Você está na página 1de 2

Landschappen Aardrijkskunde Mens & Milieu Hoofdstuk 1

p.1
§ Landschap De natuurlijke opbouw De cultuur-historische opbouw
Nederland is een verzamelgebied van allerlei losse af-
zettingen uit middelgebergten. Door uitwaaiering onstond-
en er in het Pleisoceen in heel Nederland puinwaaiers van In de dalen ligt er dikke laag samengespoelde löss, het
zand en grind. De Maas zette in Zuid-Limburg niet goed colluvium. Löss is zeer erosiegevoelig, de deeltjes
af en van de oorspronkelijke rivierbedding bleven aan de plakken niet aan elkaar. Door bodemerosie van de löss
2 Lösslandschap zijkant restanten over. Dit zijn de terrassen . kwamen de akkers al gauw lager te liggen dan de hoger
Zuid-Limburg is door de Maas opgedeeld in plateaus, op de helling gelegen bosgrond. Er ontstond een steilrand.
hellingen en dalen. Er ontstonden dicht begroeide steilranden, die graften
In het Pleistoceen werd er löss afgezet (hele fijne deel- worden genoemd.
tjes). De löss bedekt de oudere afzettingen en is afgezet
tussen 40 en 200 meter boven NAP.
Landijs uit Scandinavië bereikte Nederland. Onder het ijs Er werden akkers aangelegd op de hoger gelegen gronden,
werd een grondmorene van keileem afgezet. Het ijs dit zijn de essen. In de laagten van het landschap lagen
schoof verder en viel uiteen in ijstongen van ruim 200 m onbemeste graslanden: de groengronden . Heide kwam in
dik. De bevroren rivierafzettingen werden aan de zijkanten 1900 veel voor. Om de mest te binden voegden ze heide
en de voorzijde opgeduwd tot hoge stuwwallen. De door plaggen toe. Dit mengsel brachten ze op de akkers. Zo
het ijs uitgediepte bekkend heten tongbekkens. kregen de essen een dikke laag humus en een bolle vorm.
3 Zandlandschap Tijdens de laatste ijstijd blies de wind fijne zand en löss- In de buurt van essen is er ook altijd stuifzand .
deeltjes weg. Het werd afgezet als dekzand (Pleistocene) Heideontginningen onderscheiden zich van het landschap
Het klimaat verbeterde en er groeiden planten die het door hun regelmatige en rechthoekige patroon. Na 1950
zand vastlegden. Er ontstonden dekzandruggen met een is de landbouw gericht op export. Het zandlandschap
U-vorm. Dit zijn de paraboolduinen. Langs beken en veranderde hierdoor sterk. Minder variatie en echte natuur
rivieren hebben planten extra veel stuivend zand vast- Tegenwoordig wordt er wel weer aandacht aan besteed,
gehouden. Ze zijn 10-20 m hoog (de rivierduinen) zoals het vergroten van de diversiteit.
De opbouw van het landschap in de omgeving van rivier- De loop van de rivieren is vastgelegd door het aanleggen
en verschilt. Ten oosten van de lijn Leerdam-Vianen lig- van dijken. Dijken zijn gebouwd op randen van oeverwallen
gen er langs de rivieren brede, zandige ruggen en wat Er werden uiterwaarden opgebouwd: strook land tussen
verder vind je klei. Ten westen liggen er langs de rivieren de bedding van de rivier en de dijk. Aan de binnenzijde van
smalle kleistroken met op korte afstand veen. een dijk komt water omhoog, dit heet kwelwater. Kwel
Oostelijk: Doordat zand en klei uit de bedding spoelden bedreigt de stabiliteit van een dijk. De kans op een dijk-
ontstonden langgerekte oeverwallen. De bovenlaag hier- doorbraak is hier groot. Vroeger gebeurde dit regelmatig,
4 Rivierklei van wordt zavel genoemd. Oude rivierbeddingen met hun het neervallende water vormde een diep kolkgat, een wiel.
landschap oeverwallen noem je stroomruggen. Bij overstromingen Het meegenomen materiaal werd waaiervormig rondom het
