Você está na página 1de 10

Trainingswijzer algemene economie BE blok 7

Belangrijke elementen uit de didactiek. De docent bespreekt in onderwijs leergesprekken de theorie aan de hand van de plaatjes en figuren die in het boek staan en die vaak dienen als schematische samenvattingen van de beschreven theorie. Meestal zal hij dit doen achteraf en bij de moeilijkere onderwerpen wellicht ook vooraf. Je doet er dus verstandig aan om tijdens de studie aan alle figuren bijzondere aandacht te besteden. Vervolgens maak je de per training opgegeven open vragen en of meerkeuzevragen. Zowel de mkv (meerkeuzevragen) als de gewone open vragen kun je zelf corrigeren en worden in de les alleen behandeld als je er zelfstandig niet uit komt. Zowel de meerkeuzevragen als de openvragen zijn te vinden op de volgende website: http://www.algemeneeconomie.wolters.nl/

1ste training
2de druk: hoofdstuk 17 Speciale aandacht voor. Redenen voor en mogelijkheden van overheid en ECB om in te grijpen in conjunctuur Bankbalansen, geldhoeveelheidbegrippen M1 en M3; Primaire liquiditeiten,secundaire liquiditeiten en binnenlandse liquiditeitenmassa; Rol van de banken; Huiswerkopgaven van de website: Altijd zelf de bijbehorende mkvragen. Openvragen cq vraagstukken uit 2de druk : V 17.2 De meerkeuzevragen aan het einde van deze trainingswijzer.

2de training
2de druk: hoofdstuk 17 In de les: wederzijdse schuldaanvaarding en geldschepping V 17.2 http://home.versatel.nl/fjreedijk/econot/ban06.htm Huiswerkopgaven van de website: Altijd zelf de bijbehorende mkvragen.

3de training
2de druk: hoofdstuk 18 De bankbalans: liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit Wat gebeurt er als de geldhoeveelheid toeneemt ( MV = PT) Doelstellingen en instrumenten van monetair beleid Huiswerkopgaven van de website: Openvragen cq vraagstukken uit 2de druk V 18.1

4de training
2de druk: hoofdstuk 19 V 18.1 Geldmarkt en rentebepalende factoren Kapitaalmarkt

Huiswerkopgaven van de website: Alle mkvragen hfst 19 Openvragen cq vraagstukken uit 2de druk 19.2 en 19.3

5de training
2de druk: hoofdstuk 19 Obligaties aandelen en rendementen Yieldcurve en omgekeerde rentestructuur Behandelen alle Mkv hfst 19 19.2 en 19.3 Aankondiging kopen fin dagblad

6de training hoofdstuk 20 en 24


Financieel Dagblad intro leesopdrachten Renterisico en instrumenten FRA, de interest rate cap en de swap kenmerken van de valutamarkt en wisselkoersvorming wisselkoersstelsels wisselkoersbeleid in de EU Huiswerkopgaven van de website: Openvragen cq vraagstukken uit 2de druk V 20.1 Financieel dagblad Opgave 24.2

7de training hoofdstuk 24


Opgave V 20.1 en Opgave 24.2 koersvorming op de valutatermijnmarkt Fin dagblad valutarisico Huiswerkopgaven van de website: Altijd zelf de bijbehorende mkvragen. Openvragen cq vraagstukken uit 2de druk V 24.1 Openvragen cq vraagstukken uit 2de druk 25.2

8ste training
2de druk: hoofdstuk 25 Openvragen cq vraagstukken uit 2de druk V 24.1 en opgaven 25.2 Eventueel ook: Internationaal economisch ontwikkelingen Vrijhandel en protectionisme Betalingsbalans Internationale samenwerking Huiswerk Alles opnieuw i.v.m. tentamen!! ( Opgave 23 .2 eruit!!!)

Jan 2011 Johan van Bussel

Meerkeuzevraag! De volgende balans ontbreekt bij twee meerkeuze vragen op website Noordhof hoofdstuk 17, Gedeeltelijke balans van alle primaire banken samen Kas Tegoed bij de centrale bank Kredieten 100 200 750 Eigen vermogen Tegoeden in rekening-courant Kort spaargeld Korte termijndepositos Lang spaargeld 200 400 160 40 150

Wel gegeven is daar het volgende balans van de CB:


Gegeven zijn de volgende balansen van de geldscheppende instellingen in een land.

