Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
Vonnis van dit gerecht in de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de
verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats] ([geboorteland]),
adres: [adres],[woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23
februari 2018, 14 juni 2018, 15 februari 2019, 24, 25 en 28 juni 2019, 6 en 7 augustus
2019 en 6 september 2019.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en
van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. M.F. Murray naar voren is
gebracht.
Tenlastelegging
Feit 1
het gewoontewitwassen dan wel schuldwitwassen van USD 13.383.802,-,
USD 3.000,- en een appartement gelegen te [naam resort] resort nr. [appartement
nr.].;
Parketnummer:810.00007-18 2
Feit 2
het valselijk opmaken van een tweetal facturen;
Feit 3
het gebruikmaken en voorhanden hebben van die facturen;
Feit 4
het overtreden van een viertal financieel-strafrechtelijke bepalingen.
De raadsman heeft – naar het gerecht begrijpt - aangevoerd dat in deze zaak sprake is
van een aantal onherstelbare vormverzuimen/schendingen die bij elkaar genomen zo
ernstig zijn, dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel
6 van het EVRM, zijnde een beginsel van behoorlijke procesorde, is geschonden,
waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de
verdachte aan haar recht op een eerlijke behandeling van haar zaak tekort is gedaan.
En hoewel de Hoge Raad streng is wanneer het op niet-ontvankelijkheid van het
openbaar ministerie aankomt , moet dit op grond van artikel 413 van het Wetboek van
Strafvordering (Sv) primair - zo begrijpt het gerecht de raadsman - leiden tot niet-
ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, subsidiair tot strafvermindering.
Hetgeen de raadsman heeft gesteld komt er kort gezegd op neer dat sprake is van:
a. schending van het vertrouwensbeginsel;
b. schending van het gelijkheidsbeginsel.
De officier van justitie heeft betoogd dat het openbaar ministerie bij de verdachte
niet het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat van vervolging zou worden
afgezien. Ook acht de officier van justitie de vervolgingsbeslissing niet strijdig met
het verbod van willekeur. Hij heeft daartoe aangevoerd hetgeen in het requisitoir is
vermeld op de pagina’s 39 tot en met 43, dat er kort gezegd op neerkomt dat reeds
vanwege de zeer grote schaal waarop de verdachten zich hebben schuldig gemaakt
aan het swipen, niet kan worden gezegd dat het openbaar ministerie niet in
redelijkheid tot vervolging heeft kunnen overgaan. Ook de getuigenverklaringen
van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] geven in de visie van de
officier van justitie geen steun aan dat standpunt.
De omstandigheid dat het openbaar ministerie niet direct of kort nadat het in 2011
ervan op de hoogte kwam dat [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] zich bezighield met
swipen, tot vervolging is overgegaan, terwijl dat mogelijk toen al wel had gekund,
maakt niet dat de verdachte daaraan redelijkerwijs een door het openbaar ministerie
opgewekte verwachting heeft kunnen ontlenen dat het swipen (strafrechtelijk)
gedoogd werd. Het feit dat de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige
4] ter zitting in eerste aanleg hebben verklaard dat swipen, overigens in verschillende
varianten, op grote schaal in Curaçao voorkwam en dat dit om verschillende redenen
werd toegelaten, maakt evenmin dat door het openbaar ministerie het
gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat niet strafrechtelijk zou worden
opgetreden.
De beslissing tot strafvervolging van de verdachte is dus noch in strijd met het
vertrouwensbeginsel, noch met het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur.
Op grond van al het voorgaande concludeert het gerecht dat beginselen van een
behoorlijke procesorde waardoor aan het recht van de verdachte op een eerlijke
behandeling wordt tekort gedaan, niet zijn geschonden. Voor niet-ontvankelijk
verklaring van het openbaar ministerie op deze grond is dan ook geen plaats. Het
verweer van de verdediging op dit punt wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Parketnummer:810.00007-18 4
Verjaring
Aan de verdachte is onder feit 4 ten laste gelegd dat zij in de periode van 1 januari
2010 tot en met 6 juli 2015 al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het
bepaalde in een aantal financieel-strafrechtelijke landsverordeningen en een
regeling. De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop het feit is
gepleegd. Voor zover onder 4 de niet opzettelijke overtreding van de
landsverordeningen en regeling is ten laste gelegd, vervalt het recht tot
strafvordering door verjaring in drie jaren.
