Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
024506 8 13 7
experience is our capital
Hoe 50-plussers langer aan het werk houden?
analyses + cases + getuigenissen + debat + standpunten
www.experienceisourcapital.be
Woord vooraf
Rudi ThOmaEs
vooruitgang heeft gezorgd, maar t beperkt, zeker binnen Europees perspectief. het brugpensioen onder 55 jaar nam dan wel af, globaal tellen we nu niet minder, maar integendeel mr bruggepensioneerden dan voorheen. het tijdskrediet en de landingsbanen zorgden voor meer ontspannen loopbanen, maar hadden geen impact op de uittredingsleeftijd: werknemers blijven uittreden op 59 jaar tegenover 62 jaar, het gemiddelde in West-Europa. De analyses zijn bekend: langer studeren en langer leven gaan nu eenmaal niet samen met minder lang werken. De budgettaire uitdagingen op het gebied van pensioenen, gezondheidszorg, algemene sociale zekerheid, klimaatverandering, veiligheid, zijn van die grootorde dat onze maatschappij zich geen verliesbeleid met continue uitgavenstijging kan veroorloven. In Belgi is 37% van de 55-plussers nog aan het werk. amper een uur rijden hiervandaan ligt dat percentage een stuk hoger: 54% in Nederland en 58% in Duitsland. Nochtans verschillen de arbeids- of gezondheidsomstandigheden er nauwelijks van die in Belgi. De enige logische verklaring is dat de arbeidsmarktinstellingen een mentaliteit van vervroegde uittreding cultiveerden en dat tegelijk deze behoudsgezinde mentaliteit bij alle stakeholders in de samenleving niet of onvoldoenWij wensen u veel leesplezier! met vriendelijke groeten, Rudi Thomaes Gedelegeerd bestuurder
de toelaat om onze arbeidsmarktinstituties te hervormen, zodat langer werken mogelijk, ja zelfs een evidentie zou worden! het is alsof onze generatie de factuur liever doorschuift naar haar kinderen en kleinkinderen dan zelf haar verantwoordelijkheid op te nemen. anders gezegd: het is duidelijk dat velen zich nog onvoldoende of helemaal niet bewust zijn van de omvang van het probleem en van de absolute noodzaak om gepaste maatregelen te nemen. als werkgevers moeten en willen we bekennen dat ook wij jarenlang, vaak in onderling akkoord met werknemers en vakbonden, menselijk kapitaal van boven de 50 misschien te veel op een zijspoor hebben gezet, via brugpensioen bij herstructureringen, via conventioneel brugpensioen of met andere formules. In 2005 al had het VBO een mandaat van zijn leden om de cultuur van vervroegde uittreding te stoppen en om te buigen in een cultuur van langer werken. Vandaag reiken we de hand naar alle maatschappelijke stakeholders om samen met ons de situatie objectief te analyseren en mee te zoeken naar werkbare en haalbare oplossingen opdat we met zijn allen enkele jaren langer zouden kunnen en mogen werken dan vandaag het geval is. Wij leveren dan ook graag onze bijdrage tot het debat.
VBO
Daniel Rys
02 07 08 11 13 15
Peter Hartz, geestelijke vader Duitse arbeidsmarkthervorming Case ETAP: leeftijd en ervaring naar waarde schatten Case Belgacom: leeftijdsbewust personeelsbeleid De demografische wissel. Impact op de Belgische arbeidsmarkt
Door Luc SeLS, decaan Faculteit economie en Bedrijfswetenschappen K.U.Leuven 1. In- en uitstroom op de Belgische arbeidsmarkt, vooruitblik naar 2015 2. In- en uitstroom op sectorniveau 3. aanbevelingen voor het beleid
Stimuli om langer aan de slag te blijven, volgens werkende 50-plussers en bedrijven Obstakels om langer aan de slag te blijven, volgens werkende 50-plussers en bedrijven Initiatieven binnen bedrijven om langer werken te stimuleren Initiatieven van de overheid om bedrijven te stimuleren om 50-plussers aan te werven of aan de slag te houden Aanvaardbaarheid van veranderingen in de regelgeving inzake de eindeloopbaan 3. strategische conclusies en aanbevelingen
Case Neuhaus: maak het medewerkers naar hun zin Resultaten allerminst bevredigend in Europees perspectief Analyse Generatiepact
63 65 67
16
Case ICHEC-Enterprises: ervaring is goud waard OESO-rapport 2011 over Belgi. Naar een toegankelijkere arbeidsmarkt voor 55-plussers
35 37 38
Langere loopbanen zijn nog geen evidentie 1. Werkzaamheidsgraad 55-plussers nam licht toe, maar Belgi blijft in de staart van het Europese peloton 2. Uittredingsleeftijd blijft nog 3 jaar achter op de rest van Europa 3. De vervroegde uittreding blijft een feit, ook al is de instapleeftijd voor brugpensioen licht toegenomen 4. De loopbaan werd meer ontspannen, maar niet langer 5. De vergrijzingskosten blijven onverminderd hoog Een actieve arbeidsmarkt, maar nog niet voor de 50-plussers 1. activeringsbeleid werpt vruchten af, maar 50-plussers blijven uitgesloten 2. herstructureringen blijven complex, duur en onvoldoende activerend 3. Er blijft een immense arbeidsreserve van 550.000 50-plussers 4. Beschermende maatregelen voor werknemers verhogen aanwervingsdrempel
Door Jens HJ, hoofd van de afdeling Belgi-Nederland OeSO sterke segmentatie, lage werkgelegenheidsgraad hervormingen belasting- en uitkeringssysteem en een flexibelere loonvorming Effectieve pensioenleeftijd bij de laagste van de OEsO Vervroegde uittreding wordt aangemoedigd Val van het vervroegd pensioen Optrekken effectieve pensioenleeftijd stimuleren vraag naar oudere werknemers Verhoging wettelijke pensioenleeftijd
70
Case Michel Verschueren: waar een wil is, is werk Succesfactoren en hinderpalen om langer aan de slag te blijven, volgens werknemers en werkgevers
Door Wim Van der Beken, Daphn Valsamis en Barbara Vandeweghe (IDeA Consult)
47 49
74 aanzet tot bijsturingen 1. Dwingende maatregelen inzake brugpensioen 2. Een actieve arbeidsmarkt voor iedereen 3. herstructureringen: hertewerkstelling in plaats van hoge ontslagvergoedingen 4. Ontspannen loopbaan koppelen aan latere uittreding 5. Vervroegd wettelijk pensioen vanaf 62 jaar 6. Gelijkstellingen voor pensioenberekening herbekijken 7. Een personeelsbeleid dat ervaring verzilvert Case Mestdagh: naar een optimaal evenwicht tussen werk en priv 79
1. aanpak, steekproef en methodologie van de studie 2. Resultaten van de enqute bij werkende 50-plussers en bedrijven Bereidheid van werkende 50-plussers om langer aan de slag te blijven De tewerkstelling en eindeloopbaan van 50-plussers volgens bedrijven Bereidheid van bedrijven om 50-plussers langer aan de slag te behouden en aan te werven
50
Leeswijzer
forumthema en uitnodiging tot een breed maatschappelijk debat door de VBO-top. spreker Peter HaRtz, voormalig HR-directeur Volkswagen en adviseur van toenmalig bondskanselier Schrder.
3 Vier analyses/studies:
De demografische wissel. Impact op de Belgische arbeidsmarkt, toegelicht door Luc SeLS, decaan Faculteit economie en Bedrijfswetenschappen K.U.Leuven; OESO-rapport 2011 over Belgi. Naar een toegankelijkere arbeidsmarkt voor 55-plussers, toegelicht door Jens HJ, hoofd van de afdeling BelgiNederland van de OeSO;
Succesfactoren en hinderpalen om langer aan de slag te blijven, volgens werknemers en werkgevers, toegelicht door Wim Van deR Beken, daphn VaLSaMiS en Barbara VandeWegHe van IDeA Consult; Evaluatie Generatiepact. Resultaten allerminst bevredigend in Europees perspectief, toegelicht door Pieter tiMMeRManS, bestuurder-directeurgeneraal VBO.
4 De bevindingen en aca-
demische analyses illustreren we ten slotte aan de hand van uiteenlopende praktijkvoorbeelden en sprekende quotes, gebaseerd op getuigenissen van bedrijven en werknemers die, in de brede zin van het woord, met de problematiek van de tewerkstelling van en na 50+ geconfronteerd worden.
de voorzitters van alle partijen gaven tijdens het Forum hun mening over het thema 50+.
Wie is Peter Hartz? In Belgi ben je op je 65e afgeschreven, als een oude machine in een fabriek. Weg ermee.
Paul de gRaUWe 65, hoogleraar economie KU Leuven
Paul De Grauwe
SHS Foundation
Peter Hartz
Op vraag van de toenmalige Duitse bondskanselier, Gerhard schrder, kwam begin 2002 voor het eerst de commissie moderne diensten op de arbeidsmarkt samen onder leiding van Peter HaRtz, toen nog personeelsdirecteur bij Volkswagen. De voorstellen vormden de kern van agenda 2010, het plan dat de regering schrder in 2003 lanceerde om de arbeidsmarkt grondig te hervormen en de groeiende werkloosheid terug te dringen. anno 2011 is het aantal werklozen gedaald van 5 tot minder dan 3 miljoen.
Welke opdracht vertrouwde toenmalig bondskanselier gerhard Schrder u toe in 2002?
De opdracht van de Bondsregering voor de commissie luidde als volgt: stel een concept voor waarmee het federaal arbeidsbureau kan worden omgevormd tot een moderne dienstverlenende instantie voor de arbeidsmarkt, met een nieuwe structuur en nieuwe uitvoeringsmodaliteiten. De vraag kwam voort uit wantoestanden bij het federaal arbeidsbureau en de onheilspellende stijging van het aantal werklozen, dat op het hoogtepunt meer dan 5 miljoen mensen bedroeg.
Wat zijn de belangrijkste maatregelen die duitsland nam in de hervorming van de arbeidsmarkt?
In totaal werkte de commissie 13 modules met voorstellen uit, die als onderdelen van een raderwerk naadloos in elkaar passen (*). Later kwam daar nog de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd tot 67 jaar bij om rekening te houden met de demografische ontwikkeling.
Vier Hartz-wetten
Vandaag kent duitsland de laagste werkloosheidsgraad in 25 jaar, onder meer dankzij de 4 zogenaamde Hartz-wetten die de steun aan de werklozen reorganiseerden:
Hartz II
> steun voor bedrijfsstarters, bekend als Ich aG, waarbij langdurige werklozen financile steun krijgen voor hun ondernemerschap; > invoering van mini-jobs (minder dan 400 euro per maand); > oprichting van meer jobcentra.
Hartz I
> versoepeling van uitzendarbeid; > initiatieven voor meer beroepsopleiding.
We zijn tien jaar later. Bent u tevreden met de resultaten van de hervorming?
Veel van de voorstellen werden in praktijk gebracht en in wetten omgezet. Op dit moment zijn er minder dan 3 miljoen werklozen. Uiteraard komt dat vooral door de ontwikkeling van de conjunctuur, maar op de langere termijn is het ook het gevolg van enkele hervormingen. Toch zijn van de 3 miljoen werklozen nog altijd 2 miljoen langdurig werkloos. Naar mijn mening zijn de langdurig werklozen bij de hervormingen in de kou blijven staan. In mijn uiteenzetting ga ik dieper in op welke manier dit probleem kan opgelost worden. Bovendien wil ik het ook hebben over de trends waarmee we rekening moeten houden met het oog op de ontwikkeling van de maatschappij.
(*) meer details over de voorstellen leest u in de 352 bladzijden van het verslag van de Commissie moderne Dienstleistungen am Arbeitsmarkt. Downloaden kan op www.shsfoundation.de/fileadmin/newsletter/BerichtHartzKommission_komp.pdf
Case ETAP
Christl JORiS, voorzitter van de Europese verlichtingsgroep ETaP, heeft nooit geloofd in het concept van brugpensioen. Door het bestaan van de maatregel maken we er logischerwijze ook gebruik van, maar het devalueert de waarde van leeftijd en opgebouwde ervaring. Ik ben ervan overtuigd dat we die negatieve evolutie moeten doorbreken en de leeftijd met dito ervaring positief kunnen benaderen.
De grote rijkdom aan ervaring en kundigheid van oudere werknemers behoudt zijn waarde en blijft inzetbaar, spreekt Joris uit ervaring n.v.d.r.: zelf werd ze onlangs 57. zaak is om creatieve oplossingen te vinden om die waarde te valoriseren en ze om te buigen in een win-winsituatie voor alle betrokken partijen. Door de bank genomen zijn 50-plussers niet uitgeblust. Wel integendeel: het is een levenslustige, gedreven en dynamische generatie die een druk bestaan en de vele levensuitdagingen niet uit de weg gaat. Jonge bruggepensioneerden (ver)bouwen huizen voor hun kinderen, zetten sportprestaties neer om u tegen te zeggen, reizen de halve wereld rond, Vraag is hoe je die dynamiek ook levend kunt houden in de werkomgeving? het is duidelijk dat momenteel veel 50-plussers hun inherent aanwezige gedrevenheid niet meer ontplooien in hun job, daarbij verkeerdelijk aangemoedigd door het bestaande brugsysteem. We zullen dus creatief uit de hoek moeten komen om die dynamiek opnieuw meer te kanaliseren richting arbeidsmarkt.
Christl JORIs
Zelfs zonder aan de officile pensioenleeftijd te raken, moeten we mensen langer aan het werk houden.
