Você está na página 1de 43

artist-impression nieuwbouw SBE

HANDLEIDING AFSTUDEEROPDRACHT
De afstudeeropdracht School of Business & Economics

Praktijkbureau SBE 2010- 2011

De afstudeeropdracht in de SBE

Hogeschool Windesheim Dit is een uitgave van het Praktijkbureau SBE. Samenstelling: zomer 2010.

Voorwoord

Voorwoord
Het laatste onderdeel van je studie aan de School of Business & Economics is je afstudeeropdracht. Voordat je aan de afstudeeropdracht kon beginnen, heb je door middel van je opleiding niet alleen een theoretische basis gelegd, maar heb je ook geleerd de theorie toe te passen in de praktijk (bijvoorbeeld tijdens de projecten en de stage). In tegenstelling tot de stage ga je de afstudeeropdracht uitvoeren met een medestudent. We spreken in deze situatie van een duo-opdracht. Met de uitvoering van jullie afstudeeropdracht leggen jullie een directe verbinding tussen de studie en de praktijk. Jullie worden betrokken bij vraagstukken uit de beroepspraktijk, voeren onderzoek uit en proberen oplossingen aan te reiken. In de afstudeeropdracht toon je aan een beginnend professional te zijn in een business-omgeving. Jullie voeren de opdracht als duo uit en werken samen met andere professionals, communiceren met je omgeving en werken in grote mate van zelfstandigheid aan de afstudeeropdracht. Bedrijven en instellingen verwachten van afstudeerders van de School of Business & Economics dat ze ter zake kundig zijn, inzet tonen en enthousiasme uitstralen bij het werk dat ze doen. Als jullie goed functioneren, zal dit zeker niet onopgemerkt blijven. Het komt regelmatig voor dat de opdrachtgevers aan afstudeerders een interessant toekomstperspectief bieden! De afstudeerperiode is dus een uitdagende, leerzame en boeiende periode in jullie studie en in jullie leven. We wensen je voor de komende 20 weken een hele succesvolle en plezierige afstudeerperiode toe!

Praktijkbureau SBE Hogeschool Windesheim

De afstudeeropdracht in de SBE

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
VOORWOORD ....................................................................................................................................... 3 INHOUDSOPGAVE .................................................................................................................................. 5 1 INLEIDING .......................................................................................................................................... 7 Afstudeerhandleiding en beoordelingsdossier ............................................................................. 7 Afstudeerproducten ...................................................................................................................... 7 Afronding van de afstudeerperiode ............................................................................................. 8 Veilig werkklimaat ........................................................................................................................ 8 2 DE AFSTUDEERPERIODE IN HET ALGEMEEN ............................................................................................. 10 Doelstelling van de afstudeeropdracht ...................................................................................... 10 Competenties en de afstudeeropdracht ..................................................................................... 11 Criteria m.b.t. de afstudeerorganisatie ...................................................................................... 12 Toepassen van de criteria ...................................................................................................... 12 3 DE BEGELEIDING DOOR BEDRIJFSMENTOR EN DOCENTBEGELEIDER ............................................................... 14 Overzicht begeleidingsstructuur ................................................................................................. 14 Richtlijnen voor de begeleiding .................................................................................................. 15 Concrete aspecten van de begeleiding door de docentbegeleider ............................................ 17 4 HET BEOORDELINGSTRAJECT ................................................................................................................ 19 De beoordelingen ....................................................................................................................... 19 5 HET AFSTUDEERWERKPLAN ................................................................................................................. 21 De onderdelen van het afstudeerwerkplan ................................................................................ 21 Onderdeel 1a: De interne bedrijfsverkenning ............................................................................ 21 Onderdeel 1b: De externe bedrijfsverkenning ............................................................................ 22 Onderdeel 2: De probleemorintatie en uitwerking van de probleemstelling ........................... 23 Onderdeel 3: De competentiebeschrijving ................................................................................. 23 Format voor het schrijven van een afstudeerwerkplan.............................................................. 24 6 DE ONDERDELEN VAN HET PROCESVERSLAG ............................................................................................ 25 7 DE ONDERDELEN VAN HET AFSTUDEERRAPPORT ...................................................................................... 26 Korte uitleg bij de onderdelen van het productverslag .............................................................. 27 Bijlage I: Competentieverantwoording (informatief) ................................................................. 30 Bijlage II: Verantwoording doelstellingen .................................................................................. 33 Bijlage III: Planning afstudeerperiode ........................................................................................ 34 Bijlage IV: Uitwerking DESTEP methode .................................................................................... 36 Bijlage V: Citeren en parafraseren ............................................................................................. 39 Bijlage VI: Procedure tijdsoverschrijding .................................................................................... 43

De afstudeeropdracht in de SBE

1 Inleiding

1 Inleiding
In deze afstudeerhandleiding komen algemene procedurele zaken aan bod, die van belang zijn tijdens jullie afstudeerperiode. Deel I geeft enige achtergrondinformatie. Ook de doelstellingen van de afstudeerperiode en de te bereiken competenties komen aan de orde. Deel II besteedt aandacht aan de begeleiding tijdens de afstudeeropdracht en de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt. In Deel III komen alle betrokkenen binnen het afstudeertraject aan de orde. Bovendien wordt aandacht geschonken aan de diverse fasen tijdens de afstudeerperiode. Deel IV behandelt het maken van een afstudeerwerkplan, een procesverslag en een afstudeerrapport. In deel V zijn de verschillende bijlagen opgenomen. De SBE gaat er van uit dat de afstudeeropdracht door duos wordt uitgevoerd. Bij uitzondering kan sprake zijn van een mono afstudeeropdracht. Een mono afstudeeropdracht moet goedgekeurd worden door de Examencommissie van de opleiding. In deze handleiding worden jullie en jij door elkaar gebruikt. Het zal duidelijk zijn dat bij een mono opdracht jij en bij een duo opdracht jullie gelezen moet worden!

Afstudeerhandleiding en beoordelingsdossier
Naast de afstudeerhandleiding kun je op de Blackboardmodule Afstuderen van je opleiding ook het beoordelingsdossier vinden en downloaden. In het beoordelingsdossier zijn alle beoordelingskaders opgenomen. Je kunt daarin zien op welke aspecten je beoordeeld wordt. Het beoordelingsdossier wordt per student ingevuld, ondanks het feit dat er sprake is van een DUO-opdracht.

Afstudeerproducten
Tijdens jullie afstudeerperiode maak je de volgende producten: het afstudeerwerkplan, diverse tussentijdse rapportages en de afstudeerperiode wordt afgesloten, naast de presentatie en verdediging van jullie afstudeerproduct, met de oplevering van een persoonlijk procesverslag en een gezamenlijk opgesteld afstudeerrapport. Het afstudeerrapport wordt dus een product van jullie als DUO. Het procesverslag is een individueel verslag! De organisatie en planning van de afstudeerperiode ligt bij jullie. Jullie zijn dus zelf verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van de verschillende documenten en rapportages.

De afstudeeropdracht in de SBE

Afronding van de afstudeerperiode & wijze van archivering


Na afloop van de afstudeerperiode levert de docentbegeleider het beoordelingsdossier in bij het Praktijkbureau. Aan het beoordelingsdossier wordt een CD-rom toegevoegd met de volgende bestanden: het afstudeerwerkplan, het procesverslag en het afstudeerrapport (=productverslag). Het Praktijkbureau zorgt voor de cijferverwerking in Educator. Het ingeleverde materiaal wordt i.v.m. de wettelijke regels (de zogenaamde accreditatie-eisen Hoger Onderwijs) voor twee jaar gearchiveerd. Met het materiaal wordt strikt vertrouwelijk omgegaan. Bij afstudeeropdrachten die niet binnen de gestelde tijd van 20 weken kunnen worden afgerond, gaat de procedure tijdsoverschrijding (bijlage VI) gelden.

Veilig werkklimaat
De Hogeschool Windesheim streeft naar een veilig werkklimaat voor studenten, zowel op de Campus als bij de afstudeerorganisaties. Een dergelijke werkomgeving kent een bedrijfscultuur, die gebaseerd is op respect voor en tussen medewerkers (inclusief afstudeerders) en gaat uit van gewenste omgangsvormen. Studenten, die hierin op het bedrijf met andere ervaringen te maken krijgen, melden dit direct bij de bedrijfsmentor en docentbegeleider. De Hogeschool Windesheim kent een protocol m.b.t. ongewenste omgangsvormen. Meer informatie daarover is verkrijgbaar bij het Praktijkbureau SBE.

