Você está na página 1de 28

vonnis

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Parketnummer: 810.00007/18 (strafzaak)


Uitspraak: 27 september 2019
Tegenspraak

Vonnis van dit gerecht in de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de
verdachte:

[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats] ([geboorteland]),
adres: [adres],[woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23
februari 2018, 14 juni 2018, 15 februari 2019, 24, 25 en 28 juni 2019, 6 en 7 augustus
2019 en 6 september 2019.

Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en
van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. M.F. Murray naar voren is
gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende


dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting van 14 juni 2018 en 24 juni
2019 op vordering van de officier van justitie toegestane wijzigingen
tenlastelegging. Van die dagvaarding en van beide vorderingen wijziging
tenlastelegging is een kopie aan dit vonnis gehecht. De daarin vermelde
tenlastelegging geldt als hier overgenomen.

Voor zover in de tenlastelegging overigens nog taal- en/of schrijffouten of omissies


voorkomen, leest het gerecht deze voor de leesbaarheid in de bewezenverklaring
cursief verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

De verdenking komt er- kort en zakelijk weergegeven – op neer dat de verdachte


zich heeft schuldig gemaakt aan:

Feit 1
het gewoontewitwassen dan wel schuldwitwassen van USD 13.383.802,-,
USD 3.000,- en een appartement gelegen te [naam resort] resort nr. [appartement
nr.].;
Parketnummer:810.00007-18 2

Feit 2
het valselijk opmaken van een tweetal facturen;

Feit 3
het gebruikmaken en voorhanden hebben van die facturen;

Feit 4
het overtreden van een viertal financieel-strafrechtelijke bepalingen.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

De raadsman heeft – naar het gerecht begrijpt - aangevoerd dat in deze zaak sprake is
van een aantal onherstelbare vormverzuimen/schendingen die bij elkaar genomen zo
ernstig zijn, dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel
6 van het EVRM, zijnde een beginsel van behoorlijke procesorde, is geschonden,
waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de
verdachte aan haar recht op een eerlijke behandeling van haar zaak tekort is gedaan.
En hoewel de Hoge Raad streng is wanneer het op niet-ontvankelijkheid van het
openbaar ministerie aankomt , moet dit op grond van artikel 413 van het Wetboek van
Strafvordering (Sv) primair - zo begrijpt het gerecht de raadsman - leiden tot niet-
ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, subsidiair tot strafvermindering.

Hetgeen de raadsman heeft gesteld komt er kort gezegd op neer dat sprake is van:
a. schending van het vertrouwensbeginsel;
b. schending van het gelijkheidsbeginsel.

Het gerecht overweegt hierover als volgt.

Ad a. en b. Schending vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel

De raadsman heeft betoogd dat sprake is van schending van het


vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Hij heeft daartoe kort samengevat
het volgende gesteld:
- het openbaar ministerie is ten aanzien van de verdachte en andere
medewerkers van de [bedrijfsnaam 1] ([ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]) tot
vervolging overgegaan, terwijl het al sinds 2011 (onderzoek Bientu) op de
hoogte was van het verschijnsel swipen en ook wist dat [hoofverdachte], de
hoofdverdachte in het onderhavige feitencomplex zich daarmee bezighield. Het
heeft niettemin tot 2015 geduurd voordat men tot vervolging is overgegaan. Al
die tijd was het swipen een algemeen bekend en geaccepteerd verschijnsel in
Curaçao, waaraan iedereen meedeed zonder dat iemand daarvoor werd
vervolgd, zodat er bij de verdachte een gerechtvaardigd vertrouwen heeft
kunnen ontstaan dat het swipen in Curaçao niet verboden was;
- daarnaast is er sprake van willekeur, nu het openbaar ministerie slechts ten
aanzien van de werknemers van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] tot
vervolging is overgaan, terwijl alle anderen niet zijn vervolgd ofwel met hen
een schikking, transactie of andere overeenkomst is gesloten.
Parketnummer:810.00007-18 3

De officier van justitie heeft betoogd dat het openbaar ministerie bij de verdachte
niet het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat van vervolging zou worden
afgezien. Ook acht de officier van justitie de vervolgingsbeslissing niet strijdig met
het verbod van willekeur. Hij heeft daartoe aangevoerd hetgeen in het requisitoir is
vermeld op de pagina’s 39 tot en met 43, dat er kort gezegd op neerkomt dat reeds
vanwege de zeer grote schaal waarop de verdachten zich hebben schuldig gemaakt
aan het swipen, niet kan worden gezegd dat het openbaar ministerie niet in
redelijkheid tot vervolging heeft kunnen overgaan. Ook de getuigenverklaringen
van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] geven in de visie van de
officier van justitie geen steun aan dat standpunt.

Het gerecht overweegt als volgt.


Het opportuniteitsbeginsel brengt mee dat het openbaar ministerie op grond van
zijn eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het justitieel beleid ten aanzien
van het al dan niet vervolgen van verdachten van strafbare feiten, belangen kan
afwegen. Deze belangenafweging staat - in geval van vervolging - in het algemeen
niet ter beoordeling van de rechter, althans de toetsing door de rechter is marginaal.
Slechts indien, gelet op de beginselen van een behoorlijke procesorde, het openbaar
ministerie in redelijkheid niet tot vervolging had kunnen besluiten, kan er sprake zijn
van het vervallen van het recht tot strafvervolging en een door de rechter uit te
spreken niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
In deze zaak levert het enkele feit dat aan anderen, waaronder banken en bedrijven
die op een of andere manier ook betrokken zouden zijn geweest bij het swipen, een
transactie is aangeboden of niet worden vervolgd, daartoe onvoldoende grond. Ook
overigens is geen omstandigheid gebleken waaruit zou moeten worden afgeleid dat
het openbaar ministerie bij zijn belangenafweging niet in redelijkheid heeft kunnen
beslissen de verdachte wel te vervolgen en anderen mogelijk niet.

De omstandigheid dat het openbaar ministerie niet direct of kort nadat het in 2011
ervan op de hoogte kwam dat [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] zich bezighield met
swipen, tot vervolging is overgegaan, terwijl dat mogelijk toen al wel had gekund,
maakt niet dat de verdachte daaraan redelijkerwijs een door het openbaar ministerie
opgewekte verwachting heeft kunnen ontlenen dat het swipen (strafrechtelijk)
gedoogd werd. Het feit dat de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige
4] ter zitting in eerste aanleg hebben verklaard dat swipen, overigens in verschillende
varianten, op grote schaal in Curaçao voorkwam en dat dit om verschillende redenen
werd toegelaten, maakt evenmin dat door het openbaar ministerie het
gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat niet strafrechtelijk zou worden
opgetreden.
De beslissing tot strafvervolging van de verdachte is dus noch in strijd met het
vertrouwensbeginsel, noch met het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur.

Op grond van al het voorgaande concludeert het gerecht dat beginselen van een
behoorlijke procesorde waardoor aan het recht van de verdachte op een eerlijke
behandeling wordt tekort gedaan, niet zijn geschonden. Voor niet-ontvankelijk
verklaring van het openbaar ministerie op deze grond is dan ook geen plaats. Het
verweer van de verdediging op dit punt wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Parketnummer:810.00007-18 4

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van feit 4

Verjaring

Aan de verdachte is onder feit 4 ten laste gelegd dat zij in de periode van 1 januari
2010 tot en met 6 juli 2015 al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het
bepaalde in een aantal financieel-strafrechtelijke landsverordeningen en een
regeling. De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop het feit is
gepleegd. Voor zover onder 4 de niet opzettelijke overtreding van de
landsverordeningen en regeling is ten laste gelegd, vervalt het recht tot
strafvordering door verjaring in drie jaren.
Het recht tot strafvordering is in dit geval daarom komen te vervallen door
verjaring, indien en voor zover deze overtredingen zijn begaan voor 7 juli 2012,
zijnde drie jaren voorafgaande aan de datum van de vordering tot huiszoeking,
zijnde die vordering een daad van vervolging die de verjaring heeft gestuit. Het
openbaar ministerie is daarom niet-ontvankelijk in zijn vervolging van de
verdachte voor wat betreft de onder 4 ten laste gelegde niet opzettelijke
overtredingen, voor zover deze feiten zijn begaan voor 7 juli 2012.