Het recht tot strafvordering is in dit geval daarom komen te vervallen door
verjaring, indien en voor zover deze overtredingen zijn begaan voor 7 juli 2012,
zijnde drie jaren voorafgaande aan de datum van de vordering tot huiszoeking,
zijnde die vordering een daad van vervolging die de verjaring heeft gestuit. Het
openbaar ministerie is daarom niet-ontvankelijk in zijn vervolging van de
verdachte voor wat betreft de onder 4 ten laste gelegde niet opzettelijke
overtredingen, voor zover deze feiten zijn begaan voor 7 juli 2012.
Bewezenverklaring
Het gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1,
2 , 3 en 4 ten eerste is ten laste gelegd, met dien verstande dat
zij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015 in Curaçao, tezamen en
in vereniging met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hierin
bestaande dat zij, verdachte en haar mededaders, van geldbedragen tot een
totaalbedrag van ongeveer USD 267.676,04, telkens de werkelijke aard en de
herkomst heeft verborgen of verhuld en heeft omgezet en daarvan gebruik heeft
gemaakt, en van een woning te [naam resort] Resort nr. [appartement nr.] de
werkelijke aard en herkomst heeft verborgen of verhuld en daarvan gebruik
heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte en haar mededaders, telkens wisten dat die
geldbedragen en dat voorwerp – (on)middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl zij van het plegen daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die facturen
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid hierin dat telkens opzettelijk in strijd met de waarheid
op die facturen is vermeld – zakelijk weergegeven – dat een of meer op die
facturen genoemde goederen waren verkocht;
zij in de periode van 12 februari 2015 tot en met 6 juli 2015 in Curaçao tezamen
en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
valse geschriften:
- een factuur van [bedrifsnaam 2] d.d. 12 februari 2015, factuurnummer K-
4736, voor een bedrag van USD 78.950,-- en
- een factuur van [bedrifsnaam 2] d.d. 12 februari 2015, factuurnummer K-
4736, voor een bedrag van USD 11.770,--
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als
ware die geschriften echt en onvervalst en voornoemde geschriften telkens
voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte en haar mededaders wisten dat
die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik, bestaande dat
gebruikmaken en voorhanden hebben hierin dat zij, verdachte en haar
mededaders deze facturen telkens aan klanten hebben overhandigd en/of in
hun bedrijfsadministratie hebben opgenomen en/of hebben bewaard ter
verantwoording van de geldtransacties en/of ter controle door een externe
accountant en/of als grondslag voor de jaarrekeningen, bestaande die valsheid
hierin dat telkens opzettelijk in strijd met de waarheid op die facturen is
vermeld – zakelijk weergegeven – dat de op die facturen genoemde goederen
waren verkocht;
- ten aanzien van het onder 4 ten eerste ten laste gelegde –
zij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 6 juli 2015, tezamen en in
vereniging met anderen in Curaçao, opzettelijk in strijd heeft gehandeld met het
verbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Landsverordening toezicht
geldtransactiekantoren tot het in of vanuit Curaçao uitoefenen van
geldtransactiekantoor zonder voorafgaande vergunning van de Bank, hebbende
zij, verdachte en haar mededaders met dat opzet
- betalingen uit het buitenland in ontvangst genomen middels credit/ debit
cards en/of
- betalingen in contanten verricht en/of
- girale overboekingen verricht naar diverse bankrekeningen in het
buitenland van de houders van die credit/debits cards,
zulks terwijl zij, verdachte en haar mededaders niet in het bezit waren van een
voorafgaande vergunning van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen onder 1 en 2 en 3 en 4 ten eerste meer of
anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan
zal worden vrijgesproken.
Parketnummer:810.00007-18 6
Het gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft
begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen
1. verklaring verdachte
Ik deed alles vanuit mijn zaak [bedrijfsnaam 2]. Ik had drie medewerkers. Ik
betaalde ze 1500 gulden per maand. Ik had kosten voor de benodigdheden.
Een redelijke berekening van mijn verdiensten zou zijn afgerond USD
284.514,--. Ik heb in ieder geval de woning te [naam resort] Resort
[appartement nr.] met mijn verdiende winst gekocht.
hand gesteld of naar hen gemaild. Ik heb de eerste Excel factuur opgemaakt
en daarna werd deze gekopieerd voor alle andere facturen.
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] bracht aan de agenten een commissie in
rekening van 10% en de agenten zelf rekenden 12% aan hun klanten, zodat
hun commissie 2% bedroeg.
