Você está na página 1de 7

Arbeidsmarktkwalificatiemodel als alternatieve vorm van sociale zekerheid

Het kan anders

Henk Spies
André van Bentum

In het huidige systeem van sociale zekerheid is het voor mensen met een (chronische) ziekte
of aandoening die het functioneren beïnvloed zeer moeilijk aan de slag te komen én te blijven.
Henk Spies en André van Bentum bepleiten daarom een alternatief: het
arbeidsmarktkwalificatiemodel. Daarbij krijgt elke werknemer een inzetbaarheidsbudget.
In het Amk-model nemen (potentiële) werknemers zelf initiatief om hun waarde voor de
arbeidsmarkt te bepalen; werkgevers worden met het inzetbaarheidsbudget gestimuleerd naar
mogelijkheden van mensen met beperkingen te kijken.

Henk Spies houdt zich bezig met onderzoek, advies en training in sociaal beleid. Hij werkt als
zelfstandige in de netwerkorganisatie STAB Organisatie en Ontwikkeling. André van Bentum
is bedrijfseconomisch adviseur en regiomanager bij Stichting Roads. Hij begeleidt mensen
met psychische belemmeringen en heeft gewerkt aan de ontwikkeling van het Amk-model.

Over het sociale zekerheids- en arbeidsmarktbeleid wordt al decennia lang gediscussieerd. De


afgelopen vijftien jaar zijn een aaneenschakeling van hervormingen en reorganisaties. De
belangrijkste aanleiding is de tegenvallende ‘trampolinewerking’ van het sociale
zekerheidsstelsel: mensen die naast de arbeidsmarkt staan, komen maar moeilijk weer terug.
Hiervoor zijn in de loop van de tijd al allerlei belangrijke oorzaken benoemd:
uitkeringsgerechtigden die eigenlijk helemaal niet willen werken, een bureaucratische en
inefficiënte uitvoering, een beleid dat mensen passief maakt door hen ‘dood te knuffelen’ in
plaats van te activeren, en een in het beleid ingebakken armoedeval die ervoor zorgt dat
mensen er niet of nauwelijks op vooruit gaan als ze aan het werk gaan.
Als antwoord daarop hebben we vanaf begin jaren negentig een hardere aanpak gezien (meer
nadruk op fraudebestrijding), een beleid waarin werk boven inkomen gesteld is,
beleidsmaatregelen die erop gericht zijn de armoedeval te verkleinen, reorganisatie en
uiteindelijk privatisering van de uitvoering, en een decentralisatie van verantwoordelijkheden
van het rijk naar gemeenten, naast nog talrijke andere grotere en kleinere maatregelen.
Hoewel de nieuwste evaluaties van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en Structuur Uitvoering
Werk en Inkomen (SUWI) nog moeten verschijnen, is de algemene indruk die we in de
praktijk waarnemen dat de resultaten van de laatste hervormingen opnieuw tegenvallen.
Privatisering lijkt niet het verwachte wondermiddel te zijn, evenmin als fraudebestrijding en
de Jeugdwerkgarantiewet dat waren, en de verplichte aanbesteding van de uitvoering van
reïntegratietrajecten door gemeenten is inmiddels van de baan. Zonder de kleine successen die
hier en daar natuurlijk wel behaald zijn te willen bagatelliseren, is de vraag uiteindelijk toch
wat dan wel te doen om echte veranderingen in de resultaten te bewerkstelligen.