Verder is nog gegeven dat de overheid 100 aan munten in omloop heeft gebracht. De primaire liquiditeitenmassa bedraagt: 600 500 700 800 Gegeven zijn de volgende balansen van de geldscheppende instellingen in een land.

Verder is nog gegeven dat de overheid 100 aan munten in omloop heeft gebracht. De secundaire liquiditeitenmassa bedraagt: 750 350 550 200

V17.2 Geconsolideerde balans van de geldscheppende banken in een land: (exclusief de centrale bank; EUR miljard) Liquide middelen (waarvan kasmiddelen: 60) Bankiers Obligaties Debiteuren Overige activa Totaal 100 140 200 690 120 1250 Schulden aan banken Crediteuren in rekening-courant Spaargeld Kort 150 Lang 50 Depositos Kort 70 Lang 100 Overige passiva Totaal 1250 240 150 200 170 490

Verder is nog gegeven: het totale bedrag van bankbiljetten en munten in omloop is 150 mld de centrale bank hanteert voor de toevertrouwde middelen de volgende liquiditeitsverplichtingen: korte toevertrouwde middelen: 20% lange toevertrouwde middelen: 10% a Hoeveel bedragen M1 en M3 in deze economie? b Hoeveel kan het bankwezen van deze economie nog aan geld scheppen via wederzijdse schuldaanvaarding? c Welke invloed heeft wederzijdse schuldaanvaarding op de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit van banken? V18.1 In de volgende figuur is de referentiewaarde voor de groei van M3 en de feitelijke groei van M3 in de periode 1999-2007 weergegeven.

Bron: ECB, Maandbericht, september 2007 a Welke invloed heeft een sterke economische groei op de vraag naar geld op grond van het transactie- en speculatiemotief? De wereld is in het afgelopen decennium diverse malen opgeschrikt door terroristische aanslagen. De aanslagen op het World Trade Centre in New York van 11 september 2001 hadden een grote invloed op de economie en de financile markten. b Welke invloed heeft een grootschalige terroristische aanslag op de vraag naar geld op grond van het transactiemotief en de vraag naar geld op grond van het voorzorgs- en speculatiemotief? In de grafiek is te zien dat de referentiewaarde voor de groei van M3 4,5% bedroeg in de periode 1999-2007. c Leg met behulp van de kwantiteitstheorie van de vraag naar geld uit hoe de ECB de referentiewaarde van M3 bepaalt. d In een periode van laagconjunctuur neemt de productiegroei af. Moet de referentiewaarde van M3 dan ook verlaagd worden? Aan het begin van 2007 overtrof de groei van M3 (11% op jaarbasis) de referentiewaarde voor M3 (4,5%) op jaarbasis. e Leg met behulp van de kwantiteitstheorie van de vraag naar geld uit dat een sterke groei van M3 niet altijd hoeft te leiden tot een hoge inflatie. f De ECB baseert haar beleidsbeslissingen over de rente op twee pijlers. Welke pijlers zijn dit? De president van de ECB heeft bij herhaling gesteld dat de effecten van het rentebeleid van de centrale bank op de economische groei in het eurogebied niet moeten worden overschat. g Waarom zou een renteverlaging in een periode van afnemende groei niet altijd effectief zijn? 19.2 Eurorente op top sinds 6 jaar De Europese rente is gisteren met een kwart procent verhoogd tot 4%. Het is de achtste renteverhoging door de Europese Centrale Bank (ECB) sinds 2005 en de markt rekent op nog een verhoging tot 4,25% in september en mogelijk tot 4,5% in december. Nu al staat de rente op het hoogste punt in zes jaar. ECB-president Jean-Claude Trichet gaf gisteren op zijn maandelijkse persconferentie in Frankfurt in feite al een voorzet voor nog een renteverhoging, hij noemde het huidige niveau in lijn met de economische situatie, maar er wordt de komende maanden druk op de inflatie verwacht terwijl de groei ook boven verwachting doorzet. Dat betekent dat de ECB zal worden gedwongen opnieuw op de rem te trappen. De ECB laat zich in zijn rentebesluiten vooral leiden door de inflatieverwachting, dus renteverhogingen later dit jaar zijn dan bedoeld om te voorkomen dat de inflatie volgend jaar door de 2% breekt. De inflatie staat nu op 1,9%. Behalve op de inflatie let de ECB ook op de ontwikkeling van de economie. Het blijft boven verwachting gaan. De werkloosheid is op het laagste niveau sinds de invoering van de euro en het consumentenvertrouwen groeit. Bron: De Telegraaf, 6 juni 2007

