Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
Door een gebrek aan realiteitszin en politiek inzicht hebben de Arabische landen
zichzelf op een zijspoor gezet tijdens de onderhandelingen rond de oprichting van de
Staat Israël. En nog steeds getuigen de eisen vanuit Arabische kant niet van politiek
realisme, zeker nu de militaire eisen van de verdedigbaarheid van het Israëlisch terri-
torium ingrijpend zijn gewijzigd.
Tot eind jaren tachtig hebben de Hashemietische heersers van Jordanië bij talrijke gele-
genheden benadrukt dat hun land Palestina is. In 1965, bijvoorbeeld, zei koning Hoe-
ssein: “De organisaties die proberen onderscheid te maken tussen de Palestijnen en
Jordaniërs zijn verraders.” En eind 1981 stelde hij: “Jordanië is Palestina en Palestina
is Jordanië”. In maart 1971 zei de Palestijnse Nationale Raad, dat “wat Jordanië met
Palestina verbindt is een nationale band (…) die sinds mensenheugenis door historie en
cultuur werd gevormd. De stichting van een politieke eenheid in Transjordanië (thans
Jordanië geheten) en een andere in Palestina is illegaal.” Pas eind jaren zeventig begon-
nen de Arabische leiders onderscheid te maken tussen Jordaniërs en Palestijnen. Wat
daarvoor nog als verraad werd beschouwd werd plotseling de officiële politiek. In een
openhartig interview in het dagblad Trouw van 31 maart 1977 erkende Zahir Muhsein
(ook Zuheir Mohsen), die een belangrijk lid was van het uitvoerend comité van de PLO
(Palestine Liberation Organization):
«« Het Palestijnse volk bestaat niet. De oprichting van een Palestijnse staat
is slechts een middel om onze strijd voort te zetten tegen de Staat Israël voor
onze Arabische eenheid. In werkelijkheid is er vandaag geen verschil tussen
Jordaniërs, Palestijnen, Syriërs en Libanezen. Alleen om politieke en tactische
redenen spreken we heden over het bestaan van een Palestijns volk omdat de
nationale Arabische belangen vereisen dat we het bestaan poneren van een
afzonderlijk ‘Palestijns volk’ om zich te verzetten tegen het zionisme. Om
tactische redenen kan Jordanië, een soevereine staat met gedefinieerde grenzen,
geen aanspraken maken op Haïfa en Jaffa, terwijl ik als Palestijn, zonder twijfel
Haïfa, Jaffa, Beersjeba en Jeruzalem kan opeisen. Echter, op het ogenblik dat we
ons recht op heel Palestina terugvorderen, zullen we zelfs geen minuut aarzelen
om Palestina en Jordanië te verenigen. »» 1)
Eind 2008 wordt Ehud Olmerts voorstel voor een Palestijnse staat afgewimpeld. De
Jerusalem Post van 24 mei 2013 liet weten dat premier Ehud Olmert in september 2008
een verregaand voorstel had gedaan voor een onafhankelijke Palestijnse staat aan
Mahmoud Abbas, de toenmalige voorzitter van de Palestijnse Autoriteit. Abbas was
echter bang het voorstel te accepteren dat inhield dat de Palestijnse staat de soevereiniteit
zou krijgen over een deel van
Jeruzalem inclusief de Oude
Stad en de Tempelberg en heel
Judea en Samaria. Olmert wilde
wel enkele grote dorpen bij Is-
raël houden, maar wilde dat
compenseren met Israëlisch
grondgebied voor de nieuwe
Palestijnse staat. Ook zouden
5000 vluchtelingen mogen te-
rugkeren. Toen Olmert de af-
spraken met Abbas wilde for-
maliseren, gaf Abbas niet thuis.
En tenslotte kwam er in 2009
een lijvig boek met dertien bij-
lagen op het Geneve initiatief. Demonstratie in Tel Aviv voor het Genève initiatief
Zonder uitzondering hameren alle vredesplannen op het thema van landverdeling. Dat
wil zeggen dat de Palestijnen en Joden elk hun enclaves krijgen (het partitieplan) in een
soort van lappendeken. Het eerste partitieplan kwam in 1937 van de Peelcommissie, al
ras gevolgd door andere voorstellen, zoals van de Woodhead Commissie. Engeland bleef
elk voorstel de Joden een thuisland te bezorgen heimelijk dwarsbomen. Geen middel
bleef onbeproefd om een vreedzame samenleving tussen Joden en Arabieren te dwars-
bomen. De Engelse politiek zaaide winden van haat en stormen werden geoogst.
Het Verenigd Koninkrijk weigerde het VN-partitieplan met vertoon van macht door te
voeren onder het argument dat zulks voor beide kanten onaanvaardbaar was. Het
weigerde tijdens de overgangsperiode het bestuur over Palestina te delen met de VN
Palestina Commissie en kondigde het voornemen aan zich op 15 mei 1948 unilateraal
uit Palestina terug te trekken, wat op 14 mei aanleiding gaf voor het Joods Volkscongres
om op die dag de oprichting van de Staat Israël af te kondigen. Tijdens hun terugtrekking
weigerden de Britten enige autoriteit aan iemand over te dragen. Wat een beschamende
vertoning!
Tijdens het mandaat over Palestina hebben de Rothschilds, een familie met veel invloed
in het staatsbestel, via de door hen gecontroleerde publieksmedia het Engelse rege-
ringsbeleid altijd gesteund, dat erop was gericht het mandaatgebied aan de Arabieren te
doen toekomen, die in groten getale clandestien binnentrokken. Maar dat werd gedoogd.
De Rothschilds, uitgezonderd Lord Nathan (†1915), waren integristen. Zij wilden, en
willen dat nog steeds, dat de Joden zich met de volkeren assimileren en van het toneel
verdwijnen. Vooral de Britse minister van buitenlandse zaken, Ernest Bevin, heeft tij-
dens de voordagen van Israëls onafhankelijkheid hierin een kwalijke rol gespeeld. Hij
-5-
stond toe dat wapentuig clandestien Palestina binnenkwam, wel wetend dat het voor
Arabische terreur zou worden gebruikt. Al veel eerder legde de Hope Simpson Com-
missie de vinger op de zere plek. Zij moest in 1929 de oorzaak van de bloedbaden van
Hebron en Safed onderzoeken. In Hebron ligt het graf van Abraham en Safed is een van
de vier heilige steden in Israël en was altijd een belangrijk centrum voor spirituele
verdieping. De Hope Simpson Commissie constateerde dat de Britse praktijk om illegale
Arabische immigratie toe te laten, de naar land zoekende Joodse immigranten bena-
deelde. In het begin van het mandaat was de situatie nog redelijk stabiel dankzij Lord
Herbert Samuel, de eerste Hoge Commissaris van Palestina (en verre oom van de scri-
bent). Hij vertrok in 1925. Hij was een zionistenvriend en vertegenwoordigde eerder de
Joodse belangen dan die van de Britse regering, zo werd bij zijn aanstelling geklaagd.
In onze tijd hoeft geen enkel land zijn antizionistische sentimenten te verbergen. Het is
nu bon ton om tegen Israëls schenen aan te schoppen. Na de Gaza-oorlog van januari
2009 (operatie ‘gegoten lood’) werd weer een staaltje gegeven van de niet aflatende
hetze tegen Israël. Ik doel op het VN-Goldstone rapport waarin Israël het recht op zelf-
verdediging werd ontzegd.2) Het meest recente gekonkel heeft betrekking op het incident
met het Turks passagierschip, de Mavi Marmara, dat in de lente van 2010 de door Israël
gecontroleerde territoriale wateren binnenvoer en uit was op een gewelddadige confron-
tatie. Maar wie kreeg de schuld toen er doden vielen en wie moest de internationale
politieke en publieke verontwaardiging trotseren? Natuurlijk, Israël.
Het VN partitieplan van november 1947, bekend als resolutie 181, week sterk af van wat
was afgesproken in het mandaat dat in 1922 officieel door de Volkerenbond werd
erkend. Toch gingen de Joodse leiders akkoord. De afschuwelijke tragiek is dat het
partitieplan door de Moslim-Palestijnen en omringende Arabieren werd afgewezen. Het
historisch gewicht van dat moment ontging hen. De gemengde Joods-Islamitische staat
was voor hen onbespreekbaar. Hoe men ook moge denken over de Joodse aanwezigheid
in wat nu Israël heet en over de rechten van de ene tegenover de andere bevolkingsgroep,
het is op historische gronden onverdedigbaar dat de Joden het land van de Palestijnen
zouden hebben afgepakt. Trouwens, in de politiek is men gewend vanuit een bestaande
toestand naar oplossingen te zoeken. De kwestie wie waar thuishoort is een politieke
overweging maar zeker niet doorslaggevend. Als men anders beweert is dat een façade,
want in de politiek gelden realiteiten en niet ‘wishful thinking’. Men kan de status quo,
ongeacht de voorgeschiedenis, niet wegdenken. Pas na de Yom Kippur oorlog, de derde
waar Israël om zijn blote bestaan vocht, zagen de Arabieren en Moslim-Palestijnen in
dat de Joden een langdurige plaats hadden verworven in dat deel van de wereld. Toen
pas kwam op hun politieke agenda het streven naar een twee-staten oplossing.
Een klein half jaar na de Arabische afwijzing van het VN partitieplan las David Ben
Goerion de onafhankelijksheidsverklaring voor van de nieuwe republiek, Israël ge-
naamd. Enkele minuten later erkende de Amerikaanse president de Staat Israël de facto
(gevolgd door een de jure erkenning na hun eerste verkiezingen). Nog diezelfde dag
erkende de Sjah van Iran de nieuwe staat. Nochtans had Iran tegen het VN-partitieplan
gestemd. In steunbetuiging volgden Guatamala, IJsland, Nicaragua, Roemenië en Uru-
guay. Drie dagen later was de Sovjet Unie het eerste land dat Israël de jure erkende,
gevolgd door Polen, Tsjecho Slovakije, Joegoslavië, Ierland en Zuid Afrika. In mei 1949
werd Israël een volwaardig lid van de Verenigde Naties.
2) Net als de lidstaten van de EU heeft Israël, samen met Zwitserland, Canada, Korea
en Japan, vanwege hun vooringenomenheid geweigerd mee te werken aan de Goldstone
Commissie. De condities van het mandaat van de commissie waren vastgesteld door de
mensenrechtenorganisatie van de VN, waar de Arabieren de leiding hebben. Een van
de leden van de commissie, professor Chinkin, had reeds, voordat het onderzoek was
begonnen, te kennen gegeven dat Israël de schuldige partij was.
-6-
Het zijn de Arabieren zelf geweest die door hun weigerachtigheid de oorzaak zijn ge-
weest van de oprichting van de nieuwe republiek. Het concert der naties heeft dat goed
begrepen en ook aanvaard, niet omdat zij medelijden had met de overlevenden van de
shoa (holocaust), maar omdat zij de politieke opportuniteit en redelijkheid daarvan
inzag, want veel landen erkenden Israël zonder dat zij enige historische band hadden met
het Jodendom.
De belangrijkste grens is de Jordaanvallei, een geologische trog aan Israëls oostkust, die
een natuurlijke grens vormt met de landen Jordanië, Syrië, Irak en Iran met een stijle
barrière die 1300 meter hoog reikt. Deze muur verleent eenvoudig toezicht op clandes-
tiene pogingen wapens in te voeren die tegen Israëls burgerbevolking zouden kunnen
worden gebruikt. De Gaza ervaring illustreert dat dit soort toezicht essentieel is. De
zogenaamde Philadelphia corridor tussen Gaza en de Egyptische grens wordt intensief
gebruikt voor de doorvoer naar Gaza van tonnen wapentuig. De Jordaanvallei is het
equivalent van de Philadelphia Corridor. Voor zijn eigen verdediging moet Israël de
controle over de Jordaanvallei behouden. Slechts 70 kilometer scheiden de Jordaanvallei
van de Middenlandse Zee. Tussen de Jordaanvallei en Jeruzalem ligt een bergmassief
dat duizend meter boven de zeespiegel uitsteekt. Het biedt ideale lanceerplaatsen voor
primitieve raketten en schoudergelanceerde raketten in de richting van Israëls woon-
gebieden. Ook de kuststreek is dan doelwit. Het massief strekt zich uit over de gehele
lengte van de Westbank. Vanaf de grens van de Westbank naar de kust toe is minder dan
15 kilometer en het kan onder die condities onmogelijk worden beschermd.
Daarenboven bestaat ook behoefte aan een konsekwente beheersing van het luchtruim.
Een vijandelijk vliegtuig kan het land binnen vier minuten doorkruisen. In minder dan
twee minuten kan het de 16 kilometer naar Jeruzalem afleggen. Israël moet in staat zijn
een vijandig vliegtuig te identificeren voordat het de Jordaanvallei passeert om het kort
daarna te onderscheppen. Voor zijn verdediging moet Israël het luchtruim boven de
Westbank domineren en dat kan alleen binnen grenzen die tot aan de Jordaanvallei
reiken.
Tenslotte zij opgemerkt dat het onvoldoende is veilige grenzen rondom Israël te leggen
zonder vrede en rust ‘binnen’ deze grenzen te waarborgen, de veiligheid tussen de
burgers onderling. Yoel Zilberman, de oprichter van de HaShomer HaHadash zelfver-
dedigingswachters, vertelde op een Jeruzalemconferentie in november 2010 dat de
piloten van de Nevatim luchtbasis in de Negev, ten zuidoosten van Be’er Sheeva, op-
dracht hebben met een omweg naar hun basis te rijden omdat de gewone weg richting
Arad teveel te lijden heeft van terroristische aanvallen van de daar rondtrekkende
Bedoeïenenstammen. Het probleem is dat deze ook regelmatig landbouwbedrijven aan-
vallen, een pest die ook andere delen van Israël treft: Islamieten steken de oogst in brand,
stelen kudden en mishandelen of doden boeren zonder dat de politie en overheidstroepen
ook maar enigszins ingrijpen.
5 – De Westbank
In het oorspronkelijke Volkerenbond mandaat uit 1922 werd geen onderscheid gemaakt
tussen wat nu Palestina heet en het Hashemitisch Koninkrijk van Jordanië. De gehele
regio werd Palestina genoemd en als één geheel behandeld, althans in de ogen van de
opstellers van artikel 5: “De mandaathouder [Groot Brittanië] zal erop toe dienen te
zien dat het geen Palestijns gebied afstaat of in bruikleen geeft of dat het op wat voor
wijze dan ook onder het bewind van enig vreemde mogendheid komt.” Drie maanden
later, in een poging de controle over het Suezkanaal te behouden, kwamen Engeland en
Frankrijk tot een akkoord met de Hashemitische familie en Koning Fuad van het pas
onafhankelijk geworden Egypte en Soedan. In dit akkoord werd het gebied ten oosten
van de Jordaanrivier afgestaan dat Transjordanië heette en 77% van het oorspronkelijke
mandaatgebied omvatte, alsook de Golanhoogte. Emir Abdullah kreeg de zeggenschap
over dat gebied, dat pas veel later Jordanië is gaan heten. De zo besloten partitie is door
de Volkerenbond als hamerstuk aanvaard in kennelijke tegenspraak met artikel 5, maar
wel in overeenstemming met een inderhaast geïntroduceerd artikel 25 waarin Groot
Brittanië die artikelen van het Mandaat kon “uitstellen of inhouden” die betrekking had-
den op het zo vernoemde ‘nationaal tehuis’. Deze gang van zaken was in flagrante tegen-
spraak met de usances van het internationaal recht en was in feite contractbreuk.
Wat nu de Westbank heet, ligt ten westen van de Jordaanrivier en vormt het hartland van
Israël, omvattende Judea en Samaria. Men doet voorkomen alsof dit onvervreemdbaar
Palestijns grondgebied is, maar dat slaat nergens op. Het was in de negentiende eeuw
voornamelijk braakliggend terrein. Deze gebieden werden in de onafhankelijkheids-
oorlog van 1948 door het Jordaanse leger bezet (annexatie werd door de internationale
gemeenschap gedwarsboomd - alleen Engeland stond dat toe) en die bezetting bleef
aanhouden tot aan 1967, toen het als gevolg van de Zesdaagse oorlog weer met het
-9-
6) Op 15 mei 1948, een dag na oprichting van de Staat Israël, vielen de omringende
landen Israël aan. In deze oorlog bezette Jordanië een groot deel van het gebied
ten westen van de Jordaan, inclusief Jeruzalem. Gezien de U.N. resolutie was deze
annexatie illegaal. In 1967 volgde de Zesdaagse Oorlog, wederom tussen Israël
en zijn omringende buurlanden. Israël kreeg toen de gebieden van 1948 weer in
handen, inclusief Jeruzalem en ook de Sinaï. Nadat in 1979 de Sinaï aan Egypte werd
overgedragen, had Israël bijna exact het gebied onder controle dat was toegewezen
in het mandaat voor Palestina voor wat betreft het deel ten westen van de Jordaan;
we dienen te weten dat de Golanhoogte formeel geen deel is van Israël.
- 10 -
nog geen deel van het ‘Palestijns thuisland’ in 1964, want ze stonden toen nog onder
Jordaans beheer, alhoewel geen deel vormend van Jordanië. Toen deze gebieden onder
Israëlisch beheer kwamen, kregen ze plotseling een bedrieglijke historische status!
Wat velen niet weten is dat de grote instroom van kolonisten naar de Westbank pas
tussen 1974 en 2000 plaatsvond, dus na de Yom Kippur oorlog. In deze periode zijn naar
schatting 400.000 Arabieren vanuit Syrië en Jordanië hier naartoe verhuisd, vaak op
uitsluitend een toeristenvisum. Als bleek dat de sociale omstandigheden en het arbeids-
loon beter waren dan in het thuisland, besloten ze te blijven. De Joden keerden na 1967
terug, eerst naar Hebron, waar de Joodse gemeenschap in 1929 was afgeslacht, maar ook
naar de nederzettingen van Gush Etzion, waarvan de inwoners in 1948 door het Ara-
bische Legioen waren vermoord. Pas na 1973 zijn Joodse pioniers zich in de ‘verlaten
streken’ van Samaria, Benjamin en de Jordaanvallei gaan vestigen, terwijl de inkomende
Arabieren naar elders gingen. De internationale verontwaardiging over de Joodse neder-
zettingen is dus ongegrond, zelfs immoreel. In 2010 verbleven er in Judea en Samaria
ongeveer 1,3 miljoen Islamitische Arabieren, 400.000 Joden en naar schatting 60.000
Christenen.
6 – De Vluchtelingencrisis
De anti-Israël propaganda van de Palestijnse Autoriteit (PA), die helaas wereldwijd
weerklank vindt, is gebaseerd op een leugen: Israël zou na vestiging van de nieuwe staat
- 11 -
In het begin verwachtten de Israëliërs niet dat de vluchtelingen in een verdere toekomst
een blijvend probleem zouden vormen. Ze veronderstelden, en terecht!, dat de Arabische
landen met hun enorme territoria bereid zouden zijn de meerderheid op te vangen die
naar hun voormalige thuislanden wilden terugkeren,7) en ze meenden dat voor de over-
blijvenden wel een of andere regeling zou kunnen worden getroffen in het kader van een
globale aanpak. De benadering in het decennium na hun dislocatie werd in 1958 het best
7) De familienamen van veel Palestijnen geven nog altijd blijk van hun niet-Palestijnse
wortels. Net als bij Joodse namen als Berliner, Warsaw en Toledano, staan de telefoon-
gidsen op de Westbank vol namen als Elmisri (Egyptenaar), Chalabi (Syriër), Mugrabi
(Noord Afrikaan). Ja zelfs de beruchte George Habash draagt een naam die op Ethiopië
wijst. Maar namen zeggen niet alles. Jasser Arafat was een Egyptenaar. Faizal Husseini,
Arafats rechterhand, kwam uit Irak. De Arabieren wilden hen aanvankelijk niet als
hun leiders aanvaarden omdat ze zichzelf meer als Jordaniërs dan Palestijnen zagen
en natuurlijk waren deze mannen noch Jordaans noch Palestijns.
- 12 -
verwoord door Ralph Galloway, een voormalig staflid van de UNRWA, wat de organi-
satie is die de vluchtelingenkampen beheert: “De Arabische staten willen het vluchte-
lingenprobleem niet oplossen. Ze willen het als een open wond houden, als een aanklacht
tegen de Verenigde Naties en als wapen tegen Israël. Het kan de Arabische leiders geen
moer schelen of de vluchtelingen leven of sterven.” 29) Ten aanzien van het vluchtelingen-
probleem werd aldus voor een nieuwe aanpak gekozen en wel voor het eerst in de wereld-
geschiedenis. In de nasleep van de onafhankelijkheidsoorlog werd het vluchtelingen-
problematiek tot een politiek wapen gesmeed. De Arabische Liga, die dit had bedacht,
vond bij de wereldleiders een gewillig oor, en de westerse pers blaatte ijverig mee.8)
Alhoewel men veel praat over de ellende van de Palestijnse vluchtelingen, gaat men
voorbij aan de Joden die de Arabische landen zijn ontvlucht. Zij verkeerden lange tijd
in een hachelijke situatie. Tijdens de VN debatten van 1947 werden ze door de Arabische
landen bedreigd. De Egyptische afgevaardigde verkondigde in de algemene vergade-
ring: “Het leven van één miljoen Joden in de moslimlanden wordt door een partitie in
de waagschaal gesteld.” Het aantal Joden dat na Israëls onafhankelijk uit de Arabische
landen naar Israël is gevlucht, na daar honderden jaren te hebben gewoond, is vergelijk-
baar met het aantal Arabieren dat Palestina heeft verlaten. Veel Joden mochten weinig
anders meenemen dan het hemd dat ze op hun schouders droegen. De Joodse wereldorga-
nisatie van Arabische landen (WOJAC) schat dat het onroerend goed dat de Joden in de
Arabische landen achterlieten een oppervlakte bestrijkt van viermaal de Staat Israël.
Bedawi Palestijnse Kamp: “Nulla dies sine linea” (geen dag zonder regel)
8) Ralph Galloway, geciteerd door Terence Prittie in een bijdrage uit september 1973,
getiteld: “Middle East Refugees” als deel van een bloemlezing: “The Palestinians:
People, History, Politics” (p. 71).
- 13 -
Er is echter ook het religieuze motief, waarbij ik verwijs naar Prediker 4:12: “Een drie-
voudig snoer zal niet licht worden verbroken.” Het is opmerkelijk dat twee koorden geen
sterk snoer oplevert, ook niet vier koorden, maar met drie ontstaat een heel sterk snoer.
Toen God met zijn plan voor de wereld begon om het uit de greep van de Boze te
verlossen, koos Hij voor zichzelf een volk uit, beginnende bij Abraham; Gods eigen volk
dat niet voorkomt in de volkerenlijst van Genesis 10, waarin alle volkeren der aarde
staan vermeld. Maar een volk zonder land is als een mens zonder schaduw. Dus God
koos ook een land uit en dat land gaf Hij in bruikleen aan dat volk (Lev. 25:23), een volk
dat Israël zou gaan heten genaamd, naar Abrahams kleinzoon. Natuurlijk, een volk en
een natie hebben een vorst nodig. Dat zou uitmonden in het Davidische koningshuis,
waaruit Jezus Christus is ontsproten, de vorst waarnaar vele generaties lang reikhalzend
uit is gezien, die nog door de Joden erkend zal moeten worden. De drie koorden in dit
verband zijn daarom ‘volk, land en vorst’. Dit fundamenteel religieus concept wil de
heerser van deze eeuw met alle mogelijke wapens, opstokerij en leugenarij tegenwerken.
Als nu een van die drie koorden wordt verbroken, breekt het hele snoer en zou daarmee
Gods herstelplan zijn mislukt. Dat is het veelal onbewuste motief dat de naties ertoe
drijft de Joden te vervloeken, thans het leidersvolk van de twaalf stammen van Israël
(Abrahams kleinzoon had twaalf zonen). Het niet toekennen van het huidige land Israël
aan het Jodendom belet dat Gods volk aan zijn messiaanse bestemming toekomt. Dat
zou er uiteindelijk toe leiden dat het komende messiaanse rijk wordt gedwarsboomd,
met als resultaat dat Lucifer God aftroeft. Wie zegt dat hij geen antisemiet is als hij tegen
de vestiging van het Joodse volk in het land Israël is, maar dat dat voortkomt uit bekom-
mernis om de Palestijnen, miskent Gods plan met de wereld en is dus de facto antisemiet,
hoe hard dat ook mag klinken; hij is dan immers strijder tegen God en voegt zich daar-
mee bij het kamp van Gods grote tegenstander.
Het Boek der Waarheid zegt zelfs dat het op één na belangrijkste doel van de man, die
zichzelf Paus Franciscus noemt, is dat hij de Joden wil vernietigen. Zie de boodschappen
van 11 januari 2012 en 21 juli 2013. De tweede zegt bij monde van Christus: “De twee
getuigen zijn de Christenen en het Huis van Israël. Het Christendom is het eerste doel-
wit, omdat dit van Mij kwam. Israël is het tweede doelwit, want ik ben als Jood geboren
en het is het land van het uitverkoren volk van God - de thuisbasis van Jeruzalem.” En
ook: “Satan wil de Christenen en het Huis van Israël vernietigen, (…) wat zijn grootste
uitspraak is - dat hij boven God staat.”
Gods grote plan moet worden gezien in relatie tot de profetie van Daniel in het heel
bekende tweede hoofdstuk waar de steen, en de steen is Christus, de hele aarde vult.