Een cynische analyse kan ophouden bij de constatering dat we maar moeten accepteren dat er
een omvangrijke harde kern ‘fase 4’ cliënten is die geen enkele kans heeft om aan het werk te
komen. In optimistische schattingen gaat het dan bijvoorbeeld om ruim de helft van alle
bijstandsontvangers. Onder mensen met een gedeeltelijke wao-uitkering is de situatie niet veel
beter.
Vanuit een meer idealistische kijk op de problematiek is het niet acceptabel en wellicht ook
niet nodig om zo’n omvangrijke groep maatschappelijk af te schrijven. Werken is topsport, en
net als in de sport wordt ook op de arbeidsmarkt streng geselecteerd. Kansen creëren voor
degenen die consequent op de reservebank, in de ziekenboeg of als toeschouwer op de tribune
terecht komen, impliceert dus dat er iets veranderd moet worden aan de manier waarop er op
de arbeidsmarkt geselecteerd wordt.
Een andere belangrijke oorzaak voor het grote aantal wisselspelers is de nadruk die gelegd
wordt op belemmeringen van mensen in plaats van op hun mogelijkheden. Hiermee wordt het
nemen van eigen initiatief ontmoedigd. Iemand die volgens de ‘deskundigen’ (artsen,
verzekeraars, arbeidsbemiddelaars, uitkeringsconsulenten enzovoort) vooral allerlei dingen
niet kan, moet sterk in zijn schoenen staan om zelf wel te (blijven) geloven in zijn
mogelijkheden.
Tegen deze achtergrond is de wia (wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) interessant,
die volgens plan per 1 januari 2006 ingevoerd wordt. Alleen volledig arbeidsongeschikten
kunnen vanaf dan nog een uitkering krijgen (inkomensvoorziening volledig
arbeidsongeschikten iva, of werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten wga indien er
uitzicht op herstel is). De wga voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten maakt (meer) werken
financieel altijd lonend. Het uitgangspunt is om uit te gaan van de mogelijkheden van mensen,
van dat wat ze nog wel kunnen. Toch is het de vraag of de wia erin zal slagen om haar ambitie
om meer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten aan het werk te houden en te krijgen kan
verwezenlijken. Onze twijfels hangen samen met een aantal vragen:
• de vraag hoe realistisch de bepaling van de mate van arbeidsgeschiktheid is;
• de vraag of de nieuwe wet iets kan veranderen aan de manier waarop op de
arbeidsmarkt geselecteerd wordt;
• de vraag of er naast het eerste team dat in de hoogste klasse uitkomt ook nog andere
teams zullen komen die in lagere klassen uitkomen (zodat werken niet altijd topsport
hoeft te zijn);
• de vraag of het daadwerkelijk zal lukken om de nadruk op de mogelijkheden van
mensen te leggen in plaats van op hun beperkingen.

Hoe het er nu aan toegaat kunnen we het beste illustreren met een voorbeeld.
Na een universitaire studie Nederlands te hebben afgerond, werkte Jan kort als leraar.
Vanwege terugkerende psychoses moest hij zijn betaalde baan inruilen voor een wao-
uitkering. Als gevolg van zijn ziekte heeft hij structureel te maken met een lager werktempo
en wordt hij regelmatig geconfronteerd met mindere episodes. Hij is dan achterdochtig, moe
en kan zich slecht concentreren, als gevolg waarvan hij veel moet verzuimen.
Jan ontving jarenlang een volledige wao-uitkering tot hij, enkele jaren geleden bij een
herkeuring, opeens gedeeltelijk werd goedgekeurd. Hij was daar niet ontevreden mee, hoewel
hij er ook niet mee geholpen was. Hij wilde graag regulier werken, maar vond geen werk en al
had hij dat wel gevonden, dan nog had hij dat zonder aanzienlijke voorziening nooit kunnen
behouden. Een nieuwe opleiding volgen was, gezien zijn wisselende inzetbaarheid, eveneens
zinloos geweest en bovendien een hele opgave gezien zijn beperkingen. Jan is begonnen met
vrijwilligerswerk en dat vond hij leuk en ging erg goed.
Na lang zoeken vond hij een Instroom- en Doorstroombaan, zoals Melkertbanen
tegenwoordig worden genoemd. Jan accepteerde dat hij er in inkomen fors op achteruit ging.
Deze ID-baan vond hij veiliger dan een reguliere, want dat had veel te veel spanningen met
zich meegebracht..
Omdat zijn ID-baan (waarvan hem was beloofd dat die voor lange tijd zou zijn) kwam te
vervallen, moest hij de reguliere arbeidsmarkt op. Zijn werkgever kon hem niet regulier in
vaste dienst nemen, omdat zijn werkplek een toegevoegde activiteit was, die in zijn huidige
vorm (zonder gesubsidieerde arbeid) niet kon worden voortgezet. De werkgever is wel bereid
Jan op een andere manier in dienst te nemen, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. De
gemeente van Jan heeft een jaar de tijd gegeven om een reguliere baan te vinden en stopt dan
definitief de subsidie. Door al deze onzekerheden werd Jan veel ziek. Wil hij op de
arbeidsmarkt enige kans van slagen hebben, dan moet hij een WSW-indicatie voor begeleid
werken zien te krijgen. Nog los van de vraag hoe de indicatiecommissie daarover gaat
oordelen, blijft onduidelijk waarop zijn toekomstige werkgever aanspraak kan maken (mocht
die al gevonden worden). Jan dreigt dan ook het contact met de arbeidsmarkt definitief te
verliezen. Inmiddels is hij er slechter aan toe dan ooit en hoopt hij bij de komende herkeuring
volledig te worden afgekeurd.
De samenleving is niet in staat zijn handicap te accepteren, terwijl hijzelf dat al jaren kan. Een
lange stoet hulpverleners en ambtenaren ging telkens weer enthousiast met hem aan de gang.
Wetten kwamen en werden afgebouwd. Maar ondertussen ging hij van wao, via gedeeltelijke
ww, naar gesubsidieerde baan. En wat nu? Naar de bijstand, met een reïntegratietraject? Op
zich is Jan iemand die gemotiveerd en onafhankelijk is, en in staat om, in zijn eigen tempo,
heel veel dingen zelf te organiseren en af te spreken. De afhankelijkheid van regelingen –
zoals ID – maakt hem onzeker, wat een groter beroep op professionele hulp veroorzaakt dan
nodig is. Hij weet dat hij chronisch ziek is, en dat er aan nogal wat voorwaarden voldaan moet
zijn, wil hij tot zijn recht komen. Hij heeft een duurzame voorziening nodig, waarmee hij in
staat is een bescheiden, maar redelijk betrouwbare en hoogwaardige productie te leveren.

