Você está na página 1de 20

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

ALGEMEEN
1
1.1

Inleiding
Basisbegrippen

Behoeften en goederen en diensten Alle goederen en diensten die beantwoorden aan een aantal noden, wensen en verlangens. Elk mens heeft een groot aantal behoeften heeft. We kunnen een behoefte omschrijven als het aanvoelen van een te kort, een gemis en tevens van een verlangen om die te kort te doen ophouden, die middelen noemen wij goederen en diensten, niet alle behoefte kunnen worden vervuld. Die worden daarom de niet-economische behoeften van een mens genoemd. Er zijn 3 verschillende soorten behoeften : Primaire : Levensbelangrijk Secundair: Zijn eigen aan de leefwereld, cultuur Tertaire: Luxe Productie En persoon kan onmogelijk alles produceren om in zijn behoeften te voorzien. Om de productie van goederen en diensten zo vlot mogelijk te laten verlopen, gaat de mens de arbeid verdelen. Deze arbeidsverdeling is dus niets anders dan een verdeling van taken. De arbeidsverdeling draagt bij tot betere en goedkopere producten. De mens zal immers best renderen in een arbeidsproces waarin hij beter, handiger, sneller is. Een doorgedreven vorm van arbeidsverdeling is specialisatie. Hier gaat de mens zich toeleggen op n onderdeel van het productieproces. De productie verloop sneller, de producten worden goedkoper. Maar specialisatie heeft ook nadelen. De individuele schrijnwerker maakt een volledige kast. Een werknemer in een meubelfabriek bedient n bepaalde machine en voelt zich weinig verbonden met het eindproduct. De arbeidsvreugde is in zon situatie miniem. Geld als ruilmiddel Eerst werden goederen en diensten rechtstreeks geruild tegen andere goederen en diensten. Aan deze rechtstreekse ruilhandel zijn nadelen verbonden: je vindt niet altijd een geschikte ruilpartner. De ruilwaarde van een goed kan leiden tot oneindige discussies. Sparen is niet mogelijk. Om al deze nadelen te omzeilen kwam de mens tot de onrechtstreekse ruilhandel. Vb zou als ruilmiddel, zoals ook schelpen, specerijen Een goed of dienst wordt de dag van vandaag geruild tegen geld. Dat geld wordt geruild tegen een ander goed of dienst dat een bepaalde behoefte bevredigd.

1.2

Een eenvoudige economische kringloop

Een economische kringloop is een schematische voorstelling van de geld- en goederenstromen tussen de belangrijkste economische sectoren. In de figuur zien we dat gezinnen productiefactoren verkopen aan bedrijven, die daarvoor de gezinnen een inkomen betalen in de vorm van geld. Met de aanschafte productiefactoren vervaardigen bedrijven de goederen die vervolgens aan de gezinnen worden verkocht. Gezinnen betalen bedrijven met het geld dat zij hebben verdiend met de inzet van hun productiefactoren

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

1.3

Nationaal inkomen en nationaal product.


Is de som van alle toegevoegde waarde in een land in een jaar tijd voortgebracht. De toegevoegde waarde is te verdelen in loon, interest, pacht en winst. De som van loon, interest, pacht en winst is weer het nationaal inkomen. Daarom is het nationaal product altijd gelijk aan het nationaal inkomen. Zo'n gelijkheid die altijd opgaat wordt een identiteit genoemd. Men onderscheidt het bruto en netto nationaal product. Alle inkomens die Belgische ingezetenen ontvangen op grond van hun deelname aan een (binnen- of buitenlands) productieproces of vanwege hun vermogensbezit. Deze inkomens bestaan uit de beloning van werknemers, rente, dividenden, belastingen en subsidies op productie en invoer

Nationale product:

Nationaal inkomen:

2
2.1

Gezinnen
Inkomensvorming

Uit arbeid Direct loon: De regelmatig verrichte betalingen in geld die tot het brutoloon sociale verzekering behoren, vermeerderd met de waarde van niet-belaste vakantiebonnen, het spaarloon, de werknemersbijdrage pensioen en de vergoedingen voor woonwerkverkeer. Tot het direct loon worden niet gerekend: bijdrage spaarregelingen, loon voor niet-gewerkte tijd, loon bij ziekte en tegemoetkomingen in de ziektekosten. Wordt betaald voor werkzaamheden die niet direct een relatie hebben met het te maken product. Hieronder valt het salaris van de administrator, boekhouder, directeur e.d. Beloning van de productiefactor arbeid. Het is het loon uitgedrukt in een geldeenheid, dus niet gecorrigeerd voor het prijspeil. Men spreekt ook wel van loon in lopende prijzen. Het rele loon wordt ook wel loon in constante prijzen genoemd. Echt besteedbare beloning (in koopkracht uitgedrukt) van de productiefactor arbeid. Het rele loon kan uit het nominale loon worden berekend, door deze te delen door het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie. Deze techniek wordt defleren genoemd. Het rele loon wordt ook wel loon in constante prijzen genoemd. De minimale loonaanspraak van een werknemer bij een normale arbeidsduur. Het loon berekend per afgewerkt stuk. Het loon voor aftrek van de loonheffing, de werknemerspremies voor pensioen en vut, het spaarloon en de premies voor werknemersverzekeringen. Het brutoloon verminderd met de werknemerspremies voor pensioen, VUT, werknemersverzekeringen en ziektekostenverzekering, eventueel vermeerderd met de overhevelingstoeslag en vervolgens verminderd met de loonbelasting en de premies volksverzekeringen. De hoofdregel luidt dat de belasting wordt geheven door inhouding op het loon van de werknemer, waarbij de inhoudingsplichtige verplicht is de belasting in te houden op het moment dat het loon wordt genoten. De inhouding vindt plaats volgens de loonbelastingtabel die op dat moment voor de werknemer geldt.

indirect loon

Nominaal loon

Reel loon

Tijdloon Stukloon Brutoloon Nettoloon

Inhouding

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

Soorten arbeid: Formeel of officile economie: Wit betaald Informeel of officieuze economie: Zwart betaald Onbetaald (niet-geldeconomie of parallele economie) Indeling van arbeid: Geschoolde arbeid en ongeschoolde arbeid Hoofdarbeid en handarbeid Leidinggevende arbeid en uitvoerende arbeid

Uit kapitaal Je kan kapitaal uit aandelen, obligaties, hypoticaire leningen, langlopende spaartegoeden halen.