1] geraagd of het allemaal wel kon wat wij deden. [office manager bedrijf 1]
vertelde dat het geen probleem was.
2.7 Een proces-verbaal van getuige, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van
28 juni 2019. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang zakelijk
weergegeven, als verklaring van [getuige 2]:
Ik ben accountant. Ik werkte bij [BEDRIJFSNAAM 6]. Tot aan mijn vertrek in
2009 was ik supervisor manager en senior manager. Daarna ben ik voor mezelf
begonnen. Ik ken [hoofverdachte]. [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] en de
daaraan gelieerde ondernemingen waren klant bij mij. [hoofverdachte] was
Parketnummer:810.00007-18 12
Er is nader onderzoek gedaan naar de bestanden die tot stand zijn gekomen
door het gebruik van het boekhoudpakket Exact Globe. In map 249 is de
administratie van de boekjaren 2011 tot en met 2015 verwerkt. In het
financiële dagboek is de bankrekening van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF
3] ([bedrijfsnaam 3]) opgenomen. Deze boekhouding is er vooral op gericht
om de onderlinge vorderingen en verplichtingen tussen
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3]/[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ten
opzichte van de agenten te administreren. Na afloop van het boekjaar wordt
het totaal van de in dat jaar in Exact geboekte swipe omzet in de Twinfield
administratie geboekt. Deze werd ook gebruikt om de andere
bedrijfsactiviteiten (kleding groothandel) van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] te boeken. Accountant [getuige 2] heeft verklaard dat hij op
grond van de Twinfield administratie de jaarrekening van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] opstelt. De swipe omzet en de omzet uit
de kleding groothandel wordt als een post gepresenteerd namelijk als
“sales”.
Iedere swipe transactie die in Exact werd geboekt kreeg een uniek
factuurnummer toegekend. In totaal zijn er in de periode 1 januari 2011 tot
en met 5 juli 2015 95.995 facturen aangemaakt. Deze verkoopfacturen van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] werden vanuit Exact aangemaakt op basis
van de ingevoerde gegevens. Een van die gegevens is het item dat geleverd
werd. Op facturen is vermeld Bras assorted. In werkelijkheid ontvingen de
klanten dollars. Deze valse facturen vormden onderdeel van de
administratie. Deze facturen hebben als functie:
- om bedragen in de financiële administratie en uiteindelijke jaarrekening te
kunnen onderbouwen;
- om geldstromen te verklaren die voortvloeien uit swipe transacties;
- om aan te kunnen tonen dat geen BTW verschuldigd is over de verkopen.
Bij de invoer in Exact wordt voor iedere agent een aparte klantcode
gebruikt.
Ccel [medeverdachte 1]
LZ/[medeverdachte 1] [medeverdachte 1]
OG [office manager bedrijf 1]
Jaar swipeomzet
2011 $ 53.659.390
2012 $ 66.393.547
2013 $ 34.497.827
2014 $ 64.127.210
2015 $ 14.900.247
Totaal $ 233.588.247
4. Geschriften
4.1 Een geschrift, te weten een standpuntbepaling van de Centrale Bank van
Curaçao en Sint Maarten d.d. 31 augustus 2017, inhoudende:
4.2 Een geschrift, te weten een brief van de Centrale Bank van Curaçao en Sint
Maarten van 18 februari 2016 aan het openbaar ministerie. (politiedossier
zelf genummerd ordner 11, bijlage 02 bij bijlage 13). Deze brief houdt in:
De natuurlijke personen:
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 3]
[medeverdachte 2]
[officemanager bedrijf 1]
beschikken niet over een ontheffing en/of vergunning van de Bank om als
geldtransactiekantoor te werk te gaan.
4.3 Een geschrift, zijnde een factuur (invoice) van [bedrijfsnaam 2] gedateerd 12
februari 2015 a (zelf genummerde ordner 6, bijlage 04). Dit geschrift houdt
in, vrij vertaald en voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Total $ 78.950,00
4.4 Een geschrift, zijnde een factuur (invoice) van [bedrijfsnaam 2] gedateerd 12
februari 2015 a (zelf genummerde ordner 6, bijlage 04). Dit geschrift houdt
in, vrij vertaald en voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Total $ 11.770,00
Nadere bewijsoverweging
Voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat vaststaat dat het
desbetreffende voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit een
daaraan voorafgaand, door de verdachte zelf of door anderen gepleegd, voltooid
misdrijf, het zogeheten gronddelict.
