Você está na página 1de 19

Hoofdstuk 5

De hulpverlener aan het werk.

Inhoud

1. Inleiding
2. Duidelijkheid in doelen
3. Rollen van de hulpverlener
1. Vertrouwensfiguur
2. Mededeelzame detective
3. Docent
4. Coach
4. Een gespreksmodel
1. Probleemverheldering
2. Probleemnuancering
3. Probleembehandeling
5. Het model in praktijk
1. Cummulatie in doelen en taken
2. Fasen per probleem
3. Het model is niet de baas
4. Is goede raad duur?
6. De hulpverlener als persoon
1. Een goed mens?
2. Een wantrouwend mens?
3. Een gedistantieerd of een betrokken mens?
7. Een terugblik en overzicht

1
Te kennen

• Boek: Lang, G. & van der Molen, H.T. (2003. 12de


druk). Psychologische gespreksvoering. Een basis
voor hulpverlening. Soest: Nelissen.
• Leren p. 81 tem p. 116

Inhoud

1. Inleiding

2
Inleiding

• H3 en H4= theoretische modellen


– Achtergrond/ ondersteuning
– Helpt gedrag te begrijpen
– Helpt hulpverlener gedrag vorm te geven

• Maar…
– Hulpverlener vertrekt niet vanuit theorie
– Wel vanuit doelen van de GL en de GP
– Hiervoor een bepaalde rol aannemen
 Nood aan een gespreksmodel!

Inhoud

1. Inleiding
2. Duidelijkheid in doelen

3
2. Duidelijkheid in doelen

• Wat wil hij eigenlijk?


• Wat is zijn doel?
• Waarom komt hij naar haar huis?
• Is dit een goed (hulpverleners-) gesprek?

2. Duidelijkheid in doelen

• Emotionele gesprekken zijn vaak verwarde gesprekken


– Is geen probleem in dagelijks leven
– Is wel probleem in hulpverleners gesprek!

• Doel voor de GP = verminderen persoonlijke problemen

 Nood aan een ordelijk gesprek


= verantwoordelijkheid van de GL

• GL en GP moeten allebei een doel voor ogen hebben, dit om


te evalueren of het gesprek bijdraagt tot de oplossing.

4
2. Duidelijkheid in doelen

• Hoe komen we tot doelen?


– Moeten zo veel mogelijk van de GP komen!

• Doel van de GP:


– Verminderen van zijn ongemak
– Is bij aanvang vaag
!! Oppassen als GP binnenkomt met goed
verwoord probleem  Is dat wel het echte
ongemak waar de GP mee zit?
– Voorlopig doel stellen om aan te werken.

2. Duidelijkheid in doelen

• Twee verschillende soorten doelen :


– Procesdoel:
• Nodig om voorwaarden te creëren voor een optimaal
verloop van het hulpverleningsproces
• Voorbeeld scheppen van vertrouwen en rust
• Methodische benadering ter bevordering van het
oplossingsproces
• GL als verantwoordelijke
• Doelen worden bepaald door de problemen van de GP
en diens doen en laten
• Naar einde toe krijgt de GP ook inspraak en
verantwoordelijkheid in deze doelen
• Verschillen doorheen het verloop van de sessies

10

5
2. Duidelijkheid in doelen

– Product doel:
• Verschillend voor elke GP
• Bepalen van een meer wenselijke situatie
• Is vooral de verantwoordelijkheid van de GP
• GP moet zelf kiezen op welke manier hij zijn leven
vorm geeft
• Het is een gezamenlijke onderneming van GP en GL
• GP moet doel zien als ZIJN doel, is dan meer
gemotiveerd om er aan te werken

2. Duidelijkheid in doelen

• Stellen ons in het begin van het proces enkele doelen als
houvast.

– Vb. Jongen die het moeilijk heeft op school en slechte


punten behaalt  werken aan studiemethode

– Met verloop van tijd blijkt dat niet studiemethode


probleem is maar wel de scheiding van zijn ouders

– Productdoel gaat zich verleggen naar deze problematiek.

 Doelen kunnen duidelijker worden geformuleerd en de


wegen om het doel te bereiken kunnen worden bepaald.

6
2. Duidelijkheid in doelen

• Waarom zijn product- en procesdoelen zeer


belangrijk voor het hulpverleningsproces?
– Evalueren of doel bereikt is
• Als je geen doelen stelt, kan je niet weten of je goed bezig
bent

– Minimaal ingrijpen
• Ruimte en begrip bieden
• Dit niet genoeg?  inzicht bieden
• Dit niet genoeg?  concrete handelingen aanleren
• Als de voorgaande stap voldoende is om het doel te
bereiken, dan mag je de volgende niet meer zetten.
Minimaal ingrijpen in het proces van de GP

13

2. Duidelijkheid in doelen

• Bepaal het proces en het product doel van deze


gesprekken.
– Welke procesdoelen kunnen we onderscheiden?
– Welke productdoelen kunnen we onderscheiden?

