Escolar Documentos
Profissional Documentos
Cultura Documentos
16EI/06/16
Colofon
Document identificatie
Titel: Project: Opdrachtgever: Documentref: Landschapstoets Cluster Dijlemonding Waterwegen en Zeekanaal NV afdeling Zeeschelde SOR/125614168_landschapstoets_rev03.doc
Revisies
Versie
00 01 02 03
Datum
29/05/2009 21/08/2009 30/10/2009 08/01/2010
Auteur
NDS, MDU, CEV NDS NDS, MDU, CEV NDS
Omschrijving
Nota landschapstoets Concept landschapstoets Landschapstoets Landschapstoets
Goedkeuring
Versie
00 01 02 03
Datum
29/05/2009 21/08/2009 30/10/2009 08/01/2010
Auteurs
NDS, CEV, MDU NDS NDS, CEV, MDU NDS, CEV
Projectleider
Jan Parys Jan Parys Jan Parys Jan Parys
Directie
Soresma nv Soresma nv Soresma nv Soresma nv
Verdeellijst
Naam Michiel Derycke Elias Verbanck Dirk Bulckaen Christophe Vandevoort Marc De Borgher # ex. 1 1 1 1 1 Bedrijf/overheid W&Z, Afdeling Zeeschelde ANB THV SigmaDijle RWO ARP RWO Onroerend erfgoed Functie Projectingenieur Projectleider Alg. cordinator Ontwerper RUP
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 2/67
INHOUDSTAFEL
1
1.1 1.2
Inleiding
Aanleiding Doel en aanpak van de landschapstoets
5
5 5
2
2.1
7
7 10 12 12
2.1.1 Impressie wijzigend landschapsbeeld 2.2 2.3 GRUP Cluster Dijlemonding Landschapszorg als onderdeel van het GRUP Dijlemonding
15
4.1.1 Natuurlijke ontwikkeling 4.1.2 Cultuurhistorische ontwikkeling 4.1.2.1 4.1.2.2 Steentijd tot Middeleeuwen
4.1.3 Inventarisatie cultuur- en natuurhistorie 4.1.3.1 4.1.3.2 4.1.3.3 4.2 Traditionele landschappen
Landschapsatlas, atlas van de relicten van de traditionele landschappen 34 Beschermde monumenten en landschappen 37 38 38 41 42 42 45
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 3/67
4.4
Toetsing landschapskenmerken
49 49 51 52 52 57 57 57 58
4.4.1 Positieve waardering 4.4.2 Negatieve waardering 4.5 Huidig landschapsbeeld en belevingswaarde
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 4/67
1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Het decreet houdende maatregelen tot behoud van erfgoedlandschappen van 13 februari 2004 voegt een nieuw hoofdstuk toe aan het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg en betekent een belangrijke stap naar een vernieuwd landschapsbeleid. Een tweede spoor m.b.t. het beschermen van de landschappen wordt mogelijk. Naast de klassieke bescherming als landschap kunnen erfgoedlandschappen aangeduid worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Erfgoedlandschappen zijn gebaseerd op ankerplaatsen, de meest waardevolle landschappen van Vlaanderen, waarin een geheel van verschillende erfgoedelementen (naast landschappelijke ook monumentale of archeologische) voorkomt. De ankerplaatsen werden genventariseerd in de landschapsatlas. De aanduiding van ankerplaatsen gebeurt in 2 stappen: een voorlopige en een definitieve aanduiding. De aanduiding van ankerplaatsen op zich heeft geen rechtsgevolgen voor de burger. Na de definitieve aanduiding geldt voor de administratieve overheden de zorgplicht (art. 26 en art. 29 van het decreet van 16 april 1996 betreffende landschapszorg).
Adviezen
RUP
Aanduiding Erfgoedlandschap
Aanduiding van de ankerplaatsen heeft tot doel de landschappelijke waarden en landschappelijke kenmerken van deze landschappen mee te laten spelen in het afwegingskader bij het opstellen van ruimtelijke uitvoeringsplannen die geheel of gedeeltelijk in ankerplaatsen gelegen zijn. Bij de opmaak van een dergelijk RUP, worden de landschapswaarden en kenmerken doorvertaald in stedenbouwkundige voorschriften. Vanaf de opname in de ruimtelijke uitvoeringsplannen worden de ankerplaatsen erfgoedlandschappen genoemd. De stedenbouwkundige voorschriften uit het RUP gelden voor alle burgers uit de betrokken gebieden. In navolging van het decreet erfgoedlandschappen moeten binnen het GRUP Dijlemonding (Sigmaplan) uitspraken gemaakt worden over de omzetting van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek naar erfgoedlandschap, door middel van een landschapstoets waarin wordt afgewogen hoe het plan zich verhoudt tot het erfgoedlandschap en beschermd erfgoed. In deze beoordeling dienen de waarden en typische kenmerken van het landschap, zoals opgenomen bij aanduiding van de ankerplaats, als toetsingskader.
1.2
toestemming of vergunning verlenen voor een activiteit die een erfgoedlandschap geheel of gedeeltelijk kan vernietigen of die betekenisvolle schade kan veroorzaken aan de waarden en de typische landschapskenmerken ervan.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 5/67
2. De administratieve overheid mag geen werkzaamheden en handelingen ondernemen, noch toestemming of vergunning verlenen voor een activiteit die een erfgoedlandschap nadelig kunnen benvloeden: 1 voorkomen dat vermijdbare schade aan een typisch landschapskenmerk ervan, zoals bepaald in het van toepassing zijnde ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg, wordt veroorzaakt; 2 door schadebeperkende maatregelen te nemen, de b etekenisvolle schade die eraan wordt aangebracht zo veel mogelijk beperken, en indien dit niet mogelijk is, herstellen en compenseren. De administratieve overheid geeft in haar beslissingen aan hoe zij rekening heeft gehouden met de verplichtingen van dit artikel. De Vlaamse regering stelt hierover nadere regels vast. 3. In afwijking van 1 kan een activiteit, waarvoor een vergunning of toestemming nodig is, die een erfgoedlandschap geheel of gedeeltelijk vernietigt of die een betekenisvolle schade kan veroorzaken aan de waarden of een typische landschapskenmerk, bij afwezigheid van een alternatief, toch worden toegelaten of uitgevoerd om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard. In dat geval dienen alle schadebeperkende en compenserende maatregelen genomen te worden.
In de landschapstoets worden in eerste plaats de cultuur- en natuurhistorie, de landschappelijke structuur en het landschapsbeeld van het gebied Zennegat en Battenbroek genventariseerd. Er wordt hierbij uitgegaan van meerdere bronnen en bestaande landschapsinventarisatiekaarten zoals de landschapsatlas, landschapskenmerkenkaart en de relatief nieuwe provinciale landschapskaart van Antwerpen. Deze gegevens worden verder aangevuld met (historisch) kaartmateriaal en archeologisch onderzoek. Het aanduidingsdossier van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek wordt verder als algemeen toetsingskader gebruikt om de toekomstige ingrepen i.k.v. het Sigmaplan te toetsen aan de landschappelijke waarden en kenmerken. Om de beoordeling inzichtelijk te maken, werd een positieve en negatieve waardering van de ingrepen van het Sigmaplan op het landschap per paragraaf opgelijst. In een globale conclusie wordt tenslotte gemotiveerd waarom de ingrepen van het Sigmaplan geen afbreuk doen aan de aanduiding van het gebied als erfgoedlandschap.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 6/67
2
2.1
De Cluster Dijlemonding bestaat uit verschillende projecten, die op het grondgebied van de stad Mechelen en de gemeente Willebroek gelegen zijn, ter hoogte van de monding van de Dijle in de Rupel. In onderstaande Tabel 2-1 worden de verschillende projecten en de voorgestelde inrichtingsvorm opgelijst, zoals vastgesteld in de regeringsbeslissing: het zogenaamde Meest Wenselijk Alternatief (MWeA).
Tabel 2-1: projecten in het kader van de actualisatie van het Sigmaplan in de cluster Dijlemonding naam van het project Grote Vijver deel 1 Grote Vijver deel 2 Heindonk Vierendelen Zennegat Dijlearm Tien Oude opper-vlakte (ha) MWeA 24,5 79,4 37,3 65,0 gemeente Mechelen Mechelen Willebroek, Mechelen Mechelen inrichtingsvorm GOG type GGG GOG type aantakking GOG GOG type GGG
Het project Heindonk Tien Vierendelen situeert zich grotendeels in het oosten van de gemeente Willebroek en voor een klein gedeelte op het grondgebied van de stad Mechelen op de linkeroever van de Dijle, tussen het Zennegat en de samenvloeiing van Dijle en Nete. In het westen is de overgang van de polder naar de rivierduinen van Heindonk opmerkelijk. Het deelgebied wordt in het zuiden begrensd door de Heibeek. De historische scheidingsdijk Heffen-Heindonk vormt de (zuid)oostelijke grens. Verder wordt het gebied doorsneden door een hoogspanningsleiding en een Pidpa-leiding.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 7/67
De andere projecten (Grote Vijver deel 1, Grote Vijver deel 2 en Zennegat) situeren zich op Mechels grondgebied. Grote Vijver deel 1 ligt tussen Dijle, Nete en de Grote Vijver zelf (= deel 2). Het kasteel van Battenbroek ligt op de scheiding tussen beide delen. Deel 1 is overwegend een kapvlakte (recent ontbost) en omvat twee woningen. Grote Vijver deel 2 wordt integraal ingevuld door de Grote Vijver. Het zuidelijk deel kent een zekere ruimtelijke dynamiek, en leunt aan bij het industrieterrein van Mechelen Noord. Ten oosten situeert zich de E19. Doorheen en langs het gebied lopen hoogspanningsleidingen. In het noorden wordt de Grote Vijver begrensd door een PIDPA-leiding.
Foto 2: deelgebied Grote Vijver deel 1 (links) en Grote Vijver deel 2 (rechts)
Het gebied Zennegat ligt tussen de Dijle en het kanaal Leuven-Dijle. Een oude meander van de Dijle maakt deel uit van het gebied. Het wordt begrensd door de Dijle (NO), het kanaal Leuven-Dijle (ZW) en de bebouwing aan de sluis (Zennegatsluis, NW). Het gebied grenst in het noorden aan een woningcluster. Ten zuiden van het gebied situeert zich een woningcluster ter hoogte van de Hogeweg.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 8/67
Figuur 2-1: ruimtelijke situering GOG-GGG Grote Vijver deel 1, GOG Grote Vijver deel 2, GOG Heindonk en GOG-GGG Zennegat (op basis van contour inrichtingsplan)
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 9/67
Bestaande toestand
Figuur 2-2: 3D-visualitie met zicht over Heindonk Tien Vierendelen (kijkrichting zuidoost)
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 10/67
Bestaande toestand
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 11/67
2.2
2.3
Landschapszorg Dijlemonding
als
onderdeel
van
het
GRUP
Bij het opmaken van de inrichtingsplannen ter uitvoering van het Sigmaplan aan de Dijlemonding werd rekening gehouden met de landschapswaarde van het gebied. De inrichtingsplannen werden zodanig opgesteld dat ze waar mogelijk tegemoet komen aan de landschappelijke en historische waarden en kenmerken voor de ankerplaats Zennegat en Battenbroek. Volgende herstel- en compensatiemaatregelen bestaan binnen het GRUP Dijlemonding: Er wordt bij het ontwerp van de dijken en de inrichting van de gebieden aandacht besteed aan de inpassing in het historische rivierenlandschap om de leesbaarheid van het landschap te bevorderen. Het trac van de nieuwe ringdijk t.h.v. GGG Grote Vijver (deel 1) volgt grotendeels het trac van de oude dijk.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 12/67
Langs de zuidoostelijke grens van het GOG Heindonk Tien Vierendelen (deel 1) wordt de oude scheidingsdijk (tussen Willebroek en Mechelen) verhoogd en versterkt. Dit houdt in dat de bestaande dijk als landschapsstructuur kan blijven bestaan en herkenbaar blijft in het landschap. Het gebied Zennegat ligt tussen de Dijle en de Zenne. Door de sterke geul- en kreekvorming vanuit beide rivieren werd het gebied pas na de aanleg van het kanaal ingepolderd. In het gebied zijn nog een aantal kreekrestanten zichtbaar en ook de oude Dijlearm is zeer structurerend. Omdat het poldersysteem in het Zennegat nog vrij jong is en omdat er een aantal relicten van de rivier nog duidelijk aanwezig zijn in het gebied, laat men het bestaande grachtenstelsel verder evolueren naar kreken, zonder bijkomstige kunstmatige ingrepen. Om tot een versnelde kreekontwikkeling te kunnen komen, zal gebruik gemaakt worden van de Oude Dijlearm. Hierdoor zal deze opnieuw functioneel worden betrokken bij de rivier.
Het GOG Heindonk Tien Vierendelen (deel 1) wordt ingericht met het oog op het voorbestaan van de landbouwactiviteiten binnen het gebied. Hierdoor blijven de karakteristieke akker- en weilandcomplexen behouden. Heindonk Tien Vierendelen (deel 1) maakt deel uit van een grotere oude alluviale vlakte, die ingepolderd werd tot in Hooiendonk. Het gebied Heindonk onderscheidt zich evenwel van dit ruimer geheel door een ander grachtenpatroon en de aanwezigheid van de Heibeek. Bij de inrichting van de overstromingsgebieden wordt met deze differentiring rekening gehouden door het gebied als zelfstandige eenheid te laten functioneren binnen het ruimere geheel. De afwatering van beide gebieden (Heindonk t.o.v. Hooiendonk) wordt losgekoppeld van elkaar. De Heibeek dient in te staan voor de afwatering van het GOG, de Biezenloop (Noddonckloop) en Gentvliet moeten instaan voor de afwatering van het ruimer geheel en worden bij voorkeur rechtstreeks aangesloten op de Dijle. De Gentvliet (t.h.v. het gebied Heindonk) wordt verlegd naar zijn oorspronkelijke bedding langs de oude dijk.
