Você está na página 1de 6

-1-

Chanukahs oorsprong en plaats


op Israls feestkalender

Chanukah staat ook bekend als het Lichtfeest en begint volgens de Joodse kalender op de
25e van de maand Kislev, wat afhankelijk van het jaar tussen eind november en eind de-
cember ligt. Het wordt gevierd door het aansteken van een kandelaar, de negenarmige Me-
norah of Chanukiah, iedere avond n extra licht met het achtste op de laatste avond. Een
extra licht wordt de shamash (wachter of dienaar) genoemd, die dient om de andere aan te
steken en meestal boven of onder de rest is geplaatst. Chanukah is afgeleid van het He-
breeuwse woord voor inwijding of heiliging.

Dit festival herdenkt de herinwijding van de


Tempel van Jeruzalem na de verschrikkelijke
ontheiliging door Antiochus Epifanes. De oor-
sprong hiervan vinden we in het boek Makka-
been. Het eerste zegt: Acht dagen lang vierden
ze de herinwijding van het altaar. () Toen be-
paalde Judas samen met zijn broers en de hele
volksvergadering dat het feest van de herinwij-
ding jaarlijks acht dagen lang gevierd zou wor-
den. (1 Mak. 4:56-59) En het tweede: Vol
vreugde vierden de Joden acht dagen lang feest,
zoals dat ook voor het Loofhuttenfeest gebruike-
lijk is. (2 Mak. 10:6) Negenarmige Menorah
-2-

De grote gebeurtenis destijds was het wonder van de kan met olie. De Talmoed stelt dat
tijdens de herinwijding volgend op de Makkabese opstand er net voldoende gewijde olie
beschikbaar was om de eeuwige vlam in de Tempel n dag te laten branden. Wonder-
baarlijk bleef de olie acht dagen lang branden (1), wat de tijdsduur was om verse olijfolie te
persen, prepareren en in te zegenen,
die als brandstof moest dienen voor
de lampen.

De problemen onstonden toen de Sy-


rische despoot Antiochus Epifanes
(175-164 BC) naar een hereniging
streefde van het Grieks imperium in
lijn met de oude situatie van Alexan-
der de Grote. Op de terugweg naar
Syri, na in Egypte een oorlog te
hebben verloren, deed hij Jeruzalem Antiochus Epifanes - een tetradrachme
aan. Reeds in grote woede door zijn
Egyptische vernedering, vernam hij dat de Joodse hogepriester een opstand had beraamd
toen er geruchten rondgingen over zijn dood. Hij had schoon genoeg van de politieke
intriges in Isral en de koppige weerstand tegen zijn helleniseringsplan om de Griekse
levensstijl bij alle burgers in zijn rijk in te voeren. Deswege beval hij Jeruzalem te vernie-
tigen. Huizen werden in brand gestoken, de muren geslecht en velen vonden de dood of
werden als slaven verkocht. Antiochus richtte zich nu op de berg Zion. Zijn soldaten sloe-
gen de doorgangen en poorten van de Tempel in puin en al zijn schatten werden geroofd. In
het jaar 168 BC op de 25e van de Joodse maand Kislev plaatste de Syrische despoot bin-
nenin het allerheiligste een afgodsbeeld van Zeus Herkeios (Zeus, de beschermer van het
Hof), een idool dat bij de plaatselijke bevolking bekend stond als Bal Shemen of de
Heer des Hemels. Iedere familie diende er een op een centrale plaats in huis te hebben. De
vrome Joden verbasterden de naam in Shomem dat in deze vorm (de polel) de betekenis
heeft van wat de Tempel en zijn altaar verlaten maakt en voor verwoesting gereed. Hiervan
is viermaal sprake bij Danil de profeet, meer in het bijzonder vers 9:27 : Op de helft van
die week zal deze vorst een einde maken aan de slacht- en spijsoffers en op de vleugel van
de tempel de gruwel der verwoesting plaatsen totdat de vernietiging, waartoe besloten is,
zich aan de vernieler voltrekt.