Agoria F. Debatty
Case Belgacom
Inge JaNssENs
9 generatieoverschrijdende actieclusters
De hR-ploeg van Belgacom voert een tweesporenbeleid: op korte termijn (2011-2012) ligt de focus op 50+ en dan vooral in fysiek of mentaal zware functies. De langetermijndoelstelling omarmt alle generaties en speelt in op de specifieke behoeften van elke leef-
Belgacom
Luc sELs
De demografische wissel
Impact op de Belgische arbeidsmarkt
Wie is Luc SeLS?
Luc SeLS (1967) is decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven. hij is er tevens als gewoon hoogleraar verbonden aan het Onderzoekscentrum Personeel & Organisatie. als hoogleraar is hij ook verbonden aan de simon school van de University of Rochester, waar hij in het Executive mBa-programma doceert, en als research fellow aan de Vlerick Leuven Gent management school. Luc sels is hoofd van het steunpunt Werk en sociale Economie (www.steunpuntwse.be) dat zich in opdracht van de Vlaamse regering toelegt op beleidsvoorbereidend onderzoek van de Vlaamse en Europese arbeidsmarkt. hij is ook lid van de hoge Raad voor de Werkgelegenheid.
GEEN
67,2%
Studie Luc SELS, K.U.Leuven
1
05-10 10-15
In het eindeloopbaandebat gaat de aandacht vooral naar het herstel van het evenwicht tussen het aantal actieven en het snel groeiend aantal gepensioneerden. De verhoging van de werkgelegenheidsgraad wordt daarbij als belangrijkste hefboom gezien. momenteel is in Belgi 67,2% van de 20- tot 65-jarigen aan het werk. De federale regering stelt tegen 2020 een werkgelegenheidsgraad van 73,2% als doel. Die vooruitgang moet vooral gerealiseerd worden bij de 55-plussers. Tegen 2020 wil men 50% van de 55-plussers aan het werk hebben. Dat is heel wat meer dan de huidige 37,3%. het risico is reel dat ons land de 50%-kaap in 2020 niet haalt. Onze simulaties wijzen uit dat we, bij ongewijzigd beleid, in 2020 op 42,2% werkende 55-plussers zullen stranden. Toch durven we hopen dat deze simulatie aanzet tot een sterke politieke wil en op die manier een selfdestroying prophecy wordt. het zal nodig zijn. De studiecommissie voor de Vergrijzing legt de doelstelling voor 2030 immers op meer dan 60% werkende 55- tot 65-jarigen.
Voor de directe impact van de vergrijzing op het functioneren van de arbeidsmarkt is er doorgaans veel minder aandacht. Nochtans zorgt de vergrijzing voor een snel stijgende uitstroom uit het beroepsactieve leven. Dit proces is in volle gang. De babyboomers verlaten massaal de arbeidsmarkt en liggen op die manier aan de basis van een demografische wissel. Met hun uittreding creren ze een bijzonder groot aantal vervangingsvacatures. Een structureel krappe arbeidsmarkt dreigt zo verder te verstikken. Vooral in Vlaanderen verkra(m)pt de arbeidsmarkt. De VDaB geeft de schaarste weer in een spanningsindicator1. Is deze indicator kleiner dan 4, dan spreken we van een heel krappe arbeidsmarkt. In maart 2011 bedroeg deze indicator 3,4. Uitgesproken krap dus, hoewel de economische crisis nog maar net is verteerd2. De demografische wissel is hier de belangrijkste drijvende kracht. In deze bijdrage schetsen we de demografische wissel op Belgisch niveau en op het niveau van de gewesten. Bovendien geven we weer in welke sectoren deze wissel zich het sterkst zal laten voelen in de periode 20102014. We sluiten af met een reeks beleidsaanbevelingen.
Centraal in onze analyse staat de demografische wissel in de werkende bevolking: het snel toenemende aantal 50-plussers dat definitief uit de arbeidsmarkt treedt en op die manier een sterke groei van het aantal vervangingsvacatures genereert. Op een arbeidsmarkt die vandaag al gebukt gaat onder een snel groeiend aantal knelpuntvacatures moet deze demografische wissel goed ingeschat worden. aan de hand van een eenvoudige simulatie schetsen we de gevolgen voor de ar-
Tabel 1: Schatting van vervangingsvraag, tewerkstellingsgroei en totale vraag (vergelijking 2005-10 met 2010-15). Brussels Hoofdstedelijk Gewest 37.300 42.900
Vlaams Gewest
Waals Gewest
Belgi
225.600 304.800
122.700 155.200
385.700 502.900
Tewerkstellingsgroei 05-10 10-15 Totale vraag* 05-10 10-15 370.800 458.200 190.700 226.900 75.600 85.200 637.200 770.300 145.200 153.400 68.000 71.700 38.300 42.300 251.500 267.400
1 2
aantal niet-werkende werkzoekenden per beschikbare vacature, berekend als voortschrijdend gemiddelde over 12 maanden. zie herremans, W., sels, L., sourbron, m. & Nuyts, J. 2011. Vraag zoekt aanbod: (te verwachten) discrepanties op de arbeidsmarkt. Over.Werk, 21 (1): 38-52.
* Totale vraag = te verwachten arbeidsvraag over een periode van 5 jaar op basis van gesimuleerde vervangingsvraag als gevolg van de uitstroom van werkende 50-plussers enerzijds en stabiele netto-tewerkstellingsgroei anderzijds.
het Planbureau) bekomen we voor 2015 een uitbreiding met 235.500 banen.
2. natuurlijk verloop
In de tweede stap berekenen we het verwachte natuurlijke verloop of de uitstap uit het beroepsactieve leven van 50-plussers voor de periode 2010-15. Deze uitstap stijgt sterk tijdens de volgende jaren. We stellen het natuurlijke verloop van 50-plussers gelijk aan de cohortgebaseerde uitstroom van 50-plussers in de periode 2010-15. Daarbij steunen we op de vergelijking van het aantal werkenden tussen 50 en 54 jaar in 2010 met het (verwachte) aantal werkenden tussen 55 en 59 jaar in 2015 (dezelfde cohorte vijf jaar later). Volgen we hetzelfde stramien voor de klassen 55-59 en 60-64 jaar, dan schatten we volgens deze methodologie de totale uitstroom van 50-plussers over de periode 2010-15 op 502.900 werkenden. Ter vergelijking: voor de periode 2005-10 bekomen we een totale uitstroom van 385.700 50-plussers. met andere woorden: het natuurlijke verloop zal (ceteris paribus) ten gevolge van de demografische wissel in de periode 2010-15 30,4% hoger liggen dan in de periode 2005-10. De impact is veruit het grootst in het Vlaams Gewest, waar het natuurlijke verloop in de periode 2010-15 met 304.800 eenheden, 35,1% hoger zal liggen dan in de periode 2005-10 (t.o.v. 26,4% in het Waals Gewest en 15,2% in het Brussels hoofdstedelijk Gewest).
breidingsvacatures te kennen. In een tweede stap gaan we in op het te verwachten natuurlijke verloop bij 50-plussers. Dat levert een schatting op van het volume aan vervangingsvacatures ten gevolge van de demografische wissel. In een derde stap ten slotte brengen we beide componenten samen in n overkoepelende vraagprognose.
ding) en uittreding van 50-plussers (vervanging). Die zou voor Belgi in totaal 770.300 vacatures omvatten in de periode 2010-15 (of 738.400 conform de verwachte groei in het hERmREG-model), of een stijging met 21% ten opzichte van de periode 2005-10 (en een stijging met 23,1% als we ons voor de groeiprognose op het hERmREG-model baseren). Ook hier is de toename vooral in het Vlaams Gewest heel uitgesproken, met een stijging van 370.900 vacatures in 2005-10 naar 458.200 vacatures in 2010-15.
1. netto-tewerkstellingsgroei
In een eerste stap schatten we de nettotewerkstellingsgroei voor de periode 201015. Deze groei geeft een schatting van de uitbreidingsvacatures op het niveau van de totale arbeidsmarkt. We werken niet met een gefundeerde schatting van de evolutie van de economische conjunctuur of van hoe deze conjunctuurevolutie zich zal vertalen in jobcreatie, maar met een eenvoudig scenario: we veronderstellen een stabiele nettotewerkstellingsgroei in de periode 2010-15. We gaan dus uit van de assumptie dat de tewerkstelling in de periode 2010-15 evolueert zoals ze dit in de periode 2005-10 deed (een periode met enkele jaren van hoog- en enkele jaren van laagconjunctuur). als dit scenario realiteit wordt, dan kunnen we verwachten dat in de periode 2010-15 de tewerkstelling zal uitbreiden met 267.400 jobs (Belgi). Dat is mogelijk een lichte overschatting. Op basis van het hERmREGmodel (opgebouwd onder cordinatie van
uit van ongewijzigd beleid, hoewel de regering in haar Nationaal hervormingsprogramma 2011 bij de Europese Commissie ambitieuzere werkgelegenheidsdoelstellingen heeft ingediend.3 De feitelijke omvang van het natuurlijke verloop zal ook afhankelijk zijn van de mate waarin we erin slagen om werknemers in de toekomst langer te laten werken. Langer blijven werken vertaalt zich immers in latere uitstap en kan de snel opwarmende arbeidsmarkt wat afkoelen. Eindeloopbaanbeleid is in die zin niet alleen een cruciale hefboom om onze sociale zekerheid betaalbaar te houden, het wordt ook almaar meer een smeermiddel voor de arbeidsmarkt (en dus een voorwaarde voor economische groei). Tegelijkertijd is het zo dat de demografische wissel de (her)tewerkstellingskansen van 50-plussers ten goede kan komen. momenteel wordt slechts in 5,2% van alle indiensttredingen een 50-plusser aangeworven. als we, naar slechte gewoonte, alle vacatures willen blijven invullen met twintigers, dertigers en (af en toe) veertigers, dan zullen de werkgelegenheidsgraden in die jongere leeftijdsklassen tot onrealistische hoogte moeten stijgen (met name dan in het Vlaams Gewest). Om de sterke stijging in de vraag te kunnen counteren, zullen we ook de reserves van 50-plussers moeten aanspreken. Dat is echter niet vanzelfsprekend. De rele toename zal deels afhankelijk zijn van de mate waarin hij door beleidsmaatregelen ondersteund wordt. De toename in de vraag naar arbeid is in elk geval van die aard dat hij duidelijke beleidskeuzes rechtvaardigt.
3. Vraagprognose
We hebben twee belangrijke componenten van de toekomstige vraag berekend, namelijk de te verwachten nettogroei van de tewerkstelling en de te verwachten vervangingsvraag ten gevolge van de demografische wissel. We kunnen op die basis een schatting maken van de totale vraag ten gevolge van tewerkstellingsgroei (uitbrei-
3.
73,2% werkzaamheidsgraad of 570.000 bijkomende jobs tegen 2020. In de periode 2010-2015 betekent dit 285.000 jobs tegenover 267.400 in onze simulaties.
Copyright Forward
Het was een maatschappelijke vergissing om werknemers collectief vervroegd uit te laten treden.
We stevenen momenteel aan hoge snelheid af op de demografische wissel, zoveel is duidelijk uit de voorgaande algemene diagnose van de Belgische en de regionale arbeidsmarkten. Wat geldt voor de arbeidsmarkt in zijn totaliteit, gaat echter niet noodzakelijk op voor elke sector afzonderlijk, laat staan voor elk individueel bedrijf in die sector. Dat hangt helemaal af van het demografische profiel van bedrijfstakken en individuele bedrijven en van het tempo van in- en uitstroom van personeel. We schetsen hieronder in detail de implicaties voor de individuele bedrijfstakken. We starten met een weergave van de graad van vergrijzing binnen de verschillende bedrijfstakken. Daartoe tonen we in tabel 2 per bedrijfstak het aandeel van de tewerkstelling van 50-plussers in 2006 en in 2010. Daarbij voegen we een simulatie van het verwachte aantal 50-plussers in 2014 toe. De bedrijfstakken zijn gerangschikt volgens het verwachte aandeel van 50-plussers in 2014. Uit de resultaten leiden we af dat geen enkele sector ontgrijst of vergroent in de periode 2006-2014. Op elk van de drie peildata zijn de openbare besturen duidelijk koploper. De simulatie voor 2014 wijst in de richting van 36,7% 50-plussers in de openbare besturen. Ook in de sector Transport, logistiek en post ligt het aandeel erg hoog, al remt de toename tussen 2010 en 2014 af. In Textiel en kleding zien we een combinatie van snel krimpende tewerkstelling en snelle interne vergrijzing van het personeelsbestand. als de verdere afbouw van de tewerkstelling hier
36,7%
De simulatie voor 2014 wijst in de richting van 36,7% 50-plussers in de openbare besturen.