2.2

Inkomensbesteding

De inkomensbesteding betreft de consumptie: de gezinnen wenden hun inkomen aan voor de aankoop van goederen en diensten. De leveringen van goederen en diensten door de bedrijven aan de gezinnen wordt in de economie als productie beschouwd. De uitgaven voor de comnsumptiegoederen door de gezinnen, vormen voor de bedrijven een ontvangst, een inkomen. In de bedrijven vindt dus de inkomsvorming plaats. Het in bedrijven gevormde inkomen uit de goederenen diensten transacties wordt weer verdeeld over de leveranciers van de factordiensten. De kirngloop begint opnieuuw. Hij herhaalt zich voortdurend.

3
3.1

Bedrijven
Een bedrijfskolom

Wat is een bedrijfskolom? Het is een opvolging van bedrijven die een bepaald bedrijf doorloopt om tot bij de verbruiker te komen. Elke schakel in een bedrijfskolom wordt een bedrijfstak genoemd: een aantal categorien bedrijven die per categorie een opeenvolgende functie hebben in het verzamelen, produceren of distribueren van goederen en bijbehorende diensten. Een bedrijfstak bestaat uit branches: een groep organisaties die niet alleen dezelfde productie- of distributietechnieken hanteert, maar ook grotendeels dezelfde producten levert. De bedrijfskolom bestaat uit de achtereenvolgende fasen die een product doorloopt op zijn weg van oerproducent tot en met detaillist. De verschillende handelingen in een bedrijfskolom noemt men de bedrijfstakken. De informatiestroom is de belangrijkste stroom in de bedrijfskolom. De consumenten zenden signalen uit. Ze willen op een bepaald moment beschikken over een bepaalde hoeveelheid producten van een bepaalde kwaliteit. Die informatie moet via de verschillende schakels bij de oerproducenten terechtkomen.

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

3.2

De sectoren in het bedrijfsleven


Metaal en elektrotechnische industrie: Sidmar in Gent Bouwnijverheid: Gamma, Deschacht Autosector: zowel de kleine autohandelaar als de grote verdelers Honda Groothandel: massa verkoop vb Makro Detailhandel:carrefour Horeca, catering en verblijfsrecreatie: hotel gravensteen, caf Transportsector: taxi, vrachtvervoer Zakelijke dienstverlening: immo, notaris Overige dienstverlening: kappers, schoonheidsverzorgende bedrijven, textielreinigingsbedrijven, vakfotografen, sport en fitnesscentra, beveiligingsbedrijven en andere persoonlijke diensten. De circa 74.000 ondernemingen zijn sterk gericht op de consument als afnemer. Non-profit sector: zorgen voor gezondheid en welzijn. Rode Kruis. Bedrijven zonder winst.

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

4
4.1

Markten en prijzen
Markten

Goederenmarkt Op de goederen- en dienstenmarkt komen de vraag naar en het aanbod van goederen en diensten samen. De aanbieders zijn de ondernemingen en de overheid, de vragers zijn de gezinnen, de overheid en de ondernemingen. De goederenmarkt bestaat uit de totale vraag naar goederen van de consumenten, bedrijven, overheid en het buitenland. De totale vraag naar goederen staat gelijk aan het totale inkomen van een land. De vraagcurve van de goederenmarkt is stijgend. Als de vraag naar goederen stijgt, zal de productie van goederen ook stijgen om aan deze grotere vraag te voldoen. Logischerwijs zal het inkomen ook toenemen, omdat er meer geproduceerd en geconsumeerd wordt. Arbeidsmarkt Is een abstracte markt (= het geheel van vraag en en aanbod) betreffende de productiefactor arbeid. Er is niet sprake van van n markt, maar van zeer veel deelmarkten, omdat de productiefactor arbeid zeer heterogeen is. N.B.: Op de arbeidsmarkt zijn de werknemers de aanbieders en de werkgevers de vragers. Geldmarkt & Kapitaalmarkt Geheel van vraag en aanbod van kortlopend krediet (korter dan n jaar). Sommige economen nemen als onderscheid tussen de geldmarkt en de kapitaalmarkt een periode van twee jaar. Een scherpe scheiding tussen geld- en kapitaalmarkt is er niet. Geheel van vraag en aanbod van krediet met een looptijd van meer dan een jaar. Sommige economen gaan uit van meer dan twee jaar, waaruit blijkt dat het onderscheid geldmarkt en kapitaalmarkt niet scherp is.

