Você está na página 1de 28

Noord, oost, zuid, west, thuis best?

Charlotte van der Eng Laurie Pronk VWO 6 Hei- en Boeicop 2011 2012

Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Fietstochtvragen Presentatie dinsdagavond Presentatie donderdagavond Waarneming Probleemstelling Onderzoeksvraag en deelvragen Hypothese of veronderstelling Verwachting Materiaal en Methoden Resultaten Conclusie Discussie Literatuurlijst Bijlagen logboek

Presentatie dinsdagavond Wij gaan ons profielwerkstuk houden over de invloeden van de windrichtingen, ook wel kardinalen genoemd, op de begroeiing in een bos. We onderzoeken het verschil van de vegetatie in het noorden, oosten, zuiden en westen van het bos, vanaf de bosrand steeds dieper het bos in. We kijken daarbij naar de verschillende factoren: lichtsterkte, windsterkte en de dikte van de strooisellaag. Vandaag hebben we onze eerste onderzoeken uitgevoerd. We hebben een klein bosje uitgezocht, naast het Merwedekanaal. Helaas was het niet zon mooi weer; het onweerde, bliksemde en regende. Met behulp van een kompas zijn we verschillende onderzoeken gaan oden. We begonnen bij het zuiden van het bos, daarna het westen, noorden en tot slot het oosten. Ten eerste hebben we de lijntransectmethode toegepast om de diversiteit van de vegetatie te bepalen. Ten tweede hebben we met behulp van een schepje bodem opgeschept om te bepalen hoe dik de strooisellaag was. Ten derde hebben we de boomhoogte gemeten. Daarna hebben we de lichtintensiteit bepaald. Hiervoor hebben we zelf een methode bedacht aangezien de windmeter niet beschikbaar was (zie materiaal en methode). Onze resultaten waren helaas niet erg overtuigend, wanter waren geen opvallende verschillen in vegetatie tussen de verschillende plaatsen. Mogelijke oorzaken daarvan zouden de weersomstandigheden kunnen zijn. Morgen zijn we van plan hetzelfde onderzoek uit te voeren, maar dan op een andere plek, namelijk het Bolgerijse bos. We moeten alleen de strooisellaag opnieuw meten op dezelfde plek als vandaag, omdat door de hevige regen de dikte van de strooisellaag niet goed te bepalen was.