Enqute
Aan het einde van de afstudeerperiode wordt in het kader van de kwaliteitsbewaking een digitale enqute (middels NetQ) verstuurd. Het is verplicht deze enqute in te vullen!

1 Inleiding

Deel I

De afstudeerperiode in het algemeen o Doelstelling van de afstudeerperiode o Competenties en de afstudeerperiode o Criteria m.b.t. de afstudeerorganisatie

10

De afstudeeropdracht in de SBE

2 De afstudeerperiode in het algemeen


De afstudeeropdracht kan gezien worden als een proeve van bekwaamheid. De aard en het niveau van jullie afstudeeropdracht worden vooraf vastgelegd in een afstudeerwerkplan, dat goedgekeurd wordt door de docentbegeleider en door de bedrijfsmentor. In het afstudeerwerkplan besteden jullie ook aandacht aan je persoonlijke ontwikkelpunten. Daarbij sluit je aan op je persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), dat je hebt opgesteld ter afsluiting van je stage.

Doelstelling van de afstudeeropdracht


De afstudeeropdracht is bedoeld om een 'proeve van bekwaamheid' af te leggen m.b.t. je beroepskwalificaties. De opdracht kan worden uitgevoerd bij profit- , non-profit en overheidsorganisaties. Centrale doelstelling: De student laat in zijn afstudeerwerk zien (in houding en gedrag) en laat in zijn afstudeerrapport zien (door de inhoud) het niveau bereikt te hebben van een beginnende beroepsuitoefenaar. D.w.z. de student kan met grote mate van zelfstandigheid in een complexe probleemsituatie een adequate oplossing ontwikkelen en die in een beroepsproduct vormgeven. Daarbij wordt op een methodologisch verantwoorde wijze gewerkt. Gespecificeerde doelstellingen: Probleemverkenning en onderzoek. Ongestructureerde complexe situatie(s) kunnen vertalen naar een voorlopige probleemstelling met vervolgens het maken van een onderzoeksopzet en onderzoeksrapportage. Probleem verkennen, analyseren en (voorlopige) probleemstelling Onderzoeksopzet, onderzoek en rapportage (incl. definitieve probleemstelling) Praktijkgerichte oplossingen ontwikkelen en compleet advies opstellen. Oplossingen zijn afgeleid van onderzoeksresultaten, zijn uitvoerbaar, betaalbaar en gebaseerd op relevante theorien. Onderzoeksresultaten vertalen naar theoretisch onderlegde oplossingen Gebruik van conceptuele modellen Alternatieven ontwikkelen en beoordelen Verantwoorde keuze maken en compleet advies opstellen Acceptatie van het advies realiseren. De voorstellen in het advies moeten voldoen aan de verwachtingen van de opdrachtgever. Draagvlak creren Besluit tot uitvoering

2 De afstudeerperiode in het algemeen

11

Implementatieplan opstellen. Het plan geeft aan hoe de voorstellen planmatig en financieel kunnen worden uitgevoerd. Uitvoering op hoofdlijnen (acties, verantwoordelijkheden, planning) Rapportages opstellen. In staat zijn inhoudelijk en taalkundig professioneel werk af te leveren Afstudeerwerkplan en afstudeerrapport zijn professioneel opgesteld

Competenties en de afstudeeropdracht
Elke opleiding in de SBE stelt beroepscompetenties centraal. Op de Blackboardmodule Afstuderen van je opleiding vind je de beroepsspecifieke competenties van je opleiding. In het afstudeerwerkplan leg je de relatie met deze beroepscompetenties. Je toont daarmee aan welke (beroeps)competenties je wilt gaan bereiken tijdens de uitvoering van je afstudeeropdracht. In je individueel op te stellen procesverslag evalueer je welke competentie je hebt behaald en geef je duidelijk aan welke niet behaald zijn en waarom niet! Daarnaast zijn een aantal Hbo-competenties geformuleerd, waar elke student uit het Hbo mee te maken krijgt. Deze komen terug in het beoordelingskader. In bijlage I vind je een overzicht van deze Hbo-competenties en de wijze van beoordelen.

12

De afstudeeropdracht in de SBE

Criteria m.b.t. de afstudeerorganisatie


Een afstudeerorganisatie en een afstudeeropdracht moeten aan een aantal criteria voldoen, voordat de organisatie en opdracht op het Blackboard worden opgenomen. De School of Business & Economics gaat er van uit dat de afstudeeropdracht door twee personen (=DUO) wordt uitgevoerd. De criteria staan vermeld in onderstaande tabel.

Organisatie (algemeen)
1. grootte a. werkzame personen b. professionaliteit
>= 5 personen Binnen de organisatie dient in voldoende mate sprake te zijn van professionaliteit/deskundigheid om een goede uitvoering/begeleiding van de afstudeeropdracht mogelijk te maken Inrichting conform ARBO; tevens aanwezigheid professionele faciliteiten die voor uitvoering van de afstudeeropdracht vereist zijn (w.o. computer, communicatiemiddelen). Student werkt in principe 5 dagen op het bedrijf. AC studenten werken 4 dagen op het bedrijf. Kwalificaties richten zich op functieniveau, functie-inhoud, werkervaring en opleiding, zodat de begeleiding is gewaarborgd.

2. werkplek

3. bedrijfsmentor

Afstudeeropdracht *)
4. soort
Er is sprake van een complexe problematiek waarvan de uitkomst niet direct voorspelbaar is (geen concrete opdracht). (Bachelor niveau). Oplossingen zijn niet evident (Literatuurstudie is noodzakelijk). Het probleem kent een aantal aspecten (complexiteit); te weten: administratief financieel economisch communicatie logistiek marketing. In ieder geval komt het financile aspect in de uitwerking aan de orde. Er moet (methodologisch correct) onderzoek gedaan kunnen worden. De onderzoeksopzet wordt in het afstudeerrapport verantwoord. De probleemstelling past binnen de context van de beroepscompetenties. De afstudeeropdrachten zijn in principe duo-opdrachten.

*)

Voor specifieke informatie wordt verwezen naar de Blackboardmodule van je opleiding.

Toepassen van de criteria De objectieve criteria worden getoetst door de medewerker van het Praktijkbureau. De inhoudelijke toetsing gebeurt door de moduulbeheerder praktijk van de opleiding in overleg met de medewerker van het Praktijkbureau. Goedgekeurde afstudeeropdrachten worden op het Blackboard geplaatst. Goedgekeurd betekent hier dat de student het bedrijf kan benaderen m.b.t. deze opdracht. Een definitief GO wordt pas gegeven als de student een probleemverkenning heeft gemaakt en het afstudeerwerkplan is geaccepteerd.

2 De afstudeerperiode in het algemeen

13

DEEL II

De begeleiding van de afstudeerder in de praktijk o Begeleiding door docentbegeleider o Begeleiding door bedrijfsmentor

14

De afstudeeropdracht in de SBE

3 De begeleiding door bedrijfsmentor en docentbegeleider


De begeleiding vormt een belangrijk aspect in de afstudeerperiode. Voor docentbegeleiders en bedrijfsmentoren zijn daarvoor enkele richtlijnen opgesteld, om zo de kwaliteit van de begeleiding te borgen en de uniformiteit bij de begeleiding te vergroten. In dit hoofdstuk komen deze richtlijnen aan de orde.