Het systematisch overzicht van de macro-economische verbanden vergt het groeperen van de diverse economische eenheden in homogene groepen naar gelang de functie die ze in de economie vervullen. In het kringloopmodel zijn dit in eerste instantie de huishoudens en het bedrijfsleven. In z'n eenvoudigste vorm zijn in de huishoudens geplaatst tegenover het bedrijfsleven. Dit wordt ook wel een gesloten economie genoemd, zonder relaties met het buitenland en zonder overheidstussenkomst. Verder bestaan er uitgebreidere kringloopschema's, waarin extra sectoren zijn toegevoegd zoals het bankwezen, de overheid en het buitenland. In het basismodel of de eenvoudigste economische kringloop zijn de huishoudens of gezinnen geplaatst tegenover het bedrijfsleven ofwel de bedrijven. De interactie tussen beide wordt in de regel met twee paar relaties aangeduid. De gezinnen bieden arbeid aan bij de bedrijven in ruil voor geld, het loon. Dit betekent dat de gezinnen bij de bedrijven arbeid gaan verrichten en daarvoor worden betaald. De gezinnen kopen met dit loon goederen en diensten bij de bedrijven. Als je het schema zou bekijken dan zou je kunnen zeggen dat de linkerkant een weergave is van de arbeidsmarkt, het midden de weergave is van de kapitaalmarkt en de rechterkant van de goederenmarkt.

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

4.2

Prijzen

Wet van vraag en aanbod De wet van vraag en aanbod houdt in dat in de markt de prijs van een product tot stand komt onder invloed van het handelen van kopers (vragers, consumenten) en verkopers (aanbieders, producenten). De prijs evolueert hierbij naar dat niveau waar gevraagde en aangeboden hoeveelheden aan elkaar gelijk zijn. Als het aanbod groter is dan de vraag, dan blijven de producenten met een overaanbod zitten welke ze alleen zullen verkopen als zij hiervoor een lagere prijs vragen. Als de vraag groter is dan het aanbod, dan blijven er nog consumenten vragen naar het product terwijl de totale productie is verkocht. Het gevolg is dat als zij het product willen hebben zij bereid zijn hiervoor een hogere prijs te betalen. Prijs van goederen Bij monopolie kan de aanbieder, gezien zijn alleenheerschappij, in theorie de hoogst mogelijke prijs vragen. In de praktijk moet hij echter rekening houden met tal van factoren, zoals de noodzakelijkheid van product voor de consument, koopkracht van het publiek, het al dan niet aanwezig zijn van vervangingsproducten en rendement dat hij wil nastreven. Prijs van arbeid De prijs van de arbeid, loon en wedde, komt tot stand door onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van de werknemers, de werkgever en de overheid. Er is geen volledige vrijheid op de arbeidsmarkt aangezien de overheid regulerend optreedt d.m.v. sociale wetgeving. Toch spelen hier ook in zekere zin vraag en aanbod een rol. CAO Prijs van Kapitaal De prijs op de kapitaalmarkt is de intrest. Intrest op rente is een vergoeding voor krediet. Krediet is uitstel van betaling of lening. Intresten veranderen naargelang de toestand van de economie. De indexcijfers: Index van consumptieprijzen Iedereen wordt geconfronteerd met kostprijzen en de onvermijdelijke prijswijzigingen. Sinds 1920 wordt maandelijks een indexcijfer van de consumptieprijzen berekend. Om de evolutie van de levensduurte te meten, wordt gebruik gemaakt van een indexcijfer. Deze economische indicator meet de prijsontwikkeling van een korf door gezinnen aangekochte goederen en diensten die representatief zijn voor hun verbruiksgewoonten. Het indexcijfer meet niet zozeer het prijsniveau maar wel de schommeling tussen twee periodes: het basisjaar 2004 (=100) en de huidige prijs. Sinds 2008 wordt om de twee jaar de samenstelling van de indexkorf getoetst aan het eventueel gewijzigde consumptiepatroon van de gezinnen. Daardoor wordt er beter rekening gehouden met nieuwe producten op de consumentenmarkt en blijft de productenkorf representatief gedurende de hele levensloop van de index tussen twee basisperiodes. Nationaal en Europees is de index een belangrijke aanwijzing voor de prijsverhoging of inflatie. Gezondheidsindex Door de overheid gehanteerde prijsindex, onderscheiden van de oorspronkelijke index van de kleinhandelsprijzen door de verwijdering uit de indexberekening van ongezonde producten als tabakswaren, alcohol en petroleumproducten

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

5
5.1

Overheid
Taken van de overheid

De voornaamste taak van de overheid bestaat erin de welvaart en het welzijn van de bevolking te bevorderen. Welvaart en welzijn zijn 2 zeer ruime begrippen. Ze hebben beide met behoeftebevrediging te maken. Welvaart heeft veeleer te maken met de bevrediging van materile behoeften terwijl het bij welzijn gaat over een algemeen gevoel van geluk. Materile behoeften kunnen bevredigd worden met goederen en diensten. De behoefte aan een gevoel van geluk echter vaak niet. De overheid kan er wel voor zorgen dat er een gevoel van algemeen welzijn is. Dat heft dan te maken met gevoelens van vrijheid, veiligheid, gezondheid, rust, vrede, schoonheid, rechtvaardigheid enz Het gaat hier om collectieve behoeften. Dit zijn behoeften die voor iedereen gelden maar waarvoor individuele betaling moeilijk of onmogelijk is. De overheid zal zich dus o.a. bezig houden met: Organisatie van een rechtssysteem Organisatie van een landsverdediging Culturele ontwikkeling Organisatie van sociale voorziening Organisatie van internationale betrekkingen Zorg van het milieu

5.2

De plaats van de overheid in de economische kringloop

In het meest uitgebreide model onderscheiden we een vijftal sectoren: gezinnen - bedrijven - overheid - financile instellingen en het buitenland. Onderstaand schema toont de belangrijkste geldstromen tussen deze sectoren: Waarbij geldt C = particuliere consumptie B = belastingen S = particuliere besparingen O = overheidsbestedingen (B-O) = begrotingstekort In = (netto) investeringen E = export M = import Y = nationaal inkomen (nationaal product)