Om Jan toch te kunnen laten functioneren stellen we een alternatief voor, waarbij er wel
degelijk raakvlakken zijn met de huidige situatie en met de richting die ingeslagen wordt met
de wia.
Het alternatief dat we voorstaan wordt gevormd door het arbeidsmarktkwalificatiemodel
(Amk)1.
Het Amk-model beschouwt belemmeringen in het functioneren van (kandidaat) werknemers
als arbeidsmarktprobleem. Kern van het model is een relatieve indeling die aangeeft hoe
iemands inzetbaarheid zich verhoudt tot die van anderen op de arbeidsmarkt. Het model
hanteert een schaal met zeven waarden - uiteenlopend van volledig inzetbaar tot niet
inzetbaar - waarover werkgever en werknemer met elkaar spreken. In zekere zin is de indeling
te vergelijken met een opleidingsniveau; en daar doen we ook niet geheimzinnig over. De
indeling geeft de verwachting voor de komende periode weer. De werknemer neemt zelf het
initiatief tot het aanpassen van de indeling, waarbij deze wordt geadviseerd door een
arbeidsmarktdeskundige.
Het model gaat uit van een situatie waarin de wao en blijvende bijstandsuitkeringen niet
bestaan, maar er alleen verschillen in inzetbaarheid zijn. Deze kunnen worden gecompenseerd
met een persoonsvolgend inzetbaarheidsbudget. Alle gelden die nu worden uitgekeerd aan
(gedeeltelijk) arbeidsongeschikten, dus van een uitkering tot SW-subsidies, gaan in een
nieuwe pot. Van daaruit wordt het inzetbaarheidsbudget betaald. Dat budget kan vrij worden
besteed voor bijvoorbeeld loonkostensubsidie of werkplekaanpassingen. Op deze manier
draagt het model bij aan de ontwikkeling van de ‘onderkant’ van de arbeidsmarkt. De
arbeidsmarkt zou gedifferentieerder kunnen worden, waardoor bijvoorbeeld ook werknemers
met reële belemmeringen, die één bepaalde taak heel goed kunnen, of één bepaalde
competentie goed hebben ontwikkeld in kansrijke positie kunnen komen.
Met het inzetbaarheidsbudget worden mensen met een reële belemmering op de arbeidsmarkt
als het ware ‘in de aanbieding’ gedaan. Uiteraard kan dit tot verdringing leiden. Het model is
er niet op gericht de werkloosheid als economisch verschijnsel op te lossen, maar slechts de
werkloosheid eerlijker te verdelen. Het model heeft een aantal belangrijke gevolgen, zoals het
afschaffen van speciale voorzieningen voor mensen met een reële belemmering en het deels
overbodig worden van uitvoeringsorganisaties op het gebied van sociale zekerheid en
arbeidsmarktbeleid.
De kern van het Amk-model is dat werkgevers en werknemers eventuele problemen rond
verminderde inzetbaarheid zelf oplossen. Dat betekent een grote vermindering van de
bureaucratie. Het betekent ook dat er met elkaar gepraat moet blijven worden als het moeilijk
wordt, en dat problemen niet meteen uitbesteed kunnen worden aan een arbodienst of andere
externe deskundigen. Werkgevers krijgen een grotere rol in het aan het werk helpen en
houden van mensen met een reële belemmering. Dat is bepaald niet eenvoudig, zoals we
inmiddels uit ervaring weten.
De belangrijkste verschillen met het huidige systeem hebben we in schema 1 op een rij gezet.

