den
wedstrijd te Zandvoort voorspelde Euwe, dat Fine
eerste zou worden. Zou dat den profeet in psycholo­
gisch opzicht niet ongunstig beïnvloed hebben?

Partij No. 134. Zwart: G. MAROCZY.


Tournooi te Zandvoort, 10e ronde, 30 Juli 1936.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. Lel—g5, Lf8—e7; 5. e2—e3, 0—0; 6. Pgl
—f3, Pb8—d7; 7. Tal—cl, c7—c6; 8. a2—a3, h7—h6;
9. Lg5—f4, a7—a6; 10. h2—h3, d5Xc4; 11. LflXc4,
b7—b5; 12. Lc4—a2, Lc8—b7; 13. 0—0, c6—c5; 14.
Pf3—e5, c5—c4. Riskant omdat wit nu een stevig
centrum behoudt en op grond daarvan een konings-
aanval kan inleiden. Juist was 14. .., cd4:; 15. ed4:,
Pb6. 15. La2—bl, Tf8—e8; 16. Ddl—e2, Pd7Xe5; 17.
d4Xe5. Bereidt het spoedig volgende offer voor. 17.
.., Pf6—h7. Op 17. .., Pd7 volgt 18. Dg4, Kh8; 19.
Dh5 met de dubbele dreiging 20. Lh6: en 20. Df7:
18. De2—h5. Dreigt 19. Lh7:f en 20. Df7:. 18. ..,
Ph7—f8; 19. Tel—dl, Dd8—c7; 20. Lf4Xh6I. Een voor
de hand liggend offer, waarmee wit een zeer sterken
aanval verkrijgt. Het doorzetten van dezen aanval
is echter veel moeilijker dan men zou gelooven en
in Euwe’s fraaie oplossing van dit probleem zetelt

188
het mooie van deze partij. 20. .., g7Xh6; 21. Tdl—
d4!, f7—f5; 22. e5Xf6 e.p., Le7Xf6; 23. Td4—g4f,
Lf6—g7; 24. Dh5Xh6, Ta8—d8; 25. Pc3—e2!. Het in­
grijpen van dit paard maakt den aanval onweer­
staanbaar. 25. .., e6—e5; 26. Pe2—g3, Te8—e6; 27.
Dh6—h4!, Td8—d3. Oogenschijnlijk sterk. Na 28.
Ld3:, cd3: zou de zwarte vrijpion gevaarlijk zijn. 28.
Pg3—f5, Pf8—g6. Op 28. ..,Td7 zou kunnen volgen
29. Phóf, Kh8; 30. Pf7f, Kg8; 31. Dh8f, Kf7:; 32.
Tg7:f, Ke8; 33. Lgóf, Tg6:; 34. Tg6:, Th7; 35. Dg8,
Df7; 36. Df7:f benevens 37. Td6 en wit wint in het
eindspel. 29. Dh4—h5, Dc7—f7; 30. h3—h4!.

Stelling na
30. h3—h4!.

Nu grijpt deze pion ook nog in, en dit brengt de


beslissing. 30. .., Lg7—f8. Of 30. .., Kf8; 31. Pg7:,
Kg7:; 32. f4 enz. 31. Pf5—h6f, Lf8Xh6; 32. Dh5Xh6.
Thans blijkt de beteekenis van 30. h4; er dreigt 33.
h5 en daartegen is geen voldoende parade. 32. ..,
Df7—h7; 33. Dh6—g5, Kg8—f7. Of 33. ... Kh8; 34.
Ld3:, cd3:; 35. Df5, Td6; 36. h5 en wint. 34. LblXd3,
c4Xd3; 35. Dg5—f5f. Zwart geeft het op. Er zou kun­
nen volgen 35. .., Ke7; 36. h5, Pf8; 37. Dh7:f, Ph7:;
38. Tg7f enz.; of 35. .., Tf6; 36. Dd7f, Kg8; 37. De8f,

189
Kg7; 38. De7f, Tf7; 39. De5:f, Kf8; 40. Ddóf en 41.
Dd3: en zwart wint gemakkelijk.
Deze partij werd met een schoonheidsprijs be­
kroond.

Partij No. 135. Zwart: S. RESCHEWSKY.


Tournooi te Nottingham, le ronde, 10 Augustus 1936.
Dame-Indische verdediging.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pgl—f3,
b7—b6; 4. g2—g3, Lc8—b7; 5. Lfl—g2, Lf8—b4f; 6.
Lel—d2, Lb4Xd2f; 7. DdiXd2, 0—0; 8. Pbl—c3, d7
—d6; 9. Dd2—c2, Dd8—e7; 10. 0—0, c7—c5. Zwart
heeft een der moeilijkste varianten van het dame-
indisch gekozen. Tegenwoordig laat men meestal den
ruil van Lf8 achterwege, speelt zoo vroeg mogelijk
c5 benevens cd4: en daarna d5. 11. Tal—dl, c5X<14,
12. Pf3Xd4, Lb7Xg2; 13. KglXg2, Tf8—c8; 14. Dc2
—d3, Pb8—d7. Dreigt Pe5 en Pc4:. 15. Pd4—f3, Pd7
—e5; 16. Pf3Xe5, d6Xe5. Wit heeft nu een duurzaam
voordeel: de pionnenmeerderheid op den damevleu-
gel. Zwart’s meerderheid op den koningsvleugel heeft
minder waarde met het oog op den dubbelpion. 17.
Dd3—f3, Ta8—b8; 18. b2—b3, a7—a6; 19. Pc3—e4,
Pf6Xe4; 20. Df3Xe4, b6—b5; 21. c4Xb5, Tb8Xb5;
22. Tdl—cl, Tb5—c5; 23. TclXcö, De7Xc5; 24. Tfl
—dl, Dc5—b5; 25. Tdl—cl!. Zoodoende dringt de
witte toren het vijandelijke spel binnen. 25. .., Tc8
—d8; 26. Tel—c7, g7—g6; 27. De4—f3, Td8—f8; 28.
Tc7—a7, a6—a5; 29. Df3—d3. Tot nu toe heeft wit
voortreffelijk gemanoeuvreerd. Hier verdiende ech­
ter 29. Dc3 de voorkeur; deze zet had na 29. .., De2:;
30. Ta5: tot ongeveer dezelfde, voor wit zeer gun­
stige stelling geleid, welke later, echter niet gefor­
ceerd, in de partij ontstaat. 29. .., Db5—c5; 30. Ta7