Bewezenverklaring

Het gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1,
2 , 3 en 4 ten eerste is ten laste gelegd, met dien verstande dat

- ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde –

zij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015 in Curaçao, tezamen en
in vereniging met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hierin
bestaande dat zij, verdachte en haar mededaders, van geldbedragen tot een
totaalbedrag van ongeveer USD 267.676,04, telkens de werkelijke aard en de
herkomst heeft verborgen of verhuld en heeft omgezet en daarvan gebruik heeft
gemaakt, en van een woning te [naam resort] Resort nr. [appartement nr.] de
werkelijke aard en herkomst heeft verborgen of verhuld en daarvan gebruik
heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte en haar mededaders, telkens wisten dat die
geldbedragen en dat voorwerp – (on)middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl zij van het plegen daarvan een gewoonte heeft gemaakt;

- ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde –

zij op 12 februari 2015 in Curaçao tezamen en in vereniging met anderen,


telkens opzettelijk facturen:
- een factuur van [bedrifsnaam 2] d.d. 12 februari 2015, factuurnummer K-
4736, voor een bedrag van USD 78.950,- en
- een factuur van [bedrifsnaam 2] d.d. 12 februari 2015, factuurnummer K-
4736, voor een bedrag van USD 11.770,-,
Parketnummer:810.00007-18 5

elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die facturen
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid hierin dat telkens opzettelijk in strijd met de waarheid
op die facturen is vermeld – zakelijk weergegeven – dat een of meer op die
facturen genoemde goederen waren verkocht;

- ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde –

zij in de periode van 12 februari 2015 tot en met 6 juli 2015 in Curaçao tezamen
en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
valse geschriften:
- een factuur van [bedrifsnaam 2] d.d. 12 februari 2015, factuurnummer K-
4736, voor een bedrag van USD 78.950,-- en
- een factuur van [bedrifsnaam 2] d.d. 12 februari 2015, factuurnummer K-
4736, voor een bedrag van USD 11.770,--
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als
ware die geschriften echt en onvervalst en voornoemde geschriften telkens
voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte en haar mededaders wisten dat
die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik, bestaande dat
gebruikmaken en voorhanden hebben hierin dat zij, verdachte en haar
mededaders deze facturen telkens aan klanten hebben overhandigd en/of in
hun bedrijfsadministratie hebben opgenomen en/of hebben bewaard ter
verantwoording van de geldtransacties en/of ter controle door een externe
accountant en/of als grondslag voor de jaarrekeningen, bestaande die valsheid
hierin dat telkens opzettelijk in strijd met de waarheid op die facturen is
vermeld – zakelijk weergegeven – dat de op die facturen genoemde goederen
waren verkocht;

- ten aanzien van het onder 4 ten eerste ten laste gelegde –

zij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 6 juli 2015, tezamen en in
vereniging met anderen in Curaçao, opzettelijk in strijd heeft gehandeld met het
verbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Landsverordening toezicht
geldtransactiekantoren tot het in of vanuit Curaçao uitoefenen van
geldtransactiekantoor zonder voorafgaande vergunning van de Bank, hebbende
zij, verdachte en haar mededaders met dat opzet
- betalingen uit het buitenland in ontvangst genomen middels credit/ debit
cards en/of
- betalingen in contanten verricht en/of
- girale overboekingen verricht naar diverse bankrekeningen in het
buitenland van de houders van die credit/debits cards,
zulks terwijl zij, verdachte en haar mededaders niet in het bezit waren van een
voorafgaande vergunning van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.

Het gerecht acht niet bewezen hetgeen onder 1 en 2 en 3 en 4 ten eerste meer of
anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan
zal worden vrijgesproken.
Parketnummer:810.00007-18 6

Het gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft
begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen

1. verklaring verdachte

1.1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg


van 24 juni 2019. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en
zakelijk weergegeven:

Ik ben directeur van [bedrifsnaam 2] Dit bedrijf is gevestigd in de [adres 1]


in [naam wijk]. Ik was daarnaast ook agent voor [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1]. Mijn code naam was RA. Ik swipete vanaf begin 2010 credit
cards van Venezolanen voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]. Al het geld
dat ik van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ontving werd overgemaakt
naar de bankrekening van [bedrijfsnaam 2]. [ALPHABETHREEKS BEDRIJF
1] stortte het geld op de bankrekening van [bedrijfsnaam 2] en ik betaalde het
aan de Venezolanen uit op de door hen opgegeven bankrekeningen. De
pinautomaten van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] die ik gebruikte stonden
op naam van de [bedrijfsnaam 3] (hierna: [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3])
of [bedrijfsnaam 4] (hierna: [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 4]).
Het klopt dat ik de facturen die onder feit 2 en 3 in de tenlastelegging staan, op
naam van [bedrijfsnaam 2] van 12 februari 2015 met factuurnummer K-4736
voor een bedrag van USD 78.950,00 en USD 11.770,00 heb opgemaakt. Deze
facturen klopten niet want er was door mij geen product of dienst geleverd.
Mijn swipe activiteiten werden onder mijn code naam RA in de administratie
van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] opgenomen. Ik stuurde dagelijks mijn
swipe omzet naar [office manager bedrijf 1]. Vervolgens kreeg ik de juiste
bedragen aangeleverd (het gerecht begrijpt: het geswipete bedrag minus de
commissiekosten van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]), zodat ik de
overmakingen/betalingen kon verrichten aan mijn klanten.
U zegt mij dat in de administratie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] staat
geregistreerd dat RA in de ten laste gelegde periode een omzet heeft gehad
van bijna 14 miljoen USD. Dat kan kloppen. Mijn commissie bedroeg
gemiddeld 2% van de pintransactie. Van dit door mij verdiende geld gingen
alle kosten die ik moest maken om te swipen nog af. Met een deel van het geld
dat ik heb verdiend met swipen heb ik een woning gekocht, [naam resort] nr.
21.

1.2. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7


december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
[opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (zelf genummerde
ordner 6, bijlage 03). Dit proces-verbaal houdt in, als de op 7 december 2016
tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:

Ik swipete voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]. De puntos (het gerecht


Parketnummer:810.00007-18 7

begrijpt: pinapparaten) stonden in het gebouw van [ALPHABETHREEKS


BEDRIJF 1]. Ik had de credit cards bij mij op de zaak [bedrijfsnaam 2] in de
[naam straat 1] liggen. De kaarten werden daar door de eigenaren aan mij
bezorgd. Als een credit card werd geswipet werd hiervan een Carpeta
aangemaakt. Dit bevat een kopie van een credit card, de transactie voucher,
een kopie van het paspoort en een planilla de autorizacion. Aan de hand
hiervan kan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] mijn transacties bijhouden.
U toont mij een factuur van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] van 7 april 2015
ten name van [naam klant] en RA ter waarde van USD 950,-. Zij is een klant
van mij die een credit card kwam swipen. Ik weet dat die facturen bestaan.
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] maakt die facturen op voor de
administratie. Ik weet dat er niets verkocht werd.
Ik beschik niet over een vergunning of ontheffing van de Centrale Bank.

1.3. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7


december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
[opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (zelf genummerde
ordner 6, bijlage 05). Dit proces-verbaal houdt in, als de op 7 december 2016
tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:

Ik deed alles vanuit mijn zaak [bedrijfsnaam 2]. Ik had drie medewerkers. Ik
betaalde ze 1500 gulden per maand. Ik had kosten voor de benodigdheden.
Een redelijke berekening van mijn verdiensten zou zijn afgerond USD
284.514,--. Ik heb in ieder geval de woning te [naam resort] Resort
[appartement nr.] met mijn verdiende winst gekocht.

2. Verklaringen van anderen

2.1. Een geschrift, zijnde een door [hoofdverdachte] ondertekende verklaring


van 18 april 2019. Deze verklaring houdt in, voor zover hier van belang en
zakelijk weergegeven als verklaring van [hoofverdachte]:

De [bedrijfsnaam 1] ([ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]) bestond uit losse


bedrijven met eenzelfde eigenaar. Het swipe fenomeen begon doordat
Venezuela een vaste wisselkoers had van Bolivar naar USD. Venezolanen
die een contigent toegewezen kregen, kregen dit ter beschikking op een
debit card.
We gingen met agenten werken. [verdachte] (RA) was een van de eerste
agenten. [medeverdachte 1] (LZ) kwam via zijn broer. Met [medeverdachte
2] (GV) maakte ik kennis in 2008. Hij was de grootste agent. Elke agent had
zijn eigen provisie afspraak met ons. De meeste omzet ging via de agenten.
De agenten stelden ons op de hoogte van hun activiteiten. Die werden in
Exact ingevoerd. De omschrijving was BH. De agenten hadden hun eigen
code. Onze directe (eigen) klanten kwamen onder (de code) OG. Afrekening
ging per batch minus onze provisie. Wij hielden in Excel bij hoeveel wij hun
schuldig waren. In het boekhoudsysteem werd de ticketing (het gerecht
begrijpt: de swipe transacties) bijgehouden per agent en daaraan werd als
omschrijving BH of textiel gegeven. Dit werd in Exact ingevoerd. We wisten
Parketnummer:810.00007-18 8

precies wat elke agent had verkocht.