Indien werknemer een reële belemmering heeft


Kenmerken van:
het huidige stelsel het Amk-model
Opwaarderen vs. Afprijzen
Reïntegratie, gericht op 'normwerknemer' vs. Duurzame participatie, gericht op erkenning belemmering
Risicominimalisatie (verzekeringsperspectief) vs. Participatieoptimalisatie (socialisatieperspectief)
Zelfde norm voor mensen met en zonder belemmeringen vs. Verschillende normen, afhankelijk van individuele omstandigheden
Groot grijs gebied tussen 'normwerknemer' en SW indicatie vs. Arbeidsovereenkomst op basis van reële verwachting
Indicatie is diskwalificatie ('niet-normwerknemer') vs. Indicatie is kwalificatie (vgl. opleidingsniveau)
Werknemer is 'liability' voor werkgever vs. Werknemer kan 'asset' worden voor werkgever
'Doelgroepenindustrie' vs. Arbeidsmarktontwikkeling
Uitkomst geörienteerd vs. Procesgeörienteerd
Verschillende benaderingen door Gemeente, UWV en SW vs. Één benadering, ongeacht de inkomenssituatie
Beperkte compensatie van gebleken beperkingen vs. Gerichte voorspelbare duurzame investering in mogelijkheden
Ziekte of handicap is ongewenst obstakel in de carrière vs. Ziekte of handicap is onderdeel van de levensloop
Inkomensverzekering gebaseerd op schade vs. Inkomensverzekering gekoppeld aan levensloopmodel

Beoordeling door:
in het huidige stelsel in het Amk-model
UWV (arbeidsdeskundige, verzekeringsarts) Arbeidsmarkt (werknemer en werkgever)
Indicatiecommissie SW (CWI) Arbeidsmarktdeskundige
CWI (WWB, fasering)

Kwalificaties / indelingen in:


het huidige stelsel het Amk-model
Arbeidsgehandicapt Arbeidsmarktkwalificatie
Percentage arbeidsongeschikt
Fasering (1 tm 4)
SW geïndiceerd
SW geïndiceerd + Begeleid Werken

