Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
Vonnis van dit gerecht in de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de
verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
adres: [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23
februari 2018, 14 juni 2018, 15 februari 2019, 24, 25 en 28 juni 2019, 6 en 7 augustus
2019 en 6 september 2019.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en
van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E.B. Wilsoe naar voren is
gebracht.
Tenlastelegging
Feit 1
het gewoontewitwassen dan wel schuldwitwassen van USD 233.588.247,-;
Parketnummer: 810.00006/18 2
Feit 2
het valselijk opmaken van een drietal facturen;
Feit 3
het gebruikmaken en voorhanden hebben van die facturen;
Feit 4
het overtreden van een viertal financieel-strafrechtelijke bepalingen.
Naar het gerecht begrijpt heeft de raadsman verzocht het openbaar ministerie niet-
ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging van de verdachte, op de grond dat in
deze zaak sprake is van een aantal onherstelbare vormverzuimen/schendingen die bij
elkaar genomen zo ernstig zijn, dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6 van het EVRM, zijnde een beginsel van behoorlijke procesorde, is
geschonden, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen
van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is
gedaan. Dit moet op grond van artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
primair leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, subsidiair tot
strafvermindering. Het voorgaande komt er kort gezegd op neer dat sprake is van:
a. schending van de redelijke termijn;
b. schending van het vertrouwensbeginsel;
c. schending van het gelijkheidsbeginsel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen grond is voor
niet-ontvankelijk verklaring.
een periode van ruim vier jaar verstreken. Daarvan wordt de periode tot 3 mei 2017
gerechtvaardigd door de omvang en de complexiteit van het politieonderzoek. Het
geding in eerste aanleg is niet afgerond binnen twee jaar daarna, maar pas op 27
september 2019, zodat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als
bedoeld in art. 6 EVRM van 5 maanden.
Volgens vaste jurisprudentie moet dit leiden tot eventuele strafvermindering. Voor
niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging is geen
plaats. In onderhavige zaak is het bestaan van bijzondere omstandigheden die nopen
tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie niet aannemelijk
geworden, met name ook niet de schending/opeenstapeling van andere
vormverzuimen, zoals hierna zal blijken.
De omstandigheid dat het openbaar ministerie niet direct of kort nadat het in 2011
ervan op de hoogte kwam dat [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] zich bezighield met
swipen, tot vervolging is overgegaan, terwijl dat mogelijk toen al wel had gekund,
maakt niet dat de verdachte daaraan redelijkerwijs een door het openbaar ministerie
opgewekte verwachting heeft kunnen ontlenen dat het swipen (strafrechtelijk)
gedoogd werd. Het feit dat de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige
4] ter zitting in eerste aanleg hebben verklaard dat swipen, overigens in verschillende
varianten, op grote schaal in Curaçao voorkwam en dat dit om verschillende redenen
werd toegelaten, maakt evenmin dat door het openbaar ministerie het
gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat niet strafrechtelijk zou worden
opgetreden.
De beslissing tot strafvervolging van de verdachte is dus noch in strijd met het
vertrouwensbeginsel, noch met het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur.
Op grond van al het voorgaande concludeert het gerecht dat beginselen van een
behoorlijke procesorde waardoor aan het recht van de verdachte op een eerlijke
behandeling wordt tekort gedaan, niet zijn geschonden. Voor niet-ontvankelijk
Parketnummer: 810.00006/18 4
verklaring van het openbaar ministerie op deze grond is dan ook geen plaats. Het
verweer van de verdediging op dit punt wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Verjaring
Aan de verdachte is onder feit 4 ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari
2010 tot en met 6 juli 2015 al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het
bepaalde in een aantal financieel-strafrechtelijke landsverordeningen en een
regeling. De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop het feit is
gepleegd. Voor zover onder 4 de niet opzettelijke overtreding van de
landsverordeningen en regeling is ten laste gelegd, vervalt het recht tot
strafvordering door verjaring in drie jaren.
Het recht tot strafvordering is in dit geval daarom komen te vervallen door
verjaring, indien en voor zover deze overtredingen zijn begaan voor 7 juli 2012,
zijnde drie jaren voorafgaande aan de datum van de vordering tot huiszoeking,
zijnde die vordering een daad van vervolging die de verjaring heeft gestuit. Het
openbaar ministerie is daarom niet-ontvankelijk in zijn vervolging van de
verdachte voor wat betreft de onder 4 ten laste gelegde niet opzettelijke
overtredingen, voor zover deze feiten zijn begaan voor 7 juli 2012.