De nieuwe ringdijk van het GGG Zennegat wordt aangelegd langs de rand van de hoger gelegen gronden langs de Hogeweg. Zo volgt de dijk de natuurlijke lijn van de topografie in het landschap, worden waardevolle akkerlanden gevrijwaard en wordt voldoende afstand gehouden van de woningen langs de Hogeweg.
Bij de afbakening van de overstromingsgebieden werd rekening gehouden met de erfgoedwaarden aanwezig in het landschap: Het Hooghuis (Hogeweg) werd buiten het GGG Zennegat gesloten. Het Hooghuis is een vermoedelijk Spaans fort dat deel uitmaakte van een reeks controle- en verdedigingsposten ten noorden van Mechelen. Thans is het een L-vormig hoevecomplex bestaande uit een hooghuis, langschuur en een woonstalhuis als verbinding tussen beide. Hooghuis Hogeweg werd aangeduid als puntrelict, beschermd monument en beschermd dorpsgezicht. De twee kapellen (bouwkundig erfgoed) die dreigen verloren te gaan omdat ze op het nieuw dijktrac gelegen zijn, worden verplaatst naar een locatie in de directe omgeving. De kapellen dateren uit het begin en midden van de twintigste eeuw en zijn in historisch opzicht en in relatie met het landschap van zeer recente oorsprong. Niettemin hebben zij ook een erfgoedwaarde. Kapellen behoren in Vlaanderen zowel architecturaal als cultuurhistorisch tot het gemeenschappelijk erfgoed en het collectieve geheugen. De bestaande kapellen blijven gespaard en worden geplaatst op of nabij de nieuwe dijk. Zij zullen een baken vormen in het nieuwe landschap.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 13/67
Het gehucht Zennegat, bestaande uit rijhuizen, sluiswachterswoning en grenzend aan de Zennegatsluis, wordt integraal behouden. Het gehucht Zennegat, aan de samenvloeiing van de drie rivieren en de Leuvense Vaart, is een baken in het landschap. Naast enkele verspreid liggende hoeven is het de enige bebouwde kern in het open rivierenlandschap. Dit gehucht, aan de monding van de Zenne en de samenvloeiing van de Zenne, Dijle en Leuvense Vaart, is vanouds een belangrijk orintatiepunt in het open rivierenlandschap. Als baken op Vlaams niveau is behoud en beheer van het bouwkundig erfgoed (de rijhuizen en de sluis van Zennegat) noodzakelijk en bijgevolg ook een van de uitgangspunten geweest bij het ontwerp van de nieuwe ringdijk. De Zennegatsluis is een getijsluis op het kanaal Leuven-Dijle, en dateert van 1750-1752. De sluiswachterwoning bij de Zennegatsluis bleef bewaard (Zennegat nr.5).
Het jaagpad en de kanaaldijk langs het gebied Zennegat blijven integraal behouden.
Bundeling van storende constructies en recreatieve voorzieningen nabij de bebouwde omgeving van Mechelen Noord schept kansen voor herstel van open ruimte binnen het historisch landschap. De recreatieve voorzieningen van de waterskiclub worden afgebroken en gereorganiseerd in het zuiden van de Grote Vijver. Alle steigers en boothellingen worden langs de zuid- en zuidoostrand van de vijver voorzien. De brasserie en het clubhuis worden eveneens in het zuidoosten langs de vijver voorzien.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 14/67
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 15/67
is het de enige bebouwde kern in het open landschap. Ook de steilrand in het westen van de ankerplaats is opvallend zichtbaar vanuit de lager gelegen poldergraslanden. Ruimtelijk-structurerende waarde: Deze ankerplaats is een rivierlandschap dat ontstaan is door de samenvloeiing van de Zenne, de Dijle en de Nete. Deze 3 rivieren, de Leuvense Vaart, alsook het Zennegat (waar Zenne, Dijle en vaart samenvloeien) zijn de dominerende elementen in het landschap. Opvallend ook is de overgang van polder naar rivierduin, met een intacte steilrand, ter hoogte van Heindonk in het westen van het gebied. Met Rumst in het noorden, Walem in het oosten en Mechelen in het zuiden, betekent deze ankerplaats een mooi relict van open gebied, direct palend aan de verstedelijkte zone. De landschapskenmerken die typisch zijn voor de ankerplaats, met inbegrip van de ruimtelijke kenmerken die eigen zijn aan de waarden zijn de volgende: 1 Kasteel Tibur en de Netevallei: a) kasteel Tibur ten noorden van de Nete in de gemeente Rumst; b) de aanhorigheden: hoeve met schuur, duiventoren onder leien tentdak, oranjerie en koetshuis; c) het park met waterpartijen en de ommuurde moestuin; d) de Grote Nete; e) oude Netearm; f) wilgenstruwelen;
2 Battenbroek a) de polder; b) historische dijkstructuren en afwateringsgrachten; c) populieraanplantingen; d) E19-plas; e) open weilanden; f) kasteel Battenbroek met slotgracht en poortgebouw, kapel en kasteeldreef;
g) Mechelen, Walem, Battenbroek z.n., Kapel van O.-L.-Vrouw op de splitsing met de Blarenberghlaan; h) Mechelen, Walem, Battenbroek 20, Polderhoeve; i) j) Mechelen, Walem, Battenbroek, Kapel (ten Z-W van Polderhoeve) (foto 2); Mechelen, Walem, Battenbroek 22, alleenstaande villa;
3 Dijlevallei a) oude Dijlearm (afgesloten meanders); b) gehucht Zennegat (aaneengesloten rijhuizen aan beide zijden van de Leuvense Vaart);
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 16/67
c) Leuvense Vaart (kanaal Mechelen-Leuven) met jaagpaden (Zennegatvaart en Thiebroekvaart); d) graasweiden; e) historische dijkstructuren; f) populieraanplantingen;
g) poelen en plassen; h) rietmoeras, ruigten en wilgenstruwelen; i) j) Mechelen, Hogeweg 253, Hooghuis (voormalig Spaans fort); Mechelen, Zennegatsluis;
4 Zennevallei a) graasweiden; b) akkers; c) populieraanplantingen; d) poelen; e) historische dijken en afwateringsgrachten; f) Mechelen, Heffen, Hooiendonkstraat 97, Hooiendonkhoeve;
5 Heindonk en Hooiendonk a) donk van Heindonk en Hooiendonk; b) eikenbos; c) heiderestanten; d) akkers; e) afwateringsgrachten; f) Willebroek, Heindonk, Kleine Bergenstraat z.n., t Vossekot (hoeve);
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 17/67
Bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen of plannen van aanleg vormt de definitief aangeduide ankerplaats mede de basis voor de erfgoedlandschappen. Elk erfgoedlandschap dat in overdruk afgebakend wordt overeenkomstig de wetgeving betreffende de ruimtelijke ordening of plannen van aanleg, wordt van rechtswege beschouwd als een erfgoedlandschap. Iedereen die werken en handelingen verricht of hiertoe de opdracht verleent, neemt zoveel als mogelijk zorg in acht voor de waarden en de typische landschapskenmerken van een erfgoedlandschap zoals bepaald in het van toepassing zijnde ruimtelijke uitvoeringsplan of plan van aanleg.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 18/67
4.1
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 19/67
Figuur 4-1: de rivierevolutie in het confluentiegebied van Zenne Dijle Beneden-Nete (LaatPleistoceen - Dryas: 70 000 jaar geleden , Holoceen - Atlanticum 8000 jaar geleden, Holoceen Subatlanticum: 2900 jaar geleden)
Het valleigebied wordt begrensd door de hoger gelegen gronden (dekzandruggen) waar o.a. Rumst, Heffen, Battel en Walem gelegen zijn. Tussen de valleirand en de rivier komt een van nature goed ontwikkeld oeverwal komgronden systeem voor. Dit systeem is ontstaan door afzettingen van de rivier in de vallei waarbij komgronden bij overstromingen werden uitgeschuurd en oeverwallen werden gevormd langs de rivier. Door de afvoer van grote hoeveelheden puin ligt het huidige niveau van de oeverwallen 1 langs de Dijle boven het niveau van de komgronden . Het studiegebied van de cluster Dijlemonding ligt volledig binnen de grenzen van de dekzandruggen die het valleigebied begrenzen. De Sigma-projectgebieden liggen binnen de komgronden langs de Dijle Zenne Rupel Beneden-Nete, dewelke logischerwijs een groter overstromingsrisico hebben.
De komgronden zijn natte gebieden waarin verspreid een aantal hoger gelegen gebieden voorkomen die gemiddeld boven de hoogste waterstanden liggen. Deze plaatselijk hoger gelegen gebieden zijn stuifzandruggen, ook wel rivierduinen of donken genoemd. Rivierduinen werden gevormd door opwaaiend zand van op de oever langs de rivier, al van voor het Holoceen (zie Figuur 4-1). Door de overwegende noordwest windrichting
Deelopdracht 2: integrale afweging voor de actualisatie van het Sigmaplan, 2.3.3.2 blz. 6
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 20/67
liggen de donken ten zuidoosten van de rivier. Hieruit kunnen we afleiden dat Heindonk een stuifzandrug van de Rupel is, Hooiendonk een stuifzandrug van de oude Dijleloop en Langendonk en Zwartdonk stuifzandruggen van de Beneden-Nete.
Het proces van duinvorming is een voortdurend proces waardoor er tussen de donken ook plaatselijk hoger gelegen zandgebieden voorkomen. Deze gebieden liggen lager dan de donken en overstromen dus bij hoge waterstanden. Dit zijn in feite jonge stuifzandruggen die werden gevormd vanuit de huidige rivierlopen. Verspreid in het gebied tussen Heindonk, Hooiendonk en de rivieren komen lokaal een aantal jonge stuifzandruggen voor. Gezien Langendonk en Zwartdonk dicht bij de rivieren liggen werden de jonge zandverstuivingen ter hoogte van de bestaande donken verzameld en werden geen jonge duinen gevormd. Tussen de donken en rivierduinen in de komgronden kwam aanvankelijk een getijdengeulen krekensysteem voor. Dit systeem is gebaseerd op de getijdenwerking van de rivier die onder invloed van eb en vloed enerzijds geulen uitschuurt en anderzijds geulen verlandt door de afzetting van klei en zand van uit de rivier. De zware kleideeltjes werden afgezet aan de rand van de geul en de lichte zanddeeltjes bleven bij eb achter in de geul waardoor de geul verlandde tot een kreek. De geulen waren dicht bij de rivier vrij breed en werden smaller naarmate de afstand tot de rivier groter werd. In het confluentiegebied van de Zenne Dijle Beneden-Nete is de samenhang tussen kwel- en infiltratiegebieden vrij complex. De kwel- en infiltratiegebieden zijn er zeer sterk met elkaar verweven waardoor de transportafstanden kleiner zijn. Door het geringe verschil in relif en het ondiep voorkomen van slecht doorlatende lagen komen gebieden voor met een lage kwelintensiteit. Het betreft doorgaans grote, niet aaneengesloten gebieden.
De grootste infiltratiegebieden zijn de zandige donken en de jonge rivierduinen die verspreid voorkomen in de alluviale kleiige komgronden. Aangezien het grondwater kwelt waar de minst hydraulische weerstand is komen de meeste kwelgebieden voor langs de zandige donken en dus minder in het lager gelegen alluviale kleidek van de komgronden. Vermoedelijk heeft de oude loop van de Dijle een belangrijke rol gespeeld bij de vorming van de kwelgebieden in Heindonk Tien Vierendelen. De meeste natte gronden situeren zich nog steeds langs de Biezenloop (Noddonckloop) en de Gentvliet waar aanvankelijk de Dijle stroomde (zie Figuur 4-1).