Overzicht begeleidingsstructuur
Begeleidingsstructuur in de tijd bij afstudeeropdrachten van de SBE Blackboard
Alle goedgekeurde opdrachten, die door de bedrijven zijn aangemeld, staan op het Blackboard. Jullie kiezen een opdracht van het Blackboard. Indien er onvoldoende opdrachten op het Blackboard staan mogen jullie zelf ook een opdracht zoeken. Ook deze opdracht wordt vervolgens inhoudelijk beoordeeld door de modulebeheerder praktijk. Jullie bezoeken het bedrijf en krijgen een sollicitatiegesprek. Als jullie worden aangenomen en zelf ook akkoord zijn, melden jullie dit bij het Praktijkbureau. Jullie krijgen dan vanuit de opleiding een docentbegeleider toegewezen. Jullie nemen contact op met je docentbegeleider en spreken de opdracht inhoudelijk goed door. Jullie bekijken met je docentbegeleider waar de accenten (voor de probleemverkenning) moeten worden gelegd. Verder ga je na welke doelstelling de opdrachtgever wil bereiken. De docentbegeleider heeft telefonisch contact met de bedrijfsmentor. In dit gesprek komen o.a. de achtergronden en de reikwijdte van de opdracht aan de orde. Tevens zal aandacht geschonken worden aan de verdere begeleiding. Resultaat: Probleemomschrijving wordt nu in grote lijnen vastgesteld. Status: begeleiders geven een definitief GO (op de opdracht) Jullie starten met de afstudeeropdracht. Het eerste onderdeel is het schrijven van een afstudeerwerkplan (AWP). In week 3 4 wordt dit AWP op het bedrijf met je docentbegeleider en je bedrijfsmentor op het afstudeerbedrijf besproken. Eventueel zullen jullie nog wat aanpassingen aan het AWP moeten doen op grond van de bespreking. Resultaat: Definitieve vaststelling AWP (1e beoordelingsmoment van het beoordelingsdossier) Status: Begeleiders geven nu een definitief GO (op de aanpak).

Opdrachtselectie

Definitieve vaststelling opdracht

Afstudeerwerkplan

3 De begeleiding door bedrijfsmentor en docentbegeleider

15

Functioneringsgesprek

De bedrijfsmentor houdt tussentijds een functioneringsgesprek met jullie. Jullie schrijven n.a.v. dat gesprek een reflectieverslag (individueel!). Resultaat: Tussentijdse beoordeling van het proces, d.m.v. functioneringsgesprek Status: 2e beoordelingsonderdeel van het beoordelingsdossier In (ongeveer) week 12 vindt een voortgangsgesprek tussen jullie en je docentbegeleider plaats. Normaal gesproken vindt dit gesprek op school plaats, tenzij het functioneringsgesprek en de inhoudelijke voortgang een gesprek op het afstudeerbedrijf vereisen. Resultaat: Bespreking van de tussenrapportage Status: Informerend over voortgang, evaluerend m.b.t. verrichte werkzaamheden Na 20 weken vindt de eindpresentatie en verdediging van het eindrapport op het afstudeerbedrijf plaats. Hierbij wordt ook de eindbeoordeling gemaakt. De beoordelingsaspecten staan in Beoordelingsdossier afstudeeropdrachten SBE. Resultaat: Eindbeoordeling proces en product van de afstudeerperiode Status: Begeleiders vullen 3e beoordeling van het beoordelingsdossier in.

Tussenrapportage

Eindrapportage

Richtlijnen voor de begeleiding


De bedrijfsmentor is ht aanspreekpunt voor het verkrijgen van informatie over de uit te voeren opdracht. De mentor kent het bedrijf en de specifieke problematiek. Bovendien zal de bedrijfsmentor de gegevens die nodig zijn voor het uitvoeren van de opdracht verstrekken, dan wel verwijzen naar de juiste bronnen waar je de informatie kunt vinden, of verwijzen naar de juiste personen. In het algemeen hebben jullie regelmatig werkoverleg met je bedrijfsmentor. De bedrijfsmentor is immers je opdrachtgever. In het begin is een wekelijkse frequentie wel nodig. Probeer een vast moment af te spreken. Jullie zorgen voor een heldere en tijdige voortgangsrapportage naar je bedrijfsmentor. Na verloop van tijd, als jullie goed in de opdracht zitten, kan de frequentie worden bijgesteld. Van de bedrijfsmentor wordt een coachende houding verwacht, daarbij is het geven van opbouwende kritiek (positieve feedback) het uitgangspunt. Wij vragen de bedrijfsmentoren om afstudeerders op dezelfde wijze te begeleiden en te beoordelen, zoals zij gewend zijn met een beginnende beroepsuitoefenaar om te gaan. Nadat jullie een afstudeeropdracht van Blackboard hebben geselecteerd, bezoeken jullie het afstudeerbedrijf en vindt er een gesprek plaats. Dit gesprek heeft het karakter van een sollicitatiegesprek. Zowel het bedrijf als jullie kunnen na het gesprek besluiten hoe ze verder willen gaan. Naast de inhoudelijke aspecten informeren jullie naar je werkplek en ga je na of deze aan de gestelde eisen voldoet. Vanuit de opleiding krijgen jullie een docentbegeleider toegewezen. Voor de start van de afstudeeropdracht maken jullie een afspraak met je docentbegeleider. Jullie maken met elkaar kennis en bespreken globaal de opdracht (achtergronden van de opdracht, de belangrijkste problematiek, de

16

De afstudeeropdracht in de SBE

verdere aanpak etc.). Je docentbegeleider heeft hierover ook telefonisch contact met de bedrijfsmentor. Hierdoor ontstaat een goed beeld van de opdracht en kan een definitieve Go/No-Go (op de opdracht) worden gegeven. Vervolgens start je in de eerste drie vier weken met een business-orintatie, een grondige probleemorintatie en de uitwerking van de probleemstelling. Tot slot inventariseer je de te behalen competenties tijdens je afstudeerperiode. Jullie bevindingen en het verdere verloop van de opdracht (de planning) worden in het AWP vastgelegd. Deze voorbereidende fase wordt door jullie zelfstandig uitgewerkt. Na ongeveer 4 weken brengt jullie docentbegeleider een bezoek aan jullie afstudeerbedrijf en wordt het AWP besproken. Tijdens het bezoek spreken jullie met de bedrijfsmentor en de docentbegeleider de opdracht inhoudelijk stevig door. Ook vult de docentbegeleider het protocol voor het AWP in (zie: Beoordelingsdossier afstudeeropdrachten SBE). De docentbegeleider geeft aan het einde van de bespreking een definitief GO/No-GO (op de aanpak). Tijdens de afstudeerperiode komen alle afstudeerders eenmaal naar Windesheim om in groepjes ervaringen uit te wisselen en kennis te delen. Tevens wordt voor deze terugkommiddag een gastcollege georganiseerd voor alle afstudeerders uit de SBE. Tijdens deze terugkommiddag wordt tevens een evaluatie gehouden en stellen jullie een slotdocument op. Na 10 weken volgt een formele tussenbeoordeling door de bedrijfsmentor over jullie functioneren tot dusver. Hierover schrijf je een reflectieverslag (individueel), dat de docentbegeleider ontvangt. Na 12 weken heb je een gesprek op school met je docentbegeleider over de eerste complete tussenrapportage. Ook het functioneringsgesprek (met reflectieverslag) wordt dan besproken. Je docentbegeleider heeft vervolgens contact met je bedrijfsmentor over je functioneren en de eerste voorlopige resultaten. Mocht uit de tussentijdse beoordeling blijken dat je onvoldoende functioneert en ook de voortgang matig is, dan wordt het voortgangsgesprek op het afstudeerbedrijf gehouden. Er staan dan twee signalen op rood en is een gesprek met de bedrijfsmentor wenselijk. Na 20 weken vindt de eindpresentatie van het eindrapport op jullie afstudeerbedrijf plaats. Hierbij zijn de medewerkers uit het bedrijf van harte welkom. De docentbegeleider (hij is tevens examinator) is er natuurlijk ook bij. Verder heeft de presentatie een besloten karakter. Van belang daarbij is dat het om een inhoudelijke en mogelijk ook vertrouwelijke discussie gaat. Vr de presentatie wordt het cijfer door bedrijfsmentor en docentbegeleider bepaald voor de schriftelijke rapportage. Er kan pas een presentatie en mondelinge verdediging plaatsvinden als het cijfer voor het schriftelijk deel voldoende is (d.w.z. 55 punten). Bij een (afgerond) cijfer 5 of (afgerond) cijfer 6, kan een tweede onafhankelijke lezer (docent) om een oordeel over het schriftelijke rapport gevraagd worden.