Bewezenverklaring
Het gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1,
2 , 3 en 4 ten eerste is ten laste gelegd, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015 in Curaçao, tezamen en
in vereniging met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hierin
bestaande dat hij verdachte en zijn mededaders, van geldbedragen tot een
totaalbedrag van ongeveer ANG 190.080,- , telkens de werkelijke aard en de
herkomst heeft verborgen of verhuld en telkens die geldbedragen heeft omgezet
en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders
telkens wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk – afkomstig waren uit enig
misdrijf, terwijl hij van het plegen daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
en
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015 in Curaçao zich
schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hierin bestaande dat hij verdachte na te
noemen geldbedragen tot een totaalbedrag van ANG 837.092,29,- en USD
26.000,-, telkens voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte telkens wist dat
die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij van het plegen daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
Parketnummer: 810.00006/18 5
hij in de periode van 17 februari 2015 tot en met 28 februari 2015 in Curaçao
tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk facturen:
- een factuur van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] aan Proveurccel, d.d. 17
februari 2015, factuurnummer 15000975, voor een bedrag van 890,- USD en
- een factuur van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] aan Euroccel, d.d. 17
februari 2015, factuurnummer 15000974, voor een bedrag van 7.520,- USD
en
- een factuur van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] aan Provccel, d.d. 28
februari 2015, factuurnummer 15001806, voor een bedrag van 3.345,- USD
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die facturen
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid hierin dat telkens opzettelijk in strijd met de waarheid
op die facturen is vermeld – zakelijk weergegeven – dat een of meer op die
facturen genoemde goederen waren verkocht;
hij in de periode van 17 februari 2015 tot en met 6 juli 2015 in Curaçao tezamen
en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
valse geschriften:
- een factuur van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] aan Proveurccel, d.d. 17
februari 2015, factuurnummer 15000975, voor een bedrag van 890,- USD en
- een factuur van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] aan Euroccel, d.d. 17
februari 2015, factuurnummer 15000974, voor een bedrag van 7.520,- USD
en
- een factuur van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] aan Provccel, d.d.
28februari 2015, factuurnummer 15001806, voor een bedrag van 3.345,- USD
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als
ware die geschriften echt en onvervalst en voornoemde geschriften telkens
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat
die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik, bestaande dat
gebruikmaken en voorhanden hebben hierin dat hij, verdachte en zijn
mededaders deze facturen telkens aan klanten hebben overhandigd en/of in
hun bedrijfsadministratie hebben opgenomen en/of hebben bewaard ter
verantwoording van de geldtransacties en/of ter controle door een externe
accountant en/of als grondslag voor de jaarrekeningen, bestaande die valsheid
hierin dat telkens opzettelijk in strijd met de waarheid op die facturen is
vermeld – zakelijk weergegeven – dat de op die facturen genoemde goederen
waren verkocht;
- ten aanzien van het onder 4 ten eerste ten laste gelegde –
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 6 juli 2015, tezamen en in
vereniging met anderen in Curaçao, opzettelijk in strijd heeft gehandeld met het
verbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Landsverordening toezicht
Parketnummer: 810.00006/18 6
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen onder 1 en 2 en 3 en 4 ten eerste meer of
anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan
zal worden vrijgesproken.
Het gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft
begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen
1. verklaring verdachte
Mijn bruto salaris is 4.900,- ANG per maand en na aftrek houd ik netto een
bedrag over van 3.520,- ANG. Mijn salaris wordt via de bank uitbetaald op
mijn bankrekening.
2.1 Een geschrift, zijnde een door [getuige 5] ondertekende verklaring van 18
april 2019. Deze verklaring houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk
weergegeven als verklaring van [getuige 5]:
code. Onze directe (eigen) klanten kwamen onder (de code) OG. Afrekening
ging per batch minus onze provisie. Wij hielden in Excel bij hoeveel wij hun
schuldig waren. In het boekhoudsysteem werd de ticketing (het gerecht
begrijpt: de swipe transacties) bijgehouden per agent en daaraan werd als
omschrijving BH of textiel gegeven. Dit werd in Exact ingevoerd. We wisten
precies wat elke agent had verkocht.
Het eerste pinapparaat dat wij voor swipen gebruikten stond op naam van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2]. De code van deze pinautomaat was
kleding. Eind 2008 hebben we [bedrijfsnaam 3] (hierna:
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3]) opgericht. De code voor dit bedrijf was
farmacie. Vanaf het begin hebben wij een boekhouding bijgehouden.
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] was de onderneming waarin alles met
betrekking tot het swipen werd geboekt. Er waren in principe drie
ondernemingen die wij daarvoor gebruikten: [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 2], [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] en [bedrijfsnaam 4], maar alle
transacties waren gebundeld in [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2]. Dit werd
jaarlijks gecontroleerd door [BEDRIJFSNAAM 5].
Voor de Venezolaan was het soms nodig om een factuur op te maken. Zij
moesten een bewijs hebben van hun aankoop en waar de uitgave was
gedaan. Er mocht geen dollar exchange op staan. Wij maakten de facturen
op voor onze eigen klanten. De agenten maakten de facturen voor hun eigen
klanten op.
