Você está na página 1de 60

Hoofdstuk 1 Moleculaire stoffen THEORIE Niet metaalNiet metaal

Materie
Alle stof(fen) die wij om ons heen zien is sterrenstof. In het heelal is uit energie waterstofgas ontstaan. Vanuit het waterstofgas is alle andere materie(stof) ontstaan. Waterstofgas is het gas dat in de waterstofballon zit.
2

Deze waterstof vormt grote waterstofwolken in het heelal Waterstofgas is opgebouwd uit het element waterstof en is een moleculaire stof

Bouw van de materie


Een zuivere stof bestaat uit een groot aantal identieke bouwstenen. Deze bouwstenen worden moleculen genoemd. Een molecuul is de kleinste bouwsteen van een stof dat nog de eigenschappen van die stof bezit

Zuivere stoffen
Scheikundigen bedoelen met een zuivere stof 1 stof Als we dus spreken over water, bedoelen we zuiver water, dus 1 stof. Dit is iets anders dan drinkwater of zuiver bronwater : zijn meerdere stoffen mineralen+water+andere stoffen
5

Stoffenmoleculen
Om te kunnen verklaren dat stoffen bepaalde stofeigenschappen hebben gebruiken we een modelvoorstelling De molecuultheorie: stoffen bestaan uit een heleboel super kleine deeltjes van dezelfde soort

Deze deeltjes noemen we moleculen


Definitie: Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof dat nog de eigenschappen heeft 6 van die stof

Uitleg moleculen
Opgebouwd uit atomen Verschillende atomen (verbinding) ontleedbaar Dezelfde atomen (element) nietontleedbaar Aantal atomen zeer belangrijk Index en cofficint

Onderdeel 1: Molecuulformules

Molecuul modellen
Staafmodel CH4
overzichtelijk niet werkelijkheid

Skeletmodel CH4
overzichtelijk niet werkelijkheid

Compactmodel CH4
werkelijkheid
8

Structuurformule/molecuulformule
Molecuulformule
H2O
Opmerking: let erop dat de getallen kleiner zijn dan de Hoofdletters en dat ze onderaan staan

Structuurformule

FOUT is: H2O of H2O

CH4

Kleur atoommodel
Tabel: kleur van model per atoomsoort Atoommodel Kleur
Wit Zwart Rood Geel Groen

Naam atoomsoort
Waterstof Koolstof Zuurstof Zwavel Chloor H C O S Cl
10

Covalente binding/atoombinding
Elementen Co-valentie = aantal bindingen dat een atoom moet hebben 1 2 3 4

H , F, I, Cl , Br O N C

Uitzondering

2, 4, 6

11

Moleculen bouwen
Met de voorgaande tabel kun je moleculen bouwen Indien een atoom covalentie 4 heeft heeft hij 4 bindingen, voorbeeld C atoom Zuurstof heeft covalentie 2, 2 bindingen

12

Koolstofdioxide
Drie Koolstofdioxide-moleculen
1. Verbinding zuurstof en waterstof 2. CO2 (g) (molecuulformule) 3. n atoom koolstof en twee atomen zuurstof

cofficint

Onderdeel 1: Molecuulformules

3 CO2

Index 13

Watermoleculen
Vier Water moleculen Compact model Verbinding waterstof en zuurstof atomen H2O (l) (molecuulformule) Twee atomen waterstof en n atoom zuurstof

cofficient

Onderdeel 1: Molecuulformules

4 H2O

Geen index

Index 14

Molecuul methaan
3. Een molecuul methaan (hoofdbestanddeel aardgas)
1. Verbinding van koolstof en waterstof 2. CH4(g) (molecuulformule) 3. n atoom koolstof en 4 atomen waterstof

Cofficient=1

Onderdeel 1: Molecuulformules

CH4

Index 15

Molecuul Ethaan
C2H6 = molecuulformule
Bestaat uit 2 C-atomen en 6 H-atomen
Skeletmodel Ethaan Structuurformule Ethaan

16

Etheen
Molecuulformule etheen C2H4(g)
3 moleculen etheen Skeletmodel

17

Ethanol moleculen
Ethanol:Verbinding van Waterstof (witte bolletjes) Koolstof (zwarte bolletjes) Zuurstof (rode bolletjes)