3 De begeleiding door bedrijfsmentor en docentbegeleider

17

Concrete aspecten van de begeleiding door de docentbegeleider


Ondanks het feit dat alle afstudeeropdrachten hun eigen specifieke kenmerken bezitten, wordt hieronder beschreven wat jullie mogen verwachten van de begeleiding door je docentbegeleider vanuit de SBE. Het traject bij een normale afstudeerperiode bevat de volgende facetten: Opdrachtafbakening Jullie spreken met de docentbegeleider de opdracht goed door (achtergronden van de opdracht, de belangrijkste problematiek, de verdere aanpak). De docentbegeleider heeft hierover ook telefonisch contact met de bedrijfsmentor. Hierdoor ontstaat een goed beeld van de opdracht. Resultaat: een definitief Go/No-Go (op de opdracht). Beoordeling afstudeerwerkplan (=AWP) (1e bedrijfsbezoek) Na ongeveer 4 weken brengt de docentbegeleider een bezoek aan het afstudeerbedrijf en wordt het AWP besproken. Tijdens het bezoek spreken jullie de opdracht inhoudelijk goed door met de bedrijfsmentor en de docentbegeleider. Je docentbegeleider vult het protocol voor het AWP in uit het Beoordelingsdossier afstudeeropdrachten SBE. Resultaat: een definitief GO/No-GO (op de aanpak). Het functioneringsgesprek Na 10 weken volgt een formeel functioneringsgesprek met de bedrijfsmentor. Hierover schrijf je een reflectieverslag. Beoordeling en verslag worden door de docentbegeleider gelezen en besproken. Beoordeling tussenrapportage Na 12 weken hebben jullie een voortgangsgesprek op school met de docentbegeleider over de eerste complete tussenrapportage. Ook het functioneringsgesprek (met reflectieverslag) wordt besproken. De docentbegeleider heeft vervolgens contact met de bedrijfsmentor over de voortgang. Presentatie en verdediging (2e bedrijfsbezoek) De afstudeerperiode wordt afgesloten met een presentatie en verdediging over het afstudeerrapport. Het protocol wordt opgemaakt en de afstudeerperiode wordt gevalueerd. De docentbegeleider vult het Beoordelingsdossier afstudeeropdrachten SBE in en levert dit in bij het Praktijkbureau. Afstudeerterugkomdag Tijdens de afstudeerperiode wordt er een terugkomdag georganiseerd. De docentbegeleider is hier ook aanwezig.

18

De afstudeeropdracht in de SBE

Tussentijds contact. Zorg ervoor dat je docentbegeleider goed op de hoogte blijft van jullie project. Eens per maand stuur je een (globale) rapportage in van de werkzaamheden, die je in die maand hebt verricht. Daardoor is er snel zicht op mogelijke knelpunten en kan er ook snel worden bijgestuurd. Wijze van begeleiden Het uitgangspunt hierbij is gelijk aan de rol van de bedrijfsmentor. De docentbegeleider opereert vanuit een coachende rol en geeft op een positieve manier feedback. Zonder daarbij voorbij te gaan aan je verbeterpunten. De afstudeerplek is een uitstekende omgeving om daaraan te werken.

4 Het beoordelingstraject

19

4 Het beoordelingstraject
Om de afstudeerder te kunnen volgen in zijn/haar ontwikkeling en, indien nodig, bij te kunnen sturen is worden een aantal beoordelingen tijdens de afstudeerperiode opgesteld. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van deze beoordelingen.

De beoordelingen
Het afstudeerwerkplan: Het afstudeerwerkplan zal in week 3 4 op jullie afstudeerbedrijf worden besproken en worden beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn opgenomen in het 'Beoordelingsdossier afstudeeropdrachten SBE'. Voor de beoordeling wordt geen cijfer gegeven, maar de kwalificatie Voldaan/Niet voldaan. De tussentijdse evaluatie (het functioneringsgesprek op het afstudeerbedrijf): Tijdens de tussentijdse evaluatie wordt je functioneren beoordeeld. Voor de beoordeling van het functioneren wordt een protocol uit het Beoordelingsdossier afstudeeropdrachten SBE gebruikt. Er wordt geen cijferbeoordeling gemaakt. De doelstelling van deze beoordeling is dat je je sterke punten leert kennen en gaat werken aan verbeterpunten. Je maakt een reflectieverslag van deze beoordeling. Hierbij staat dus de persoonlijke groei van jou centraal. De tussentijdse beoordeling van het conceptrapport: Na 12 weken heb jullie een gesprek op school met je docentbegeleider over de eerste complete tussenrapportage. Ook het functioneringsgesprek (met reflectieverslag) wordt dan besproken. Je docentbegeleider heeft vervolgens nog contact met de bedrijfsmentor over jullie functioneren en de voorlopige inhoudelijke resultaten. De eindbeoordeling: De eindbeoordeling wordt opgesteld na de eindpresentatie en verdediging. Bij deze afsluiting van de afstudeerperiode wordt zowel het rapport beoordeeld (wegingsfactor 2) als je functioneren tijdens de afstudeerperiode, inclusief je procesverslag (wegingsfactor 1). Bij de bepaling van de wegingfactoren is prioriteit gegeven aan het onderzoek en de afstudeerrapportage (dus aan het product). Alle beoordelingen kun je terugvinden in het beoordelingsdossier. Je kunt het beoordelingsdossier terug vinden op de Blackboardmodule Afstuderen.

20

De afstudeeropdracht in de SBE

DEEL

III

Het afstudeerwerkplan o De bedrijfsverkenning (externe/interne orintatie) o De probleemorintatie o De persoonlijke ontwikkeling o Het afstudeerwerkplan o De beroepscompetenties Het procesverslag o De onderdelen van het procesverslag Het productverslag o De onderdelen van het productverslag o Korte uitleg bij de onderdelen van het productverslag

5 Het afstudeerwerkplan

21

5 Het afstudeerwerkplan
Tijdens de eerste weken van je afstudeerperiode schrijf je het afstudeerwerkplan. In de paragrafen van dit hoofdstuk besteden we kort aandacht aan de diverse onderdelen van het afstudeer werkplan.

De onderdelen van het afstudeerwerkplan


In het afstudeerwerkplan komen de volgende onderdelen aan bod: 1. De business orintatie (interne en externe bedrijfsverkenning); 2. De probleemorintatie en uitwerking van de probleemstelling; 3. De beschrijving van de te behalen competenties.

In de volgende paragrafen zullen we de 3 onderdelen van het afstudeerwerkplan bespreken.

Onderdeel 1a: De interne bedrijfsverkenning


De interne organisatie kunnen we analyseren aan de hand van drie invalshoeken, te weten: A. Leiding en eigendom; B. Bedrijfsactiviteiten; C. Financile gang van zaken. A. Leiding en eigendom belangrijke kenmerken Een goede kennis van de organisatie begint met het zich verdiepen in de wijze waarop de organisatie aangestuurd wordt. Wil de leiding alle touwtjes strak in handen houden, of gelooft zij meer in het zelfsturend vermogen van de medewerkers? Hoe groot is de organisatie? Is leiding en eigendom in n hand? Hoe ziet het organigram eruit? Welke afdelingen zijn er? Welke samenhang bestaat er tussen de verschillende afdelingen? Hoe sluit de interne communicatie daarop aan? Wat zijn de doelstellingen van de organisatie? Bestaat er een missie en visie van het bedrijf? Waar staat de organisatie voor en waar wil zij naar toe? Etc.

22

De afstudeeropdracht in de SBE

B. De bedrijfsactiviteiten van de organisatie: producten, markten,bedrijfstak, leveranciers, kosten en activiteiten Bij dit onderdeel beschrijf je, afhankelijk van de organisatie waarin je afstudeert, de: o o o o Soorten van activiteiten die uitgevoerd worden door de organisatie; Producten of diensten en markten (bijvoorbeeld belangrijke afnemers en contracten, betalingsvoorwaarden, marktaandeel, concurrentie, garanties, orderportefeuille); Externe communicatie; Bedrijfstak en belangrijkste concurrenten.