2.7 Een proces-verbaal van getuige, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van
28 juni 2019. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang zakelijk
weergegeven, als verklaring van [getuige 2]:
Ik ben accountant. Ik werkte bij [BEDRIJFSNAAM 5]. Tot aan mijn vertrek in
2009 was ik supervisor manager en senior manager. Daarna ben ik voor mezelf
begonnen. Ik ken [getuige 5]. [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] en de daaraan
gelieerde ondernemingen waren klant bij mij. [getuige 5] was mededirecteur
van deze vennootschappen. Ik maakte de jaarrekeningen op voor de
vennootschappen van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]. Er waren twee
Parketnummer: 810.00006/18 12
Er is nader onderzoek gedaan naar de bestanden die tot stand zijn gekomen
door het gebruik van het boekhoudpakket Exact Globe. In map 249 is de
administratie van de boekjaren 2011 tot en met 2015 verwerkt. In het
financiële dagboek is de bankrekening van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF
2] ([bedrijfsnaam 2]) opgenomen. Deze boekhouding is er vooral op gericht
om de onderlinge vorderingen en verplichtingen tussen
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2]/[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ten
opzichte van de agenten te administreren. Na afloop van het boekjaar wordt
het totaal van de in dat jaar in Exact geboekte swipe omzet in de Twinfield
administratie geboekt. Deze werd ook gebruikt om de andere
bedrijfsactiviteiten (kleding groothandel) van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] te boeken. Accountant [getuige 2] heeft verklaard dat hij op
grond van de Twinfield administratie de jaarrekening van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] opstelt. De swipe omzet en de omzet uit
de kleding groothandel wordt als een post gepresenteerd namelijk als
“sales”.
Iedere swipe transactie die in Exact werd geboekt kreeg een uniek
factuurnummer toegekend. In totaal zijn er in de periode 1 januari 2011 tot
en met 5 juli 2015 95.995 facturen aangemaakt. Deze verkoopfacturen van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] werden vanuit Exact aangemaakt op basis
van de ingevoerde gegevens. Een van die gegevens is het item dat geleverd
werd. Op facturen is vermeld Bras assorted. In werkelijkheid ontvingen de
klanten dollars. Deze valse facturen vormden onderdeel van de
administratie. Deze facturen hebben als functie:
- om bedragen in de financiële administratie en uiteindelijke jaarrekening te
kunnen onderbouwen;
- om geldstromen te verklaren die voortvloeien uit swipe transacties;
- om aan te kunnen tonen dat geen BTW verschuldigd is over de verkopen.
Bij de invoer in Exact wordt voor iedere agent een aparte klantcode
gebruikt.
OG [verdachte]
Jaar swipeomzet
2011 $ 53.659.390
2012 $ 66.393.547
2013 $ 34.497.827
2014 $ 64.127.210
2015 $ 14.900.247
Totaal $ 233.588.247
Uit een bevraging van [naam bank 2] Bank is gebleken dat de verdachte
[verdachte] een USD bankrekening bezit met nummer [bankrekening nr. 1].
Uit de ontvangen stukken is gebleken dat de verdachte op die rekening in
2014 USD 17.000,- en in 2015 USD 9.000,- aan contante stortingen heeft
verricht.
Uit een bevraging van [naam bank 3] Bank is gebleken dat de verdachte
drie bankrekeningen bezit met nummers [bankrekening nr. 2],
[bankrekening nr. 3] en [bankrekening nr. 4].
Volgens de bankoverzichten heeft de verdachte [verdachte] daarop
verschillende contante en cheque stortingen verricht, te weten
respectievelijk: ANG 574.357,02, ANG 75.025,92 en ANG 187.709,35.
4. Geschriften
4.1 Een geschrift, te weten een standpuntbepaling van de Centrale Bank van
Curaçao en Sint Maarten d.d. 31 augustus 2017, inhoudende:
4.2 Een geschrift, te weten een brief van de Centrale Bank van Curaçao en Sint
Maarten van 18 februari 2016 aan het openbaar ministerie. (politiedossier
zelf genummerd ordner 11, bijlage 02 bij bijlage 13). Deze brief houdt in:
De natuurlijke personen:
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 4]
[medeverdachte 3]
[verdachte]
beschikken niet over een ontheffing en/of vergunning van de Bank om als
geldtransactiekantoor te werk te gaan.
4.3 Een geschrift, zijnde een factuur (invoice) van [bedrijfsnaam 2] Inc
([ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2]) gedateerd 17 februari 2015 aan
Proveuroccel (politiedossier zelf genummerd 11, bijlage 09). Dit geschrift
houdt in, vrij vertaald en voor zover hier van belang en zakelijk
weergegeven:
Factuurnummer: 15000975
Factuurdatum: 2/17/2015
Uw referentie: Proveuroccel
Invoice to: CCel
Proveuroccel
Venezuela
1 Bras Bras Assorted $ 890.000
To be paid $ 890,00
Factuurnummer: 15000974
Factuurdatum: 2/28/2015
Uw referentie: Euroccel
Invoice to: CCel
Euroccel
Venezuela
Factuurnummer: 15001806
Factuurdatum: 2/28/2015
Uw referentie: Provccel
Invoice to: CCel
Provccel
Venezuela
Nadere bewijsoverweging
Voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat vaststaat dat het
desbetreffende voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit een
daaraan voorafgaand, door de verdachte zelf of door anderen gepleegd, voltooid
misdrijf, het zogeheten gronddelict.
Voorwerpen met betrekking tot welke een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor
afkomstig uit enig misdrijf.
De officier van justitie heeft in het requisitoir inzichtelijk gemaakt welke misdrijven
naar zijn oordeel het gronddelict hebben gevormd, de opbrengst waarvan door de
verdachte zou zijn witgewassen.