Hierbij moet je bedenken dat: Een model de werkelijkheid sterk vereenvoudigd; er zijn veel meer geldstromen te verzinnen tussen deze sectoren, maar voor het gemak laten wqe die weg. Gezinnen eigenaar zijn van de productiefactoren en dus alle inkomen dat met produceren ontstaat ontvangen (gezinnen leveren arbeid (loon ontvangen), zijn eigenaar van een bedrijf (ontvangen winst) enz..) De pijlen (m.u.v. De gestippelde) stellen geldstromen voor (kijk maar naar export en import) We ervan uitgaan dat er geen geld binnen een sector blijft 'hangen'; de hoeveelheid geld die binnenkomt, gaat er ook weer uit. Het multipliereffect Wanneer de overheid de economie wil stimuleren (in een periode van onderbesteding) en daartoe bijvoorbeeld extra geld uitgeeft voor overheidsinvesteringen (een deel van O) dat ontstaat er een zogenaamde multiplierwerking: voor het geld dat de overheid uitgeeft moeten producten worden gemaakt, de mensen die de productiefactoren hiervoor leveren verdienen nu extra inkomen. Vervolgens gaan ook deze mensen dit geld uitgeven, waardoor er weer extra productie plaatsvind, enz..enz...enz... Door het multipliereffect stijgt het nationaal inkomen uiteindelijk mr dan er in eerste instantie extra werd uitgegeven. Bijvoorbeeld: de overheid investeert 10 mld extra waardoor het nationaal inkomen uiteindelijjk met 15 mld stijgt. 7

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

5.3

De overheidsinkomsten en uitgaven.

Inkomsten: Belastingen vormen de grootste ontvangstenpost voor de overheid. 2 categorien: Directe belastingen, indirecte belastingen (BTW) Een andere belangrijke inkomstenbron vormen de sociale zekerheidsbijdragen. De niet-fiscale ontvangsten hebben betrekking op inkomsten uit de overheidsbedrijven en de opbrengsten van de verkoop van goederen van de staat. Uitgaven: Belangrijke uitgaven zijn die in verband met de sociale zekerheid. De werklozen, zieken, gezinnen met kinderen, gepensioneerden. De tweede grote uitgavenpost wordt gevormd door de zgn. werkingskost van de overheid. Hierin zitten de lonen en de pensioenen van al de mensen die voor de overheid werken of gewerkt hebben en de aankopen voor de verschillende ministeries. 3de grote uitgavenpost zijn de rentelasten. Omdat de overheid meer geld uitgeeft dan er binnenkomt, moet ze leningen aangaan.

6
6.1

Buitenland
Ontstaan van de internationale betrekkingen

Bepaalde landen kunnen bepaalde goederen veel goedkoper produceren dan andere landen. Bv bananen => klimaat. Belgi heeft er bijgevolg een absoluut voordeel bij om bananen in te voeren. Belgi is arm aan grondstoffen.

6.2

Buitenland in de economische kringloop

In onderstaande figuur is de geldkringloop getekend. Door het beschikbaar stellen van productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur, ondernemerschap) ontvangen de gezinnen inkomen. Dit inkomen wordt door de gezinnen aangewend om consumptiegoederen te kopen en belastingen te betalen. Wat gezinnen niet besteden/uitgeven, sparen ze. De overheidsbestedingen worden betaald met belastingen die zij van gezinnen ontvangt. Het tekort van de overheid leent zij bij de banken. De bedrijven produceren goederen voor de consumptie van de gezinnen, voor de overheid, voor het buitenland en voor bedrijven (investeringen). Een deel van de productie importeren de bedrijven uit het buitenland. Omdat wij meer exporteren dan importeren heeft het buitenland een tekort dat gefinancierd wordt via de banken (besparingen van de gezinnen).

E M: saldo export en import. O B: overheidssaldo. W = Y: binnenlands product = binnenlands inkomen. Y = C + B + S: het inkomen van de gezinnen is gelijk aan de som van consumptie, belastingen en besparingen. Y = C + I + O + E M: bestedingen van gezinnen, overheid en buitenland. (S I) = (O B) + (E M): de besparingen van de gezinnen worden gebruikt om de netto investeringen van de bedrijven, de tekorten van de overheid en het tekort van het buitenland te financieren.

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

6.3

Handels- en betalingsbalans

De economische verrichtingen tussen de ingezetenen van een land en de rest van de wereld worden volgens een bepaald systeem op de betalingsbalans genoteerd. Met ingezetenen bedoelt men de inwoners van een land en ook de producerende ondernemingen die er gevestigd zijn, ook al zijn ze eigendom van buitenlanders. Voor elke verrichting worden de ontvangsten en de uitgaven genoteerd. Dan worden de saldi berekend en van al die saldi samen wordt een eindsaldo gemaakt. Dit geeft dan het uiteindelijke tekort of tegoed t.o.v het buitenland weer

6.4

Wisselmarkt en wisselkoers

Wisselmarkt: De wisselmarkt is de markt waar de wederzijdse internationale schulden en vorderingen worden geruild. De invoerder kan er vreemde valuta aanschaffen en de uitvoerder kan er zijn vreemde valuta omzetten in eigen valuta. Wisselkoers: De prijs waartegen het vreemd geld verhandeld wordt, noemt men de wisselkoers. De hoogte van de wisselkoers wordt bepaald door vraag en aanbod: als de vraag naar een bepaalde munt groter wordt, dan zal de koers ervan stijgen. Appreciatie ><depreciatie

6.5

Elementen die de internationale handel benvloeden

Protectionisme Stelsel van bescherming van handel, nijverheid of landbouw van eigen land door invoerrechten, uitvoerpremin enz. Douanerechten Vorm van belasting die geheven wordt voor het invoeren (soms ook uitvoeren) van bepaalde producten in een bepaald land. Quota ( kwantitatieve beperking) Overheidsmaatregelen waarbij in hoeveelheid invoerstromen van bepaalde goederen worden gereguleerd Subsidies Financile steun van de overheid aan instellingen, bedrijven en personen om hun activiteiten te ontwikkelen. De meest voorkomend zijn exportsubsidies. De overheid geeft financile steun aan exportsubsidies.