Reïntegratieinstrumenten in:
het huidige stelsel het Amk-model
Wet Rea (veel, veelal achteraf) Amk-model (weinig, vooraf bekend)
Wet Sociale Werkvoorziening
'Doelgroepbaan' (v/h WIW/ID/Jwg/Melkert/Banenpool)
Wet Poortwachter
Pemba
Eén van de belangrijkste verschillen is dat het huidige systeem erop gericht is mensen weer
klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. Reïntegratie is er vooral op gericht om mensen ‘op te
waarderen’. Een groot deel van de cliënten zal echter nooit topsporter worden. De enige
aangepaste norm die er bestaat is de sociale werkvoorziening. Daarvoor zijn velen dan weer
‘te goed’. Er is een groot grijs gebied tussen een normwerknemer die minimaal het
minimumloon moet opbrengen enerzijds, en aangepast werk in de sociale werkvoorziening
waarin er geld bij gaat bovenop de gesubsidieerde loonkosten anderzijds.
Een ander belangrijk verschil is dat in het huidige systeem een hoop vergoedingen
(bijvoorbeeld vanuit de REA) achteraf bepaald worden, en daarom een risico inhouden voor
werkgevers en werknemers die proberen oplossingen te vinden. In het Amk-model weet
iedereen van tevoren waar hij aan toe is, zodat er geïnvesteerd kan worden onder bekende en
duurzame voorwaarden.
Het laatste punt dat we hier willen toelichten is de manier waarop iemands ‘marktwaarde’
wordt vastgesteld. In het huidige systeem is het zo dat de verdiencapaciteit van mensen die
langs de kant staan wordt bepaald door verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen die hun
inschattingen niet baseren op reële, maar op fictieve werkplekken. Voor degenen die een
bijstandsuitkering hebben en een fase 4 indicering wordt impliciet slechts geconstateerd dat
zij waarschijnlijk nooit het minimumloon zullen kunnen verdienen. De ‘objectieve’ bepaling
van de marktwaarde van mensen door deskundigen bij uvi’s, cwi’s en sociale diensten, blijkt
in de praktijk weinig waard te zijn, gezien de hoge werkloosheid onder gedeeltelijk
arbeidsongeschikten. In het Amk-model wordt de marktwaarde door degenen over wie het
gaat zelf bepaald, op basis van hun ervaringen op de arbeidsmarkt.
Mensen worden in hun keuze ondersteund door een arbeidsmarktdeskundige. De bedoeling is
om op basis van een reële verwachting ten aanzien van zaken als productiviteit, verzuimrisico,
geschiktheid voor ander werk dan waarvoor men is opgeleid, sociaal functioneren, en
leervaardigheid te komen tot een realistische arbeidsmarktkwalificatie. Iedereen heeft een
kwalificatie en het initiatief tot het aanpassen daarvan ligt bij de cliënt/werknemer.
Benadrukt moet worden dat de cliënt geen financieel belang heeft bij de indeling. Het doel is
een arbeidsovereenkomst, waarvan de kosten eventueel deels gesubsidieerd kunnen worden.
Ook de arbeidsmarktdeskundige en de wetgever hebben geen financieel belang bij de
indeling. Door te zuinig inschatten neemt de druk op het systeem later weer toe doordat
mensen moeilijk werk vinden of opnieuw uitvallen. Te ruim inschatten kost te veel geld, doet
geen recht aan de reële mogelijkheden van mensen en gaat ten koste van het
langetermijnperspectief.

Terug naar Jan. Hoe zou het met hem gaan met het Amk-model? Jan staat er, qua
inzetbaarheid, relatief niet zo goed voor. Het perspectief op herstel is nihil, de kans op
terugval reëel. Voor een werkgever is hij simpelweg niet aantrekkelijk. Dat weet hij zelf maar
al te goed. Op de Amk-schaal, die loopt van 3A (volledig inzetbaar) tot N (niet inzetbaar)
scoort hij waarschijnlijk 2B. De voorzieningen die daaraan zijn gekoppeld zijn in het
onderstaande schema te zien:
BEROEPSBEVOLKING MET ARBEIDSMARKTKWALIFICATIE

Werkgeversvoorzieningen (geen aanvraag) 3A 2A A 3B 2B B N


Inzetbaarheidsbudget per jaar in de eerste drie
nvt ! 2.269 ! 5.672 ! 11.345 ! 18.151 ! 27.227 nvt
jaar van indiensttreding, op basis van 32 uur
Duur inzetbaarheidsbudget (na drie jaar aflopend
nvt 3 jaar 4 jaar 6 jaar op maat onbeperkt nvt
schema)
Terugbetalingsregeling bij beëindiging
nvt - 6 mnd - 5 mnd - 4 mnd - 3 mnd - 3 mnd nvt
dienstverband

Proefplaatsing nvt nee ja, 2 mnd ja, 3 mnd ja, 4 mnd ja, 6mnd nvt

Daarnaast zijn er voor werknemers de volgende voorzieningen:

BEROEPSBEVOLKING MET ARBEIDSMARKTKWALIFICATIE

Wettelijk kader voor alle burgers 3A 2A A 3B 2B B N


Aantrekkelijke studiefinancieringsregeling, voor
ja ja ja ja ja ja ja
behalen startkwalificatie of bij omscholing
Initiatiefplicht bij werkloosheid (met consequenties ja, evt.
ja ja ja ja ja ja
voor eventuele uitkering) beperkt
Vergoeding werkplekaanpassingen ja, voucher ja, voucher ja, voucher ja, voucher ja, voucher ja, voucher nvt
Adviseringsbudget per bemiddeling (indien
nvt ! 450 ! 900 ! 1.800 ! 2.200 ! 2.500 nvt
noodzakelijk), te besteden bij bemiddelaars
Coaching (indien gewenst) bij vinden / behouden
ja ja ja ja ja ja nvt
van werk, en voldoen aan initiatiefplicht *