Het eerste pinapparaat dat wij voor swipen gebruikten stond op naam van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3]. De code van deze pinautomaat was
kleding. Eind 2008 hebben we [bedrijfsnaam 4] (hierna:
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 4]) opgericht. De code voor dit bedrijf was
farmacie. Vanaf het begin hebben wij een boekhouding bijgehouden.
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] was de onderneming waarin alles met
betrekking tot het swipen werd geboekt. Er waren in principe drie
ondernemingen die wij daarvoor gebruikten: [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 3], [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 4] en [bedrijfsnaam 5], maar alle
transacties waren gebundeld in [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3]. Dit werd
jaarlijks gecontroleerd door [BEDRIJFSNAAM 6].
Voor de Venezolaan was het soms nodig om een factuur op te maken. Zij
moesten een bewijs hebben van hun aankoop en waar de uitgave was
gedaan. Er mocht geen dollar exchange op staan. Wij maakten de facturen
op voor onze eigen klanten. De agenten maakten de facturen voor hun eigen
klanten op.

2.2. De verklaring van de getuige [hoofverdachte] afgelegd ter terechtzitting in


eerste aanleg van 6 augustus 2019. Deze verklaring houdt het volgende in –
zakelijk weergegeven – :

[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] was verantwoordelijk voor de


boekhoudkundige afwikkeling van het swipen en de daaruit voortvloeiende
betalingsverplichtingen aan onze agenten. Dagelijks stuurden onze agenten
overzichten naar [office manager bedrijf 1]/[ALPHABETHREEKS BEDRIJF
1] waarin stond voor welke bedragen zij die dag hadden geswipet. Alle
swipe transacties die de agenten aan ons doorgaven, werden door ons
gecontroleerd, berekend en ingevoerd in het boekhoudsysteem Exact van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3].
Door het invoeren van deze swipe gegevens in de bedrijfsadministratie
hielden wij niet alleen de omzet bij, maar rolde er ook automatisch een
factuur van de desbetreffende swipe transactie uit. Het software pakket
waarin de swipe transactie werd uitgevoerd, genereerde automatisch deze
factuur. [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]/[office manager bedrijf 1] hield
de omzetten bij in een Excelsheet om zo zicht te houden op welke agent
hoeveel verdiende en op onze betalingen aan hen en/of aan de klanten. Hij
groeide in zijn taak mee met de complexiteit aan taken van het geheel.
Omdat de gegevens werden ingevoerd in het boekhoudsysteem van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3], een bedrijf dat in 2004 was gestart met de
verkoop van lingerie in het Caribisch gebied, stond er automatisch op de
verkoopfactuur dat dit ten behoeve van de verkoop van lingerie was.
Uiteraard werd er geen lingerie verkocht, maar geld. De facturen waren
bestemd voor de accountant.
Er was ook nog een andere soort facturen. Die waren bestemd voor de
Venezolanen die bij ons kwamen swipen. Alleen als zij daarom vroegen
werd er een factuur vanuit een Excel bestand opgemaakt en aan hen
meegegeven. Deze factuur werd dus handmatig opgemaakt en ter plekke ter
Parketnummer:810.00007-18 9

hand gesteld of naar hen gemaild. Ik heb de eerste Excel factuur opgemaakt
en daarna werd deze gekopieerd voor alle andere facturen.
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] bracht aan de agenten een commissie in
rekening van 10% en de agenten zelf rekenden 12% aan hun klanten, zodat
hun commissie 2% bedroeg.

2.3 Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-


commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het gerecht in
eerste aanleg van Curaçao op 14 juni 2019. Dit proces-verbaal houdt in, voor
zover hier van belang als verklaring van [hoofverdachte]:

Ik heb de structuur en financiële kant voor het opereren met de


swipemachines bedacht. De agenten maakten gebruik van onze
swipemachines. Het overzetten van de swipegegevens uit het
boekhoudprogramma naar Excel sheets werd door mijn werknemers
gedaan. Dat waren [werknemer bedrijf 1] en [office manager bedrijf 1]
samen met twee dames die voor hem werkten.
[office manager bedrijf 1] was onze office manager in [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1]. Hij had de taak om de hele flow van klanten te managen, de
swipe procedure en soms de betalingen. Hij moest de kleine kas bijhouden
en de dagomzet afsluiten, berekenen en doorgeven. Toen we begonnen met
swipen kwam hij in het kantoor van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]
werken en viel hij onder mij. [office manager bedrijf 1] kreeg daarvoor een
salaris en een vergoeding voor de inzet, die niet gerelateerd was aan de
swipe omzet.

Ik ken RFD, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte]. De


agenten hadden inkomsten uit provisie. [medeverdachte 2] had de hoogste
provisie, dat was tussen de 3% en 4% van het geswipete bedrag. De anderen
kregen netto 2%. Iedereen wist precies waarover het ging.

2.4 Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm


op 10 juli 2015 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar
[opsporingsambtenaar 3] (zelf genummerde ordner 11, bijlage 06A). Dit
proces-verbaal houdt in, als de op 10 juli 2015 tegenover verbalisant
afgelegde verklaring van [getuige 5]:

Ik ben de assistent van [office manager bedrijf 1]. Ik voer de geswipete


bedragen en de naam die op de credit card staat in Exact Globe en daarna
stuur ik het bestand naar [werknemer bedrijf 1]. Zij vermeldt het percentage
dat van deze bedragen afgaat (het gerecht begrijpt: de commissie die
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] berekende aan de agenten). [office manager
bedrijf 1] krijgt vervolgens het overzicht en die maakt de bedragen dan over
aan de klant.
U toont mij een aantal kasoverzichten die op de kamer van [office manager
bedrijf 1] zijn gevonden. Dat zijn de overzichten die ik invul. [office
manager bedrijf 1] controleert de betalingen aan de hand van de geswipete
transacties. [office manager bedrijf 1] vult de kolom standing cash in. Iedere
Parketnummer:810.00007-18 10

agent/groep heeft een code.


U toont mij een stapel documenten die gebundeld zijn aangetroffen in het
kantoor van [office manager bedrijf 1]. Op de bundel staat geschreven:
“Done inv” (door het gerecht vertaald als: facturen afgehandeld). De bundel
bestaat uit:
1) een voorblad met handgeschreven namen en bedragen;
2) een machtiging aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3];
3) een A4 met kopie van een credit card en kopie swipe transactie;
4) een print swipe transactie [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 4] Amsterdam
(het gerecht begrijpt: pinbon);
5) een factuur van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3], in dit geval met een
omschrijving Ccell en Bra assortiment;
6) een tabel met daarop bedragen en een datum.
Deze bundel is opgemaakt door [medewerker medeverdachte1] (DZ) die
voor [medeverdachte 1] werkt. Dit zijn namen en bedragen die voor
[medeverdachte 1] zijn geswipet. Het betreft een Venezolaanse credit card
en een printje (het gerecht begrijpt: pinbon) van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 4] Amsterdam Wordwide NV. Zij heeft er OK DZ op gezet. Ik heb
een paraaf met “ Done inv.” erop gezet. Dit betekent dat ik de bedragen in
Exact heb ingevoerd. Ik heb daarbij de code Ccel ingevoerd, de datum en
het totaal bedrag en ook vul ik bij Item het woord Bras in. Vervolgens komt
er automatisch Bras assorted te staan en geeft het systeem automatisch een
nummer aan de factuur. Dan print ik de factuur uit en stuur ik die naar
[werknemer bedrijf 1] voor verdere verwerking (Het gerecht begrijpt: voor
betaling aan de agenten).

Op de facturen staan de volgende codes:


Pro staat voor [naam bank 1], dat is een bank in Venezuela.
Provinter staat voor internetaankoop.
Proveuro staat voor swipe aankoop in Europa via de bank [naam bank 1]
Povcur staat voor swipe aankoop in Curaçao via de bank [naam bank 1]
Achter deze code zetten wij de code van de agent die de kaarten heeft
geswipet.
U toont mij een mapje met de lijsten van Grupo GV [bedrijfsnaam 1]. Deze
documenten zijn van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zet op het
voorblad het totaal (de totale swipe dagomzet) in dollars. Ik voer dat in
Exact Globe en dan maak ik onder de code GV diverse facturen op van
ProvinterGV, ProveuroGV, PovcurGV.
De pinapparaten met daarop de naam [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 4]
stonden bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op de kamer. Op alle
pinapparaten werd geswipet onder het mom van lingerie aankoop.
Als de klant om een factuur vraagt maak ik die op met daarop lingerie. De
facturen die ik afgeef zijn van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] met daarop
een bedrag. De klant heeft die factuur nodig om aan te tonen dat ze lingerie
hebben gekocht anders mogen ze het tegoed in dollars niet opnemen. Ik
printte de facturen vanuit Exact. Ik vulde de datum, naam en bedrag en Bras
assorted in en het systeem gaf de factuur automatisch een nummer. Ik deed
dit in opdracht van [office manager bedrijf 1].Ik heb [office manager bedrijf
Parketnummer:810.00007-18 11

1] geraagd of het allemaal wel kon wat wij deden. [office manager bedrijf 1]
vertelde dat het geen probleem was.