Presentatie donderdag Voor ons onderzoek hebben we twee biotopen uitgekozen, namelijk een bosje bij Polder Lexmond en het Bolgerijse bos. Ons eerste biotoop was een klein bos gelegen aan het Merwedekanaal net voorbij het viaduct. Dit bos was erg dichtbegroeid. Het bos was omringd dor een sloot, die het bos afscheidde van weilanden. De rand van het bos stond vol met brandnetels. Aan de rand van het bos stonden voornamelijk eiken, hazelaars en veldbomen, maar als je dieper het bos in gaat, was het veel minder begroeid; je zag er voornamelijk aarde, mos en hondsdraf (met uitzondering van een paar bomen en planten). De tweede biotoop was een erg vochtig bos dat bomvol muggen zat. Het bos werd omringd door weilanden met koeien. Het bos was erg groot en werd afgesloten door een rij eiken. In het bos waren verscheidene sloten. Mensen hebben heel veel belangen bij bossen. Het grootste belang is natuurlijk het hout, meestal ook de reden dat bomen op de eerste plaats geplant worden. Vooral houtbedrijven hebben hier profeit van, maar natuurlijk ook de consumenten. Een ander belang kan ook beschutting zijn, want om deze bossen heen liggen weilanden. Zonder de bomen van het bos zou er te veel wind zijn voor het vee en de oogst. Dit bespaart de boer dus jaarlijks veel energiekosten. Bossen worden ook vaak als geluidsdemper gebruikt naast wegen. Boeren en buurtbewoners bijvoorbeeld, hebben daar natuurlijk profeit van en het ziet er ook beter uit. Bij ons eerste biotoop is er sprake van een bos als geluidsdemper en voor hoe het eruitziet. De meeste bossen worden bedreigd, onze biotopen hebben daar gelukkig niet heel veel last van. Het verbod op bomen kappen is een goede maatregel tegen de bedreiging van bossen. Bomen zijn natuurlijk belangrijk voor zuurstofproductie en beschutting. Daarnaast kan het laten liggen van dode bomen in een bos ervoor zorgen dat er meer voedsel in een bos is voor de verschillende organismen. Vooral producenten willen de dode bomenresten graag gebruiken, maar de bomen zijn belangrijk voor verschillende organismen dus voor het behoud van een leefbaar bos. Ontbossing is een van de grootste problemen in verband met de bedreiging van bossen. Hierdoor verliezen een bos en zijn omringende weilanden niet alleen hun beschutting, maar de grond verliest zijn stevigheid ook. Wortels verdwijnen, waardoor er bij regenbuien modderpoelen ontstaan en er veel planten en andere organismen vergaan. Hierdoor neemt de diversiteit in een bos af. Ook is versnippering een groot probleem voor bossen, want als er bijvoorbeeld een weg wordt aangelegd midden door een bos, sterven er veel planten en dieren. Hierdoor neemt de diversiteit af. Voor deze problemen zijn er dus gelukkig verschillende maatregelen, waaronder de Groene Wegen. Helaas vindt de regering het niet belangrijk dat het project van de Groene Wegen wordt voltooid, aangezien ze de subsidies hebben ingetrokken. Het aanleggen van Groene Wegen en het uitbreiden van bossen kan dus helpen bij de bosbedreiging. Versnipperde bossen bijvoorbeeld kunnen zich dan weer herstellen. Ook kan de variatie in een bos weer toenemen door de verbeterde leefomstandigheden.

Literatuuronderzoek - Thieme Bloemengids in kleur, Lippert / Podlech - Henk Eggelte Nederlandse Flora (veldgids), KNNV uitgeverij, 3e druk 2007 - Zoekkaart om bomen aan bladeren te herkennen, KNNV uitgeverij, stichting veldwerk Nederland - Blauwe boekje (informatie in inleiding)

Voorwoord Beste lezer, wij, Charlotte en Laurie, hebben ervoor gekozen om naar Hei- en Boeicop te gaan voor ons profielwerkstuk. We zijn erg tevreden met onze keuze. We hebben dit gekozen als locatie voor het maken van ons profielwerkstuk omdat we biologie een erg interessant vak vinden en het ons leerzaam en leuk leek om ook eens zelf een echt onderzoek uit te voeren buiten de schoolmuren.