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 21/67
Op basis van het archeologisch onderzoek, uitgevoerd door de archeologische dienst van Mechelen n.a.v. de voorlopige aanduiding van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek, kan de cultuurhistorische toestand van het gebied tot de Middeleeuwen geschetst worden. De hoger gelegen rivierduinen en dalflanken van het valleigebied vormden de meest geschikte locaties voor kampplaatsen van jagers-verzamelaars uit de Steentijd (2500 v.Chr.). In deelgebied Heindonk en Hooiendonk werd recent nog door middel van akkerprospectie een nieuwe vindplaats met mesolithische en neolithische silexfragmenten 3 in kaart gebracht (CAI-nummer: 100039) . De oudste, paleolithische resten worden wellicht overal afgedekt door het alluvium. Resten uit de Metaaltijden (2500 v.Chr. tot Romeinse Tijd) werden aangetroffen in deelgebied Tibur en Netevallei (CAI-nummer: 105351) en deelgebied Heindonk en Hooiendonk (CAI-nummer: 101330). In de natte beekdalen en langs de rivieroevers in het gebied mogen bovendien allerhande deposities (bv. bronzen bijlen) uit de metaaltijden en in mindere mate uit de Romeinse tijd verwacht worden. Romeinse sporen werden onder meer aangetroffen in Rumst, ten noorden van deelgebied Tibur en Netevallei, en bij de Oude Dijlearm in deelgebied Dijlevallei (CAI-nummer: 102233). Oude riviermeanders als deze, en ook de Oude Netearm in deelgebied Tibur en Netevallei en de veenbodems, bieden bovendien heel wat mogelijkheden voor de reconstructie van het paleolandschap. Tot in de Middeleeuwen bleef het rivierengebied voor het grootste deel blootgesteld aan de steeds terugkerende overstromingen. Er kan verder nog worden gesteld dat er voor het gebied een hoge archeologische verwachting geldt, mede door het voorkomen van zandige opduikingen (steentijd, (post)middeleeuwen) en beekdalen (steentijd, metaaltijden). Onder het alluviumpakket kunnen zich bovendien nog zeer oude en wellicht goed bewaarde resten bevinden. Samen met de restanten van het paleolandschap zijn al deze archeologische resten van wetenschappelijke waarde. Het geringe aantal gekende vindplaatsen is wellicht het gevolg van de aanwezigheid van een afdekkend pakket (alluviale leem) en het bodemgebruik (hoofdzakelijk weiland, in welk geval er geen akkerkartering mogelijk is). In het kader van de projecten voor de actualisatie van het Sigmaplan bestaat er tussen W&Z en het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) een overeenkomst voor de paleolandschappelijke en archeologische opvolging van deze projecten in de geest van het Verdrag van Malta. Dit onderzoek is momenteel lopende.
Gebaseerd op het archeologisch onderzoek uitgevoerd door de archeologische dienst van Mechelen n.a.v. de voorlopige aanduiding van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek.
3 De Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. Zekerheid omtrent aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan alleen met verder onderzoek vastgesteld worden.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 22/67
(3 -10 eeuw). Voor 1328 was het Battenbroek helemaal ingedijkt. Deze eerste dijken waren slechts magere zomerdijken die elk jaar werden nagezien en verhoogd. Tot vandaag bestaan nog gedeelten van deze dijken, die echter door een verhoging van de Nete- en Dijledijken hun functie hebben verloren. Het betreft de Weerdsche dijk die zeker teruggaat tot 1230 en de Langen dijk. Ter hoogte van het deelgebied Heindonk Tien Vierendelen (deel 1) loopt een oude polderdijk. Deze dijk vormt de scheiding tussen Willebroek en Mechelen. De andere gebieden waren nog niet ingedijkt. 'Kasteel Battenbroek' is gelegen binnen een omgracht domein op een lichte verhevenheid, wat mogelijk verwijst naar een zeer oude oorsprong. In 1220 was er reeds sprake van een castrum. Volgens literaire bronnen bevond zich in de 13de eeuw op deze plaats mogelijk n van de vier burchten van Berthouts, die dienst deden als versterking. Vandaag is het een bepleisterd en beschilderd classicistisch landhuis met peristilium en neogotische kapel, dat teruggaat tot 1830 maar herhaaldelijk werd aangepast. 16 17 eeuw: zomerdijk overstromingsgebied winterdijk Naarmate de landinname vorderde, werden ook winterdijken gebouwd. Deze dijken werden aangelegd langs gebieden die in de winter volledig overstroomden en lagen meestal op relatief grote afstand van de rivier. Dichter bij de rivier werden op de oeverwallen zomerdijken gebouwd die de dagelijkse overstromingen moest beperken waardoor het achterliggende land kon worden gebruikt in functie van de landbouw. Deze dijken waren lager dan de winterdijken omdat de waterstanden tijdens de zomerperiode veel lager zijn. De winterdijken werden hoofdzakelijk gebouwd in de bochten van de rivieren omdat deze gebieden eerst overstroomden tijdens de natte periodes. De winterdijken sloten aan op de zomerdijken langs de rivier.
e e
18 eeuw tot heden: inpoldering Eerste (bos)ontginningen Ten tijde van Ferraris (1777) werd het gebied nog steeds gekarakteriseerd door onbegaanbaar moeras langsheen Nete of Dijle en plaatselijke ontginningen van moeras als akkerland of grasland rondom de kasteeldomeinen. Het domein Battenbroek wordt vermeld, samen met een aantal andere, ondertussen verdwenen domeinen of landgoederen.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 23/67
De hoger gelegen donken waren meestal dicht bebost. Deze gebieden kwamen dan ook als eerste in aanmerking voor ontginning in functie van houtwinst en landbouw. Deze ontginningen werden enerzijds getypeerd door hun specifieke ligging en anderzijds door het rechte wegenpatroon en de typische langgerekte percelen, wat op de Ferrariskaart duidelijk te zien is. Meestal komt in deze gebieden ook een verspreide bebouwing voor. De meest natte gronden, op de overgang tussen de donk en de alluviale vlakte (overstromingsgebieden), werden het laatst ontgonnen. In Battenbroek zijn deze patronen momenteel nog duidelijk waarneembaar. Het rechte wegenpatroon Blarenberglaan en Battenbroekweg en de langgerekte percelen waarvan er nog een aantal bebost zijn.
Figuur 4-6: Ontginning in 1775 (met aanduiding deelgebied Grote Vijver rode lijn)
Bewoning 'Kasteel Tibur' werd in 1807 opgetrokken in laatclassicistische stijl ter vervanging van een ouder kasteel in hetzelfde domein. Het kasteelgebouw wordt omgeven door een ruim park met voor het kasteel uitgestrekte graslanden en erachter bos en een grote vijver. De bijhorende hoeve omvat een schuur, oranjerie en koetshuis, allen gemarkeerd door rondbogen en versieringen van zwarte baksteen. Bij de schuur hoort tevens een laat-19de eeuwse duiventoren. De aanpalende moestuin is bijna volledig ommuurd. Van de overige nog in het gebied voorkomende hoeven vermelden we de 'Polderhoeve', bestaande uit een woonstalhuis met schuur, en minstens opklimmend tot de eerste helft van de19de eeuw. Het kasteel van Battenbroek, teruggaande tot in de Middeleeuwen, is nog steeds aanwezig. Dijken Bijna alle dijken in het gebied werden reeds voor de 18 eeuw aangelegd. Enkel de dijk tussen het kasteel en de Beneden-Nete (scheidingsdijk tussen twee polders) en de dijken langs de rechtgetrokken Dijle ter hoogte van Zennegat (in functie van de scheepsvaart) zijn pas op de militaire kaarten van 1936 zichtbaar. De dijk tussen de dijk langs de Dijle en het kanaal is pas zichtbaar op de topografische kaart van 2001 en is gebouwd in functie van dienstverkeer en recreatie.
de
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 24/67
De oude dijken zijn gebouwd met gebiedseigen klei. Om het oppervlaktewater van op de dijken af te voeren werden langs de dijken voldoende brede grachten gegraven om het water op te vangen en af te voeren naar de dichtst bijzijnde natuurlijke beek.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 25/67
Door het bouwen van de dijken langs de rivier moesten uitwateringssluizen worden gebouwd om het water van de beken te kunnen afvoeren naar de rivieren. In het studiegebied kunnen enkel de Knopbeek, Langendonkbeek in Battenbroek en de Biezenloop (Noddonckloop) in Heindonk beschouwd worden als natuurlijke beken met een aantal kleinere zijtakken. Dit gegeven is af te leiden uit de Ferrariskaart (1775) en de Vandermaelenkaart (1858) waarin de aftakking van de rivier naar de waterloop duidelijk is weergegeven.
Langs de dijken komen een aantal wielen voor die dateren van voor 1835. Wielen zijn relatief kleine maar zeer diepe waterplassen die het gevolg zijn van een dijkdoorbraak. Wielen kunnen een diepte van 20 meter halen, afhankelijk van hun omvang. De omvang van de wielen is vrij beperkt en de diepte is niet gekend. Uit de ligging van de wielen kunnen we vaststellen dat ze voorkomen op de scheiding tussen de kleilaag van de dijk en de hoger gelegen zandgebiedjes tegen de dijk. Vermoedelijk zal een plaatselijke opstapeling van water de oorzaak geweest zijn van de zwakke plekken in de dijken.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 26/67
De dijken werden systematisch hersteld en verhoogd. Vermoedelijk bevonden de eerste dijken zich op gemiddeld 5.00 5.50 m TAW. Dit valt af te leiden op de huidige hoogte van de dijk rond de oude meander en de oude scheidingsdijk in Heindonk. Op plannen van 1976 staan de dijken aangegeven op gemiddeld 7.50 m TAW, enkel ter hoogte van Grote Vijver (deel 2) stond al een dijkhoogte van 8.50 m TAW aangegeven. In 1978 werden alle dijken verhoogd tot 8.50 m TAW. Inpoldering t.b.v. de landbouw Inpoldering is een eeuwenoud waterbeheersingsysteem in functie van de landbouw waarbij in de alluviale vlakte een uitgebreid grachtenstelsel en sluizencomplex wordt gebouwd waardoor grote gebieden gecontroleerd kunnen worden bevloeid en ontwaterd. Het bevloeien van de gronden was noodzakelijk om het vruchtbare slib uit de rivier te kunnen afzetten op de landbouwpercelen. Via het grachtenstelsel en de sluizen kon het water bij vloed het gebied bevloeien en bij eb terug uitwateren. De dijken moesten de gebieden beschermen tegen grote overstromingen. Omdat sommige polders zeer uitgestrekt waren, werden nieuwe beken gegraven om de grachten tijdig te kunnen vullen en tijdig te kunnen afwateren. De beken worden getypeerd als lange beken met een groot aantal vertakkingen van grachten die er op aansluiten. Verwijzend naar de geleidende functie werden de beken leibeken genoemd.
Op de Ferrariskaart zijn de eerste vormen van inpoldering goed zichtbaar ter hoogte van Bovenzanden. Ter hoogte van Heindonk is een totaal ander landschap afgebeeld.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 27/67
Slechts een beperkt aantal percelen is voorzien van grachten en bomenrijen. In het voorland zijn twee gelijkaardige grachten en bomenrijen afgebeeld, wat laat vermoeden dat ook het voorland werd gebruikt in functie van de landbouw. Ook op de Vandermaelenkaart is niet duidelijk waar polders voorkwamen. Enkel de vermelding Polder de Battenbroeck verwijst ernaar. De vroegste kaart die een duidelijk overzicht geeft van de polders is de militaire kaart van 1936. Tussen de periode 1775 1858 en 1936 is het grachtenstelsel sterk uitgebreid en kan worden gesproken van sterk ingepolderde gebieden. Tijdens de periode 1936 1965 is weinig veranderd aan het grachtenstelsel maar heeft het afwateringssysteem een aantal wijzigingen gekend. In Heindonk kwam in 1936 een polder voor, met grachten die afwaterden in de richting van 4 de Biezenloop (Noddonckloop ), toen al Heybeek genaamd. Het gebied werd via de Kromme sluis beheerst. Op de kaart van 1965 is er geen verbinding meer tussen de Biezenloop (Noddonckloop) en de Dijle en is de Kromme sluis verdwenen. Centraal door de polder loopt nu de Heibeek die op de Dijle is aangesloten via de Krammesluis. De Heibeek vormt nu de hoofdafwatering van het gebied.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 28/67
In het gebied van Grote Vijver (deel 1) is slechts n sluis zichtbaar in 1936. Het betreft een sluis die instaat voor de afwatering van het driehoekige voorland langs Grote Vijver 1 (GV1). Binnen de polder (GV1) zijn de Krankenweerdbeek en de Tongkensloop met twee onderlinge verbindingen aangeduid als hoofdgrachten. Via een sluis door de scheidingsdijk wordt het water afgevoerd naar de Knopbeek die via een sluis in verbinding staat met de Beneden-Nete. In 1965 zijn echter de sluis op het voorland en de sluis door de scheidingsdijk verdwenen. Het gebied van GV1 staat nu via een sluis op de Krankenweerdbeek in verbinding met de Dijle en via een nieuwe sluis op de Tongkensloop in verbinding met de Beneden-Nete. In het gebied Zennegat is er tussen 1936 en 1965 een opmerkelijke wijziging geweest in de plaats van de sluizen. In 1936 kwamen twee sluizen voor in het gebied ten noorden van de meander, 4 op de meander (waarvan 1 door de dijk) en 1 in het gebied ten zuiden van de meander. In 1965 kwamen in het gebied ten noorden van de meander nog steeds 2 sluizen voor, waarvan 1 verplaatst na het afgraven van de oude dijk. Op de oude meander werd een extra sluis gebouwd. Echter op de kaart van 1986 staat opnieuw n sluis aangeduid ter hoogte van de oude meander op de Dijle. En op de kaart van 2001 is die alweer verdwenen.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 29/67
Het feitelijke poldersysteem had ondertussen een andere functie gekregen. Door de vervuiling in de rivieren werden de polders niet meer bevloeid maar stonden de grachten en de sluizen enkel nog in voor de afwatering van de gebieden. Uit de plannen van 1976 blijkt dan ook dat het aantal sluizen beperkt werd tot 1 sluis op GV1, 2 sluizen op Zennegat en 1 op Heindonk. In het gebied van GV1 werden populieren aangeplant als vorm van ontwatering. De aanleg van het kanaal Dijle-Leuven Het kanaal tussen de Dijle en de Zenne dateert al van 1775 en werd aangelegd in functie van handelstransport tussen Leuven en Antwerpen (zie Figuur 4-24). Het kanaal moest dienen als een snelle en efficinte verbinding tussen beide handelspolen. Ter hoogte van de samenvloeiing van de Zenne en de Dijle en het kanaal werd een sluis gebouwd (zie Figuur 4-9 en Figuur 4-10).