190
—a6, Dc5—b4; 31. Ta6—a7, Db4—c5; 32. Dd3—e3,
Dc5—d5f; 33. Kg2—h3. Riskant. Wit bevond zich in
tijdnood. 33. .., h7—h5; 34. De3—c3, Dd5—dl. Hier­
na komt alles weer in orde voor wit. Juist was 34. ..,
Dhl. Euwe toont aan, dat de partij dan na 35. Df3,
Dflf; 36. Kh4, e4! remise moest worden. 35. Kh3—g2,
DdlXe2; 36. Ta7Xa5. Zie de aanteekening bij 29.
Dd3. 36. .., De2—e4f; 37. Dc3—f3, De4—c2; 38. h2—
h4, Tf8—c8; 39. Ta5—a7, Tc8—c7; 40. Ta7Xc7, Dc2X
c7. Ook in dit eindspel vormt wit’s meerderheid op
den damevleugel een belangrijk voordeel. 41. Df3
—a8f, Kg8—g7; 42. a2—a4, Dc7—b6. De juiste ver­
dediging bestond in 42. .., Dc3, b.v. 43. a5, e4!. Het
was dan nog twijfelachtig geweest of wit kon win­
nen. Na den tekstzet gaat het betrekkelijk eenvou­
dig. 43. a4—a5, Db6Xb3; 44. a5—a6, Db3—a3. Of 44.
.., Da2; 45. a7, e4; 46. Db7, e3; 47. a8D, Df2:f; 48.
Kh3, Dflf; 49. Kh2!, Df2f; 50. Dg2 en wit wint. 45.
a6—a7, e5—e4; 46. Da8—b8!, Da3—f3f; 47. Kg2—gl,
Df3—dlf; 48. Kgl—h2, Ddl—e2; 49. Db8—e5f. Zwart
geeft het op.

Partij No. 136. Wit: Dr. M. VIDMAR.


Tournooi te Nottingham, 2e ronde, 11 Augustus 1936.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3,
Pg8—f6; 4. Pbl—c3, d5Xc4; 5. a2—a4, Lc8—f5; 6.
Pf3—e5, Pb8—d7; 7. Pe5Xc4, Dd8—c7; 8. g2—g3,
e7—e5. Deze variant kent Euwe door en door. 9. d4
Xe5, Pd7Xe5; 10. Lel—f4, Pf6—d7; 11. Lfl—g2, Ta8
—d8!; 12. Ddl—cl, f7—f6; 13. 0—0, Lf5—e6; 14. Pc4
Xe5, Pd7Xe5; 15. a4—a5, a7—a6; 16. Pc3—e4, Lf8
b4; 17. Pe4—c5, Le6—c8!; 18. Tal—a4. Een door Yu-

191
kovic aanbevolen pionoffer, dat echter niet sterker is
dan de remisevoortzetting 18. Pd3, Ld6; 19. Pe5: enz.
In de 21ste matchpartij Aljechin-Euwe 1935, volgde
veel te riskant 18. Le5:, fe5:; 19. f4. 18. .., Lb4Xa5;
19. Pc5—d3, 0—0; 20. Lg2—e4, La5—b6; 21. Del—c2I.
Een sterke zet. Er dreigt o.m. 22. Lh7:f. Zwart is ge­
dwongen den pion terug te geven. 21. .., g7—g5I.
Schijnbaar gewaagd en toch de beste verdediging.
22. Le4Xh7f. Leidt verbazend snel tot een débacle.
Euwe toont aan, dat wit als volgt gelijk spel
kon bereiken: 22. Le5:, fe5:; 23. Pe5:!, Lh3; 24.
Db3f!, Kh8; 25. Lg2, Lg2:; 26. Kg2:, De5:; 27. Db6:
enz. Men lette er op, dat 24. Lg2? op 24. .., Lg2:; 25.
Kg2:, De5:; 26. Db3f, Dd5f! faalt en 26. .., Lf2:? met
27. Dc3! weerlegd wordt. 22. .., Dc7Xh7; 23. Lf4X
e5, Lb6—a7!. Met deze sterke voortzetting heeft wit
oogenschijnlijk geen rekening gehouden. Zwart wint
het tempo tot het volgende oprukken van zijn dame-
vleugelpionnen. 24. Le5—c3, b7—b5; 25. Ta4—al, c6
c5. Dreigt 26. .., c4 en dameruil, waarna zwart dank
zij zijn looperpaar en de pionnenmeerderheid op den
damevleugel gemakkelijk zou winnen. 26. Dc2—cl,
c5—c4; 27. PdS—el, Lc8—b7; 28. Pel—f3. Of 28. Pg2,
De4 en zwart wint. 28. .., g5—g4; 29. Pf3—g5. Kost
een stuk. Maar op 29. Pd2 zou 29. .., Td2:! en 30 ..,
De4 winnen. 29. .., Dh7—f5!. Wit geeft het op.