Inleiding Hei- en Boeicop is een klein agrarisch dorpje, gelegen in de gemeente Zederik, in Zuid Holland (net buiten Utrecht). Het ligt vlak bij Lexmond in de zogenaamde Vijfheerenlanden, een oud ontginngingsgebied tussen de Lek en de Linge. Het veldstudiecentrum bevindt zich in een open landschap met grienden, rietlanden, populierenlinten, knotwilgen en boomgaarden. Het is een waterrijk gebied, doorsneden met weteringen, slootjes en oude rivierarmen, waarlangs dijken en dijkjes liggen met hun wielen. In het gebied bevindt zich een twintigtal natuurreservaten waarover het Zuidhollands Landschap het beheer uitoefent (zie aantekeningen donderdag). Het veldstudiecentrum is gehuisvest in en om een boerderij uit 1780, die onder monumentenzorg valt. De oorspronkelijke indeling van deze boerderij is nog grotendeels intact. Daarnaast staat er een aantal nieuwe gebouwen, die dienst doen als werk- en verblijfsruimten. De voormalige hooiberg wordt gebruikt als laboratorium. De geologie van het rivierengebied De bodem van Nederland is vrijwel geheel gevormd in het Kwartair. Het kwartair wordt in twee geologische perioden onderverdeeld: het Pleistoceen en het Holoceen. Pleistoceen (2,5 miljoen 10.000 jaar geleden) Het Pleistoceen wordt gekenmerkt door een afwisseling van relatief koude klimaatsperioden (glacialen) en relatief warme (interglaciale) klimaatsperioden. In totaal zijn er zes glaciale perioden uit het Pleistoceen bekend. Tijdens deze glaciale perioden werden enorme hoeveelheden water vastgelegd als ijs, waardoor grote gletsjers en landijsmassas ontstonden, die in het Saalien ook een groot deel van ons land bedekten. De afzettingen uit het Pleistoceen liggen in het rivierengebied gemiddeld 10 meter onder het maaiveld, en zijn voor de bodem van geringe betekenis. In de ondergrond komen de volgende afzettingen voor: zandafzettingen, kleilagen en rivierduinen (donken). Zandafzettingen Tijdens een ijstijd wisselt de waterafvoer en het sedimentgehalte van een rivier sterk. Hierdoor kan er geen evenwichtstoestand tussen aan- en afvoer van materiaal worden bereikt en ontstaat er een vlechtend rivierpatroon. Dit patroon wordt gekenmerkt door zich vertakkende en weer samenvloeiende brede, ondiepe geilen. Doordat de zich telkens verleggende geulen het gesedimenteerde materiaal steeds weer omwerken, wordt vrijwel al het fijne sediment weggevoerd en blijven uitgestrekte banken van grove, soms grindrijke zanden in de bodem over. Kleilagen Tussen zand en grindbanken liggen kleiafzettingen, die zijn ontstaan door overstromingen van de rivieren. Deze kalkrijke kleilaag van enkele centimeters dik werd over een breed gebied langs de geulen van het vlechtend rivierpatroon afgezet. Rivierduinen Tussen Waal en Lek zijn uit verlaten beddingen rivierduinen opgestoven tijdens de glaciale perioden uit het Pleistoceen. Sommige hebben een dusdanige hoogte dat hun top niet, of slechts door een dunne laag holocene sedimenten wordt bedekt. Als de rivierduinen in het landschap zichtbaar zijn, worden ze donken genoemd. De donken in de Vijfheerenlanden vormen kleine terreinverheffingen, zoals de donk van Autena. Een groot deel van de donken is gedeeltelijk afgegraven, of wordt bebouwd met huizen. De donken bij Hoornaar en Hoogblokland zijn nog zeer duidelijk in het landschap te herkennen. Ze liggen enkele meters hoger dan het omringende land. Het rivierzand van de donken is op de meeste plaatsen goed in de bodem terug te vinden.