2.5 Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm


op 7 juli 2015 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar
[opsporingsambtenaar 1] (zelf genummerde ordner 11, bijlage 04). Dit
proces-verbaal houdt in, als de op 6 juli 2015 tegenover verbalisant
afgelegde verklaring van [werknemer bedrijf 1]:

Ik doe de administratie van De [bedrijfsnaam 1]. Onder


[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] vallen verschillende bedrijven waaronder
[bedrijfsnaam 2] (hierna: [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3]). De swipe
transacties worden onder de naam van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3]
geboekt.
Dagelijks krijg ik Excel sheets gemaild van [office manager bedrijf 1]. Zij
behelzen een kolom met een datum, een nummer, een naam, een bedrag,
een totaalbedrag. De sheets zijn voorzien van een codering. De codering
behoort toe aan de persoon (het gerecht begrijpt: een agent) die de credit cards
heeft verzameld. [office manager bedrijf 1] geeft mij de percentages door die
de agenten moeten betalen. Ik doe de berekening van de kosten en voer dat
in op de Excel sheet. Daarnaast krijg ik de opdracht van [office manager
bedrijf 1] om transfers (het gerecht begrijpt dit als: overboekingen/betalingen) te
doen. Dit heeft te maken met het swipen van credit cards.

2.6 Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op


9 juli 2015 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar
[opsporingsambtenaar 3] (zelf genummerde ordner 11, bijlage 05). Dit proces-
verbaal houdt in, als de op 8 juli 2015 tegenover verbalisant afgelegde
verklaring van [getuige 6]:

Ik werk voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]. Als Venezolanen swipen


komt hun geld op een bankrekening (het gerecht begrijpt: van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]). Ik krijg van [office manager bedrijf 1] of
[hoofverdachte] opdracht om de overboekingen/betalingen via de bank te
verzorgen. Ik maak een overboeking naar waar de klanten uit Venezuela hun
bankrekeningnummer hebben. De agent [medeverdachte 1] stuurt mij ook e-
mails met de opdracht tot transfers (overboekingen aan Venezolanen). Zijn
afkorting is LZ. Ik krijg soortgelijke opdrachten van [medeverdachte 2]. Ik zet
dan de letters GV erbij.

2.7 Een proces-verbaal van getuige, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van
28 juni 2019. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang zakelijk
weergegeven, als verklaring van [getuige 2]:

Ik ben accountant. Ik werkte bij [BEDRIJFSNAAM 6]. Tot aan mijn vertrek in
2009 was ik supervisor manager en senior manager. Daarna ben ik voor mezelf
begonnen. Ik ken [hoofverdachte]. [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] en de
daaraan gelieerde ondernemingen waren klant bij mij. [hoofverdachte] was
Parketnummer:810.00007-18 12

mededirecteur van deze vennootschappen. Ik maakte de jaarrekeningen op


voor de vennootschappen van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]. Er waren
twee bedrijfsactiviteiten. Een was de verkoop van lingerie en de andere
bedrijfsactiviteit was swipen.

3. bevindingen van verbalisanten

3.1 Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 23


maart 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
[opsporingsambtenaar 4] (proces-verbaalnummer 26DLR14005-838/zelf
genummerd politiedossier ordner 4 bijlage 48). Dit proces-verbaal houdt in,
als bevinding van verbalisant voornoemd:

Er is nader onderzoek gedaan naar de bestanden die tot stand zijn gekomen
door het gebruik van het boekhoudpakket Exact Globe. In map 249 is de
administratie van de boekjaren 2011 tot en met 2015 verwerkt. In het
financiële dagboek is de bankrekening van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF
3] ([bedrijfsnaam 3]) opgenomen. Deze boekhouding is er vooral op gericht
om de onderlinge vorderingen en verplichtingen tussen
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3]/[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ten
opzichte van de agenten te administreren. Na afloop van het boekjaar wordt
het totaal van de in dat jaar in Exact geboekte swipe omzet in de Twinfield
administratie geboekt. Deze werd ook gebruikt om de andere
bedrijfsactiviteiten (kleding groothandel) van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] te boeken. Accountant [getuige 2] heeft verklaard dat hij op
grond van de Twinfield administratie de jaarrekening van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] opstelt. De swipe omzet en de omzet uit
de kleding groothandel wordt als een post gepresenteerd namelijk als
“sales”.
Iedere swipe transactie die in Exact werd geboekt kreeg een uniek
factuurnummer toegekend. In totaal zijn er in de periode 1 januari 2011 tot
en met 5 juli 2015 95.995 facturen aangemaakt. Deze verkoopfacturen van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] werden vanuit Exact aangemaakt op basis
van de ingevoerde gegevens. Een van die gegevens is het item dat geleverd
werd. Op facturen is vermeld Bras assorted. In werkelijkheid ontvingen de
klanten dollars. Deze valse facturen vormden onderdeel van de
administratie. Deze facturen hebben als functie:
- om bedragen in de financiële administratie en uiteindelijke jaarrekening te
kunnen onderbouwen;
- om geldstromen te verklaren die voortvloeien uit swipe transacties;
- om aan te kunnen tonen dat geen BTW verschuldigd is over de verkopen.

Bij de invoer in Exact wordt voor iedere agent een aparte klantcode
gebruikt.

Klant code Exact naam Agent


GV [medeverdachte 2]
Parketnummer:810.00007-18 13

Ccel [medeverdachte 1]
LZ/[medeverdachte 1] [medeverdachte 1]
OG [office manager bedrijf 1]

De totale swipe omzet op basis van de boekingen in Exact bedraagt:

Jaar swipeomzet

2011 $ 53.659.390
2012 $ 66.393.547
2013 $ 34.497.827
2014 $ 64.127.210
2015 $ 14.900.247
Totaal $ 233.588.247

Deze omzet gespecifieerd per agent geeft het navolgende beeld.

Agent 2011 2012 2013 2014 2015 totaal_______


[medeverdachte 2] $ 142.450.804
[medeverdachte 1] $ 26.922.226
Eigen klanten $ 52.059.431

[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] voerde ook swipe transacties uit onder


een unieke subagent code. Specificatie van deze subagenten van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] levert het volgende op:

Soort 2011 t/m 2015 totaal


RA $ 13.383.802

In Exact werden de subagenten van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] apart


geadministreerd onder een klantcode. De omzet van RFD en Rafael (het
gerecht begrijpt: [medeverdachte 3]) betrof:

Subagent 2014 2015 totaal


RFD $ 1.653.229 $ 572.667 $ 2.225.896
Rafael $ 195.493 $ 1.790 $ 197.283
Totaal $ 2.423.179

3.2 Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 8


juli 2018 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
[opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 6] (proces-
verbaalnummer 26DLR14005-1056/ Cymbal, map 2/37 p. 139 – 158). Dit
proces-verbaal houdt in, als bevinding van verbalisanten voornoemd:
Parketnummer:810.00007-18 14

Op 19 augustus 2015 heeft de Bank aangegeven dat een geldtransactiedienst


het bedrijfsmatig innemen is van contanten en het elders betaalbaar stellen
daarvan. Een geldtransactiedienst mag sinds 1 maart 2015 op grond van de
Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren uitsluitend verricht
worden met een vergunning van de bank. De verkoop van contant geld aan
Venezolanen is een geldwisseldienst (het gerecht begrijpt: geldtransactiedienst),
waarvoor aan de verdachten geen machtiging is verleend.

4. Geschriften

4.1 Een geschrift, te weten een standpuntbepaling van de Centrale Bank van
Curaçao en Sint Maarten d.d. 31 augustus 2017, inhoudende:

De in het proces-verbaal met nummer 26DLR14005-1056 genoemde


verdachten – voor zover hier van belang – [medeverdachte 4],
[hoofverdachte] en [medeverdachte 5] en de ondernemingen
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] N.V. en [ALPHABETHREEKS BEDRIJF
4].- hadden in de periode tussen 1 maart 2015 en 6 juli 2015 geen
vergunning, vrijstelling of ontheffing om het bedrijf van
geldtransactiekantoor uit te oefenen.

4.2 Een geschrift, te weten een brief van de Centrale Bank van Curaçao en Sint
Maarten van 18 februari 2016 aan het openbaar ministerie. (politiedossier
zelf genummerd ordner 11, bijlage 02 bij bijlage 13). Deze brief houdt in:

De natuurlijke personen:
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 3]
[medeverdachte 2]
[officemanager bedrijf 1]
beschikken niet over een ontheffing en/of vergunning van de Bank om als
geldtransactiekantoor te werk te gaan.