Partij No. 137. Zwart: Dr. X. TARTAKOWER.


Tournooi te Nottingham, 8e ronde, 18 Augustus 1936.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, Pb8—c6. De Tschigo*
rin-verdediging van het damegambiet, een minder
goede speelwijze. 3. Pbl—c3, e7—e5; 4. c4Xd5, Pc6
Xd4; 5. e2—e3, Pd4^-f5; 6. e3—e4, Pf5—d6; 7. Pgl—

192
f3, Lc8—g4; 8. Ddl—a4f, Lg4—d7; 9. Da4—bB, f7—16;
10. Lei—e3, Pg8—e7; 11. Tal—cl, Pe7—c8; 12. Lfl
—d3, Lf8—e7, 13. 0—0, 0—0; 14. Pc3—b5, Ld7Xb5;
15. Ld3Xb5, Pd6Xb5. Zwart verkeert in moeilijk­
heden en heeft geen zin, zijn tegenstander ook nog
het looperpaar te laten. De tekstzet leidt intnsschen
geforceerd tot beslissend nadeel. 16. d5 d6f. Een
pijnlijke verrassing voor zwart. 16. .., Tf8—f7. Ge­
dwongen, want anders gaat een stuk verloren. 17.
d6Xe7, Dd8—d7. Beter, hoewel geenszins bevredi­
gend, was 17. .., De8. 18. Tfl—dl, Pc8—d6. Op 18.
.., Pbd6 wint 19. Db7:. 19. a2—a4, Pb5—d4; 20. Le3
Xd4, e5Xd4; 21. e4—e5I. Verovert de kwaliteit. De
rest is eenvoudig. 21. f6Xe5; 22. Pf3Xe5, Dd7X
e7; 23. Pe5Xf7, Pd6Xï7; 24. Db3Xb7, Ta8-d8; 25.
TclXc7, De7—e6; 26. Tc7—e7; De6—f6; 27. Db7—d7I,
Td8—f8; 28. Te7—e8, Pf7—d6; 29. Te8Xf8f, Kg8Xf8;
30. Tdl—d3, Df6—e5; 31. Kgl—fl, h7—h5; 32. Dd7
Xa7, Pd6—f5; 33. Da7—d7, g7—g6; 34. Td3—b3, De5
—f4; 35. g2—g3, Df4—elf; 36. Kfl—g2, Pf5—e3f; 37.
Kg2—h3, Del—flf; 38. Kh3—h4, Pe3—f5f; 39. Kh4—
g5, Dfl—elf; 40. Kg5—f6. Zwart geeft het op.

Partij No. 138. Zwart: T. H. TYLOR.


Tournooi te Nottingham, 12e ronde, 24 Augustus 1936.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. Lel—g5, Lf8—e7; 5. e2—e3, 0—0; 6. Pgl
—f3, b7—b6; 7. c4Xd5, e6Xd5; 8. Lfl—b5, c7—c5;
9. d4Xc5, b6Xc5; 10. O-O, Lc8—b7; 11. Tal—cl, Dd8
—b6; 12. Ddl—e2, a7—a6; 13. Lb5—a4!, Tf8—d8.
Ten gevolge van de ouderwetsche, minder goede ver­
dediging heeft zwart nu groote zorgen met zijn han­
gende pionnen op c5 en d5. 14. Tfl—dl, Db6—e6; 15.

193
La4—bd!, Pf6—e4. Leidt reeds tot beslissend nadeel.
16. Pc3Xe4, De6Xe4; 17. TclXcö!. Deze pionroof is
gebaseerd op de volgende wending: 17. .., Lg5:; 18.
Pg5:, De7; 19. Dh5, h6; 20. Df7:f, Df7:; 21. Pf7: Kf7--
22. Tc7f, Td7; 23. Tb7:, Tb7:; 24. Ld5:f. 17. .., Le7
Xc5; 18. Lg5Xd8, Pb8—d7; 19. Ld8—c7, Ta8—c8; 20.
Lc7—g3, d5—d4. Dezen pion mag wit niet direct
nemen, maar na zijn volgenden zet krijgt bij hem
toch. 21. De2—d2I, Lc5—b6; 22. e3Xd4, Pd7—f6; 23.
Lb3Xf7f. Dat ook nog. 23. .., Kg8—h8; 24. Lf7—b3,
De4—c6; 25. Lg3—e5. Zwart geeft het op.

Partij No. 139. Wit: Dr. E. LASKER.