Voorwerpen met betrekking tot welke een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor
afkomstig uit enig misdrijf.
De officier van justitie heeft in het requisitoir inzichtelijk gemaakt welke misdrijven
naar zijn oordeel het gronddelict hebben gevormd, de opbrengst waarvan door de
verdachte zou zijn witgewassen.
wier kaarten op Curaçao door de verdachten werden geswipet, reeds bij het
aanvragen van hun contingent (cupo) in Venezuela van plan waren die cupo in
strijd met de Venezolaanse toezicht- en deviezenbepalingen te besteden, zodat zij
deze cupo onder valse voorwendselen van de Venezolaanse overheid zouden
hebben verkregen. Op welke wijze en met welke intentie de individuele klanten
van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] hun cupo’s hebben verkregen is immers niet
onderzocht.
Daarnaast is ook niet gebleken dat de verdachten kennis hadden van de wijze
waarop en de intentie waarmee de cupo’s door hun klanten waren aangevraagd of
van hetgeen er na uitbetaling aan hun klanten met het geld gebeurde. Nu de cupo’s
waren uitgegeven door de Venezolaanse overheid hadden de verdachten ook geen
reden om aan de legale herkomst van de cupo’s te twijfelen. Te minder gezien het
feit dat ook de banken de tegoeden op kaarten van Venezolanen in contante dollars
uitbetaalden via hun ATM pinautomaten.
De slotsom is dat het plegen van oplichting/valsheid in geschrift bij het aanvragen
van de cupo’s in Venezuela, al dan niet in combinatie met de overtreding van
Venezolaanse toezicht- en deviezenbepalingen, niet kan gelden als gronddelict,
waarvan de verdachten de opbrengst zouden hebben witgewassen.
Daarnaast merkt het gerecht ten overvloede op dat het zeer de vraag is of het in de
Venezolaanse deviezenbepalingen neergelegde verbod om deviezen aan te wenden
voor andere doeleinden dan die de aanleiding vormden voor de aanvraag daarvan,
wel voldoet aan het voor het gronddelict van witwassen geldende vereiste van
dubbele strafbaarheid, nu het gerecht geen vergelijkbare Curaçaose strafbepaling
bekend is die de verstrekking van deviezen aan burgers slechts toelaat voor
bepaalde doeleinden en die straf stelt op het doen van daarvan afwijkende
bestedingen.
Ad b. Het innemen van contante gelden met criminele herkomst.
Het gerecht acht evenmin bewezen dat de verdachten in de ten laste gelegde
periode aanzienlijke hoeveelheden contant geld met een criminele herkomst
voorhanden hebben gehad dan wel dat zij wisten of redelijkerwijs moesten
vermoeden dat het contante geld dat zij van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]
ontvingen om daarmee hun eigen klanten uit te betalen, afkomstig was van
criminele derden.
Door verbalisanten is berekend dat in de ten laste gelegde periode een bedrag van
17 tot 38 miljoen USD aan contante uitbetalingen door [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] niet kan worden verklaard als zijnde afkomstig uit het swipe proces zelf
(de zogeheten kasrondjes) en/of uit contante opnamen van de bank, zodat het dus
wel moet zijn verkregen van derden en naar alle waarschijnlijkheid een criminele
herkomst heeft. De officier van justitie vindt hiervoor onder meer aanwijzingen in
het zogeheten Bientu onderzoek en wijst erop dat in dat onderzoek is vastgesteld
dat [hoofverdachte] via de bankrekeningen van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3]
en [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 4] in de periode van 1 februari 2007 tot en met 16
januari 2012 afgerond minimaal 2.6 miljoen USD aan contanten in ontvangst heeft
genomen van [naam 1] en dat dit “crimineel” geld betrof.
Nog afgezien van het feit dat dit bedrag nog lang niet de herkomst van de totaal
Parketnummer:810.00007-18 17
berekende som van 17 respectievelijk 38 miljoen USD kan verklaren, blijkt hieruit
niet dat de verdachten die voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werkten ook
wisten of hadden moeten vermoeden dat [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] hen
voorzag van geld met een mogelijk criminele herkomst. Daarvoor bevat ook het
dossier in de zaken Troja en Cymbal geen bewijs.
