Você está na página 1de 4

ontnemingsbeslissing

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Parketnummer: 810.00004/18 (ontneming)


Uitspraak: 27 september 2019
Tegenspraak

Beslissing van dit gerecht van 27 september 2019 gegeven op de vordering van het
openbaar ministerie ingevolge artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht in de
ontnemingszaak tegen de veroordeelde:

[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1961 in [geboorteplaats],
wonende: Kaya [adres] te [woonplaats].

Procesverloop

Het openbaar ministerie heeft een ongedateerde vordering ingediend voor de


terechtzitting van 23 februari 2018 die inhoudt dat aan de veroordeelde de
verplichting wordt opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter
ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van
USD 257.989,60.

De veroordeelde is bij vonnis van het gerecht van heden in de strafzaak


veroordeeld ter zake van - kort gezegd en voor zover hier van belang – een
gewoonte maken van witwassen (feit 1). Deze feiten zijn gepleegd op verschillende
tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 juli 2015. Aan de
veroordeelde is een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van drie maanden.

Onderzoek van de zaak

Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
23 februari 2018, 14 juni 2018, 15 februari 2019, 24, 25 en 28 juni 2019, 6 en 7
augustus 2019 en 6 september 2019.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van
hetgeen door de veroordeelde en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan de veroordeelde de
verplichting wordt opgelegd tot betaling aan het Land ter ontneming van het
wederrechtelijk verkregen voordeel van USD 257.989,60. Hij heeft voor de precieze
Parketnummer: 810.00005/18 2

berekening verwezen naar het proces-verbaal berekening wederrechtelijk


verkregen voordeel in het dossier. Dit proces-verbaal houdt wat die berekening
betreft in dat het voordeel is gebaseerd op een totale omzet van ruim 3.2 miljoen
USD, die de veroordeelde volgens de aangetroffen boekhouding onder de codes
RDF en Rafael in de tenlastegelegde periode van 1 januari 2014 tot en met 6 juli
2015 met swipen in Curaçao heeft gerealiseerd.
Deze omzet is vermenigvuldigd met een commissie van 8%. De veroordeelde heeft
geen kosten opgevoerd die in directe relatie staan tot het voltooien van het strafbare
feit waaruit het voordeel afkomstig is, zodat er om die reden geen aftrek moet
worden toegepast.

Standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw van de veroordeelde heeft bepleit dat het wederrechtelijk


verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van USD 45.000,-, hetgeen niet
ver uit de buurt is van de door de veroordeelde zelf genoemde 1% commissie van
3.2 miljoen USD. De raadsvrouw heeft voorts gesteld dat de veroordeelde nooit een
commissie van 8% kan hebben berekend, hetgeen ook door [naam 1] ter zitting van
het gerecht is bevestigd, aangezien deze percentages door de toenemende
concurrentie in 2014 niet meer zo hoog waren en er maximaal 12% werd berekend.

Oordeel van het gerecht

Het gerecht acht aannemelijk geworden dat de veroordeelde door middel van of uit
de baten van het onder 1 bewezenverklaarde feit waarvoor zij is veroordeeld en uit
andere, soortgelijke feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.

Het gerecht schat, met overneming van de bewijsmiddelen en de overwegingen


met betrekking tot het witgewassen bedrag, zoals opgenomen in het vonnis in de
strafzaak van heden, het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de
bewezenverklaarde feiten op USD 48.463,58. Dit bedrag staat, naar de koers van 6
juli 2015 van 1,79 ANG per USD gelijk aan ANG 86.749,81.

Daarnaast bestaan er naar het oordeel van het gerecht ook voldoende aanwijzingen
dat de veroordeelde onder de code Rafael voorafgaand aan de ten laste gelegde
periode, te weten in de jaren 2011, 2012 en 2013, nog een omzet heeft behaald van in
totaal USD 801.691,-.1 Dit resulteert in een commissie van USD 16.033,82 ofwel
ANG 28.700,54

Door de veroordeelde is ter zitting aangevoerd dat zij kosten heeft gemaakt om te
swipen, zonder deze overigens nader te specificeren of daaraan een feitelijk bedrag
te koppelen. Hoewel het gerecht wel wil aannemen dat zij kosten heeft gemaakt die
mogelijk in verband kunnen worden gebracht met het voordeel, kan daarmee thans
geen rekening worden gehouden bij gebreke van enige onderbouwde berekening
van de zijde van de verdediging.