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

HANDELSVERRICHTINGEN
1
1.1

Een marktonderzoek opzetten


Assortimentsstudie met inbegrip van voorraad.

De twee belangrijkste dimensies van het assortiment zijn de breedte en de diepte. Een breed assortiment is verdeeld over verschillende productgroepen zoals bijvoorbeeld in een warenhuis. Een winkel met een smal assortiment specialiseert zich doorgaans in n of enkele productgroepen, zoals bijvoorbeeld een levensmiddelenspeciaalzaak of een juwelier. Met de diepte van een assortiment wordt de mate van volledigheid van het productaanbod binnen een bepaalde categorie bedoeld. Een kleine supermarkt zal waarschijnlijk qua breedte van het assortiment nauwelijks verschillen met een grote weidewinkel, maar zal qua diepte van het assortiment juist wel weer beperkt zijn. Ter illustratie, in plaats van de 15 verschillende soorten ketchup die er mogelijk bij de grote supermarkt staan, zal er bij een kleine buurtsupermarkt slechts 1 variant verkrijgbaar zijn. Verder geldt voor de meeste sectoren dat de diepte van een assortiment negatief gecorreleerd is aan de breedte. Dat wil zeggen dat hoe meer verschillende categorien een winkel voert, hoe beperkter het aanbod in elke categorie kan zijn. Lengte en consistentie Twee andere en minder vaak gebruikte dimensies zijn de lengte en de consistentie van het assortiment. Met lengte wordt het totale aantal artikelen dat de verkoper aanbiedt bedoeld. Met consistentie wordt gerefereerd aan de mate waarin de verschillende categorien met elkaar verband houden. In een supermarkt vertonen de meeste traditionele productgroepen een hoge mate van consistentie, ze zijn allemaal grotendeels bedoeld voor voeding of persoonlijke verzorging. Wanneer een supermarkt ook bancaire diensten of auto's gaat verkopen, dan spreekt men van branchvervaging. De consistentie van het assortiment neemt in dat geval af.

1.2

Concurentie studie of analyse

Een concurrentieanalyse is een onderzoek naar algemene tot zeer specifieke gegevens over indirecte en directe concurrenten van een bedrijf. De concurrentieanalyse maakt deel uit van het ondernemingsplan. De gegevens die uit dit onderzoek naar voren komen kunnen worden gebruikt tijdens de vorming van de marketingmix en strategien. Aanbod van het eigen bedrijf vergelijken met dat van de concurrentie Duidelijk beeld geven van de sterke en zwakke punten van het eigen aanbod Beginnen met het bepalen van de criteria (vergelijkingspunten) vergelijkingspunten): Kwaliteit Assortiment Levertijd Reputatie Prijsniveau Inschatten van de concurrentie. Om concurrenten in te schatten moet ook de eigen marktpositie worden vastgelegd (eigen zwakheden ontdekken) Stappen in de concurrentiestudie 1 overzicht van producten/diensten die je aanbiedt 2 overzicht van de afnemers (klanten) 3 Overzicht belangrijkste concurrenten per productgroep 4 Overzicht onderwerpen waarover je informatie wenst 5 Overzicht van de product-marktcombinaties 6 Gegevens combineren in schema 7 SWOT ten opzichte van de concurrentie 8 Sterke punten en kansen die uit onderzoek blijken

10

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

1.3

Leveranciersstudie

Prijsaanvraag Informeren naar: Prijs (catalogus, prijslijst, ) Verkoopsvoorwaarden (kwaliteit, staaltje, korting, levering, ) Offerte Antwoord op de prijsaanvraag Met zorg opmaken om de potentile klant tot kopen aan te zetten Belangrijk voor imago van de zaak Kan er uitzien als gedetailleerde beschrijving, folder, catalogus, staaltje, Bevat de verkoopsvoorwaarden

Verkoopsvoorwaarden Prijs Prijzen van leveranciers vergelijken kan verhelderend zijn Inclusief of exclusief BTW Kwaliteit Staaltje (monster) Beschrijving (gedetailleerd) Herkomst (vb. Champagne) Merk (vb. Apple) Code (vb. AA melk) Kwaliteitslabel (vb. auto van het jaar)

1.4

De verkoopplaats

De leefbaarheid van een handelszaak is voor een groot deel afhankelijk van de plaats waar men ze vestigt

1.5

Een aantal factoren zijn belangrijk bij de keuze van een vestigingsplaats:
De ligging De geschiktheid van het pand om handel in te drijven Het imago van het pand Bereikbaarheid Aanwezigheid van potentile klanten Aanwezigheid van de concurrentie De wetgeving (milieuwetgeving)

1.6

Distributiekanalen

Handel Zorgt ervoor dat de goederen en diensten in de gewenste hoeveelheid en toestand, op het gepaste ogenblik en op de geschikte plaats te koop zijn. Alle activiteiten die ervoor zorgen dat goederen en diensten van de verkoper naar de koper worden gebracht maken deel uit van de handel Handel kan op verschillende manieren worden ingedeeld: Volgens taak Verzamelende of collecterende handel: verzamelt goederen van verschillende producenten Verdelende of distribuerende handel: verdeelt goederen over verschillende verkooppunten Volgens grootte Groothandel: tussen fabrikant en kleinhandel; meestal gespecialiseerd Kleinhandel: verkoopt in kleine hoeveelheden aan de consument