Immers, met uitzondering van de verdachte [officemanager bedrijf 1] (hij heeft
contante geldbedragen ingenomen van bevriende ondernemers in Curaçao), is niet
komen vast te staan dat de verdachten zelf ooit contant geld hebben aangetrokken
van derden. Dat zij, als zelfstandig opererende agenten onder de paraplu van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], het beheer van de geldstromen hebben
overgelaten aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], die geen kasadministratie
bijhield, maakt dat zij als financiële dienstverlener weliswaar een risico hebben
genomen, maar niet dat zij bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het
(eventuele) contante geld dat zij van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ontvingen,
uit misdrijf afkomstig was. Te minder nu dit contante geld, voor zover zij konden
waarnemen, werd opgenomen van de bankrekening van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1], een voor hen onverdachte bron.
De eventuele misdrijven waarmee derden het contante geld hebben verdiend, dat
zij vervolgens aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ter beschikking stelden,
kunnen dan ook evenmin gelden als gronddelict, waarvan de verdachten de
opbrengst zouden hebben witgewassen.
Zoals hierna bij de bespreking van het bewijs van feit 4 zal blijken, kan van de ten
laste gelegde overtredingen van de destijds op Curaçao geldende strafbepalingen
inzake het financiële- en deviezenverkeer alleen de opzettelijke overtreding van de
Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren in de periode van 1 maart 2015
tot 6 juli 2015 bewezen worden.
Dit misdrijf kan gelden als gronddelict, waarvan de verdachten de opbrengst
hebben witgewassen.
Zoals hierna bij de overweging terzake van het medeplegen zal blijken, heeft de
verdachte samen met anderen valse pinbonnen opgemaakt en gebruikt.
Zoals uit de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 blijkt, kan bewezen worden dat
de verdachte samen met anderen opzettelijk facturen heeft vervalst en deze valse
facturen heeft gebruikt.
Deze misdrijven kunnen gelden als misdrijven, waarvan de verdachten de
opbrengst hebben witgewassen.
Als opbrengst van de misdrijven onder c. en d. kan dus niet worden beschouwd de
gehele omzet, die door de verdachte en haar mededaders is gegenereerd.
Immers, het feit dat deze omzet - voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] in de ten
laste gelegde periode in totaal ruim 200 miljoen dollar - (gedurende een korte
periode) is behaald in het kader van een verboden wijze van bankieren/swipen
Parketnummer:810.00007-18 18
Over de hoogte van het witgewassen bedrag overweegt het gerecht als volgt.
Aan de verdachte is onder feit 4 cumulatief dan wel alternatief ten laste gelegd dat
zij, in de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2015, als medepleger, al dan niet
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een viertal financieel strafrechtelijke
bepalingen, neergelegd in:
a.) de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren en/of
b.) de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 en/of
c.) de Landsverordening Deviezenverkeer en/of
d.) de Regeling deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten.
Het gaat hierbij om misdrijven die elk een andere juridische strekking hebben en met
verschillende strafbepalingen worden bedreigd. Het gerecht zal het onder 4 ten laste
gelegde daarom opvatten als cumulatief ten laste gelegd en niet, zoals tevens is ten
laste gelegd, als alternatieve, elkaar uitsluitende wettelijke bepalingen.
Art. 2 lid 1 jo art. 74 van deze Landsverordening stelt strafbaar het in of vanuit
Curaçao uitoefenen van het bedrijf van geldtransactiekantoor zonder voorafgaande
vergunning van de Centrale Bank. Een geldtransactiekantoor wordt daarin
gedefinieerd als:
Een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een derde,
geldtransacties uitvoert, dan wel beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de
totstandkoming daarvan.
Een geldtransactie wordt in de wet gedefinieerd als:
Het in het kader van een geldelijke overmaking ter beschikking krijgen van gelden of
geldswaarden, teneinde deze gelden of geldswaarden aan een derde elders betaalbaar
te stellen, of te doen stellen, dan wel het betalen of betaalbaar stellen van gelden of
geldswaarden nadat deze gelden of geldswaarden ter beschikking zijn gesteld,
waarbij deze geldelijke overmaking een op zich zelf staande dienst is.
Gelet op de uit de bewijsmiddelen blijkende werkwijze van het swipen voldoet het
uitvoeren van swipes, zoals door de verdachten verricht, naar het oordeel van het
gerecht aan de definitie van een bedrijfsmatige geldtransactie als bedoeld in deze
Landsverordening. Bij het swipen krijgen de verdachten immers in het kader van
een geldelijke overmaking, door het door het apparaat halen van de credit/debit
card, de beschikking over girale gelden van de Venezolaan, om deze vervolgens
giraal of contant, onder inhouding van de commissie voor de verdachten, aan de
Venezolaan betaalbaar te stellen. Deze overmaking betreft niet een betaling voor de
levering van enig goed of enige dienst, maar is een op zichzelf staande dienst.