14

7
Inhoud

1. Inleiding
2. Duidelijkheid in doelen
3. De rollen van de hulpverlener

15

3. Rollen van de hulpverlener

• GL moet in staat zijn bepaald gedrag aan te nemen


dat overeenkomt met proces- en product doelen van deze
fase

• GL moet bepaalde rol aannemen tov de GP van waaruit het


gewenst gedrag op een natuurlijke wijze voortvloeit.

• Vier rollen:
– Vertrouwensfiguur
– Mededeelzame detective
– Docent
– Coach

16

8
Inhoud

1. Inleiding
2. Duidelijkheid in doelen
3. Rollen van de hulpverlener
1. Vertrouwensfiguur

17

3.1 Vertrouwensfiguur

• Rogers: bieden van rust en vertrouwen door te


zorgen voor duidelijkheid en veiligheid.
– Door uitleg te geven over verloop van gesprek
– Door grondhouding goed toe te passen met nadruk
op empathisch reageren  creeërt vertrouwen

18

9
3.1 Vertrouwensfiguur

• Wexler: bijdragen tot verheldering in de


informatieverwerking.
– Door het zoeken naar de juiste woorden
– Door de GL die nuances aanbrengt in het denken
van de GP
– Door de bevordering van het integratie- en
differentiatie proces
– Door vertrouwen te stellen in de hulpverlener 
biedt steun bij het emotioneel en onzeker proces
van het zoeken naar nieuwe orde binnen het
denken
– Door integratie en differentiatie zelf tot meer
inzicht en oplossing komen.
19

3.1 Vertrouwensfiguur

• Receptieve instelling van de GL (vervolg Wexler)


– Vertrouwen winnen
• GP gaat proberen reacties uit te lokken
• GL testen in acceptatie
Reacties van de GL van groot belang
Kleine reacties van GL voor GP van grote betekenis.

– Leren kennen van het referentiekader van de GP


• Gaat alleen door hem te stimuleren om eigen gedachten
onder woorden te brengen
• Empathie heel belangrijk!
• Nood aan inzage in informatieverwerkings-systeem van GP
(Wexler) anders kan je geen passende interventies doen

20

10
3.1 Vertrouwensfiguur

• Sociaal leertheoretische benadering: Nood


aan een terughoudende en attente houding,
sterk gericht op de belevingswereld van de
GP
– Om niet te snel de persoon in algemene termen
te beoordelen of te beschrijven
– Hulpverlener heeft voorbeeldfunctie
– Heeft invloed op de GP
• Algemene invloed  aandacht voor de andere
• Specifiek richtinggevende aandacht  reacties van de
GL op wat de GP vertelt. Zo de GP stimuleren om
meer te vertellen over die thema‟s

21

3.1 Vertrouwensfiguur

• Soms is deze houding voldoende. De GP


krijgt duidelijk beeld + oplossing
Voldoende, niet naar volgende stap gaan

• Vaak blijft de GP een beetje vaag


GL gaat verder bevragen
Feedback geven op wat hij denkt en voelt bij
wat de GP vertelt
= stap naar volgende rol
 Mededeelzame Detective

22

11
Inhoud

1. Inleiding
2. Duidelijkheid in doelen
3. Rollen van de hulpverlener
1. Vertrouwensfiguur
2. Mededeelzame detective

23

3.2 Mededeelzame detective

A. De belevingswereld van de GP
• Wexler: Hoe verwerkt de GP informatie?
– Zit er een defect in het belevingsproces vd GP?
– Wat zijn de kronkels/knopen in de gedrachten vd GP?
 Als detective zoeken naar wat er achter de problemen
van de GP schuilt.

• Algemene gerichtheid op drie verwerkingsprocessen:


– Wat “selecteert” hij?
– Waar richt hij zijn aandacht op?
– Hoe differentieert en integreert de GP?

24

12
3.2 Mededeelzame detective

B. Verschillen in differentiatie en integratie


• Te beperkte differentiatie / te snelle integratie
– Nieuwe info wordt te snel geplaatst in een bestaand
kader
– Te veel integratie leidt tot grote veelomvattende
structuren die het beleven bepalen
– Verstarring; “Het is nu eenmaal zo...”