Holoceen (10.000 jaar geleden heden) Veenafzettingen Na de ijstijden in het Pleistoceen ging de gemiddelde temperatuur weer omhoog, waardoor de zeespiegel begon te stijgen. Door de stijging van de zeespiegel konden de rivieren slecht afwateren. Als gevolg hiervan vormden zich achter de strandwallen tot in Midden Nederland omvangrijke veengebieden (Hollandveen). De veenlagen zijn op de meeste plaatsen enkele meters dik. Deze dikte kon alleen ontstaan doordat het gebied relatief daalde ten opzichte van de zee, zodat steeds nieuwe pakketten over elkaar konden worden afgezet. De veenlagen worden onderling gescheiden door kleilagen, die tijdens overstromingen van rivieren zijn afgezet. De veenlagen zijn op de meeste plaatsen door een kleilaag bedekt. Rivierafzettingen De veenvorming wordt op veel plaatsen onderbroken door de afzettingen van rivieren. Het vlechtende rivierpatroon uit het Pleistoceen werd in het Holoceen vervangen door een meanderend riviersysteem, doordat de waterafvoer van de rivieren door het hele jaar regelmatiger werd. Bij overstromingen werd fijne klei in de komgronden langs de riviergeulen afgezet. Doordat de loop van de riviergeulen een aantal malen drastisch is veranderd, kun je in de bodem allerlei afzettingen naast elkaar tegenkomen. Dijken Na de bedijking is de geregelde sedimentatie van riviermateriaal beperkt tot het gebied tussen de winterdijken, de uiterwaarden. Ze worden bij hoge rivierstanden overstroomd, waarbij telkens een dun laagje slib wordt afgezet. Deze sliblaag kan tot enkele meters boven het zomerpeil van de rivier worden opgeslibd. Wielen Omstreeks 1300 was de sluiting van de ringdijk overal een feit. Met het oog op de hogere waterstanden legde men dijken op enige afstand van het zomerbed van de rivier. Desondanks werd het rivierwater sterk opgestuwd. Veelvuldige dijkdoorbraken waren het gevolg, terwijl de overstromingen veel ernstiger consequenties hadden dan voordien. Op de plaatsen waar de dijken doorbraken, ontstonden kolkgaten van soms 12 meter diep. Deze gaten zijn nog steeds als meren zichtbaar in het landschap en worden wielen genoemd. Afhankelijk van de omstandigheden werd een wiel binnen- of buitengedijkt. Vooral in het eerste geval bleek er vaak via een zandige ondergrond, onder de dijk water te stromen. Deze kwel werd tegengegaan door achter het wiel een kwelkade aan te leggen. Stroomruggen De stroomruggen vormen de hoge delen van het landschap. Hoewel het rivierkleilandschap een vlak aanzien heeft, is er toch duidelijk verschil in hoogte tussen de stroomruggen en de ernaast liggende kommen. Stroomruggen liggen hoger in het landschap omdat hun zandige sedimenten minder inklinken dan klei. De stroomruggen kunnen worden gebruikt als bouwland, maar oom om huizen op te bouwen. Veel dorpen en wegen in de Vijfheerenlanden zijn op stroomruggen gebouwd. Het agrarisch grondgebied Het grondgebruik in de Vijfheerenlanden is voor het overgrote deel agrarisch. Het landschap toont allerlei elementen die duiden op deze grote landbouwactiviteit. Het agrarisch grondgebruik wordt verdeeld in vier categorien: - Veeteelt - Akkerbouw - Tuinbouw

Bos

Een boer kan niet zomaar kiezen wat hij wil verbouwen op zijn land. Dit hangt voor een groot deel af van de bodem onder het bouwland. Ieder gewas stelt andere eisen aan de bodem om te kunnen groeien. Veel factoren zijn hierbij van belang: de samenstelling van de grond, de voedselrijkheid van de grond, de hoogte van het grondwaterpeil, etc. ook de klimaatsfactoren neerslag, temperatuur en luchtvochtigheid zijn van groot belang. De omstandigheden in de Vijfheerenlanden In de Vijfheerenlanden bestaat de grond op veel plaatsen uit een kleidek met daaronder een veenlaag of een zandige laag. Het kleigehalte is echter overal hoog. Klei is slecht doorlatend voor lucht en water en kan bovendien zeer veel water vasthouden. De afvoer van dit water via het grondwater gaat langzaam omdat de grondwaterstand in het hele gebied vrij hoog is. Door differentile klink liggen de kleigronden relatief het laagst en hebben dus de hoogste grondwaterstand. De meeste landbouwgewassen kunnen niet goed tegen zon hoge grondwaterstand, omdat hun wortels te weinig zuurstof krijgen en verrotten. Veel grassoorten kunnen echter wel tegen een drassig milieu. De boeren zijn in het algemeen dus aangewezen op grasland. Enkele boomsoorten kunnen goed tegen een hoog grondwaterpeil. De wilg is hiervan een goed voorbeeld. Vroeger werden veel wilgen geplant om hun takken te gebruiken voor het maken van allerlei gebruiksvoorwerpen zoals manden en bezems. Ook werden matten van gevlochten wilgentwijgen gebruikt bij het aanleggen van dijken. De stukken land waarop wilgen worden gekweekt heten grienden. Tegenwoordig wordt het hakhout van wilgen nog maar op een beperkte schaal gebruikt. Het aantal grienden is daardoor sterk teruggelopen. Dit is goed te zien als je een oude topografische kaart vergelijkt met een nieuwe. Op plaatsen die iets hoger liggen in het landschap en waar enig zand met klei vermengd is, kunnen fruitbomen worden gekweekt en zijn er akkers. Deze hoger gelegen gebieden in het landschap hebben een lager grondwaterpeil, waardoor fruitbomen en landbouwgewassen beter kunnen groeien. Aantekeningen maandag Nog typen Zie blz 7 blauwe boekje en de aantekeningen van maandag Onderwerp onderzoek: zie presentatie dinsdag