Tournooi te Nottingham, 13e ronde, 25 Augustus 1936.
Damegambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3,
Pg8—f6; 4. e2—e3, Lc8—f5; 5. Lfl—d3, e7—e6; 6. c4X
d5, Lf5Xd3; 7. DdlXd3, e6Xd5; 8. Pbl—c3, Lf8—d6;
9. 0—0, 0-0; 10. Tfl—el, Pb8-d7; 11. e3-e4, d5X
e4; 12. Pc3Xe4, Pf6Xe4; 13. Dd3Xe4, Tf8—e8; 14.
De4Xe8f, Dd8Xe8; 15. TeiXe8f; Ta8Xe8; 16. Kgl
—fl. Wit heeft slechts op remise gespeeld. Hij staat
iets minder met het oog op zijn geïsoleerden dame-
pion. Het is echter zeer de vraag of dit theoretisch
nadeeltje practische beteekenis kan krijgen. 16. ..,
Pd7—b6; 17. Lel—d2, f7—f6; 18. Tal—el, Te8
Xelf. Na ruil van het laatste torenpaar zit er niets
meer in, de partij is remise. Zwart wil dit echter nog
niet gelooven. 19. Pf3Xel, Kg8—f7; 20. Kfl—e2, Kf7
—e6; 21. h2—h3, Pb6—c4; 22. Ld2—cl, Ld6—c7; 23.
Ke2—d3, Lc7—a5??. In aanmerking genomen dat de
stelling zoo eenvoudig is en zwart bovendien niet in
tijdnood was, is dit een der grootste blunders uit de
tournooipractijk der laatste jaren. 24. b2—b4! Met
194
dezen en zijn volgenden zet verovert wit een stuk
en daarmee is de partij beslist. 24. .., La5Xb4; 25.
Pel—c2I, Lb4—d2; 26. LclXd2, Pc4—b2f; 27. KdS—
e2, Ke6—d5; 28. Ld2—cl, Pb2—c4; 29. Ke2—d3, Pc4
—b6; 30. Pc2—e3t, Kd5—e6; 31. Pe3—c4 Pb6—c8;
32. Pc4—a5, Pc8—d6; 33. Lel—f4. Zwart geeft het op.
Een droevig einde van Euwe’s kansen om in Not-
tingham eerste te worden.

Partij No. 140. Zwart: M. BOTWINNIK.


Tournooi te Nottingham, 14e ronde, 27 Augustus 1936.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, e7—e6; 2. c2—c4, Pg8—f6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. Ddl—c2, d7—d5; 5. c4Xd5. Volgens de
ervaringen in begin 1937 opgedaan, is 5. a3 het sterkst.
Quousque tandem! 5. .., Dd8Xd5; 6. e2—e3, c7—c5;
7. a2—a3, Lb4Xc3f; 8. b2Xc3, Pb8—d7; 9. Pgl—f3,
b7—b6; 10. c3—c4, Dd5—d6; 11. Lel—b2, Lc8—b7; 12.
Lfl—e2, Ta8—c8; 13. 0—0, Lb7—e4. Op 13. .., Pg4
volgt 14. d5. 14. Dc2—c3, 0—0; 15. Tal—dl, Tf8—d8;
16. d4—d5. Daarmee verkrijgt wit een sterken aan­
val. Zwart had vroeger op d4 moeten ruilen. 16. ..,
Dd6—f8; 17. d5Xe6, f7Xe6; 18. Pf3—e5. Een andere
sterke voortzetting was 18. Pg5. 18. .., Df8—e7; 19.
Pe5Xd7, Pf6Xd7; 20. Tdl—d2, Le4—c6!. Om 21. Tfdl
met La4 te beantwoorden. Botwinnik verdedigt zich
zeer goed. 21. Le2—g4, Pd7—f6; 22. Td2Xd8f, Tc8X
d8; 23. Tfl—dl, Td8Xdlf; 24. Lg4Xdl, De7—d6; 25.
Ldl—e2, Kg8—f7; 26. f2—f3. Een minder goede zet.
Juist was 26. g4! en eventueel h4 waarna het witte
looperpaar tot zijn recht was gekomen. 26. .., Lc6—
a4; 27. Le2—d3, h7—h6; 28. g2—g3, La4—c6; 29. Kgl
—f2, e6—e5; 30. Ld3—e2, Pf6—d7; 31. Dc3—d3, Dd6
Xd3; 32. Le2Xd3, e5—e4l. Uitstekend gespeeld.

195
Zwart offert een pion om de vijandelijke pionnen­
stelling te verzwakken. Bovendien wordt daardoor
de bewegingsvrijheid van de witte stukken beperkt.
33. Ld3Xe4. 33. fe4: biedt nog minder kansen. 33. ..,
Lc6Xe4; 34. f3Xe4, Pd7—b8; 35. Kf2—f3, Pb8^c6;
36. Lb2-c3, g7—g6; 37. Kf3-f4, a7-a6; 38. a3-a4,
Kf7—e6; 39. h2—h4, Pc6—b4; 40. Kf4—f3, Pb4—d3;
41. Lc3—g7, Pd3—e5f!. Opnieuw zeer goed gespeeld.
Na 42. Le5:, Ke5: is het pionneneindspel remise.
Daarentegen zou wit na 41. .., h5; 42. Ke2, Pe5; 43.
Le5: winnen omdat zwart in tempodwang komt.
42. Kf3 e2, Pe5Xc4; 43. Lg7Xh6, Pc4—b2. Beter was
43. .., b5, b.v. 44. ab5:, ab5:; 45. Lf8, Pd6! en wit mag
niet op dó ruilen. 44. Lh6—g7, Pb2Xa4; 45. g3—g4,
b6—b5; 46. h4—h5, g6Xh5; 47. g4Xh5, Ke6—f7; 48.
Lg7 al, Pa4—b6. Het beste. Op 48. .., b4 wint 49.
e5 met de dreiging 50. e6t. Ook 48. .., c4; 49. e5, Pc5;
50. Lc3 is gunstig voor wit. 49. Ke2—f3, b5—b4 Aan­
gewezen was 49. .., a5. Na den tekstzet verkrijgt de
witte koning het belangrijke veld c4. 50. e4—e5, Pb6
—d7; 51. Kf3—e4, Kf7—e6; 52. h5—h6, Pd7—f8; 53.
Ke4—d3, Ke6—d5; 54. e3—e4f, Kd5—c6; 55. Kd3—
c4, a6—a5.