C. Financile gang van zaken factoren met betrekking tot de financile situatie en winstgevendheid De financile mogelijkheden van de organisatie zijn een volgend belangrijk aspect bij de bedrijfsverkenning. Daarbij besteed je als de gegevens jou ter beschikking worden gesteld - (kort) aandacht aan enkele kengetallen op financieel en operationeel gebied. Bekijk hiervoor, indien mogelijk, de jaarverslagen van de organisatie. Bijvoorbeeld: o o o Kengetallen m.b.t. solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit van de organisatie. Geef een korte toelichting op deze getallen; Kengetallen m.b.t. omlooptijden van voorraden, krediettermijnen van debiteuren en crediteuren. Geef een korte toelichting op deze getallen; Dupontschema (alleen voor studenten AC, BE, CE en LE).

Onderdeel 1b: De externe bedrijfsverkenning


Bij de externe orintatie wordt de omgeving van de organisatie verkend. In deze analyse worden die factoren aangestipt die van buitenaf op de organisatie van invloed zijn. In de literatuur worden deze factoren de z.g. DESTEP-factoren genoemd. Deze factoren hebben betrekking op: Demografische ontwikkelingen; deze zijn redelijk goed in te schatten. Economische veranderingen; deze spelen vaak plotseling een dominante rol. Sociaal-maatschappelijke; deze veranderingen zijn ook goed voorspelbaar. Technologische ontwikkelingen; deze kunnen een bedrijfstak in korte tijd op zn kop zetten. Ecologische ontwikkelingen; deze kunnen geleidelijk maar ook abrupt plaatsvinden. Politieke veranderingen; deze hebben een relatief grote invloed

In bijlage IV wordt hier verder op ingegaan. De externe orintatie geeft uiteindelijk aan welke kansen en bedreigingen er in de omgeving van de organisatie zijn.

5 Het afstudeerwerkplan

23

Onderdeel 2: De probleemorintatie en uitwerking van de probleemstelling


Naast een orintatie op de interne en externe bedrijfsomgeving is het ook van belang dat je je goed orinteert op het op te lossen probleem. Een volledige projectbeschrijving bevat: WAT houdt het project in, WAAROM is het project van belang, WIE zijn erbij betrokken, HOE wordt het aangepakt en WANNEER loopt het project. Dit model van projectbeschrijving gaan we in het vervolg (afgekort) 3WHW noemen. In je opleiding heb je op diverse manieren met een bepaalde systematiek gewerkt om te komen tot een goede probleemorintatie en een juiste uitwerking van de probleemstelling. Aangezien elke opleiding zijn eigen accenten legt, kun je de uitwerking van dit onderdeel vinden op de Blackboard module Afstuderen van je opleiding.

Onderdeel 3: De competentiebeschrijving
Je afstudeerwerkplan sluit je af met een beschrijving van de competenties die je wilt gaan behalen tijdens je afstudeerperiode. Je startpositie voor het beschrijven van de te behalen competenties wordt gevormd door je POP, gemaakt ter afsluiting van je derdejaars stage. Als afstudeerder wil je natuurlijk niet alleen de uitdaging aangaan om succesvol af te studeren, maar ook jezelf te verrijken door ervaring op te doen als beginnend beroepsbeoefenaar. Op de Blackboardmodule van je opleiding staat een overzicht van de beroepsspecifieke competenties. In dit onderdeel van het afstudeerwerkplan ga je een verbinding leggen tussen de uit te voeren opdracht en de door jou te behalen competenties tijdens de uitvoering van deze opdracht. Je dient duidelijk aan te geven welke competenties je tijdens het uitvoeren van de opdracht wilt gaan halen. Voor een nadere invulling verwijzen we naar de Blackboardmodule van je eigen opleiding.

24

De afstudeeropdracht in de SBE

Format voor het schrijven van een afstudeerwerkplan


De fase van probleemverkenning sluit je af met het schrijven van het afstudeerwerkplan. Dit afstudeerwerkplan kan gezien worden als een projectplan. We hanteren hiervoor een vaste indeling. Naast de business orintatie (gebaseerd op de interne en externe bedrijfsverkenning ) wordt de probleemverkenning in het afstudeerwerkplan behandeld. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de competentierealisatie. Als laatste onderdeel bevat het afstudeerwerkplan een duidelijke tijdsplanning, te bereiken mijlpalen en ingeplande terugkoppelmomenten. De onderdelen van het afstudeerwerkplan:

o o o o o o o o o o

Omslag Titelblad Voorwoord Inhoudsopgave Business orintatie (gebaseerd op de interne/externe bedrijfsverkenning) Probleemorintatie en uitwerking probleemstelling Competentiebeschrijving (individueel) Bronvermelding Bijlage(n) Tijdsplanning, mijlpalen en terugkoppelmomenten

6 De onderdelen van het procesverslag

25

6 De onderdelen van het procesverslag


Je sluit je afstudeerperiode af met het maken van een afstudeerrapport (Hfd. 7) en het opstellen van een procesverslag. In het afstudeerwerkplan heb je de eerste aanzet gedaan tot het formuleren van je persoonlijke aandachtspunten. Hiervoor vormt jouw POP de basis. De afstudeerperiode bevat belangrijke ingredinten voor je verdere ontwikkeling. Je geeft natuurlijk zelf invulling aan jouw persoonlijke ontwikkeling. Het onderstaande overzicht geeft aan welke onderdelen in het procesverslag opgenomen moeten worden. Het procesverslag wordt individueel gemaakt.

Omslag Titelblad Kort voorwoord Inhoudsopgave Een korte samenvatting van de gewenste persoonlijke ontwikkeling uit het afstudeerwerkplan Dit eerste deel geeft het doel en de motivatie weer. Aan de hand van je opgestelde POP aan het einde van je stage formuleer je de persoonlijke aandachtspunten tijdens je afstudeeropdracht. Reeds aanwezig Een overzicht van het gehouden functioneringsgesprek en de reflectie daarop Reeds aanwezig De realisatie van de competenties In het afstudeerwerkplan heb je aangegeven welke (beroeps)competenties je wenst te gaan behalen tijdens je afstudeeropdracht. In deze paragraaf geef je aan welke competenties je feitelijk behaald hebt en (eventueel) welke niet en waarom niet. De slotevaluatie In de slotevaluatie wordt van je verwacht dat je kritisch kijkt naar je eigen functioneren over de gehele afstudeerperiode van 20 weken. Je gaat na of de doelstellingen van de afstudeerperiode (Hfd. 2) zijn bereikt en hoe je de afstudeerperiode hebt ervaren.

26

De afstudeeropdracht in de SBE

7 De onderdelen van het afstudeerrapport


De afstudeerperiode wordt afgesloten met een presentatie en verdediging van het afstudeerrapport. Dit rapport moet aan bepaalde kaders voldoen. De algemene structuur wordt in dit hoofdstuk behandeld. Verder verwijzen wij naar de Blackboardmodule Afstuderen van je opleiding en naar het boek Een goed rapport van R. Hogeweg, dat je in de studie hebt aangeschaft. De onderdelen van het afstudeerrapport: omslag titelblad voorwoord samenvatting inhoudsopgave inleiding business orintatie voor een nadere uitwerking via probleemorintatie en onderzoek naar conclusies wordt verwezen naar de Blackboardmodule: Afstuderen van je opleiding. [Met uitzondering voor de opleiding Communicatie, zullen de volgende onderdelen aan de orde komen:
probleemverkenning en beschrijving samenvatting relevante theorie verantwoording onderzoeksmethoden analyse, interpretatie en toepassing van onderzoeksgegevens en resultaten ontwikkeling en beoordeling alternatieven]

conclusies implementatie(plan) en aanbevelingen literatuurlijst (eventuele) bijlage(n)