experience is our capital - VBO FORUM FEB
Grafische nijverheid
textiel Onderwijs
metaal
machines
bouwhoreca informatica
recreatie
cultuur
Gezondheidszorg
Openbare besturen Transport, logistiek en post Textiel en kleding Overige dienstverlening Financile diensten Onderwijs Gezondheidszorg metaal Overige industrie Grafische nijverheid Productie bouwmaterialen houtindustrie en vervaardiging van meubels Productie machines en toestellen Productie transportmiddelen Chemie, rubber en kunststoffen Productie dranken, voeding en tabak maatschappelijke dienstverlening (*) Recreatie, cultuur en sport Groot- en kleinhandel Energie, water en afvalverwerking Diensten aan personen (*) Bouw Primaire sector Informatica, media en telecom zakelijke dienstverlening (*) horeca en toerisme Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling
Bron: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSe)
Tewerkstelling totaal 2006 2010 2014 219.786 217.688 215.600 222.753 222.163 221.600 37.726 28.294 21.200 42.571 42.028 41.500 136.931 129.701 122.900 354.233 372.906 392.600 158.908 177.737 198.800 95.762 87.334 79.600 7.856 7.166 6.500 32.154 27.555 23.600 30.125 28.417 26.800 25.047 23.071 21.300 71.618 63.928 57.100 55.985 45.295 36.600 95.722 92.372 89.100 89.683 88.743 87.800 206.039 284.043 391.600 28.598 30.159 31.800 474.482 493.358 513.000 28.954 33.531 38.800 27.549 29.740 32.100 199.822 211.757 224.400 20.447 22.382 24.500 93.781 94.065 94.400 220.624 256.105 297.300 116.416 119.652 123.000 144.978 152.583 160.600
Tewerkstelling 50+ 2006 2010 2014 64.170 74.563 79.100 60.584 71.928 73.600 8.192 7.645 7.000 10.414 12.087 13.000 35.094 36.547 36.300 102.434 108.307 114.100 32.279 46.003 56.900 21.847 22.236 22.000 1.729 1.814 1.800 5.969 6.122 6.500 6.464 6.757 7.200 4.958 5.395 5.600 14.320 14.967 15.100 9.667 10.372 9.600 17.909 20.045 23.000 15.017 18.643 22.300 33.804 60.573 97.500 5.051 6.401 7.600 75.998 94.804 116.100 6.661 7.624 8.700 4.551 5.741 7.000 34.732 41.732 47.400 3.473 4.160 5.100 16.344 18.826 19.600 35.157 46.887 61.200 14.698 19.012 22.900 12.752 18.614 26.700
Tewerkstelling 50+ (%) 2006 2010 2014 29,2 34,3 36,7 27,2 32,4 33,2 21,7 27,0 32,9 24,5 28,8 31,3 25,6 28,2 29,5 28,9 29,0 29,1 20,3 25,9 28,6 22,8 25,5 27,7 22,0 25,3 27,5 18,6 22,2 27,3 21,5 23,8 27,0 19,8 23,4 26,5 20,0 23,4 26,4 17,3 22,9 26,3 18,7 21,7 25,9 16,7 21,0 25,4 16,4 21,3 24,9 17,7 21,2 24,0 16,0 19,2 22,6 23,0 22,7 22,3 16,5 19,3 21,8 17,4 19,7 21,1 17,0 18,6 20,8 17,4 20,0 20,8 15,9 18,3 20,6 12,6 15,9 18,6 8,8 12,2 16,6
Een sterk verouderde leeftijdsopbouw betekent echter niet automatisch dat een sector op korte termijn in de problemen zal komen met zijn personeelsvoorziening. Willen we hierop zicht krijgen, dan moeten we inzoomen op de verwachte vervangingsvraag (ten gevolge van definitieve uittreding) en de verwachte uitbreidingsvraag (ten gevolge van de evolutie in de totale tewerkstelling). Om een accuraat beeld te geven, schetsen we in tabel 3 de verwachte evoluties in de vervangings-, uitbreidings- en totale vraag.4 De sectoren zijn gerangschikt volgens vervangingsvraag, met de sector met de sterkste vervangingsvraag (maatschappelijke dienstverlening) bovenaan. In tabel 3 starten we per sector met een simulatie van de globale tewerkstellingsevolutie. We baseren ons op een eenvoudige projectie. Voor 2014 bepalen we het verwachte tewerkstellingsniveau op basis van de (geometrisch) gemiddelde jaarlijkse groei4
voet voor de periode 2006-2010. Uit deze globale evolutie leiden we de te verwachten uitbreidingsvraag af. De meest spectaculaire groei wordt, op basis van deze projectie, verwacht in de sectoren van maatschappelijke dienstverlening en Gezondheidszorg. Dat reflecteert de snel toenemende zorgbehoefte. Vervolgens simuleren we de verwachte vervangingsvraag.5 Eerst kijken we naar de periode 2006-2010. In die periode meten we voor elke leeftijd de jaarlijkse attritie, m.a.w. het aantal werknemers dat van het ene jaar (bv. toen ze 55 waren) naar het volgende (toen ze 56 werden) uitstroomt en zo een vervangingsvacature creert. We gebruiken deze attritiecijfers als basis voor een simulatie voor de periode 2010-2014. De gemiddelde jaarlijkse totale vraag ten slotte is de som van de gemiddelde jaarlijkse vervangingsvraag en de gemiddelde jaarlijkse uitbreidingsvraag.
De cijfers in deze tabel mogen niet rechtstreeks vergeleken worden met de simulatie voor de totale Belgische arbeidsmarkt (1). Ten eerste verschillen de bronnen. De totale foto is opgesteld op basis van de Europese arbeidskrachtentelling of EaK (surveydata, steekproef), terwijl de sectorfoto steunt op de Rsz (administratieve data, populatiegegevens). Ten tweede verschilt het tijdskader om technische redenen. In de analyse op Belgisch niveau bestrijken we 2010-15, in de sectoranalyse 2010-14. Ten derde verschillen de doelpopulaties. De EaK omvat alle werkenden, de Rsz bevat geen zelfstandigen n geen werknemers bij de plaatselijke en provinciale overheden (RSZPPO, social profit). Ten vierde bekijken we bij EaK het natuurlijke verloop bij 50+ en bij de Rsz bij 55+. Een steekproefgebaseerde bron leidt makkelijk tot overschattingen, administratieve data eerder tot onderschattingen.
Voor de simulatie van de vervangingsvraag op het niveau van de bedrijfstakken baseren we ons op gegevens van de Rsz, meer bepaald op de exacte leeftijden van de loontrekkenden (gegevens 2006 t.e.m. 2010 (2e kwartaal). Voor elke leeftijdsgroep (bv. overgang van 55 jaar naar 56 jaar) bekijken we de jaar-op-jaar-evolutie, meer bepaald de attritie van of uitstroom uit een bepaalde leeftijd van het ene jaar (als ze bv. 55 jaar zijn) op het andere (als ze dan 56 jaar zijn). stel bijvoorbeeld dat we in een bepaalde sector 295 55-jarigen tellen in 2006, en 276 56-jarigen in 2007. We kunnen dan een relatieve uitdunning van deze cohorte berekenen: 276/295, of een attritie van 1 naar 0,94. Nog anders gesteld: voor elke 100 werknemers die we in jaar 1 hebben op 55-jarige leeftijd, hebben we er een jaar later nog 94 op 56-jarige leeftijd. We bekijken deze attritie ook voor dezelfde leeftijden in daaropvolgende jaren (van 2007 naar 2008; van 2008 naar 2009; van 2009 naar 2010) en berekenen op deze feitelijke gekende jaren een gemiddelde jaarlijkse groeivoet per leeftijdsgroep. Op basis van deze gemiddelde jaarlijkse groeivoet simuleren we de jaar-op-jaar-evolutie per leeftijdsgroep voor de jaren 2011 en volgende. Op basis hiervan wordt een vervangingsvraag geschat voor elke leeftijdsgroep tussen twee jaar, voor 2006-2010 via de rele gegevens; vanaf 2011 via de gesimuleerde gegevens. zo berekenen we de vervangingsvraag voor alle 55-plussers voor de jaren 2011 t.e.m. 2014. Op basis van deze gegevens berekenen we uiteindelijk een gemiddelde jaarlijkse vervangingsvraag ((2011+2012+2013+2014)/4), en dat doen we per sector. Deze gemiddelde jaarlijkse vervangingsvraag 2011-2014 zetten we daarna af tegen de gemiddelde jaarlijkse vervangingsvraag 2006-2010.
Business&Society
Langer werken is een logisch gevolg van de moderne levensloop, waarbij we langer studeren, loopbanen onderbreken en langer leven
Tabel 3: Vervangingsvraag (55-plussers), uitbreidingsvraag en totale vraag naar bedrijfstak (Belgi, 2006-2010 en simulatie 2011-2014)
Tewerkstelling (Totaal) (1) 2006 206.039 158.908 93.781 220.624 116.416 222.753 144.978 28.598 89.683 474.482 27.549 199.822 219.786 28.954 42.571 136.931 25.047 95.722 55.985 20.447 95.762 71.618 354.233 7.856 32.154 30.125 37.726 2010 284.043 177.737 94.065 256.176 119.652 222.163 152.583 30.159 88.743 493.358 29.740 211.757 217.688 33.531 42.028 129.701 23.071 92.372 45.295 22.382 87.334 63.928 372.906 7.166 27.555 28.417 28.294 2014 391.577 198.797 94.350 297.293 122.978 221.575 160.587 31.805 87.813 512.985 32.104 224.405 215.610 38.832 41.492 122.853 21.251 89.139 36.646 24.500 79.648 57.064 392.563 6.537 23.614 26.806 21.220
Vervangingsvraag (2) 06-10 1.065 1.747 1.146 1.789 721 4.308 724 265 1.154 5.132 166 2.700 4.752 563 624 3.035 436 1.685 1.015 223 2.112 1.405 8.629 152 598 674 898 10-14 10-14/06-10 2.136 2,01 2.898 1,66 1.597 1,39 2.484 1,39 976 1,35 5.783 1,34 971 1,34 343 1,29 1.467 1,27 6.474 1,26 209 1,26 3.343 1,24 5.878 1,24 681 1,21 742 1,19 3.476 1,15 493 1,13 1.879 1,12 1.126 1,11 244 1,09 2.253 1,07 1.499 1,07 9.115 1,06 160 1,05 601 1,01 668 0,99 854 0,95
informatica
horeca en toerisme
sport
Onderwijs
Primaire sector
recreatie
cultuur
Overige industrie
transport
ductie dranken
financile diensten
chemie
grafische
nijverheid
bouw horeca
maatschappelijke dienstverlening (*) Gezondheidszorg Informatica, media en telecom zakelijke dienstverlening (*) horeca en toerisme Transport, logistiek en post Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling Recreatie, cultuur en sport Productie dranken, voeding en tabak Groot- en kleinhandel Diensten aan personen (*) Bouw Openbare besturen Energie, water en afvalverwerking Overige dienstverlening Financile diensten houtindustrie en vervaardiging van meubels Chemie, rubber en kunststoffen Productie transportmiddelen Primaire sector metaal Productie machines en toestellen Onderwijs Overige industrie Grafische nijverheid Productie bouwmaterialen Textiel en kleding
Gemiddelde jaarlijkse uitbreidingsvraag (3) 06-10 10-14 19.501 26.884 4.707 5.265 71 71 8.870 10.297 809 831 -148 -147 1.901 2.001 390 412 -235 -233 4.719 4.907 548 591 2.984 3.162 -525 -519 1.144 1.325 -136 -134 -1.808 -1.712 -494 -455 -838 -808 -2.673 -2.162 484 530 -2.107 -1.922 -1.923 -1.716 4.668 4.914 -173 -157 -1.150 -985 -427 -403 -2.358 -1.768
Gemiddelde jaarlijkse totale vraag (4) 06-10 10-14 20.566 29.019 6.454 8.163 1.217 1.668 10.660 12.780 1.530 1.807 4.160 5.636 2.625 2.972 656 754 919 1.234 9.851 11.381 714 800 5.684 6.505 4.228 5.359 1.707 2.006 488 608 1.228 1.764 -58 38 847 1.071 -1.657 -1.036 707 773 5 331 -517 -217 13.297 14.030 -20 3 -552 -384 247 265 -1.460 -915
(1) (2)
simulatie tewerkstelling 2014 op basis van (geometrisch) gemiddelde jaarlijkse groeivoet voor de periode 2006-2010. Op basis van de vervangingsvraag per eenjarige leeftijdscohorte (vanaf 55 jaar) / 2006-2010: rele cijfers - 2010-2014: gesimuleerde cijfers.
(3) (4)
Gemiddelde jaarlijkse groei. Vervangingsvraag + uitbreidingsvraag. * Gecorrigeerd voor de impact van de sectorvereschuivingen bij de dienstencheque-ondernemingen in 2010.
In nagenoeg alle sectoren Textiel en kleding en Productie bouwmaterialen vormen de uitzonderingen zal de vervangingsvraag ten gevolge van de uittreding van 55-plussers in de periode 2010-2014 beduidend hoger liggen dan in de periode 2006-2010. De toename van de vervangingsvraag is het meest uitgesproken in maatschappelijke dienstverlening (een verdubbeling) en in Gezondheidszorg (+66%). Ook in Informatica, media en telecom, zakelijke dienstverlening, horeca en toerisme, Transport, logistiek en post, en Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling ligt de verwachte stijging hoger dan 30%. We herinneren er hier nog even aan dat deze cijfers nog een stuk meer uitgesproken zouden zijn indien ze enkel voor het sterker vergrijsde Vlaamse Gewest zouden berekend worden. Een sterke toename van de vervangingsvraag n.a.v. de uittreding van 55-plus-
sers kan gedeeltelijk of volledig gecompenseerd worden door een algemene krimp in de sectorale tewerkstelling. maar de toename kan in sectoren die een groeipad volgen, natuurlijk ook verscherpt worden door een gelijktijdige stijging van de uitbreidingsvraag. het gecombineerde effect van vervangingsen uitbreidingsvraag wordt weergegeven in de evolutie van de totale vraag. De sector Financile diensten is een goed voorbeeld om dit samenspel te verduidelijken. als de trend van de periode 2006-2010 zich doorzet, kan een verdere krimp verwacht worden met 1.712 jobs per jaar. De gemiddelde jaarlijkse vervangingsvraag blijft er echter op een relatief hoog niveau en zal nog verder stijgen. De totale jaarlijkse vraag (hier dus volledig gerelateerd aan vervanging van 55-plussers) zal daardoor verder groeien van 1.228 naar 1.764 vacatures per jaar.