Stelling na
55. ... a6—a5.
Een stelling voor probleemvrienden. Staat wit
beter? Kan bij winnen? Onderzoekingen na de partij
lieten zien, dat wit met 56. Kb3! uitstekende winst­
kansen kon verkrijgen. Op 56. .., Kb5 volgt dan 57.
e6, a4f; 58. Ka2 en op 56. .., Ph7; 57. Ka4. Op een
nader onderzoek van dit eindspel kunnen we hier
niet ingaan. 56. e5—e6. Leidt onmiddellijk tot remise.
56. .., Kc6—d6. Remise.
Er zou kunnen volgen 57. Lg7, Ph7; 58. e7, Ke7:;
59. Kc5:, Kf7; 60. Kb5, Kg6; 61. Ka5:, b3; 62. Ka4,
b2 enz.

Partij No. 141. Wit: Dr. A. ALJECHIN.


Achtkamp Arbeiderspers, Amsterdam, October 1936.
Spaansch vierpaardenspel.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—c6; 3. Pbl—c3,
Pg8—f6; 4. Lfl—b5, Lf8—b4; 5. 0—0, 0—0; 6. d2—d3,
d7—d6; 7. Pc3—e2. Een rustige voortzetting, waar­
mee wit echter het voordeel van den voorzet vrij
lang kan handhaven. 7. .., Pc6—e7; 8. c2—c3, Lb4—
a5; 9. Pe2—g3, c7—c6; 10. Lb5—a4, Pe7—g6; 11. d3
—d4, Tf8—e8; 12. La4—b3, e5Xd4. Om na een even­
tueel d4—d5 over de open e-lijn te beschikken. 13.
c3Xd4, Lc8—e6. Niet 13. .., Pe4: wegens 14. Pe4:,
Te4:; 15. Pg5, Te7; 16. Dh5 met winnenden aanval
voor wit. 14. Pf3—g5, Le6Xb3; 15. DdlXb3, Dd8—d7;
16. f2—f3, h7—h6; 17. Pg5—h3, Te8—e6. Met 17. ..,
Lb6 kon zwart een belangrijk tempo winnen. Na den
tekstzet krijgt hij het hard te verduren. Euwe ver­
dedigt zich echter onder moeilijke omstandigheden
uitstekend. 18. Ph3—f4, Pg6Xf4; 19. LclXf4, La5—
b6; 20. Tal—dl, Ta8—e8; 21. Kgl—hl, d6—d5. Zoo­
doende verkrijgt zwart een houvast in het centrum.
22. e4—e5, Pf6—h7; 23. Pg3—f5, f7—f6!; 24. g2—g4!.

197
Dit is sterker dan 24. Pd6 waarop zwart de volgende
voortzetting in petto had: 24. .fe5:; 25. Pe8:?, ef4:!;
of 25. Le5:?, Td6:; of eindelijk 25. de5:, Tf8 met goed
spel voor zwart. 24. .., f6Xe5; 25. Lf4Xe5, Ph7—f6.
Om met 26. .., Lc7 en Le5: voort te zetten, b.v. 27.
Db7:, Le5:! of 27. Lf6:, Tf6:; 28. Db7:, Tb8 en Tb2:.
26. Db3—d3. Hierna zou 26. .., Lc7 op 27. Ph6:f!
falen. 26. .., Kg8—h8. Opnieuw om Lc7 te spelen. 27.
Tfi—gi, Lb6—c7; 28. f3—f4. Verhindert Leö:, men
zie: 28. .., Le5:; 29. de5:, Pe4?; 30. De4: met stuk-
winst. De ruil op e5 is alleen goed als zwart met Pe4
kan vervolgen. Vandaar dat zwart met zijn volgen­
den zet de dame uit de d-lijn haalt. 28. .., Dd7—f7;
29. Tdl—fi. Oogenschijnlijk gaat Le5: nu nog steeds
niet. Op te merken valt, dat het verleidelijke offer
29. Pg7:, ten einde na 29. .., Dg7: met 30. g5 te ver­
volgen, de volgende fraaie weerlegging zou vinden:
29. .., Te5:!; 30. de5:, Pe4 met de dubbele dreiging
31. .., Pf2f en 31. .., Dg7:. 29. .., Lc7Xe5I. Zwart
laat zich niet van zijn stuk brengen. 30. f4Xe5, Pf6
—e4!.

Stelling na
30. .., Pf6—e4I.

Daarop was zwart’s verdediging gebaseerd. Op 31.