2009 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten Open vragen en vraagstukken Algemene economie en bedr i j f somgeving 2 a Welk verband bestaat ertussen de inflatie(verwachtingen) en de geldmarktrente? b Waarom verhoogt de ECB de rente? 19.3 Lening Resterende looptijd Koers Effectief rendement (%) 3 maands Euribor 3 maanden 2,82 6 maands Euribor 6 maanden 2,76 12 maands Euribor 1 jaar 2,72 6%-Staatslening 3 jaar 108,35 3,03 5%-Staatslening 9,5 jaar 105,89 4,22 5,5%-Staatslening 25 jaar 109,40 4,84 a Hoeveel bedraagt het couponrendement op de 6%-staatslening (de nominale waarde van de obligatie bedraagt 100)? b Waarom is het effectief rendement op de 6%-staatslening veel lager dan het couponrendement? c Hoe ziet de yieldcurve eruit? d Wat mag u op basis van deze gegevens concluderen over de renteverwachtingen van marktpartijen op de geldmarkt? Motiveer uw antwoord. e Welk verband bestaat er tussen de kapitaalmarktrente, de koersen van obligaties en het effectief rendement op obligaties? f Binnen de eurozone is de geldmarktrente in alle landen gelijk. De kapitaalmarktrente verschilt echter van land tot land. Welke oorzaken zijn hiervoor aan te geven? V20.1 U bent verantwoordelijk voor het renterisicobeheer van een onderneming die werkzaam is in de kapitaalgoederenindustrie. Om een rentevisie voor 2007 te ontwikkelen heeft u de beschikking over de macro-economische cijfers van de EMU in 2005 en 2006 (zie de tabel). Macro-economische cijfers EMU (procentuele mutaties ten opzichte van het vorige jaar, tenzij anders aangegeven) 2005 2006 kw 1 kw 2 kw 3 kw 4 BBP 1,4 2,2 2,8 2,7 3,3 Industrile productie 1,3 3,4 4,1 4,1 3,6 Werkloosheid (% beroepsbevolking) 8,6 8,2 7,8 7,7 7,6 Inflatie (CPI) 2,2 2,3 2,5 2,1 1,8 Producentenprijzen 4,1 5,2 5,8 5,4 4,1 Totale arbeidskosten per uur 2,4 2,3 2,3 2,0 .. Olieprijzen ( per vat, gemiddeld) 44,6 52,3 56,2 55,7 47,3 $ per (gemiddeld) 1,2441 1,2023 1,2582 1,2743 1,2887 M3 7,4 7,8 8,6 8,1 9,0 Geldmarktrente (gemiddeld) 2,18 2,61 2,90 3,22 3,59 Kapitaalmarktrente (gemiddeld) 3,44 3,56 4,05 3,97 3,87 Bron ECB, Maandbericht maart 2007 Rentevisie