Dit onder 4 ten eerste ten laste gelegde feit kan daarom bewezen worden verklaard.
Het ten laste gelegde art. 45 lid 1 jo art. 50 van deze Landsverordening stelt
strafbaar het zich direct of indirect tot het publiek wenden ter zake van het
Parketnummer:810.00007-18 20
aantrekken van gelden of het verlenen van kredieten door anderen dan
geregistreerde kredietinstellingen. Art. 1, lid 1 onder c. definieert een
kredietinstelling als:
een onderneming of instelling, die in belangrijke mate haar bedrijf maakt van het ter
beschikking krijgen van gelden, direct of op termijn opvorderbaar, al dan niet in de
vorm van spaargelden of tegen uitgifte van een of meer soorten schuldbewijzen, en
van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen.
Het gerecht is van oordeel dat het swipen niet kan worden aangemerkt als het
aantrekken van publieke gelden in de betekenis van deze Landsverordening, nu de
verdachten immers de van de Venezolanen verkregen gelden, onder inhouding van
een commissie, vrijwel meteen weer aan hen uitbetaalden, zodat dus niet gezegd
kan worden dat hun bedrijf gericht was op het ter beschikking krijgen van gelden
en het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen.
De verdachte moet daarom van het onder 4 ten tweede ten laste gelegde feit
worden vrijgesproken.
De verdachte heeft verklaard dat haar swipe omzet onder haar code in de
administratie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werd opgenomen, dat daar
facturen van werden opgemaakt en dat aan al die swipetransacties geen
daadwerkelijke verkoop ten grondslag lag. Op verzoek van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] maakte zij zelf soms ook valse facturen op voor klanten, zo heeft zij
verklaard.
Parketnummer:810.00007-18 21
Het invoeren van de door de agenten aangeleverde gegevens had als resultaat dat
het door [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] gebruikte boekhoudsysteem Exact
Globe bij het verwerken van deze gegevens automatisch een factuur opmaakte, met
een uniek factuurnummer, waarop stond vermeld dat de factuur was opgemaakt
ten behoeve van de verkoop van lingerie, hetgeen overeenkwam met de door de
agent meegestuurde valse voucher/pinbon waarop stond dat de verkoop had
plaatsgevonden bij een bedrijf dat zich bezighield met kledingverkoop.
Deze facturen, tezamen met de valse pinbonnen gaven dus niet weer wat er in
werkelijkheid was gebeurd (omdat er geen product werd geleverd, maar geswipet)
en waren dus vals. Niettemin bleef de verdachte haar gegevens steeds aanleveren
aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], die alles in de bedrijfsadministratie bijhield
en de verdachte vervolgens op basis daarvan uitbetaalde.
facturen, niet overeenkwam met de werkelijkheid, maar een valse voorstelling van
zaken gaf.
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift als
bedoeld in artikel 2:184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij
weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als echt en onvervalst,
meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als
bedoeld in artikel 2:184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht als echt en
onvervalst, meermalen gepleegd;
- ten aanzien van het onder 4 ten eerste ten laste gelegde -
Voor zover de verdachte een beroep heeft gedaan op afwezigheid van alle schuld op
de grond dat zij in het recht heeft gedwaald en ontslagen dient te worden van alle
rechtsvervolging overweegt het gerecht nog als volgt. De verdachte heeft aangevoerd
dat zij in de veronderstelling verkeerde dat swipen niet strafbaar was omdat het in
Curaçao een algemeen aanvaard verschijnsel was, dat in alle openheid gebeurde en
waarvan alle bevoegde autoriteiten, waaronder ook de banken, op de hoogte
Parketnummer:810.00007-18 23
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, zal worden veroordeeld
tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden met aftrek van de tijd
door de verdachte in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft hij
verbeurdverklaring gevorderd van het perceel grond te [naam wijk 2], [kavel nr.]
[naam resort 2] Resort en van het appartement [naam resort] Resort [appartement
nr.] in Curaçao.