Het verbaasde niemand eigenlijk dat dit gruwelijke ding Antiochus eigen gezicht toonde.
De dwingeland moet de 25e Kislev hebben gekozen als dag om de Tempel met zijn heidens
offer in te wijden omdat het met zijn eigen kalender strookte die op die dag de geboorte
van de nieuwe zon aankondigde, dat is als de dagen weer langer worden. Deze specifieke
tijd van het jaar is het winter solstitium, ook wel zonnewende genoemd. Dit was, zoals te
begrijpen, een belangrijk feest. Tijdens deze bijzondere gelegenheid offerde Antiochus een
varken op, waarvoor hij hetzelfde altaar gebruikte dat eerst had dienst gedaan voor brand-
offers aan de levende God. In de Joodse optiek bestond niets ergers dan een varken offeren.
Hij liet varkensbloed in het Heilige der Heiligen sprenkelen en het lichaamsvet over de
heilige boekrollen uitgieten voordat ze in stukken werden gesneden en verbrand. De natie
was ernstig geschokt. De Tempel werd als een heiligdom ter ere van Zeus ingericht waar
men alleen nog maar varkens mocht offeren. Een bevelschrift verbood de beoefening van
het Joodse geloof onder dreiging van doodstraf. Babies werden rondom hun moeders nek
gehangen en op die manier stootten ze vrouwen van de muren af. Het was assimilatie of
annihilatie! Een opstand volgde onder Mattathias Maccaber en zijn zoon Juda. Zich in
grotten verbergend en door het leggen van hinderlagen frustreerden de vrijheidsvechters de
-3-

Syrische bezettingsmacht die steeds meer aan kracht inboette. Drie jaar later confronteer-
den zij de vijand in open veld wat tot verbluffende overwinningen voerde. Toen Mattathias
en zijn mannen Jeruzalem binnentraden, begonnen zij onmiddellijk met het reinigen van de
Tempel en zijn heiligdom. Op 25 Kislev van het jaar 165 BC, precies drie jaar na de ver-
ontreiniging, wijdden ze het altaar opnieuw aan de Heer toe in een reinigingsceremonie die
de toewijding (chanukah) van de Tempel heette. Dit was het begin van een nieuwe
religieuze instelling, die nog steeds door het wereldwijde Jodendom in acht wordt genomen
en bekend staat onder de naam Chanukah. Als Christenen hun Kerstmis vieren, hebben de
Joden hun Chanukah.

Alhoewel Chanukah niet in de Pentateuch voorkomt, zijn er overtuigende aanwijzingen dat


het zich reeds eerder in het Joodse leven had ingenesteld in de vorm van een of ander
heidens getint volksfeest dat in de steden en dorpen van Judea een grote populariteit ge-
noot. De publieke toespraak van de profeet Haggai, drie eeuwen eerder in de vroege post-
exilische periode, op de 24e van de maand Kislev, geeft aan dat dit toen reeds een heilige
dag was. Misschien is Haggais toespraak de eerste officile erkenning daarvan in een po-
ging zijn heidense tendensen om te buigen, wat de buitengewone nadruk verklaart die op
deze datum in de verzen 2:18-20 wordt gelegd:

Overweeg nu deze dag naar de toekomst toe, vanaf de 24e Kislev, vanaf de dag dat
de fundamenten van de Tempel des Heeren werden gelegd - overweeg het: Is het
zaad nog in de schuur? Zelfs de wijnstok en de vijgeboom en de granaatappelboom en
de olijfboom hebben geen vrucht gedragen. Maar vanaf deze dag zal Ik u zegenen.
En het woord van God kwam weer tot Haggai op de 24e en luidde: Ik zal hemel en
aarde beroeren. Ik zal de tronen van koninkrijken omver werpen; Ik zal de kracht van
de heidense koninkrijken verdelgen.