a Bereken de rele kapitaalmarktrente in de EMU in het vierde kwartaal van 2006. Hoe beoordeelt u de hoogte van de rele kapitaalmarktrente? b Uit de tabel blijkt dat de euro in 2006 ten opzichte van de dollar apprecieert. Welke invloed heeft een (verwachte) appreciatie van de euro op de rente in de EMU? c Vergelijk de groei van de binnenlandse liquiditeitenmassa (M3) enerzijds met de groei van het bruto binnenlands product en de inflatie anderzijds. Hoe beoordeelt u de groei van M3? d Welke verwachting heeft u voor de inflatie in de EMU in het eerste en tweede kwartaal van 2007? Let hierbij op: het inflatieverleden; het monetair beleid; de macro-economische vraag (de conjunctuur) en het macro-economische aanbod (de kosten). e Wat verwacht u voor de rente in de EMU in de eerste helft van 2007 (motiveer je antwoord)? Rentebeleid De onderneming waarvoor u werkt heeft een bedrag van 50 mln aan rentedragende schuld. Hiervan is 40% kort vreemd vermogen (met een variabele rente) en 60% lang vreemd vermogen (met een vaste rente). De onderneming streeft naar een verhouding kort vreemd vermogen : lang vreemd vermogen van 30 : 70. f Vindt u het, gezien de door u verwachte renteontwikkeling, een gunstig moment om de gewenste verhouding te realiseren? Uit de geldstroomprognoses blijkt dat aan het begin van het tweede kwartaal van 2007 een tijdelijk liquiditeitsoverschot ontstaat. Dit overschot kan gedurende drie maanden worden uitgezet op de geldmarkt. g Leg uit wat een forward rate agreement en een renteoptie inhouden en geef ook aan of je een van beide rente-instrumenten in dit geval zou gebruiken. In januari 2007 moet de onderneming een investering in een machine (bedrag 10 mln, levensduur 5 jaar) financieren. De onderneming twijfelt tussen een roll-overlening en een obligatielening met een looptijd van vijf jaar. h Welke verschillen bestaan er tussen een obligatielening en een roll-overlening? i Geef gemotiveerd aan voor welk van beide types leningen u zou kiezen.

24.2 Gegeven is de volgende tabel met de rente-ontwikkeling in de Verenigde Staten en het eurogebied. Tabel Driemaandse rente (%) in de Verenigde Staten en het eurogebied (maandcijfers) 2006 2007 jan feb mrt apr mei jun Verenigde Staten 5,19 5,36 5,36 5,35 5,35 5,36 5,36 Eurozone 3,08 3,75 3,82 3,89 3,98 4,07 4,15 Bron: ECB, Monthly bulletin, oktober 2007

jul 5,36 4,22

aug 5,48 4,54

sept 5,49 4,74

a Welk verband bestaat er tussen het Amerikaans-Europese renteverschil en de koers van de euro ten opzichte van de dollar?

b Leg uit welk effect een daling van de economische groei in de VS heeft voor de lopende rekening van de betalingsbalans in de VS. Welk effect heeft de verandering in de lopende rekening op de euro/dollarkoers? c Leg uit welk effect een daling van de economische groei in de VS heeft voor de financile rekening van de betalingsbalans in de VS. Welk effect heeft de verandering in de financile rekening op de euro/dollarkoers? d Geef aan welke invloed de volgende gebeurtenissen hebben op de koers van de dollar ten opzichte van de euro: In Rusland ontstaat politieke onrust over de rente- en aflossingsverplichtingen die de overheid aan het buitenland moet betalen. Het Amerikaanse tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans verbetert met 0,4% van het bbp. De markt had op een verbetering van 1,4% van het bbp gerekend. In Europa ruzin de Franse en Duitse regering over het monetaire beleid dat in de eurozone moet worden gevoerd. Het Internationaal Monetair Fonds voorspelt dat de Europese economie een fors herstel laat zien, terwijl de Amerikaanse economie de top in de conjunctuur is gepasseerd. Na afloop van een overleg tussen de zeven grootste industrielanden ter wereld (de G7) maken de regeringsleiders bekend dat de betalingsbalansonevenwichtigheden tussen Europa, de VS en Japan worden veroorzaakt door een overgewaardeerde dollar. De president van de Amerikaanse centrale bank spreekt zijn zorg uit over de forse groei van de geldhoeveelheid in de VS. De inflatie in de VS stijgt met 1%, wat precies overeenstemt met de verwachting van valutahandelaren. V24.1 In de volgende tabel is de ontwikkeling van de marktkoers van de Amerikaanse dollar en de koopkrachtpariteit van de dollar weergegeven (de koopkrachtpariteit is berekend op basis van de prijzen van het BBP). Tabel Marktkoers en koopkrachtpariteit van de dollar in euros 2003 2004 2005 2006 Marktkoers 0,884 0,804 0,804 0,796 Koopkrachtpariteit 0,871 0,866 0,859 0,854 Bron: OESO, Main Economic Indicators, oktober 2007; ECB, Maandbericht, oktober 2007 a Leg uit wat met de koopkrachtpariteit van de dollar wordt bedoeld. b Wat kunt u op basis van de tabel concluderen over de prijsontwikkeling in de EMU en in de Verenigde Staten in de periode 2003-2006? c Wanneer spreken we van een overwaardering van een munt? d Noem en beschrijf een voor- en een nadeel van een overgewaardeerde munt voor een land. e Welke oorzaken zijn er voor het verschil tussen de koopkrachtpariteit (op basis van de