De raadsman heeft verzocht, indien het gerecht tot een bewezenverklaring komt, in
straf verminderende zin rekening te houden met de schending van de redelijke
termijn, het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en voorts met de
omstandigheid dat de hoofdverdachten uiteindelijk – naar verwachting – een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgen ter hoogte van hun voorarrest.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het gerecht gelet op de aard en de
ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is
begaan en op de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en
Parketnummer:810.00007-18 24
ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het
bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte was in deze goed geoliede machine werkzaam als agent voor
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], het bedrijf van de hoofdverdachten
[hoofverdachte] en [medeverdachte 5] in Curaçao. Zij was verantwoordelijk voor
het swipen voor haar eigen klanten en heeft op deze manier een omzet behaald van
ruim 13 miljoen USD. Het daarmee door haar verdiende bedrag van ongeveer USD
267.676,04 heeft zij witgewassen door het uit te geven onder meer door de aanschaf
van een appartement.
Voor de strafoplegging in de onderhavige zaak is van belang dat het gerecht niet
bewezen acht dat de verdachte haar gehele omzet, dus USD 13.383.802,- heeft
witgewassen. Nu de desbetreffende geldbedragen door de Venezolaanse overheid
op de credit/debit cards van de klanten van de verdachten waren geplaatst,
mochten de verdachten er immers vanuit gaan dat het legaal geld betrof. Het
openbaar ministerie heeft het tegendeel niet kunnen aantonen.
Ook kan niet worden bewezen dat de verdachten wisten of moesten vermoeden dat
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] contant geld innam van mogelijk criminele
derden, nu, voor zover zij dat konden waarnemen, die contanten door
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werden opgenomen bij de bank.
Verder weegt het gerecht mee dat het financieel-economisch strafrecht op Curaçao
tot 1 maart 2015 het handelen van de verdachten niet strafbaar stelde.
Wel hebben de verdachten het swipen administratief verantwoord door het
opmaken en gebruiken van valse facturen en valse pinbonnen, waarop stond dat
het ging om kledingaankopen, terwijl er in werkelijkheid geldbedragen waren
geswipet tegen betaling van een commissie. Daarom zijn de daarmee gegenereerde
verdiensten, dus ongeveer USD 267.676,04, aan te merken als van misdrijf
Parketnummer:810.00007-18 25
afkomstig en moet het uitgeven van die verdiensten als witwassen worden
gekwalificeerd.
Hoewel verdachtes rol ondergeschikt was aan die van de bedenkers, organisatoren
en eigenaren van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], heeft de verdachte zich
schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten waarvoor in beginsel een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Het gerecht heeft echter ook rekening te houden met het feit dat het swipen in
Curaçao een algemeen aanvaard verschijnsel was, dat in alle openheid gebeurde.
Zo heeft de getuige [getuige 1], werkzaam als general manager bij de [naam bank 2]
([LOGO BANK 2]), ter zitting verklaard dat veel Venezolanen naar Curaçao
kwamen om hier hun debit cards te swipen tegen Amerikaanse dollars. In het begin
ging dit gewoon via de ATM automaten maar omdat de rijen steeds langer werden,
wendde men zich tot de ondernemers op Curaçao. “We waren er bij de bank mee
bekend dat er bij [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werd geswipet door
Venezolanen. We wisten immers dat de Venezolanen in groten getale naar Curaçao
kwamen om dollars op te nemen,” aldus deze getuige.
Ook de accountant [getuige 2], die de jaarrekeningen van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] opmaakte, heeft verklaard dat hij wist dat een van de
bedrijfsactiviteiten het swipen was. Hij had geen enkele reden om daarover
ongerust te zijn, omdat het merendeel van de betalingen van de swipe transacties
verliep via de banken, die onder toezicht stonden van de Centrale Bank, zo stelt hij.
[getuige 2] las in de jaarrapporten van de Centrale Bank in 2008 en 2009 dat het
mede aan het dollartoerisme uit Venezuela te danken was dat het goed ging met de
economie in Curaçao. Ook gaf de Centrale Bank geen waarschuwing af dat swipen
tegen contant geld illegaal was, aldus deze getuige.
Ten slotte heeft [getuige 4] als getuige ter zitting verklaard dat swipen destijds een
wijd verbreid fenomeen was op Curaçao, waaraan hij als eigenaar van een van de
grootste supermarkten ook meedeed. “Business was booming” en de economie
draaide op volle toeren dankzij het swipen. De [LOGO BANK 2] ontving van elke
transactie 3%. Het was een publiek geheim; de supermarkten, WTC, de restaurants,
allemaal deden ze er aan mee, aldus deze getuige.