We hebben twee verschillende bosjes gekozen voor ons onderzoek, aangezien we ons onderzoek in duplo moesten uitvoeren. Als eerste, op dinsdag 23 augustus, hebben we een bosje in Polder Lexmond uitgekozen. Dit is een klein bos, gelegen aan het Merwedekanaal, net voorbij het viaduct. Dit bos was erg dichtbegroeid. Het bos was omringd door een sloot, die het bos afscheidde van weilanden. De rand van het bos stond vol met brandnetels. Aan de rand van het bos stonden voornamelijk eiken, hazelaars en veldbomen, maar als je dieper het bos in ging (door alle brandnetelstruiken heen) dan was het veel minder begroeid; je zag er voornamelijk aarde, mos en hondsdraf, met uitzondering van een paar bomen en planten. Onderhoudsinformatie erin verwerken

Onze tweede onderzoeken hebben we uitgevoerd bij een bos aan de Groene Kade, het Bolgerijse bos. Dit was een erg vochtig bos, dat bomvol zat met muggen. Deze muggen hebben ons geterroriseerd tijdens onze onderzoeken. Het bos werd omringd door weilanden met koeien. Het bos was erg groot en werd afgesloten door een rij van eiken. In het bos waren verscheidene sloten met

loopbruggetjes. Ook was er meer dan genoeg zitgelegenheid om even uit te rusten en te genieten van de prachtige omgeving . Omdat dit bos veel groter was dan het bosje bij Polder Lexmond, was er meer diversiteit. Hierdoor hoopten we dat we meer succes zouden boeken bij onze onderzoeken. Het kostte ons helaas wel erg veel bloed . Informatie over onderhoud van bos

Waarneming Bij het onderzoek wordt verondersteld dat de kardinalen invloed hebben op de diversiteit en kwaliteit van de plantengroei. Dit wordt verondersteld, omdat het ons interesseerde of de kardinalen een invloed hebben op de verschillen in vegetatie. Verdere uitwerking komt nog Probleemstelling Hebben de kardinalen invloed op de kwaliteit en diversiteit van de plantengroei? Onderzoeksvraag Wat zijn de verschillen in kwaliteit en diversiteit van de plantengroei bij de verschillende kardinalen, als je bij een bos van buiten naar binnen Deelvragen - Wat zijn de verschillen in de windkracht bij de verschillende kardinalen in een bos? - Wat zijn de verschillen in de lichtintensiteit bij de verschillende kardinalen in een bos? - Wat zijn de verschillen in strooisellaagdikte bij de verschillende kardinalen in een bos? Hypothese of veronderstelling Verwachting Als er een verschil in de kwaliteit en diversiteit van de planten is bij de verschillende kardinalen. Dan zal er waarschijnlijk verschil zitten in de grootte van de planten en de diversiteit van de planten. Ook zullen er in het noorden minder zonuren zijn (aarde draait via het zuiden). Daarnaast is er in Nederland meestal sprake van een zuid-westenwind, dus deze kant van het bos zal meer last van de wind hebben. Materiaal en methode Windkrachtmeting 1. Pak een blaadje van de grond 2. Laat het blaadje van 1.60 meter hoogte (deze hoogte konden we bepalen met behulp van de boomhoogtemeter) vallen 3. Meet de verplaatsing van het blaadje 4. Gebruik het kompas om te bepalen van welke windrichting er sprake is 5. Herhaal deze stappen 3 keer Resultaten Eventueel tabellen en grafieken komen nog Conclusie Eerst de resultaten vergelijken met de literatuur -> resultaten weergeven Discussie - 1e bos: klein -> groot: bolgerijse bos (groene kade) -> veel muggen - De eerste metingen van de strooisellaagdikte waren niet goed gegaan, omdat het regende. We hebben de volgende dag onze onderzoeken weer herhaald. Titelblad Noord, oost, zuid, west, thuis best?