11

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

Volgens plaats Binnenlandse handel: koper en verkoper wonen in zelfde land Buitenlandse handel: koper en verkoper wonen niet in zelfde land Intracommunautaire verwerving: aankopen vanuit landen van de EU Intracommunautaire levering: verkopen aan EU-landen Uitvoer: verkopen aan niet-EU-landen Invoer: aankopen buiten de EU Veredelingsverkeer: goederen komen vanuit het buitenland, worden be- of verwerkt een gaan nadien terug naar het buitenland Doorvoer (transitoverkeer): goederen worden vanuit een land, via Belgi, zonder be- of verwerking, doorgevoerd naar een ander land Distributiekanalen Distributie brengt producten naar de afnemers (kopers) Directe levering Van producent direct naar consument Kort kanaal Van producent via groothandelaar naar consument Traditioneel kanaal Van producent via groothandel en kleinhandel naar consument Lang kanaal Van producent via importeur, groothandel en kleinhandel naar consument

1.7

Publiciteit en promotie

Alle inspanningen om via communicatie het koopgedrag van het publiek te benvloeden en je zaak bekendheid te geven (promotie) Promotie bestaat uit het samenspel van verschillende factoren: Publiciteit Gratis Verspreid door derden Kan zowel positief als negatief zijn Vb. Test-Aankoop Reclame Kost geld Via massamedia (folders, flyers, advertenties, radio, TV, bioscoop, sponsoring,) Bedoeling is naambekendheid en positief imago creren Sales (verkoops-)promotie Korte actie om je bedrijf of een product te promoten Vb. wedstrijd, waardebonnen, voordeelpaketten, tombola, Persoonlijk contact Gesprek van verkoper tot klant (beurzen, presentatie, demonstraties) Direct marketing Rechtstreeks contact met zorgvuldig uitgekozen toekomstige klanten om een langdurige samenwerking op te bouwen.

12

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

2
2.1

Aan- en verkoopverrichtingen
Verloop van de verkoop ( van prijsaanvraag tot betaling)

Prijsaanvraag: De koper neemt initiatief en vraagt mondeling of schriftelijk een prijs voor het omschreven goed. Spelen hierbij een rol: prijs, hoeveelheid, kwaliteit, levering, betaling De offerte: De verkoper reageert met een prijsopgave (mondeling of schriftelijk) en geeft soms bijkomende voorwaarden. Indien de verkoper initiatief neemt zonder prijsaanvraag => spontane offerte bestelling/koopovereenkomst: De koper beantwoordt de offerte met een bestelbon of met een bestelling telefonisch, fax, mail levering: Op de overeengekomen plaats en tijdstip worden de goederen geleverd door de verkoper en in ontvangst genomen door de koper. Hij tekent hiervoor de speciale bon of factuur. Betaling: de koper moet de goederen betalen. Via factuur. Klacht: indien koper niet akkoord.

2.2

Documenten

Bestelbon: Als de koper en verkoper tot een akkoord komen over de offerte, wordt een schriftelijke overeenkomst afgesloten waarin de afgesproken elementen van de koop voorkomen. Deze wordt bijna steeds opgemaakt door de verkoper en meestal in drievoud. Dit is het bewijs van bestelling. Gegevens op een bestelbon: Gegevens van verkoper Gegevens koper Datum en bestelbonnummer Aantal, omschrijving en eenheidsprijs, totale prijs Btw tarief Handtekening koper en verkoper Eventueel overeengekomen voorschot en het nog te betalen saldo Leveringsdatum of termijn Verkoopsvoorwaarden

Factuur Is de schriftelijke bevestiging van een schuldvordering uit een overeenkomst tot levering van goederen en diensten. Drie delen: Administratieve gegevens in de hoofdding: datum, factuurnummer, gegevens van koper en verkoper, datum levering In het midden: gedetailleerde prijsberekening, aard en hoeveelheid van de goederen, mvh, totaal btw bedrag, bijzondere voorwaarden ivm korting, kosten Onderaan of achterkant: alg verkoopsvoorwaarden Facturen moeten 10 jaar bewaard worden.

13

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

Creditnota Een creditnota, opgesteld door de verkoper, is een document waardoor het schuldbedrag, vermeld op de factuur, verminderd mag worden. Creditnotas kunnen voorkomen door: Fout in de factuur Als een korting overeengekomen wordt nadat de factuur is opgesteld Als er meer goederen aangerekend werden dan geleverd Bij beschadiging van geleverde goederen die al gefactureerd werden

Debetnota Idem als creditnota maar nu in het nadeel van de koper, het schuldbedrag moet vermeerderd worden.

3
3.1

Aankoopkanalen
Groothandel

Staat tussen de producent en de kleinhandel. Zij kopen het product grote hoeveelheden van de producenten. Deze goederen worden dan in kleinere hoeveelheden doorverkocht aan de kleinhandel. Het kan voorkomen dat de consument ook rechtstreeks bij de groothandel kan aankopen.

3.2

Samenaankoop

Als gunstige voorwaarden kunnen bedongen worden bij een producent, kan het voorkomen dan verschillende handelaars samen aankopen doen. Het succes van dit systeem neemt de laatste jaren toe, zodat er specifiek samenaankoopondernemingen opgericht worden die alleen aan de bij hen aangesloten leden leveren.