4.3 Een geschrift, zijnde een factuur (invoice) van [bedrijfsnaam 2] gedateerd 12
februari 2015 a (zelf genummerde ordner 6, bijlage 04). Dit geschrift houdt
in, vrij vertaald en voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:

Factuurdatum: februari 12, 2015


Factuurnummer: K-4736

Total $ 78.950,00

4.4 Een geschrift, zijnde een factuur (invoice) van [bedrijfsnaam 2] gedateerd 12
februari 2015 a (zelf genummerde ordner 6, bijlage 04). Dit geschrift houdt
in, vrij vertaald en voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:

Factuurdatum: februari 12, 2015


Factuurnummer: K-4736
Parketnummer:810.00007-18 15

Total $ 11.770,00

Nadere bewijsoverweging

De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens


gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud
betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste
lid, aanhef, onder e van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts
gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 1

Voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat vaststaat dat het
desbetreffende voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit een
daaraan voorafgaand, door de verdachte zelf of door anderen gepleegd, voltooid
misdrijf, het zogeheten gronddelict.
Voorwerpen met betrekking tot welke een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor
afkomstig uit enig misdrijf.

De officier van justitie heeft in het requisitoir inzichtelijk gemaakt welke misdrijven
naar zijn oordeel het gronddelict hebben gevormd, de opbrengst waarvan door de
verdachte zou zijn witgewassen.

Dat betreft in hoofdzaak vier (categorieën) gronddelicten, te weten:


a. oplichting/valsheid in geschrift, alsmede overtreding van Venezolaanse
toezicht- en deviezenbepalingen, gepleegd door de Venezolanen bij de
aanvraag van hun (dollar)contingent bij de Venezolaanse overheid;
b. onbekende misdrijven gepleegd door derden, van wie
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] het contante geld aantrok waarmee de
Venezolanen (ook door de verdachten) werden betaald;
c. opzettelijke overtredingen van Curaçaose strafbepalingen inzake het
financiële- en deviezenverkeer, gepleegd door de verdachten zelf;
d. het opmaken en gebruiken van valse facturen en pinbonnen, gepleegd door
de verdachten zelf.

Het gerecht overweegt hierover als volgt.

Ad a. Oplichting/valsheid in geschrift, alsmede overtreding van Venezolaanse toezicht- en


deviezenbepalingen

Vooropgesteld moet worden dat er geen aanwijzingen zijn dat de op de


credit/debit-cards geplaatste dollar-tegoeden of -kredieten in oorsprong afkomstig
waren uit enig misdrijf. Het ging om legaal geld, dat door de Venezolaanse
overheid tegen een gunstige vaste wisselkoers op de cards was geplaatst.
Voorts biedt het dossier geen bewijs voor de veronderstelling dat de Venezolanen,
Parketnummer:810.00007-18 16

wier kaarten op Curaçao door de verdachten werden geswipet, reeds bij het
aanvragen van hun contingent (cupo) in Venezuela van plan waren die cupo in
strijd met de Venezolaanse toezicht- en deviezenbepalingen te besteden, zodat zij
deze cupo onder valse voorwendselen van de Venezolaanse overheid zouden
hebben verkregen. Op welke wijze en met welke intentie de individuele klanten
van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] hun cupo’s hebben verkregen is immers niet
onderzocht.
Daarnaast is ook niet gebleken dat de verdachten kennis hadden van de wijze
waarop en de intentie waarmee de cupo’s door hun klanten waren aangevraagd of
van hetgeen er na uitbetaling aan hun klanten met het geld gebeurde. Nu de cupo’s
waren uitgegeven door de Venezolaanse overheid hadden de verdachten ook geen
reden om aan de legale herkomst van de cupo’s te twijfelen. Te minder gezien het
feit dat ook de banken de tegoeden op kaarten van Venezolanen in contante dollars
uitbetaalden via hun ATM pinautomaten.

De slotsom is dat het plegen van oplichting/valsheid in geschrift bij het aanvragen
van de cupo’s in Venezuela, al dan niet in combinatie met de overtreding van
Venezolaanse toezicht- en deviezenbepalingen, niet kan gelden als gronddelict,
waarvan de verdachten de opbrengst zouden hebben witgewassen.
Daarnaast merkt het gerecht ten overvloede op dat het zeer de vraag is of het in de
Venezolaanse deviezenbepalingen neergelegde verbod om deviezen aan te wenden
voor andere doeleinden dan die de aanleiding vormden voor de aanvraag daarvan,
wel voldoet aan het voor het gronddelict van witwassen geldende vereiste van
dubbele strafbaarheid, nu het gerecht geen vergelijkbare Curaçaose strafbepaling
bekend is die de verstrekking van deviezen aan burgers slechts toelaat voor
bepaalde doeleinden en die straf stelt op het doen van daarvan afwijkende
bestedingen.
Ad b. Het innemen van contante gelden met criminele herkomst.

Het gerecht acht evenmin bewezen dat de verdachten in de ten laste gelegde
periode aanzienlijke hoeveelheden contant geld met een criminele herkomst
voorhanden hebben gehad dan wel dat zij wisten of redelijkerwijs moesten
vermoeden dat het contante geld dat zij van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]
ontvingen om daarmee hun eigen klanten uit te betalen, afkomstig was van
criminele derden.
Door verbalisanten is berekend dat in de ten laste gelegde periode een bedrag van
17 tot 38 miljoen USD aan contante uitbetalingen door [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] niet kan worden verklaard als zijnde afkomstig uit het swipe proces zelf
(de zogeheten kasrondjes) en/of uit contante opnamen van de bank, zodat het dus
wel moet zijn verkregen van derden en naar alle waarschijnlijkheid een criminele
herkomst heeft. De officier van justitie vindt hiervoor onder meer aanwijzingen in
het zogeheten Bientu onderzoek en wijst erop dat in dat onderzoek is vastgesteld
dat [hoofverdachte] via de bankrekeningen van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3]
en [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 4] in de periode van 1 februari 2007 tot en met 16
januari 2012 afgerond minimaal 2.6 miljoen USD aan contanten in ontvangst heeft
genomen van [naam 1] en dat dit “crimineel” geld betrof.

Nog afgezien van het feit dat dit bedrag nog lang niet de herkomst van de totaal
Parketnummer:810.00007-18 17

berekende som van 17 respectievelijk 38 miljoen USD kan verklaren, blijkt hieruit
niet dat de verdachten die voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werkten ook
wisten of hadden moeten vermoeden dat [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] hen
voorzag van geld met een mogelijk criminele herkomst. Daarvoor bevat ook het
dossier in de zaken Troja en Cymbal geen bewijs.
Immers, met uitzondering van de verdachte [officemanager bedrijf 1] (hij heeft
contante geldbedragen ingenomen van bevriende ondernemers in Curaçao), is niet
komen vast te staan dat de verdachten zelf ooit contant geld hebben aangetrokken
van derden. Dat zij, als zelfstandig opererende agenten onder de paraplu van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], het beheer van de geldstromen hebben
overgelaten aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], die geen kasadministratie
bijhield, maakt dat zij als financiële dienstverlener weliswaar een risico hebben
genomen, maar niet dat zij bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het
(eventuele) contante geld dat zij van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ontvingen,
uit misdrijf afkomstig was. Te minder nu dit contante geld, voor zover zij konden
waarnemen, werd opgenomen van de bankrekening van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1], een voor hen onverdachte bron.
De eventuele misdrijven waarmee derden het contante geld hebben verdiend, dat
zij vervolgens aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ter beschikking stelden,
kunnen dan ook evenmin gelden als gronddelict, waarvan de verdachten de
opbrengst zouden hebben witgewassen.

Ad c. Opzettelijke overtredingen van Curaçaose strafbepalingen inzake het financiële- en


deviezenverkeer

Zoals hierna bij de bespreking van het bewijs van feit 4 zal blijken, kan van de ten
laste gelegde overtredingen van de destijds op Curaçao geldende strafbepalingen
inzake het financiële- en deviezenverkeer alleen de opzettelijke overtreding van de
Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren in de periode van 1 maart 2015
tot 6 juli 2015 bewezen worden.
Dit misdrijf kan gelden als gronddelict, waarvan de verdachten de opbrengst
hebben witgewassen.

Ad d. Het opmaken en gebruiken van valse facturen en pinbonnen

Zoals hierna bij de overweging terzake van het medeplegen zal blijken, heeft de
verdachte samen met anderen valse pinbonnen opgemaakt en gebruikt.
Zoals uit de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 blijkt, kan bewezen worden dat
de verdachte samen met anderen opzettelijk facturen heeft vervalst en deze valse
facturen heeft gebruikt.
Deze misdrijven kunnen gelden als misdrijven, waarvan de verdachten de
opbrengst hebben witgewassen.