Dat betreft in hoofdzaak vier (categorieën) gronddelicten, te weten:
a. oplichting/valsheid in geschrift, alsmede overtreding van Venezolaanse
toezicht- en deviezenbepalingen, gepleegd door de Venezolanen bij de
aanvraag van hun (dollar)contingent bij de Venezolaanse overheid;
b. onbekende misdrijven gepleegd door derden, van wie
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] het contante geld aantrok waarmee de
Venezolanen (ook door de verdachten) werden betaald;
c. opzettelijke overtredingen van Curaçaose strafbepalingen inzake het
financiële- en deviezenverkeer, gepleegd door de verdachten zelf;
d. het opmaken en gebruiken van valse facturen en pinbonnen, gepleegd door
de verdachten zelf.
Parketnummer: 810.00006/18 17
De slotsom is dat het plegen van oplichting/valsheid in geschrift bij het aanvragen
van de cupo’s in Venezuela, al dan niet in combinatie met de overtreding van
Venezolaanse toezicht- en deviezenbepalingen, niet kan gelden als gronddelict,
waarvan de verdachten de opbrengst zouden hebben witgewassen.
Daarnaast merkt het gerecht ten overvloede op dat het zeer de vraag is of het in de
Venezolaanse deviezenbepalingen neergelegde verbod om deviezen aan te wenden
voor andere doeleinden dan die de aanleiding vormden voor de aanvraag daarvan,
wel voldoet aan het voor het gronddelict van witwassen geldende vereiste van
dubbele strafbaarheid, nu het gerecht geen vergelijkbare Curaçaose strafbepaling
bekend is die de verstrekking van deviezen aan burgers slechts toelaat voor
bepaalde doeleinden en die straf stelt op het doen van daarvan afwijkende
bestedingen.
Het gerecht acht evenmin bewezen dat de verdachten in de ten laste gelegde
periode aanzienlijke hoeveelheden contant geld met een criminele herkomst
voorhanden hebben gehad dan wel dat zij wisten of redelijkerwijs moesten
vermoeden dat het contante geld dat zij van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]
ontvingen om daarmee eigen klanten uit te betalen, afkomstig was van criminele
derden.
Door verbalisanten is berekend dat in de ten laste gelegde periode een bedrag van
17 tot 38 miljoen USD aan contante uitbetalingen door [ALPHABETHREEKS
Parketnummer: 810.00006/18 18
BEDRIJF 1] niet kan worden verklaard als zijnde afkomstig uit het swipe proces zelf
(de zogeheten kasrondjes) en/of uit contante opnamen van de bank, zodat het dus
wel moet zijn verkregen van derden en naar alle waarschijnlijkheid een criminele
herkomst heeft. De officier van justitie vindt hiervoor onder meer aanwijzingen in
het zogeheten Bientu onderzoek en wijst erop dat in dat onderzoek is vastgesteld
dat [getuige 5] via de bankrekeningen van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 2] en
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 3] in de periode van 1 februari 2007 tot en met 16
januari 2012 afgerond minimaal 2.6 miljoen USD aan contanten in ontvangst heeft
genomen van [naam 1] en dat dit “crimineel” geld betrof.
Ook wijst de officier van justitie (p. 61 requisitoir) op de verklaring van [naam 2],
afgelegd op 26 juli 2016 waarin zij heeft bevestigd dat zij contante bedragen aan
spaargeld van haar en haar familie via [verdachte] heeft overgemaakt naar haar
bankrekeningen in India. Het zou volgens haar gaan om een bedrag van ongeveer
USD. 350.000,-.
Nog afgezien van het feit dat deze bedragen nog lang niet de herkomst van de
totaal berekende som van 17 respectievelijk 38 miljoen USD kunnen verklaren,
blijkt hieruit niet dat de verdachte ook wist of had moeten vermoeden dat het
contante geld waarmee [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werkte en/of het
contante geld dat de verdachte zelf innam een mogelijk criminele herkomst had.
Daarvoor bevat ook het dossier in de zaken Troja en Cymbal geen bewijs.
Het door [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] gebruikte contante geld werd immers,
voor zover de verdachte kon waarnemen, opgenomen van de bankrekening van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], een voor hem onverdachte bron, en zelf nam hij
geld in van hem bekende ondernemers op Curaçao, waaromtrent geen
aanwijzingen bestaan dat dit van misdrijf afkomstig was.
Eventuele misdrijven waarmee derden het contante geld hebben verdiend, dat zij
vervolgens aan [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] ter beschikking stelden, kunnen
dan ook evenmin gelden als gronddelict, waarvan de verdachten de opbrengst
zouden hebben witgewassen.
Zoals hierna bij de bespreking van het bewijs van feit 4 zal blijken, kan van de ten
laste gelegde overtredingen van de destijds op Curaçao geldende strafbepalingen
inzake het financiële- en deviezenverkeer alleen de opzettelijke overtreding van de
Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren in de periode van 1 maart 2015
tot en met 6 juli 2015 bewezen worden.
Dit misdrijf kan gelden als gronddelict, waarvan de verdachten de opbrengst
hebben witgewassen.
Zoals hierna bij de bespreking van het verweer terzake van het medeplegen zal
blijken, heeft de verdachte samen met anderen valse pinbonnen opgemaakt en
gebruikt.
Parketnummer: 810.00006/18 19
Zoals uit de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 blijkt, kan bewezen worden dat
de verdachte samen met anderen opzettelijk facturen heeft vervalst en deze valse
facturen heeft gebruikt.