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 30/67
Door de aanleg van het kanaal tussen de Dijle en de Zenne werden de getijdengeulen en kreken tussen beide rivieren afgesneden waardoor het gebied zeer snel verlandde. Langs beide zijden van het kanaal werd een brede waterloop gegraven om het water af te voeren naar de Dijle of de Zenne. Het gebied ontwikkelde zich als broekgebied en werd later ook ingepolderd. De rechttrekking van de Dijle en Zenne Omdat het kanaal een zeer smal kanaal is en het toenemende transport niet voldoende kon opvangen werden de rivieren rechtgetrokken in functie van de scheepsvaart. De rechttrekking van de Dijle en de Zenne dateert van voor 1963. Bij de rechttrekking van de Dijle bleven de meanders in verbinding staan met de rivier. Dit leidde er echter toe dat er zich tussen de meander en de rivier een ingesloten gebied bevond dat niet meer bruikbaar was voor de landbouw. Daarom werden de meanders deels gedempt om een toegang tot het ingesloten gebied te maken. De meander ter hoogte van Battenbroek werd voor de helft gedempt. De meander ter hoogte van het Zennegat was in twee gedeeld door ongeveer in het midden een deel te dempen en in te dijken om alsnog een toegang te maken tot het ingesloten gebied. Door het rechttrekken van de Dijle komt het gebied binnen de oude meander van het Zennegat nu op de linkeroever van de Dijle te liggen in plaats van de rechteroever.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 31/67
De aanleg van hoogspanningsleidingen Omstreeks 1936 werd het gebied van Battenbroek al doorsneden door een leidingentrac. Het is echter onduidelijk om welke leiding het gaat. Van hoogspanningsleidingen in Heindonk en GV1 was er in 1965 nog geen sprake. Op de topografische kaart van 1986 staat de hoogspanningsleiding ter hoogte van Heindonk en GV1 wel al aangeduid. Voetgangersveren en fietsbruggen In 1986 waren ter hoogte van het Zennegat en de monding van de Dijle in de Rupel voetgangersveren voorzien. Deze voorzieningen werden vervangen door fietsbruggen tussen Heindonk, GV1 en Rumst. Ter hoogte van het Zennegat werd hiertoe nog geen alternatief voorzien hoewel er plannen bestaan voor een fietsbrug over de Zenne. Voorts was er vroeger nog een overzet tussen Rumst en Heindonk, waar eveneens een caf De Koeistaert aanwezig was. De aanleg van de E19 Omstreeks 1970 werd de E19 aangelegd. In functie van de bouw van de E19 werd in Battenbroek het benodigde zand gewonnen. De zandwinning resulteerde ondermeer in een grote diepe zandwinningsplas. Op de luchtfoto is de fasering van de winning zichtbaar waarbij ter hoogte van het kasteel de meeste diepe zones zijn uitgegraven en verder zuidwaarts de minder diepe zones.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 32/67
Op de luchtfoto is het gebied het Battenbroekkasteel nog niet aangesneden. Op de kaart van 1986 is de vijver en de E19 volledig voltooid. Vermoedelijk werd de plas omstreeks 1973 volledig voltooid. Door het uitgraven van het tweede deel van de vijver zijn alle relicten van de oude meander volledig verdwenen. Ook de link tussen het kasteel van Battenbroek en de omgeving ging grotendeels teniet door de zandwinning. Op de luchtfoto van 1970 lijkt het erop dat de oude meander gedeeltelijk gedempt is. Op de plannen van 1978 en de topografische kaart van 1986 is de oude meander opnieuw volledig open. Het is onduidelijk wat hieromtrent de evolutie is geweest. Door de omvang van de plas werden overigens ook voetbalvelden aangelegd en ten zuiden van de plas werd het industrieterrein Mechelen Noord gebouwd. In 1976 deed zich ter hoogte van het Zennegat, meer bepaald ter hoogte van de oude meander een dijkdoorbraak voor. Een grote bres in de dijk leidde ertoe dat het volledige gebied tussen de E19 en de Dijle overstroomde. Op de fotos, genomen tijdens de overstroming, steken de oude dijken nog net boven het water uit.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 33/67
Bron: Universiteit Gent, Vakgroep Geografie, www.geoweb.ugent.be Bron: Antrop, M., 2007. Perspectieven op het landschap. Gent, Academia Press.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 34/67
bewoning in Heffen in het zuiden en zuidwesten, de Steenweg op Heindonk, Beenhouwerstraat en Kleine Bergen in het westen en noordwesten. De ankerplaats Zennegat en Battenbroek omvat een aantal door de Landschapsatlas gedentificeerde relicten (zie Tabel 4-1).
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 35/67
Figuur 4-31: Traditionele landschappen en relicten van traditionele landschappen t.h.v. het studiegebied
Bijna de gehele ankerplaats valt binnen de relictzone Zennegat met haar beemden ten noorden van het Brussels Gewest. Ter hoogte van het gebied wordt ZennegatBattenbroek tussen Zenne en Dijle (beschermd landschap - fase III tot IV, zie Figuur 4-32) als wetenschappelijk waardevol gebied aangeduid. De waarden komen voor onder de vorm van het kleinschalig rivierenlandschap en geomorfologische relicten van meanders. Het gebied heeft een grote esthetische waarde, waarin volgende elementen opgesomd worden in de beschrijving van de relictzone: (1) vallei met nog verrassend mooie plekken, (2) een aansluitend en hoofdzakelijk gesloten polderlandschap met mooie kasteeldomeinen, maar versnipperd door infrastructuren en andere verstedelijkingselementen, (3) Oude Dijlearm in Zennegat-Battenbroek (fase I): representatief voor het karakteristieke landschap dat ontstaat rond afgesneden meanders (evolutie tot vijvergebied en moerasvorming, (4) Thiebroek in Zennegat-Battenbroek: gevarieerd rivierenlandschap door kleinschalige, afwisselende (open en gesloten) begroeiing, (5) Zennegat-Battenbroek tussen Zenne en Dijle: afwisseling van bossen met kleinschalige landbouwactiviteiten en gevarieerdheid van landschap door kleinschalige, afwisselende (open en gesloten) begroeiingen; geheel niet ontsierd door storende visuele elementen. Als verstorende elementen worden o.a. de E19 en de grote zandwinningsputten (zoals Grote Vijver) naar voren geschoven.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 36/67
Met de bescherming van het landschap Zennegat-Battenbroek wordt beoogd de landschappelijke kwaliteiten van dit rivierenlandschap te beschermen en verder te versterken. Deze kwaliteiten of landschapswaarden worden in de betreffende beschermingsbesluiten gedefinieerd als esthetische, historische en natuurwetenschappelijke waarden. Naast deze beschermde landschappen worden binnen de ankerplaats Zennegat en Battenbroek het beschermde monument Hooghuis langs de Hogeweg en het Domeinpark en aanhorigheden rond kasteel Tibur als enerzijds beschermd monument en anderzijds beschermd landschap aangeduid.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 37/67
4.2
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 38/67
De polder van Battenbroek werd vermoedelijk ingedijkt omstreeks 1200 en is daarmee wellicht de oudste polder in de ankerplaats Zennegat en Battenbroek. Door de indijking ontstonden vruchtbare weiden en akkers op de hogere delen. Op de lager delen bleef het moerassig en heel schaars bebouwd. Vele eeuwen bleef dit landgebruik stabiel, zodat een open rivierenlandschap ontstond met ingenieuze irrigatie- en afwateringssystemen. Deze relicten zijn tot vandaag bewaard gebleven, en blijven na inrichting van de cluster Dijlemonding grotendeels behouden. Het aanwezige bouwkundig erfgoed in de Polder van Battenbroek houdt verband met het omgevende landbouwlandschap. Het kasteel van Battenbroek deed oorspronkelijk dienst als castrum of versterkte burcht van de Berhouts in de 13de 14de eeuw. Bovengronds is hiervan enkel de kasteelpoort bewaard gebleven. Het kasteel is uitgesloten van de Sigma-projectgebieden teneinde de historische site integraal te kunnen behouden. Historisch kaartmateriaal toont het voorkomen van enkele hoeven in Battenbroek aan. Vermoedelijk waren dit hoeven die bij het kasteel hoorden en van waaruit de polders werden ontgonnen. De Polderhoeve dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw. De alleenstaande villa staat op een plaats waar eertijds drie hoeven stonden. De villa en het omgevende domein hebben geen relatie meer met het polderlandschap in tegenstelling tot de Polderhoeve. Deze Polderhoeve wordt integraal behouden en een nieuwe hedendaagse functie in relatie tot het Sigmaproject wordt verder onderzocht (bv. de geschiedenis van het landschap van Zennegat en Battenbroek). De esthetische waarde van het landschap wordt o.a. bepaald door een aantal kasteelparken en enkele verspreid gelegen hoeves. Deze landschapselementen worden behouden en waar mogelijk versterkt. De aanwezigheid van hoeves biedt potenties op vlak van hoevetoerisme. Kasteel Battenbroek is gelegen binnen een omgracht domein op een lichte verhevenheid, wat mogelijk verwijst naar een zeer oude oorsprong. In 1220 was er reeds sprake van een castrum. Deze site wordt integraal gevrijwaard. Kasteel Tibur wordt omgeven door een ruim park met voor het kasteel uitgestrekte graslanden en erachter bos en een grote vijver. Het kasteelgebouw, met hoeve en kasteeltuin, werd in 1807 opgetrokken in laatclassicistische stijl ter vervanging van een ouder kasteel in hetzelfde domein. In de voorliggende ontwerpplannen wordt de Polderhoeve t.h.v. de geplande ringdijk om GGG Grote Vijver (deel 1) gevrijwaard. In kader van de uitvoering heeft, volgens het advies betreffende het onroerend erfgoed, het hoofdgebouw de grootste historische waarde en dient voldoende aandacht uit te gaan naar het vrijwaren van dit gebouw. Het detailontwerp van de ringdijk zal op de hoeve worden afgestemd. De stabiliteit van de oude gebouwen is een aandachtspunt. Nog in de ankerplaats voorkomende hoeves met cultuurhistorische waarde (voornamelijk t.h.v. Heindonk): Boonhoeve (t.h.v. gebied Heindonk) t Vossekot (kleine bergenstraat, z.n. bouwkundig erfgoed) Achterliggende hoeve (kleine bergenstraat 8 bouwkundig erfgoed) Hooiendonkhoeve (hooiendonkstraat 97 bouwkundig erfgoed) t Prinsenhof (Kleine Bergen bouwkundig erfgoed)
Bij de afbakening van de overstromingsgebieden werd rekening gehouden met de erfgoedwaarden aanwezig in het landschap:
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 39/67
Het Hooghuis (hogeweg) werd buiten het GGG Zennegat gesloten. Het Hooghuis is een vermoedelijk Spaans fort dat deel uitmaakte van een reeks controle- en verdedigingsposten ten noorden van Mechelen. Thans is het een L-vormig hoevecomplex bestaande uit een hooghuis, langschuur en een woonstalhuis als verbinding tussen beide. Hooghuis Hogeweg werd aangeduid als puntrelict, beschermd monument en beschermd dorpsgezicht.
De twee kapellen (bouwkundig erfgoed) die dreigen verloren te gaan omdat ze op het nieuw dijktrac gelegen zijn, worden verplaatst naar een locatie in de directe omgeving. De kapellen dateren uit het begin en midden van de twintigste eeuw en zijn in historisch opzicht en in relatie met het landschap van zeer recente oorsprong. Niettemin hebben zij ook een erfgoedwaarde. Kapellen behoren in Vlaanderen zowel architecturaal als cultuurhistorisch tot het gemeenschappelijk erfgoed en het collectieve geheugen. De bestaande kapellen blijven gespaard en worden geplaatst op of nabij de nieuwe dijk. Zij zullen een baken vormen in het landschap.
Het wiel t.h.v. GOG Heindonk wordt gevrijwaard omwille van de landschapsecologische waarde voor zover dit compatibel is met de stabiliteit van de naastgelegen primaire waterkering. Historisch en landschappelijk zijn wielen bijzonder waardevol. Ze contrasteren door hun kleinschaligheid immers met de grootschaligheid van de polder.
Het gehucht Zennegat, bestaande uit rijhuizen, sluiswachterswoning en grenzend aan de Zennegatsluis, wordt integraal behouden. Het gehucht Zennegat, aan de samenvloeiing van de drie rivieren en de Leuvense Vaart, is een baken in het landschap. Naast enkele verspreid liggende hoeven is het de enige bebouwde kern in het open rivierenlandschap. Dit gehucht, aan de monding van de Zenne en de samenvloeiing van de Zenne, Dijle en Leuvense Vaart, is vanouds een belangrijk orintatiepunt in het open rivierenlandschap. Als baken op Vlaams niveau is behoud en beheer van het bouwkundig erfgoed (de rijhuizen en de sluis van Zennegat) noodzakelijk en bijgevolg ook een van de uitgangspunten geweest bij het ontwerp van de nieuwe ringdijk. De Zennegatsluis is een getijsluis op het kanaal Leuven-Dijle, en dateert van 1750-1752. De sluiswachterwoning bij de Zennegatsluis bleef bewaard (Zennegat nr.5).