Centraal in onze analyse staat de demografische wissel in de werkende bevolking: het snel toenemende aantal 50-plussers dat definitief uit de arbeidsmarkt treedt en zo een sterke groei van het aantal vervangingsvacatures genereert. Om onder deze druk uit te komen, is een beleid op meerdere fronten tegelijk nodig.
1. demografische analyse
het is de taak van elke bedrijfstak, maar ook van elk bedrijf met een zekere omvang, om zicht te krijgen op de eigen demografie en in het kader van de personeelsplanning de risicos van de interne demografische evolutie te analyseren. Dat is van groot belang. De veroudering van de werknemerspopulatie heeft via de vervangingsvraag immers een grote invloed op de personeelsvoorziening en het wervingsbeleid. In de mate dat de lonen gerelateerd zijn aan leeftijd en ancinniteit, heeft interne vergrijzing bovendien ook een invloed op de loonkostenevolutie. Er is bovendien een verband met de arbeidsproductiviteit. studies naar de relatie tussen leeftijd en productiviteit op bedrijfsniveau leveren consistent bewijs voor een bultvormige relatie6: eerst een toename van de productiviteit voor de gemiddelde leeftijd tot een bepaald optimum, gevolgd door een daling eenmaal voorbij dat optimum. Demografische veranderingen hebben dus een grote invloed op meerdere bedrijfseconomische grootheden. heel wat organisaties zijn zich echter niet bewust van de demografische veranderingen die ze ondergaan en de uitdagingen die deze kunnen meebrengen7. Om zicht te krijgen op de omvang van de demografische verschuiving, en om de implicaties voor vervangingsbehoefte, arbeidsproductiviteit en loonkosten in te kunnen schatten, moeten dat soort demografische prognoses standaard onderdeel worden van risicomanagement.
6 7
skirbekk, V. 2008. age and productivity capacity: Descriptions, causes and policy options. ageing horizons, 8: 4-12. zie Iller, C. & Rathgeb, I. 2006. Gefahr gebannt? Flaute bei Personalentwicklung fr ltere mitarbeiter. arbeit und arbeitsrecht, 61, 732-734. 8 Leroy, F. 2011. VDaB-actieplan Gentegreerd Knelpuntenbeleid. Over.Werk, 21 (1): 72-79.
3. Uittreding uitstellen
Een belangrijke hefboom is het uitstel van de definitieve uittreding. Langer blijven werken betekent dat vacatures later aan vervanging toe zijn en de vervangingsvraag gespreid en gedrukt wordt. We moeten de gemiddelde actieve loopbaan inderdaad verder rekken. hier zijn ruwweg twee pistes denkbaar. Ofwel schuiven we een nieuwe wettelijke pensioenleeftijd naar voor. Indien we de gemiddelde uittredingsleeftijd werkelijk willen verhogen tot pakweg 62 tot 63 jaar, dan zal de wettelijke pensioenleeftijd (op termijn) vermoedelijk hoger moeten liggen dan 65. Bij een bovengrens van 65 zou een gemiddelde uittredingsleeftijd van 63 jaar immers een statistisch mirakel zijn. Ofwel schuiven we het model van de pensioenloopbaan naar voor, met bijvoorbeeld een 45-jarige loopbaan als norm. Die piste is waarschijnlijk de meest billijke, omdat ze rekening houdt met verschillen in leeftijd aan de start van de arbeidsloopbaan. Beide scenarios veronderstellen een debat over een stimulerend bonus-malussysteem, en over welke periodes van inactiviteit in welke mate en omvang gelijkgesteld worden met werk.
Figuur 1: Evolutie voltijdse uittredingsstatuten en prestatieverminderingen (tijdskrediet en loopbaanonderbreking) (Belgi, 2000-2010, 50-59-jarigen)
12% 16%
13,7
13,6 12,9
14%
9,7
9,7 8,7
11,9 10,5 7,2 7,5 9,1 6,2 6,1 5,1 5,5 4,1 3,8 3,7 3,6 3,4 3,1 3,4 2,8 3,0 2,6 1,9 2,7 6,7 7,9 7,0 6,0 5,2 7,6 7,9
12%
10%
8%
6%
4%
4%
2%
0% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
0%
4. Uittredingsstatuten terugdringen
Om de arbeidsmarktreserve met succes te kunnen aanspreken, zal ook werk gemaakt moeten worden van een verdere afbouw van de uittredingsstatuten. Op dat vlak is al wel wat weg afgelegd. Dat wordt duidelijk uit figuur 1 (zie p. 31), die de evolutie van de voltijdse uittredingsstatuten (uitgedrukt in aandeel van de bevolking van 50-59 jaar) weergeeft. De figuur toont dat, in de leeftijdsklasse 50-59 jaar, het aandeel van de bevolking dat zich in uittredingsstatuten bevindt (brugpensioen, vrijgestelde oudere werklozen (+58 jaar), thematische verloven, voltijdse loopbaanonderbreking en tijdskrediet), gedaald is van 13,7% in 2000 naar 5,2% in 2010. De daling is het meest uitgesproken bij de vrijgestelde oudere werklozen (van 9,7% in 2001 naar 1,9% in 2010). Dat is vooral te wijten aan het optrekken van de leeftijdsgrens voor vrijstelling naar 58 jaar. Bij deze positieve trends moeten wel enkele bedenkingen geplaatst worden. Ten eerste gaat de geleidelijke afbouw van de uittredingsstatuten gepaard met een stijging van het aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (UVW). het aantal UVWs is in de klasse van 50-59 jaar gestegen van 23.029 in 2000 naar 103.132 in 2010 (of van 1,9% naar 7% van de bevolking). Er stelt zich dus een probleem van communicerende vaten. het enige pluspunt is dat nu een veel groter aandeel 50-plussers geacht wordt werk te zoeken en ook stelselmatig meer betrokken wordt in de bemid-
delings- en begeleidingscircuits. Ten tweede zien we in de leeftijdscategorie 60-64 jaar een verdere stijging in de uittredingsstatuten, meer bepaald van 18% van de bevolking in 2000 naar 21,9% in 2010. Over alle leeftijden heen is het aantal bruggepensioneerden verder gestegen, namelijk van 113.440 in 2000 naar 119.166 in 2010. Er is dus nog lang geen sprake van uitdoving, maar wel van een verschuiving naar hogere leeftijden. De figuur toont tevens een sterke toename van de prestatieverminderingen in de vorm van deeltijds tijdskrediet of loopbaanonderbreking. het aandeel van de 50-59-jarigen dat gebruik maakt van deze prestatieverminderingen steeg van 2,2% in 2000 naar 7,9% in 2010. In absolute aantallen gaat het om een stijging van 25.981 naar 116.134. hier schuilt een risico. Een sterke toename van deeltijdformules drukt immers het totaal gepresteerde arbeidsvolume en op die manier ook de impact van stijgende werkgelegenheidsgraden. het totale economische draagvlak is immers afhankelijk van vier factoren: (a) de bevolking op actieve leeftijd binnen de totale bevolking, (b) het werkende gedeelte van deze bevolking op actieve leeftijd (de werkgelegenheidsgraad), (c) het gemiddelde aantal uren dat door deze mensen wordt gewerkt per jaar (de arbeidsduur), en (d) het bruto binnenlands product dat ze per uur genereren (de arbeidsproductiviteit). Elk van deze vier factoren is cruciaal. stel dat almaar meer mensen aan de slag zijn (factor b), maar dat via allerlei prestatieverminderingen hun arbeidsduur daalt (factor c), dan lost dat weinig op. Noch voor de welvaartscreatie, noch voor het beantwoorden van de vervangingsvraag. Daarom is een aanbeveling om tijdens de evaluatie van het generatiepact de leeftijd voor bijzondere tijdskredietrechten op te trekken van 50 naar 55 jaar.
5. Versterken herintredingskans
De sterke terugloop van de voltijdse uittredingsstatuten wordt gedeeltelijk tenietgedaan door de stijging bij de uitkeringsgerechtigde voltijds werkloze 50-plussers (communicerende vaten). In de leeftijdsklasse 50-64 jaar is hun aantal gestegen van 24.822 in 2000 naar 106.453 in 2010. het grootste probleem is de uitermate geringe hertewerkstellingskans (d.i. de kans dat een 50- of een 55-plusser uit de werkloosheid (opnieuw) de intrede maakt op de arbeidsmarkt). Kijken we naar de hertewerkstellingskansen van 50-plussers in een Europees vergelijkend perspectief, dan worden drie van de vier laatste posities in de rangschikking ingenomen door onze drie gewesten, met het Waals Gewest als rode lantaarn. Voor alle andere landen tekenen we een hertewerkstellingskans op die minstens twee keer zo hoog ligt, met opwaartse uitschieters, zoals Noorwegen, waar de kansen tot bijna achtmaal hoger liggen. Boven de leeftijd van 50 betekent werkloos dus ook heel vaak kansloos. Op Vlaams niveau maakt men hier werk van door ook werkzoekenden boven 50 sterker te activeren via een verplicht begeleidingsaanbod. Deze aanpak zou stelselmatig uitgebreid moeten worden tot en met 57 jaar (vanaf 58 geldt vooralsnog de vrijstellingsregeling). maar het aanbod activeren heeft uiteraard maar zin als tegelijk ook de vraagzijde geactiveerd wordt, en ook de bereidheid van werkgevers om 50-plussers aan te werven, wordt gestimuleerd.
geeft, terwijl oudere werknemers vaak meer beloning (inclusief ontslagvergoeding) ontvangen dan hun productiviteitsniveau rechtvaardigt. Een stijgende loon-leeftijd-curve wordt zo gecombineerd met een parabolische productiviteit-leeftijd-curve. We stellen vast dat 50-plussers moeilijker opnieuw aan werk geraken en ook sneller uitgestoten worden in landen (en meer in het algemeen in jobs) die een grote loonspanning tussen oudere en jongere werknemers kennen. maatregelen tot afbouw van leeftijds- of ancinniteitsbaremas zijn daarom van belang. Ook piekloonsystemen vormen een interessant alternatief omdat ze een grotere overeenstemming tussen loon- en productiviteitsevolutie beogen. In een piekloonsysteem laat men de lonen in de eindfase van de loopbaan weer dalen, bijvoorbeeld in ruil voor meer werkgarantie tot op een bepaalde leeftijd. In sommige landen (bv. Japan en zuid-Korea) reikt de overheid in een overgangsfase een compensatie uit aan werknemers die minstens een bepaald percentage van hun (piek) loon inleveren. In afwachting van dergelijke structurele aanpassingen blijven loonkostenverlagingen bij aanwerving van 50-plussers aangewezen.
6. aanpassen loonkosten(evolutie)
De loonkosten spelen een belangrijke rol, zowel in het streven naar langer werken als bij het stimuleren van hertewerkstelling. Niet alleen het niveau van de loonkosten is daarbij van tel, ook de loonspanning tussen oudere en jongere werknemers speelt een belangrijke rol. Jongere werknemers zijn vaak productiever dan hun loonniveau aan-
Het aanbod activeren heeft uiteraard maar zin als tegelijk ook de vraagzijde geactiveerd wordt.
via vaCaTURE.
Case ICHEC-Enterprises
al 33 jaar doet IChEC-Enterprises, een poot van de IChEC Brussels management school, een beroep op de grijze cellen van soms al even grijze lesgevers. Voor de businessschool, en wellicht ook voor de volledige academische wereld, heeft de notie 50+ weinig zin. zo benadert Brigitte HUdLOt het thema. als directrice en docente van IChECEnterprises leidt ze het departement Formation continue en management pour cadres, dirigeants et jeunes diplms.
Veel van onze interne en externe lesgevers zijn mensen uit die leeftijdscategorie of ouder omdat ze over een rijke ervaring en knowhow beschikken. Bovendien zijn ze gedreven om die kennis ook door te geven aan de jongere generaties. Ik denk dat geen enkele bedrijfssector meer openstaat voor oudere werknemers dan IChEC-Enterprises, net vanwege de waarde van de academische of praktijkgerichte ervaring van de 50-plussers, en ja zelfs 60-plussers. Veel van hen mogen dan wel einde loopbaan zijn of kregen van hun werkgever de gouden handdruk, hun honger om actief te blijven is groot. Op voorwaarde dat ze hun materie beheersen en hun kennis up-to-date houden, zijn het voor ons heel waardevolle en verrijkende medewerkers. maar tools aanreiken om dat streven waar te kunnen maken. Dezelfde thematiek krijgt bovendien op vraag van de markt (werkgevers en werknemers) almaar meer aandacht dwars doorheen al onze managementopleidingen. Paradoxaal genoeg vertaalt de vraag zich nog niet in meer 50+-cursisten. De werkgevers willen oudere werknemers wel aan het bedrijf binden, maar laten ze niet of weinig bijscholen. alvast toch niet buiten de eigen bedrijfsmuren, zo blijkt uit onze statistieken. Nochtans is opleiding een must om niet alleen de kennis, maar ook de motivatie scherp te houden. misschien moet ook onze sector zich bezinnen over wat nu de beste methode is om 50-plussers terug naar de schoolbanken te krijgen: nog minder ex-cathedra en nog meer praktijkgeorinteerd en interactief lesgeven bijvoorbeeld. Let op: hetzelfde geldt voor de jonge Y-generatie.