Deze misdrijven kunnen gelden als misdrijven, waarvan de verdachten de
opbrengst hebben witgewassen.
Als opbrengst van de misdrijven onder c. en d. kan dus niet worden beschouwd de
gehele omzet, die door de verdachte en zijn mededaders is gegenereerd.
Immers, het feit dat deze omzet - voor [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] in de ten
laste gelegde periode in totaal ruim 200 miljoen dollar - (gedurende een korte
periode) is behaald in het kader van een verboden wijze van bankieren/swipen
zonder vergunning, en (gedurende de hele ten laste gelegde periode) is behaald en
afgeschermd met behulp van valse facturen en valse pinbonnen, en dat bedrag dus
is aan te merken als voorwerp met betrekking waartoe een misdrijf is begaan,
betekent nog niet dat daardoor dit gehele geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.
De legale herkomst van die gelden verandert immers niet doordat zij voorwerp
worden van “swipen”. Dat is af te leiden uit ECLI:NL:HR:2014:3046 betreffende
hawala-bankieren, alsook uit ECLI:NL:HR:2018:327 betreffende de export van
goud.
In die zin is er een parallel te trekken met de ontnemingsrechtspraak van de Hoge
Raad, met als strekking dat geldbedragen die voorwerp zijn van het bewezen
verklaarde witwassen, niet reeds daardoor ook wederrechtelijk verkregen voordeel
vormen (ECLI:NL:HR:2013:BY5217).
Als opbrengst van de onder c. en d. genoemde misdrijven kan daarom slechts
worden beschouwd hetgeen de verdachte met die misdrijven heeft verdiend. Dus
ook alleen dat bedrag kan zijn witgewassen.
Over de hoogte van het witgewassen bedrag overweegt het gerecht als volgt.
Op een bankrekening van [naam bank 2] Bank is in 2014 en 2015 in totaal een
bedrag van USD 26.000,- contant gestort.
Gelet op het feit dat het steeds gaat om stortingen van contante geldbedragen of
cheques, van een totale omvang die niet kan worden verklaard uit het van de
verdachte bekende – relatief bescheiden – salaris, mag van de verdachte worden
verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als
volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de herkomst
daarvan. Daarin is de verdachte niet geslaagd. Verdachtes verklaring dat dit
geldbedragen betrof van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], die hij, bij afwezigheid
van [getuige 5] tijdelijk parkeerde op zijn rekening, is door deze als getuige ter
zitting weersproken en is dus niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft niet
aangevoerd dat dit het geld betrof dat hij aantrok van bevriende ondernemers.
Het gerecht is gelet daarop van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze gelden
afkomstig zijn van misdrijf en dat de verdachte dit wist. Nu de verdachte niet heeft
verklaard dat deze gelden zouden zijn verkregen uit eigen misdrijf en dit ook
anderszins niet aannemelijk is geworden, is de kwalificatie-uitsluitingsgrond voor
witwassen van opbrengsten van eigen misdrijf hier niet van toepassing.
In totaal heeft de verdachte dus een bedrag van ongeveer ANG 190.080,- + ANG
837.092,29 + USD 26.000,- = ongeveer ANG 1.027.172,29 en USD 26.000,-
witgewassen.
Het gerecht beschouwt de in een grote kluis in het kantoor van de verdachte in
beslag genomen geldbedragen van ANG 541.286,11, USD 372.709,- en EUR 37.855,-
niet als witgewassen, omdat dit kennelijk geen verdiensten van de verdachte
betreft, maar handelsgeld. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat deze
bedragen buiten beschouwing moeten worden gelaten, omdat zij worden
meegenomen in de Nederlandse strafzaak Cymbal.
Aan de verdachte is onder feit 4 cumulatief dan wel alternatief ten laste gelegd dat
hij, in de periode van 1 januari 2010 tot 6 juli 2015, als medepleger, al dan niet
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een viertal financieel strafrechtelijke
bepalingen, neergelegd in:
a.) de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren en/of
b.) de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 en/of
c.) de Landsverordening Deviezenverkeer en/of
d.) de Regeling deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten.
Het gaat hierbij om misdrijven die elk een andere juridische strekking hebben en met
verschillende strafbepalingen worden bedreigd. Het gerecht zal het onder 4 ten laste
gelegde daarom opvatten als cumulatief ten laste gelegd en niet, zoals tevens is ten
laste gelegd, als alternatieve, elkaar uitsluitende wettelijke bepalingen.
Art. 2 lid 1 jo art. 74 van deze Landsverordening stelt strafbaar het in of vanuit
Curaçao uitoefenen van het bedrijf van geldtransactiekantoor zonder voorafgaande
vergunning van de Centrale Bank. Een geldtransactiekantoor wordt daarin
gedefinieerd als:
Een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een derde,
geldtransacties uitvoert, dan wel beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de
totstandkoming daarvan.
Een geldtransactie wordt in de landsverordening gedefinieerd als:
Het in het kader van een geldelijke overmaking ter beschikking krijgen van gelden of
geldswaarden, teneinde deze gelden of geldswaarden aan een derde elders betaalbaar
te stellen, of te doen stellen, dan wel het betalen of betaalbaar stellen van gelden of
geldswaarden nadat deze gelden of geldswaarden ter beschikking zijn gesteld,
waarbij deze geldelijke overmaking een op zich zelf staande dienst is.