3.3

Tussenpersoon

Makelaar: Treden op als bemiddelaars, ze handelen in naam van de opdrachtgever, ze brengen beide partijen samen, ze ontvangen hiervoor een vergoeding Handelsagent: Ze verkopen voor rekening en in naam van de fabriek vb autoverkoper Commissionair: Krijgt opdrachten van opdrachtgever, zoekt de gevraagde goederen en koopt deze aan onder zijn eigen naam. Hij koopt dus onder zijn eigen naam maar voor rekening van de opdrachtgever Handelsreiziger/handelsvertegenwoordiger: Werkt voor rekening en in naam van zijn opdrachtgevers. Hij bezoekt periodiek eventuele kopers en noteert hun bestellingen. De opdrachtgever zal leveren en ook de factuur opmaken. Franchising: Een franchisezaak wordt uitgebaat door een zelfstandige die van de franchisegever het recht krijgt bepaalde producten te verkopen onder een bepaalde naam of formule. In ruil levert de franchisegever technische en commercile bijstand onder de vorm van marketing, prijsbepaling, reclame. Bv quick.

14

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

BETALING EN INNING
1
1.1
Kwijting: Dit is een formulering op een bestaand document waarin de schuldeiser verklaard dat de schuldenaar betaald heeft. Bv op leveringsnota: voldaan, datum en handtekening. Kwitantie: Dit is een document opgesteld en ondertekend door de schuldeiser bij het beindigen van de schuld.

De rechtstreekse betaling
Kwijting en kwijtschrift

Dit is de betaling in specin, baar geld.

1.2

Ontvangstbewijs

Kassabon: Document, geprint door de kassa, contante winkelaankopen Ontvangstbewijs: Dit is een apart bewijs opgesteld en ondertekend door de schuldenaar bij het ontstaan van de schuld.

2
2.1

Betaling en inning d.m.v. de financile instellingen


Zichttrekening

Dit is de rekening die dient voor het dagelijks beheer van geld. De klant kan zijn geld erop deponeren en op elk ogenblik weer opvragen. Het laat de klant toe op ieder moment betalingen en inningen te doen. Het is kosteloos geopend maar periodiek is een beheerskost. Lage rente.

2.2

Termijnrekening

Rekening die geopend kan worden als de klant zijn geld langer kan missen en voor een bepaalde termijn wenst te beleggen.

2.3

Spaarrekening

Voor geld dat niet onmiddellijk nodig is maar toch gemakkelijk opvraagbaar is . Een eenvoudig beleggingsmiddel.

2.4

Financile documenten

Rekeninguittreksels Afschrift van de boekingen die in een bepaalde periode op een rekening hebben plaats gevonden. Stortingsformulier Laat een niet-rekeninghouder toe een bedrag te storten op de rekening van een schuldeiser. Zie bijlage. Overschrijving Met een overschrijving zet je geld over van je eigen zichtrekening naar de rekening van iemand anders. Je hoeft hiervoor niet eerst het geld cash in handen te hebben. Je kan dit elektronisch van de ene rekening naar de andere overbrengen. Jonger dan 16 kan je wekelijks tot 100 euro van je zichtrekening gebruiken, inclusief de overschrijvingen die je doet. Je kan natuurlijk niet onder nul gaan. En je licht best ook steeds je ouders in voor je een overschrijving doet. Zie bijlage

15

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

Elektronisch geld Het proces van overboeken van giraal geld is tegenwoordig niet echt anders dan vroeger, maar wel veel sneller geworden. In een winkel kun je betalen door je bank of giropasje te gebruiken, in combinatie met een pincode. De overeenkomsten met de overschrijving van vroeger zijn: Het bankpasje wordt gebruikt om duidelijk te maken van welke bankrekening het geld moet worden afgeboekt. Op het bankpasje staat het bankrekeningnummer in leesbare letters, maar ook op de magneetstrip op de achterkant van het pasje. De betaalautomaat bij de kassa is gekoppeld aan het bankrekeningnummer van de ontvanger van het geld. Het invoeren van de pincode heeft de rol van de handtekening overgenomen. Het bedrag dat je wilt betalen wordt door de winkelier of kassamedewerker in de betaalautomaat ingevoerd (of het komt automatisch van de kassa). Als de betaler na het invoeren van de pincode op de OK toets van de betaalautomaat drukt worden alle gegevens naar de bank van de ontvanger gestuurd. Die bank stuurt vervolgens een bericht naar de bank van de betaler om het bedrag over te boeken. Dit alles is in principe in een paar seconden gebeurd. Omdat het hele proces van elektronische overboeken van geld tegenwoordig zo snel gaat lijkt het net of het bankpasje geld is geworden. Daarom wordt het bankpasje wel eens elektronisch geld genoemd. Een andere vorm van elektronisch geld is een credit card. Betaalkaarten Een betaalkaart is een pas van kunststof waarmee betalingen kunnen worden verricht. Afhankelijk van de wijze waarop de betalingen worden afgehandeld, is sprake van: elektronische portemonnee (chipknip in Nederland, de Proton in Belgi): betalingen worden verrekend met een reeds van de bankrekening afgeschreven som geld debetkaart (bankpas, giropas, pinpas, bancontactkaart): bedragen worden afgeschreven van de bankrekening bij het doen van de betaling creditcard: betalingen worden op een later moment (en eventueel in termijnen) verrekend Op veel betaalkaarten worden functies gecombineerd. Zo worden de meeste debetkaarten tevens voorzien van elektronische portemonnee. Sommige passen zijn zowel debetpas, elektronische portemonnee als creditcard. Ten behoeve van autorisatie en verwerking van de betalingen zijn de kaarten doorgaans voorzien van een aan de bankrekening van de houder gekoppeld nummer of creditcardnummer de naam van de houder een chip en/of een magneetstrip en/of de handtekening van de houder

Kredietkaart Een creditcard (Nederland) of kredietkaart (Vlaanderen) is een pas waarmee aankopen kunnen worden gedaan waarbij de gebruiker achteraf moet betalen, in tegenstelling tot andere betaalkaarten zoals de debetkaart, waarbij het bedrag direct van de rekening wordt afgeschreven. Zodra je een creditcard gebruikt vraag je feitelijk direct een persoonlijke lening aan. Achteraf betaal je dan de lening terug.