Brigitte hUDLOT
Net als de bedrijfswereld voelt ook IChEC-Enterprises de maatschappelijke druk om langer te werken stringenter worden. heel concreet organiseren we daarom opleidingen specifiek voor HR-beslissers om ze te helpen bij bijvoorbeeld het valoriseren van 50-plussers in de onderneming of bij het optimaliseren van de wisselwerking tussen de verschillende generaties. hR-mensen moeten we niet overtuigen van de noodzaak om 50-plussers aan het bedrijf te binden,
De wil om oudere werknemers aan het bedrijf te binden, is er. Nu nog de actie!
ICHEC-Enterprises
Studie OESO
Jens HJ
VBO
Studie OESO
59 jaar
De Belgische arbeidsmarkt is een van de minst toegankelijke in de OEsO en wordt gekenmerkt door sterke insider/outsidereffecten. zo is de arbeidsmarkt o.a. moeilijk toegankelijk voor jongeren, immigranten, laaggeschoolden en ouderen. Om het hoofd te bieden aan het groeiend aantal werknemers met een vast contract dat op pensioen gaat als gevolg van de vergrijzing, moet het beleid maatregelen nemen om deze zgn. buitenstaanders of outsiders op de arbeidsmarkt te krijgen. In haar Economic survey of Belgium 2011 stelt de OEsO maatregelen voor om de arbeidsmarkt toegankelijker te maken voor al die groepen. Deze paper legt het accent op oudere werknemers. als gevolg van de internationaal gezien lage daadwerkelijke pensioenleeftijd van 59 jaar zal de generatie die nu met pensioen gaat het langst niet-beroepsactief zijn in de Belgische geschiedenis, ondanks het Generatiepact van 2005 en financile stimulansen om langer aan het werk te blijven. De oorzaak hiervan ligt in maatregelen die oudere werknemers aanmoedigen om met pensioen te gaan en die het aanwerven van oudere werknemers ontmoedigen. Er bestaan verschillende manieren om vr de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar de arbeidsmarkt te verlaten, o.a. de mogelijkheid om met pensioen te gaan na een loopbaan van 35 jaar en een systeem van werkloosheidsuitkeringen waarbij oudere werknemers niet verplicht zijn om werk te zoeken, pensioenrechten accumuleren alsof ze voltijds zouden werken, in bepaalde gevallen extra vergoedingen krijgen van de werkgever n recht hebben op belastingvoordelen. De aanwerving van oudere werklozen wordt belemmerd omdat oudere werknemers veel duurder zijn dan jongere, waardoor hun productiviteit niet altijd overeenstemt met hun loon. Er zijn dus grondige hervormingen nodig om de daadwerkelijke pensioenleeftijd op te trekken. Bovendien moeten er maatregelen komen om vervroegd pensioen financieel minder aantrekkelijk te maken, om de werkcapaciteit van mensen meer individueel te beoordelen en om te komen tot een hogere wettelijke pensioenleeftijd.
A. Totaal
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Bevolking tussen 15 en 64. De statistische gegevens voor Isral worden bezorgd door en vallen onder de verantwoordelijkheid van de betreffende Isralische autoriteiten. De OEsO gebruikt deze gegevens zonder afbreuk te doen aan het statuut van de Golanhoogten, Oost-Jeruzalem en de Isralische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever volgens het internationaal recht.
TUR mEX ITa ChL GRC hUN sVK KOR EsP POL CzE IRL BeL OECD IsR 2 LUX EU15 FRa JPN EsT PRT Usa sVN GBR DEU aUs aUT NzL FIN CaN NLD sWE DNK ChE NOR IsL
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
hUN EsT IsR 2 IRL sVK POL EsP TUR BeL ITa FRa sVN FIN PRT GRC Usa EU15 ChL OECD LUX CzE KOR CaN sWE GBR DNK DEU aUT NOR NzL mEX aUs JPN NLD IsL ChE
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
TUR hUN ITa sVK POL ChL EsP GRC IsR 2 mEX IRL EsT BeL KOR FRa OECD CzE LUX PRT EU15 sVN Usa FIN JPN GBR DEU CaN aUT NzL aUs sWE DNK NLD NOR ChE IsL
B. Mannen
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
C. Vrouwen
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Studie OESO
het meest gebruik maakten van dergelijke stelsels (Duitsland en Itali). Bovendien waren het vooral werknemers met een vast contract die hiervan profiteerden, terwijl andere werknemers juist sneller hun baan verloren. Dat werkte de segmentering van de arbeidsmarkt in de hand. Tegelijkertijd wordt Belgi gekenmerkt door een lage werkgelegenheidsgraad (zie figuur 1). Dat kan grotendeels verklaard worden door een lage arbeidsparticipatie van buitenstaanders, zoals ongeschoolde jongeren, immigranten, oudere werknemers, enz.
1.00 10.50
10.75
11.00
11.25
11.50
11.75
12.00
12.25
12.50
12.75
Bron: OeSO, Main economic Indicators en Labour Force Statistics Databases; berekeningen van de Belgische Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
1 2
het aantal administratieve vacatures gedeeld door de som van het aantal administratieve vacatures en het aantal beklede functies. als percentage van de beroepsbevolking.
Karel Baeck
Stilzitten is een werkwoord dat ik waarschijnlijk nog zal moeten leren, maar in ieder geval zolang mogelijk uitstel.
Studie OESO
gen worden geheven en omdat ze zijn vrijgesteld van sociale bijdragen. In het Generatiepact van 2005 werden er bijzondere socialezekerheidsbijdragen op deze compensatie van de werkgever buiten de bepalingen van sector-caos verschuldigd, om zo het gebruik van dergelijke alternatieve brugpensioenstelsels te ontmoedigen. De aanvullende vergoedingen bieden bedrijven een middel om relatief goedkoop hun aantal werknemers te verminderen. Bovendien vermijden ze een kloof tussen productiviteit en lonen die gekoppeld zijn aan ervaring. Doordat oudere werknemers in Belgi veel duurder zijn dan jongere, is het voor ouderen wellicht moeilijk om aan de slag te blijven. Bovendien is het bij beide mogelijkheden toegestaan om pensioenrechten te cumuleren op basis van het vorige loon (zoals dat het geval is bij andere werkzoekenden) in tegenstelling tot de situatie in de meeste andere OEsO-landen met een omslagstelsel. Door de aanvullende vergoedingen en de doorlopende accumulatie van pensioenrechten zijn werknemers financieel gezien vaak beter af als ze via een werkloosheidsuitkering vervroegd met brugpensioen gaan dan wanneer ze effectief met vervroegd pensioen gaan.
75 70 65 60 55
a. Mannen
75 70 65 60 55
hUN sVK BeL sVN POL CzE aUT NLD FRa LUX FIN DEU aUs EsT DNK GRC ITa GBR sWE NOR CaN IsR2 EsP Usa NzL TUR ChE IRL IsL PRT JPN ChL KOR mEX 1999-04 2004-09
Bron: OeSO-ramingen gebaseerd op de resultaten van nationale onderzoeken naar de beroepsbevolking, het european Union Labour Force Survey en, voor eerdere jaren in sommige landen, nationale volkstellingen.
hUN FRa LUX BeL aUT sVK FIN NLD ITa EsT POL sVN DEU EsP CzE GRC NOR GBR TUR aUs CaN DNK sWE Usa NzL IsR2 IRL PRT ChE ChL IsL JPN KOR mEX 1999-04 2004-09 B. Vrouwen
De gemiddelde effectieve pensioenleeftijd wordt berekend als het gewogen gemiddelde van de (netto) terugtrekkingen van de arbeidsmarkt op verschillende leeftijden over een periode van vijf jaar voor werknemers van aanvankelijk 40 jaar en ouder. Teneinde compositionele effecten in de leeftijdsstructuur van de bevolking buiten beschouwing te laten, worden terugtrekkingen van de arbeidsmarkt geraamd op basis van veranderingen in arbeidsparticipatiepercentages in plaats van de omvang van de beroepsbevolking. Deze veranderingen worden berekend voor elke (synthetische) cohorte, verdeeld in leeftijdsgroepen per vijf jaar. De statistische gegevens voor Isral worden bezorgd door en vallen onder de verantwoordelijkheid van de betreffende Isralische autoriteiten. De OEsO gebruikt deze gegevens zonder afbreuk te doen aan het statuut van de Golanhoogten, Oost-Jeruzalem en de Isralische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever volgens het internationaal recht.
De laatste twee mogelijkheden (waarbij de werkgever een compensatie betaalt) worden extra aantrekkelijk gemaakt omdat op deze aanvullende vergoedingen minder belastin-
In de eerste plaats moeten de resterende mogelijkheden om vervroegd met pensioen te gaan, worden afgeschaft.
De naam komt van een oude Europese reclameslogan waarin gezegd werd: Canada Dry Ginger ale lijkt op bier en heeft de kleur van bier, maar het is geen bier waarin het woord bier wordt vervangen door werkloosheid.
Studie OESO
gen om werk te zoeken als andere werklozen, zonder vrijstellingen. Bovendien moeten alle aanvullende vergoedingen van werkgevers op dezelfde manier belast worden als andere inkomsten uit werk. Voorts moet er een onderscheid worden ingevoerd tussen de opbouw van pensioenrechten van werkzoekenden en werkenden. zo kan men bijvoorbeeld de periode van de werkloosheid mee laten tellen in de berekening van de loopbaan, maar dan enkel op basis van de ontvangen uitkering in plaats van het vorige loon.
om terug te grijpen naar stelsels om de arbeidsduur te verkorten). Op die manier creren ze stimulansen voor oudere werkgevers om te vertrekken (met vervroegd pensioen) zodat ze hen kunnen vervangen door goedkopere jonge werknemers. het behoud van werkgelegenheid kan verbeterd worden als de loonontwikkelingen gebaseerd worden op de ontwikkeling van de Belgische productiviteit ( van het totale verlies van concurrentievermogen in het bedrijfsleven wordt veroorzaakt door een relatief zwakke productiviteitsontwikkeling). Door de productiviteit van individuele werknemers en hun loon beter op elkaar af te stemmen, zouden ook de werkvooruitzichten voor oudere werkzoekenden erop vooruitgaan. Flexibelere rele lonen kunnen in dit opzicht ook helpen. hiertoe moeten de sociale partners bereid zijn om de automatische loonindexering te laten uitdoven.
door de cumulatie van pensioenrechten te verhogen. Bijvoorbeeld door een grotere pensioenbonus voor werknemers die na hun 61ste aan de slag blijven. Een stijging van de wettelijke pensioenleeftijd kan gecombineerd worden met speciale pensioenregelingen voor werknemers die, na een individuele beoordeling, gedeeltelijk werkongeschikt blijken te zijn.
VBO magazine
Perspectief in ondernemen
Jaargang 9 / nr.7 / sept. 2011 / 9 EUR
IDEA
IDEA
Daphn VaLsamIs
Barbara VaNDEWEGhE
IDEa Team
Vergrijzing uw zorg
Employee benets Werknemer bepaalt menu Franois Fornieri CEO Mithra Pharmaceuticals
experience is our capital - VBO FORUM FEB
ROI d guarantee
.be lj@vbo-feb
Abo
75
Info
EUR
IDEA
+ 50
Verscheidene factoren zoals de babyboomgeneratie, lage geboortecijfers en langere levensverwachtingen zorgen ervoor dat de Belgische populatie almaar ouder wordt. Langer werken wordt gezien als n van de grootste uitdagingen om de bevolkingsvergrijzing op een maatschappelijk verantwoorde wijze op te vangen. Om 50-plussers langer aan de slag te houden, is het noodzakelijk inzicht te verwerven in de maatschappelijke, organisatorische en individuele factoren die hun in- en uittrede op de arbeidsmarkt stimuleren of afremmen. In dit onderzoek tracht IDEa Consult, op vraag van het VBO, deze factoren te identificeren. Dat gebeurt aan de hand van twee grootschalige onlineenqutes, n bij werkende 50-plussers (1.700 respondenten) en n bij werkgevers (600 respondenten). Beide enqutes stellen objectieve vragen rond dezelfde topics, zodat men de antwoorden van beide groepen kan vergelijken. Op basis van de resultaten van deze enqutes bracht IDEa Consult de huidige succesfactoren en hinderpalen om langer aan de slag te blijven in kaart en identificeerde het maatregelen om de uittrede van 50-plussers uit de arbeidsmarkt te beperken en hun intrede te stimuleren.
Waarom zou ik plots met ouder worden mijn capaciteiten verloren zijn? Zolang ik gezond blijf, wens ik te werken.
Langer werken wordt gezien als n van de grootste uitdagingen om de bevolkingsvergrijzing op een maatschappelijk verantwoorde wijze op te vangen. Via dit onderzoek tracht IDEa Consult inzicht te verwerven in de succesfactoren en hinderpalen om langer te werken, en dit volgens zowel werknemers als werkgevers. hiervoor is gebruik gemaakt van twee grootschalige online-enqutes: n bij werknemers van 50 jaar of meer en n bij werkgevers. Beide enqutes stellen objectieve vragen rond dezelfde topics, zodat men de antwoorden van beide groepen kan vergelijken. De netto-respons bestaat uit bijna 1.700 werkende 50-plussers en 600 bedrijven. Bij de werkende 50-plussers zijn de laaggeschoolden ondervertegenwoordigd tegenover midden- en hooggeschoolden. Naar statuut impliceert dit dat arbeiders ondervertegenwoordigd zijn tegenover bedienden en kaderleden: 9,5% werkende 50-plussers in de enqute zijn arbeiders tegenover 27,7% in de totale populatie werkende 50-plussers2.