Gelet op de uit de bewijsmiddelen blijkende werkwijze van het swipen voldoet het
uitvoeren van swipes, zoals door de verdachten verricht, naar het oordeel van het
gerecht aan de definitie van een bedrijfsmatige geldtransactie als bedoeld in deze
Landsverordening. Bij het swipen krijgen de verdachten immers in het kader van
een geldelijke overmaking, door het door het apparaat halen van de credit/debit
card, de beschikking over girale gelden van de Venezolaan, om deze vervolgens
giraal of contant, onder inhouding van de commissie voor de verdachten, aan de
Venezolaan betaalbaar te stellen. Deze overmaking betreft niet een betaling voor de
levering van enig goed of enige dienst, maar is een op zichzelf staande dienst.
Dit onder 4 ten eerste ten laste gelegde feit kan daarom bewezen worden verklaard.
Het ten laste gelegde art. 45 lid 1 jo art. 50 van deze Landsverordening stelt
strafbaar het zich direct of indirect tot het publiek wenden ter zake van het
aantrekken van gelden of het verlenen van kredieten door anderen dan
geregistreerde kredietinstellingen. Art. 1, lid 1 onder c. definieert een
kredietinstelling als:
een onderneming of instelling, die in belangrijke mate haar bedrijf maakt van het ter
beschikking krijgen van gelden, direct of op termijn opvorderbaar, al dan niet in de
vorm van spaargelden of tegen uitgifte van een of meer soorten schuldbewijzen, en
van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen.
Het gerecht is van oordeel dat het swipen niet kan worden aangemerkt als het
aantrekken van publieke gelden in de betekenis van deze Landsverordening, nu de
verdachten immers de van de Venezolanen verkregen gelden, onder inhouding van
een commissie, vrijwel meteen weer aan hen uitbetaalden, zodat dus niet gezegd
kan worden dat hun bedrijf gericht was op het ter beschikking krijgen van gelden
en het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen.
De verdachte moet daarom van het onder 4 ten tweede ten laste gelegde feit
worden vrijgesproken.
Parketnummer: 810.00006/18 22
De raadsman heeft bij pleidooi aangevoerd, voor zover nog van belang, dat de
verdachte van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten dient te worden
vrijgesproken op de grond dat onvoldoende bewijs voorhanden is, dan wel dat
verdachtes handelen van te geringe betekenis is geweest in de uiteindelijke
verwezenlijking van de delictsomschrijving, om te kunnen spreken van
medeplegen van het opmaken, voorhanden hebben en gebruiken van valse
facturen, alsmede het witwassen. Hij heeft daartoe gesteld hetgeen daarover in zijn
pleitnotities is opgenomen. Het gerecht vat dit als volgt samen.
De verdachte heeft zelf nooit facturen opgemaakt, dit gebeurde door personeel van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1]. De verdachte was ook niet het brein achter het
swipen en het opmaken van de facturen. Hij heeft als werknemer in opdracht van
[getuige 5] gehandeld. Er was bij de totstandkoming van de facturen geen sprake
van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen.
Het invoeren van de door de agenten aangeleverde gegevens had als resultaat dat
het door [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] gebruikte boekhoudsysteem Exact
Globe bij het verwerken van deze gegevens automatisch een factuur opmaakte, met
een uniek factuurnummer, waarop stond vermeld dat de factuur was opgemaakt
ten behoeve van de verkoop van lingerie, hetgeen overeenkwam met de door de
agent meegestuurde valse voucher/pinbon waarop stond dat de verkoop had
plaatsgevonden bij een bedrijf dat zich bezighield met kledingverkoop.
Deze facturen, tezamen met de valse pinbonnen gaven dus niet weer wat er in
werkelijkheid was gebeurd en waren dus vals. Niettemin bleef de verdachte met
zijn medewerksters de door de agenten aangeleverde gegevens en de eigen
gegevens van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] (code OG) invoeren in de
bedrijfsadministratie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], op basis van welke
eerstgenoemde gegevens de commissie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werd
berekend en de agenten werden uitbetaald.
De verdachte heeft ter zitting van 6 augustus 2019 verklaard dat de facturen,
bestemd voor de accountant, onder zijn verantwoordelijkheid door de secretaresse
werden ingevoerd en dat hij wist dat op de facturen ondergoed stond in plaats van
swipen.
de valse facturen, mede op basis van de valse pinbonnen, werden opgemaakt, acht
het gerecht de materiële bijdrage van de verdachte in de verwezenlijking van de
strafbare feiten van voldoende gewicht om tot een bewezenverklaring te komen
van het opmaken, voorhanden hebben en gebruiken van valse facturen, en daarmee
ook van het witwassen van het salaris dat hij voor zijn werkzaamheden ontving. De
verdachte heeft actief en in een verantwoordelijke positie bijgedragen aan de
totstandkoming van een administratie van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], die
niet overeenkwam met de werkelijkheid, maar een valse voorstelling van zaken gaf.