Voorwaardelijke voorzieningen 3A 2A A 3B 2B B N
Voorbereidend traject (na indicatie ja, tot ja, tot ja, tot ja, tot
nvt nee nee
arbeidsmarktdeskundige) ! 2.000 ! 3.000 ! 4.000 ! 4.000
Persoonlijke ondersteuning (na indicatie RIO, of in
ja ja ja ja ja ja ja
het kader van de Wet Maatschappelijke Ond.) *
Activeringsmiddelen (na indicatie
nee nee nee ! 1.000 ! 2.000 ! 2.000 ! 2.000
arbeidsmarktdeskundige)
*) Als burgers aanspraak kunnen maken op ondersteunende begeleiding in het kader van de AWBZ of de Welzijnswet (later Wet Maatschappelijke Ondersteuning), ligt het
voor de hand dat de organisatie die deze ondersteuning uitvoert, óók de coaching in het kader van de initiatiefplicht verzorgt. Continuïteit van ondersteuning kan gemakkelijk worden
georganiseerd, omdat alle voorzieningen door de gemeenten worden verstrekt. Begeleidende ondersteuning kan worden geïnidiceerd voor wonen en dagbesteding,
maar ook voor betaald werk of in het bemiddelingsproces. Uiteraard kiest de cliënt zijn eigen begeleidingsorganisatie.

De gemeente voert alle regelingen uit, de voorzieningen zijn persoonsgebonden en dus mee te
nemen naar iedere werkgever in profit en non-profit branche. De overheid (lokaal en
landelijk) is ook verantwoordelijk voor het behoud van de waarde van de kwalificatie.
Relatieve verschillen in inzetbaarheid zullen altijd bestaan, en de overheden zijn, samen met
werkgevers en werknemers, verantwoordelijk voor de juiste waardering daarvan. Alleen als
de waarde wordt bewaakt kan de werkloosheid enigszins gelijk verdeeld worden. Daarvoor
heeft de overheid verschillende instrumenten. Denk hierbij aan het bijstellen van hoogte van
het inzetbaarheidsbudget per kwalificatie, en – op langere termijn – inzicht dat ontstaat in de
mate waarin een bepaalde beperking autonoom het functioneren beïnvloedt (een
ervaringsdatabase).

Met bovenstaande voorzieningen kan Jan de arbeidsmarkt op. Als werkgevers op een gegeven
moment de waarde van de arbeidsmarktkwalificatie kennen, kunnen zij in de
sollicitatieprocedure beoordelen of zijn arbeidsaanbod, in combinatie met de risico’s én de
voorzieningen voor hen interessant zijn. Zij kunnen dan een gewone arbeidsovereenkomst
sluiten – dus in de cao van de werkgever (minimumloon of hoger), zoals bij Begeleid Werken
via de Wet op de sociale werkvoorziening. Daarbij heeft hij dezelfde rechten en plichten als
andere werknemers.
De werkgever waar Jan gaat werken moet een reële compensatie krijgen voor de kosten die
hij maakt en de inspanningen die hij pleegt. Daar moet niet te kinderachtig over gedaan
worden. Het huidige stelsel van sociale zekerheid en reïntegratie blinkt immers ook niet uit
door efficiëntie en doelmatigheid.2 Wanneer een werkgever heel erg zijn best doet met een
werknemer en de productiviteit van deze werknemer stijgt, mag hij de winst wat ons betreft
zelf houden (vergelijkbaar met de bonus die reïntegratiebedrijven nu ontvangen bij
succesvolle plaatsing). In de huidige situatie van begeleid en gesubsidieerd werken wordt die
winst bijvoorbeeld door een SW-bedijf opgestreken doordat de subsidie verlaagd wordt. Dat
neemt voor een werkgever de prikkel om zijn best te doen weg.

Noten
1. Zie Iedere Inspanning Lonend. Het arbeidsmarktkwalificatiemodel als nieuw paradigma
voor sociale zekerheid, André van Bentum, 2004. www.hrkennis.nl. Het Amk-model is
ontwikkeld als resultaat van ESF-Equal deelproject “Focus op Mogelijkheden” (onderdeel
van DATW, Projectnummer 2001/EQD/0002).
2. Zie voor een vergelijking van kosten van de huidige situatie en het Amk-model hoofdstuk 7
van Iedere Inspanning lonend.

Você também pode gostar