Als opbrengst van de misdrijven onder c. en d. kan dus niet worden beschouwd de
gehele omzet, die door de verdachte en haar mededaders is gegenereerd.
Immers, het feit dat deze omzet - voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] in de ten
laste gelegde periode in totaal ruim 200 miljoen dollar - (gedurende een korte
periode) is behaald in het kader van een verboden wijze van bankieren/swipen
Parketnummer:810.00007-18 18

zonder vergunning, en (gedurende de hele ten laste gelegde periode) is behaald en


afgeschermd met behulp van valse facturen en valse pinbonnen, en dat bedrag dus
is aan te merken als voorwerp met betrekking waartoe een misdrijf is begaan,
betekent nog niet dat daardoor dit gehele geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.
De legale herkomst van die gelden verandert immers niet doordat zij voorwerp
worden van “swipen”. Dat is af te leiden uit ECLI:NL:HR:2014:3046 betreffende
hawala-bankieren, alsook uit ECLI:NL:HR:2018:327 betreffende de export van
goud.
In die zin is er een parallel te trekken met de ontnemingsrechtspraak van de Hoge
Raad, met als strekking dat geldbedragen die voorwerp zijn van het bewezen
verklaarde witwassen, niet reeds daardoor ook wederrechtelijk verkregen voordeel
vormen (ECLI:NL:HR:2013:BY5217).
Als opbrengst van de onder c. en d. genoemde misdrijven kan daarom slechts
worden beschouwd hetgeen de verdachte met die misdrijven heeft verdiend. Dus
ook alleen dat bedrag kan zijn witgewassen.

Over de hoogte van het witgewassen bedrag overweegt het gerecht als volgt.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de bewezen verklaarde periode


een omzet heeft gehad van USD 13.383.802,- zijnde het bedrag dat in de
administratie van [bedrijfsnaam 1] is opgenomen als swipes in Curaçao van de
agent met code RA. De verdachte heeft erkend dat deze code van haar was
Zoals hierboven al is overwogen, kan alleen hetgeen de verdachte met het swipen
heeft verdiend, dus haar commissie, worden aangemerkt als witgewassen.
De officier van justitie stelt die commissie op 3% van het geswipete bedrag. Hij
baseert dit op de vierde verklaring van de verdachte, waarin zij zegt dat zij tussen
de 2% en 3% procent commissie verdiende.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat haar commissie voor de swipes
via [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] 2% bedroeg. [hoofverdachte] heeft als getuige
ter zitting van 6 augustus 2019, onder de met het openbaar ministerie
overeengekomen verplichting om onomwonden openheid van zaken te geven over
onder meer de rol van de agenten bij het swipen, onder ede verklaard dat
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] vanaf 2009 aan de agenten een commissie in
rekening bracht van 10% en dat de agenten zelf 12% rekenden, zodat de agenten 2%
“pakten”. Het gerecht gaat uit van de juistheid van hetgeen door de verdachte is
verklaard, en door de getuige [hoofverdachte] is bevestigd. Dat betekent dat de
verdachte met het swipen een bedrag van ongeveer USD 267.676,04 heeft verdiend.
Dit bedrag is ook witgewassen, nu de verdachte heeft verklaard dat zij een deel van
het geld dat zij met het swipen heeft verdiend, heeft uitgegeven aan de aankoop
van een woning te [naam resort] Resort [appartement nr.], - die daarmee ook
witgewassen is - en voor het overige aan van alles en nog wat.
Omdat aannemelijk is dat de op basis van de administratie (dus tot en met 6 juli
2015) berekende commissie op die datum nog niet volledig zal zijn uitgegeven en
dus ook niet volledig zal zijn witgewassen, acht het gerecht niet het exact
berekende bedrag bewezen, maar ongeveer dat bedrag.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 4


Parketnummer:810.00007-18 19

Aan de verdachte is onder feit 4 cumulatief dan wel alternatief ten laste gelegd dat
zij, in de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2015, als medepleger, al dan niet
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een viertal financieel strafrechtelijke
bepalingen, neergelegd in:
a.) de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren en/of
b.) de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 en/of
c.) de Landsverordening Deviezenverkeer en/of
d.) de Regeling deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten.

Het gaat hierbij om misdrijven die elk een andere juridische strekking hebben en met
verschillende strafbepalingen worden bedreigd. Het gerecht zal het onder 4 ten laste
gelegde daarom opvatten als cumulatief ten laste gelegd en niet, zoals tevens is ten
laste gelegd, als alternatieve, elkaar uitsluitende wettelijke bepalingen.

Het gerecht overweegt hierover als volgt.

Ad a. De Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren

Deze Landsverordening is op 1 maart 2015 in werking getreden.

Art. 2 lid 1 jo art. 74 van deze Landsverordening stelt strafbaar het in of vanuit
Curaçao uitoefenen van het bedrijf van geldtransactiekantoor zonder voorafgaande
vergunning van de Centrale Bank. Een geldtransactiekantoor wordt daarin
gedefinieerd als:
Een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een derde,
geldtransacties uitvoert, dan wel beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de
totstandkoming daarvan.
Een geldtransactie wordt in de wet gedefinieerd als:
Het in het kader van een geldelijke overmaking ter beschikking krijgen van gelden of
geldswaarden, teneinde deze gelden of geldswaarden aan een derde elders betaalbaar
te stellen, of te doen stellen, dan wel het betalen of betaalbaar stellen van gelden of
geldswaarden nadat deze gelden of geldswaarden ter beschikking zijn gesteld,
waarbij deze geldelijke overmaking een op zich zelf staande dienst is.

Gelet op de uit de bewijsmiddelen blijkende werkwijze van het swipen voldoet het
uitvoeren van swipes, zoals door de verdachten verricht, naar het oordeel van het
gerecht aan de definitie van een bedrijfsmatige geldtransactie als bedoeld in deze
Landsverordening. Bij het swipen krijgen de verdachten immers in het kader van
een geldelijke overmaking, door het door het apparaat halen van de credit/debit
card, de beschikking over girale gelden van de Venezolaan, om deze vervolgens
giraal of contant, onder inhouding van de commissie voor de verdachten, aan de
Venezolaan betaalbaar te stellen. Deze overmaking betreft niet een betaling voor de
levering van enig goed of enige dienst, maar is een op zichzelf staande dienst.
Dit onder 4 ten eerste ten laste gelegde feit kan daarom bewezen worden verklaard.

Ad b. De Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994

Het ten laste gelegde art. 45 lid 1 jo art. 50 van deze Landsverordening stelt
strafbaar het zich direct of indirect tot het publiek wenden ter zake van het
Parketnummer:810.00007-18 20

aantrekken van gelden of het verlenen van kredieten door anderen dan
geregistreerde kredietinstellingen. Art. 1, lid 1 onder c. definieert een
kredietinstelling als:

een onderneming of instelling, die in belangrijke mate haar bedrijf maakt van het ter
beschikking krijgen van gelden, direct of op termijn opvorderbaar, al dan niet in de
vorm van spaargelden of tegen uitgifte van een of meer soorten schuldbewijzen, en
van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen.

Het gerecht is van oordeel dat het swipen niet kan worden aangemerkt als het
aantrekken van publieke gelden in de betekenis van deze Landsverordening, nu de
verdachten immers de van de Venezolanen verkregen gelden, onder inhouding van
een commissie, vrijwel meteen weer aan hen uitbetaalden, zodat dus niet gezegd
kan worden dat hun bedrijf gericht was op het ter beschikking krijgen van gelden
en het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen.
De verdachte moet daarom van het onder 4 ten tweede ten laste gelegde feit
worden vrijgesproken.

Ad c. en d. De Landsverordening Deviezenverkeer en de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en


Sint Maarten

In art. 10 lid 1, resp. lid 2, jo art. 28 van de Landsverordening Deviezenverkeer en


art. 11 lid 1, resp. lid 2, jo art. 81 van de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint
Maarten is strafbaar gesteld het zonder vergunning van de Centrale Bank
verrichten van, resp. meewerken aan betalingsverkeer met het buitenland,
behoudens het vrije betalingsverkeer.
Zowel in de Landsverordening als in de Regeling is bepaald dat vrij is het
betalingsverkeer met het buitenland bestaande uit betalingen en ontvangsten aan,
respectievelijk van niet-ingezetenen, ter zake van het verrichten van diensten. Nu
het swipen moet worden aangemerkt als een (geldtransactie)dienst, waarvoor
gelden werden ontvangen van, en werden betaald aan, niet ingezetenen, heeft de
verdachte niet gehandeld in strijd met de ten laste gelegde bepalingen.
De verdachte moet daarom ook van de onder 4 ten derde en ten vierde ten laste
gelegde feiten worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot het medeplegen

De verdachte heeft bekend dat zij de in de tenlastelegging opgenomen twee


facturen heeft vervalst. Tevens heeft zij verklaard dat zij zelf geen administratie
bijhield van haar swipe activiteiten. In de administratie van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] is een groot aantal valse facturen aangetroffen met daarop haar code.
Deze facturen werden gebruikt om het onderlinge betalingsverkeer tussen de
verdachte en [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] te verklaren tegenover derden.