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
en
medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift als
bedoeld in artikel 2:184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij
weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als echt en onvervalst,
meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als
bedoeld in artikel 2:184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht als echt en
onvervalst, meermalen gepleegd;
- ten aanzien van het onder 4 ten eerste ten laste gelegde -
Parketnummer: 810.00006/18 25
De verdachte heeft ter terechtzitting meermalen aangegeven dat hij niet wist of kon
vermoeden dat het swipen in Curaçao strafbaar was. Het gerecht vat dit op als een
beroep op rechtsdwaling. Voor het slagen van een beroep op rechtsdwaling is
vereist dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een geoorloofde
onbewustheid ten aanzien van de wederrechtelijkheid van zijn gedraging. Op de
verdachte rustte de zelfstandige verplichting om te voldoen aan de bestaande wet-
en regelgeving en zich daaromtrent tijdig en goed op de hoogte te stellen. Van die
verplichting was hij niet ontslagen doordat hij als werknemer in dienst van
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werkzaam was of doordat ook veel anderen op
Curaçao aan het swipen waren. Niet gesteld en niet aannemelijk is geworden dat de
verdachte bij enige bevoegde instantie navraag heeft gedaan naar het bestaan van
voor het swipen bestaande rechtsregels, terwijl dit wel voor de hand had gelegen,
aangezien de verdachte wist dat met betrekking tot dit swipen op grote schaal valse
facturen en valse pinbonnen werden opgemaakt. Wel zal het gerecht in straf
verminderende zin rekening houden met de omstandigheid dat in Curaçao op
grote schaal openlijk werd geswipet en dat hiertegen lange tijd niet is opgetreden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, onder meer rekening
houdend met een schending van de redelijke termijn, zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van de tijd door
de verdachte in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft hij de verbeurdverklaring
gevorderd van de onder de verdachte inbeslaggenomen contante geldbedragen van
ANG 995,-, USD 895,-, AWG 100,- en EUR 5, alsmede van het banktegoed van USD
16.685,47.
De raadsman heeft verzocht, indien het gerecht tot een bewezenverklaring komt, de
verdachte niet tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te veroordelen, maar te
volstaan met een straf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, zijnde 39
dagen. Voorts heeft de raadsman verzocht de onder de verdachte inbeslaggenomen
contante geldbedragen aan hem te retourneren nu deze geldbedragen geen relatie
hebben met de bewezenverklaarde feiten en aan de verdachte toebehoren.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het gerecht gelet op de aard en de
ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is
begaan en op de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en
Parketnummer: 810.00006/18 26
ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het
bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte was in deze goed geoliede machine als vestigingsmanager van het
hoofdkantoor van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] van de hoofdverdachten in
Curaçao verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing van de medewerkers met
betrekking tot het swipen. Daarnaast was hij belast met het toezicht op de
administratieve verwerking/boekhoudkundige verantwoording van zowel de in
eigen beheer gerealiseerde swipe omzetten als de omzetten van de onder de
paraplu van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werkzame agenten en subagenten.
Voor de strafoplegging in de onderhavige zaak is van belang dat het gerecht niet
bewezen acht dat de verdachte de gehele omzet, dus USD 233.588.247,- heeft
witgewassen. Nu de desbetreffende geldbedragen door de Venezolaanse overheid
op de credit/debit cards van de klanten van de verdachten waren geplaatst,
mochten de verdachten er immers vanuit gaan dat het legaal geld betrof. Het
openbaar ministerie heeft het tegendeel niet kunnen aantonen.
Ook kan niet worden bewezen dat de verdachten wisten of moesten vermoeden dat
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] contant geld innam van mogelijk criminele
derden, nu, voor zover zij dat konden waarnemen, die contanten door
[ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werden opgenomen bij de bank.
Voor zover de verdachte zelf contant geld innam, deed hij dat bij hem bekende
ondernemers, en hoefde hij evenmin een criminele herkomst te vermoeden.
Verder weegt het gerecht mee dat het financieel-economisch strafrecht op Curaçao
tot 1 maart 2015 het handelen van de verdachten niet strafbaar stelde.
geswipet tegen betaling van een commissie. Daarom zijn de daarmee gegenereerde
verdiensten, dus het salaris dat de verdachte daarmee verdiende, aan te merken als
van misdrijf afkomstig en moet het uitgeven van die verdiensten als witwassen
worden gekwalificeerd.
Hoewel verdachtes rol ondergeschikt was aan die van de bedenkers, organisatoren
en eigenaren van [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1], heeft de verdachte zich
schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft het daarmee
verdiende salaris van ruim ANG 190.000,- witgewassen door het uit te geven.
Daarnaast heeft hij ruim ANG 800.000,- witgewassen, waarvan weliswaar niet
duidelijk is of dit ook van het swipen afkomstig is, maar over de herkomst waarvan
de verdachte geen plausibele verklaring heeft kunnen geven. Voor dit alles is in
beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Het gerecht heeft echter ook rekening te houden met het feit dat het swipen in
Curaçao een algemeen aanvaard verschijnsel was, dat in alle openheid gebeurde.