Materiaal en Methode meetlint kaart kompas schepje plastic zakken voor bodemmonsters en plantjes boomhoogtemeter windmeter -> zelf methode bedacht, zie methode lichtintensiteit meter kwadrant: rooster

3 meetpunten per lijn: om de 4 meter (vanwege weinig variatie) Z -> O : sterkste wind (meestal) O -> W : zon gaat via het zuiden (veel licht) dus N heeft de minste zonuren Onderzoeksvraag Is er een verschil in vegetatie in een bos als je vanaf de bosrand steeds dieper het bos in gaat als je kijkt naar de verschillende windrichtingen? Deelvragen Is er een verschil in windsnelheid tussen de verschillende kanten van het bos? Is er een verschil in lichtintensiteit tussen de verschillende kanten van het bos? Is er een verschil in de dikte van de strooisellaag tussen de verschillende kanten van het bos? Landschapsbeschrijving Bos langs het Merwedekanaal (poldergebied) De eerste onderzoeksplaats was een bos, net voorbij het viaduct gelegen aan het Merwedekanaal. Naast het bos was een weiland en een polder met een aantal koeien. Aan de andere kant van het bosje was een viaduct met een snelweg. Het bos was ongeveer een halve vierkante kilometer groot. De bomen die er groeiden waren redelijk varirend. Ook waren er voldoende verschillende planten en struiken, dus het was een geschikt bosje. Er groeiden zelfs orchideen Helaas was de grond erg modderig door het slechte weer, waardoor het bepalen van de strooisellaagdikte erg lastig was. Dus vandaar dat dit laatste onderzoek herhaald moest worden, de volgende dag. De Groene Kade De tweede onderzoeksplaats was de Groene Kade. De Groene Kade bevindt zich op een redelijk afstandje fietsen vanaf het veldkamphuis (ongeveer kwartiertje fietsen). Het heette niet voor niks de 'Groene Kade', want het bos ligt aan een groene kade: een weg maar geen cementen weg, maar een weg met alleen gras. Langs het bos liep een slootje, waar veel muggen graag hun eitjes leggen. Helaas is dit tijdens het onderzoek ook gebleken, beiden lek geprikt (Laurie moest naar het ziekenhuis). In het bos waren er ook verscheidene slootjes met bruggetjes eroverheen, anders was het onmogelijk geweest om over te steken. In dit bos was er een erg grote diversiteit, wat het onderzoek interessanter maakte. Bij de bosrand waren er vooral bomen met brandnetels, maar dieper in het bos waren er veel verschillende plantjes langs de sloten.