198
Ph6: volgt nu 31. .., Pf2f; 32. Kg2, Th6:; 33. Tf2:,
Th2:f enz., en op 31. Pd6 verdedigt zich zwart met
31. .., Dg6, dreigende damewinst; er zou kunnen
volgen 32. Pe4:, De4:f; 33. De4:, de4:; 34. Tel, c5!
met gelijk spel. Wit had nu het verstandigst gedaan,
zich met remise tevreden te stellen. 31. g4—g5. Een
winstpoging, waardoor wit in moeilijkheden komt.
Er blijkt al spoedig, dat zwart de situatie beter be­
oordeeld heeft dan zijn tegenstander. 31. .., hóXgö;
32. Pf5—d6. Wit hoopt op 32. .., Dg6, welke zet nu
faalt op 33. Dh3f. Dit is de voornaamste beteekenis
van 31. g5. 32. .., Pe4—f2f; 33. Khl—g2, Pf2Xd3; 34.
PdóXf7f, Kh8—g8; 35. Pf7Xg5, Te6—gó!. Thans
heeft wit geen goede dekking voor zijn paard. 36.
h2—h4. Ook 36. Kf3 was niet bevredigend, b.v. 36.
.., c5; 37. Ke3, Pb2: of 37. Ke2, Pe5:! of 37. dc5:, Te5:.
Tenslotte faalt 36. Khl op 36. .., Pb2:; 37. Tbl, Pd3,
38. Tb7:?, Pf2f; 39. Kg2, Tg5:f; 40. Kf2:, Tf8f. De
tekstzet kost een pion. 36. .., có—c5!; 37. d4Xc5,
Te8Xe5; 38. Kg2—h3, Pd3Xc5; 39. Tfl—cl, Tgó—có;
40. Tgl—el, Pc5—e4; 41. TclXcó, b7Xcó; 42. Tel—
cl, Pe4Xg5f 43. h4Xg5, Te5—eó. Zwart heeft een
pluspion, maar het is nog een lastige taak om dit
voordeel in winst om te zetten. 44. Kh3—g4, Kg8—f7;
45. Tel—c3, a7—a5; 46. Kg4—f3, Kf7—gó; 47. Tc3—
a3, Kg6Xg5; 48. Ta3Xa5, Kg5—f5; 49. a2—a4, g7—
g5; 50. Ta5—a8, Teó—e4; 51. Ta8—f8f, Kf5—e5; 52.
Tf8—e8f, Ke5—d4; 53. Te8—b8. Dreigt met 54. b4
gevolgd door a5 een remisestelling te bereiken.
Daarom verhindert zwart b4. 53. .., có—c5; 54. b2—
b4. Dit gewelddadig optreden leidt snel tot verlies.
Wit had 54. a5 moeten spelen, waarna 54. .., Tel
gevolgd was. De winst was dan nog steeds moeilijk
voor zwart. Na den tekstzet kunnen de zwarte vrij­
pionnen veel gemakkelijker oprukken dan de witte.

199
54. .c5—c4; 55. a4—a5, Te4—e3f; 56. Kf3—f2, Te3
—a3; 57. Te8—g8, c4—c3; 58. Tg8Xg5, Ta3—a2f; 59.
Kf2—f3, c3—c2; 60. Tg5—gl. Wit gaf het tegelijker­
tijd op.

Partij No. 142. Wit: W. WINTER.


Match Nederland-Engeland, Amsterdam, Mei 1937.
Dame-gambiet.
1. d2—d4, d7—d5; 2. c2—c4, c7—c6; 3. Pgl—f3, Pg8
—f6; 4. Pbl—c3, d5Xc4; 5. a2—a4, Lc8—f5; 6. e2—e3,
e7—e6; 7. LflXc4, Lf8—b4; 8. 0—0, 0—0; 9. Ddl—e2,
Lf5—g4; 10. Tfl—dl, Pb8—d7; 11. e3—e4, Dd8—e7;
12. e4—e5, Pf6—d5; 13. Pc3—e4, f7—f6!; 14. e5Xf6,
Pd7Xf6; 15. Lel—g5, De7—f7; 16. Lg5Xf6, g7Xf6;
17. Pe4—g3, Ta8—e8; 18. De2—e4. In de partij Bo-
goljubow-Euwe uit Nottingham volgde 18. h3. Ook
daar had wit eenige moeilijkheden te overwinnen.
Het volgende eindspel is belangwekkend. 18. .., Df7
—g6!; 19. De4Xg6f, h7Xg6; 20. Tdl—d3, a7—a5;
21. h2—h3, Lg4—f5; 22. Pg3Xf5, e6Xf5; 23. Td3—e3.
Na 23. Ld5:f, cd5: kan wit het binnendringen van
een vijandelijken toren op de c- of e-lijn niet belet­
ten. 23. .Te8—d8; 24. Pf3—el, Kg8—g7; 25. Lc4X
d5, Td8Xd5; 26. Pel—c2, Tf8—f7; 27. Te3—e8. Juist
was 27. Tb3. Zwart komt nu met eenige argelooze
zetten in duidelijk voordeel. 27. .., Tf7—d7; 28. Tal
—cl, Lb4—e7; 29. Tel—el, Kg7—f7; 30. Tf8—h8. Hier­
na forceert zwart op leerrijke wijze de winst. De
eenige kans was 30. Ta8. 30. .Le7—f8; 31. Th8—h4,
b7—b5!. Met dezen aanval op den damevleugel maakt
zwart het best gebruik van de „off-side”-stelling van
Th4. 32. b2—b3, Td7—b7; 33. Th4—f4, b5Xa4; 34. b3
Xa4, Tb7—b2; 35. Pc2—e3, Td5—d7; 36. Tel—cl,
Tb2—b4!. Verovert een pion, daar 37. Tc6: op 37. ..,

200
Tblf; 38. Pfi— anders gaat de kwaliteit verloren —
38. .Te7 benevens 39. .Teel faalt. 37. g2—g4, c6
—c5!; 38. g4Xf5, g6—g5; 39. Tf4—e4, c5Xd4; 40. Pe3
—g4, d4—d3. Wit geeft ’t op.

Partij No. 143. Zwart: F. SAEMISCH.