4 C2H5OH (l)
18

A Ontleedbare stoffen
Moleculen (verbindingen) die bestaan uit 2 of meer atoomsoorten Voorbeelden
Water (H2O) Alcohol (C2H5OH) Koolstofdioxide (CO2) Methaan (CH4)
19

Enkele ontleedbare stoffen molecuulformules+naam

Formule

Naam
Methaan
Ethaan

Formule Naam

CH4
C2H6

H2SO4
H3PO4

zwavelzuur
fosforzuur

C2H4
NH3 CO (g) CO2 (g) NO2 (g) C2H5OH(l)

Etheen
Ammoniak Koolstofmonooxide Koolstofdioxide Stikstofdioxide Ethanol

HNO3
HCl (g) HCl (aq) SO2 (g) H2O C18H36O2

salpeterzuur
Waterstofchloride Zoutzuur zwaveldioxide Water Kaarsvet

C6H12O6 (s)

Glucose

H2O2

waterstofperoxide
20

Leer deze uit je hoofd! Leren van

B Niet ontleedbare stoffen (elementen) Bestaan uit 1 atoomsoort (enkel)


Vb Fe = ijzer Au=goud Al = aluminium Vb Edelgassen o.a. He= helium Ar=argon

Alle elementen uit het periodiek systeem behoren hiertoe

Bestaan uit 1 atoomsoort maar dan dubbel

Alle stoffen in het rijtje van Fientje


F2, CL2,zie tabel volgende dia O3=ozon ; P4=fosfor molecuul ; S8 = zwavelmolecuul

21

Naam Aluminium

Elementen metalen Symbool Naam Al Magnesium

Symbool Mg

Barium
Calcium Chroom Goud

Ba
Ca Cr Au

Mangaan
Natrium Nikkel Platina

Mn
Na Ni Pt

Kalium
Kobalt Koper Kwik ijzer Zink Cadmium Lood

K
Co Cu Hg Fe Zn Cd Pb

Radium
Tin Titaan Uraan Zilver

Ra
Sn Ti U Ag

Leer deze uit je hoofd!!!


22

Wolfraam

Elementen Niet metalen

Naam
Argon Broom Chloor Fluor Fosfor Helium Radon Xenon Jood

Symbool
Ar Br Cl F P He Rn Xe I

Naam
Koolstof Neon Silicium Stikstof Waterstof Zuurstof Krypton Zwavel

Symbool
C Ne Si N H O Kr S
23

Leer deze uit je hoofd!!!

Elementen met dubbele atomen Rijtje van Fientje element


Fluor(g)

Molecuulformule F2 Fientje

Chloor(g)
Broom(g) Jood(g) Zuurstof(g) Waterstof(g) Stikstof(g)

Cl2
Br2 I2 O2 H2 N2

Cliederde
Bruine Inkt Op Haar Neus
24

INDELING STOFFEN
De meeste stoffen worden ingedeeld in n van onderstaande groepen: I Moleculaire stoffen II Zouten III Zuren IV Metalen V Koolwaterstoffen

25

Niet metaal-Niet metaal


Moleculen bestaan uit atomen. Een molecuul is een groep niet-metaalatomen die bij elkaar horen. Moleculen zijn ongeladen deeltjes Daardoor kunnen ze geen elektriciteit geleiden Moleculen vormen samen stoffen; Iedere stof bestaat uit zijn eigen molecuul soort. De moleculen van een soort zijn aan elkaar gelijk en dus identiek.
26

Moleculaire stoffen
Atomen hetzelfde element Atomen verschillend verbinding

27

Eigenschappen moleculaire stoffen


Moleculaire stoffen geleiden geen elektrische stroom. Dat komt omdat ze uit ongeladen deeltjes bestaan. Ongeladen deeltjes kunnen geen stroom geleiden

28

Naamgeving Moleculaire stoffen


Het aantal atomen ( de index) bepaalt de naamgeving van moleculaire stoffen. Die indexen geven we aan met voorvoegsels Deze voorvoegsels staan op de volgende dia

29

Voorvoegsels in namen van moleculaire stoffen


Index
1 2

Voorvoegsel
mono di

Index
5 6

Voorvoegsel
tetra hexa

3
4 5

tri
tetra penta

7
8 9

hepta
octa nona
30

Leer deze uit je hoofd!!!