De verdachte heeft verklaard dat haar swipe omzet onder haar code in de
administratie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werd opgenomen, dat daar
facturen van werden opgemaakt en dat aan al die swipetransacties geen
daadwerkelijke verkoop ten grondslag lag. Op verzoek van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] maakte zij zelf soms ook valse facturen op voor klanten, zo heeft zij
verklaard.
Parketnummer:810.00007-18 21

De verklaringen van de administratieve medewerksters [getuige 5], [werknemer


bedrijf 1] en [getuige 6] in onderling verband en samenhang beschouwd met de
verklaring van [hoofverdachte], houden voorts met betrekking tot het opmaken van
de valse facturen het volgende in. Alle agenten: [medeverdachte 2],
[medeverdachte 1], [medeverdachte3] en [verdachte], moesten iedere dag hun
swipetransacties doorgeven aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] teneinde deze
op te laten nemen in de bedrijfsadministratie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF
1]. Zij gaven daartoe de naam door van de persoon voor wie zij geswipet hadden,
het bedrag dat er geswipet was, een kopie van de debet of creditcard, de voucher
(de valse pinbon) van de verrichte pintransactie, alsmede de machtiging van de
kaarthouder aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] om het gepinde bedrag van
diens rekening te innen. Al deze gegevens werden door de medewerksters van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] gecontroleerd, verwerkt en in de boekhouding
en in Excelbestanden opgenomen, met als doel de onderlinge
betalingsverplichtingen tussen [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] en haar agenten
vast te stellen, alsmede om de financiële stromen tussen [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] en de agenten tegenover derden (lees: de banken en de Belastingdienst)
te verklaren. Van al deze werkzaamheden was de verdachte [officemanager bedrijf
1] de leidinggevende. Hij legde hierover verantwoording af aan zijn baas en
directeur van het bedrijf [hoofverdachte].

Het invoeren van de door de agenten aangeleverde gegevens had als resultaat dat
het door [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] gebruikte boekhoudsysteem Exact
Globe bij het verwerken van deze gegevens automatisch een factuur opmaakte, met
een uniek factuurnummer, waarop stond vermeld dat de factuur was opgemaakt
ten behoeve van de verkoop van lingerie, hetgeen overeenkwam met de door de
agent meegestuurde valse voucher/pinbon waarop stond dat de verkoop had
plaatsgevonden bij een bedrijf dat zich bezighield met kledingverkoop.

Deze facturen, tezamen met de valse pinbonnen gaven dus niet weer wat er in
werkelijkheid was gebeurd (omdat er geen product werd geleverd, maar geswipet)
en waren dus vals. Niettemin bleef de verdachte haar gegevens steeds aanleveren
aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], die alles in de bedrijfsadministratie bijhield
en de verdachte vervolgens op basis daarvan uitbetaalde.

Gelet op deze werkwijze en de daarin noodzakelijke aanlevering van gegevens


door de verdachte, waaronder de aanlevering van de valse
vouchers/pintransactiebonnen, teneinde de valse facturen (automatisch) te kunnen
opmaken, met welke facturen betalingsstromen tussen [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] en haarzelf tegenover derden konden worden verklaard, acht het
gerecht de materiële bijdrage van de verdachte in de verwezenlijking van de
strafbare feiten van voldoende gewicht om tot een bewezenverklaring te komen
van het opmaken, voorhanden hebben en gebruiken van valse facturen. Door keer
op keer valse gegevens aan te leveren aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1],
waarvan de verdachte wist dat deze door [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]
werden geadministreerd, wist de verdachte dat die administratie, waaronder de
Parketnummer:810.00007-18 22

facturen, niet overeenkwam met de werkelijkheid, maar een valse voorstelling van
zaken gaf.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid


van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

- ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde -

medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;

- ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde -

medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;

- ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde -

medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift als
bedoeld in artikel 2:184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij
weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als echt en onvervalst,
meermalen gepleegd;

en

medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als
bedoeld in artikel 2:184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht als echt en
onvervalst, meermalen gepleegd;

- ten aanzien van het onder 4 ten eerste ten laste gelegde -

medeplegen van opzettelijk in strijd handelen met het bepaalde onder


artikel 2 eerste lid van de Landsverordening toezicht
geldtransactiekantoren.

Strafbaarheid van de verdachte

Voor zover de verdachte een beroep heeft gedaan op afwezigheid van alle schuld op
de grond dat zij in het recht heeft gedwaald en ontslagen dient te worden van alle
rechtsvervolging overweegt het gerecht nog als volgt. De verdachte heeft aangevoerd
dat zij in de veronderstelling verkeerde dat swipen niet strafbaar was omdat het in
Curaçao een algemeen aanvaard verschijnsel was, dat in alle openheid gebeurde en
waarvan alle bevoegde autoriteiten, waaronder ook de banken, op de hoogte
Parketnummer:810.00007-18 23

waren. Nu daartegen door de betrokken autoriteiten niet werd opgetreden, meende


de verdachte dat het swipen was toegestaan dan wel werd gedoogd.

Het gerecht overweegt als volgt.


Voor het slagen van een beroep op rechtsdwaling is vereist dat aannemelijk is dat
de verdachte heeft gehandeld in een geoorloofde onbewustheid ten aanzien van de
wederrechtelijkheid van haar gedraging.
Hetgeen door de verdachte ter ondersteuning van haar betoog is aangevoerd levert
geen feiten en omstandigheden op die de conclusie kunnen dragen dat zij mocht
menen dat swipen niet strafbaar was.
Op de verdachte rustte de zelfstandige verplichting om te voldoen aan de
bestaande wet- en regelgeving en zich daaromtrent tijdig en goed op de hoogte te
stellen. Van die verplichting was zij niet ontslagen doordat zij als agent onder de
paraplu van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werkzaam was of doordat ook veel
anderen op Curaçao aan het swipen waren. Niet gesteld en niet aannemelijk is
geworden dat de verdachte bij enige bevoegde instantie navraag heeft gedaan naar
het bestaan van voor het swipen bestaande rechtsregels, terwijl dit wel voor de
hand had gelegen, aangezien de verdachte wist dat met betrekking tot dit swipen
op grote schaal valse facturen en valse pinbonnen werden opgemaakt.

Het gerecht verwerpt dit verweer.

Wel zal het gerecht in strafverminderende zin rekening houden met de


omstandigheid dat in Curaçao op grote schaal openlijk werd geswipet en dat
hiertegen lange tijd niet is opgetreden.

Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de


strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, zal worden veroordeeld
tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden met aftrek van de tijd
door de verdachte in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft hij
verbeurdverklaring gevorderd van het perceel grond te [naam wijk 2], [kavel nr.]
[naam resort 2] Resort en van het appartement [naam resort] Resort [appartement
nr.] in Curaçao.

De raadsman heeft verzocht, indien het gerecht tot een bewezenverklaring komt, in
straf verminderende zin rekening te houden met de schending van de redelijke
termijn, het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en voorts met de
omstandigheid dat de hoofdverdachten uiteindelijk – naar verwachting – een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgen ter hoogte van hun voorarrest.

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het gerecht gelet op de aard en de
ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is
begaan en op de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en
Parketnummer:810.00007-18 24

ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het
bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Het gaat om een zeer omvangrijke fraudezaak, waarbij op ingenieuze en goed


georganiseerde wijze een vorm van financiële dienstverlening op poten is gezet
– het swipen tegen betaling - waarbij op grote schaal valsheid in geschrift is
gepleegd. De opbrengsten van die operatie zijn veiliggesteld en witgewassen. In
krap vijf jaar tijd is in totaal ruim 200 miljoen dollar omgezet en is een winst
behaald van enkele tientallen miljoenen dollars. Een dergelijke grootschalige fraude
schaadt de integriteit van het financiële verkeer en kan een ondermijnende werking
hebben op de samenleving.

De verdachte was in deze goed geoliede machine werkzaam als agent voor
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], het bedrijf van de hoofdverdachten
[hoofverdachte] en [medeverdachte 5] in Curaçao. Zij was verantwoordelijk voor
het swipen voor haar eigen klanten en heeft op deze manier een omzet behaald van
ruim 13 miljoen USD. Het daarmee door haar verdiende bedrag van ongeveer USD
267.676,04 heeft zij witgewassen door het uit te geven onder meer door de aanschaf
van een appartement.

De hoofdverdachten hebben in de parallelle Nederlandse strafzaak Cymbal met het


openbaar ministerie een raamwerkovereenkomst en een schikkingsovereenkomst
gesloten in ruil voor een milde strafeis. De rechtbank Overijssel heeft in hun zaken
op 4 september 2019 uitspraak gedaan. De hoofdverdachten zijn wegens
schuldwitwassen van ruim 280 miljoen USD (over een langere periode dan in de
onderhavige zaak), valsheid in geschrift en oplichting veroordeeld tot
onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van respectievelijk 5 en 6 jaar. De rechtbank
heeft de tussen de hoofdverdachten en het openbaar ministerie overeengekomen
milde strafeis niet passend geacht.