7 De onderdelen van het afstudeerrapport

27

Korte uitleg bij de onderdelen van het productverslag


o Omslag De omslag is het visitekaartje van het verslag. Een verzorgd uiterlijk zal je rapport meer uitstraling en zeggingskracht geven. M.a.w. de vorm versterkt de inhoud. Speciale regels worden niet vermeld, zij het dat de omslag minimaal de titel, de ondertitel, de auteur(s) en de datum moet bevatten. Titelpagina: Op dit blad worden, gewoonlijk in het gedeelte rechtsonder aan de pagina, de volgende facetten opgenomen: - de titel van het verslag; - de ondertitel; - de auteurs (incl. studentnummer); - de Hogeschool Windesheim (incl. opleiding); - de afstudeerperiode; - de naam van het afstudeerbedrijf; - de naam van de bedrijfsmentor (incl. eventuele titulatuur); - de naam van de docentbegeleider (incl. eventuele titulatuur); Voorwoord: Het voorwoord is de gelegenheid om jouw keuze voor deze opdracht en/of het afstudeerbedrijf nader toe te lichten en bijvoorbeeld en het bedrijf en de begeleiders te bedanken voor hun medewerking. Je kunt hier een persoonlijke invulling aan geven. Samenvatting: In de samenvatting geef je zo beknopt mogelijk weer wat de onderzoeksvraag is, hoe het onderzoek is uitgevoerd en wat de belangrijkste resultaten zijn. Een samenvatting is bij voorkeur niet langer dan n pagina A4! Inhoudsopgave: De inhoudsopgave laat de structuur van het verslag zien met een verwijzing naar de paginas. De lezer moet snel kunnen overzien wat er aan de orde komt en waar. Gedetailleerde opsommingen van subparagrafen dragen daar niet altijd toe bij. Het is gebruikelijk bij de hoofdstukindeling niet verder te gaan dan tot twee of drie cijfers, bijv. 8.4 tot 8.4.6. Inleiding Inleiding op het rapport en bevat een leeswijzer voor de inhoud van het verslag. Business-orintatie: De externe bedrijfsverkenning wordt uitgevoerd volgens DESTEP-methode. De basis voor deze verkenning is gelegd in het afstudeerwerkplan. In de loop van de afstudeerweken kun je meer

28

De afstudeeropdracht in de SBE

informatie gevonden hebben en kan de verkenning dus eventueel worden aangevuld. De orintatie bevat ook een interne bedrijfsverkenning.
o

Via probleemorintatie en onderzoek naar conclusies wordt nader uitgewerkt op de Blackboardmodule Afstuderen van je opleiding. [Met uitzondering voor de opleiding Communicatie, zullen de volgende onderdelen aan de orde komen:
probleemverkenning en beschrijving samenvatting relevante theorie verantwoording onderzoeksmethoden analyse, interpretatie en toepassing van onderzoeksgegevens en resultaten ontwikkeling en beoordeling alternatieven]

Conclusie en evaluatie: Dit hoofdstuk bevat de zogenaamde resultaatgebonden conclusies. Het zijn de conclusies die een direct antwoord geven op de geformuleerde probleemstelling. In de evaluatie kunnen zowel interpretaties als beperkingen van het onderzoek aan de orde komen. Implementatie (plan) en aanbevelingen: Na beschrijving van het onderzoek en de conclusies wordt het rapport afgesloten met een implementatieplan, waarin wordt aangegeven welke activiteiten de onderneming kan ondernemen om haar doelstellingen te bereiken. Het implementatieplan zal onder meer aandacht schenken aan de volgende zaken: welke acties moeten worden ondernomen? Wie gaat deze acties uitvoeren? Wanneer worden de acties uitgevoerd? De omvang van het plan bedraagt 2 4 bladzijden.

7 De onderdelen van het afstudeerrapport

29

DEEL V

De bijlagen o I. Verantwoording competenties (informatief) o II. Verantwoording doelstellingen (informatief) o III. Planning afstudeerperiode o IV. Uitwerking DESTEP methode o V. Citeren en parafraseren o VI. Procedure tijdsoverschrijding

30

De afstudeeropdracht in de SBE

Bijlage I: Competentieverantwoording (informatief)

Door de HBO-raad zijn tien algemene competenties geformuleerd voor alle studenten in het HBO. Hogescholen moeten in hun studieprogrammas zichtbaar maken waar aan deze competenties wordt gewerkt en hoe deze in de beoordeling aan bod komen. Windesheim heeft naast deze tien competenties ook een elfde en twaalfde competentie toegevoegd. Binnen de Europese Unie zijn door alle landen ook internationale afspraken gemaakt over de competenties in het Hoger Onderwijs. Deze afspraken worden de Dublin descriptoren genoemd (naar de plaats waar de EU ministers van onderwijs deze internationale afspraken hebben gemaakt). In onderstaande tabel zijn ze (in het Engels) aan de bijbehorende HBO competenties toegevoegd. Verder is in de tabel aangegeven waar in de beoordelingskaders van de afstudeeropdracht deze HBO competenties aan bod komen.

7 De onderdelen van het afstudeerrapport

31

HBO competenties

Toelichting

Beoordelingskader Zie beoordelingsdossier Alle facetten

1. Brede professionalisering (DUBLIN: Knowledge and understanding en Learning skills)

Actuele kennis en inzichten. Multidisciplinaire kennis. Toont verstand van zaken. Beschikt over de noodzakelijke houding en vaardigheden. Rol van beginnend beroepsuitoefenaar.

2. Multidisciplinaire integratie (Knowledge and understanding)

Kan vanuit verschillende invalshoeken kijken. Kan samenhang zien.

1.1 + 1.2 2.2 + 2.3

3. Probleemgericht werken( Applying knowledge and understanding)

Kan problemen definiren, analyseren en oplossen. Toont belangstelling voor problemen in een bedrijf. Toepassen wetenschappelijke kennis en inzichten.

1.1 + 1.2 + 1.3 2.1 + 2.2 + 2.3 + 2.4

4. Wetenschappelijke toepassing (Applying knowledge and understanding) 5. Creativiteit en complexiteit in handelen ( Applying knowledge and understanding)

2.1 + 2.2 + 2.3 + 2.4 + 3.3

Kan buiten kaders denken. In staat tot definiring en analyse. Vraagstukken op te lossen, waar op voorhand niet een standaardprocedure op van toepassing is. Projectmatig kunnen werken. Plannen en organiseren. Gegevens verzamelen en verwerken en interpreteren. Reflecteren op eigen gedag.

1.2 + 2.4 a.4 c.4

6. Methodisch en reflectief handelen ( Making judgements)

1.1 + 1.2 + 1.3 2.1 + 2.2 + 2.3 + 2.4 a.1 + a.2 + a.3 + a.4

32

De afstudeeropdracht in de SBE

HBO competenties 7. Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid ( Making judgements)

Toelichting Integriteit en verantwoordelijkheid. Duurzaamheden van de werkomgeving en het stagebedrijf. Externe en interne communicatie. Mondelinge en schriftelijke communicatie. Samenwerken.

Beoordelingskader b.1 + b.2

8. Sociaalcommunicatieve bekwaamheid (Communication).

b.1 + b.2 + b.3 + b.4 + c.1 + c.2 + c.3 + c.4

9. Basiskwalificering voor managementfuncties (Communication).

Plannen en evalueren. Reflectie Initiatief Samenwerken Communicatie

a.1 + a.2 + a.3 + a.4 b.1 + b.2 + b.3 + b.4 + c.1 + c.2 + c.3 + c.4 + c.5 3.1 + 3.2 1.1 + 1.2 + 1.3 2.1 + 2.2 + 2.3

10. Transfer en brede inzetbaarheid (Learning skills)

In verschillende contexten en omgevingen kunnen functioneren. Basiskennis op verschillende terreinen kunnen toepassen.

11. Zelfsturing op de eigen loopbaan (CHW) (Learning skills)

Initiatief. Verantwoordelijk. Reflectief. Inzet.

c.1 + c.2 + c.4

12. Verrichten van praktijkonderzoek (CHW)

Problemen willen aanpakken. Problemen kunnen aanpakken. Uitkomsten interpreteren en toegankelijk maken.