Het jaagpad en de kanaaldijk langs het gebied Zennegat blijven integraal behouden
Bundeling van storende constructies en recreatieve voorzieningen nabij de bebouwde omgeving van Mechelen Noord schept kansen voor herstel van open ruimte binnen het historisch landschap. o De recreatieve voorzieningen van de waterskiclub worden afgebroken en gereorganiseerd in het zuiden van de Grote Vijver. Alle steigers en boothellingen worden langs de zuid- en zuidoostrand van de vijver voorzien. De brasserie en het clubhuis worden eveneens in het zuidoosten langs de vijver voorzien.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 40/67
Over het grootste gedeelte van de toekomstige GGGs (buiten de uitschuringszones) zal er een opslibbing plaatsvinden, waardoor hier eventuele archeologische resten nog meer worden afgedekt en geconserveerd dan nu al het geval is. Vanuit behoudsoogpunt van archeologische waarden wordt het opslibbingsproces dus als positief gewaardeerd.
Het historisch grachtenpatroon en ontginningspatroon (met typerende percelering) binnen de GGGs (Zennegat en Grote Vijver deel 1) zal geleidelijk vervagen door de werking van het gereduceerd getij. o In deelgebieden waar de getijdenwerking of overstromingen grote stroomsnelheden genereren zal het bestaande (en historische) perceleringspatroon vervagen. Voor wat betreft de cultuurhistorische inpolderingsgeschiedenis en impact van de mens op het gebied betekent dit een verstoring van deze relicten. Door de aanleg van overstromingsgebieden zal de afwatering van het achterliggend gebied in zijn huidige toestand niet kunnen worden gegarandeerd. Om hieraan een oplossing te bieden, zijn aanpassingen aan het afwateringsstelsel noodzakelijk, zoals bestaande afvoergrachten en/of beken die met elkaar worden verbonden, nieuwe grachten die worden aangelegd of oude waterlopen die worden hersteld. Door de aanpassingen wordt o.a. het grachtenpatroon en ontginningspatronen met typerende percelering gewijzigd.
Binnen het GGG Grote Vijver deel 1 bevindt zich een nog bestaand deel historisch bos. Door de omvorming naar estuarien gebied zal dit bos verdwijnen. De inrichting van Grote Vijver deel 1 als GGG heeft tot gevolg dat een (beperkt) deel van de historische waarde van de oude polder van Battenbroek verloren gaat. Er worden bressen gemaakt in de oude dijk langs de oude Dijlearm en de historische dijk t.h.v. Grote Vijver deel 1 in functie van de natuurontwikkeling van de gebieden. Dit betekent een verstoring van deze cultuurhistorische dijkrelicten.
Rivierduinen worden gevormd door opwaaiend zand van op de oever langs de desbetreffende rivier. Door de overwegende noordwest windrichting liggen de donken ten zuidoosten van de rivier. Rivierduinen worden ook stuifzandruggen of donken genoemd.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 41/67
Inzake archeologie wordt de aandacht erop gevestigd dat erosieve processen in de GGG-gebieden een impact kunnen hebben op het bodemarchief, met name ter hoogte van de geul- en kreekaanzetten. o Uitschuring van het krekenstelsel kan plaatsvinden tot het niveau van gemiddeld laag water. Ter hoogte van de projectgebieden bestaat het risico dat de uitschuring van het krekenstelsel eens geactiveerd een potentile impact kan hebben op het archeologisch patrimonium.
4.3
Landschapsstructuur
Alhoewel het historisch aspect zoals benaderd in de cultuurhistorische beschrijving cruciaal is in de landschapszorg, omdat precies hierin de complementariteit zit met aanverwante beleidsdomeinen (natuurbehoud, zachte recreatie, ), zijn alle structurerende landschapselementen- en componenten van belang, ook deze zonder relictwaarde (bv. steile randen, beekdalen, getuigenheuvels, hoogstamboomgaarden, boscomplexen, ). De landschapstructuur van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek wordt in volgende paragrafen bestudeerd.
In de directe omgeving van de ankerplaats bevinden zich daarnaast nog de volgende structuren: Autosnelweg E19 Interstedelijke hoofdweg N16 Industriezone verbinding met verkeer Mechelen-Noord en transportwegen: Industriezone
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 42/67
Voor een beschrijving van alle landschapskenmerken wordt verwezen naar de Aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal & Vlaams belang, AROHM, Monumenten en Landschappen.
De provinciale landschapskaart van Antwerpen bundelt informatie over nagenoeg 22.000 landschapselementen. De landschapselementen opgenomen in de landschapskaart zijn punten, lijnen of vlakken en horen thuis is n van de volgende drie categorien: Fysisch systeem (bv. donken, duinen, veenbodems) Natuur- en cultuurlandschap (bv. bos, dreven, serres) Nederzettingsgeografie (bv. gehuchten, hoeves, dijken, oude wegenpatronen)
De kaart is een relatief nieuw instrument in de landschapszorg. Ze vormt een uitbreiding van de landschapsatlas en een verdere verfijning van de landschapskenmerkenkaart, t.h.v. de provincie Antwerpen. Binnen de ankerplaats Zennegat en Battenbroek worden op de kaart een aantal categorien van landschapskenmerken aangeduid:
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 43/67
Bos Natuur a) Bos ontstaan 1850 1910 b) Bos ontstaan 1910 c) Kasteelpark
Hydrografie a) Afgesneden meander b) Nieuwe artificile plas c) Walgracht d) Waterlopen beek e) Waterlopen kleine beek f) Waterlopen rivier
Infrastructuur a) Dijk ontstaan <1775 b) Dijk ontstaan >1775 c) Hoogspanningslijn d) Kanaal e) Ontsluitingspatroon f) Steenweg ontstaan 1775-1850
g) Verbindingsweg <1775 Landbouw a) Historisch constant grasland b) Historische percelering c) Plaggenbodem Nederzettingen a) Historische Woonkern
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 44/67
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 45/67
a) kasteel Tibur ten noorden van de Nete in de gemeente Rumst; de aanhorigheden: hoeve met schuur, duiventoren onder leien tentdak, oranjerie en koetshuis; het park met waterpartijen en de ommuurde moestuin;
b) de Grote Nete; c) oude Netearm; d) wilgenstruwelen; e) historische dijkstructuren; f) broekbossen, moeras, ruigten en rietland;
2 Battenbroek Het poldergebied van Battenbroek dateert reeds van in de Frankische tijd. Het gebied werd reeds zeer vroeg ingedijkt om land op water te winnen, waardoor vruchtbare gronden ontstonden voor akkers en weilanden. Buiten deze opgeworpen (zomer)dijken, naar de grote rivieren toe, bleef het moerassig. Binnen de dijken vestigden zich een aantal families in hoeven. In de loop van vele eeuwen geschiedenis overstroomde het gebied op regelmatige tijden en vonden talrijke dijkbreuken plaats. In de 20ste eeuw veranderde het uitzicht van het poldergebied drastisch door de massale aanplanting van populierenbestanden, ten koste van het weide- en akkerareaal. Ook de moerassige zones werden met populieren opgeplant. Met de aanleg van de autosnelweg E19 werd de polder in twee gesneden. Bovendien ontstond er, door de behoefte aan grond voor de bouw van de autosnelweg, een reusachtige waterplas in het gebied, die thans voor een zeer groot deel als recreatieve plas wordt gebruikt. Het kasteel van Battenbroek, hoewel daterend uit het begin van de 19de eeuw, komt al als vestiging voor op de Ferrariskaart (1777). Landschapskernmerken conform aanduiding van de ankerplaats: a) de polder; b) historische dijkstructuren en afwateringsgrachten; c) populieraanplantingen; d) E19-plas; e) open weilanden; Het bouwkundig erfgoed : a) kasteel Battenbroek met slotgracht en poortgebouw, kapel en kasteeldreef; b) Mechelen, Walem, Battenbroek z.n., Kapel van O.-L.-Vrouw op de splitsing met de Blarenberghlaan; c) Mechelen, Walem, Battenbroek 20, Polderhoeve; d) Mechelen, Walem, Battenbroek, Kapel (ten Z-W van Polderhoeve) (foto 2); e) Mechelen, Walem, Battenbroek 22, alleenstaande villa;
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 46/67
3 Dijlevallei De Dijlevallei, tussen Zenne en Dijle, heeft meer dan Battenbroek het karakter van het oorspronkelijke open rivierlandschap bewaard. Graasweiden, ruigten, hooilanden, rietlanden en zeggeveldjes, dijkjes, sloten, vloeibeemden, populierenbossen, plasjes, vijvertjes en verspreid liggende (mas)akkers wisselen elkaar af. De Oude Dijle-arm, een oude afgesneden meander van de Dijle, thans bestaande uit een aantal langgerekte waterplassen, is nog getuige van het natuurlijk meanderend verloop van de rivier voor het rechttrekken ervan in functie van de scheepvaart. Ten zuidwesten van de Oude Dijle-arm ligt het natuurreservaat Den Battelaer, een natuurgebied met graasweiden, natte elzenbosjes, populieraanplantingen, riet- en zeggeveldjes. De Oude Zenne-arm en de oude Zenne-dijkjes versterken deze natuurwaarden. Het gehucht Zennegat, aan de monding van de Zenne en de samenvloeiing van Zenne, Dijle en Leuvensevaart, is vanouds een belangrijk orintatiepunt in het open rivierenlandschap. Als baken op Vlaams niveau is behoud en beheer van het bouwkundig erfgoed (de rijhuizen en de sluis van Zennegat) noodzakelijk. De Leuvense Vaart (het kanaal Leuven-Mechelen) snijdt dit deelgebied middendoor. Samen met de grote rivieren vormt het kanaal een ruimtelijk opvallende, scheidende en verbindende rol. Landschapskernmerken conform aanduiding van de ankerplaats: a) oude Dijlearm (afgesloten meanders); b) gehucht Zennegat (aaneengesloten rijhuizen aan beide zijden van de Leuvense Vaart); c) Leuvense Vaart (kanaal Mechelen-Leuven) met jaagpaden (Zennegatvaart en Thiebroekvaart); d) graasweiden; e) historische dijkstructuren; f) populieraanplantingen;
g) poelen en plassen; h) rietmoeras, ruigten en wilgenstruwelen; Het bouwkundig erfgoed: a) Mechelen, Hogeweg 253, Hooghuis (voormalig Spaans fort); b) Mechelen, Zennegatsluis; c) Mechelen, Zennegat 5, Vrijstaand dubbelhuis; d) Mechelen, Zennegat 6 tot 18, meerdere huizen e) Mechelen, Zennegat 11, 13, Twee gelijkaardige dubbelhuizen f) Mechelen, Zennegat 15,17, Twee enkelhuisjes
4 Zennevallei De linkeroever van de Zenne, tussen Zenne en de grote dijk ten noorden van het centrum van Heffen, is in pedologisch opzicht verschillend van de Dijlevallei. Over het algemeen betreft het meer zandleem of lemig zandbodems, terwijl de deelgebieden Dijlevallei en
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 47/67
Battenbroek hoofdzakelijk uit leemfracties is opgebouwd. Dit verschil in textuur vertaalt zich in een (historisch) ander bodemgebruik. Daar de zandfractie in dit gedeelte van de ankerplaats groter is dan in de polder van Battenbroek en de alluviale gronden van de Dijlevallei, en daardoor beter of makkelijker te bewerken was, is het aandeel akkergrond groter. Waar in het verleden het hoofdzakelijk tuinbouwteelten betrof (in het midden van de twintigste eeuw hoofdzakelijk asperges), wordt nu nagenoeg op alle akkers mas geteeld. Het bouwkundig erfgoed betreft in dit gebiedsdeel dan ook enkel hoeven, die thans nog als hoeve in gebruik zijn. Ter hoogte van de Zenne-arm bevindt zich nog een oud, waardevol vochtig tot nat elzenbos, dat nooit omwille van de te natte omstandigheden in landbouwgebruik is genomen. Na de tweede wereldoorlog werd het bosareaal uitgebreid met populieraanplantingen. Naast de schaarse hoeven, moerasbos, relicten van hooilanden (thans ruigtes en wilgenstruwelen), populieraanplantingen en akkers, beslaat de overige helft grote percelen weiland. Landschapskernmerken conform aanduiding van de ankerplaats: a) graasweiden; b) akkers; c) populieraanplantingen; d) poelen; e) historische dijken en afwateringsgrachten; Het bouwkundig erfgoed: a) Mechelen, Heffen, Hooiendonkstraat 97, Hooiendonkhoeve; b) Mechelen, Heffen, Hooiendonkstraat 100, paalschuur;
5 Heindonk en Hooiendonk Het toponiem donk verwijst naar de hoger gelegen (zandige) delen van dit gebiedsdeel. Door de hogere en daardoor relatief drogere ligging, is het areaal akkergronden in vergelijking met de overige gebiedsdelen het grootst. Mas is de belangrijkste teelt. Grote percelen weiland maken echter de hoofdmoot uit van het afgelijnde gebied. De donk van Heindonk is hoofdzakelijk bebost. Ter hoogte van het toponiem Kleine Bergen (verwijzend naar plaatselijke rivierduinen) zijn de depressies uitgegraven tot kleine (weekend)recreatievijvers met bijhorende niet-inheemse aanplantingen, die het open landschap door hun onnatuurlijke beslotenheid aantasten. Landschapskernmerken conform aanduiding van de ankerplaats: h) donk van Heindonk en Hooiendonk; i) j) eikenbos; heiderestanten;
k) akkers; l) afwateringsgrachten;
Het bouwkundig erfgoed: a) Willebroek, Heindonk, Kleine Bergenstraat z.n., t Vossekot (hoeve); b) Willebroek, Heindonk, Kleine Bergenstraat 8, hoeve;
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 48/67
c) Willebroek, Heindonk, Kleine Bergen 14, Schuur met woonstalhuis t Prinsenhof d) Willebroek, Heindonk, Dorpsplein z.n., Parochiekerk Sint-Jan-Baptist en SintAmandus e) Willebroek, Heindonk, Dorpsplein 3, Vrijstaande woning f) Willebroek, Heindonk, Dorpsplein 2, Pastorie
6 De grote rivieren: Zenne, Dijle en Nete Deze drie rivieren hebben het uitzicht en voorkomen van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek bepaald. Als lijnvormige elementen verbinden ze gebieden met elkaar, maar zijn ze tegelijkertijd ook een direct waarneembare scheidslijn. Hoewel hun voorkomen onder invloed van de mens drastisch is gewijzigd (rechttrekking, uitdieping, verbreding, lozing,), waardoor niet alleen de rivieren maar ook het landschap dat ze hebben gekneed in de loop der geschiedenis wijzigingen heeft ondergaan, blijven ze de motor van het actuele landschap. Naast de belangrijke rol die de waterlopen sensu strictu vervullen in het landschap, is ook het landschappelijk en ecologische belang van de rivierdijken te onderstrepen. Landschapskenmerken conform aanduiding van de ankerplaats: a) Zenne; b) Dijle; c) Nete.