In een tijdens de zitting door de raadsman overgelegd artikel uit de New York
Times van 13 maart 2008 wordt in alle openheid melding gemaakt van de grote
aantallen Venezolanen die naar Curaçao kwamen om hier hun geld in te wisselen
tegen dollars om zo aan de strenge deviezenbepalingen van hun eigen land te
ontkomen.
Tenslotte heeft het gerecht kennisgenomen van het feit dat de hoofdverdachte
[hoofverdachte] al in 2012 door de FIOD is gehoord en toen heeft verklaard over het
swipen en heeft aangeboden om zijn administratie aan het openbaar ministerie over
te leggen. Het gerecht merkt op dat dit toen niet heeft geleid tot enige kenbare actie
aan de kant van het openbaar ministerie en dat het nog tot 2015 heeft geduurd,
voordat de vervolging tegen de verdachten aanving.
Hoewel dus niet gezegd kan worden dat sprake was van een bestuurlijk dan wel
strafrechtelijk gedoogbeleid, heeft de passieve opstelling van de autoriteiten ten
aanzien van het openlijk en op grote schaal plaatsvindende swipen er feitelijk wel
Parketnummer:810.00007-18 26
toe geleid dat het swipen in Curaçao jarenlang ongemoeid is gelaten en, mede
vanwege de voordelen die het voor het eiland opleverde, ongeremd heeft kunnen
groeien. In dat klimaat kon voor de verdachten – zij het nog steeds ten onrechte –
de indruk ontstaan dat het met de strafbaarheid van hun handelen wel meeviel.
Hoewel de verdachten beter hadden moeten weten, vooral omdat zij wisten dat de
swipe machinerie draaide op valse facturen en valse pinbonnen, heeft dit wel een
sterk matigende invloed op de strafmaat, in die zin dat het gerecht daardoor een
straf passend acht, die meebrengt dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt.
Daarbij weegt ook mee dat de verdachte beschikt over een blanco strafblad en,
inmiddels ruim vier jaar nadat de strafzaak tegen haar een aanvang nam, haar
leven weer min of meer op orde heeft.
Omdat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, zal geen
vermindering worden toegepast wegens de overschrijding van de redelijke termijn.
Al het voorgaande leidt ertoe dat het gerecht zal volstaan met de oplegging van een
geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met een
proeftijd van twee jaar, welke straf het gerecht passend en geboden acht.
Verbeurdverklaring
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij met een deel van het geld dat
zij heeft verdiend met het swipen een woning heeft gekocht te [naam resort] Resort nr.
[appartement nr.] te Curaçao. Gelet op deze verklaring dient deze woning te worden
verbeurdverklaard, nu deze geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van
het onder 1 bewezen geachte feit van gewoontewitwassen is verkregen.
Met betrekking tot het perceel [naam wijk 2], [kavel nr.] [naam resort 2] resort, 735
m2, overweegt het gerecht dat op basis van de thans beschikbare informatie niet
kan worden vastgesteld of dit perceel geheel of grotendeels door middel van of uit
de baten van het bewezenverklaarde is verkregen dan wel anderszins vatbaar is
voor verbeurdverklaring, zodat het dient te worden teruggegeven aan de
verdachte.
Nu uit het dossier niet duidelijk wordt op welke in beslag genomen goederen
conservatoir beslag is gelegd, zal het gerecht bij het geven van het bevel tot
teruggave van in beslag genomen goederen steeds bepalen dat die teruggave
slechts feitelijk zal plaatsvinden indien op het desbetreffende goed geen
conservatoir beslag is gelegd.
Beslissing
Het gerecht:
spreekt de verdachte vrij van de overige onder 4 ten tweede, ten derde en ten
vierde ten laste gelegde feiten;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten eerste meer
of anders ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter
later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de
proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Gelast de teruggave aan de verdachte van: het perceel [naam wijk 2], [kavel nr.]
[naam resort 2] resort, 735 m2, indien en voor zover daarop geen conservatoir
beslag is gelegd.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door
mr. F. Kruiswijk, zittingsgriffier, en op 27 september 2019 in tegenwoordigheid van
de griffier mr. M. Witteman uitgesproken ter openbare terechtzitting van het
gerecht in Curaçao.
Parketnummer:810.00007-18 28
uitspraakgriffier