• Te veel differentiatie / te weinig integratie


– Te veel nuances zien
– Geen overzichtelijk geheel kunnen maken
– Verwarring, angst

25

3.2 Mededeelzame detective

C. De omgeving van de GP
• Bandura: Persoon

Omgeving Gedrag

• Eerste indruk van gedrag en persoon door


hulpverleningsgesprekken

• Situatie waarin de GP leeft, ken je enkel vanuit zijn oogpunt


GP gedetailleerd situaties laten beschrijven
Op zoektocht gaan naar de bouwstenen die de basis
vormen voor de beleving van de GP
Vragen stellen die GP zelf aan het denken zetten

26

13
3.2 Mededeelzame detective

D. Openheid van communicatie


• Het „Mededeelzame‟ onderdeel:
 De GL gaat de GP zo veel mogelijk feedback
geven. Vertellen wat er in hem omgaat.
 Constructief
 Zorgt ervoor dat de GP begrijpt waarom de GL
bepaalde vragen stelt
 Vergroot de duidelijkheid

27

3.2 Mededeelzame detective

• Soms zorgt deze manier van werken voor nieuwe


inzichten, maar soms is er ook meer uitleg nodig
bij de inhoud van de problemen van de GP.

• Overgang naar volgende rol.

28

14
Inhoud

1. Inleiding
2. Duidelijkheid in doelen
3. Rollen van de hulpverlener
1. Vertrouwensfiguur
2. Mededeelzame detective
3. Docent

29

3.3 Docent

• Hoe kan de docent zijn meer constructieve kijk op


de problemen overdragen op de belevingswereld
van de GP, zonder het samenwerkingsmodel te
schaden?

– Proberenderwijs andere visies voorleggen


– Niet autoritair
– De feiten blijven dezelfde maar de kijk op de
feiten is anders
– Uitleggende rol
– Of dit voorleggen van een andere visie ook
effect zal hebben is lang niet zo zeker

30

15
3.3 Docent

• Probleem 1:
– In hoeverre is de GP in staat om de
veranderingen in het belevingsproces aan te
brengen?
• Vanuit de sociale leertheorie weten we dat ook
omgeving en aanleg een belangrijke rol spelen
• Nood aan een veilige omgeving om deze nieuwe
dingen aan te leren
• We weten nooit op voorhand hoeveel!

31

3.3 Docent

• Probleem 2: GL moet oppassen dat hij niet te


veel vertelt vanuit zijn eigen referentiekader en
vooringenomenheid
– Is ook een informatieverwerker  ook zijn
uitgangspunten zijn subjectief.
– Kan ook zeer hulpvol zijn om nieuw licht te
werpen op de zaak.
• Nieuwe kijk op de zaak zorgt ervoor dat GP moet
nadenken over dingen die hij vanzelfsprekend
vindt
• Buitenstaander kan objectiever kijken naar de GP
= partial superiority of inshight
32

16
3.3 Docent

• Empathie
– De vertrouwensfiguur en detective hebben een
veilige relatie met de GP opgebouwd
– Door empathische houding inleven in leefwereld van
GP en vanuit zijn referentie kader “vaguely known
meanings” verduidelijken (Rogers)
– Nieuwe visies aandragen obv het referentiekader van
de GP (Wexler)
– Weg is geplaveid om obv de soc.leertheorie nieuwe
inzichten bij de brengen
– GL = belangrijke andere (Bandura)
 GL als docent is iemand die de cliënt vooral helpt
anders te leren denken om zo tot andere inzichten te
komen
33

Inhoud

1. Inleiding
2. Duidelijkheid in doelen
3. Rollen van de hulpverlener
1. Vertrouwensfiguur
2. Mededeelzame detective
3. Docent
4. Coach

34

17
3.4 Coach

• Wat GP geleerd heeft ook in praktijk


omzetten
– Kamer van GL = warme kas waar
ideeën ontstaan
– Ondersteunen en stimuleren om deze
ook in praktijk om te zetten.

• Analoog met sportcoach

• = stap 4 (indien nodig)

35

3.4 Coach

• Moeilijk evenwicht!
– Stimuleren om een stap verder te geraken
– Niet pushen; beheersing en terughoudendheid

• GP stelt nieuw gedrag; dit betekend twee dingen


voor het hulpverleningscontact
– Als er Voldoende doeltreffendheidverwachting is,
dan zal de GP het gedrag stellen
– Als er enkel resultaatverwachting is, dan vreest
hij het niet te kunnen
 GL moet checken of GP de vaardigheden en het
vertrouwen heeft om nieuw gedrag te stellen.
36

18
3.4 Coach

• Planning
– Moet optimaal voorbereid worden
– Dikwijls stappen zetten in gedrag dat al heel lang
niet meer gesteld is
– Mag niet ervaren worden als een mislukking

• Effect op omgeving: GP gaat gedrag stellen dat zijn


omgeving niet gewoon is
–  GL moet de GP trainen om de reacties van de
omgeving te leren aanvaarden
– Kunnen positief zijn, maar ook negatief
– Reacties moeten besproken worden, anders ontstaan
er soms terug problemen
37

3.4 Coach

• Ervaringen bespreken
– GL wordt hier even weer vertrouwenspersoon
– Mededeelzame detective
– Docent
 In de mate dat dit nodig is om de GP te
ondersteunen

• Overlap in de rollen!
– Aparte beschrijving is beetje arbitrair
– Afstemmen op de situatie en de GP

38

19

Você também pode gostar