Naamgeving moleculaire stoffen


Formule H F Cl Br I C Naam hydride fluoride chloride bromide jodide carbide Covalentie Formule 1 1 1 1 1 4 O S P N As Sb Naam oxide sulfide fosfide nitride arsenide Covalentie 2 2 3 3 3

antimonide 3

Si

silicide

4
31

Naamgeving voorbeeld 1
Systematische naam H2O2
Index H-atoom: 2 di Index O-atoom: 2 di De naam wordt dan diwaterstofdioxide

32

Naamgeving voorbeeld 2
Systematische naam P2O5
Index P-atoom: 2 di Index O-atoom: 5 penta De naam wordt dan difosforpentaoxide

33

Naamgeving voorbeeld 2
As2O3 As = niet-metaal O = niet-metaal Index As = 2 di Index O = 3 tri Naam: diarseentrioxide

34

Voorbeelden naamgeving links rechts en rechts links kennen


Systematische naam Molecuulform ule
H2O NO3 HCl P2O5 SO2 SiI4

Systematische naam

Molecuulformule

Diwaterstofmonooxide Monostikstoftrioxide Waterstofchloride Difosforpentaoxide Monozwaveldioxide Mono siliciumtetrajodide

Monozwaveltrioxide Dichloorpentaoxide Monofosfortrijodide Dibroomtrioxide Diarseentrioxide Monofosforpentachlori de

SO3 P2O5 PI3 Br2O3 As2O3 PCl5

Monokoolstofdioxide

CO2

Dichloormonooxide

Cl2O
35

Voorbeelden naamgeving links rechts en rechts links kennen


Systematische naam Molecuulform Systematische ule naam As2O5 N2O5 PI3 Molecuulformule

Diarseenpentaoxide Distikstofpentaoxide Monofosfortrijodide

Monosiliciumtetrachloride
Tetrafosforhexaoxide Diwaterstofsulfide Monozwaveltetrafluoride

SiCl4
P4O6 H2S SF4
36

Elementen(atoomsoorten)
Moleculen zijn weer opgebouwd uit basisgrondstoffenelementen Op dit moment zijn er ongeveer 110 elementen(atoomsoorten) bekend. Enkele bekende elementen zijn ijzer, aluminium, zilver, goud,lood,zuurstof, stikstof, waterstof. De elementen staan gerangschikt in het periodiek systeem der elementen
37

Hydrofiel
Lossen alle moleculaire stoffen op in water? Moleculaire stoffen die goed oplossen in water noemen we hydrofiel. Hydrofiel = waterlievend

38

Hydrofiel
Het blijkt dat het type atoombindingen of groepen die in een molecuul zitten invloed hebben of de stof oplost in water.

Als een stof veel O-H en N-H atoombindingen (groepen) bevat lost de stof goed op in water. Deze bindingen zijn hydrofiel.

39

Hydrofiel
Glycerol is hydrofiel omdat het veel O-H atoombindingen bevat

Ethanol is hydrofiel door de dominante O-H groep

40

Hydrofoob
Als een stof voornamelijk C-C en C-H atoombindingen bevat lost de stof niet goed op in water. Deze atoombindingen zijn hydrofoob. Pentaan is een hydrofobe stof

41

Hydrofoob
Octanol is ook een hydrofobe stof omdat er veel C-C en C-H atoombindingen inzitten De invloed van de hydrofiele O-H groep is hier klein!

42

Oplosbaarheid
De oplosbaarheid van een stof geeft aan hoeveel gram stof maximaal kan oplossen in 100 gram water. (soms ook 1000 gram water)

De oplosbaarheid van een stof is temperatuur afhankelijk! Oplosbaarheid is een stofeigenschap

43

Onverzadigd/Verzadigd
Bij elke temperatuur kan slechts een bepaalde hoeveelheid van een stof oplossen in 100 gram water. Voeg je minder dan deze hoeveelheid toe dan is de oplossing onverzadigd. Er kan nog wat bij!

Doe je precies deze hoeveelheid in 100 gram water dan is de oplossing verzadigd! Een oplossing is verzadigd indien er niet nog meer stof ik kan oplossen!

44

Oplosbaarheid van zout en suiker


.
De meeste vaste stoffen lossen beter op in water naarmate de temperatuur van water stijgt!