2 3
Op basis van gegevens van de Enqute naar de arbeidskrachten. Volgens gegevens van de Rsz.
Reporters
Werken na 65 jaar is voor de meerderheid van de bedrijven onwenselijk. Dat is vooral het geval m.b.t. arbeiders. Van de bedrijven vindt 66% de tewerkstelling van arbeiders na 65 jaar onwenselijk, tegen 50% van de bedrijven voor bedienden en 37% van de bedrijven voor kaderleden. Of omgekeerd gesteld, 1 op 4 bedrijven acht werken na 65 jaar voor kaderleden relatief tot zeer wenselijk. slechts 7,5% bedrijven zijn hiervan voorstander voor arbeiders en 18% voor bedienden. 7 op 10 bedrijven geven aan bereid te zijn om een 50-plusser aan te werven. In de dienstensector ligt dat percentage hoger (75%) dan in de industrie (66%). De bereidheid van bedrijven om een 50-plusser aan te werven, is hoger voor bedienden en kaderleden (76%) dan voor arbeidersfuncties (53%).
Bereidheid van bedrijven om 50-plussers langer aan de slag te behouden en aan te werven
het merendeel van de bedrijven acht een loopbaan tot 65 jaar wenselijk. Er zijn echter grote verschillen naargelang het statuut van de werknemers. Voor kaderleden vindt 60% van de respondenten uit de bedrijven dat een tewerkstelling tot 65 jaar relatief tot zeer wenselijk is. Voor arbeiders valt dit percentage terug tot 30%, met 40% respondenten die dit relatief tot zeer onwenselijk vinden.
Het merendeel van de bedrijven acht een loopbaan tot 65 jaar wenselijk.
Tabel 1: Stimuli om langer aan het werk te blijven (werkende 50-plussers) en om 50-plussers langer aan het werk te houden (bedrijven)
Werkende 50+ Mijn ervaring +++ Het belang dat ik hecht aan sociale contacten +++ mijn technische competenties ++ mijn flexibiliteit ++ het belang dat ik hecht aan werk ++ mijn bereidheid om me verder in te zetten in het bedrijf + mijn motivatie om aan de slag te blijven + mijn aanpassingsvermogen +
Bedrijven De ervaring van 50-plussers ++++ Technische competenties van 50-plussers ++++ Het belang gehecht aan werk door 50-plussers +++ Het belang gehecht aan sociale contacten door 50-plussers +++ De flexibiliteit van 50-plussers ++ De bereidheid van 50-plussers om zich verder in te zetten in het bedrijf ++ De stressbestendigheid van 50-plussers + De motivatie van 50-plussers om tot 65 jaar te werken De familiale omstandigheden van 50-plussers
het gewicht van de stimuli verschilt sterk tussen functies en tussen sectoren. zo is het gewicht van alle stimuli veel lager voor arbeiders dan voor bedienden en kaderleden, en voor bedrijven uit de industrie t.o.v. bedrijven uit de dienstensector. arbeiders en industrile bedrijven beschouwen veel factoren bovendien veeleer als obstakels dan als stimuli. Bedrijven zijn ook bevraagd naar de stimuli om 50-plussers aan te werven. Doorslaggevende factoren voor bedrijven om 50-plussers aan te werven, lopen sterk gelijk met de stimuli om 50-plussers langer aan de slag te houden. We hebben het dan met name over de ervaring en de aanwezige (technische) competenties van 50-plussers.
Belangrijkste stimuli bij 50-plussers om te werken zijn de sociale contacten op het werk en de intrinsieke arbeidsvoldoening en -tevredenheid.
de fysieke last en het gebrek aan doorgroeimogelijkheden in het bedrijf. het gewicht van de obstakels verschilt sterk tussen functies en tussen sectoren. zo ervaren arbeiders en bedrijven uit de industrie veel meer factoren als obstakels om langer aan de slag te blijven. arbeiders beschouwen bovendien alle opgesomde factoren op bedrijfsniveau als obstakels. Net als bij de stimuli lopen de belangrijkste obstakels om 50-plussers aan te werven sterk gelijk met de obstakels om 50-plussers langer aan het werk te houden. De bevraagde bedrijven vermelden de volgende drempels bij aanwerving van 50-plussers: de mogelijkheid om op brugpensioen te gaan, de loonkosten en de mogelijkheid op loopbaanonderbreking of tijdskrediet en het recht op outplacement. Daarnaast zijn de werkdruk en de fysieke inspanningen die gevraagd worden vooral in de industrie obstakels om 50-plussers aan te werven. Belangrijkste stimuli bij 50-plussers om te werken zijn de sociale contacten op het werk en de intrinsieke arbeidsvoldoening en -tevredenheid. Dat geldt echter niet voor alle types van werknemers. Voor arbeiders is het belangrijkste motief om te werken van financile aard, voor bedienden zijn het de sociale contacten en voor kaderleden de intrinsieke voldoening en tevredenheid. Voor zowel arbeiders als kaderleden komen de sociale contacten echter op de tweede plaats.
Individueel niveau
Bedrijfsniveau
mijn functie/rol in het bedrijf + De bereidheid van mijn werkgever om 50-plussers aan de slag te houden + De uitdagingen in mijn bedrijf De ondersteuning door mijn directe leidinggevende
De functie/rol van 50-plussers in het bedrijf +++ De bereidheid van mijn bedrijf om verder te investeren in 50-plussers ++ De uitdagingen voor 50-plussers binnen mijn bedrijf +
De financile gevolgen bij vervroegd pensioen ++ De financile gevolgen bij brugpensioen ++ mijn rechten op tijdskrediet of maatschap- loopbaanonderbreking + pelijk niveau
Financile gevolgen bij vervroegd pensioen ++ De sociale druk of de noodzaak om tot 65 jaar aan de slag te blijven + De financile gevolgen voor de werknemers bij brugpensioen De financile gevolgen voor de werkgevers bij brugpensioen
++++ score van 1 tot 2 (op 2); +++ 0,5 tot 1; ++ 0,25 tot 0,5; + 0,10 tot 0,25; 0 tot 0,10.
Tabel 2: Obstakels om langer aan het werk te blijven (werkende 50-plussers) en om 50-plussers langer aan het werk te houden (bedrijven)
Werkende 50+ het belang dat ik hecht aan vrije tijd + mijn fysieke en mentale gezondheid + mijn familiale situatie + mijn stressbestendigheid
Bedrijven Het aanpassingsvermogen van 50-plussers ++ het belang dat 50-plussers hechten aan vrije tijd + De fysieke en mentale gezondheid van 50-plussers +
Een groot deel van de werkende 50-plussers ervaart langer werken niet als een maatschappelijke plicht. zo is de meerderheid van de respondenten het niet eens met de stelling dat 50-plussers maatschappelijk verplicht zijn ten aanzien van komende generaties om zo lang mogelijk aan de slag te blijven. Dat geldt vooral voor arbeiders en bedienden. 50-plussers zijn wel van mening dat bedrijven een maatschappelijke plicht hebben om 50-plussers aan het werk te houden en aan te werven als ze over de nodige kwalificaties en expertise beschikken. Bij de bedrijven zien we een tegenovergestelde houding: ze vinden het een maatschappelijke plicht dat werknemers langer werken, maar zien het minder als hun eigen plicht om 50-plussers aan het werk te houden, laat staan aan te werven.
Een groot deel van de werkende 50-plussers ervaart langer werken niet als een maatschappelijke plicht.
Individueel niveau
Bedrijfsniveau
De werkdruk in mijn job +++ De fysieke inspanningen die mijn werk vergt ++ De doorgroeimogelijkheden binnen mijn bedrijf ++ De mogelijkheid in mijn bedrijf om op brugpensioen te gaan +
De mogelijkheid voor 50-plussers in mijn bedrijf om op brugpensioen te gaan ++ De fysieke inspanningen om binnen mijn bedrijf te werken ++ De werkdruk binnen mijn bedrijf + De doorgroeimogelijkheden binnen mijn bedrijf
ger aan de slag te blijven. aan de bedrijven is gevraagd welke initiatieven ze bereid zouden zijn te nemen om 50-plussers langer aan de slag te houden. Over een aantal initiatieven is er overeenstemming, maar we merken ook fundamentele verschillen in de houding van 50-plussers en bedrijven. Initiatieven waarover 50-plussers en bedrijven het eens zijn, zijn onder meer de mogelijkheid tot minder werkuren, opleiding, nieuwe uitdagingen en een flexibele uurregeling. Grote ondernemingen en bedrijven uit de dienstensector zijn over het algemeen meer bereid of hebben meer mogelijkheden om dergelijke initiatieven te nemen dan kmos en bedrijven in de industrie. met betrekking tot vakantiedagen en thuiswerk zien we een duidelijke discrepantie tussen 50-plussers en bedrijven: werkende 50-plussers willen op de eerste plaats meer vakantiedagen, terwijl bedrijven daarentegen net het minst bereid zijn of het minder mogelijk zien om meer vakantiedagen toe te kennen. Ook vinden bedrijven thuiswerk niet wenselijk of haalbaar, terwijl dat bij de 50-plussers hoog op de verlanglijst staat.
De sociale druk om plaats te maken voor jongeren ++ mijn loonkosten voor mijn werkgever + Technologische en maatschappelijke maatschap- veranderingen + pelijk niveau De sociale druk om tot 65 jaar te werken + mijn hoge opzeggingstermijn
Loonkosten van 50-plussers ++ Beschermende regels voor 50-plussers ++ Technologische en maatschappelijke veranderingen ++ Het recht op outplacementbegeleiding voor 45-plussers bij ontslag ++ De sociale druk om plaats te maken voor jongeren + De mogelijkheid voor 50-plussers om gebruik te maken van tijdskrediet of andere systemen van loopbaanonderbreking +
++++ score van 1 tot 2 (op 2); +++ 0,5 tot 1; ++ 0,25 tot 0,5; + 0,10 tot 0,25; 0 tot 0,10.
initiatieven van de overheid om bedrijven te stimuleren om het vrijstellen van fysieke arbeid of de mogelijkheid om thuis te werken, komt bij min- 50-plussers aan te werven of aan de slag te houden der dan 10% werkende 50-plussers voor.
Bedrijven beschouwen volgende flankerende overheidsmaatregelen als meest
Werkende 50-plussers zijn bevraagd naar de initiatieven die hen zouden motiveren om lan-
effectief om 50-plussers aan te werven/ aan de slag te houden: lastenverlagingvoor 50-plussers, overheidstussenkomst bij aanwerving en het afschaffen van het systeem van brugpensioen. afschaffen van vervroegd pensioen (vanaf 60 jaar) en de herziening van het systeem van tijdskrediet worden als minder stimulerend beschouwd. Opvallend evenwel is dat de huidige tewerkstellingsmaatregelen van de overheid vrij onbekend zijn bij de bevraagde bedrijven en nog minder door hen worden toegepast. 20% van de bedrijven geeft aan geen enkele van de meest bekende tewerkstellingsmaatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van 50-plussers te kennen. Bij kmos loopt dit zelfs op tot 1 op 4. het meest bekend zijn de vermindering van Rsz-werkgeversbijdrage voor oudere werknemers en aCTIVa voor 45-plussers. Iets meer dan de helft van de bedrijven kent deze maatregelen. slechts n derde van de bedrijven die n van de maatregelen kent, heeft al een beroep gedaan op de Rsz-vermindering en n vierde op aCTIVa.
pensioen, het wijzigen van de pensioenleeftijd in functie van de levensverwachting en het afschaffen van het conventioneel brugpensioen vanaf 60 jaar. Ook de bevraagde bedrijven zijn geen voorstanders van het verplicht werken tot 65 jaar en zijn beperkte voorstanders van het optrekken van de pensioenleeftijd tot 67 jaar. Ingrepen die door 50-plussers wel als aanvaardbaar worden beschouwd, zijn onder meer in dalende orde: de invoering van een systeem van flexibel pensioen tussen 60 en 65 jaar, de verhoging van de brugpensioenleeftijd in verhouding tot perioden van inactiviteit, het afschaffen van het brugpensioen onder de 60 jaar en de invoering van een systeem van halftijds pensioen tussen 60 en 70 jaar. De aanvaardbaarheid van de voorgestelde aangepaste regelgevingen verschilt heel sterk afhankelijk van het statuut van de werknemer. arbeiders vinden alle voorstellen onaanvaardbaar, met uitzondering van de invoering van een systeem van flexibel pensioen tussen 60 en 65 jaar. Kaderleden zijn het eens met de meerderheid van de voorstellen, zelfs met de afschaffing van het conventioneel brugpensioen vanaf 60 jaar. Bedrijven pleiten op de eerste plaats voor de afschaffing van het systeem van brugpensioen vr 60 jaar. zowel bedrijven als 50-plussers gaven vroeger in de enqute aan dat zolang dit systeem zou blijven bestaan, werknemers en bedrijven hiervan gebruik zullen blijven maken. andere ingrepen die op de goedkeuring van de bedrijven kunnen rekenen, zijn de invoering van een flexibel pensioen tussen 60 en 65 jaar, de verhoging van de brugpensioenleeftijd in verhouding tot perioden van inactiviteit, het afschaffen van het conventioneel brugpensioen vanaf 60 jaar en de invoering van een halftijds pensioen.