1.1 + 1.2 + 1.3 2.1 + 2.2 + 2.3 + 2.4 3.1 + 3.2 + 3.2

7 De onderdelen van het afstudeerrapport

33

Bijlage II: Verantwoording doelstellingen


In deel I van de afstudeerhandleiding zijn de vijf doelstellingen van de afstudeerperiode genoemd. Deze doelstellingen worden gerealiseerd in de afstudeeropdracht en worden tevens gevalueerd en beoordeeld. In onderstaand overzicht staat aangegeven hoe doelstellingen en de beoordeling zijn gekoppeld. De items verwijzen naar de onderdelen uit de formulieren in het beoordelingsdossiers. Probleemverkenning en onderzoek. Ongestructureerde complexe situatie kunnen vertalen naar een voorlopige probleemstelling met vervolgens het maken van een onderzoeksopzet en onderzoeksrapportage. i. Probleem verkennen, analyseren en (voorlopige) probleemstelling ii. Onderzoeksopzet, onderzoek en rapportage (incl. definitieve probleemstelling) Praktijkgerichte oplossingen ontwikkelen en compleet advies opstellen Oplossingen zijn afgeleid van onderzoeksresultaten, zijn uitvoerbaar, betaalbaar en gebaseerd op relevante theorien. i. Onderzoeksresultaten vertalen naar theoretisch onderlegde oplossingen ii. Gebruik van conceptuele modellen iii. Alternatieven ontwikkelen en beoordelen iv. Verantwoorde keuze maken en compleet advies opstellen Acceptatie van het advies realiseren De voorstellen in het advies moeten voldoen aan de verwachtingen van de opdrachtgever. i. Draagvlak creren ii. Besluit tot uitvoering Implementatieplan opstellen. Het plan geeft aan hoe de voorstellen planmatig en financieel kunnen worden uitgevoerd. i. Uitvoering op hoofdlijnen. Rapportages opstellen In staat zijn inhoudelijk en taalkundig professioneel werk af te leveren i. Afstudeerwerkplan en afstudeerrapport zijn professioneel opgesteld Beoordelingsitems: 3.5

Beoordelingsitems: b3 + b4 + c1 + c2 + c3

Beoordelingsitems: a3 + a4 + c4 + c5 + 3.1 + 3.2 + 3.3

Beoordelingsitems: 1.1 + 1.2 + 1.3 + 2.1 + 2.2 + 2.3 + 2.4 + 3.4

Beoordelingsitems: a.1 + a.2 + a.3 + a.4

34

De afstudeeropdracht in de SBE

Bijlage III: Planning afstudeerperiode

7 De onderdelen van het afstudeerrapport

35

(Zie BlackBoard voor digitale versie)

36

De afstudeeropdracht in de SBE

Bijlage IV: Uitwerking DESTEP methode

Bij de externe orintatie verken je de omgeving van de organisatie. Deze verkenning is noodzakelijk, omdat de samenleving invloed uitoefent op de organisatie en dus een essentile rol speelt in haar voortbestaan. Je analyseert de omgeving met behulp van het zogenaamde DESTEP model. DESTEP staat voor: Demografisch, Economisch, Sociaal-cultureel, Technologisch, Ecologisch en Politiek. Deze factoren kunnen invloed uitoefenen op de organisatie of de branche waarin de organisatie werkzaam is. Doel van de externe analyse is dan ook, om te bepalen in hoeverre deze factoren aanwezig zijn en welke kansen zij bieden of welke bedreigingen zij vormen. De resultaten van een dergelijke analyse m.b.v. het DESTEP-model kan het management gebruiken bij het ontwikkelen van beleid, het opstellen van plannen en het nemen van beslissingen. Toelichting op DESTEP-factoren 1. Demografische factoren Deze factoren hebben betrekking op de ontwikkeling van de bevolking. De daling van het geboortecijfer leidt tot minder vraag naar onderwijs, minder onderwijsgebouwen en minder werkgelegenheid in het onderwijs. Voorbeelden: Leeftijdsopbouw, de verhouding volwassenen en kinderen, mannen en vrouwen en het aantal en de grootte van huishoudens. Bronnen (o.a.): Rapporten over bevolkingssamenstelling en op het gebied van planologie. Informatie is te verkrijgen bij het CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek. 2. Economische factoren Deze factoren hebben invloed op de aanschaf van goederen of het inkopen van diensten. Bij een recessie koopt de consument minder luxe goederen, terwijl de verkoop van de dagelijkse goederen vaak gewoon door gaat. Voorbeelden: Het bruto Nationaal Product, de koopkracht van de consumenten, inflatie, investeringsmogelijkheden, prijspeil van de consumptie en de werkloosheid. Bronnen (o.a.): Het CBP (Centraal Plan Bureau) en studies van bijvoorbeeld brancheorganisaties over toekomstige economische ontwikkelingen.

7 De onderdelen van het afstudeerrapport

37

3. Sociaal culturele factoren Deze factoren hebben betrekking op de waarden en normen binnen de maatschappij. Deze ontwikkelingen kunnen leiden tot nieuwe markten en tot segmentatie van nieuwe doelgroepen. Voorbeelden: Opvoeden van kinderen, samenwonen of trouwen, aandacht voor balans in werken en priv, voor milieu en arbozaken, leefgewoonten, lifestyle, vrijetijdsbesteding en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bronnen (o.a.): Het SCP (Sociaal Cultureel Planbureau), publicaties van werknemers- en werkgeversorganisaties, van consumentenorganisatie en van onderzoeksbureaus en tijdschriften op sociaal - maatschappelijk gebied .

4. Technologische factoren De technologische vooruitgang is n van de meest wezenlijke kenmerken van deze tijd. De ontwikkelingen kunnen een enorme invloed hebben op de markt en de organisatie zelf. Deze moet zich ervan verzekeren dat bij nieuwe technologische ontwikkelingen ook een markt aanwezig moet zijn om deze technologie in te zetten. Voorbeelden: De communicatietechnologie met onder meer Internet, E-commerce, webcommunicatie. Bronnen (o.a.): Wetenschappelijke tijdschriften, dagbladen, weekbladen.

5. Ecologische factoren De zorg voor het milieu is de laatste jaren weer toegenomen. Reden hiervoor is de aanhoudende water- , lucht- en bodemvervuiling. Deze heeft geleid tot discussies over de gevolgen van de klimaatverandering. Voorbeelden: Het klimaat, het weer, de bio-industrie, milieuaspecten (uitstoot bij productie, afvalstromen), technische infrastructuur zoals windmolens, gebruik van natuurlijke grondstoffen. Bronnen (o.a.): Studies van ministeries en instituten over volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer.

6. Politieke factoren Soms kunnen sociaal maatschappelijke factoren leiden tot nieuwe wet- en regelgeving. Dit kan een verruiming, maar ook een beperking van de vrijheid betekenen voor de ondernemer die zijn plannen wil

38

De afstudeeropdracht in de SBE

uitvoeren. Verder het ingrijpen van de overheid in het economische verkeer, het treffen van loonmaatregelen of het vaststellen van arbeidsvoorwaarden. Voorbeelden: Beslissingen over structuur- en bestemmingsplannen waardoor de mogelijkheid van bouwen en uitbreiding worden ingekaderd. Strenge milieueisen, bijvoorbeeld de energielabel bij de verkoop van een huis. Wetgeving zoals het rookverbod in de horeca. Bronnen (o.a.): De Staatscourant, de vrije pers, het actuele nieuws. Verwerking van de DESTEP-methode in je afstudeerwerkplan/afstudeerrapport: 1. Zoek uit elke DESTEP- factor minimaal twee bronnen met relevante informatie voor je afstudeerorganisatie. 2. Geef aan welke DESTEP - factoren het meest van invloed zijn op je afstudeerorganisatie. Beschrijf en motiveer de invloed en de mogelijke gevolgen ervan voor de organisatie. 3. Beschrijf ook op welke wijze en in welke mate je bij je afstudeeropdracht met de DESTEPfactoren te maken krijgt.