4.4
Toetsing landschapskenmerken
Door de aanleg van overstromingsgebieden binnen de ankerplaats Zennegat en Battenbroek wordt de bestaande structuur van het landschap gewijzigd, door: aanleg van een nieuw dijkenpatroon ontstaan van een nieuwe landschapsecologische structuur
Bij ingrepen op de landschappelijke structuur wordt steeds rekening gehouden met de mogelijkheid tot inpassen en behoud van de bestaand landschapskenmerken.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 49/67
Langs de zuidoostelijke grens van het GOG Heindonk Tien Vierendelen (deel 1) wordt de oude scheidingsdijk (tussen Willebroek en Mechelen) verhoogd en versterkt. Dit houdt in dat de bestaande dijk als landschapsstructuur kan blijven bestaan en herkenbaar blijft in het landschap. Het gebied Zennegat ligt tussen de Dijle en de Zenne. Door de sterke geul- en kreekvorming vanuit beide rivieren werd het gebied pas na de aanleg van het kanaal ingepolderd. In het gebied zijn nog een aantal kreekrestanten zichtbaar en ook de oude Dijlearm is zeer structurerend. Omdat het poldersysteem in het Zennegat nog vrij jong is en omdat er een aantal relicten van de rivier nog duidelijk aanwezig zijn in het gebied, laat men het bestaande grachtenstelsel verder evolueren naar kreken, zonder bijkomstige kunstmatige ingrepen. Om tot een versnelde kreekontwikkeling te kunnen komen, zal gebruik gemaakt worden van de Oude Dijlearm. Hierdoor zal deze opnieuw functioneel worden betrokken bij de rivier.
Het GOG Heindonk Tien Vierendelen (deel 1) wordt ingericht met het oog op het voorbestaan van de landbouwactiviteiten binnen het gebied. Hierdoor blijven de karakteristieke akker- en weilandcomplexen behouden. Heindonk Tien Vierendelen (deel 1) maakt deel uit van een grotere oude alluviale vlakte, die ingepolderd werd tot in Hooiendonk. Het gebied Heindonk onderscheidt zich evenwel van dit ruimer geheel door een ander grachtenpatroon en de aanwezigheid van de Heibeek. Bij de inrichting van de overstromingsgebieden wordt met deze differentiring rekening gehouden door het gebied als zelfstandige eenheid te laten functioneren binnen het ruimere geheel. De afwatering van beide gebieden (Heindonk t.o.v. Hooiendonk) wordt losgekoppeld van elkaar. De Heibeek dient in te staan voor de 8 afwatering van het GOG, de Biezenloop (Noddonckloop ) en Gentvliet moeten instaan voor de afwatering van het ruimer geheel en worden bij voorkeur rechtstreeks aangesloten op de Dijle. De Gentvliet (t.h.v. het gebied Heindonk) wordt verlegd naar zijn oorspronkelijke bedding langs de oude dijk.
De ruimte tussen het kasteel van Battenbroek en de afstand tot de locatie van de ringdijk is te beperkt, daarom wordt ter hoogte van het kasteel i.p.v. een volwaardige dijk geopteerd om een gentegreerde waterkering voorzien langs de bosrand van het kasteel. Aandachtspunt tijdens de werken is de kasteelsite zo min mogelijk te affecteren. De nieuwe ringdijk van het GGG Zennegat wordt aangelegd langs de rand van de hoger gelegen gronden langs de Hogeweg. Zo volgt de dijk de natuurlijke lijn van de topografie in het landschap, worden waardevolle akkerlanden gevrijwaard en wordt voldoende afstand gehouden van de woningen langs de Hogeweg.
Bij het ontwerp van de gebieden wordt geijverd naar het behoud van kleine landschapselementen in de ankerplaats o o Bouwkundig erfgoed wordt waar mogelijk gevrijwaard en behouden op de huidige locatie. Voor zover dit compatibel is met de stabiliteit van de naastgelegen primaire waterkering, wordt het wiel t.h.v. het GOG Heindonk Tien Vierendelen (deel
Naamgeving Polderbestuur
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 50/67
1) gevrijwaard. Indien geotechnische berekening zouden aangeven dat de stabiliteit slechts in beperkte mate kan worden gegarandeerd, zal de structuur van het wiel in het landschap nog steeds behouden blijven, dit door het wiel op te vullen to bv. een meter onder het wateroppervlak. Een groot deel van het gebied aangeduid als ankerplaats Zennegat en Battenbroek blijft onaangeroerd. o o o De landschappelijke eenheid Kasteel Tibur en Netevallei blijft integraal behouden. Het natuurreservaat Den Battelaer met Oude Zenne-arm en Zenne-dijkjes blijft behouden Het gehucht Zennegat, en bijhorend bouwkundig erfgoed, aan de monding van de Zenne en de samenvloeiing van Zenne, Dijle en Leuvense Vaart blijft als dusdanig bestaan. Dit gehucht vormt een belangrijk orintatiepunt in het rivierenlandschap. De Zennevallei onderscheidt zich landschappelijk van de andere delen van de ankerplaats door een historisch ander bodemgebruik. Het voorkomen van zandleem of lemige zandbodems maakt dat de grond hier beter bewerkbaar is dan andere deelgebieden. Akkerbouw heeft hier een belangrijke betekenis, wat zich ook uit in de structuur van het landschap o.a. door het voorkomen van hoeves. Dit gebied blijft integraal behouden en benadrukt hierdoor de structuurlandschappelijke verschillen binnen de ankerplaats. De landbouw in het gebied Heindonk kan blijven bestaan, ook na inrichting als overstromingsgebied.
GOGs zijn open landschap, waardoor de inrichting van de overstromingsgebieden als een bevestiging en vrijwaring van de openheid van het gebied wordt gezien. De drie grote rivieren Zenne, Dijle en Nete, bepalen het uitzicht en voorkomen van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek. De vormen een direct waarneembare structuur in het landschap. o Het toekomstige Sigmalandschap blijft een rivierlandschap, en wordt uitgebreid tot een overstromingslandschap, waarbij de samenvloeiingsstructuur van de rivieren de structurerende factor is voor de aanleg van overloop- en ringdijken.
Bij de verdere inrichting en het (toeristisch) gebruik van de gebieden wordt rekening gehouden met de landschappelijke structuren eigen aan het rivierenlandschap. o Met betrekking tot architectuur, vormgeving, materiaalgebruik en beeldkwaliteit voor de recreatieve en natuureducatieve inrichtingsmaatregelen die in het kader van de inrichting van de overstromingsgebieden worden voorzien, zullen richtlijnen worden opgesteld. Er zal een Sigma-huisstijl uitgewerkt worden, waarin richtlijnen worden beschreven inzake inplanting, beeldkwaliteit, vormgeving en materiaalgebruik voor recreatieve onthaalinfrastructuren en meubilair (bv. routepaden, infoborden, routepaaltjes, afsluitingen, vuilnisbakken, picknickplaatsen, observatiepunten, trappen en fietshellingen op dijken, toegangshekken, ).
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 51/67
Met de aanleg van nieuwe ringdijken worden een aantal cultuurlandschappelijke structuren gewijzigd: o In de polder van Battenbroek bevinden zich twee kapellen, aangeduid als bouwkundig erfgoed en onderdeel van de landschapskenmerken conform de aanduiding van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek. In kader van de inrichting van de gebieden Grote Vijver I en II wordt een dijk voorzien ter hoogte van de kapellen. Omwille van de erfgoedwaarde van de kapellen worden zij verplaatst zodat deze behouden kunnen blijven. De alleenstaande villa (bouwkundig erfgoed) gelegen binnen het gebied afgebakend als Sigmaproject Grote Vijver deel 1 dient afgebroken te worden. Gezien de huidige villa en omgevend domein evenwel geen relatie meer hebben tot het historisch polderlandschap, wordt dit op structureellandschappelijk beperkt negatief gewaardeerd. Ter hoogte van Kleine Bergen wordt de ringdijk langs een karakteristieke steilrand gebouwd (overgang polder en rivierduin), waardoor deze deels uit het zicht wordt getrokken. Dit heeft een negatieve impact op de landschapsstructuur van het rivierlandschap in zijn geheel. Ten aanzien van de Polderhoeve is sprake van een verlies van contextuele waarde: de ringdijk verstoort de relatie tussen de Polderhoeve en het gebied Grote Vijver deel 1. Onder contextwaarde verstaat men de waarde van de omgeving in relatie tot het beschouwde element (in casu de Polderhoeve). Anderzijds kunnen we stellen dat door de bebossing van het polderlandschap in Grote Vijver deel 1 (en Battenbroek) en de aanleg van de Grote Vijver (deel 2) nu ook al een zeer grote vervaging van de contextwaarde tussen Polderhoeve en polderlandschap is opgetreden.
De aanleg van nieuwe ringdijken heeft een permanente wijziging van de landschapsstructuur tot gevolg. o Nieuwe dijken worden aangelegd ter hoogte van: GGG Zennegat (t.h.v. Hoge weg); GOG Grote Vijver deel 2 (t.h.v. Battenbroekkasteel); Scheidingsdijk tussen Grote Vijver deel 1 en 2; GOG Heindonk, met uitsluiting van het zuidelijk gedeelte waar de ringdijk het trac van een oude polderdijk volgt.
4.5
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 52/67
uit. Ze benvloeden de landschapsbeleving in positieve zin. Kunstmatige elementen en qua schaal disproportionele elementen storen vaak in het landschap en benvloeden de beleving in negatieve zin. Beelddragers binnen het studiegebied die de beleving in positieve zin benvloeden zijn: De openheid van het rivierlandschap. Van op de hoger gelegen rivierdijken van de Zenne, Dijle en Nete zijn er weidse zichten op dit rivierlandschap. Ook de grote diepe zandwinningsplas, Grote Vijver (deel 2), die momenteel functioneert als recreatieve vijver heeft een positieve invloed op de openheid van het landschap waarvan het deel uitmaakt. De typische kleurschakering van groene weiden, grijsblauwe grachten en slootjes en de donkergroene opgaande struwelen en populierenbossen springt dadelijk in het oog. Een lappendeken van nagenoeg halfnatuurlijke en door mens gecreerde biotopen, die zowel het historisch als het actuele bodemgebruik weerspiegelen en als dusdanig de landschappelijke kwaliteit van het rivierenlandschap in de verf zetten. Het nog grotendeels onverhard wegenpatroon. De aanwezige kleine landschapselementen, verspreid doorheen het landschap, zoals solitaire bomen, bomengroepen, bomenrijen, houtkanten, plasjes, dijken en sloten, wielen, De Oude Dijle-arm, een oude afgesneden meander van de Dijle, thans bestaande uit een aantal langgerekte waterplassen, is nog getuige van het natuurlijk meanderend verloop van de rivier voor het rechttrekken ervan in functie van de scheepvaart. Cultuurhistorisch bouwkundig erfgoed, zoals het kasteel van Battenbroek, Kasteel Tibur, de Polderhoeve,
Landschapsbeeld (Heindonk)
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 53/67
Onverharde weg
Oude Dijle-arm
Polderhoeve
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 54/67
Beelddragers die storend zijn in het landschap: Hoogspanningsleidingen die doorheen de deelgebieden lopen. Ten zuiden van het deelgebied Grote Vijver (deel 2) ligt het industrieterrein Mechelen-Noord. E19 ten oosten van de projectgebieden Naast passieve recreatie vindt in het deelgebied Grote Vijver ook actieve recreatie plaats, met bijhorende (vaak storende) infrastructuur. Voetbalterrein van Walem gelegen te midden van waardevolle delen van het Battenbroek.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 55/67
Voetbalterrein FC Walem
Daarnaast kunnen de markante fietsbruggen over de Dijle en Nete genoemd worden die als blikvangers van het recreatief knooppuntennetwerk in het oog springen.