Zonsopkomst- en ondergangtijden in Isral over het gehele jaar

Omdat in deze periode de dagen nog altijd werden geteld vanaf zonsopkomst (tussen 5:30
en 06:30 uur) moest het solstitium op de avond van de 24e beginnen. Na invoering van de
nieuwe dagtelling, die bij zonsondergang begint (om 17:00 uur in plaats van 06:30
uur), verschoven alle dagen een halve dag achterwaarts tegenover de kenmerkende gebeur-
tenis (in dit geval het solstitium) en dus werd de avond van de 24e dat zoals eerst gebrui-
kelijk het einde betekende van de voorafgaande periode volgens de nieuwe telling van
-4-

een etmaal naar het begin van de 25e verschoven, om 17:00 uur, een methode die sinds-
dien in de Joodse religieuze gemeenschap in zwang is gebleven.

Hoogstwaarschijnlijk werd Chanukah aan de omringende culturen ontleend als bruikbaar


alternatief voor een tweede nieuwjaarsdag. In de pre-exilische tijd ging het Loofhutten-
feest, ook wel het Tabernakelfeest geheten, vooraf aan de inwijdingsceremonie voor Tem-
pels die op de equinox lag, het punt waarop dag en nacht even lang zijn, wat de Isralieten
als de nieuwjaarsdag vierden (maar het begin van het Loofhuttenfeest is nu voor verschei-
dene redenen veertien dagen na die datum geplaatst komend vanaf zijn oude plaats op
acht dagen daarvoor). (2) Nieuwjaarsdag was de gebruikelijke gelegenheid onder de Se-
mitische volken om tempels in te wijden. Het is daarom niet zo verwonderlijk dat het acht-
daagse Chanukahfestival hetzelfde schema heeft als het Loofhuttenfeest. Het Kerstfeest is
ten aanzien van zijn plaats op de liturgische kalender een ander voorbeeld van het afkijken
van heidense riten. Aan het begin van de vierde eeuw koos de kerk 25 december uit als de
dag waarop de geboorte van het goddelijk kind moest worden herdacht, opdat alle volken
in het Rijk de nare en hardnekkige gewoonte van zonaanbidding zouden staken, die toen
uiting vond in de dienst aan Mithras, een Perzische lichtgod, die rond de eerste eeuwwis-
seling na Christus officieel binnen het Romeinse Rijk werd gentroduceerd. In plaats van
Mithras werd Christus de Sol vertus et Lux in tenebris, de ware Zon en het Licht in de
duisternis. In de vroeg Romeinse tijd stonden de december feesten, van de 17e tot de 24e,
als de Saturnalia bekend. In de aanloop naar 25 december, de veronderstelde verjaardag
van Jupiter, werden deze met bandeloze ontucht bedreven. Die dag, waar men naar uitkeek,
werd de Dies Natalis Invicti Solis genoemd of de geboortedag van de onoverwinnelijke
zon (Saturnus heette de vader van Jupiter te zijn).

Alhoewel Chanukah in Mozes boeken niet bij naam wordt genoemd, werden de gebeur-
tenissen die tot Chanukah aanleiding gaven reeds eeuwen tevoren met verve door Danil in
zijn achtste hoofdstuk geschetst (v. 1-12). In een adembenemend visioen voorzag hij een
ram met twee hoorns (het Medo-Perzische Rijk) dat zo om zich heen stootte dat geen beest
zich rond hem staande kon houden. Toen verscheen in het westen een geit (Griekenland)
die zo snel vooruit stoof dat zijn poten de grond niet raakten. Een zeer duidelijk zichtbare
hoorn (Alexander de Grote) stond tussen zijn ogen. De geit (Griekenland) botste met onge-
looflijke woestheid tegen de ram aan (Medo-Perzi) en brak de twee hoorns op zijn kop en
verwondde het bijna ten dode toe. Zodra de geit (Griekenland) groot was geworden, brak
zijn grote hoorn waarvoor in de plaats vier kleinere hoorns omhoog schoten (de generaals
van Alexander): in 323 BC stierf Alexander de Grote op drie en dertig jaar een voortijdige
dood zonder een erfgenaam na te laten, waarop de heerschappij van zijn rijk op zijn vier
generaals overging, met Seleucus die over Syri heerste en Oost-Voorazi, Ptolmes over
Egypte, Lysimachus over Thraci en West-Voorazi (Turkije) en tenslotte Cassander over
Macedoni en Griekenland. Vervolgens kwam vreemd genoeg een kleine hoorn uit een van
de vier omhoog en werd uitzonderlijk sterk: in 171 BC kwam Antiochus IV op de Seleuci-
dische troon van Syri. Het wierp sommige sterren terneer (rechtvaardige Joden) en ver-
trapte ze. Het verheerlijkte zichzelf als het Heir van het sterrenleger, deed het offer op-
houden en ontmantelde het heiligdom (de Tempel van Jeruzalem).