Resultaten Merwedekanaal Zuid Lijntransectmethode: #1: brandnetels 20%, 30cm hoog gras 90%, 5cm hoog 2x waterzuring, 30cm hoog fluitenkruid 10%, 15cm hoog #2: aarde 100% 2x orchidee -> brede wespen orchis, 20cm hoog 1x iep, 12m hoog hondsdraf 10%, 10cm hoog #3: mos 10% waterzuring 25%, 10cm hoog gras 10%, 5cm hoog Stooisellaag: 4cm Boomhoogte: 15m Windsterkte: ((20 +25+20)/3) = 21,67cm, richting Noorden Lichtintensiteit: 250Lux West Lijntransectmethode: #1: 2x fluitenkruid, 10cm hoog 7x brandnetels, 5cm hoog #2: Amerikaanse vogelkers, 12m hoog aarde 100% #3: waterzuring 40%, 15cm hoog aarde 60% konijnenbotjes gevonden Strooisellaag: 7cm Boomhoogte: 15m Windsterkte: ((25+20+20)/3) = 21,67 cm, richting Noorden Lichtintensiteit: 200 Lux Noord Lijntransectmethode: #1: brandnetels 90%, 50cm hoog 2x smeerwortel, 1m hoog #2: brandnetels 80%, 1m hoog eik, 13m hoog #3: brandnetels 60%, 1m hoog veldboom, 10m hoog

Strooisellaag: 4cm Boomhoogte: 12m Windsterkte: ((20+15+5)/3) = 13,33 cm, richting Noorden Lichtintensiteit: 300 Lux Oost Lijntransectmethode: #1: brandnetels 80%, 15cm hoog 3x akkerdistel, 1m hoog gras 20%, 10cm hoog #2: eik, 12m hoog brandnetels 80%, 10cm hoog #3: Spaanse aak, 10m hoog aarde 90% gras 10%, 5cm hoog Strooisellaag: 5cm Boomhoogte: 10m Windsterkte: ((1+1,5+2)/3) = 1,5 m, richting Noorden Lichtintensiteit: 250 Lux Groene Kade Zuid Lijntransectmethode: #1: gras 60% 6x lipbloem: Brunel, 10cm hoog #2: gras 20% 3x Grote weegbree, 20cm hoog 5x plant C, 10cm hoog (zie afbeelding) 10x hondsdraf, 10cm hoog #3: 1x vlier, 1m hoog aarde 90% 1x plant C, 10cm hoog (zie afbeelding) #4: aarde 100% 2x hazelaar, 30cm hoog 1x braam, 25cm hoog Stooisellaag: 3cm Boomhoogte: 15m Windsterkte: ((40+40+30)/3) = 36,67cm, richting Noorden Lichtintensiteit: 150Lux West Lijntransectmethode: #1: 6x Noorse Ganzerik, 10cm hoog gras 100% 1x braam, 7cm hoog

#2: hondsdraf 25%, 15cm hoog vogelmuur 60%, 10-30cm hoog #3: 1x hondsdraf, 15cm hoog 1x varen, 50cm hoog 1x meidoorn, 12m #4: Robertskruid 10%, 10cm hoog aarde 90% mos 10% Strooisellaag: 3cm Boomhoogte: 15m Windsterkte: ((20+5+10)/3) = 11,67 cm, richting Noorden Lichtintensiteit: 175 Lux Noord Lijntransectmethode: #1: gras 90% pitrus 10%, 80cm hoog #2: pitrus 70%, 80cm hoog 1x grote kattestaart, 1m hoog #3: brandnetels 60%, 1m hoog 2x plant K, 30cm hoog (zie afbeelding) #4: 1x eik, 20m hoog aarde 100% Strooisellaag: 3cm Boomhoogte: 15m Windsterkte: ((2+1+0)/3) = 1,0 cm, richting Noorden -> bijna windstil Lichtintensiteit: 250 Lux Oost Lijntransectmethode: #1: gras 80% dovenetels 20%, 15cm hoog #2: klaver 15%, 5cm hoog pitrus 10%, 80cm hoog gras 75% #3: mos 10% 1x eik, 12m hoog aarde 90% #4: 2x varen, 50cm hoog 10x hondsdraf mos 50% aarde 50%

Strooisellaag: 2,5cm Boomhoogte: 15m Windsterkte: ((1+0+2)/3) = 1,0 cm, richting Noorden -> bijna windstil Lichtintensiteit: 275 Lux

Bijlage: Techniekkaarten

Kaartje Vijfheerenlanden

Logboek

Você também pode gostar