Schermwerking De polderdijken hebben een belangrijke visuele schermwerking. De visuele afscherming is het grootst bij dijken die populieren dragen. Daar populieren winterkaal zijn, is de schermwerking in de winter beperkt. In de zomer zijn de schermen dichter. De polderdijken hebben een typische asymmetrische opbouw. De buitendijkse zijde is veel vlakker en langer, en dus minder steil dan de binnendijkse zijde. Zowel de E19 als de Grote Vijver zorgen voor een verstoring binnen een gebied waar zachte recreatie belangrijker wordt. Het populairder worden van zachte recreatie betekent extra aandacht voor de open ruimte, rust en landschapselementen in het gebied. Het industrieterrein Mechelen-Noord zorgt voor verstoring aan de rand van het recreatiegebied Grote Vijver.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 56/67
De hoogspanningsleiding en masten die doorheen het gebied lopen blijven zichtbaar over grote afstand en vormen een storend element binnen het uitgestrekt rivierlandschap.
4.5.2 Belevingswaarde
De esthetische waarde van de omgeving in en rond de projectgebieden wordt hoofdzakelijk bepaald door de kleinschaligheid en de afwisseling in structuur. Talrijke kleine landschapselementen, de kasteelparken, en oude dijken dragen bij tot het schilderachtig karakter van het geheel. Ruimtelijk-structureel domineren de drie rivieren Dijle, Zenne en Nete, alsook de samenloop ter hoogte van het Zennegat en de Leuvense Vaart. Opvallend ook is de overgang van polder naar rivierduin, met intacte steilrand, ter hoogte van Heindonk. Met Rumst in het noorden, Walem in het oosten en Mechelen in het zuiden, betekent deze plaats een gaaf bewaard relict van open gebied, direct palend aan de verstedelijkte zone. Anderzijds is het gebied door de steeds oprukkende bewoning, industrie en infrastructuur in een eilandpositie gedrukt. Om de waarden van dit landschap te behouden, moet een voortzetting van deze evolutie ten stelligste worden vermeden.
4.6
Toetsing belevingswaarde
De kennis die voortspruit uit de informatiewaarde van het landschap wordt gekoppeld aan de directe waarneming van het landschap waarbij in belangrijke mate de esthetische waarde van het landschap een rol speelt. Samen bepalen deze de belevingswaarde van het landschap. Het landschap is dus een relatief begrip dat niet alleen door een materile 9 realiteit bepaald wordt, maar ook door de eigenschappen van de waarnemer .
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 57/67
Door de aanleg van begaanbare en/of fietsbare dijken wordt het recreatief netwerk, en daarmee de mogelijkheid tot beleving van het landschap, verbeterd. o In Antrop (2007): Landschap is in de eerste plaats een visueel verschijnsel dat voor iedereen open staat. De perceptuele eigenschappen houden dikwijls ook een esthetische appreciatie (of afkeuring) in en bepalen sterk de belevingswaarde. Het landschap als bron van esthetische beleving komt het best tot uiting in recreatie en toerisme. Materieel uit zich dit in het aanduiden van groene toeristische routes en mooie (panoramische) uitzichtpunten.
Bepaalde relicten gaan verloren of verliezen contextwaarde, waardoor de herkenbaarheid van het traditionele rivierenlandschap afneemt. De kleinschaligheid van het landschap gaat voor een groot deel verloren. Verlies van traditionele polderlandschappen o o Zennegat Grote Vijver deel 1
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 58/67
t.a.v.
Het inpassen van overstromings- en natuurgebieden door het verwijderen, verplaatsen en aanleggen van dijken heeft een impact op het landschap en de verschillende entiteiten waaruit het is opgebouwd. Ook de werking van overstromingsgebieden zal een impact hebben op het bestaande landschap. In deelgebieden waar de getijdenwerking of overstromingen grote stroomsnelheden genereren zal bijvoorbeeld het bestaande perceleringspatroon vervagen. Bij de inrichting van de overstromingsgebieden wordt uitgegaan van de verschillende bestaande landschappelijke eenheden en landschapsstructurerende elementen. Er wordt rekening gehouden met bestaande landschappelijke waarden en gestreefd naar een integratie van de verschillende landschappelijke entiteiten. De locatie van dijken en aanwezigheid van slikken en schorren wordt waar mogelijk behouden. Een landschappelijk en landschapsecologisch verantwoorde inrichting en de toepassing van een landschapsecologische beheer zorgen ervoor dat de impact op landschapsvisueel vlak wordt beperkt en dat op bepaalde plaatsen door toepassing van concrete maatregelen op vlak van landschapsbouw meerwaarden kunnen worden gecreerd. Het algemeen belang dat de definitieve aanduiding van Zennegat en Battenbroek te Mechelen, Rumst en Willebroek verantwoordt, wordt door het gezamenlijk voorkomen en de onderlinge samenhang van een aantal intrinsieke landschappelijke waarden gemotiveerd. In onderstaande tabel worden de natuurwetenschappelijke, historische, esthetische en ruimtelijk-structurerende waarden die aan de grondslag liggen van de aanduiding als ankerplaats afgetoetst ten aanzien van de inrichting van de overstromingsgebieden.
Toetsing van de inrichting van de overstromingsgebieden aan de waarden zoals beschreven in de aanduiding als ankerplaats
Aftoetsing t.a.v. de waarden die tot de aanduiding als ankerplaats aanleiding gegeven hebben Natuurwetenschappelijke waarde Relatief vlak relif met beperkte niveauverschillen. Enkel de donken van Heindonk en Hooiendonk liggen zichtbaar hoger in het rivierenlandschap. De inrichting van de overstromingsgebieden gaat gepaard met graafwerkzaamheden die microrelifsverschillen kunnen vervagen. De macrorelifsstructuur van het gebied blijft evenwel behouden (geen afgraving van donken). In de GGG gebieden kan ten gevolge van estuariene werking een geleidelijke uniformisering van bodemtypen optreden. Diversiteit aan bodemtypen in GGG-gebieden ingevolge relifverschillen, waardoor een ander overstromingsregime geldt en er zich andere vegetaties ontwikkelen, wordt evenwel nagestreefd bij de inrichting van de gebieden. Diversiteit in Heindonk-Tien Vierendelen blijft behouden. Het toekomstige landschap kan als rivierenlandschap gekenmerkt blijven. Creatie van estuariene natuur draagt bij tot vegetatiekundige verscheidenheid.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 59/67
Waarden zoals beschreven in de aanduiding als ankerplaats belangrijk broed-, voedsel- en foerageergebied voor talrijke vogelsoorten. Conclusie
Toetsing van de inrichting van de overstromingsgebieden aan de waarden zoals beschreven in de aanduiding als ankerplaats Belang van het gebied voor de soortendiversiteit neemt na realisatie van de overstromingsgebieden nog toe.
De natuurwetenschappelijke waarde van de ankerplaats staat buiten kijf. Het kleinschalige rivierlandschap dat wordt gekarakteriseerd door een opvallende vegetatiekundige verscheidenheid met hooi- en graasweiden, broekbossen, loofbossen en heel wat kleine landschapselementen neemt met de ontwikkeling van slik, schor en kreken- en geulenpatronen in diversiteit toe. Hierdoor neemt ook de biodiversiteit en het belang als broed-, voedsel- en foerageergebied voor talrijke vogelsoorten verder toe.
Historische waarde Perceelstructuur is doorheen de geschiedenis relatief stabiel gebleven. Hoge historische waarde door het voorkomen van kasteeldomeinen (Battenbroek en Tibur). Perceelsstructuur in toekomstige GGG-gebieden zal vervagen. Doch, kreekaanzetten volgen het bestaande grachtenpatroon. Kasteeldomein Tibur ligt buiten Sigmagebied. Interferentie van de inrichtingswerken met kasteeldomein Battenbroek is reel. Aangepast dijkontwerp zorgt evenwel voor zoveel mogelijk vrijwaring van het kasteeldomein. Uitgekiend dijkontwerp vrijwaart de leesbaarheid van historische dijken. Historische dijken krijgen opnieuw een waterkerende functie, een nieuwe stap in de evolutie van het rivierenlandschap. Interferentie van de inrichtingswerken met de Polderhoeve is reel. Aanpassing van het dijktrac zorgt evenwel voor vrijwaring van het hoofdgebouw (met meeste historische waarde).
Conclusie De historische waarde, die o.a. weerspiegelt wordt in de perceelsstructuur en oude dijken, wordt door het Sigmaproject benadrukt door het integreren van oude dijkstructuren in het trac van de ringdijken en het behoud van de perceelsstructuur in Heindonk en het grootste deel van Battenbroek. De GGGwerking zal refereren naar het historisch getijdengeulen krekensysteem dat tussen de donken en rivierduinen in de komgronden voorkwam.
Esthetische waarde De esthetische waarde wordt hoofdzakelijk bepaald door de kleinschaligheid en de afwisseling in structuur. Talrijke KLEs, de kasteelparken en oude dijken dragen bij tot het schilderachtige karakter van het geheel. Van op de hoger gelegen rivierdijken van Zenne, Dijle en Nete zijn er weidse zichten op het rivierlandschap. Door de inrichting van de overstromingsgebieden wordt het landschap grootschaliger van aard, vooral in de GGG-gebieden. Structuurvariatie blijft evenwel grotendeels intact Bij de inrichting van de overstromingsgebieden wordt rekening gehouden met het behoud van KLEs (bv. wiel, Dijle-arm), kasteelparken (Battenbroek) en historische polderdijken. De huidige rivierdijken worden grotendeels omgevormd tot overloopdijk en als dusdanig samen met de nieuwe landinwaartse ringdijken mee betrokken in de toekomstige recreatieve ontsluiting
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 60/67
Toetsing van de inrichting van de overstromingsgebieden aan de waarden zoals beschreven in de aanduiding als ankerplaats van het gebied. Vanop ring- en overloopdijken blijven weidse zichten op het rivierlandschap bestaan.
Typische kleurschakering van groene weiden, grijsblauwe grachten en slootjes en donkergroene opgaande struwelen en populierenbossen springt in het oog.
Schakering in landschapselementen blijft bestaan. In de GGG-deelgebieden krijgen we slik, middelhoog schor, riet en hoog schor (wilgenbossen). In Heindonk-Tien Vierendelen blijven weiden, grachten en opgaande struwelen bestaan. De populierenbossen verdwijnen. Het Zennegat valt buiten de projectzone voor de inrichting van de overstromingsgebieden en blijft haar bakenfunctie behouden. De inrichting van de overstromingsgebieden heeft geen wijzigingen tot gevolg voor de bebouwde kern van Zennegat. De bouw van een ringdijk t.h.v. de karakteristieke steilrand langs het gebied Heindonk (overgang polder naar rivierduin), waardoor deze deels uit het zicht wordt getrokken, heeft een negatieve impact op de landschapsstructuur van het gebied. Vanop de ringdijken blijft de steilrand (ook van op afstand) echter zichtbaar.
Het gehucht Zennegat, aan de samenvloeiing van de drie rivieren en de Leuvense Vaart is als een baken in het landschap. Naast enkele verspreid liggende hoeven is het Zennegat de enige bebouwde kern in het open landschap. De steilrand in het westen van de ankerplaats is opvallend zichtbaar vanuit de lager gelegen poldergraslanden.
Conclusie Vanuit esthetisch oogpunt worden afwisseling, natuurlijkheid, landschappelijke samenhang en de aanwezigheid van water en groen in een landschap aantrekkelijk gevonden. Specifiek in het gebied speelt de aanwezigheid van de Dijle, Rupel/Nete, de dynamiek van het water en de weidsheid van het landschap vanaf de (toekomstige) dijkstructuren een belangrijke rol. Verschillende parameters zorgen er voor dat rivierpolders met riviergebonden natuurontwikkeling visueel aantrekkelijker worden aanschouwd dan rivierpolders in (gedeeltelijk) landbouwkundig gebruik. Voornamelijk de parameters begroeiing, afwisseling, het grootse en indrukwekkende landschap, de aanwezigheid van water in het landschap en de imposantheid van de rivier worden in de literatuur als bepalende indicatoren vermeld (Buijs, A. & Van Der Molen, D. 2004; Coeterier, J. 2000). Natuurgerichte inrichting van rivierpolders blijkt een invloed te hebben op de meeste van de indicatoren die de visuele aantrekkelijkheid van een landschap bepalen. Natuurontwikkeling leidt immers tot een afwisselend landschap waar de natuur en het water hun gang kunnen gaan. De aanwezigheid van water maakt het landschap grootser en indrukwekkender.
Ruimtelijk-structurerende waarde Deze ankerplaats is een rivierlandschap dat ontstaan is door de samenvloeiing van de Zenne, Dijle en Nete. Het toekomstige Sigmalandschap blijft een rivierlandschap, en wordt uitgebreid tot een overstromingslandschap, waarbij de samenvloeiingsstructuur van de rivieren de structurerende factor is voor de aanleg van overloop- en ringdijken. Deze rivieren blijven dominerende elementen in het landschap. De landinwaarts gelegen ringdijken worden nieuwe beeldbepalende dominerende elementen. De bouw van een ringdijk t.h.v. de karakteristieke steilrand langs het gebied Heindonk (overgang polder naar rivierduin), waardoor deze deels uit het
Deze 3 rivieren, de Leuvense Vaart, alsook het Zennegat zijn de dominerende elementen in het landschap. Opvallend is de overgang van polder naar rivierduin, met een intacte steilrand, ter hoogte van Heindonk in
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 61/67
Waarden zoals beschreven in de aanduiding als ankerplaats het westen van het gebied. Met Rumst in het noorden, Walem in het Oosten en Mechelen in het zuiden, betekent deze ankerplaats een mooi relict van open gebied, direct palend aan de verstedelijkte zone. Conclusie
Toetsing van de inrichting van de overstromingsgebieden aan de waarden zoals beschreven in de aanduiding als ankerplaats zicht wordt getrokken, heeft een negatieve impact op de landschapsstructuur van het gebied. GOGs zijn open landschap, waardoor de inrichting van de overstromingsgebieden als een bevestiging en vrijwaring van de openheid van het gebied wordt gezien.