Zo heeft de getuige [getuige 1], werkzaam als general manager bij de ’[naam bank
3] ([LOGO BANK 3]), ter zitting verklaard dat veel Venezolanen naar Curaçao
kwamen om hier hun debit cards te swipen tegen Amerikaanse dollars. In het begin
ging dit gewoon via de ATM automaten maar omdat de rijen steeds langer werden,
wendde men zich tot de ondernemers op Curaçao. “We waren er bij de bank mee
bekend dat er bij [ALPHABETHREEKS BEDRIJF 1] werd geswipet door
Venezolanen. We wisten immers dat de Venezolanen in groten getale naar Curaçao
kwamen om dollars op te nemen,” aldus deze getuige.
Ook de accountant [getuige 2], die de jaarrekeningen van [ALPHABETHREEKS
BEDRIJF 1] opmaakte, heeft verklaard dat hij wist dat een van de
bedrijfsactiviteiten het swipen was. Hij had geen enkele reden om daarover
ongerust te zijn, omdat het merendeel van de betalingen van de swipe transacties
verliep via de banken, die onder toezicht stonden van de Centrale Bank, zo stelt hij.
[getuige 2] las in de jaarrapporten van de Centrale Bank in 2008 en 2009 dat het
mede aan het dollartoerisme uit Venezuela te danken was dat het goed ging met de
economie in Curaçao. Ook gaf de Centrale Bank geen waarschuwing af dat swipen
tegen contant geld illegaal was, aldus deze getuige.
Ten slotte heeft [getuige 4] als getuige ter zitting verklaard dat swipen destijds een
wijd verbreid fenomeen was op Curaçao, waaraan hij als eigenaar van een van de
grootste supermarkten ook meedeed. “Business was booming” en de economie
draaide op volle toeren dankzij het swipen. De [LOGO BANK 3] ontving van elke
transactie 3%. Het was een publiek geheim; de supermarkten, WTC, de restaurants,
allemaal deden ze er aan mee, aldus deze getuige.
In een tijdens de zitting door mr. Murray als raadsman van de verdachte
[medeverdachte 1] overgelegd artikel uit de New York Times van 13 maart 2008
wordt in alle openheid melding gemaakt van de grote aantallen Venezolanen die
naar Curaçao kwamen om hier hun geld in te wisselen tegen dollars om zo aan de
strenge deviezenbepalingen van hun eigen land te ontkomen.
Tenslotte heeft het gerecht kennisgenomen van het feit dat de hoofdverdachte
[getuige 5] al in 2012 door de FIOD is gehoord en toen heeft verklaard over het
swipen en heeft aangeboden om zijn administratie aan het openbaar ministerie over
te leggen. Het gerecht merkt op dat dit toen niet heeft geleid tot enige kenbare actie
Parketnummer: 810.00006/18 28
aan de kant van het openbaar ministerie en dat het nog tot 2015 heeft geduurd,
voordat de vervolging tegen de verdachten aanving.
Hoewel dus niet gezegd kan worden dat sprake was van een bestuurlijk dan wel
strafrechtelijk gedoogbeleid, heeft de passieve opstelling van de autoriteiten ten
aanzien van het openlijk en op grote schaal plaatsvindende swipen er feitelijk wel
toe geleid dat het swipen in Curaçao jarenlang ongemoeid is gelaten en, mede
vanwege de voordelen die het voor het eiland opleverde, ongeremd heeft kunnen
groeien. In dat klimaat kon voor de verdachten – zij het nog steeds ten onrechte –
de indruk ontstaan dat het met de strafbaarheid van hun handelen wel meeviel.
Hoewel de verdachten beter hadden moeten weten, vooral omdat zij wisten dat de
swipe machinerie draaide op valse facturen en valse pinbonnen, heeft dit wel een
sterk matigende invloed op de strafmaat, in die zin dat het gerecht daardoor een
straf passend acht, die meebrengt dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt.
Daarbij weegt ook mee dat de verdachte beschikt over een blanco strafblad en,
inmiddels ruim vier jaar nadat de strafzaak tegen hem een aanvang nam, zijn leven
weer min of meer op orde heeft.
Omdat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, zal geen
vermindering worden toegepast wegens de overschrijding van de redelijke termijn.
Al het voorgaande leidt ertoe dat het gerecht zal volstaan met de oplegging van een
geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met een
proeftijd van twee jaar, welke straf het gerecht passend en geboden acht.
Verbeurdverklaring
Het gerecht verstaat de vordering van de officier van justitie tot vernietiging van de
niet nader aangeduide 28 pin-terminals, die kennelijk onder de verdachte in beslag
genomen zijn, als een vordering tot verbeurdverklaring. Nu het hier gaat om nog niet
teruggegeven pinapparaten, waarmee het onder 1 bewezen verklaarde is begaan, en
waarvan niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren, zullen deze
worden verbeurdverklaard.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:1 lid 2, 1:19, 1:20, 1:21, 1:62,
1:67, 1:68, 1:123, 1:136, 2:184 en 2:405 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
2 en 74 van de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren.
Beslissing
Het gerecht:
spreekt de verdachte vrij van de overige onder 4 ten tweede, ten derde en ten
vierde ten laste gelegde feiten;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten eerste meer
of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter
later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de
proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de
eventuele tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt
gebracht;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door
mr. F. Kruiswijk, zittingsgriffier, en op 27 september 2019 in tegenwoordigheid van
de griffier mr. M. Witteman uitgesproken ter openbare terechtzitting van het
gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier