Você está na página 1de 37

ALGEMENE

INLEIDING TOT HET RECHT

1. Het begrip recht Geen eenvoudige definitie van recht -Een complex van gedragsregels: objectief recht -Een aanspraak van het subject, op het objectief recht gesteund, voor bevrediging van de behoeften: subjectief recht -Een dynamisch systeem waarin geschillen beslecht worden door de rechter Ontleding: 1) Geheel van leefregels 2) Verbonden met een maatschappij: ubi societas, ubi ius (elke maatsch veronderstelt regels) // ubi ius, ubi societas (buiten maatsch geen rechtsregels) STAAT, waartoe iedereen behoort 3) Staat dwingt naleving van de rechtsregels af 4) Positief recht= concreet geldende regels op een bepaald tijdstip in een bepaalde staat 5) Doelstellingen Algemeen welzijn Orde en ordening in de zin van rechtszekerheid en rechtvaardigheid Veiligheid, stabiliteit Beveiliging van waarden en/of belangen(=wat jij wil) Kritiek op klassieke definitie: 6) Geheel van leefregels: enkel zo in Westerncontinentale rechtssfeer + soms is rechtsregel onvolledig of onduidelijk of niet aanwezig 7) Verbonden met maatschappij/staat: ook recht buiten nationale staat vb volkenrecht, Eur. recht = supranationaal recht 8) Afdwingbaarheid: geen afdwingbaarheid bij volkenrecht, Eur. recht + steeds meer systemen van bemiddeling 9) Doelstellingen: Westen = statische visie: regels voor orde, stabiliteit (wet) Anglo-Amerikaans = dynamisch proces (rechter staat centraal) Sociale functies van het R - Distributief - Protectief - Beslechting - Transactie - Regulering en beheer - Constitutioneel-politiek De rechtswetenschap, -dogmatiek, -leer of studie van het R Vakdomein van de juristen: - Grondgedachten opsporen - Nieuwe begrippen ontwikkelen - Vragen beantwoorden waarover twijfel is Andere begrippen& wetenschappen - Rechtspolitiek= betreft de keuze tussen alternatieve doelstellingen en waarden

Rechtstechniek= betreft de interne coherentie van een bepaald systeem. Een tekst mag niet tegenstrijdig zijn met zichzelf of een andere tekst Rechtsvergelijking= methode van de rechtswetenschap die erin bestaat de grondslagen, technieken en oplossingen van rechtsstelsels vergelijkt Rechtssociologie= studie van het recht zoals het feitelijk verschijnt ook in zijn wisselwerking met de maatschappij Rechtstheorie= studie van de juridische kennis en haar gevolgen voor de samenleving Rechtsfilosofie= vraagstelling naar de grondslag van het recht

2. Rechtsregel, rechtshandeling, rechtsgevolg Kernelement objectief R rechtsregel = normatief (dwingend) Bestaat uit: -rechtsfeiten (hypothese: als A, B zich voordoen) -rechtsgevolgen (beschikking: dan treden C, D in) Geen advies/aanbeveling, wel gebod, verbod of toelating Concreet feit wordt rechtsfeit als er rechtsgevolgen aan verbonden zijn - Abstract rechtsfeit= feit zoals in de regel omschreven, heeft toepassing op alle concrete feiten, beschrijvend - Concreet rechtsfeit= concreet feit waaraan de in de regel aan voorziene rechtsgevolgen worden verbonden :toepassing - Samenloop van wetsbepalingen= als een concreet rechtsfeit onder verschillende abstracte rechtsfeiten gecatalogeerd kan worden - Intern wetsconflict= als aan verschillende overlappende rechtsfeiten verschillende rechtsgevolgen verbonden zijn oplossen door exclusieve, alternatieve of panacherende (gedeeltelijke) toepassing van 1 van de rechtsregels Technieken tot opbouw van de rechtsregel Bepaling opsomming - R-opsomming: beperkend, limitatief, exhaustief <=> niet-beperkend, exemplatief - R-bepaling: een omschrijving van de inhoud van Rbegrippen Vermoedens en ficties - Vermoeden= gevolgtrekking die door de rechter of de wet afgeleid wordt uit een bekend feit om te besluiten tot een onbekend feit - Rechterlijk/feitelijk vermoeden= door de rechter gebruikt - Wettelijk vermoeden= door de wet zelf gebruikt o -onweerlegbaar (geen tegenbewijs mogelijk) o -weerlegbaar (tegenbewijs mogelijk) Invloed op bewijslast: wie een wettelijk vermoeden in zijn voordeel heeft, moet de juistheid van zijn standpunt niet meer bewijzen. - Fictie: een bewuste verdraaiing van de werkelijkheid Rechtsfeit & rechtshandeling 1) natuurlijke gebeurtenissen 2) menselijke handelingen -zonder bedoeling rechtsgevolgen teweeg te brengen(vb slagen bij twist) -met bedoeling = rechtshandeling (vb publiekR: KB uitvaardigen, privaatR: testament, contract) 2

door het stellen van een Rhandeling brengt het Rsubject het R in beweging -bepaalt zelf juridische omgeving en inhoud van R & P Alle rechtshandelingen zijn rechtsfeiten, niet alle rechtsfeiten zijn rechtshandelingen Soorten rechtshandelingen 1) Eenzijdig= vereist slechts wilsuiting van 1 persoon Meerzijdig= door het overeenstemmen van de wilsuiting van meerdere personen - Eenzijdige overeenkomst= slechts 1 partij verbindt zich tot een prestatie - Wederkerige overeenkomst= beide partijen verbinden zich tot een prestatie 2) Individuele draagwijdte Normatieve draagwijdte= zijn herhaaldelijk toepasbaar 3) Inhoud niet vrij door partijen bepaald - Vastgelegd door wetgever, partijen beslissen of ze aanvaarden of niet (huwelijk, adoptie) - Vastgelegd door 1 partij, andere kiest of hij toetreedt of niet (toetredingscontract, abonnement telefoon) 4) Onder bezwarende titel= beide partijen willen economisch voordeel &bezwaren elkaar (koop,ruil) Uit vrijgevigheid (om niet)= 1 partij wil voordelen (testament, schenking) 5) Onder de levenden= heeft uitwerking onafhankelijk van het overlijden (koop, verkoop) Terzake des doods= pas uitwerking na dood (testament) 6) Daden van beschikking= daden waardoor recht uit handen gegeven wordt (schenking, verkoop) Daden van beheer= daden waardoor goederen worden behouden/onderhouden/uitgebaat (verhuren) 7) Indeling naar rechtsgevolgen - Vestigend/constitutief= brengen nieuw R tot stand (huwelijk, adoptie) - Overdragend= dragen bestaand R over op een nieuwe titularis (huur, koop) - Aanwijzend/declaratief= bevestigen het juridisch statuut v.e bep persoon/zaak/situatie (schriftelijke bevestiging van mondelinge overeenkomst) Geldigheidsvoorwaarden van een rechtshandeling 1) Rechtsgeldige wilsuiting Vrije bewuste wil van een normale mens Gericht op teweegbrengen van rechtsgevolgen Toestemming/wil is niet door wilsgebrek(vb dwaling, bedrog, geweld) aangetast Uiting gericht tot degene waarmee rechtsbetrekking beoogd wordt Wilsuiting is niet aan vormvereiste gebonden = consensueel Uitzondering: plechtige rechtshandelingen (vb huwelijk, adoptie, ) Noot: zakelijke overeenkomst: komt pas tot stand door afgifte van de zaak 2) Wilsuiting door handelingsbekwaam persoon Wijst op geschiktheid van een juridisch persoon om drager te zijn van subjectieve rechten en plichten en/of deze rechten en plichten zelf uit te oefenen 3

Rechtsbekwaamheid= iedereen geschikt om subjectieve R&P te hebben Uitzondering: vreemdelingen hebben geringe rechtsbekwaamheid, geen politieke rechten in enge zin Probleem: rechtspersonen = groeperingen (vzw, stichting,..), geen toneel of voetbalclub, -hebben rechtspersoonlijkheid, zelfde rechtsbekwaamheid als mensen, maar geen familie-, politieke rechten en soms beperkte vermogensrechten Handelingsbekwaamheid= geschiktheid om R&P uit te oefenen of aan te gaan Wie handelingsbekwaam is, is rechtsbekwaam. Het omgekeerde is niet altijd het geval Volledig handelingsonbekwamen worden vertegenwoordigd (minderjarigen, krankzinnigen) Gedeeltelijk handelingsonbekwamen worden bijgestaan (ontvoogde minderjarigen) 3) Voorwerp en oorzaak van rechtshandeling beantwoorden aan door het recht gestelde vereisten Voorwerp= het teweegbrengen van Rgevolgen (doen ontstaan, wijzigen of tenietdoen v R&P) Het voorwerp moet: Bestaan of kunnen bestaan Bepaalbaar of onbepaalbaar zijn (niet een huis) Nuttig zijn, patrimoniaal of extrapatrimoniaal Geoorloofd = niet strijdig met dwingend recht (niet huurmoord, pooier) Nietigheid van een rechtshandeling = vaststelling van nietigheid door rechter als aan n van de voorwaarden niet voldaan is Elke inbreuk op een regel van het dwingend recht wordt gesanctioneerd met nietigheid Als nietigheid uitgesproken: rechtshandeling wordt met haar gevolgen uitgewist, wordt geacht nooit te hebben plaatsgegrepen Nietigverklaring op grond van - Inbreuk op de regels die de rechtshandeling en haar geldigheid betreffen - Inbreuk op de rechtsregels die niet de rechtshandeling betreffen (dus: oorzaak/voorwerp) 1) Dwingend recht: - openbare orde en goede zeden beschermen -voorschriften waarbij belangen van zwakkeren beschermd worden -waarvan je niet mag afwijken 2) Aanvullend/ suppletief recht: waarvan je kunt afwijken 3) Absolute nietigheid = - openbare orde en zeden, 30j -kan door iedere belanghebbende ingeroepen worden - kan door partijen in elke stand van het geding ingeroepen worden - kan niet bekrachtigd w 4) Relatieve nietigheid= - andere regels van dwingend recht (dwaling, bedrog), 10j -kan enkel ingeroepen worden door degene wiens belang beschermd wordt 4

-moet bij het begin van een procedure ingeroepen worden -wel bekrachtiging mogelijk Tegenwerpelijkheid van een rechtshandeling =betreft de vraag of derden rechten en plichten kunnen putten uit een geldige rechtshandeling die buiten hen gesloten was tussen partijen Derden= al diegenen die noch partij, noch algemene rechtverkrijgenden van een partij, noch rechtverkrijgenden onder algemene titel zijn, vb. wel rechtverkrijgende onder bijzondere titel (bank, verzekeringen, schuldeiser, schuldenaar, erfgenaam) Interne gevolgen van een rechtshandeling: de voortvloeiende R&P Niet-tegenwerpelijkheid = geen voor- of nadeel aan derde = relativiteitsprincipe Uitzonderingen: rechten voor derden (vb vordering van verkeersslachtoffer aan verzekeraar schuldige)& plichten voor derden (vb voor werkgever door CAO) Externe gevolgen: bestaan vd Rhandeling Tegenwerpelijkheid= derden moeten bestaan RH erkennen en kunnen dus medeplichtig geacht worden aan de contractbreuk van de partij Rechtsgevolgen: rechtssancties en gedwongen uitvoering Sanctie= gevolg die door een wetgever of rechter gekoppeld wordt aan een bepaald gedragspatroon om de naleving van gedragsnormen te bevorderen, zijn positief of negatief, meestal met dwang opgelegd Dwang= het grotendeels uitschakelen van het keuzevermogen van een persoon door een bepaald gedrag nadelig te maken Geweld= gebruik van fysieke of psychische kracht om iets te vernietigen of aan de wil te onderwerpen Macht= het kunnen bepalen van andermans gedrag Overzicht van de rechtssancties Privaatrechterlijke sancties (rechtstreekse uivoering) 1) Verbintenis= rechtsband waardoor 1 of meer personen verplicht zijn tegenover 1 of meer personen een prestatie te doen (geven van een zaak, een doen, een niet-doen) = door het recht bekrachtigde aanspraak van een persoon tegenover een andere -ontstaat door wet of contract, rechtstreekse uitvoering wordt nageleefd -debiteur/schuldenaar tegenover crediteur /eiser Als debiteur niet vrijwillig verbintenis aangaat: 2) Geen vrijwillige uitvoering: dwangmiddelen (lukt bij GEVEN: in beslag nemen) 3) Rechtstreekse uitvoering verplicht door rechter: uitvoering door derde op kosten van debiteur OF andere gelijkwaardige prestatie = gelijkwaardige uitvoering (vb schadevergoeding), (bij DOEN, NIET-DOEN) Privaatrechterlijke sancties (indirecte uivoering) 1) Strafbeding = partijen kunnen het bedrag van de schadevergoeding vooraf vaststellen om latere twist te vermijden=boetebeding, schadebeding 2) Dwangsom= gaat uit van de rechter, betaling van een som geld per dag vertraging in uitvoering van de veroordeling

3) Niet-uitvoeringsexceptie= Bij een wederkerig contract kan de partij die de wanprestatie van de tegenpartij vaststelt, weigeren haar eigen prestatie uit te voeren. Toepassing = retentierecht= exceptio non adimpleti contractus Bijzondere sancties: (niet door betaling maar door:) 1) ontbinding = beindigen van overeenkomsten wegens wanprestatie van 1 van de partijen waarbij de verbintenissen uitgewist worden (ook zonder wanprestatie) door rechter/partij -ex tunc :met terugwerkende kracht (vb koop ontbinden want inefficnt toestel) -ex nunc :vanaf moment van de uitspraak (vb huur ontbinden want niet betalen huurprijs) bij het begin wettige RH 2) herroeping = eenzijdige vorm van tenietgaan van verbintenissen -ex tunc (vb schenking) -ex nunc (vb lastgeving) 3) opzegging= eenzijdige vorm van beindigen van verbintenissen, aan minder voorwaarden gebonden dan herroeping (vb huur- of arbeidsovereenkomst) 4) [nietigverklaring] bij begin al iets fout met RH Strafsancties (rechterlijke macht) 1) Eigenlijke straffen (op strafregister) - Hoofdstraffen: die afzonderlijk knn worden opgelegd (opsluiting, geldboete) - Bijkomende straffen: samen met hoofdstraf (geldboete, verbeurdverklaring) 2) Beveiligingsmaatregelen (vb internering, voertuig niet mogen besturen wegens gebrek) Straffen burgerlijke gevolgen uit misdrijf Disciplinaire sancties = tuchtsancties =maatregel uit het administratief recht om tucht en de eer van bepaalde ambten of beroepen te handhaven, wordt opgelegd door daartoe gemachtigde overheid (raad van geneesheren) (vb blaam, schorsing, waarschuwing) Administratieve sancties (grondslag is wet) =rechtshandeling van individuele en repressieve aard die uitgaat van de uitvoerende macht tegen personen die overheidstaken uitvoeren of overheidssteun krijgen. Geen tussenkomst van een rechter, kan wel samen met strafsanctie door rechter opgelegd (vb verlies recht op uitkering, verlies vergunning) Fiscale sancties =variant van administratieve sanctie om benadeling van de rechten van de schatkist te verkomen, kan samengaan met strafsancties door rechter opgelegd (vb boete, verdubbeling ontdoken belasting) Gedwongen uitvoering in burgerlijke zaken Middelen van tenuitvoerlegging =rechtplegingstechnieken om sancties af te dwingen

1) Uitvoerende beslagen=alle of sommige goederen van de schuldenaar worden onder de macht van justitie gebracht om ze openbaar te verkopen en (een deel van) de opbrengst aan de schuldeiser te geven op roerend goed, op onroerend goed, onder derden 2) Bewarende beslagen= beslagprocedure dat, voor er een vonnis is, de schuldeiser toelaat zijn rechten preventief te beschermen op roerend goed, op onroerend goed, onder derden 3) Bijzonder geval= beslag op goederen van overheden 3. Subjectief recht en de rechtssubjecten Begrip Subjectief R= aanspraak of heerschappij toegekend door het objectief R aan een rechtssubject om de behoeften te bevredigen Indeling en soorten subjectief R 1) Politieke R= R op grond waarvan de burger deelneemt aan het leven van de staat en die hij tegenover de overheid kan doen gelden 2) PersoonlijkheidsR= beschermen de aspecten van de eigen persoonlijkheid van het rechtssubject, werken zowel tegenover de overheid als tegenover medeburgers - R op morele integriteit (recht op naam, privacy, eer,) - R op fysieke integriteit (recht op lichaam, euthanasie, leven,) 3) Economische en sociale R 4) Burgerlijke / private R =R die de burgers tegenover medeburgers kunnen uitoefenen - familieR of expatrimoinale R= R die voortkomen uit verwantschapsbanden die geen geldelijke waarde hebben, niet verhandelbaar zijn en verdwijnen bij overlijden van de titularis - vermogens of patrimoinale R= alle rechten die wel in geld waardeerbaar zijn o zakelijke R= heerschappij van een persoon op een zaak, hebben een absoluut karakter (kunnen dus door de titularis door iedereen ingeroepen worden) BRONNEN: wet of rechtshandeling

eigendomsR= Rom van een zaak genot te hebben en erover te beschikken als men er geen misbruik van maakt (variant mede-eigendom) R op vruchtgebruik= gebruik- en genotsrecht op andermans goed onder de verplichting de zaak in stand te houden en in natura terug te geven R van gebruik= enkel gebruiken R van bewoning= enkel bewonen afgezwakte vorm van vruchtgebruik Erfdienstbaarheid= last die op een lijdend erg is gelegd tot gebruik en tot nut van een heersend erf van een andere eigenaar, geen heersend erf bij erfdienstbaarheid van openbaar nut R van opstal= R om op andermans grond gebouwen/planten te hebben R van erf-/cijnspacht= soort huurrecht, afgesloten voor zeer lange duur waarbij de erfpachter in ruil voor een jaarlijkse cijns, het volle genot heeft van een stuk grond zonder dat hij er eigenaar van is pandR= Zakelijk zekerheidsrecht op een roerend goed door een pandovereenkomst waarbij een schuldenaar (pandgever) aan zijn schuldeiser (pandhouder) een zaak afgeeft tot zekerheid van zijn schuld hypotheekR= Zakelijk zekerheidsrecht op een onroerend goed, gevestigd door de wet, bij testament of overeenkomst (ook op schepen)

persoonlijke R= R op een prestatie van een ander persoon (een doen, niet-doen of geven van een zaak),relatief karakter: titularis kan enkel van bepaalde personen een prestatie eisen BRONNEN: wet of overeenkomst Wet: art 1382 BW: wie door zijn fout schade berokkent, moet deze vergoeden Als de 3 elementen: fout, schade, oorzakelijk verband tss die 2 aanwezig zijn, krijgt slachtoffer een schadevergoeding Uitzondering: overmacht of geaccepteerd risico Benoemde overeenkomst= wettelijk geregeld, meestal aanvullend van aard Contractuele vrijheid= partijen kunnen binnen de grenzen van het o
dwingend R vrij de inhoud van hun vorderingsrechten bepalen= onbenoemde overeenkomst

voorrecht= Recht dat door de wet en wegens de bijzondere aard van de schuldvordering aan een schuldeiser wordt toegekend om bij voorrang boven andere schuldeisers betaald te worden, bij niet-bevoorrechte schuldverdeling: pondspondsgewijze verdeling

intellectuele /eigendomsR= door de wet erkende absolute R die een intellectuele prestatie van de menselijke geest tot voorwerp hebben en die aan de auteur of schepper ervan een exclusief recht tot exploitatie geven Artistieke eigendom/auteursrechten= tijdelijk monopolierecht dat aan de schepper van een letterkundig of kunstwerk toegekend wordt Industrile eigendom Octrooirecht= tijdelijk monopolierecht voor iedere uitvinding die

nieuw is, op uitvinderwerkzaamheid berust en vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid Merken- en designrecht= intellectueel recht op de benamingen, tekeningen, vormen en andere uiterlijke kenmerken die handelswaren of hun verpakkingen van elkaar onderscheiden Recht op tekeningen en modellen= intellectueel recht dat het nieuwe uiterlijk beschermt van een product met een gebruiksfunctie Kweekrecht= Intellectueel recht dat de productie voor handelsdoeleinden beschermt van een nieuw ras in land- tuin- of bosbouw en veeteelt

Rechtssubjecten of personen= al wie drager is van R&P 1) Natuurlijke personen/mensen dieren maar rechts- en handelingsbekwaamheid verschilt (vreemdelingen, minderjarigen) 2) Rechtspersonen Enkel rechtssubject kan voor zijn rechten optreden - Publiekrechtelijke rechtspersonen: deel van overheidsgezag Vb. staat, gewesten, provincie, vreemde staten en instellingen, VRT, - Privaatrechtelijke rechtspersonen Vb. beroepsverenigingen, ziekenfondsen, stichtingen, Orgaantheorie: - Rechtspersoon heeft zelfde Rbekwaamheid als natuurlijk persoon, maar geen familieR en geen persoonlijkheidsR - Moeten vertegenwoordigd worden door natuurlijke personen= organen= wettelijk aangewezen personen organieke vertegenwoordiging 8

4. Objectief recht: inhoud en indeling Publiek recht = R met als voorwerp de onderlinge verhouding tussen overheden en de verhouding van overheden tot de rechtsonderhorigen ; dwingend recht Privaat recht =regelt de verhoudingen tussen de rechtsonderhorigen (burgers) ; aanvullend recht en dwingend Nationaal publiekrecht (vooral staatrecht&administratief recht) (bij elke materile rechtstak hoort een formele rechtstak) 1) Staatsrecht/grondwettelijk recht = die de fundamentele regels bevat over de organisatie en werking van de 3 staatsmachten en over de grondrechten van de burgers 2) Administratief recht/bestuursrecht =Recht over de structuur en de werking van het bestuur(uitvoerende macht) en de bescherming van de burger hiertegen 3) Strafrecht: Strafwetboek Straf treft in vermogen(boete), vrijheid (gevangenis) of leven(doodstraf) Alle misdrijven zijn fouten, niet alle fouten zijn misdrijven Misdrijven - Misdaden: criminele straffen (Assissenhof) - Misdrijven/wanbedrijven: correctionele straffen (correctionele) - Overtredingen: politiestraffen (politierechtbank) Rechtbanken kunnen straffen moduleren - Opschorting van de straf= schuldig maar geen straf - Uitstel van uitvoering van de straf= vb voor 1j gestraft, maar 6m effectief en 6m met uitstel Beginselen modern strafrecht - Legaliteitsbeginsel=enkel wetgever mag misdrijf en straf definiren => strafwet heeft geen terugwerkende kracht en is beperkend - Beginsel van toerekeningsvatbaarheid (schuldstrafrecht)= enkel toerekenings vatbaren kunnen schuldig verklaard worden - Sanctierecht - Staatsmonopolie en geen private straf zoals wraak 4) Fiscaal recht (onoverzichtelijk!)= regelt de wijze waarop de staat en andere daartoe bevoegde instanties de middelen verwerven voor de financiering van hun taken - Eigenlijke belastingen=financieren diensten van algemeen nut, zijn verplicht - Verhaalbelastingen/retributies= geldelijke vergoeding voor een dienst die de overheid presteert ten voordele van de heffingsplichtige, voor specifieke tegenprestaties dus niet verplicht, louter vergoedend karakter - Directe belastingen= worden periodiek geheven door een rechtstreekse aanslag van de persoon die zich in een bepaalde duurzame situatie bevindt (niet te vermijden als je in die situatie zit) vb. inkomensbelasting, kadastraal inkomen, 9

Indirecte belastingen= worden geheven ter gelegenheid van kortstondige en voorbijgaande gebeurtenissen (te vermijden door je aan de gebeurtenis te onttrekken) vb. BTW, successierechten, vergunningsrecht sterke dranken,

10

5) Procesrecht/gerechtelijk recht =bevat de voorschriften betreffende de organisatie van de rechtbanken, de bevoegdheid en de rechtspleging,formeel recht, want betrekking op de wijze waarop de eerbiediging van R&P gerealiseerd wordt Burgerlijk procesrecht/gerechtelijk privaatrecht: Gerechtelijk Wetboek, bevat A. Rechterlijke organisatie: rechtbanken B. Gerechtelijke ambten: deurwaarder, advocaat, rechter, griffier, OM C. Bevoegdheid van de rechtbanken: territoriaal /relatief, materieel/absoluut, in kort geding D. Rechtspleging: -verloop van procedure, -rechtsbijstand voor behoeftigen -vonnissen en arresten, - rechtsmiddelen: (derden)verzet beroep cassatie, -rechtsingang: dagvaarding -- eenzijdig verzoekschrift-- vrijwillige verschijning Bijzondere rechtsplegingen -Echtscheidingsprocedures -Verzegeling -Beslagprocedures -Arbitrage/scheidsrechters 6) Strafprocesrecht: afzonderlijke wetten ( INHOUD: Gerechtelijke politie Bewijskracht van de pv Verrichtingen van de onderzoeksmachten -onderzoeksrechter, -raadkamer, -Kamer van Inbeschuldigingstelling Procedure voor de rechtbanken ten gronde -politie rechtb -correctionele rechtb -hoven van beroep -rechtsmiddelen: verzet, beroep, cassatie Procedure van de Hoven van Assisen Politie: meervoudig begrip 1) Taken Administratieve politie: preventief = orde handhaven Gerechtelijke politie: repressief = opsporen 2) Overheden Administratieve: Koning(+reg), gouverneurs, commissarissen, burgemeesters Gerechtelijke: parketten, onderzoeksrechters 3) Korpsen 1 gentegreerde politiedienst Privaatrecht = regelt rechtsbetrekkingen tss burgers 1) Burgerlijk recht/gemeen privaatrecht: Burgerlijk Wetboek 11

2) Internationaal privaatrecht: Wetboek van internationaal privaatrecht Beginselen zijn gaandeweg uitgehold: - Bescherming vzn gezin en intern de hierarchie onder leiding van de man Nu: co-ouderschap - Bescherming individueel eigendomsR Nu van buitenaf en van binnenaf ingeperkt (ruimtelijke ordening, rechtsmisbruik en burenhinder) - Vrijheid tot contracteren Nu: ingeperkt tot dwingende wetgeving en machtsposities (toetredingscontracten) - Individuele schuldaansprakelijkheid Nu: afwijkingen door foutloze aansprakelijkheid (verzekeringssituatie en medische aansprakelijkheid in arbeidsongevallen) 5. Rechtsfilosofie en Rechtstheorie Geschiedenis AESCHYLES, SOPHOCLES, EURIPEDES: nieuwe waarden testen, grenzen uitproberen PLATO: ideale staatsvorm: -topdown model met elites, heerserfilosoof -geen zaak van de burgers en emotieloze staat ARISTOTELES: ingaan tegen Plato, gevoel naast rede ook belangrijk Middeleeuwen, THOMAS VAN AQUINO: ook topdown zoals Plato, sacraliteit en legaliteit zijn een eenheid verhouding religie-politiek Renaissance(Verlichting), JEAN BODIN: radicale breuk: secularisatie van het sacrale& van soevereiniteit door het esthetisch ideaal van het menselijke lichaam THOMAS HOBBES(Leviathan): staatsabsolutisme, sterk dualisme privaatrecht/publiekrecht Tegenhanger JOHN LOCKE: geen sterk bestuur nodig, visionaire democratische ideen, vader van de democratie Tegenstand tegen beide(vrijheid individu & absolute staat): ROUSSEAU, MARX, TOCQIEVILLE HOBBES, ROUSSEAU: sociaal contract tussen burgers (garantie voor veiligheid) en machthebber(garantie voor vrijheid) Tegenwoordig Juridisch pluralisme (Ren FOCQU) -1 persoon/levensbeschouwing mag niet de macht hebben -voortdurend mogelijk maken van consensus tss pluraliteit van levens-, wereldbeschouwing, culturen en belangen Discourstheorien (Michel FOUCAULT) Recht is een bepaald discours=communicatie-eenheidal sprekend komt het R tot stand Critical Legal studies movement (R.M. UNGER) Zet zich af tegen rechtspositivisme, bestudeert rechtsspraak Erkenning van het politiek, niet-democratisch karakter van het recht Feministische rechtstheorie (Martha NUSSBAUM)~ aristoteles Ondergraaft mannelijke uitgangspunten van juristen Pleit voor zorgzaamheid, verantwoordelijkheid en betrokkenheid 12

Law and economisch beweging (POSNER)~plato Pragmatisme/rechtsrealisme Juridische problemen analyseren in termen van marktefficintie Ethische waarde?(DWORKIN) Narratieve rechtstheorien Recht verhalend tot stand brengen 3 STROMINGEN: Law and literature beweging POSNER: Grote gelijkenissen tussen literatuur en recht (strafrecht-sprookje, zelfde afloop) DWORKIN: teksten op zichzelf zijn niet duidelijk, actuele context belangrijk, vrijheid voor rechters KORSTEIN: interpretatie is essentieel, recht&taal= intertwining webs Semiotiek =leer van tekens die zich in verschillende wetenschapsgebieden uitdrukken zoals literatuur, wiskunde, filosofie Aandacht voor rechtstaal, recht en taal Deconstructionisme (DERRIDA) Tekst heeft meerdere interpretaties, iedereen interpreteert anders, haalt taal en betekenis uit elkaar John RAWLS Iedereen heeft andere mening dus algemeen kader nodig Jeremy WALDRON Aanvaarding van wet moet gesteund zijn op overeenstemming van samenleving dat regeling nodig is & gelijke deelname aan proces, wetgever boven rechter

BELGISCH

PUBLIEKRECHT EN

BELGISCHE

INSTELLINGEN

1. Onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht Publiekrecht = geheel van regels die de verhoudingen tss overheden onderling en tss de overheid en de mensen regelen, is een dwingend recht, men kan niet afwijken van de rechtsregels. Privaatrecht = geheel van regels die de betrekkingen regelen tussen privaatrechtelijke personen (= natuurlijke en rechtspersonen: NV, vzw,bvba), is dwingend en aanvullend (=rechtsonderhorigen kunnen wel afwijken van recht) Internationaal privaatrecht= geheel van interne rechtsregels die bepalen welk rechtssysteem van toepassing is indien er een vreemd element aanwezig is (vb huwelijk tss Tunesir en Belg) 2. Onderscheid tussen staatsrecht en bestuursrecht Staatsrecht= grondwettelijk recht Onderdeel van publiekrecht = betreft werking van de machten en de rechten en vrijheden van de burger, ook het statuut van de koning en zijn verhouding met ministers Bestuursrecht= administratief recht 13

=geheel van rechtsregels die de uitvoerende macht betreffen, met uitzondering van de meest essentile regels die in het grondwettelijk recht vervat zijn Bevat: -structuur van het bestuur -werking van het bestuur -rechtsbescherming van de burger tg het bestuur 3. Kenmerken van de Belgische staatsinrichting Wat is een staat? 1) Een volksgemeenschap 2) Een territorium 3) Een georganiseerd gezag opperste soeverein gezag met monopolie van de gewapende macht continuteit van gezag Pro: vermijden dat macht te gepersonaliseerd is door het abstracte begrip staat Contra: Marxisme zegt dat een staat verdrukkend is, is niet nodig (klassenloze maatschappij) Vaststelling: macht staat vermindert door regionalisme en internationalisering Staatsvormen 1) Eenheidsstaat = hoogste beslissingsrecht komt van 1 gezagskern, 1 centrale overheid (vb. Frankrijk tot Mitterand) sociologisch was Frankrijk nooit een einheidsstaat, juridisch wel Kan gedecentraliseerd zijn = vorm van gezagssplitsing bepaald door centraal gezag (vb gezag aan provincies en gemeenten) 2) Bondsstaat/Federale staat federalisme= ideenstroming die streef naar verstandhouding tussen de staten, o.a. door het sluiten van verdragen (vb EEG) = staat waarin naast een centraal gezag ook en autonoom gezag van de deelstaten bestaat (vb Canada, USA, Duitsland, Belgi ) - residuaire bevoegdheid (=niet toegewezen, overige bevoegdheid)bij deelstaten (dus alle staten staan deel bevoegdheid af aan federatie) - 2 rechtsordeningen, bevoegdheidsafbakening - Deelstaten vormen wetgevend lichaam dat federale wetgeving helpt maken(vb senaatVS) - Hooggerechtshof houdt toezicht op Grondwettigheid van de wetten Statenbond/confederatie= statenverband van afzonderlijke soevereine staten die door een verdrag overeenkomen om bepaalde buitenlandse belangen gemeenschappelijk te regelen, elke staat heeft gelijke stem en vetorecht (unanimiteit) en houdt de volle macht. (vb. USA (vroeger))
Federale staat Grondwet Niet opzegbaar Wijzigen met meerderheid Eigen driemachtenstructuur voor elke deelstaat & de federatie Confederatie Verdrag Opzegbaar Wijziging met unanimiteit/vetorecht Geen eigen driemachten

14

Organen zijn tegenover lidstaten en burgers bevoegd Grondwettelijk Hof Organen door burgers gekozen

Organen enkel tegenover staten bevoegd, niet tegenover burgers Ontbreekt Organen bestaan enkel uit vertegenwoordigers van de staten

Separatisme= men wil onafhankelijke, afzonderlijke staten en geen federaal verband. Staten kunnen confederatie aangaan 3) Geregionaliseerde staat (vb. Spanje (en eigenlijk Belgi)) - Residuaire bevoegdheid bij centrale overheid! - Wetgevende bevoegdheid naar regios - Raden van deelgebieden worden rechtstreeks verkozen - Uitvoerend college (=regering)in elke regio - Fiscale bevoegdheden voor de regios De Belgische Staat 1) Democratie: burgers nemen deel in het gezag Klassieke democratie Wet maken door meerderheid van het volk, met respect voor minderheden Volksvertegenwoordigers van de meerderheid maken wetten Vrije meningsuiting, vrije verkiezingen Pluralisme in partijvorming (waardoor minderheid meerderheid kan worden) Minimale intellectuele ontwikkeling bevolking en naleving mensenrechten nodig Volksdemocratie, vb. China 1 groep vertegenwoordigt het volk, verkiezingen binnen de partij Geen vrije meningsuiting Geen bescherming van minderheden Geen pluralistische partijvorming (waardoor grotere kans op machtsmisbruik) 2) Rechtsstaat =staat waarin niet alleen de burgers, maar ook de gezagsdragers gebonden zijn aan de rechtsregels en waarin de overheidsmacht door de individuele rechten en vrijheden van de burgers beperkt is Legaliteitsbeginsel: elk overheidsoptreden moet grondslag in het recht hebben <-> Politiestaat= regeerders alle macht, burgers geen rechten Wetgevende macht = Koning&regering + Senaat +Kamer, kan grondwet niet zomaar wijzigen Rechten en vrijheden burgers primeren op machten Sommige materies voorbehouden voor federale wetgever 3) Representatieve instellingen Vertegenwoordigende organen via vrije en geheime verkiezingen voor minderhedenbescherming 4) Instellingen berusten op principe van nationale soevereiniteit

15

Nationale soevereiniteit Alle macht gaat uit van de natie= alle burgers samen uit het verleden, heden en toekomst De verkozenen vertegenwoordigen de natie Verkozene kan partij verlaten maar behoudt zetel

volkssoevereiniteit Alle macht gaat uit van de kiezers van het ogenblik De verkozenen vertegenwoordigen de kiezers

5) Parlementair regime =UM wordt uitgeoefend door een onverantwoordelijk staatshoofd en een regering wiens bestaan afhankelijk is van het parlement waartegenover ze verantwoordelijk zijn Andere regimes Presidentieel regime(USA)= uitvoerende macht wordt uitgeoefend door verkozen staatshoofd dat ministers kies die enkel tegenover hem verantwoordelijk zijn Historisch tussenregime: Orlanistisch regime= ministers waren verantwoordelijk tegen over onverantwoordelijk staatshoofd en parlement. Ministers moesten van beiden het vertrouwen hebben Semi-presidentieel regime(FRANKRIJK)= staatshoofd wordt verkozen, maar daarnaast is er de eerste minister die door het staatshoofd aangesteld wordt en het vertrouwen van staatshoofd en parlement moet hebben 6) Erfelijke monarchie Koning vandaag: rol van bemiddelaar, want geen partijen met meerderheidspositie en verschillende volksgemeenschappen 7) Geschreven en starre/onlenige Grondwet Geschreven voor duidelijke afspraken, maar ook Grondwettelijke gewoonte Grondwet is aan starre herzieningsprocedure onderworpen: Om een artikel uit de GW te veranderen moet er 2/3 meerderheid zijn 8) Machtenstructuur Wetgevende M: parlement Uivoerende M : regering+ koning Rechterlijke M: rechters scheiding der machten, instanties die elkaar controleren Belgische Grondwet Nauwe samenwerking WM UM RM en evenwicht ipv scheiding Voorrang aan WM, maar in realiteit overwicht van UM RM zo onafhankelijk mogelijk!! Taak RM: geschillen oplossen + straffen Grondwetsherziening 1993: voorlopig eindresultaat 1) 2 entiteiten: gemeenschappen en gewesten 2) Tweeledig federalisme: pariteit in federale gezagsstructuur 3) Beschermde, toegewezen(residuaire), niet-concurrerende bevoegdheden van deelgebieden Huidige onderverdeling van de Belgische staat 16

BELGI Federale staat, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten 4 taalgebieden: Nederlandse, Franse, Duitse, tweetalige gebied BrusselHoofdstad (19 gemeenten) Taalwetten legden taalgrenzen vast Via taalgebieden worden territoriale bevoegdheden van gewesten en gemeenschappen bepaald (territorialiteitsbeginsel) (probleem met faciliteitengemeenten) 3 gemeenschappen: Vlaamse, Franse, Duitstalige Geen volledige territoriale indeling Vl/Fr Gem bevoegd over Nl/Fr taalgebied en instellingen van het 2talig gebied B-H 3 gewesten: Vlaamse, Waalse(Franse en Duitse taalgebied), Brusselse Territoriale afbakening (p 43 codex) 10 provincies, 589 gemeenten, 1 agglomeratie (Brusselse) 4. Wetgevende macht

1) Algemeen 3 wetgevende machten: Federale WM, Gemeenschapsmacht, Gewestelijke macht Federale WM: 3 takken: Koning(+regering), Kamer, Senaat Wetten in materile zin kunnen worden uitgevaardigd door formele WM (zie hierboven) -> formele wet (kunnen ook in materile zin zijn) Wet in materile zin= algemeen abstract voorschrift dat niet verdwijnt na zijn uitvaardiging maar een herhaalde toepassing vindt, criterium: inhoud (vb theorie rijexamen) Wet in formele zin= elke handeling uitgaande van de Koning (+regering), Kamer en evt. Senaat ; criterium: vorm(vb naturalisatie) Meeste formele wetten zijn ook wetten in materile zin (vb huurcontract) Formele wet biedt waarborgen, want kritiek mogelijk bij vorming Verschil: Grondwet, Arbitragehof: formele zin Bestuurlijk toezicht, Hof van Cassatie, Raad van State: materile zin Bevoegdheden FWM: beperkt door Grondwet, onbepaald=residuair Varianten van wetten o Normatieve wet= stelt rechtsnormen vast, staat tegenover wet die administratief, eenmalig van inhoud is, zoals een begrotingswet ; = wet in materile zin o Organieke/institutionele wet= regelt een belangrijke sector of recht een instelling op o Interpretatieve wet= wet waarbij een andere wet wordt verklaard, heeft terugwerkende kracht o Opdrachtwet= wet waarbij aan de Koning een bredere regelgevende bevoegdheid wordt gegeven dan die in de Grondwet Bijzondere wetten o Kaderwet= legt algemene beginselen vast

17

o o

Programmawet= wet die de begroting moet begeleiden en bevat doorgaans uitgebreide bevoegdheidsopdrachten voor de koning Bijzondere meerderheidswet= in elke Kamer aan te nemen met gewone meerderheid in elk van de 2 taalgroepen en 2/3 meerderheid in totaal, vereist voor aangelegenheden i.v.m. Staatshervorming

2) Deelname van de Koning aan FWM Koning FWM: initiatiefrecht, bekrachtigt wetten, beslist mee bij Grondwetherziening Koning FUM: wetten afkondigen en bekend maken (Staatsblad), zitting van Kamers regelen, recht Kamers te ontbinden 3) Bepalingen gemeenschappelijk aan beide Kamers Onderzoek van geloofsbrieven Onderzoeksrecht: controle van bestuur Vragenrecht: vragen aan ministers van parlementsleden Statuut van parlementsleden: parlementaire immuniteiten Onverantwoordelijkheid Onschendbaarheid (uitzondering: op heterdaad betrappen) Openbaarheid van vergaderingen Elke Kamer mag eigen reglement opstellen Ambtsduur: 4 jaar, Koning kan voortijdig ontbinden 4) Kamer van Volksvertegenwoordigers Samenstelling -150 leden, verkiesbaarheid vanaf 21j, kiezer vanaf 18j -rechtstreekse verkiezingen, verplicht en geheim met algemeen enkelvoudig stemrecht -Evenredige vertegenwoordiging = volgens verkozenheid -Provinciale kieskringen Bevoegdheden - Wetgeving - Controle op regering: Kamer moet vertrouwen geven aan regering, motie van wantrouwen mogelijk na interpellatie 5) De Senaat Samenstelling - 71 leden, rechtstreeks verkozen senatoren - Gemeenschapssenatoren met dubbelmandaat - Gecopteerde senatoren - Kinderen van de Koning Bevoegdheid - Gelijk bevoegd met Kamer voor materies Grondwet - Facultatief bevoegd als bezinningskamer - Als enige bevoegd als verzoeningskamer (advies in belangenconflicten) 6) Totstandkoming van de nationale wet: 6 fases Eerste fase Wetsvoorstel= op initiatief van een parlementslid Wetsontwerp= regeringsinitiatief dat KB is eens een wetsvoorstel goedgekeurd in 1 Kamer, is het een wetsontwerp Tweede fase 18

Voorstellen of ontwerpen gaan naar de Parlementaire vaste commissies= kleinere afgezonderde groep van volksvertegenwoordigers of senatoren die door hun partij werden aangewezen omdat ze specialist zijn in een bepaald domein. Ze vergaderen over wetsvoorstellen en ontwerpen Derde fase Openbare plenaire zitting: volstrekte meerderheid van stemmen nodig voor goedkeuring (aantal ja = aantal nee + 1) Vierde fase Bekrachtiging door de Koning Vijfde fase Afkondiging Zesde fase Bekendmaking in Belgisch Staatsblad, wet van kracht 10 dagen na bekendmaking 7) Gemeenschappen en gewesten Vlaams Parlement, Parlement Waalse Gewest, Parlement Franstalige Gemeenschap Initiatiefrecht Bevoegdheden: gemeenschapsaangelegenheden(onderwijs, taalgebruik, cultuur, persoonsgebonden) en gewestaangelegenheden (ruimtelijke ordening, leefmilieu,landbouw, economie, huisvesting, openbaar vervoer,tewerkstellingsbeleid) Bijzondere wet artikel 6 (p43 codex) Parlement Duitstalige Gemeenschap Bevoegdheden: gemeenschapsaangelegenheden en gewestaangelegenheden (monumenten en landschappen) Parlement Brussels Hoofdstedelijk Gewest Verkiezingen per taalgroep N/F Bevoegdheden: - gewestbevoegdheden: zie Vlaams/Waals Parlement + ordonnanties - agglomeratiebevoegdheid: verordeningen 8) Conflictenbeheersing (p893 codex) Samenwerkingsakkoorden tussen Staat, Gemeenschappen en Gewesten Grondwettelijk Hof(vroeger= Arbitragehof): bevoegdheidsconflicten Prejudicile vragen= facultatief of verplicht te stellen door rechtbanken over problemen i.v.m. verenigbaarheid van wetten, decreten of ordonnanties Beroep tot vernietiging van decreten, ordonnanties, wetten Overlegcomit Regeringen: belangenconflicten 5. UITVOERENDE MACHT 1) Koning Staatshoofd: Grondwettelijk en erfelijk Onschendbaarheid t.a.v. rechtsgedingen Politieke onschendbaarheid/onverantwoordelijkheid: ministers zijn verantwoordelijk 19

Tak van nationale WM Orgaan van UM Uitvoering van wetten Benoeming en ontslag van ministers en staatssecretarissen Verleent graden in het leger, opperbevelhebber, hoofd van algemeen bestuur Genaderecht= recht om een straf te verminderen of kwijt te schelden in een individueel geval, individuele maatregel van UM RM: benoemt rechters en parketleden, uitvoering van vonnissen en arresten 2) Federale Regering Regeringsraad: ministers en staatssecretarissen(minder bevoegd), door Koning benoemd, moet niet paritair zijn Ministerraad/kabinetsraad: alleen ministers (max 15, paritair) Kernkabinet: eerste minister + vice eerste ministers Elke minister heeft kabinet= adviesploeg Minister: politieke verantwoordelijkheid tegenover kamer van volksvertegenwoordigers Taak: beleidsfunctie, beheersfunctie/administratief (cordineren tussen departementen) Ministers ook tweeledige functie: beleid(lid van regering)&bestuur(hoofd van dep.) Premier: extra cordinerende functie Verantwoordelijkheid minister: politieke verantwoordelijkheid tov de kamer van volksvertegenwoordigers strafrechtelijke verantwoordelijkheid Minister van Staat= eretitel, vormen samen de Kroonraad 3) Gewest- en Gemeenschapsregeringen Meerderheidsregeringen en verantwoordelijk voor de raden Vlaamse regering, Franse gemeenschapsregering, Waalse gewestregering, Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Brusselse Hoofdstedelijke regering

6. RECHTERLIJKE MACHT 1) Algemeen Weinig tussenkomst van UM: benoeming, uitvoering vonnissen en arresten, parket(OM) lokt reactie uit van rechtbanken Taak: beslechten van geschillen en straffen opleggen Geschillen over burgerlijke rechten: gewone rechtbank + geschillen over politieke rechten: gewone rechtbanken of administratieve rechtscolleges Rechtbanken geven nooit algemeen bindende uitspraken 2) Statuut van rechters Grondwet: loting, benoeming door Koning op gemotiveerde voordracht Levenslange aanstelling, onafzetbaar 20

3) Organisatie van rechtbanken volgens Grondwet (artikel 156-158) 4) Rudimentaire procedureregels die rechtbanken moeten volgen reeds in Grondwet Openbare zitting, uitspraak in openbare zitting, vonnissen en arresten motiveren, jury instellen voor criminele zaken, politieke misdrijven 5) Ambtenaren van het OM (= leden van staande magistratuur, parket) Geen rechters, niet levenslang benoemd, wel benoemd door Koning, onder toezicht Onafhankelijkheid inzake individuele dossiers opsporing en vervolging + op zitting soms zin doordrijven + onafhankelijkheid bij hervormingen 7. Belastingswezen en openbare financin Belastingen (art 170-171) 1) Belastingswezen Uitgevaardigd door vertegenwoordigend orgaan(staat-kamer-wet), jaarlijkse inning Begroting en rekening (art 174) 2) Begroting = handeling waarbij ontvangsten en uitgaven van een toekomstig tijdvak geraamd worden en toegestaan worden/project voor de toekomst -Sluitend : inkomsten = uitgaven -Deficitair: men voorziet al dat men tekort zal hebben 3) Rekening= opgave of staat van de werkelijke ontvangsten en uitgaven over een bepaald afgesloten tijdsvak 4) Rekenhof= Instelling, soort boekhoudkundige controle-instantie, uitgaande van de Kamer van Volksvertegenwoordigers Taken: controleren of begroting nauwkeurig wordt uitgevoerd, uitspraak doen in geval van geschil met rekenplichtigen, van jaarboeken naar projectstudies Financiering gemeenschappen en gewesten(Artikel 175-176) 8. Grondwettelijke rechten en vrijheden Internationale rechten en vrijheden 1) Universele verklaring van de rechten van de mens: UNO, geen bindend verdrag, louter moreel 2) Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (E.V.R.M.): van Raad van Europa, wel bindend(want sancties, procedures en oprichten instellingen), Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg(=internationale rechtbank) 3) Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten 4) Internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (B.U.P.O.) Meest gunstige regeling geldt! Rechten en vrijheden in onze Grondwet 1) Gelijkheid (art 10,11,131) objectiviteitcriterium: verschillende behandeling mag als voldaan is aan -verbod van willekeur= onderscheid moet een wettig doel nastreven -pertinent criterium= onderscheid moet steunen op adequate criteria in redelijk verband met aard, doel en gevolgen van de maatregel -evenredigheids- of proportionaliteitsbeginsel= aangewende middelen moeten in redelijke verhouding staan tot het nagestreefde doel Niet elke ongelijkheid is discriminatie 21

2) Persoonlijke vrijheid (art 12) gerechtelijke of bestuurlijke aanhouding Misdrijven enkel bij wet bepaald (art 14) Onschendbaarheid van de woning: huiszoeking (art 15) Briefgeheim (art 29) 3) Vrijheid van meningsuiting -vrijheid van eredienst (art 19,20) -persvrijheid (art 25) -vrijheid van vergadering (art26) Priv: overheid kan niets regelen Openbaar in gesloten ruimte: kan door overheid geregeld worden, maar voorafgaande toelating niet verplicht Openbaar in open lucht: mag 100% door overheid geregeld worden, voorafgaande toelating -vrijheid van onderwijs (art 24) -vrijheid van vereniging (art 27) -taalvrijheid (art 30) 4) Nieuwe rechten: -recht op menswaardig leven (art 23) -recht v elk kind op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit (art 22 bis) -plicht om rekening te houden met duurzame ontwikkeling (art 7bis) -eerbieding privleven en gezinsleven (art 22),

ADMINISTRATIEF

RECHT

1. Hirarchie van de rechtsnormen Rechtsbronnen Algemene rechtsbeginselen Beginselen van behoorlijk bestuur= beginselen die het gedrag van het bestuur regelen -vooral van toepassing als bestuur niet of weinig aan concrete teksten gebonden is = een discretionaire (=vrije) bevoegdheid heeft. gebonden bevoegdheid: maar 1 juiste oplossing, want tekst kan maar op 1 manier genterpreteerd worden

2. Rechtsbescherming van de burger tegen het bestuur A priori (preventief) 1) Specialiteit van elk bestuur 2) Motiveringsplicht= Eenzijdige individuele bestuursbeslissingen moet men formeel motiveren. Anderzijds moet het bestuur altijd een intern motief hebben (= materiel) 3) Soms voorbereidingseisen

22

4) Openbaarheid van bestuur: iedereen heeft het recht een bestuursdocument te raadplegen A posteriori (na beslissing) 1) Politieke controle Direct: door parlement o.b.v. ministerile verantwoordelijkheid voor Kamer Indirect: door instanties aangeduid door parlement 2) Administratief beroep: beroep bij bestuur zelf essentieel = bestuur kan beslissing volledig opnieuw nemen en steunen op rechtmatigheid (wettelijkheid, legaliteit) en evt. opportuniteit (politieke motieven) 3) Klachtrecht 4) Jurisdictioneel beroep: beroep bij rechterlijke instanties, betreft enkel rechtmatigheid Soorten: Schadevergoeding Exceptie van illegaliteit van besluiten en verordeningen Beroep bij Raad van State

BELGISCHE

INSTELLINGEN

1. Centralisatie- decentralisatie - deconcentratie Bestuurssystemen 1) Centralisatie= (eenheidstaat) 1 gezagskern: de staat 2) Decentralisatie= naast het staatsgezag bestaan er nog andere gezagskernen: gedecentraliseerde overheden met eigen gezag Territoriale decentralisatie (gemeenten, provincies): omschreven gebied, rechtstreeks verkozen organen, algemeen omschreven bevoegdheden functionele decentralisatie (openbare instellingen): eigen gezag in technische sfeer, geen rechtstreekse verkiezingen, nauwkeurig omschreven bevoegdheden (vb VRT, OCMW) 3) Deconcentratie= binnen een gecentraliseerde overheid aan ambtenaren bevoegdheden geven die bij de uitoefening de overheid verbinden, maar deze ambtenaren blijven onder hirarchisch gezag van e hoogste verantwoordelijke van hun bestuur Interne (binnen hoofdbestuur) Externe ( naar buitendiensten)

2. Overheidsdiensten Ministerie hoofd = Secretaris-Generaal federaal hoofd: voorzitter van directiecomit Minister is geen ambtenaar, maar mandataris: hij moet verkozen worden (zoals burgemeester, schepenen) 23

Hervormingen 1) Federaal: COPERNICUS-hervorming: regering administratie zelfstandige diensten ministeries vervangen door Federale OverheidsDiensten & Programmatorische Overh.Diensten -4 horizontale FOD: Kanselarij en Algemene Zaken, ICT, personeel en organisatie, Budget- en beheerscontrole -10 verticale FOD: o.a. justitie, binnenlandse zaken, -PODs ( vb. duurzame ontwikkeling, consumentenzaken, ) 2) Vlaamse overheid Minder adviesorganen Homogene beleidsdomeinen met departement en evt. IVAs met zonder rechtspersoonlijkh. Per beleidsdomein kunnen IVAs met rechtspersoonlijkh. en/of EVAs Departementen: beleidsondersteuning, IVAs en EVAs voor uitvoering *IVA= Intern verzelfstandigd overheidsagentschap, openbaar karakter EVA= Extern verzelfstandigd overheidsagentschap, evt. participatie van externen 3. Ambtenaren =Persoon die in principe in statutair verband werkt voor een overheid, tijdelijk of vast benoemd (meer voordelen op LT) contractueel (voor bepaalde periode) -Werving via SELOR, waar je examen aflegt -Top van overheidsdiensten: mandaten van 6 jaar -Niveaus: A B C D met doorgroeimogelijkheden, competentieonderzoek en premies 4. Openbare instellingen =vormen van functionele decentralisatie Statuten 1) Regie= bestuurseenheid met veelal technische opdracht, geen afzonderlijke bestuursorganen -zonder rechtspersoonlijkheid: onder direct gezag van de minister -met rechtspersoonlijkheid: ook onder gezag maar meer onafhankelijkheid 2) Openbare instellingen in enge zin= rechtspersoon met eigen bestuursorgaan waarvan de voor die sector bevoegde minister geen deel uitmaakt(vb RSZ, RVA). Soms neemt privsector deel (vb Nationale Bank) 3) Publiekrechtelijke beroepsorganisaties/-verenigingen= instelling met rechtspersoonlijkheid om de uitoefening van bepaalde beroepen te controleren (vb ordes van geneesheren, apothekers, advocaten,..) 4) Openbare adviesorganen: meeste zonder rechtspersoonlijkheid 5) Vereniging van overheden(= publiekrechtelijke verenigingen): wordt opgericht voor meer dan 1 overheid (vb Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden) 6) Autonome overheidsbedrijven: beheerscontracten waarin opdracht beschreven wordt, kan daarnaast andere activiteiten ontwikkelen in concurrentie met private ondernemingen (vb NMBS, BELGACOM, DE POST) 24

7) openbare diensten door erkenning= privaat initiatief dat erkenning en dus een openbaar karakter krijgt (vb gezinsbijslagkassen) Beheer (p 611 codex) opdeling van instellingen in 4 categorien (A-B-C-D) A meest gecontroleerd drievoudig controlesysteem 1) Toezicht op extern beleid (toezicht mindert van A naar D) A minister bestuurt B minister controleert via regeringscomissarissen C+D min of meer zoals B 5. Fondsen Fonds= afgezonderd deel van de begroting dat 1 concrete beleidslijn moet ondersteunen leidt een eigen leven naast begroting heeft eigen inkomsten en uitgaven Vb: Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en dierlijke producten Om een deel van het beleid uit te voeren: bestaande administratie/instelling of nieuwe instelling/fonds 6. Private organisaties Kunnen ook een taak van algemeen belang waarnemen door het oprichten van VZW (Vereniging zonder Winstoogmerk) of Stichting. (= rechtspersonen) -VZW= vereniging met rechtspersoonlijkheid die geen nijverheids- of handelszaak drijft en die geen voordeel voor haar leden nastreeft -Stichting= vermogen wordt ingebracht in een rechtspersoon met een privaat belangloos doel Stichting van openbaar nut: filantropisch, levensbeschouwelijk, religieus, wetenschappelijk, cult, artistiek of pedagogisch 7. Enkele organogrammen 1) Koning: -Koninklijke schenking= openbare instelling beheerd door de minister van financin waarin goederen zijn ondergebracht die Leopold II aan de Belgische staat heeft geschonken -Koninklijke orde (= eretekens): Leopoldsorde, Kroonorde, Orde van Leopold II -Adelstand -Koninklijke vereniging = een titel toegekend aan verenigingen die bestaan >50j 2) Structuur van de Sociale zekerheid: zie blad p 150+ zelfstandigen: RSVZ = inningorganisme 3) Rijkswacht/politie/krijgsmacht wet tot organisatie van een gentegreerde politiedienst, op 2 niveaus: -lokale politie: basispolitiezorg + enkele federale opdrachten Gezag: burgemeesters en parketten -federale politie 25

Gezag: minister van Binnenlandse Zaken en van Justitie beiden autonoom en afhangend van verschillende overheden, tussen beide een functionele band 4) Ministeries/federale overheidsdiensten: (vb. FOD Financin) Afdelingen Fiscale administratie: - administratie van ondernemings- en inkomensfiscaliteit SECTOR DIRECTE BELASTINGEN SECTOR BTW Met gewestelijke directies: elke directie heeft plaatselijke kantoren met 2 activiteiten: inning(=ontvangen belasting) & controle -administratie van het kadaster Houdt alle onroerende goederen in Belgi bij op een kadastrale legger Houdt kadastrale plannen bij Moet kadastrale inkomen schatten= fictieve huurwaarde waarop onroerende voorheffing geheven wordt 5) Erediensten en vrijzinnigheid 8. Openbare instellingen en overheidsrelevante organisaties 1) Onderwijs Structuur - Basis (kleuter en lager) + secundair (ASO,TSO, KSO, BSO)+ hoger (bach ma doc) + buitengewoon + permanente vorming (oa volwassenenonderwijs) Netten - Officieel onderwijs = door overheden opgerichte scholen (gemeenten, provincies, gemeenschappen) - Vrij onderwijs= door particulieren opgerichte scholen (katholiek net, vrijzinnig net, methodenscholen) Financiering - Gemeenschapsonderwijs met fondsen - Gesubsidieerd onderwijs (gemeenten, provincies, vrije netten) 2) Ambtenaren, via SELOR= staatsdienst met afzonderlijk beheer, richt aanwervings- of bevorderingsexamens in vergelijkende en bekwaamheidsexamens 3) Zelfstandigen: - RSVZ =Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen ontvangt en splitst bijdragen uit over 3 sectoren: kinderbijslag, pensioen, ziekteverzekering - Commissie voor erkenning van aannemers: aannemers krijgen erkenning in klassen (financile grootte) & categorien (aard van het werk) 4) Sociaal en economisch overleg - NAR (Nationale Arbeidsraad): paritair (werknemers, -gevers)adviesorgaan met geldigheidskracht over land, sluiten CAOs

26

Paritaire comits/commissies: adviserende overlegorganen tussen werknemers en werkgevers die gelden voor bepaalde sectoren, adviesfunctie, sluiten CAOs

5) Beroepsverenigingen: geen openbare instellingen, soms rechtspersonen, belangen van beroepsgroep verdedigen - Werknemersorganisaties:
o o o ACV= Algemeen christelijk vakverbond ABVV= Algemeen Belgisch vakverbond ACLVB= Algemene centrale der liberale vakbonden van Belgi

Werkgeversorganisaties: VBO (beroepsfederaties), VEV, UNIZO, Belg. Boerenbond


o o o VBO= Verbond van Belgische ondernemers VEV= Vlaams economisch verbond Unizo= Unie van Zelfstandige Ondernemers

6) Financin en verzekeringen - Nationale bank van Belgi (NBB): NV, helft aandelen van staat, uitgiftemonopolie, regionale kantoren, deel van Eur stelsel van nationale banken,openbaarkarakter:Regentenraad - Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen 7) Buitenland: Belgische ambassades, consulaten en permanente vertegenwoordigingen - Diplomatieke ambtenaren die politieke staat vertegenwoordigen - Administratieve, technische en commercile taken voor bijstand in buitenland - Ereconsul= invloedrijk persoon uit het land zelf, niet als beroep - Nationale Delcrederedient: verzekert depositos NCOS= Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking -VZW, verenigt ngos (11.11.11, rode kruis, amnesty international) 8) Culturele wereld en media - Sabam= private organisatie die auteursrechten beschermt, geleid door Johan Verminnen = Socit des Auteurs Belges Auteurs kunnen zich bij deze organisatie aansluiten 9) Vervoer - NMBS= Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (federaal) hervormd tot INFRABEL, NMBS-exploitatiemaatschappij en NMBS-holding - VVM De Lijn= Vlaamse VervoerMaatschappij (Vlaams Gewest) 10) Leefmilieu Aquafin: waterzuivering riolen eigendom Vlaams Gewest INDAVER: verwerkt gevaarlijk afval geprivatiseerd OVAM: Openbare Vlaamse AfvalMaatschappij VMM: Vlaamse MilieuMaatsch VMW: Vlaamse Maatsch voor Watervoorziening VLM: Vlaamse Landmaatsch

11) Gemeenten en provincies =toepassingen van territoriale decentralisatie 27

Gemeente Bevoegdheid -gemeentelijke belangen -bestuurlijk toezicht tegen schendingen wet of algemeen belang -volksraadplegingen -oprichting autonome gemeentebedrijven Organen -Gemeenteraad (directe verkiezingen) -College van Burgemeester en Schepenen (indirecte verkiezingen) -Burgemeester (verkozen door gemeenteraad) Provincie Bevoegdheid -provinciale belangen -bestuurlijk toezicht tegen schendingen wet of algemeen belang -volksraadplegingen -oprichting autonome provinciebedrijven Organen -Provincieraad (directe verkiezingen) -Deputatie (indirecte verkiezin) -Provinciegouverneur (door Vlaamse regering benoemd)

INLEIDING

TOT HET HANDELSRECHT

Handelsrecht= deel van het privaatrecht dat speciaal van toepassing is op de daden van koophandel en op de verbintenissen van handelaars, doorgaans met inbegrip van het vennootschapsrecht Handelsrecht + marktrecht = economisch recht Rechtbank van Koophandel= Handelsrechtbank Samenstelling - Voorzitter, 2 rechters in handelszaken, parket (lid OM) Behandelde zaken - Geschillen tussen handelaars boven 1860, faillissementen, vennootschapstwisten Beneden 1860 gaan ze naar de vrederechter= handelsrechter Ondernemingen =elke duurzame organisatie van mensen en goederen voor productie, ruil of circulatie van goederen of diensten firma= naam in handelsrecht Onderscheid: eenmanszaken (geen vennootschap) familieondernemingen grote anonieme ondernemingen(beiden vennootschap) 1. Kooplieden (handelaars) = Zij die daden uitoefenen, bij de wet daden van koophandel genoemd, en die daarvan hun gewoon beroep maken met winstoogmerk Belang van statuut handelaar 1) Enkel handelaar kan failliet verklaard worden 28

2) 3) 4) 5)

Soepeler bewijsrecht Hoofdelijkheid tussen handelaars (verbintenissen nakomen) Komt voor de Rechtbank van Koophandel Heeft bijzondere verplichtingen (inschrijving, boekhouding)

2. Daden van koophandel Bepaling Een handeling is een daad van koophandel als ze voorkomt in de lijst van objectieve daden en als ze met winstoogmerk is gesteld Groepen Objectieve daden van koophandel: = Bezitten handelskarakter wegens de aard van de daad zelf, ongeacht of de persoon die de daad stelt handelaar is of niet. Vermeld in Wetboek van Koophandel -daden die elk afzonderlijk daden van koophandel zijn -Ondernemingen van koophandel: meer dan 1 daad Subjectieve daden van koophandel: =alle verbintenissen die een handelaar op zich neemt zijn handelsverbintenissen tenzij hij kan bewijzen dat ze niets met handel te maken hebben (vb als je ongeval veroorzaakt moet je schadevergoeding betalen= handelsverbintenis) Wet op handelspraktijken Doel: consumentenbescherming & eerlijke concurrentie tss handelaars Sancties: strafsancties & vordering tot staken van een handelspraktijk 3. Bewijs van handelsverbintenissen 1) Algemeen (bewijsmiddelen uit burgerlijk recht) Geschriften: authentieke akte primeert boven onderhandse akte (door partijen zelf) Meerzijdig <-> eenzijdig (schuldbrief) Getuigenbewijs (geldt niet altijd) Eed (zeldzaam) Vermoedens 2) Bijzondere regels Bij getuigenbewijs: in zaken boven 375 Bewijskracht van boeken Als bewijs tegen handelaar, ook als ze onregelmatig zijn Als bewijs voor handelaar, enkel als ze regelmatig zijn + inzake handelsverbintenissen Procedure Overlegging: omvat hele boekhouding Openlegging: enkel op plaatsen die geschilpunten betreffen Bewijskracht van factuur: factuur moet genummerd zijn bewijst transactie 4. De handelszaak = Geheel van bestanddelen dienstig voor de opbrengst van een onderneming. GEEN rechtspersoon

29

Volgens Hof van Cassatie: onlichamelijk roerend goed dat onroerende goederen kan bevatten Bestanddelen - Clinteel - Uithangbord - Naam - Uitvindingsoctrooien - Rechten uit het lopend huurcontract - Voorraden-meubilair-gereedschap - winkeluitrusting Goodwill= verschil tussen de gezamenlijk waarde van de bestanddelen, afzonderlijk gewaardeerd, en de som van de waarde van alle bestanddelen als geheel Er zijn overeenkomsten die de handelszaak tot voorwerp hebben (vb. verkoop, verhuring, inpandgeving)

RELATIES

IN HET HANDELSVERKEER

1. Tussenpersonen en distributieovereenkomsten Tussenpersonen Meest bekende: Handelsvertegenwoordigers: niet in eigen naam, niet voor eigen rekening. Hij is geen handelaar, wel een bediende. Tussenpersonen die wel handelaar zijn: 1) Makelaar: niet in eigen naam, niet voor eigen rekening. Brengt partijen bij elkaar. (vb verzekeringsmakelaar, makelaar in onroerende goederen) 2) Commissionair: in eigen naam, niet voor eigen rekening. Sluit handelsovereenkomsten. (vb inkoopcommissionair(koffie Brazilie), commissionair-expediteur(alle vervoersverrichtingen)) 3) Handelsagent: niet in eigen naam, niet voor eigenrekening.Heeft agentuurovereenkomst met opdrachtgever en probeert voor hem clinteel te verwerven. = zelfstandig handelsvertegenwoor. Distributieovereenkomst 1) Concessie: vaak verbonden met exclusiviteit Verkoopsconcessie= overeenkomst waarbij een concessiehouder van een concessiegever het recht krijgt om in eigen naam en voor eigen rekening producten te verkopen die de concessiegever vervaardigt of verdeler van is (vb mode, voertuigen, machines, dranken,) concessiehouder gerant= bediende die onder gezag van iemand en voor diens rekening diens producten verkoopt 2) Franchisering/systeemlicentie= Frachisegever stelt tegen ene vergoeding een commercieel imago en systeem ter beschikking van een andere partij, de franchisenemer, die eigenaar is van zijn zaak en in eigen naam en voor eigen rekening handelt (vb Standaard Boekhandel) 2. De handelsdocumenten 1) WISSELbrief (betaalmiddel & kredietmiddel) zie p190 ommezijde Wisselbrief= waardepapier dat een vormelijk geschrift is waardoor de opsteller (trekker) opdracht geeft aan een aangewezen persoon (betrokkene) om aan een

30

derde of aan diens order op een vastgestelde plaats en datum een bepaalde som te betalen Waardepapier (effect)= akte waarin het recht op zon manier is gencorporeerd dat het alleen d.m.v. het papier kan worden uitgeoefend en overgedragen Betrokkene is hoofdschuldenaar en acceptant tov de houder Altijd naam van begunstigde vermelden Aval: avalgever moet aanwijzen voor welke ondertekenaar hij borg staat de derde aan wie de betaling wordt gedaan is de nemer o Houder= Persoon die de wissel in zijn bezit heeft o Acceptatie= Verbintenis die wordt aangegaan door de betrokkene tegenover iedere houder, om de wisselbrief te betalen o Aval/borgtocht= Verbintenis waarbij een derde of een ondertekenaar van de wisselbrief instaat voor de verplichtingen van een medeverbondene van de wisselbrief (geavaleerde) o Endossement= Normale vorm waaronder de begunstigde van een wissel deze overdraagt aan een derde, door vermelding op achterkant (soorten: eigendom, incassering) o Disconto= Vorm van bankkrediet waardoor de bank voorschotten verleent middels endossering in haar voordeel van commercile waardepapieren zoals de wisselbrief 2) Cheque (variant van de wissel) =Betalingsdocument waarmee de houder van een rekening (de trekker) aan de bankier(betrokkene) de opdracht geeft, in zijn voordeel of dat van een derde (nemer), een bepaald bedrag te betalen met het fonds of krediet waarover de rekeninghouder beschikt bij de bankier o Cheque aan order= Naam van begunstigde is vermeld, met of zonder clausule aan order van. Overdraagbaar door endossement o Cheque op naam= Naam van begunstigde is vermeld met de clausule niet aan order. Niet de endosseren o Cheque aan toonder= Naam van de begunstigde is niet vermeld, iedereen kan hem innen. Endossement is overbodig Betaalmiddel & middel tot terugtrekking van het fonds:ten voordele van de trekker die fonds terugtrekt van zijn eigen rekening Afgifte van de cheque is juridisch geen betaling, want cheque kan ook niet gedekt zijn Verschillen Cheque Vooral betaalmiddel Betrokkene altijd bankier Altijd op zicht Wissel Vooral kredietmiddel Betrokkene niet altijd bankier Meestal op termijn (met datum) Altijd fonds nodig bij uitgifte Meestal later fonds nodig Geen acceptatie Wel acceptatie Nemer vermeld of niet Altijd nemer Gelijkenis: beiden vormelijk geschrift = bepaalde gegevens moeten er zijn 3. Verzekeringen 31

Basisbronnen: Burgerlijk Wetboek en Wetboek van Koophandel 1) Algemeen verzekeringsovereenkomst (polis) =Overeenkomst waarbij de verzekeraar er zich tegenover een andere partij, de verzekeringsnemer, toe verbindt een in de overeenkomst bepaalde prestatie te leveren als een onzekere gebeurtenis zich voordoet waarbij de verzekerde of begunstigde belang heeft dat die zich voordoet. Verzekeringsnemer betaalt premie aan verzekeraar. risico = Onzekere gebeurtenis, ontstaan uit toeval of overmacht, waarvan de prestatie van de verzekeraar afhangt en waartegen de verzekerde is gedekt ramp/schadegeval =Verwezenlijking van het risico premie =Vergoeding die de verzekeringsnemer moet betalen aan de verzekeraar die winst nastreeft en handelaar is bijdrage = Vergoeding die betaald wordt aan de verzekeraar die geen winst nastreeft en dus geen handelaar is betrokken personen - Verzekeraar=Partij die de verbintenis op zich neemt om de prestatie te leveren - Verzekeringsnemer=Partij die het contract sluit met de verzekeraar en zich verbindt om de premie te betalen - verzekerde =Wie zich kan beroepen op de dekking van het contract als de ramp zich voordoet, wie het verzekeringssysteem in werking doet treden o bij persoonsverz: ziek, dood, ongeval o bij goederen en belangenverz: familiale - begunstigde= Degene in wiens voordeel prestaties bedongen zijn 2) Geldigheidsvoorwaarden Mededelingsplicht: verzekering is nietig bij opzettelijke verzwijging of valse verklaring van verzekeringsnemer Belang hebben: verzekeringsnemer moet belang hebben bij behoud van een zaak of het leven van een persoon 3) Bewijs van contract: geschreven contract 4) Rechten en plichten van de partijen Verzekeringsnemer: premie betalen, risicoverzwaring meedelen, schade beperken, dadelijk aangifte doen Verzekeraar: prestatie leveren wanneer ramp zich voordoet (dienst leveren of bedrag betalen) Sommenverzekering= Verzekering tot uitkering van een bepaald bedrag, er is geen raming, vergoeding wordt betaald ongeacht de schade (vb levensverzekering) Schadeverzekering= Verzekering ter vergoeding van schade, werkelijke schade wordt vergoed, vergoeding wordt berekend volgens waarde komt niet tussen bij zelfmoord, dronkenschap, intoxicatie of opzet 5) Einde van het contract: door opzegging, nietigheid, verstrijken van termijn of risico/belang verdwijnt Schorsing is geen einde van het contract 32

6) Verjaring: na 3 jaar 7) Soorten verzekeringen Particuliere/commercile verzekeringen/premieverzekering: sommen of schadeverzekering =ontstaan uit priv-initiatief en beogen bescherming tegen bepaalde risicos. verzekeraar en verzekerde hebben tegenstrijdige belangen Persoonsverzekeringen = prestatie of premie is afhankelijk van een onzeker voorval dat iemands leven, fysieke integriteit of gezinstoestand aantast sommen of schadeverzekering Levensverzekering= op een bepaalde leeftijd nog leven, dan krijg ik een bepaalde som geld: vast bedrag, sommenverzekering bij uitstek Overlijdensverzekering= voor een bepaalde leeftijd overlijden, dan krijgt familie een bepaalde som geld Gemengde verzekering= vb 2 milj als je overlijdt voor 60j en 1 milj als je nog leeft op 60j Ongevallenverzekering= dekt bij ongeval de medische kosten en geeft ook soms en uitkering van kapitaal bij invaliditeit Ziekteverzekering=eerst medisch onderzoek door verzekeraar. Dekt medische kosten bij ziekte, dekt soms uitkering van kap. bij invaliditeit= arbeidsongeschikth.(ongeval, ziekte) Goederen en belangenverzekeringen =prestatie afhankelijk van een onzeker voorval met schadelijke gevolgen voor iemands vermogenaltijd schadeverzekering Aansprakelijkheidsverzekering= geven dekking tegen aanspraken van derden op patrimonium van verzekerde omdat die derden geschaad zijn door de verzekerde of door wie/wat waarvoor hij aansprakelijk is(familiale verzekering, verplichte voertuigverzekering) Herverzekering= Verzekering tussen verzekeraars om hen te dekken tegen grote vergoedingen die ze moeten uitkeren Rechtsbijstandsverzekering= voor proceskosten, soms bij familiale of autoverzekering gevoegd Bijstandsverzekering= voor pechgevallen, reishulp Zaakverzekering= brand, oogst, diefstal, krediet, verzekering voor eigen schade(perte totale)

VENNOOTSCHAPPEN
1. Vennootschappen in het algemeen Bronnen: Burgerlijk Wetboek, Vennootschappenwet, Boekhoudwet Vennootschap wordt opgericht door contract tussen meerdere personen of wilsuiting van 1 persoon Doel: 1 of meer nauwkeurig omschreven activiteiten met of zonder winstoogmerk vereniging: algemenere term en geen winstoogmerk Indeling 1) Naargelang handelsvennootschap - burgerlijke vennootschap - Burgerlijke vennootschap= Het doel is een burgerlijke activiteit en geen daad van koophandel 33

Handelsvennootschap= Doel is daden van koophandel Burgerlijke vennootschap met handelsvorm= Vennootschap waarvan het doel burgerlijk is maar die de rechtsvorm van een bepaalde handelsvennootschap aanneemt om rechtspersoonlijkheid te krijgen (vb sociale bouwmaatschappijen)

2) Naargelang rechtspersoonlijkheid (ontstaat bij neerlegging oprichtingsakte op griffie rechtbank v Kooph) handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid: NV, BVBA, VOF, CV, SE, worden vennootschappen met sociaal oogmerk genoemd burgerlijke vennootschap met rechtspersoonlijkheid: LV (Landbouwvennootschap) zonder rechtspersoonlijkheid: - maatschap= vennootschap met burgerlijk doel of handelsdoel - tijdelijke handelsvennootschap= doel is 1 of meer handelsverrichtingen en heeft geen rechtspersoonlijkheid - stille vennootschap= 1 of meer personen nemen belang in verrichtingen van 1 of meer anderen die in eigen naam optreden ontstaan door contract, deelgenoten bepalen doel, winstverdeling, voorwaarden 3) Naargelang aansprakelijkheid Aansprakelijkheid= mate waarin de vennoten met hun persoonlijk vermogen moeten instaan voor de verbintenissen van de vennootschap beperkt aansprakelijk: NV, (eenpersoons)BVBA, CV(coperatieve venn.) met beperkte aansprakelijkheid aansprakelijk afhankelijk van aandeel (betaald/volgestort of toegezegd) onbeperkt aansprakelijk: VOF, CV met onbeperkte aansprakelijkheid 4) Naargelang nadruk op personen of kapitaal Persoonsvennootschap= de persoon van de vennoten is doorslaggevend en de aandelen zijn niet of moeilijk overdraagbaar -BVBA, CV,VOF, commanditaire vennootschap Kapitaalvennootschap= beogen kapitaalverzameling ongeacht de herkomst ervan, grote overdraagbaarheid -NV(=naamloze venn.), commanditaire vennootschap op aandelen Aantal vennoten: -minstens 2 (rechtspersonen) -Uitzonderding: 1 bij eenmans-BVBA, minstens 3 bij CV Regels gemeen aan rechtspersonen Vennootschap met rechtspersoonlijkheid heeft: - rechten en plichten afzonderlijk van vennoten, eigen naam, domicilie, nationaliteit - eigen vermogen, afzonderlijk van vennoten - kan eiser of verweerder zijn voor de rechtbank - organieke vertegenwoordiging Naam: eigen originele naam Einde van vennootschap 34

ontbinding= mogelijke vorm waarop vennootschap met rechtspersoonlijkheid aan een einde komt--na ontbinding behoudt vennootschap rechtspersoonlijkheid tot de sluiting van de vereffening vereffening= geheel van verrichtingen na de ontbinding door de vereffenaar(s) verdeling= eventueel batig saldo wordt verdeeld onder de vennoten

2. De handelsvennootschappen Naamloze vennootschap (art 437) = Vennootschap waarin de vennoten (aandeelhouders) slechts aansprakelijk zijn naargelang hun inbreng 1) Oprichting-voorwaarden: - minimum 2 vennoten en minimum 61500 volgestort -gehele kapitaal moet geplaatst zijn (op alle aandelen ingeschreven) -geplaatste kapitaal is geheel van de door de aandeelhouders beloofde inbrengen 2) Effecten= waardepapieren Indeling naar de vorm: -effect op naam= Wordt in een register ingeschreven en bevat de naam van de houder -effect aan toonder= Was naamloos, bezitter werd geacht de eigenaar te zijn -gedematerialiseerd effect= boekingen, bankrekeningen Aandelen Kapitaalsaandeel= recht dat een deel vertegenwoordigt van het kapitaal van de vennootschap Materieel document: aandeel + dividendenblad Onderaandelen/coupures <-> verzameleffecten (verzameling enkelvoudige aandelen) Gewone of preferente/bevoorrechte Rechten: jaarlijkse uitkering van dividend(deel vd winst), stemrecht in algemene vergadering van aandeelhouders, recht op uitkering bij ontbinding uit restkapitaal Winstbewijzen/winstaandelen= toegekend als beloning voor zeker prestaties die niets als inbreng te waarderen zijn en waaruit de vennootschap baat heeft gehaald. Meestal geen kapitaal of stemrecht, wel recht op winstuitkering Obligaties: Schuldbewijzen ontstaan uit een collectief leningscontract. Manier voor de NV om aan geld te raken VERSCHIL Aandeel Obligatie Geeft recht op dividend Brengt vaste rente op Is niet terugbetaalbaar Is op bep moment terugbetaalbaar Aandeelhouder bestuurt de NVmee Obligatiehouder heeft slechts via algemene vergadering adviserende stem in algemene vergadering Gemeenschappelijk: beiden zijn manier voor de NV om aan geld te raken Warrants= autonome inschrijvingsrechten op de aandelen, voorkeurrecht 35

3) Werking: organieke vertegenwoordiging Raad van Bestuur: statutaire bestuurders Aansprakelijkheid van bestuurders Regelmatig gestelde daden= daden volgens alle wettelijke regels. Verbinden alleen de vennootschap en niet de bestuurders zelf Foutieve daden o bestuursfout: door onoplettend bestuurder, kan vordering tot schadevergoeding o Fout tegen statuten of wet: bestuurders persoonlijk aansprakelijk, vordering tot schadevergoeding lastens bestuurder Na faillissement: bijzondere aansprakelijkheid = doorbraak rechtspersoonlijkheid Algemene vergadering van aandeelhouders: meest uitgebreide bevoegdheid Gewone algemene vergadering: jaarlijks, minder bevoegd Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid= BVBA(art 210) 1) Algemeen n of meer vennoten Vennoten verbinden zich slechts tot hun inbreng De deelbewijzen kunnen slechts onder bepaalde voorwaarden worden overgedragen Gelijke aandelen: gelijk recht, geen preferente, op naam en ondeelbaar Overdracht aandelen: enkel met toestemming van helft van vennoten die kapitaal bezitten Uitz.: vennoten, echtgenoten, bloedverwanten, statuten 2) Werking Zaakvoerder(s) kunnen vennoot zijn, benoemd door vennoten voor een onbepaalde duur. Kan rechtspersoon zijn kan statutaire zaakvoerder zijn: bijzonder beschermd

HET

FAILLISSEMENT 1. Enkele algemeenheden

Faillissement (geen strafbaar feit!) 1) Definitie= handelaar/handelscennootschap, in staking van betaling, geschokt krediet 2) Vonnis van faillietverklaring -door Rechtbank van Koophandel 3) Totstandkoming op aangifte van handelaar: hij legt zelf zijn boeken neer, automatisch na 1maand staking van betaling op vordering van schuldeiser(s) of OM dagvaarding wegens niet betalen van factuur na 1 maand niet betalen: dagvaarding in faillietverklaring 4) Inhoud van het vonnis faillissement vaststellen curator(en)(= vereffenaars) benoemen 36

rechter-commissaris benoemen datum staking van betaling vaststellen beveelt schuldeisers aangifte te doen binnen 30 dagen 5) Gevolgen van het vonnis persoon van de gefailleerde wordt vertegenwoordigd door curator goederen worden door curator beheerd handelingen die niet tegenwerpbaar zijn: handeling uit verdachte periode(vanaf staking van betaling) handeling van voor staking van betaling met opzettelijke benadeling van schuldeiser 6) Afwikkelingen van het faillissement schulden betalen aan bevoorrechte schuldeisers faillissementsproces = collectief beslag onder toezicht van curator rechtbank beveelt sluiting van faillissement en beslist of gefailleerde al dan niet verschoonbaar is= niet meer te vervolgen door schuldeisers Misdrijven i.v.m. faillissement schuldeiser betalen of bevoordelen om faillissement uit te stellen buitensporige persoonlijke uitgaven verzuimen aangifte te doen gedeelten van de activa verbergen of verduisteren

37

Você também pode gostar