16

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

17

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

18

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

HET KREDIET
1
1.1

kredietverlening door handelaars


Verkoop op termijn

Koper en verkoper komen overeen dat de betaling van de goederen zal worden uitgesteld tot een later tijdstip. De koper kan beschikken over de goederen. De factuur wordt een afgesproken periode na de factuurdatum betaald. Geen bijhorende kosten.

1.2

Verkoop op afbetaling

Een verkoop waarbij de koper, na betaling van een voorschot van min 15% het resterende bedrag + intresten in min 3 betalingen terugbetalen. In het contract moet de rele intrestvoet staan. Bij reclame op afbetaling moet vermeld zijn: de prijs bij contante betaling totale prijs afbetaling bedrag van het voorschot het aantal, bedrag en de regelmaat van de afbetalingen

2
2.1

Kredietverlening door financile instellingen


Op korte termijn

Kaskrediet De handelaar komt met zijn financile instelling overeen dat hij meer geld van zijn zichtrekening mag afhalen dan erop staat. Dit tot een afgesproken bedrag, de kredietlijn. Je moet hierop intresten betalen. Persoonlijke lening De persoonlijke lening is een krediet dat niet bestemd is voor een bepaalde aankoop. Bij het aanvragen van een persoonlijke lening hoeft niet vermeld te worden waarvoor het geleende bedrag zal worden gebruikt. Eenmaal de lening is toegekend, kan de lener het bedrag naar wens besteden. De persoonlijke lening is een aflosbaar krediet, dat wordt terugbetaald in vaste maandelijkse termijnen. De geleende som wordt meteen volledig beschikbaar gemaakt. Het bedrag, de terugbetalingstermijn en de interestvoet worden vooraf bepaald. Discontokrediet Goederen kopen maar niet over voldoende geld beschikken om ze te betalen, kan verkoper uitstel van betaling verlenen. Om zeker te zijn van zijn geld zal de verkoper aan de koper vragen een speciaal document te tekenen: de wisselbrief. Hierop komen ze overeen het bedrag op een datum en plaats te overhandigen.

2.2

Op langere termijn

Investeringskrediet Belangrijke investering (machines, installaties). De instelling ontleent geld mits ze kan beschikken over een waarborg bv hypotheek, een derde, waardepapieren, de looptijd varieert tussen 5 en 20 jaar. Indien de ondernemer aan voorwaarden voldoet neemt de overheid een deel van de intrestlans op zich. Hypothecair krediet Typische kredietvorm van woonkrediet bij particulieren. De instelling leent geld uit op langere termijn (+ 5 jaar) voor de aankoop van bouwgrond, bouwen, waarbij het onroerend goed als waarborg staat. Ofwel vaste rentevoet ofwel variabele. Meestal ook verplicht levensverzekering af te sluiten.

19

Auteur: Cindy Devijver

Middenjury kantoor 6&7 Economie

Leasing Lease of leasing is een vorm van krediet waarbij de kredietverstrekker of lessor bedrijfsuitrusting, bedrijfsmiddelen of duurzame consumptiegoederen aankoopt en deze gedurende een vooraf overeengekomen termijn en tegen een vaste vergoeding ter beschikking stelt van de kredietnemer of lessee. De lessor kan zich in deze activiteit specialiseren (zoals bij het leasen van auto's) of kan een leasingcontract afsluiten bij wijze van belegging op vraag van de lessee (in dat geval gaat het vaak om bedrijfsmiddelen met zeer grote waarde zoals vliegtuigen, treinen, kantoorgebouwen, installaties). De lessor blijft in elke geval juridisch eigenaar van de geleasete goederen. In de strikte betekenis van het begrip lease bevat een contract een koopoptie die de lessee de kans geeft om, zonder verplichting, tegen een bij het afsluiten van het contract vastgelegde prijs (de residuwaarde), aan het einde van het traject de geleasete uitrusting te kopen. Is die optie niet voorzien dan gaat het hetzij om een huurcontract (waarbij de eigendom ook aan het einde niet overgaat van lessor naar lessee), hetzij om een huurkoopcontract (waarbij de eigendom van rechtswege wordt overgedragen bij het einde). Financiering op afbetaling De financiering op afbetaling is een overeenkomst tussen kredietnemer en kredietgever voor de aankoop van roerende goederen (voertuigen, elektro, etc.) of betaling van sommige diensten (reizen, herstellingen, etc.). De kredietgever betaalt rechtstreeks aan de verkoper en de verkoper is verplicht de bank terug te betalen volgens de overeengekomen financieringsvoorwaarden.

Steunmaatregelen bij specifieke financieringsvormen

Kapitaalsubsidies zijn subsidies die van overheidswege werden verkregen voor investeringen in vaste activa.

Gevaren bij kredietverlening

Krediet is het ter beschikking stellen van goederen of geldbedragen die pas later worden betaald of terugbetaald. Allerlei valkuilen kunnen aan de basis liggen van kredietproblemen: Een slecht bedrijfsbeleid Overkreditering: opstapelen van kredieten dat leidt tot het onvermogen om de schulden en intrestlasten terug te betalen Onjuiste keuze van de kredietvorm: door bv misleidende reclame, onvoldoende vergelijking

20

Você também pode gostar