Door de eeuwen heen zijn de heidense naties geobsedeerd geweest met de ontheiliging van
de tempelberg, de voetbank van de levende God. Salomon wijdde de Tempel in op de equi-
nox; op het solstitium besloten de heidenen deze te ontheiligen. Het was daar dat Antiochus
het beeld van Zeus oprichtte die als de incarnatie van de zon werd gezien. Het was daar dat
de Romeinse keizer Hadrianus besloot om een tempel ter ere van de god Jupiter te bouwen,
de Romeinse versie van Zeus. Dit patroon zal zich ongetwijfeld herhalen daar een andere
-5-

Chanukah nog in het verschiet ligt. De Schrift leert dat de gebeurtenissen onder Antiochus
Epifanes slechts een schaduw zijn van de dingen die komen gaan. Hij was een tiran -
wreed, hardvochtig en onbesuisd. Hij droeg zijn trots als een kleed. In de overtuiging dat
hij de vleesgeworden godheid was, liet hij zich als Antiochus Theos Epifanes aanspreken:
Antiochus de zichtbare god. Zijn spotters noemden hem epimanes of dolleman. Zonder
voorafgaande waarschuwing stond Isral bloot aan zijn onverdraagzaam regime waaronder
vele geloofshelden de marteldood vonden. Danil profeteerde dat velen in Isral opnieuw
met een heidense vorst een verbond zullen sluiten (Dan. 9:27). Deze goddeloze vorst is een
figuur van de nog komende anti-Christ.
Hubert Luns
Zie ook het artikel: Het Zonnewonder

Noten
De olie laat zich kopen tegen de prijs van het kruis en door nederigheid
(1) De Zalige Grote Conchita van Mexico (Concepcin Cabrera de Armida) heeft een op-
merkelijk commentaar gegeven over de brandende lamp van onze tempel (beeld van ons
lichaam), hier ontleend aan een selectie onder redactie van Dominique Reyre in: La vie
dans lEsprit Saint (Het leven in de Heilige Geest) van Conchita d. de lEmmanuel,
Paris # 2009 (pp. 46-47):

Gister (3 sept. 1895) tijdens mijn gebed heeft de kleine duif (de Heilige Geest) mij
gezegd: Jij bent mijn nest. Ik rust in jouw ziel als in een tabernakel en wil daarom
ook dat in jouw ziel onafgebroken een lamp brand tot mijn eer, dat zij met een olie
brandt die alleen van Mij komt. Ik ben het die deze in de Hemel fabriceert; het is een
heel heilige en heel zuivere olie door mijn adem in stand gehouden. Deze olie laat zich
kopen tegen de prijs van het kruis en die van de nederigheid. Koop deze olie die nooit
bederft en slechts voor mijn glorie brandt ten bate van het hart dat zijn genoegens
in Mij vindt. O! mijn dochter, vergroot de beker van je ziel en Ik zal hem met mijn
heilige olie vullen! Ik wens dat jullie Mij s ochtends en s avonds om deze olie vragen
en dat ook enkele keren doen tijdens de dag, en Ik zal jullie deze schenken, want zij
is mijn vreugde en Ik zet het hart in vlam waar Ik haar vind. Ik wil dat jullie harten
zich dag en nacht verteren tot mijn eer () Ik ben heel jaloers, Ik wens dat alles voor
mijn glorie is, alles - geen hartslag uitgezonderd, geen enkel verlangen, geen enkele
zucht () Ziedaar wat Ik van de harten verlang die mijn levende kruizen zijn, de
nesten waar Ik rust, Ik, de Heilige Geest.
Ja, wees lampen voor de kleine duif die naast zijn nest schijnen opdat dit trieste
en ellendige leven wordt verlicht, wat ons deel is temidden van de duisternis die
ons omringt. Ja, wij slaan een voorraad olie in die wij kopen tegen de prijs van onze
opofferingen en vernederingen. En wij zullen branden in een niet verterend vuur ter
meerdere eer en glorie van Hem, en ik zal elke nacht mijn fouten en gebreken van de
voorgaande dag in dat vuur werpen om mij er geheel van te ontdoen. Ja, brand, brand
mijn arme ik brand !, zal ik ieder moment tegen mijzelf zeggen () Ik wil dat geen
enkel druppeltje van deze heel zuivere en geparfumeerde olie verloren gaat () om die
ver van de wereld met al zijn zorgen te laten branden, in stilte en ingetogenheid.