Werkende 50+ Invoering systeem van flexibel pensioen tussen 60 en 65 jaar ++ Verhoging van de brugpensioenleeftijd in verhouding tot perioden van inactiviteit + afschaffen brugpensioen vr 60 jaar + Invoering van een systeem van halftijds pensioen tussen 60 en 70 jaar +
Bedrijven Afschaffen brugpensioen vr 60 jaar +++ Invoering systeem van flexibel pensioen tussen 60 en 65 jaar +++ Verhoging van de brugpensioenleeftijd in verhouding tot perioden van inactiviteit +++ Afschaffen conventioneel brugpensioen vanaf 60 jaar ++ Invoering van systeem van halftijds pensioen ++ De pensioenleeftijd wijzigen in functie van de levensverwachting + afschaffen van het vervroegd pensioen (vanaf 60 jaar) + Pensioenleeftijd optrekken tot 67 jaar
aanvaardbaar
Onaanvaardbaar
Pensioenleeftijd optrekken tot 67 jaar --Verplicht werken tot 65 jaar -Afschaffen vervroegd pensioen -De pensioenleeftijd wijzigen in functie van de levensverwachting -afschaffen van het conventioneel brugpensioen vanaf 60 jaar -
+++ score van 1 tot 2; ++ 0,5 tot 1; + 0,10 tot 0,5; -0,10 tot 0,10; - -0,10 tot -0,5; -- -0,5 tot -1; --- -1 tot -2.
Olivier Papegnies-Belga
Op talent staat geen leeftijd en werkgevers mogen niet langer aarzelen om in 50-plussers te investeren.
Case Neuhaus
Gezien het nog altijd ontbreekt aan een sense of urgency, blijft het een grote uitdaging om te sensibiliseren, te communiceren en te overleggen met alle actoren om zo het maatschappelijke belang en de toekomst van volgende generaties te laten primeren op het kortetermijnbelang.
1234
De eindeloopbaanproblematiek vergt een totaalaanpak met ingrepen die zich situeren op individueel, bedrijfs- en maatschappelijk niveau, waarbij elke actor zijn verantwoordelijkheid neemt en bereid is om geresponsabiliseerd te worden voor gemaakte keuzes. Oplossingen met draagvlak bij 50-plussers en bedrijven die beantwoorden aan deze principes kunnen gezocht worden in de richting van het opheffen van het brugpensioensysteem vr 60 jaar, de verhoging van de brugpensioenleeftijd in verhouding tot perioden van inactiviteit, een minimumloopbaan van bv. 45 jaar als voorwaarde op een volledig pensioen in combinatie met flexibele uittredingsregelingen.
experience is our capital - VBO FORUM FEB
In tegenstelling tot veel van zijn collegas maakt de CEO van chocolatier Neuhaus, Jos LinkenS, zich gezien de leeftijdspiramide weinig zorgen over een exodus van zijn oudere werknemers die toch het gros van de ruim 200 medewerkers uitmaken - 63% is ouder dan 40, 26% ouder dan 50. We proberen er alles aan te doen om zo gunstig mogelijke werkomstandigheden te creren. maar bovenal merken we dat de magie rond ons product de mensen aan ons huis bindt, de fierheid over onze kwaliteit en het metier werkt als een magneet.
Geen uitgekiende en bewuste strategie om oudere werknemers aan de slag te houden dus bij Neuhaus. We proberen gewoon om in de mate van het mogelijke een goede werkgever te zijn. Ook al vinden we van onszelf dat we nog niet ver genoeg gaan. Chocolade maken is meer dan een exacte wetenschap, ervaring en vakkennis zijn bedrijfskritisch. Dus is het in het belang van de onderneming dat je een braindrain voorkomt. de medewerkers (bv. omgaan met positieve en negatieve stress) te versterken. als de kwaliteit goed zit, en de mensen zijn goed, dan volgen de cijfers vanzelf. het klinkt te mooi om waar te zijn? Let op, we zijn er nog niet. Bovendien ben ik niet tegen vervroegde uittreding, zolang het om de juiste reden is. mensen die al van hun 14de werken, zijn na een lange staat van dienst echt wel moe. Waarom zouden ze dan geen 4/5 mogen werken? Liever een gemotiveerde parttimer dan een uitgebluste fulltimer. Binnen Neuhaus waken we erover dat onze leeftijdspiramide voldoende ervaring behoudt en opbouwt. In het voordeel van ons welzijn zou de maatschappij dezelfde discipline aan de dag moeten leggen.
Jos LINKENs
Een duurzame oplossing vergt een duidelijk kader dat evenwel keuzevrijheid en ruimte voor maatwerk biedt, gezien de verschillen in arbeidsverleden of arbeidscultuur tussen arbeiders, bedienden en kaderleden, grote en kleine ondernemingen, industrie en diensten.
Als de kwaliteit goed zit en de mensen zijn goed, dan volgen de cijfers vanzelf.
Neuhaus
Analyse VBO
Pouring a Stella Artois takes patience and a little skill with a knife. In other words, as the frothy head foams over the edge of the chalice, your barman should gently cut it off. Doing so prevents the beer from going at too quickly. Its also just one of nine steps involved in an age-old ritual we like barmen to observe when pouring it. Regrettably, you wont nd this attention to detail everywhere. But youll always nd it at our Stella Artois Gold Standard Establishments. Handpicked from a selection of thousands of bars and restaurants, each of these venues ensures that your Stella Artois tastes exactly as it should: perfect. Learn more at StellaArtois.com.
Pieter TImmERmaNs
bestuurder-directeur-generaal VBO
Daniel Rys
Analyse VBO
37,3%
In oktober 2005 werd door de federale regering, na lang en moeilijk overleg met werknemers- en werkgeversorganisaties, het Generatiepact gesloten. De idee was langer werken aan te moedigen om zo de kosten van de vergrijzing van de bevolking op te vangen en de financiering van de sociale zekerheid te vrijwaren. Naast maatregelen om actief ouder te worden, 50-plussers meer kansen te geven op de arbeidsmarkt en vervroegde uittreding te ontmoedigen, werden ook maatregelen genomen inzake jongerentewerkstelling, welvaartsvastheid van de sociale uitkeringen en een hervorming van de financiering van de gezondheidszorg. Nu, bijna 6 jaar later, heeft de federale minister van Werk de sociale partners in de Nationale arbeidsraad gevraagd om dit Pact tegen 1 oktober 2011 te evalueren en beleidsaanbevelingen te formuleren. Tevens heeft de hoge Raad voor de Werkgelegenheid op haar vraag in juni 2011 een beknopt evaluatieverslag over het loopbaaneinde opgesteld. het is de bedoeling dat de politieke verantwoordelijken, alsook de sociale partners, op basis daarvan in het najaar van 2011 de nodige maatregelen kunnen nemen om het Generatiepact bij te sturen. de europese Commissie heeft immers in haar zes aanbevelingen voor Belgi aangegeven dat het verhogen van de effectieve uittredingsleeftijd cruciaal zal zijn om de openbare financin gezond te maken. Inderdaad, meer mensen aan de slag krijgen en langer laten werken is d formule om de stijgende vergrijzingsuitgaven (vooral pensioenen en gezondheidszorg) op te vangen. zo niet dreigen ofwel nog hogere belastingen, ofwel een nog hogere staatsschuld, ofwel het doorschuiven van de factuur naar de komende generaties. Ook vanuit het individuele werkgeversoogpunt is langer werken van belang. momenteel is een ruime groep 50-plussers, de zgn. babyboomgeneratie, aan het werk of (bijna) pensioengerechtigd. die groep vervroegd laten uittreden zou niet alleen tot een verlies aan kennis en ervaring leiden, maar ook tot aanwervingsproblemen op een krappe arbeidsmarkt met een veelheid aan knelpuntberoepen. De druk op de arbeidsmarkt zou wel eens te groot kunnen worden als de werkgevers niet de nodige arbeidskrachten vinden, wat op zijn beurt de druk op de loonkosten nog extra zou verhogen en in fine de economische groei zou afremmen. Op de volgende bladzijden maken we de balans op van de huidige situatie sinds het Generatiepact en geven we een aanzet tot bijsturingen.
71%
58%
58%
57%
56%
54%
50%
49%
48%
44%
42%
42%
40%
40%
37%
BE
SE
DE
DK
UK
FI
NL
IE
PT
EU-15
ES
AT
GR
FR
LU
2005
2010
gemiddelde EU-15
Belgi
Bron: eurostat
37%
IT
Analyse VBO
+ in 2010 waren er 120.321 voltijdse bruggepensioneerden of 10% meer dan in 2005; + in 2010 waren er 16.484 nieuwe bruggepensioneerden of 19% meer dan in 2005; + de instroom in 2010 is, in vergelijking met 2005, met 29% afgenomen bij de -55-jarigen6, maar met 14% toegenomen bij de 55-59-jarigen en met 104% bij de 60-plussers; + in de komende 5 jaar zouden er 81.477 60-plussers uit het stelsel stromen, maar bij een gelijkblijvend beleid zouden er tegelijk ongeveer 81.106 nieuwe gerechtigden instromen; + van alle bruggepensioneerden is momenteel 2% beschikbaar voor de arbeidsmarkt en 98% vrijgesteld van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. al bij al had het Generatiepact een grotere, neerwaartse kentering op het oog en is er veel meer nodig om de hogervermelde 3 jaar langer werken te bewerkstelligen.
4 667
14 232
18.000
55
56
57
58
59
4 255
60
15 123
61
62
63
64 jaar
Tijdskrediet/loopbaanonderbreking/thematische verloven
Brugpensioen
Bron: RVA
ontspannen, maar geen langere loopbaan. anders gezegd: ook na de landingsbaan blijft men vervroegd uittreden. het resultaat is niet mr, maar minder werken en in plaats van besparing en meerinkomsten, bijkomende kosten voor de sociale zekerheid.
3. de vervroegde uittreding blijft een feit, ook al is de instapleeftijd voor brugpensioen licht toegenomen
heel wat maatregelen in het Generatiepact wilden de vervroegde uittreding via brugpensioen ontmoedigen. het resultaat: de gemiddelde instapleeftijd voor brugpensioen nam uitermate beperkt toe van 57,2 tot 57,9 jaar (+0,7 jaar), terwijl het aantal bruggepensioneerden (zowel het aantal mensen dat al in het stelsel zit, als de jaarlijkse nieuwe instroom) niet daalde:
2 3
toegang te krijgen tot het brugpensioen en het vervroegd pensioen naar boven herzien (40 jaar in plaats van 35 jaar). Tussen 2010 en 2060 zouden de budgettaire kosten van de vergrijzing 4,3% van het bbp belopen in s1 en 5,5% in s2, te vergelijken met de zopas vermelde 5,6% van het bbp in het basisscenario. Omdat veel stelsels (brugpensioen, werkloosheid, tijdskrediet, arbeidstijdvermindering voor de ouderen,) worden gelijkgesteld met arbeid, heeft het louter verhogen van het aantal loopbaanjaren immers weinig impact op de toegang tot het vervroegd pensioen of tot het brugpensioen9. Willen we de budgettaire kosten van de vergrijzing in de hand houden, dan mogen we ons dus niet beperken tot de herziening van de loopbaanvoorwaarden. Voorts tonen de verslagen van de Vergrijzingscommissie ook aan dat het expansieve sociale beleid van de voorbije 10 jaar een bijzonder zware factuur betekent voor de toekomstige generatie en de raming van de vergrijzingskosten steevast de hoogte induwde.
Bron: OEsO, 2009. Onder meer te wijten aan de geleidelijke verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen tot 65 jaar, die voltooid werd op 1/01/2009. 4 Dat is het gemiddeld aantal gewerkte jaren voor alle burgers op het einde van de loopbaan, namelijk werkenden, werklozen en inactieven. zo zal iemand die 20 jaar werkloos was, dat gemiddelde neerwaarts benvloeden en iemand die 45 jaar gewerkt heeft, zal dat gemiddelde opwaarts benvloeden.
studiecommissie voor de Vergrijzing (2011), Jaarverslag 2011. Ter informatie: 1.106 instromers < 55 jaar in 2010, op een totaal van 17.310 instromers. 7 Of ongeveer 14 miljard euro in de huidige begrotingstermen. 8 Van 111.000 tot 30.000 bruggepensioneerden (-74%) en van 263.000 tot 205.000 vervroegd gepensioneerden (-22%). 9 De Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) berekende bijvoorbeeld dat een derde van de loopbaan bestaat uit gelijkgestelde dagen.
Analyse VBO
zeven jaar na de invoering van deze maatregel kunnen we stellen dat de langdurige werkloosheid ( 2 jaar) in de betrokken leeftijdsgroepen, over de economische cycli heen, structureel met 70.000 eenheden is afgenomen. Een succes dus, te meer omdat het aantal sancties niet sterk toenam. het valt echter te betreuren dat, alle activerende maatregelen in het Generatiepact ten spijt, het sluitstuk op deze toegenomen activering nog niet voltooid is: de opvolging van het zoekgedrag van werklozen boven 50 jaar is nog altijd niet ingevoerd. met een spontaan toenemende groep van werkzoekende 50-plussers (o.a. door de demografische evolutie) zou dit een bijzonder nuttige maatregel zijn om de mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te helpen opvangen.
jobaanbod. Wanneer de kandidaten evenwel weten dat ze in aanmerking komen voor brugpensioen, daalt de kans op hertewerkstelling scherp. minder dan 1 op 10 van deze werknemers kan in dat geval naar een nieuwe job geleid worden! Onderzoek van de VDaB (2009) toont aan dat dit niet alleen gerelateerd is met de leeftijd. Na 6 maanden verdubbelt immers de kans op hertewerkstelling voor 50-plussers die niet in aanmerking komen voor vervroegd brugpensioen van 9% naar 21%. Voor kandidaten jonger dan 45 jaar ligt deze kans opmerkelijk hoger, namelijk 49%. Uit een studie van Claeys & Engels10 blijkt voorts dat er sinds het Generatiepact veel meer in activerende maatregelen (tewerkstellingscel, outplacement, opleidingen,) wordt genvesteerd, maar dat deze bovenop de passieve ontslagvergoedingen kwamen. Collectieve ontslagen zijn in Belgi dus niet alleen rigide (cfr. OEsOanalyse11), maar ook extra duur gemaakt. Er kunnen bovendien vragen worden gesteld bij de effectiviteit van al deze maatregelen ten overstaan van bepaalde werknemers die snel en op eigen kracht een nieuwe job zouden kunnen vinden.