prijzen van het BBP) en de marktkoers van de dollar? Het IMF verwachtte in oktober 2007 dat de prijsstijging van het BBP in de Verenigde Staten en het eurogebied in 2007 respectievelijk 2,6% en 2,0% zou bedragen. f Bereken de verwachte koopkrachtpariteit van de dollar aan het eind van 2007. Men kan de koopkrachtpariteittheorie gebruiken om de koers van de dollar te voorspellen. g Zou u deze voorspelling gebruiken voor de besluitvorming over het afdekken van een exportorder naar de VS? Verandert uw antwoord als het gaat om een directe investering in de VS? 25.2 Op 5 maart 2007 heeft een Nederlandse importeur een handelscontract gesloten met een Japanse leverancier. De contractbepalingen luiden: De levering zal zo spoedig mogelijk plaatsvinden, waarbij als uiterste datum 5 juni 2007 geldt. De betalingsdatum is 5 juni 2007 (uiteraard nadat is gebleken dat de goederen zonder schade zijn aangekomen). Het factuurbedrag luidt in Japanse yen (JPY); het bedrag dat met de transactie is gemoeid is JPY 100 mln. De importeur verwacht op grond van technische en fundamentele analyse dat de koers van de yen ten opzichte van de euro zal stijgen. Hij wil zich daarom indekken tegen het valutarisico dat hij loopt. Op 5 maart 2007 bedraagt de contante koers van de euro ten opzichte van de Japanse yen: 1 = 151,9. De geldmarktrente in de EMU bedraagt 3,86% en in Japan 0,67%. Beide rentetarieven zijn credit- of depositorentes en gelden op jaarbasis. a Wat verstaan we onder technische en fundamentele analyse van wisselkoersen? b Wanneer duiden technische en fundamentele analyse op een stijging van de koers van de yen ten opzichte van de euro? c Bereken de driemaandstermijnkoers van de euro uitgedrukt in Japanse yen. d Wat is de waarde in euros van het importcontract als de importeur het valutarisico afdekt door een valutatermijntransactie (transactiekosten en het bestaan van een spread in de notering van de termijnkoers mogen worden verwaarloosd)? e Op welke wijze kan de importeur een valutaoptie gebruiken om het valutarisico af te dekken? f Wat is het belangrijkste voor- en nadeel van een valutaoptie in vergelijking met een valutatermijncontract? 23.2 WTO wil praten over diensten

Er moet een nieuwe ontwerptekst komen over dienstverlening ten behoeve van de wereldhandelsbesprekingen. Daarop hebben lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) gisteren aangedrongen. Nu ligt het accent bij de besprekingen over de wereldhandel nog met name op industrie en landbouw. Dienstverlening is goed voor tweederde van de wereldeconomie. De huidige ronde in de wereldhandelsbesprekingen ging van start in 2001 en zou moeten leiden tot een nieuw wereldhandelsakkoord dat vooral ontwikkelingslanden voordelen biedt.

Er zijn drie twistpunten in de onderhandelingen: afbouw van landbouwsubsidies in rijke landen, markttoegang in rijke landen voor landbouwproducten uit arme landen en markttoegang voor industrile producten die vanuit rijke landen richting arme landen stromen. Pascal Lamy, directeur van de Wereldhandelsorganisatie, zei eerder deze maand dat het mogelijk is om een akkoord nog voor het eind van dit jaar in de steigers te hebben staan. Op de belangrijkste pijnpunten, importtarieven voor landbouwproducten en landbouwsubsidies, wordt vooruitgang geboekt. Bron: NRC Handelsblad, 1 oktober 2007

a Welke functies heeft de WTO? b Welke principes liggen ten grondslag aan de handelsregels van de WTO? De WTO streeft naar vrijhandel. Toch staat de WTO in bepaalde omstandigheden de instelling of verhoging van importbelemmeringen toe. c In welke omstandigheden mogen landen volgens de WTO importheffingen instellen of verhogen? d Waarom is protectionisme in de landbouw zon belangrijk twistpunt tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden?

10

Você também pode gostar