7 De onderdelen van het afstudeerrapport

39

Bijlage V: Citeren en parafraseren


Tijdens je studie aan de School of Business & Economics kom je veelvuldig in aanraking met het maken verslagen en rapporten, waaronder ook je stageverslag en afstudeerrapport. Bij ieder verslag of rapport dat je maakt, maak je zelf ook weer gebruik van informatie en/of onderzoeksresultaten die je ontleent aan andere schrijvers/onderzoekers. Bij het opnemen van stukken tekst/passages uit het werk van andere auteurs word je geacht om duidelijk en eerlijk aan te geven uit welk werk je de gebruikte inzichten en kennis afkomstig zijn; als je dat niet doet, pleeg je plagiaat. Plagiaat Onder citeren wordt het letterlijk overnemen van de tekst van een ander verstaan; bij parafraseren vat je de tekst van een ander samen in eigen bewoordingen. (Deze notitie is ontleend aan de tekst Citeren en parafraseren, http://www.rug.nl/noordster/schriftelijkevaardigheden/voorstudenten/bronliteratuurgebruik/citeren) Als je passages en ideen uit andermans werk citeert of parafraseert en deze als eigen werk presenteert, pleeg je plagiaat. Plagiaat is intellectuele diefstal en wordt binnen de SBE beschouwd als fraude. De Examencommissie treedt streng op tegen plagiaat (zie het Onderwijs- en Examenreglement). Hoewel aan plagiaat niet altijd kwade trouw ten grondslag ligt (het kan een kwestie van onwetendheid, slordigheid of vergeetachtigheid zijn); de sancties zijn stevig! Van uitsluiting van tentaminering tot verwijdering van de opleiding. Om te voorkomen dat je uit naviteit plagiaat pleegt, leggen we in dit stuk uit wat het precies inhoudt en hoe je op adequate wijze aan bronvermelding doet. Wat is plagiaat? het woordelijk overnemen van (passages uit) het werk van een ander zonder aan te geven dat het andermans woorden zijn en/of zonder vermelding van de precieze vindplaats van de passage. het parafraseren van (passages uit) het werk van anderen, zonder daarbij aan te geven dat de gedachtegang door iemand anders is bedacht en zonder de vindplaats van de gedachtegang aan te geven. het overnemen van ideen uit andermans werk zonder daarbij aan te geven dat het de ideen van iemand anders zijn.

40

De afstudeeropdracht in de SBE

Hoe maak ik zorgvuldig gebruik van teksten en materiaal van anderen..? Het zorgvuldig gebruik maken van teksten en materiaal van anderen kan op twee manieren, nl. via citeren dan wel via parafraseren. We zullen de bij methoden kort uitleggen. Het citeren: Citeren is het letterlijk overnemen van de tekst van een ander. Dit kan de letterlijke weergave van de tekst uit een onderzoek, een boek, een tijdschrift of een internetsite zijn. Aan de hand van twee voorbeelden zullen we citeren uitleggen. Voorbeeld van een citaat uit een boek:
Doelstelling en vraagstelling hebben beide hun eigen functie binnen het geheel van een onderzoek (Hoogendoorn, 1996: blz. 53).

Wil je op een juiste wijze citeren, dan zul je je aan de volgende regels moeten houden: De opmaak van de letterlijke weergave moet opvallen, bijvoorbeeld tussen aanhalingstekens of cursief lettertype. Je mag zelf kiezen, als het maar consequent is. Doel is dat de letterlijk weergegeven tekst opvalt; oftewel anders opgemaakt is dan de eigen tekst. Tussen haakjes naam auteur, jaartal en bladzijdennummers. Dit mag ook via een voetnoot ingevoegd, maar ook hier geldt: als het maar in het hele verslag consequent gebeurt. Van elk geciteerd boek dient natuurlijk een literatuurverwijzing gemaakt te worden in een bijlage. Voorbeeld van een citaat van het internet: In het kader van haar 15-jarig bestaan viert Windesheim gedurende het hele hogeschooljaar haar derde lustrum (http://www.windesheim.nl/nieuws/25.htm: september 2001). Tekst die alleen op internet te vinden is kun je citeren door naar de pagina te verwijzen met daarbij de datum waarop de tekst op internet is gezet (de laatste update van de site). Internet is vluchtig, het jaar daarop is het misschien niet meer actueel.

Het parafraseren: Parafraseren is het in eigen woorden samenvatten van de tekst uit de door anderen geschreven literatuur) Wil je op een correcte manier parafraseren dan geldt de volgende regel:

7 De onderdelen van het afstudeerrapport

41

De opmaak van deze tekst blijft hetzelfde als de rest van het verslag. Wel maakt de student in de tekst een verwijzing zoals bijvoorbeeld: ..volgens Hogendoorn. Aan het eind van de alinea waarin de samengevatte tekst staat wordt tussen haakjes de auteur, het jaartal en de bladzijden waaruit de samenvatting komt genoemd. Ook hiervoor geldt dat gebruikte literatuur in de bijlage genoemd wordt. Voorbeeld van een parafrase: Een doelstelling kun je dus het beste omschrijven als het doel van het onderzoek terwijl volgens Hoogendoorn een vraagstelling te omschrijven valt als het doel in het onderzoek (zie Hoogendoorn, 1996: blz. 50-55)

Literatuurverwijzingen in een bijlage Literatuurverwijzingen worden opgenomen in een apart bijlage. Deze bijlage zelf wordt genummerd
(Romeinse cijfers is toegestaan) en krijgt een titel: Voorbeeld: Bijlage 1: Gebruikte literatuur

Verschillen in het verwijzen naar een boek, een artikel of een (online) bron: We zullen de drie verschillende soorten van verwijzingen apart bespreken:
EEN BOEK: Naam auteur(s), voorletter (s)., Titel van het boek (onderstreept of schuin), Uitgever, Plaatsnaam: jaartal (zo nodig versie/druk, tussen haakjes), aantal paginas o Voorbeeld: Baarda, dr. D.B. en dr. M.P.M. de Goede, Methoden en Technieken Educatieve Partners Nederland BV., Houten: 2000 (zesde oplage, tweede, herziende druk).

EEN ARTIKEL: Naam auteur (s), voorletter (s)., Artikelnaam, In: Titel van het tijdschrift (onderstreept of schuin), jaartal, nr. exemplaar/jaargang, paginanummers. o Voorbeeld: Kahneman, D. & A. Tversky, Choices, values and frames, In: American Psychologist, 1984, vol. 39, no.4, p. 341-350.

42

De afstudeeropdracht in de SBE

Een Online bron: Naam auteur(s).Titel van de tekst/bron. Titel van het volledige werk [evt. online tijdschrift of online boek] jaartal; evt. jaargang. Beschikbaar via: URL. Geraadpleegd volledige datum. o Voorbeeld: Putten S van. Werkgelegenheid en risicos beheersen het debat over biotechnologie. Internet site Europese gemeenschap 1997. Beschikbaar via: www.dds.nl/~ecbn/europa_van_morgen/archief/evm_nr7/bio.htm. Geraadpleegd 1998 november 5.

Gebruikte bronnen: Naam auteur(s), voorletter (s)., Titel van de bron (onderstreept of schuin),, Plaatsnaam: jaartal (zo nodig versie/druk, tussen haakjes). o Voorbeeld: Heilbron, J., Bottenburg, M. van, & Geesink, I. (2000). Wetenschappelijk onderzoek: dilemmas en verleidingen. Amsterdam: KNAW.

7 De onderdelen van het afstudeerrapport

43

Bijlage VI: Procedure tijdsoverschrijding

Voor het afstuderen staat een termijn van 20 weken. Het kan zijn dat deze termijn overschreden wordt en het traject niet binnen 20 weken kan worden afgerond. Bij een tijdsoverschrijding zijn de volgende mogelijkheden te onderscheiden: Een tijdsoverschrijding van maximaal 20 % (d.i. maximaal 4 weken) Deze overschrijding wordt toegestaan als er aantoonbaar sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit wordt beoordeeld door de docentbegeleider, eventueel in overleg met de moduulbeheerder praktijk. Afhankelijk van de oorzaak kan dit gevolgen hebben op de beoordeling. Een tijdsoverschrijding van meer dan 20% (d.i. meer dan 4 weken) De student moet dit officieel melden bij de examencommissie. Hij dient de reden van uitloop aan te geven. Bovendien dient hij aan te geven of het bedrijf bereid is om verder te gaan met hem en of hij zelf ook het traject nog denkt af te kunnen ronden bij de betreffende opdrachtgever. Hij dient hiervoor een tijdsplanning te maken.

De examencommissie beslist of de student recht heeft op een tijdsoverschrijding. Indien de examencommissie de tijdsoverschrijding niet toestaat, zal de student moeten starten met een nieuwe afstudeeropdracht. Hiervoor zal de student een nieuwe aanvraag in moeten dienen bij het praktijkbureau. Het zal duidelijk zijn dat er altijd goed overleg tussen jullie als studenten en de bedrijfsmentor en docentbegeleider moet zijn. De Examencommissie zal namelijk altijd hoor-en-wederhoor toepassen, voordat zij tot een beslissing komt!

Você também pode gostar