Door het behouden van een nieuwe relictlaag aan het rivierlandschap wordt de ruimtelijkstructurerende waarde van het gebied, palend aan de verstedelijkte zone van Mechelen, niet in het gedrang gebracht. De inpassing van de dijkstructuren in het landschap en het herorinteren van de recreatieve infrastructuur naar het zuiden van het gebied aansluitend aan het bedrijventerrein MechelenNoord versterkt alleen maar de structurerende waarde van het gebied.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 62/67
De landschapskenmerken die typisch zijn voor de ankerplaats, met inbegrip van de ruimtelijke kenmerken die eigen zijn aan de landschappelijke waarden, zoals aangeduid in de beschrijving van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek, worden in onderstaande tabel eveneens afgetoetst ten aanzien van de inrichting van de overstromingsgebieden.
Toetsing van de inrichting van de overstromingsgebieden aan de landschapskenmerken zoals beschreven in de aanduiding als ankerplaats
1. Kasteel Tibur en de Netevallei Kasteel Tibur ten noorden van de Nete in de gemeente Rumst De Grote Nete Oude Nete-arm Wilgenstruwelen Historische dijkstructuren Broekbossen, moeras, ruigten en rietland 2. Battenbroek Polder van Battenbroek Blijft grotendeels bewaard, een gedeelte valt binnen het GGG Grote Vijver I en kan dus niet worden behouden als polder. De verdere opsplitsing van deze polder wordt als negatief gezien (reeds opsplitsing gebeurd door creren van de E19-plas). Worden in grote mate behouden, historische dijkstructuren worden waar mogelijk gevolgd bij de aanleg van de nieuwe dijken. Doch, er komen nieuwe dijkstructuren bij en het landschappelijk voorkomen en structuur zal wijzigen t.o.v. de huidige situatie. De recente populieraanplanten op de kapvlakte van Grote Vijver deel 1 zijn niet verenigbaar met de werking als GGG en zullen gekapt worden. Het betreft zeer jonge bomen. De plas blijft behouden en wordt gentegreerd in het rivierlandschap door invulling als GOG. Deze integratie wordt positief gewaardeerd. De overstromingsgebieden zijn open landschappen, zodat hier in principe enkel door de plaatsing van de dijken een scheiding komt tussen de open weilanden. De openheid van het landschap blijft evenwel grotendeels behouden. Om het kasteel te behouden wordt geopteerd voor een gentegreerde waterkering i.p.v. een ringdijk langs het kasteeldomein, wat positief wordt gewaardeerd. Wordt afgebroken op huidige locatie, en verplaatst naar een nieuwe locatie Geen wijziging Geen wijziging Geen wijziging Geen wijziging Geen wijziging Geen wijziging
Populieraanplantingen
E19-plas
Open weilanden
Kasteel Battenbroek
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 63/67
Toetsing van de inrichting van de overstromingsgebieden aan de landschapskenmerken zoals beschreven in de aanduiding als ankerplaats Blijft behouden, aandacht dient uit te gaan tijdens de werken, gezien de nabijheid van de nieuwe ringdijk t.h.v. de (fragiele) Polderhoeve Wordt afgebroken op huidige locatie, en verplaatst naar een nieuwe locatie Wordt afgebroken, dit wordt negatief beoordeeld.
Polderhoeve
Kapel ten Z-W van Polderhoeve Alleenstaande villa 3. Dijlevallei Oude Dijlearm (afgesloten meanders)
De oude Dijle-arm wordt aangegrepen als aanzet voor kreekontwikkeling, waardoor deze weer functioneel wordt betrokken bij de rivier. Dit wordt positief gewaardeerd. Het gehucht wordt gevrijwaard. De gelijkaardige landschappelijke structuur van het westelijk en oostelijk gedeelte t.o.v. de Leuvense Vaart wordt enigszins aangetast door de aanleg van het GGG Zennegat. Het jaagpad wordt gevrijwaard Binnen het gebied GGG Zennegat kunnen deze niet worden gevrijwaard. Binnen het gebied ten westen van de Leuvense Vaart wel. De kanaaldijk aan het GGG Zennegat blijft behouden, de nieuwe ringdijk wordt ertegenaan gebouwd. De ringdijk ter hoogte van de Hogeweg is nieuwe structuur in het landschap. De oude dijk langs de Oude Dijle-arm blijft bestaan. In het deelgebied Zennegat zal de populierenaanplant in het zuiden gevrijwaard kunnen worden omdat ze niet direct een gevaar zijn voor de in- en uitwateringssluizen gezien ze er zich vrij ver vanaf bevinden. Deze bomen zullen evenwel door verandering van ecologische omgeving bij inwerkingtreding van het GGG geleidelijk aan afsterven. De bomen die zich op de oude dijk bevinden zullen wel allemaal gerooid worden omdat ze een gevaar vormen voor het functioneren van het GGG. Geen wijziging (in GGG Zennegat niet als dusdanig aanwezig) Deze zullen meervoudig voorkomen door de ontwikkeling van estuariene natuur. Geen wijziging Geen wijziging
Gehucht Zennegat (aaneengesloten rijhuizen (= bouwkundig erfgoed) aan beide zijden van de Leuvense Vaart)
Historische dijkstructuren
Populieraanplantingen
Poelen en plassen Rietmoeras, ruigten en wilgenstruwelen Hooghuis, Hogeweg (voormalig Spaans fort) Zennegatsluis 4. Zennevallei Graasweiden Akkers
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 64/67
Toetsing van de inrichting van de overstromingsgebieden aan de landschapskenmerken zoals beschreven in de aanduiding als ankerplaats Geen wijziging Geen wijziging Geen wijziging Geen wijziging Geen wijziging
Populieraanplantingen Poelen Historische dijken en afwateringsgrachten Hooiendonkhoeve Paalschuur 5. Heindonk en Hooiendonk Donk van Heindonk en Hooiendonk
De donken blijven bestaan, wat positief wordt gewaardeerd. De plaatsing van de ringdijk (GOG Heindonk) t.h.v. een karakteristieke steilrand in het landschap wordt evenwel als negatief beoordeeld. Geen wijziging Kunnen grotendeels blijven bestaan Akkerbouw blijft mogelijk, binnen GOG Heindonk zal voornamelijk weiland aanwezig zijn. De Gentvliet wordt verlegd naar zijn oorspronkelijke bedding langs de oude dijk (GOG Heindonk). Andere afwateringsgrachten behouden hun functie. Geen wijziging, wel dichtbij de nieuwe ringdijk Geen wijziging, wel dichtbij de nieuwe ringdijk Geen wijziging, wel dichtbij de nieuwe ringdijk Geen wijziging Geen wijziging Geen wijziging
t Vossekot (hoeve) Hoeve, Kleine Bergenstraat 8 Schuur met woonstalhuis t Prinsenhof Parochiekerk Sint-Jan-Baptist en Sint-Amandus (dorpsplein Heindonk) Vrijstaande woning (dorpsplein Heindonk) Pastorie (dorpsplein Heindonk) 6. De grote rivieren: Zenne, Dijle en Nete Zenne Dijle
Geen wijziging aan de loop zelf Zal een meer markante loop hebben door de aanleg van overstromingsgebieden langs de Dijle. Gezien het rivierenlandschap als basis voor de aanduiding van de ankerplaats geldt, wordt deze uitbreiding positief gewaardeerd Door de aanleg van Grote Vijver deel 1 zal de overgang tussen Rupel-Nete-Dijle meer uitgesproken worden. Dit wordt positief gewaardeerd.
Nete
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 65/67
Conclusie
Het landschap van de cluster Dijlemonding wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van meerdere rivieren. De Dijle, Zenne, Beneden-Nete en Rupel vloeien hier samen. De rivieren maken deel uit van het aan getij onderhevige gedeelte van de Schelde, het Schelde-estuarium. Door de rivier- en tijwerking is de loop van de rivieren meerdere malen gewijzigd binnen een geologisch gezien korte periode. Deze rivierevolutie heeft duidelijke sporen getrokken in het confluentiegebied Zenne Dijle Beneden-Nete, zowel visueel als functioneel. Het landschap Zennegat en Battenbroek ligt volledig binnen dit valleigebied en is begrensd door hoger gelegen dekzandruggen. Na de Middeleeuwen is het rivierenlandschap langs Dijle, Nete en Zenne systematisch ingepolderd en ontgonnen. Mede door waterstaatkundige ingrepen, zoals indijkingen, werd de tijwerking gentensifieerd. Het normale getij kan zich niet meer verliezen in talloze kreken en polders, waardoor het vloedwater steeds dieper het land in stuwt en stroomopwaarts voor overstromingsgevaar zorgt. Doordat de bedijkte delen van de stroomweg geen regelmatige overstroming meer kennen, vindt er noch erosie, noch afzetting van vers sediment plaats. Ook de komgebieden worden niet meer door rivierwater en sediment bereikt. Het natuurlandschap maakte plaats voor een cultuurlandschap. Het door menselijk ingrijpen ontwikkelen van een estuarien riviersysteem met slikken en schorren in kader van het Sigmaplan, sluit aan bij de evolutie naar een getijdensysteem, evolutie waaraan het ganse Schelde-estuarium sinds de late Middeleeuwen in toenemende mate onderhevig is. Deze evolutie werd door menselijk ingrijpen (inpoldering, inperken kombergingsvermogen van de rivier) gentensifieerd, en wordt vandaag nog verder versneld door de zeespiegelstijging en de versterking van de getijdendynamiek. Door het voorzien van onder meer estuariene overstromingsgebieden sluit het Sigmaplan aan bij de natuurlijke evolutie van de Schelde naar een getijdenrivier. Het algemeen belang dat de definitieve aanduiding tot ankerplaats van Zennegat en Battenbroek te Mechelen, Rumst en Willebroek verantwoordt, wordt door het gezamenlijk voorkomen en de onderlinge samenhang van een aantal intrinsieke landschappelijke waarden gemotiveerd, zoals natuurwetenschappelijke waarde, historische waarde, esthetische waarde en ruimtelijk-structurerende waarde. Geen van deze waarden wordt door het Sigmaproject in die mate verstoord dat het een aanduiding tot erfgoedlandschap in de weg zou staan, in tegendeel. Het aanleggen van overstromingsgebieden in kader van het Sigmaplan en daarmee terug ruimte maken voor de rivieren zorgt ervoor dat de natuurlijke ontwikkeling van het gebied terug als een laag aan het oppervlak verschijnt. Het polderlandschap blijft als relictlaag herkenbaar binnen dit natuurlandschap.
Uit bovenstaande toetsing kan, in navolging van art. 29 van het landschapsdecreet, besloten worden dat bij de inrichting van overstromingsgebieden i.k.v. het Sigmaplan: het erfgoedlandschap niet vernietigd wordt en geen betekenisvolle schade wordt veroorzaakt aan de waarden en de typische landschapskenmerken ervan; vermijdbare schade aan typische landschapskenmerken voorkomen wordt; schadebeperkende en herstelmaatregelen genomen worden.
De landschappelijke waarden van het gebied Zennegat en Battenbroek die geleid hebben tot aanduiding als erfgoedlandschap zijn verenigbaar met de activiteiten uitgevoerd in kader van het Sigmaplan.
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 66/67
Referenties
Literatuur Antrop, M., 2007. Perspectieven op het Landschap. Academia Press, Gent. CIW, 2004. Analyses Schelde: Hoofdstuk 1 Beschrijving stroomgebiedsdistrict. Artikel 60 rapport (Artikel 5 KRLW) SGD Schelde. Resource Analysis, Belgroma, Soresma en IMDC, 2003. Integrale afweging voor de actualisatie van het Sigmaplan. Deelopdracht 2: Identificatie en afweging van overstromingsgebieden. Eindrapport. Juni 2003. Waterwegen en Zeekanaal, 2008. Cluster Dijlemonding: eindrapport inrichtingsplannen. THV Sigma Dijle (Grontmij, Soresma, IMDC) Provinciaal Natuurontwikkelingsplan Antwerpen Archeologisch onderzoek uitgevoerd door de archeologische dienst van Mechelen n.a.v. de voorlopige aanduiding van de ankerplaats Zennegat en Battenbroek Kaarten inventarisatie Landschapsatlas van Vlaanderen (2001) Landschapskenmerkenkaart (2002) Digitale provinciale landschapskaart van Antwerpen (2009) (www.provant.be/landschapskaart) Kaarten historisch Graaf de Ferrariskaart (1775) Vandermaelenkaart (1858) Militaire kaart (1936) Topografische kaarten (1965, 1986, 2001) Topografische opmetingsplannen van de polders (1978) Orthofotos (1980, 2001)
SOR/125614168_landschapstoets_rev03
pagina 67/67