50

FRASES DO DIA A DIA

DAGELIJKSE ZINNEN

Mark de Jong - @aulasdeholandes

 BÁSICOI

1. Hoe gaat het? Como você está?

2. Lang geleden! Faz tempo que não te vejo!

3. Komt goed Vai dar tudo certo

4. Ik weet het niet Eu não sei

5. Wacht even Perai

6. Helemaal te gek! Muito bacana!

7. Zullen we gaan? Vamos?

8. Hoe laat is het? Que horas são?

9. Het is zondag É domingo

10. Even kijken Vou dar uma olhadinha

11. Ik hou van je Eu te amo

12. Waar is de supermarkt? Onde está o supermercado?

13. Ik ben moe Estou cansado

14. In ieder geval bedankt! Obrigado de qualquer forma!

15. Ik heb geen idee Eu não faço ideia

16. Ik zie je snel! Te vejo em breve!

17. Het was gezellig! Foi bacana / legal / divertido /

aconchegante!
 INTERMEDIÁRIOI

18. Ik mag niet klagen! Não tenho do que reclamar!

19. Wil je iets drinken? Você quer tomar alguma coisa?

20. Kan ik je helpen? Posso te ajudar?

21. Kunt u iets langzamer spreken? Você poderia falar um pouquinho mais
devagar?

22. Hoe gaat het met je zus? Como está sua irmã?

23. Dat is het niet waard Não vale a pena

24. Wat is er gebeurd? O que aconteceu?

25. Zullen we naar het strand gaan? Vamos pra praia?

26. Ik ben jarig Estou ‘aniversariando’

27. Wanneer zie ik je weer? Quando te vejo de novo?

28. Hebben jullie lekker gegeten? Vocês comeram bem?

29. Ik heb zin om naar het park te gaan Estou afim de ir ao parque

30. Ga je mee? Você quer ir comigo?

31. Waar ga je naar toe? Pra onde você vai?

32. Wat bedoel je? O que você queria dizer?

33. Ik ben tevreden Estou satisfeito

34. Ik ben geslaagd! Eu passei! (na prova)

 AVANÇADOI

35. Ik stond ervan te kijken dat... Fiquei surpresa que...

36. Er is niets aan de hand Não aconteceu nada

37. Schiet eens op! Se apresse!

38. Ik ben aan vakantie toe Estou precisando de férias

39. Bij voorbaat dank Agradeço desde já

40. Veel plezier vandaag! Divertem se hoje!

41. Doe mij maar een biertje Eu quero uma cerveja

42. Ik ben er helemaal klaar mee Estou farto disso

43. Ga zo door! Continue assim!

44. Je hebt me overtuigd Você me convenceu

45. Ik ga even bij mijn moeder langs Vou passar na casa da minha mãe

46. Geen twijfel mogelijk Nem um pingo de dúvida

47. Ik moet beter mijn best doen Preciso me esforçar mais

48. Dat meen je niet… Você está brincando…

49. Dat lijkt me sterk! Me parece difícil acreditar!

50. Het is de hoogste tijd Já está na hora