werd er klei afgezet in de kommen. (1-3 m lager dan ow) wiel afgezet en vormde een zandige overslaggrond.
Westelijk: Hier speelt de getijdenwerking een rol. Bij eb
konden de rivieren goed afstromen, bij vloed drong het In het oostelijke deel zijn de oeverwalgronden een goede
zeewater de mondingen van de rivieren binnen. De stroom ruime plek voor het bouwen van woningen. Deze gronden
snelheid werd daardoor sterk geremd en bij een overstro- zijn ook geschikt voor akkerbouw en fruitteelt.
ming bleef het zand in de bedding. Deze oeverwallen In het westen concentreet de bebouwing zich op de smalle
bestaan uit smalle kleistroken. De kommen zijn veel kleistroken bij de rivierdijken. Het gebied is te nat voor
breder en bestaan door hun lage, natte ligging uit veen. fruitteelt en er heerst grasland.
Landschappen Aardrijkskunde Mens & Milieu Hoofdstuk 1
p.2
§ Landschap De natuurlijke opbouw De cultuur-historische opbouw
Zeeklei wordt altijd afgezet op kwelders: gebieden aan Zeekleipolder: Een kwelder die niet meer overstroomd kan
de kust die boven het niveau van normale vloed liggen. worden wordt ingedijkt. Voordat dit gebeurde leefden
Kwelders ontstaan in een waddengebied. Belangrijk is het mensen op terpen. Na het indijken moest de waterstand
ritme van eb en vloed. Bij vloed stroomt het zeewater met kunstmatig worden geregeld er kwamen dus polders.
zand en klei, via grote diepe wadgeulen toe. Bij eb stroomt Men groef een rechthoekig patroon van sloten en betrok
5 Zeeklei het dan ook via die geulen weer weg. Als het water zakt, meestal ook nog niet verzande kreken in de afwatering.
landschap daalt de stroomsnelheid en bezinkt het zand. Zo vormen Het overtollige water werd via een sluis naar de zee geleid
ze wadden: Zandplaten die bij eb droogvallen. bij eb. Zeekleipolders zijn vlak en zavelig en worden dus
Kreekruggen: Zandige rug ontstaan ontstaan door het meestal voor akkerbouw of fruitteelt gebruikt.
verzanden van een kwelderkreek. Droogmakerijen bestaan uit zeeklei (-4 tot -5 NAP). Veel
Oude zeeklei: -4 NAP, Nu: +1, Jonge zeeklei: -1 tot +1 kwel, grondwater stijgt omdat het onder druk staat. Die
druk komt door hogere stand grondwater en opp.water.
De vorming van duinen: Zand van de duinen is afkomstig
van de zeebodem. Het wordt omhoog gestuwd. Er ontstaan De zandruggen van de oude duinen vormde een stevige
6 Zeeklei talrijke strandduintjes. Als die hoog genoeg is en water- ondergrond voor bewoning. Veel bloembollenteelt. Hiervoor
landschap kerend voor stormvloed, spreek je van een zeereep. is constante grondwaterstand nodig. Men heeft de duinen
Oude duinen zijn tot 10 meter hoog, jonge tot 50 meter. afgegraven en sloten aangebracht. Dit noemen we
Duinvalleien:Laagte in een duinlandschap. Is een oude geestgronden.
strandvlakte of een uitblazingslaagte.
Veengroei op voedselrijke plaatsen: Op elke natte plaats Inklinking is het wegvallen van de opwaarste druk van het
met stilstaand water gaan veenplanten groeien. Steeds water, waardoor het grondoppervlak daalde. Hierdoor was
als deze planten afsterven vormt zich een nieuwe laag veen. extra ontwatering nodig.
7 Veenlandschap Dit heet ook laagveen .
Veengroei op voedselarme plaatsen: Veengroei is anders, Dalgrond: Kunstmatige bodem die is ontstaan door de
veel veenmos (leven van regenwater). Het ligt meters menging van onbruikbare veenrestanten (bolster) met
boven het grondwater. Ook wel hoogveen genoemd. dekzand. Ontstond bij de afgraving van hoogveen.

Arvind Abhelakh V6D


Aardrijkskunde SE 1
Domein: Mens en Milieu

Você também pode gostar