1
Proces-verbaal van bevindingen W.V.V., opgemaakt in de wettelijke vorm op 13 januari 2017 door
de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar], Zaaksdossier [verdachte], zelf
genummerde ordner 14, bijlage 35, blz. 6.
Parketnummer: 810.00005/18 3

Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet geen rekening
worden gehouden met de te verwachten fiscale consequenties van de
voordeelsontneming door deze in mindering te brengen op het geschatte bedrag,
aangezien, voor zover belasting verschuldigd is over wederrechtelijk verkregen
voordeel, die belastingheffing weer ongedaan wordt gemaakt indien en voor zover
dat voordeel wordt ontnomen (ECLI:NL:HR:1998:ZD0947).

Voor zover er in het geval van de veroordeelde, op het moment van de


huiszoekingen, nog door de veroordeelde geswipete bedragen op de
bankrekeningen van [ALPHABETHREEKS] stonden, over welke bedragen zij niet
langer kon beschikken, maar die zij wel (deels) aan haar klanten heeft moeten
terugbetalen en nog zal moeten terugbetalen, overweegt het gerecht dat niet is
gebleken welke klanten en welke bedragen het hier betreft, zodat daarmee geen
rekening kan worden gehouden.

Gelet op al het bovenstaande schat het gerecht het door de veroordeelde


wederrechtelijk verkregen voordeel op ANG 86.749,81 + ANG 28.700,54 =
ANG 115.450,35.

Verplichting tot betaling aan het Land

Redelijke termijn

Voor zover het gerecht uit de beschikbare stukken heeft kunnen afleiden, heeft de
officier van justitie op de terechtzitting van 23 februari 2018 de vordering gedaan
als bedoeld in art. 1:77 van het Wetboek van Strafrecht. Het gerecht beschouwt
daarom die datum als aanvang van de voor de ontneming op zijn redelijkheid te
beoordelen termijn.
Nu de beslissing op de vordering plaatsvindt binnen twee jaar na aanvang van die
termijn, is er ten aanzien van de ontneming geen sprake van overschrijding
daarvan, zodat op die grond geen aftrek zal plaatsvinden.

Draagkracht

Het gerecht overweegt dat in een ontnemingsprocedure de draagkracht alleen dan


met vrucht aan de orde kan worden gesteld indien duidelijk is dat de huidige en
redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van de veroordeelde niet
toereikend zullen zijn om het te betalen bedrag te voldoen.
Nog afgezien van het feit dat de veroordeelde als opbrengst van de strafbare feiten
de beschikking heeft (gehad) over een netto geldbedrag van ruim ANG 100.000,-,
dat tot op heden niet is terugbetaald, is er geen sprake van de hierboven bedoelde
situatie, zodat er geen aanleiding is voor matiging.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek


van Strafrecht.
Parketnummer: 810.00005/18 4

Beslissing

Het gerecht:

Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen


voordeel wordt geschat vast op een bedrag van ANG 115.450,35
(honderdvijftienduizend vierhonderdvijftig gulden en vijfendertig cent);

Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan het Land ter ontneming
van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van ANG 115.450,35
(honderdvijftienduizend vierhonderdvijftig gulden en vijfendertig cent);

Bepaalt dat bij gebreke van volledige betaling of verhaal vervangende hechtenis
wordt toegepast voor de duur van 6 (zes) maanden.

Deze beslissing is gegeven door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, in
tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk, griffier en is uitgesproken op de openbare
terechtzitting van het Gerecht in Curaçao in bijzijn van mr. M. Witteman, griffier op
27 september 2019.

uitspraakgriffier

Você também pode gostar