Vierkamp in Duitschland, Juli 1937.
Nimzo-Indisch.
1. d2—d4, Pg8—f6; 2. c2—c4, e7—e6; 3. Pbl—c3,
Lf8—b4; 4. Ddl—c2, c7—c5; 5. d4Xc5, Pb8—c6; 6.
Pgl—f3, Lb4Xc5; 7. Lel—g5, b7—b6; 8. e2—e3, Lc8
—b7; 9. Lfl—e2, Lc5—e7; 10. 0—0, Ta8—c8; 11. Tfi
—dl, a7—a6; 12. Tal—cl, Pc6—a5. Samisch heeft een
groote voorliefde voor opstellingen met Siciliaansch
karakter en hij weet dergelijke stellingen uitstekend
te behandelen. Met den tekstzet plaatst hij zijn tegen­
stander voor een buitengewoon moeilijk probleem.
Pion c4 is niet goed te dekken. Na 13. b3, La3 benevens
b5 zou zwart in het voordeel komen. 13. Pf3—e5!.
Scherp berekend. Euwe lost het probleem der stelling
schitterend op. 13. .., Dd8—c7; 14. b2—b4!, Le7Xb4.
Of 14. .., De5:; 15. Lf4, Df5; 16. Df5:, ef5:; 17. ba5:,
ba5:; 18. Pd5 en ondanks een pion minder staat wit
overwegend. 15. Lg5Xf6, g7Xf6; 16. Pe5Xd7. Dit
verklaart wit’s vorige zetten: f6 is aangevallen en
zwart kan niet op verovering van Pd7 spelen. Op
16. .., Le7 volgt 17. Pa4. 16. .., Lb4—d6; 17. Pd7Xf6f,
Ke8—e7; 18. Pc3—e4, Lb7Xe4; 19. Pf6Xe4, Ld6Xh2f;
20. Kgl—hl, Lh2—e5; 21. f2—f4, Le5—g7; 22. Dc2—
d2!. Dreigt 23. Db4f en brengt de dame met tempo­
winst naar den koningsvleugel. 22. .., Pa5—b7; 23.
Dd2—el, Pb7—c5; 24. Del—h4f, f7—f6; 25. Pe4-c3,
Th8—d8; 26. f4—f5!. Zeer sterk. Wit verschaft zijn
paard het veld d5. De situatie is erg lastig voor

201
zwart. 26. .., Dc7—e5; 27. f5Xeó, Td8Xdlf; 28. Le2
Xdl, Pc5Xe6; 29. Pc3—d5f, Ke7—f8; 30. Ldl—g4!.
Opnieuw een krachtzet. Na ruil van het vijandelijke
paard wordt wit’s voordeel nog grooter. 30. .., Tc8
—c6; 31. Lg4Xe6, Tc6Xe6; 32. Dh4Xh7I. Dreigt be­
slissing door 33. Pf4. Het antwoord 32. .., f5 baat
niet wegens 33. Pf4, Th6f; 34. Dh6:!, Lh6:; 35. Pg6f
en wit wint. 32. .., De5—g5; 33. Tel—fl, Kf8—f7.
Relatief het beste was 33. .., Dhóf met eenige remise-
kansen in het eindspel, omdat wit zwakke pionnen
heeft. 34. e3—e4!, Te6—c6; 35. Tfl—f5!. Beslissend.
Na 35. .., Delf; 36. Kh2, Dc4: verkrijgt wit met 37.
Tf3, dreigend 38. Tg3, een onweerstaanbaren aanval.
35. .., Dg5—hóf; 36. Dh7Xhó, Lg7Xhó; 37. e4—e5.
Verovert een tweede pion. 37. .., Tc6Xc4; 38. Tf5X
fóf, Kf7—g7; 39. TfóXbó, Tc4—a4; 40. e5—eó, Ta4X
a2; 41. eó—e7, Ta2—e2; 42. TbóXaó, Lhó—g5; 43.
Taó—a8!, Lg5Xe7; 44. Ta8—a7. Zwart geeft het op.

Partij No. 144. Wit: S. FLOHR.


Matchpartij, Semmering, 5 September 1937.
Spaansche opening.
1. e2—e4, e7—e5; 2. Pgl—f3, Pb8—eó; 3. Lfl—b5,
—a6; 4. Lb5—a4, Pg8—fó; 5. La4Xcó. Een idee van
Treybal, geadopteerd door Aljechin in zijn 13e match­
partij tegen Bogoljubow, Bayreuth 1934. Wit speelt
de ruilvariant met een tempo minder, hij hoopt echter
profijt te trekken van het feit, dat zwart den belang­
rijken verdedigingszet f6 niet meer tot zijn beschik­
king heeft. 5. .., d7Xcó; 6. Pbl—c3, Lc8—g4!; 7. h2
h3, Lg4—h5; 8. d2—d3. Op 8. g4, Lg6; 9. Pe5: volgt
9. .., Pe4:!. 8. .., Pfó—d7; 9. Lel—e3. Ondernemender
was 9. g4. 9. .., Lf8—b4; 10. Le3—d2, Dd8—e7; 11.
—a3, Lb4—dó; 12. Pc3—e2. Ook hier was g4 na-
202
tuurlijker. Maar Flohr heeft nu eenmaal zoo’n loe­
renden stijl. Hij rekent, dat hij na den volgenden
ruil tenslotte in het voordeel zal komen wegens zijn
sterk centrum. 12. Lh5Xf3; 13. g2Xf3, Pd7 c5;
14. Pe2—g3, g7—g6; 15. Ld2—e3, Pc5—e6; 16. Pg3—
fl. Deze partij leert, dat passief spelen en laveeren,
zooals Flohr dikwijls doet, ook zeer riskant kan zijn.
Wit had zoo snel mogelijk op de lange rochade moe­
ten aansturen. 16. .., f7—f5!. Zoodoende leidt zwart
een scherpen aanval in, die spoedig onweerstaanbaar
wordt. 17. c2—c3, f5—f4; 18. Le3—cl, Ld6 c5; 19.
b2—b4, Lc5—a7; 20. h3—h4, 0—0—0; 21. Lel—b2,
De7—d7; 22. Kei—e2, g6—g5!. Op fraaie wijze weet
zwart de vijandelijke stelling open te breken. 23. h4
h5, g5—g4!; 24. Pfl—h2, g4Xf3f; 25. Ph2Xf3, Th8—
g8; 26. Pf3Xe5, f4—fBf!; 27. Ke2—el, La7Xf2f!; 28.
KelXf2, Tg8—g2f; 29. Kf2—e3. Wit maakt voortdu­
rend dwangzetten. Op 29. Kf3: wint 29. .., Dg7. 29. .
Dd7—g7; 30. d3—d4, Dg7—g5f; 31. Ke3—d3, Dg5X
e5; 32. DdlXf3, Tg2—g3. Jammer dat zwart het vol­
gende antwoord over het hoofd ziet. Na het eenvou­
dige 32. .., Tb2: was het onmiddellijk uit geweest.
De eenigszins oppervlakkige tekstzet vindt zijn ver­
klaring in den verschrikkelijken tijdnood van Flohr.
Het is een bekend psychologisch verschijnsel, dat in
dergelijke gevallen ook de tegenstander sneller be­
gint te spelen dan normaal. 33. Kd3—c2!, De5—g7.
Objectief beter was 33. .., Tf3:. 34. Df3—f5, Tg3—
g2f; 35. Kc2—b3. Dit verliest. Na 35. Kbl stond wit
niet slecht. 35. .., Dg7—g8. Hier verloor wit door
overschrijding van den bedenktijd. Zijn stelling was
echter onhoudbaar, b.v. 36. d5, cd5:; 37. ed5:, Td5:!;
38. Dd5:, Pd4f; 39. Kc4, b5f; 40. Kc5, Pb3f en wit wint.