Solubility= oplosbaarheid Solute = opgeloste stof (suiker, zout) Dissolved = opgelost

45

Oplosbaarheid creatine in water


Creatine wordt door sporters gebuikt om hun prestaties te verbeteren Voorbeeld Opgave Jan doet 20 gram creatine in 100 gram water van 20C. a) Lees uit het diagram af of Jan een verzadigde of onverzadigde oplossing heeft! b) Dan verwarmt hij het bekerglas tot 50C. Wat neemt hij waar? c) Is zijn oplossing bij 50C verzadigd of onverzadigd? Antwoord a) Het punt van 20 gram bij 20C bevind zich in het gebied van de verzadigde oplossing. b) In de beginsituatie bevind zich creatine op de bodem! Deze zal gaan oplossen indien de temperatuur verhoogd wordt. c) Onverzadigd , want er kan nog meer creatine oplossen bij 50C.
46

Oplosbaarheid creatine per 100 gram water

Verzadigde oplossing

Onverzadigde oplossing

Oplosbaarheid
Oplosbaarheid van gassen, bij gassen daalt de oplosbaarheid bij temperatuurstijging!

Indien het water te warm is kan er minder zuurstof in oplossen en zullen de visjes sterven door zuurstofgebrek!
47

Oplossnelheid
De oplossnelheid geeft aan hoe snel een stof oplost in bijvoorbeeld 100 gram water.
De oplossnelheid is groter indien de verdelingsgraad van de stof groter is. Bijvoorbeeld indien je een stof eerst fijngemalen hebt De oplosbaarheid is groter indien de temperatuur hoger is!

48

MENGSELS
1: Oplossing
Vaste deeltjes die oplossen in een vloeistof Gassen die oplossen in een vloeistof Vloeistof die oplost in een andere vloeistof

3: Emulsie
Mengsels van olie/vet in water Emulgator zorgt ervoor dat de oliedruppels en waterdruppels bij elkaar blijven

2: Suspensie
Vaste deeltjes in een oplosmiddel

troebel

Ondoorzichtig, kunt er niet doorheen kijken

helder, niet wit Voorbeeld:


-Zand in water

Voorbeeld:
- Mayonaise -Halvarine
Water

Voorbeeld:
- Zout in water

-Modderbad - Verf

Ontmengen

Vet 49

- Suiker in water

Schoolbanktv
http://beeldbank.schooltv.nl/hi/index.jsp?p ovo=vo

50

Oplossing Oplossing
Een oplossing is een mengsel van een opgeloste stof in een oplosmiddel Oplossing is een mengsel van hydrofiele stoffen of van hydrofobe stoffen

Voorbeeld: keukenzout in water Keukenzout is de opgeloste stof Water is het oplosmiddel Bier is een mengsel van alcohol en water

51

Suspensie
Een suspensie ontstaat indien een vaste stof niet oplost in een vloeistof Kleine deeltjes van de vaste stof zweven in de vloeistof Voorbeeld Modderbad Verf
52

Emulsies(hydrofoob+hydrofiel) Emulsie
Een emulsie is een mengsel van olie in water, of van water in olie De oliedruppeltjes zweven in het water De waterdruppeltjes zweven in de olie Een emulsie is altijd troebel/ondoorzichtig
Voorbeeld Mayonaise Handcrme Roomijs

53

Periodiek systeem der elementen

54

In het periodiek systeem zijn de elementen gerangschikt. Hiervoor worden afkortingen gebruikt. Fe = ijzer Al = aluminium Au = goud N = stikstof H = waterstof

55

Schoolbanktv
http://beeldbank.schooltv.nl/hi/index.jsp?p ovo=vo

56

Schoolbanktv
http://beeldbank.schooltv.nl/hi/index.jsp?p ovo=vo

57

Schoolbanktv
http://beeldbank.schooltv.nl/hi/index.jsp?p ovo=vo

58

Aggregatietoestand (fase)
Een stof kan voorkomen in verschillende fasen.

Vast (s) Solid Grote dichtheid

Vloeibaar (l) Liquid

Gas (g) Kleinste dichtheid

Kleinere dichtheid
59

Fasen
Fasen
Vast (s) Vloeibaar (l) Gasvormig (g) Opgelost (aq) (s) = solid (l) = liquid (g) = gas (aq)= opgelost in water

60

Você também pode gostar