Evolutie van de langdurige werkloosheid, in de groep -50 jaar en de groep +50 jaar
225 000 200 000 175 000 150 000 125 000 100 000 75 000 50 000 25 000 0
194 396
Willen we de budgettaire kosten van de vergrijzing in de hand houden, dan mogen we ons dus niet beperken tot de herziening van de loopbaanvoorwaarden.
43 584
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Bron: RVA
Lacomble, Jean-Paul, Claeys & Engels (2009), herstructureringen voor en na het Generatiepact. Na Itali kent Belgi de hoogste Employment Protection Legislation index inzake collectief ontslag van Europa (zie hoge Raad voor de Werkgelegenheid, Verslag 2011, p. 142 e.v.).
Analyse VBO
beschikbare werkzoekenden ouder dan 50 jaar. Globaal is er momenteel een arbeidsreserve van 550.000 50-64-jarigen die niet of nauwelijks aangezet worden om de arbeidsmarkt te betreden. nochtans zouden zij sterk kunnen bijdragen aan de invulling van de vele vervangingsvacatures en de creatie van de meer dan een half miljoen nieuwe banen in de periode 2010-2020. Dit is nodig om het vooropgestelde groeipad van de federale en regionale regeringen te realiseren. hierbij houden we nog geen rekening met de 152.666 50-plussers in stelsels van arbeidsongeschiktheid of invaliditeit (+27% tegenover 2005), waarvan een behoorlijk deel wellicht ook begeleid zou kunnen worden richting arbeidsmarkt.
Muziek houdt me alert en actief. Alles moet kloppen: de akkoorden, schemas, toonaarden en dat vergt veel denkwerk.
toots tHieLeManS 89, jazzmuzikant
grootste hinderpaal. Daarna volgt met 31% de mismatch tussen gevraagde en beschikbare competenties. Beschermende maatregelen voor werknemers, zoals het (quasi) recht op brugpensioen, tijdskrediet of outplacement en de ontslagregeling, bieden een goede bescherming voor de 50-plussers die al in dienst zijn (de insiders), maar verminderen de kansen voor de 50-plussers op zoek naar een nieuwe job (de outsiders) drastisch. Dat insider/outsider-model is een belangrijk pijnpunt van de Belgische arbeidsmarkt, zo stelt onder meer de OEsO in haar Economic survey 2011 over Belgi.
2005 1. Vrijgestelde bruggepensioneerden 2. Beschikbare bruggepensioneerden 3. Vrijgestelde oudere werklozen 4. Vrijgestelde werklozen, om sociale en familiale redenen, 50+ 5. Beschikbare werklozen 50+, na arbeid 6. Beschikbare werklozen 50+, na studies 7. Vervroegd pensioen -65 jaar* totaal
Bron: RVa/hRW/RVP; * cijfers voor 2007/2009
Analyse VBO
werknemers niet geresponsabiliseerd worden en bijgevolg onverkort de overgang naar het brugpensioen blijven eisen. zo leidde de sterke verhoging van de bijdragen op brugpensioen voor werkgevers n.a.v. het Generatiepact in 2005 en nogmaals in 2010, niet tot minder bruggepensioneerden, maar wel tot meer inkomsten voor de schatkist. Gezien het bovenstaande, lijkt het ons onvermijdelijk om in een eerste fase (bijvoorbeeld tegen 2015) de leeftijden en loopbaanvoorwaarden voor alle brugpensioenstelsels geprogrammeerd te verhogen, inclusief voor ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering. Daarbij moeten ook de huidige gelijkstellingen van inactiviteitsperioden onder de loep genomen worden. In een tweede fase zouden al deze stelsels best verder uitdoven, zoals dit trouwens in menig andere EU-lidstaat al het geval is.
om de lasten op arbeid fors te verlagen. Pas dan zal, zoals in Duitsland of in de scandinavische landen vandaag de dag al het geval is, de doelstelling om 75% van de 20-64-jarigen aan het werk te krijgen, in zicht komen.
Uitdoving brugpensioen
Leeftijdsbewust personeelsbeleid
actieve arbeidsmarkt
Weging gelijkstellingen
activerend herstructureren
de toegang tot alle vormen van brugpensioen geprogrammeerd, maar sterk terug te schroeven. De voorbije jaren hebben aangetoond dat aanmoedigingen daartoe goed zijn, maar onvoldoende werken. meer dwingende ingrepen dringen zich op. de kosten van het brugpensioen ten laste van de werkgever verder verhogen, brengt geen zoden aan de dijk. Integendeel, het confronteert de werkgevers alleen maar met een nog hogere factuur, terwijl de
het is weinig coherent om enerzijds bij herstructureringen massaal in te zetten op hertewerkstelling en anderzijds werkloze 50-plussers zo goed als ongemoeid te laten inzake opvolging, begeleiding en activering. iedereen die werkloos wordt, moet zich beschikbaar stellen voor de arbeidsmarkt en actief werk zoeken, ongeacht de leeftijd. al die arbeidskrachten moeten ook begeleid, opgeleid en geactiveerd worden en maximaal naar de beschikbare vacatures worden (be)geleid. Uit studies blijkt dat zodra het aanbod arbeidskrachten uitgebreid en actief opgevolgd wordt, bedrijven ook sneller vacatures openstellen, omdat de kans dat deze vacatures ingevuld worden eveneens toeneemt. We moeten streven naar een positieve spiraal waarbij werk werk creert en waarbij minder socialezekerheidsuitgaven (bv. brugpensioen, werkloosheid,) en meer socialezekerheids- en fiscale inkomsten (meer werkenden) de mogelijkheid bieden
Analyse VBO
4. Ontspannen loopbaan koppelen 5. Vervroegd wettelijk pensioen aan latere uittreding vanaf 62 jaar
De doelstelling van de landingsbanen was om een ontspannen, maar langere loopbaan mogelijk te maken. Ook hier moet de balans tussen het recht op een ontspannen loopbaan enerzijds en de noodzaak van een langere loopbaan anderzijds opnieuw in evenwicht gebracht worden. het is totaal onlogisch dat een 50-jarige die halftijds gaat werken in veel gevallen dezelfde rechten behoudt op brugpensioen (door de gelijkstelling van niet-gewerkte periodes) en bovendien evenveel pensioen ontvangt als iemand die voltijds blijft werken (door de volledige gelijkstelling van tijdskrediet en brugpensioen voor de pensioenberekening). Daarom moet erover nagedacht worden hoe de band tussen afwezigheden tijdens de loopbaan en vervroegde uittreding aan het einde van de loopbaan versterkt kan worden. Een verhoging of een verstrenging van de toegangsvoorwaarden tot brugpensioen in het geval van een landingsbaan of een tijdskrediet om persoonlijke redenen tijdens de loopbaan moet bespreekbaar worden. In dit kader moet men eveneens durven denken aan systemen van tijdsparen en van responsabilisering van werknemers in functie van de keuzes die ze tijdens hun loopbaan maken inzake inactiviteit of verminderde activiteit. Daarbij uiteraard altijd rekening houdend met de noodzaak van een goed evenwicht werk en gezin en met het genderaspect. De wettelijke pensioenleeftijd moet, net zoals in heel wat andere Europese landen, gekoppeld worden aan de toenemende levensverwachting. De leeftijd waarop men vervroegd pensioen mag nemen, zou gefaseerd verhoogd kunnen worden van 60 naar 62 jaar. dat is de beste manier om de effectieve pensioenleeftijd te doen stijgen. Indien de doorgevoerde hervormingen niet het verwachte resultaat opleveren, is naar analogie met andere EU-lidstaten, een geleidelijke verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd tot bijvoorbeeld 67 jaar in 2030 onvermijdelijk. De hervormingen moeten op alle pensioenstelsels - van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren - van toepassing zijn. Voorts moeten alle beperkingen op arbeid voor gepensioneerden worden opgeheven. Wie dit wenst, moet tijdens zijn pensioen kunnen blijven werken. Dit zorgt bovendien voor bijkomende inkomsten voor de schatkist en de sociale zekerheid. verantwoordelijkheid voor bepaalde keuzes tijdens de loopbaan meer duidelijk wordt.
Door 50-plussers aan te werven, halen we zowel ervaring als motivatie en engagement in huis
MIVB
nemers zelf zullen de nodige motivatie aan de dag moeten leggen, mee moeten waken over hun inzetbaarheid, samen met de werkgever willen bekijken hoe ze verder aan de slag kunnen blijven, Vakbonden ten slotte moeten bereid zijn om hieraan mee te bouwen, op interprofessioneel, sectoraal en ondernemingsniveau en in hun dienstverlening.
De leeftijd waarop men vervroegd pensioen mag nemen, zou gefaseerd verhoogd kunnen worden van 60 naar 62 jaar.
37%
Analyse VBO
Case Mestdagh
Eric mEsTDaGh
Besluit
De analyses zijn bekend: langer studeren en langer leven gaan nu eenmaal niet samen met minder lang werken. De budgettaire uitdagingen op het vlak van pensioenen, gezondheidszorg, algemene sociale zekerheid, klimaatverandering, veiligheid, zijn van die grootorde dat onze maatschappij zich geen verliesbeleid met continue uitgavenstijging kan veroorloven. In Belgi is 37% van de 55-plussers nog aan het werk, tegenover 54% in Nederland en 58% in Duitsland. Nochtans verschillen de arbeids- of gezondheidsomstandigheden er nauwelijks van die in Belgi. De enige logische verklaring is dat hier de arbeidsmarktinstellingen een mentaliteit van vervroegde uittreding cultiveren en dat tegelijk deze behoudsgezinde mentaliteit bij alle stakeholders in de samenleving niet of onvoldoende toelaat om onze arbeidsmarktreglementering te hervormen, zodat langer werken mogelijk, ja zelfs een evidentie zou worden! het is alsof onze generatie de factuur liever doorschuift naar haar kinderen en kleinkinderen dan zelf haar verantwoordelijkheid op te nemen. als werkgevers moeten en willen we bekennen dat ook wij jarenlang, vaak in onderling akkoord met werknemers en vakbonden, menselijk kapitaal van boven de 50 misschien te veel op een zijspoor hebben gezet, via brugpensioen bij herstructureringen, via conventioneel brugpensioen of met andere formules. In 2005 al had het VBO een mandaat van zijn leden om de cultuur van vervroegde uittreding te stoppen en om te buigen in een cultuur van langer werken. Vandaag reiken we de hand naar alle maatschappelijke stakeholders om samen met ons de situatie objectief te analyseren en mee te zoeken naar werkbare en haalbare oplossingen opdat we met zijn allen enkele jaren langer zouden kunnen en mogen werken dan vandaag het geval is. Wij leveren dan ook graag onze bijdrage tot het debat.
Wat zijn in ons land de belangrijkste obstakels om langer aan het werk te blijven?
het gebrek aan soepelheid en flexibiliteit van de werkorganisatie. het zou interessant zijn een meer globale aanpak te hebben, met een som van arbeidsdagen die men over zijn hele loopbaan kan organiseren, met perioden waarin men meer werkt en andere waarin men minder werkt. met zon model kan de distributiesector zich beter aanpassen aan de afwisseling van piek- en dalperioden. Bovendien zijn de polyvalentie en de vele competenties van de anciens een belangrijke troef voor een onderneming als de onze, maar ook voor de werknemers. Wij werken in die richting in overleg met de sociale partners. Ten slotte, en dat is van wezenlijk belang, spelen de oudere werknemers ook vaak een rol van deskundige en van moderator in een team. Die rol zou meer gevaloriseerd kunnen worden.
Hoe reageren uw medewerkers? zijn ze gemotiveerd om langer te werken of zouden ze liever vervroegd uittreden?
Vanwege de financile voordelen bij uittreding, wegen de stimulansen om langer te werken niet op tegen de financile hangmat die wordt geboden. het is hoog tijd om een einde te maken aan de valkuil van de vervroegde uittreding.
Colofon
024506 8 13 7
ORGaNIsaTION
Ontwerp, grafische vormgeving en pre-press mandragore Publicatieverantwoordelijke stefan maes Redactie Bart Buysse Klaas soens Johan Van Praet
Redactiesecretariaat Linda Janssens druk & mailing Geers Offset Verantwoordelijke uitgever Charles Gheur Ravensteinstraat 4 B-1000 Brussel
EVENT PaRTNER
Main Partners
Wettelijk depot : D/0140/2011/12 Cette brochure est galement disponible en franais Een gedrukte versie van deze uitgave kunt u gratis bestellen bij Linda Janssens: T + 32 2 515 08 18 - lj@vbo-feb.be De inhoud van deze publicatie vindt u ook op www.vbo.be (publicaties > gratis brochures) en op www.experienceisourcapital.be VBO FEB Rue Ravensteinstraat 4 1000 Bruxelles - Brussel info@vbo-feb.be www.vbo-feb.be
mEDIa PaRTNERs
024506 8 13 7
www.vbo-feb.be