Van een zonnekalender naar een lunaire-zonnekalender


(2) De zaken zitten ingewikkelder in elkaar, want niet alleen schoof het Loofhuttenfeest op
maar ook de nieuwjaarsdag en wel 9 dagen achteruit. Bovendien heeft het Joodse nieuw-
jaar, ergens in september, niets meer met de equinox te maken. Oorspronkelijk diende
nieuwjaar voor de inwijding van tempels en kwam direct na het Loofhuttenfeest, zoals nog
-6-

steeds het geval was tijdens een zekere peri-


ode onder Ezra en Nehemia, de profeten van
direct na de Babylonische ballingschap. Het
viel later samen met de dag uit Leviticus
23:24 en Numeri 29:1 dat in de Bijbel bekend
staat als Yom Teruah, wat de dag van het
blazen (van de Shofarhoorn) betekent. Teruah
was een eenvoudige ceremonie die de afstand
kan hebben aangegeven tussen het lunaire- en
het zonnejaar, waarbij de eerste ongeveer elf
dagen korter is dan de tweede. Er waren veel
veranderingen in de liturgische kalender die Het blazen op de Shofar
over een lange periode werden ingevoerd. Ze
gingen samen hetgeen de gegevens lijken te staven met enkele wijzigingen in de
Bijbelse tekst die met de viering verband hielden. Hoe deze veranderingen precies werden
ingevoerd en waarom is nog altijd onvoldoende bekend. Vroeger volgde Isral een zonne-
jaar waarin beide equinoxes een fundamentele rol speelden (met Pasen en het Loofhut-
tenfeest). Na de Babylonische ballingschap voerde de Joodse natie geleidelijk de negentien-
jarige Babylonische lunaire-zonnecyclus in. Synodische lunaire- en zonnetijd zijn ongeveer
iedere negentien jaar met elkaar in overeenstemming, wat betekent dat de maan zich iedere
negentien jaar in dezelfde fase bevindt. Evenwel produceert de Joodse methode niet binnen
een afzienbare tijd een herhaling van data: ze repeteren min of meer elke 247 jaar (13 x 19).
Het schijnt zo te zijn dat de Joodse liturgische kalender pas definitief werd ergens in de
negende en tiende eeuw na Christus. De term Rosh Ha-Shana (kop van het jaar), de Joodse
term voor nieuwjaar, werd niet tot aan tenminste de tweede eeuw na Christus gebruikt. Na-
dat de vernietiging van de Tempel in 70 AD een voldongen feit was, hetwelk de praktijk van
dierenoffers beindigde, werd de synagogeliturgie uitgebreid, nieuwe tradities werden ge-
opperd en de accenten verschoven in een poging om de religieuze praktijk te bestendigen
van een volk dat buiten zijn thuisland was verstrooid en tragisch van zijn Tempel ontdaan,
de enige plaats waar offers mochten plaatsvinden. Het was in dit stadium dat nieuwjaar per
definitie naar de nieuwe maan opschoof van de eerste dag van de zevende maand (Tishrei).

[Voor bovenstaande bespreking zie de vijf artikels van Julian Morgenstern van in totaal 617 paginas,
die over de Kalenders van het Oude Isral handelen, een reeks die in de periode van 1924 tot 53 is
verschenen in de Hebrew Union College Annual (HUCA) - Cincinnati, USA].

De Lijdende Dienstknecht in gebed verzonken

Você também pode gostar