Christus zei tegen de opperpriesters, schriftgeleerden en oudsten, die hem vroegen met
welk recht Hij optrad (Mc. 12:10): “Hebben jullie de Schrift niet gelezen: de steen die
de bouwers afwezen, dit nu werd de hoeksteen.” De Tempel is gebouwd op de eerste
steen van het universum, zo leert de Israëlische traditie. Deze steen wordt de Eben-Stiya
genoemd en het is deze steen die zal uitgroeien om de hele aarde te vullen. Betekent dit
dat Israël de hele aarde zal bezitten, dat ze de uiteinden van de aarde zullen bezitten?
Natuurlijk niet! Zoals uitgelegd behoort hun kleine land God toe, en uiteindelijk zal dat
ook de hele wereld zijn, waar de naties tot op heden een bijna totaal beschikkingsrecht
hebben gekregen om te doen en laten wat ze willen. Echter, als het volk Israël deed wat
God niet beviel werden ze door Hem weggestuurd, hetgeen de ballingschappen ver-
klaart. Het is volgens de profeet Habakuk (2:14) dat in een toekomstige tijd “de aarde
zal worden vervuld met de kennis van de glorie van de Heer - zoals de wateren de zee
- 14 -
bedekken”. Het zegt de kennis van de ‘glorie’ van de Heer, niet de kennis van de Heer.
Dat inzicht vervult mij met grote vreugde. En dit is de betekenis van Daniëls steen die
in het beroemde visioen de hele aarde vult.
Nog een laatste opmerking. Het is u misschien opgevallen dat ik weinig aandacht besteed
aan de Arabische politiek. Ten eerste is hun overweging nogal simpel: wat eens Islami-
tisch gebied was, gedefinieerd als een zogenaamde ‘waqf’, is een in de eeuwigheid on-
vervreemdbaar erfgoed geworden, zal dat altijd blijven. Vóór de Eerste Wereldoorlog
was wat nu Israël heet deel van het Islamitisch gemenebest, een situatie die in de ogen
van de Islamitische Arabieren dient te worden hersteld – tot meerdere eer en glorie van
Allah. Tevens geloof ik dat slechts met Westerse steun de Arabische landen een vuist
hebben kunnen maken. Het zwaartepunt van de politieke aversie tegen Israël moet in het
Westen worden gezocht, bij ons. De Nederlandse politieke leider en markante figuur,
Geert Wilders, bracht dit welsprekend tot uitdrukking in zijn toespraak in Tel Aviv op 5
december 2010:
«« Omdat het conflict in wezen ideologisch is, zijn territoriale concessies contra-
productief. Ideologieën kunnen niet door concessies worden overwonnen. Ze
worden erdoor aangemoedigd en aangevuurd. Men moet ideologieën met een
ijzeren wil tegemoet treden, men mag nooit toegeven, “nooit, nooit, nooit, nooit
– in niets, groot of klein, enorm of mieserig”. Dat is de les die de wereld heeft
geleerd van Winston Churchill, toen hij werd geconfronteerd met de kwade
ideologie van het nationaal socialisme. Dit conflict hier in het Midden-Oosten
gaat niet om land of grenzen, maar om de Islamitische Jihad tegen Westerse
vrijheden. Vanaf het moment dat Israël werd opgericht, hebben de Arabische
leiders elk partitieplan afgewezen en elk initiatief voor territoriale gebieden.
De Islamitische ideologie accepteert gewoon geen concept van een Joodse
staat. Noch Hamas noch Fatah zijn bereid het recht van de Joodse bevolking
op een eigen staat te erkennen in hun eigen historische thuisland. Geen enkele
territoriale concessie van Israël zal dit ooit kunnen veranderen. »»
.APPENDIX.
Historisch onverdedigbaar
Het VN partitieplan van november 1947, gekend als resolutie 181, week sterk af van
wat was afgesproken in het mandaat dat in 1922 officieel door de Volkerenbond werd
aanvaard. Toch gingen de Joodse leiders akkoord. De afschuwelijke tragiek is dat het
partitieplan door de Moslim-Palestijnen en omringende Arabieren werd afgewezen,
waarmee het voorstel definitief van de baan was. Het historisch gewicht van dat moment
ontging hen.
De gemengde Joods-Islamitische staat was voor hen onbespreekbaar. Hoe men ook
moge denken over de Joodse aanwezigheid in wat nu Israël heet en over de rechten van
- 16 -