Voor de strafoplegging in de onderhavige zaak is van belang dat het gerecht niet
bewezen acht dat de verdachte haar gehele omzet, dus USD 13.383.802,- heeft
witgewassen. Nu de desbetreffende geldbedragen door de Venezolaanse overheid
op de credit/debit cards van de klanten van de verdachten waren geplaatst,
mochten de verdachten er immers vanuit gaan dat het legaal geld betrof. Het
openbaar ministerie heeft het tegendeel niet kunnen aantonen.
Ook kan niet worden bewezen dat de verdachten wisten of moesten vermoeden dat
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] contant geld innam van mogelijk criminele
derden, nu, voor zover zij dat konden waarnemen, die contanten door
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werden opgenomen bij de bank.
Verder weegt het gerecht mee dat het financieel-economisch strafrecht op Curaçao
tot 1 maart 2015 het handelen van de verdachten niet strafbaar stelde.
Wel hebben de verdachten het swipen administratief verantwoord door het
opmaken en gebruiken van valse facturen en valse pinbonnen, waarop stond dat
het ging om kledingaankopen, terwijl er in werkelijkheid geldbedragen waren
geswipet tegen betaling van een commissie. Daarom zijn de daarmee gegenereerde
verdiensten, dus ongeveer USD 267.676,04, aan te merken als van misdrijf
Parketnummer:810.00007-18 25

afkomstig en moet het uitgeven van die verdiensten als witwassen worden
gekwalificeerd.

Hoewel verdachtes rol ondergeschikt was aan die van de bedenkers, organisatoren
en eigenaren van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], heeft de verdachte zich
schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten waarvoor in beginsel een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

Het gerecht heeft echter ook rekening te houden met het feit dat het swipen in
Curaçao een algemeen aanvaard verschijnsel was, dat in alle openheid gebeurde.
Zo heeft de getuige [getuige 1], werkzaam als general manager bij de [naam bank 2]
([LOGO BANK 2]), ter zitting verklaard dat veel Venezolanen naar Curaçao
kwamen om hier hun debit cards te swipen tegen Amerikaanse dollars. In het begin
ging dit gewoon via de ATM automaten maar omdat de rijen steeds langer werden,
wendde men zich tot de ondernemers op Curaçao. “We waren er bij de bank mee
bekend dat er bij [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werd geswipet door
Venezolanen. We wisten immers dat de Venezolanen in groten getale naar Curaçao
kwamen om dollars op te nemen,” aldus deze getuige.
Ook de accountant [getuige 2], die de jaarrekeningen van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] opmaakte, heeft verklaard dat hij wist dat een van de
bedrijfsactiviteiten het swipen was. Hij had geen enkele reden om daarover
ongerust te zijn, omdat het merendeel van de betalingen van de swipe transacties
verliep via de banken, die onder toezicht stonden van de Centrale Bank, zo stelt hij.
[getuige 2] las in de jaarrapporten van de Centrale Bank in 2008 en 2009 dat het
mede aan het dollartoerisme uit Venezuela te danken was dat het goed ging met de
economie in Curaçao. Ook gaf de Centrale Bank geen waarschuwing af dat swipen
tegen contant geld illegaal was, aldus deze getuige.
Ten slotte heeft [getuige 4] als getuige ter zitting verklaard dat swipen destijds een
wijd verbreid fenomeen was op Curaçao, waaraan hij als eigenaar van een van de
grootste supermarkten ook meedeed. “Business was booming” en de economie
draaide op volle toeren dankzij het swipen. De [LOGO BANK 2] ontving van elke
transactie 3%. Het was een publiek geheim; de supermarkten, WTC, de restaurants,
allemaal deden ze er aan mee, aldus deze getuige.
In een tijdens de zitting door de raadsman overgelegd artikel uit de New York
Times van 13 maart 2008 wordt in alle openheid melding gemaakt van de grote
aantallen Venezolanen die naar Curaçao kwamen om hier hun geld in te wisselen
tegen dollars om zo aan de strenge deviezenbepalingen van hun eigen land te
ontkomen.
Tenslotte heeft het gerecht kennisgenomen van het feit dat de hoofdverdachte
[hoofverdachte] al in 2012 door de FIOD is gehoord en toen heeft verklaard over het
swipen en heeft aangeboden om zijn administratie aan het openbaar ministerie over
te leggen. Het gerecht merkt op dat dit toen niet heeft geleid tot enige kenbare actie
aan de kant van het openbaar ministerie en dat het nog tot 2015 heeft geduurd,
voordat de vervolging tegen de verdachten aanving.

Hoewel dus niet gezegd kan worden dat sprake was van een bestuurlijk dan wel
strafrechtelijk gedoogbeleid, heeft de passieve opstelling van de autoriteiten ten
aanzien van het openlijk en op grote schaal plaatsvindende swipen er feitelijk wel
Parketnummer:810.00007-18 26

toe geleid dat het swipen in Curaçao jarenlang ongemoeid is gelaten en, mede
vanwege de voordelen die het voor het eiland opleverde, ongeremd heeft kunnen
groeien. In dat klimaat kon voor de verdachten – zij het nog steeds ten onrechte –
de indruk ontstaan dat het met de strafbaarheid van hun handelen wel meeviel.
Hoewel de verdachten beter hadden moeten weten, vooral omdat zij wisten dat de
swipe machinerie draaide op valse facturen en valse pinbonnen, heeft dit wel een
sterk matigende invloed op de strafmaat, in die zin dat het gerecht daardoor een
straf passend acht, die meebrengt dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt.
Daarbij weegt ook mee dat de verdachte beschikt over een blanco strafblad en,
inmiddels ruim vier jaar nadat de strafzaak tegen haar een aanvang nam, haar
leven weer min of meer op orde heeft.
Omdat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, zal geen
vermindering worden toegepast wegens de overschrijding van de redelijke termijn.
Al het voorgaande leidt ertoe dat het gerecht zal volstaan met de oplegging van een
geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met een
proeftijd van twee jaar, welke straf het gerecht passend en geboden acht.

Verbeurdverklaring

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij met een deel van het geld dat
zij heeft verdiend met het swipen een woning heeft gekocht te [naam resort] Resort nr.
[appartement nr.] te Curaçao. Gelet op deze verklaring dient deze woning te worden
verbeurdverklaard, nu deze geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van
het onder 1 bewezen geachte feit van gewoontewitwassen is verkregen.

Met betrekking tot het perceel [naam wijk 2], [kavel nr.] [naam resort 2] resort, 735
m2, overweegt het gerecht dat op basis van de thans beschikbare informatie niet
kan worden vastgesteld of dit perceel geheel of grotendeels door middel van of uit
de baten van het bewezenverklaarde is verkregen dan wel anderszins vatbaar is
voor verbeurdverklaring, zodat het dient te worden teruggegeven aan de
verdachte.

Nu uit het dossier niet duidelijk wordt op welke in beslag genomen goederen
conservatoir beslag is gelegd, zal het gerecht bij het geven van het bevel tot
teruggave van in beslag genomen goederen steeds bepalen dat die teruggave
slechts feitelijk zal plaatsvinden indien op het desbetreffende goed geen
conservatoir beslag is gelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften


De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:1 lid 2, 1:19, 1:20, 1:21, 1:62,
1:67, 1:68, 1:123, 1:136, 2:184 en 2:405 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
2 en 74 van de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren.
Parketnummer:810.00007-18 27

Beslissing

Het gerecht:

verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte


voor zover dit betreft de onder 4 ten eerste, ten tweede, ten derde en ten vierde ten
laste gelegde niet opzettelijke overtredingen, begaan in de periode tot en met 6 juli
2012;

spreekt de verdachte vrij van de overige onder 4 ten tweede, ten derde en ten
vierde ten laste gelegde feiten;

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en


– voor zover nog aan de orde – 4 ten eerste ten laste gelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten eerste meer
of anders ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor omschreven


en verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf)


maanden;

bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter
later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de
proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren;

Verklaard verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven


woning gelegen aan [naam resort] Resort nr. [appartement nr.] te Curaçao.

Gelast de teruggave aan de verdachte van: het perceel [naam wijk 2], [kavel nr.]
[naam resort 2] resort, 735 m2, indien en voor zover daarop geen conservatoir
beslag is gelegd.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door
mr. F. Kruiswijk, zittingsgriffier, en op 27 september 2019 in tegenwoordigheid van
de griffier mr. M. Witteman uitgesproken ter openbare terechtzitting van het
gerecht in Curaçao.
Parketnummer:810.00007-18 28

uitspraakgriffier

Você também pode gostar