203
PARTIJREGISTER
P»Uj Pag. Partij Pag.
No- No. No. No.
Abdoel Istar .... 89 121 E.Colle ................... 52 71
Dr. A. Aljechin .. 63 89 53 73
64 91 60 79
93 126 61 80
94 127 69 96
106 144 70 97
120 163
129 175 J.Davidson .... 1 2
141 197 56 75
H. E. Atkins .... 36 50 62 88
67 94

Dr. A. Becker .. 72 99 „ ,
Dr. Bernstein .. 121 165 F' EngeIs ........... 88 120
H. Blake .............47 66
E. D. Bogoljubow 23 73 H. W. Felderbof .. 113 151
71 98 117 155
81 110 R. Fine................... 133 187
82 113 S.Flohr ................ 103 140
105 143 104 142
122 166 144 202
Jhr. Mr. y. d. Bosch 84 115 Mr. G. S. Fontein 27 40
118 161 31 45
M. Botwinnik .... 124 170 Jhir.A.E.v.Foreest 26 40
125 171
140 195 ~ „ ,
Dr. Gruber...... 19 33
E. Gruenfeld .... 11 19
J. R. Capablanca 79 107 ^
87 118
96 130 H.y. Hartingsvelt 3 9
97 132 9 17
C. Carls ............. 12 20 42 62
76 102Ph. H. Hartz .... 68 96

204
Partij Pag. Partij Pag.
No. No. No. No.
K. Havasi .......... 54 73 Prof. Dr. O. Naegeli 108 147
W. Henneberger 107 146 A. Nimzowitsch .. 86 117
H. von Hennig .. 13 21 A. Nilsson ........... 74 101
D. Noteboom .... 95 129
P. Johner .......... 10 17
O’Hanlon .......... 4 10
E- Kan ................. 123 169 Dr. A. G. Olland 14 22
P. Keres ............. 131 184 28 42
H. Kleefstra .... 114 152 29 43
G. Koltanowsky 66 93 Mr G Q A 15 29
J. W. te Kolsté .. 20 34
G. Kroone .......... 30 44 _ _
43 63 E- P°St .................. 34 48
... H. E. Price.......... 48 67
85 115 L. Prins ................. 111 150

S. Landau .......... 83 114 Mr. p. L j. Rassers 130 183


na Dr. J. C. Reeders 2 5

Dr. E. Lasker .... 139


T TT T ,
J. H. Lonr ..........
,,
46
•ho

2 2 RRéli...... i
194
65
Resehewsky .. 135

A. numnstein ..40
,£ 190

56
R. J. Loman .... 44 64
F. Saemiseh .... 24 37
M. Marchand .. 5 10 59 78
6 12 143 201
G. Maróczy.......... 8 15 G. Shories .......... 57 76
16 30 S. Snosko Borowsky 35 49
21 34 51 70
.22 36 A. Speyer ............. 17 30
134 188 18 32
G. Mario ............. 33 47 45 64
F. Marshall .... 78 105 55 74
H. Mattison........ 75 102 109 148
R. P. Michell .. 50 69 110 149
92 125 R. Spielmann .. 58 77
127 173 90 122
J. Mieses ............. 49 68 100 137
80 109 101 138
E. Mulder .......... 115 153 102 140
116 154 G. Stoltz .............. 99 136

205
Partij Pag. Partij Pag.
No. No. No. No.
Dr S. Tarrasch .. 32 46 H. Weenink .... 37 52
38 53 L. G. Westermann 112 150
Dr. S. Tartakower 25 39 W. Winter .............. 91 124
137 192 142 200
Sir. G. H. Thomas 126 173 H. Wolf .................. 41 57
A. Tsehepurnoff 73 100
T. H. Tylor.......... 138 193 F. D. Yates....... 39 55
65 93
Dr. M. Vidmar .. 136 191

206

Você também pode gostar